Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Instelling van een Onderzoeksraad voor veiligheid (Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid) (28634, R1727);

het wetsvoorstel Wijziging van enige wetten in verband met de instelling van de Onderzoeksraad voor veiligheid (28635).

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het debat van vanmorgen over de onafhankelijke positionering van de Onderzoeksraad voor veiligheid eindigde in een impasse. De minister heeft aanneming van een aantal amendementen die voorzien in een afslanking van de ministeriële interventiemogelijkheden sterk ontraden. En daar bleef het niet bij, de minister heeft aangegeven, het wetsvoorstel te zullen intrekken als deze amendementen toch worden aangenomen. Daarop achtte de Kamer het verstandig, de stemmingen over dit wetsvoorstel aan te houden. Dit geeft ruimte om te bezien of er niet toch een oplossing kan worden gevonden die zowel van de Kamer als van de regering steun zou kunnen krijgen. Het zou daarbij kunnen helpen om de Raad van State advies te vragen; juist omdat het in de kern om een principiële discussie gaat, kan het verhelderend zijn als de raad zijn licht daarover laat schijnen. Daarom dien ik een motie in, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering zwaarwegende bezwaren heeft geuit tegen een aantal ingediende amendementen die een beperking behelzen van de ministeriële interventiemogelijkheden zoals voorzien in de artikelen 34, 36, 43, 44, 51 en 52 van het wetsvoorstel;

overwegende dat hierbij de belangrijke vraag aan de orde is hoe in de wettelijke regeling evenwichtig recht kan worden gedaan aan enerzijds de onafhankelijke positionering van de raad en anderzijds de borging van vertrouwelijke informatie waarvoor ministers verantwoordelijk zijn;

verzoekt de regering, het advies van de Raad van State hierover in te winnen en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Slob, Van Heteren, Meijer, Van der Ham, De Wit en Vos.

Zij krijgt nr. 25(28634 (R1727),28635).

De heer Cornielje (VVD):

Ik begrijp dat collega Meijer hierover niet meer het woord zal voeren. Daarom stel ik de vraag maar aan de eerste indiener.

De motie betekent dat de indieners hun oordeel laten afhangen van het oordeel van de Raad van State. Ik vraag mij af of het nader rapport niet voldoende duidelijkheid biedt dat de gekozen richting in het wetsvoorstel adequaat is en eigenlijk alleen maar verbeterd is na de derde nota van wijziging.

De heer Van der Staaij (SGP):

"Het oordeel laten afhangen van de Raad van State" zou niet helemaal mijn formulering zijn. Ik zou eerder zeggen dat hier sprake is van een duidelijk verschil van inzicht tussen een groot aantal woordvoerders in de Kamer en de regering. Het zou verhelderend kunnen zijn als de Raad van State hierover zijn licht laat schijnen. Het is dan onze eigen verantwoordelijkheid hoe wij daarmee vervolgens omgaan.

Als de heer Cornielje zegt dat de raad al een advies heeft uitgebracht over dit wetsvoorstel, heeft hij gelijk. Hij heeft echter kunnen vaststellen dat juist in dit spanningsveld, dat ook door iedereen als zodanig is benoemd en uitvoerig is besproken, de raad zich niet uitdrukkelijk heeft uitgelaten op dit punt. Daarom is het wenselijk om het alsnog aan de raad te vragen.

De heer Cornielje (VVD):

De VVD-fractie heeft geen behoefte aan dit advies. Wij hebben ook over de derde nota van wijziging vanmorgen in het debat onze duidelijke opvattingen weergegeven. Begrijp ik goed dat de indieners van de motie het inhoudelijk ook niet eens behoeven te zijn, maar dat zij alleen een advies willen en daar allen hun eigen gang mee kunnen gaan?

De heer Van der Staaij (SGP):

De Raad van State is niet als een bijzondere arbiter van stal gehaald, maar is gewoon gevraagd in de functie die de raad vervult, om in dit verschil van mening zijn licht te laten schijnen over de amendementen opdat iedereen daarmee vervolgens zijn voordeel kan doen.

De heer Cornielje (VVD):

De indieners zijn het dus op voorhand niet eens over de inhoud?

De heer Van der Staaij (SGP):

Het feit dat wij niet op voorhand zeggen dat wij het met elkaar eens zijn, betekent niet dat u daaraan de conclusie kunt verbinden dat wij het niet met Van der Staaijelkaar eens zijn. Het feit dat deze weg is gekozen, betekent niet dat er een verschil van inzicht tussen de ondertekenaars zou bestaan.

