Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 juni 2003 over technologie en innovatie.

De voorzitter:

Na overleg met het kabinet en degene die het VAO heeft aangevraagd, is overeengekomen de minister van Economische Zaken toe te staan, een buitenlandse verplichting in Brussel niet te onderbreken voor deze verplichting in deze Kamer, waartoe hij uiteraard bereid was. De staatssecretaris van Economische Zaken is bereid, in plaats van de minister van Economische Zaken, dit VAO-debatje met de Kamer te voeren.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Veel mensen hebben mij ontraden mijn eerste speech te houden tijdens een debat over een VAO.

De voorzitter:

Als u dat niet gezegd had, was het niet opgevallen dat ik niet heb gezegd dat het uw maidenspeech is. Misschien krijgt u nu twee keer bloemen. Die kans wil ik u niet ontnemen. Mijn lijn is, zeker zo'n laatste dag voor het reces, een heel korte bijdrage bij een debat over een verslag van een algemeen overleg niet als maidenspeech op te vatten. Ik zou het zeer op prijs stellen als alle leden van de fractie van de Partij van de Arbeid aanwezig bleven en als straks bloemen overhandigd worden. Dat kan daarna nog een keer.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik vond het al mooi dat ik een tweede kans kreeg. Dat leek mij uniek. Misschien is het wel de beste start die je kunt maken in deze zaal, omdat je gedwongen wordt je te beperken tot de hoofdlijnen van het beleid. Je kunt je geen betere start wensen in deze tijd van vernieuwing, ook in dit huis. Je hebt weliswaar geen tijd, er echt iets bijzonders van te maken.

In het algemeen overleg over technologie en innovatie heeft de Kamer gesproken met de ministers van Economische Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over kenniseconomie, technologie, innovatie, onderzoek, kortom over belangrijke prioriteiten van dit kabinet. De ministers spraken hierover naar eigen zeggen met twee stemmen, maar wel uit een mond. Die ene mond kon of wilde mij almaar niet zeggen wie nu de minister is van kenniseconomie. Daarvoor waren de twee stemmen blijkbaar nog onvoldoende op elkaar afgestemd. Dat is zorgelijk.

Als het in Nederland ergens aan ontbreekt, is het aan synergie in het onderwijs, vooral het wetenschaps- en innovatiebeleid. Zolang er niemand verantwoordelijk is voor de totstandkoming van die synergie moet deze ontstaan uit de chemie tussen de ministeries. Ik ben erg bang dat de ministers na maandenlang spreken over afstemming in het beleid tot de conclusie komen dat het niet lukt, omdat de chemie ontbreekt. Zoals u weet, hebben wij daar zelf ook niet zulke goede ervaringen mee.

Het is uitermate vervelend voor de Kamer dat het kabinet niet kan aangeven wie de Kamer kan aanspreken op de totstandkoming van samenhang in het beleid. Ik vraag de regering daarover duidelijkheid te geven. Uiteindelijk is de verdeling van de portefeuilles een zaak voor het kabinet. Wij beperken ons tot het beleid. De minister van Economische Zaken sprak natuurlijk over de goede intenties die hij en zijn collega hebben, maar hij zei ook dat wij hem niet op de intenties, maar op de resultaten moeten aanspreken en afrekenen.

Nu kom ik tot het eerste resultaat dat ik van de regering wil vragen wat de uitvoering van de Lissabonstrategie betreft. Dat is een samenhangend beleid inzake innovatie en wetenschappelijk onderzoek. In het algemeen overleg hield de minister die boot helaas af. Om dat nu toch te bewerkstelligen dien ik graag de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een succesvolle uitvoering van de Lissabonstrategie gebaat is bij samenhang tussen het innovatie- en het wetenschapsbeleid;

overwegende dat de regering heeft aangekondigd dit najaar de innovatienota en het wetenschapsbudget aan de Kamer aan te bieden;

verzoekt de regering, niet deze twee afzonderlijke nota's, maar nog dit jaar één nota voor een samenhangend innovatie- en wetenschapsbeleid aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(28699 XIII).

Ik constateer dat er geen andere leden zijn die een motie willen indienen. Het zou onlogisch zijn om nu te schorsen, dus dat doe ik niet. Ik wacht wel even voordat ik de staatssecretaris het woord geef, totdat zij een kopie van de motie heeft. Wat u in die halve minuut doet, is natuurlijk aan u.

Ik merk nog op dat de staatssecretaris van Economische Zaken zo vriendelijk is om de minister van Economische Zaken hier te vervangen en dat zij dat op een vrij laat moment heeft doorgekregen.

Staatssecretaris Van Gennip:

Voorzitter. Ik spreek hier namens de minister van Economische Zaken, die in Brussel verkeert. De minister van OCW zit momenteel in het vliegtuig. Ik neem even waar.