Minister Remkes:

Mijnheer de voorzitter. De regering wordt nu opgeroepen om een postiljon d'amour te zijn tussen de Kamer en de Raad van State. Daar komt het verzoek in feite op neer. Als de motie wordt aangenomen, zal ik mij op de uitvoering ervan beraden. Ik heb vanmorgen ook al gezegd dat ik altijd bereid ben om over dit element na te denken. Wat mij betreft verandert de wereld niet zo verschrikkelijk veel, of de motie nu wel of niet is aangenomen.

Ik wil één ding uitdrukkelijk stipuleren. Volgens mij stonden Kamer en regering vanmorgen vrij dicht bij elkaar. Ik heb nog een paar expliciete toezeggingen gedaan. Tegelijkertijd heb ik vanmorgen ook moeten constateren dat er op dit ene punt een vrij principieel verschil van mening is. Een advies van de Raad van State zal dat niet oplossen.

De heer Van der Staaij zoekt een weg naar de schuilkelder van onze adviesorganen. De regering wordt bij motie een verzoek gedaan. De regering is natuurlijk nooit te beroerd om zo af en toe eens wat dingen te doen, maar ik wil wel gezegd hebben dat het gaat om een vrij principiële politieke keuze. Die keuze moet gemaakt worden door de wetgever en de medewetgever. Op een gegeven moment is het: vluchten kan niet meer.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind dat het absoluut niet als een vlucht kan worden gekarakteriseerd. Ik vind dat het van zorgvuldigheid getuigt om de raad te vragen om een oordeel als er een meningsverschil aan het licht is getreden waar de raad zich in zijn adviesfunctie nog niet over heeft uitgelaten. Vanmorgen heb ik de minister gevraagd of hij zelf nog ruimte ziet om dichter bij elkaar te komen. Hij heeft oplossingen aangedragen in de zin van meer waarborgen over de wijze waarop de interventiebevoegdheden kunnen worden gebruikt, meer transparantie...

De voorzitter:

U hebt vanochtend de plenaire afronding over de inhoud van dit onderwerp gehad. Er is om heropening gevraagd vanwege een procedurele motie. Het is niet de bedoeling om nu het inhoudelijke debat te heropenen.

Minister Remkes:

Voorzitter. Het is niet helemaal juist dat de Raad van State in zijn advisering over het wetsvoorstel dit punt onbesproken laat. Het advies van de Raad van State is, gegeven het feit dat hier de onafhankelijkheid in het geding is, om met een andere motivering te komen. Daar is op ingegaan. Wij hebben dat nader gemotiveerd. In het voortraject is dit dus wel degelijk aan de orde geweest. Ik vermag niet in te zien wat de toegevoegde waarde is. Als de motie wordt aangenomen, zal ik er echter vanuit een positieve invalshoek naar kijken, maar naar mijn gevoel hadden een aantal knopen kunnen worden doorgehakt. Vanmorgen heb ik de consequenties van amendementen aangegeven. Ik heb niet gesproken over intrekking, maar ik heb wel duidelijk proberen te maken dat het voor het kabinet om een principieel punt gaat.

De heer Van der Staaij (SGP):

De Raad van State heeft zich op dit principiële punt niet uitdrukkelijk uitgelaten. Als de minister door zijn opstelling aangeeft dat knopen alleen mogen worden doorgehakt in de door hem gewenste richting, beperkt hij het keuzemenu voor het parlement aanzienlijk.

Minister Remkes:

Ik was de Kamer vergaand tegemoetgekomen via de derde nota van wijziging. Ik ben vanmorgen de Kamer tegemoetgekomen door te zeggen dat ik best bereid ben om versneld te evalueren, omdat ik begrip heb voor de argumenten van de Kamer. Als de heer Van der Staaij dat kwalificeert als "totaal niet bewogen", dan gaat bij mij het licht uit.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, hedenavond over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik kom even terug op het VAO over de bestrijding van voetbalvandalisme en over de financiële relaties tussen gemeenten en organisaties van het betaald voetbal. De heer Atsma wil een feitelijk punt rechtzetten.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik bied mijn verontschuldigingen aan aan het adres van collega Vendrik. De motie op stuk nr. 4 is inderdaad niet via de mail naar hem gegaan. Mijn excuses.

De voorzitter:

Het staat bij dezen in de Handelingen. Wij zullen de heer Vendrik erop attent maken dat dit in de formele vergadering van de Kamer is gezegd.

Wij zijn klaar met de agenda. Twee wetsvoorstellen in drie, vier termijnen en 19 VAO's en toch pas kwart over zeven. Dank aan alle woordvoerders die daaraan hebben meegewerkt.

De vergadering wordt van 19.18 uur tot 21.00 uur geschorst.

Naar boven