Als staatssecretaris van Economische Zaken ben ik onder andere verantwoordelijk voor het ondernemerschap. Innovatie is een onderdeel van het ondernemerschap. Kennis en technologie, commercialiseren en op de markt brengen, dat is de link die er moet zijn tussen innovatie en ondernemerschap. Dan maken wij ook werkelijk gebruik van al die goede ideeën die wij hebben. Dan zorgen innovatie en kennis voor economische groei. Daarnaast draag ik verantwoordelijkheid voor de technostarters, die hier veel mee te maken hebben, en het intellectueel eigendom, wat een drijfveer kan zijn voor technostarters en dus voor economische groei.

Op Economische Zaken proberen wij voorwaarden te creëren voor duurzame economische groei, met name op technologie- en innovatiegebied. Dat zijn dan ook peilers van ons beleid. Gezamenlijk met OCW hebben wij een aantal kernproblemen gevonden. Die noem ik kort. Er is op dit moment een te geringe omvang van de R&D van bedrijven in Nederland en sommige grote bedrijven verplaatsen hun R&D naar het buitenland. Dat is vooral het geval op het gebied van sleuteltechnologieën.

Daarnaast vertalen bedrijven kennis veel te weinig in nieuwe producten, productieprocessen en bedrijvigheid. Ik heb zojuist de prijzen voor New venture uitgereikt. Ik ben daar gebeld om hier waar te nemen. Daar is te zien hoe de koppeling kan werken.

Er is op dit moment een aanzienlijk tekort aan het groeien van het aantal sleutelgroepen van kenniswerken dat in verschillende sectoren nodig is voor innovatie en voor efficiënt werken. Daarbij springt vooral het tekort aan bèta's en technici in het oog. In de kennisinfrastructuur is te weinig sprake van een concentratie op onderzoeksterreinen en op lokaties die een aanzuigende en stimulerende werking hebben op innoverende bedrijven bij met name de sleuteltechnologieën. Er wordt te weinig proactief samen gezocht door universiteiten, universitaire onderzoeksgroepen en bedrijven naar samenwerking.

Al met al is het een kleine greep van de uitdagingen waarvoor het kabinet staat. Er zijn er meer dan genoeg. Het moge duidelijk zijn dat kenniseconomie en innovatie speerpunten van ons zijn. Ik ben dan ook bijzonder blij met de aandacht die dit onderwerp van de Kamer krijgt. Een geïntegreerde visie is ook het uitgangspunt van het kabinetsbeleid. Dat wij streven naar integratie komt ook tot uitdrukking in de centrale rol die de minister-president bij het innovatieplatform krijgt.

Men vraagt mij naar een oordeel over de motie. Men kan uit mijn woorden horen dat ik positief sta tegenover het idee van synergie. Het spreekt voor zich dat er een synergie moet zijn tussen wetenschapsbeleid en technologiebeleid. Ik kom uit het bedrijfsleven, waar samenwerking een van de succesfactoren is bij het bereiken van dit soort zaken. Ik kan mij persoonlijk goed vinden in het streven naar ontkokering.

Aangezien het hier om de ministeriële bevoegdheid van twee ministers gaat, waarvan de minister van OCW niet aanwezig is, kan ik op dit moment alleen namens EZ spreken. Ik moet deze motie meenemen naar het kabinet. Dat is de procedure. Ik zal ervoor zorgen dat de motie serieus wordt genomen. Ik vind de inhoud zinvol. Ik zorg ervoor dat onderzocht wordt wat mogelijk is. Ik wijs erop dat de praktische uitvoering die de heer Van Dam heeft gekozen voor zijn goede idee waarschijnlijk niet haalbaar zal zijn. Dat is lastig. Het zijn twee geheel verschillende dingen. Ik omarm de gedachte van de motie.

De voorzitter:

De staatssecretaris neemt de motie mee naar het kabinet voor nader beraad indien de motie wordt aangenomen.

De heer Van Dam (PvdA):

Daarvoor hebt u vast wel zo'n bakje staan.

De staatssecretaris zegt positief te staan tegenover het idee enzovoort, maar in de motie staat de vraag om één nota voor een samenhangend innovatie- en wetenschapsbeleid. Ik heb haar niet horen zeggen dat zij de Kamer het aanvaarden van de motie aanraadt of ontraadt. Daarover krijg ik graag helderheid.

Staatssecretaris Van Gennip:

In uw motie staat dat u wilt dat de Kamer één nota voor een samenhangend innovatie- en wetenschapsbeleid wordt aangeboden. Dat is de praktische uitvoering van de geest van samenwerking en synergie. Ik heb al gezegd dat ik deze motie naar het kabinet zal meenemen.

De heer Van Dam (PvdA):

De staatssecretaris ontraadt de aanvaarding van de motie dus niet?

Staatssecretaris Van Gennip:

Ik begrijp dat ik het oordeel over de motie aan de Kamer kan overlaten.

De voorzitter:

Het is duidelijk dat dit uw oordeel is.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de motie te stemmen aan het einde van de vergadering.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven