Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 600 XV Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2025

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2024–2025

GERAAMDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Geraamde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 59.996.991.000,-

Figuur 2 Geraamde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 2.501.533.000,-

Figuur 3 Geraamde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 83.107.660.000,-

Figuur 4 Geraamde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 245.359.000,-

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Y.J.van Hijum

B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. Leeswijzer

Opbouw begroting

De begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is vormgegeven conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV), die zijn gestoeld op de Comptabiliteitswet 2016. Na deze leeswijzer volgen hoofdstukken met de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Hoofdstuk 5 bevat paragrafen met departementspecifieke informatie, hoofdstuk 6 de bijlagen.

Beleidsagenda

In de paragraaf beleidsprioriteiten van de beleidsagenda worden de hoofdlijnen van het beleid van SZW voor het komende jaar beschreven. In de beleidsagenda wordt daarnaast ingegaan op de uitgaven aan Sociale Zekerheid. Tevens zijn in de beleidsagenda de Openbaarheidsparagraaf en de Strategische Evaluatie Agenda opgenomen.

Beleidsartikelen

De beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 13 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. Allereerst wordt de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister toegelicht. Daarna komen de beleidswijzigingen 2025 aan de orde. Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van beleid in tabelvorm vermeld. In zeven van de dertien artikelen is naast begrotingsuitgaven sprake van premiegefinancierde uitgaven, die eveneens in tabelvorm worden weergegeven. Ten slotte wordt in elk artikel een toelichting gegeven op de financiële instrumenten. Hierbij wordt gefocust op:

  • het doel van het financiële instrument;

  • wie er voor in aanmerking komen;

  • de financiële regeling;

  • de budgettaire ontwikkeling;

  • de beleidsrelevante kerncijfers.

De begrotingsuitgaven en premiegefinancierde uitgaven luiden in constante prijzen. In de Miljoenennota 2025 is een voorziening gecreëerd voor de loon- en prijsbijstellingen op alle begrotingshoofdstukken. De hiervoor gereserveerde middelen worden via de eerste suppletoire wetten 2025 naar de departementale begrotingen overgeboekt. Bij de premiegefinancierde uitgaven wordt het effect van deze loon- en prijsstijging op een afzonderlijke regel «nominaal» in de tabellen van deze begroting opgenomen. In het onderdeel nominaal wordt de geraamde ontwikkeling van de prijzen per jaar gereserveerd.

Niet-beleidsartikelen

De begroting van SZW kent twee niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement en de nog niet verdeelde reserveringen.

Departementspecifieke informatie

De departementspecifieke informatie bestaat uit de paragrafen «Sociale fondsen SZW» en «Koopkracht en specifieke inkomensaspecten».

Bijlagen

De begroting van SZW bevat tien bijlagen. Dit betreft de bijlage Zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak, de bijlage Specifieke uitkeringen, het Verdiepingshoofdstuk, de bijlage Moties en toezeggingen, het Subsidieoverzicht, de Uitwerking Strategische Evaluatieagenda, de bijlage Rijksuitgaven Caribisch Nederland, de NGF-bijlage, de conversietabel Inburgering en de lijst van afkortingen.

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en uitgaven Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefinancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Hij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda (in de paragraaf Budgettaire ontwikkeling uitgaven Sociale Zekerheid) en in de verdiepingsbijlage wordt gedetailleerd ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De analyse in de paragraaf Budgettaire ontwikkeling uitgaven Sociale Zekerheid komt inhoudelijk in belangrijke mate overeen met de in de RBV voor de beleidsagenda voorgeschreven overzichtstabel van belangrijke beleidsmutaties. Laatstgenoemde tabel is daarom niet in de begroting 2025 van SZW opgenomen.

Bronvermelding tabellen met kerncijfers

In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van gegevens die in vorige publicaties werden gepresenteerd. Ramingen van de kerncijfers komen – tenzij anders vermeld – voor rekening van het Ministerie van SZW.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In lijn met voorgaande jaren roept de Europese Commissie Nederland op om prikkels te verminderen om flexibele of tijdelijke contracten te gebruiken. Ook beveelt de Commissie aan om, rekening houdend met sectorspecifieke behoeften, structurele tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken, onder meer door het onderbenutte arbeidspotentieel aan te boren en door mobiliteit aan te moedigen naar hoge productiviteitssectoren en sectoren in verband met maatschappelijke uitdagingen. In de beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de uitwerking van deze aanbeveling.

Groeiparagraaf

Met ingang van 2025 vallen de inburgeringsactiviteiten onder de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV). Dat betekent dat artikel 13 van de SZW-begroting vanaf 2025 uitsluitend handelt over integratie. De algemene doelstelling, budgettaire reeksen, toelichting op de instrumenten en niet-financiële informatie die gerelateerd zijn aan inburgering, worden daarom niet meer in de SZW-begroting weergegeven maar in die van het Ministerie van JenV. De activiteiten die gerelateerd zijn aan integratie, blijven op de SZW-begroting artikel 13.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

1. Inleiding

Nederland is een welvarend land met een sterke economie. Alle werkenden in Nederland leveren daar hun bijdrage aan. Elke dag opnieuw - of ze nu in loondienst werken of een eigen onderneming hebben. Ondanks onze sterke economie en onze welvaart zijn er ook veel Nederlanders met zorgen. Dit kabinet neemt die zorgen serieus en ziet de noodzaak hier iets aan te doen.

Een deel van de Nederlanders voelt zich onvoldoende gehoord en geholpen door de overheid. Er zijn in ons land allerlei uitkeringen, aanvullingen, toeslagen en andere regelingen om mensen zekerheid te bieden, maar de regels zijn zo ingewikkeld dat mensen de draad kwijtraken. Bovendien zijn er ook regels die tegen elkaar in werken. Daarom zet het kabinet stappen om het stelsel te vereenvoudigen.

Ook de gestegen kosten zorgen voor onzekerheid. ‘Kan ik nog rondkomen?’, is een vraag die veel mensen bezighoudt, zelfs als ze een baan of eigen onderneming hebben. Dit kabinet zet daarom sterk in op het vergroten van de bestaanszekerheid. Mensen moeten meer grip krijgen op hun leven. Inkomen uit werk moet meer lonen en weer een solide basis zijn voor iedereen.

Meer grip is ook hard nodig bij arbeidsmigratie. Het kabinet wil een selectievere inzet van arbeidsmigranten en uitbuiting en misstanden actief tegengaan. Zo zorgen we voor een beheersbare groei van de bevolking. We laten zien dat we luisteren naar mensen die vrees hebben dat ze straks niet meer in een Nederland wonen waar ze zich thuis voelen. Het uitgangspunt voor dit kabinet is dat iedereen in Nederland mee moet kunnen doen en dat iedereen vrij is om zichzelf te zijn. We accepteren niet dat mensen de vrijheden van anderen in de weg staan.

Het vervolg van dit hoofdstuk gaat in op hoe we dat realiseren. Te beginnen met de inzet van dit kabinet op bestaanszekerheid in hoofdstuk 2. Hierop volgt hoe we zorgen dat mensen meedoen op de arbeidsmarkt in hoofdstuk 3. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op hoe we arbeidsmigratie terugdringen. Hoofdstuk 5 legt uit hoe we integratie en maatschappelijke samenhang verbeteren. Tot slot is er in hoofdstukken 6 en 7 aandacht voor de stelselherziening in de kinderopvang en de ontwikkeling van brede welvaart op het terrein van het ministerie van SZW.

2. Bestaanszekerheid

2.1 Naar een begrijpelijk en zeker inkomen

Het kabinet gaat aan de slag met vereenvoudiging. Veel inkomensondersteunende regelingen zijn te ingewikkeld. Mensen weten daardoor niet waar ze recht op hebben, zijn terughoudend met het aanvragen van een uitkering en krijgen te maken met hardheden in het stelsel. Het kabinet start daarom met een hervormingsagenda: de wet- en regelgeving in de sociale zekerheid, toeslagen en inkomstenbelasting wordt vereenvoudigd. Dat doen we samen met gemeenten, publieke dienstverleners zoals UWV, SVB, de Belastingdienst en Dienst Toeslagen, en andere ministeries. De Nationale Ombudsman, de Staatscommissie Rechtsstaat, de Commissie sociaal minimum en de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (commissie OCTAS) hebben eerder al geadviseerd om het stelsel te vereenvoudigen. De hervormingsagenda heeft drie doelen: inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk te begrijpen zijn. En (meer) werken moet lonen. Deze aanpak wordt gevoed door het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen (VIM). Ook met de stelselherziening van de Kinderopvang (zie paragraaf 6) en de herziening van de Participatiewet werken we aan vereenvoudigingen. En we kijken naar vereenvoudiging binnen de WIA. Ieder jaar in juni rapporteert het kabinet over vereenvoudiging in de Vereenvoudigingsagenda sociale zekerheid.

Het arbeidsongeschiktheidsstelsel moet toekomstbestendig worden. Het kabinet gaat aan de slag met de aanbevelingen van OCTAS. We willen een arbeidsongeschiktheidsstelsel waarin bestaanszekerheid en vertrouwen centraal staan. En een stelsel dat toekomstbestendig, betaalbaar en uitvoerbaar is. Bij de uitwerking van OCTAS moet ook rekening gehouden worden met instroom in de bijstand. Het kabinet komt dan ook richting het einde van het jaar met voorstellen voor de uitwerking van OCTAS. Daarnaast blijven we werken aan het terugdringen van de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen. De commissie OCTAS biedt aanknopingspunten voor een beter stelsel van arbeidsongeschiktheid, maar de uitwerking daarvan in concrete maatregelen kost tijd. Daarom nemen we in de tussentijd twee maatregelen. Zo is het belangrijk dat het UWV ook in 2025 de ruimte heeft om sociaal-medische centra in te voeren en stapsgewijs toe te werken naar een nieuwe informatievoorziening. Op 1 juli 2024 is ook de maatregel ‘Praktisch beoordelen’ ingegaan, waarmee extra beoordelingscapaciteit beschikbaar komt.

Het kabinet werkt aan een herziening van de Participatiewet. Gemeenten krijgen met het wetsvoorstel «Participatiewet in balans» meer ruimte om mensen in de bijstand te ondersteunen. Het doel is om mensen naar werk of een andere vorm van participatie te begeleiden, bijvoorbeeld door mensen in de bijstand beter te koppelen aan werkgevers. Het kabinet gaat hier met de Tweede Kamer over in gesprek. Mensen moeten gestimuleerd worden om mee te doen en daar ook toe in staat worden gesteld. Hier is een cultuuromslag voor nodig: van denken in systemen naar denken over wat mensen nodig hebben. We gaan samen met gemeenten kijken hoe we dat het beste kunnen doen. Als laatste is er een groep zonder duurzaam arbeidsvermogen zoals arbeidsongeschikte zelfstandigen binnen de Participatiewet. Voor deze mensen is er op dit moment weinig uitzicht op verbetering. Binnen Participatiewet in balans kijkt het kabinet naar opties om de omstandigheden van deze groep te verbeteren.

Het kabinet wil daarnaast groepen die in de knel zitten meer inkomenszekerheid bieden. Er zijn een aantal groepen, zoals werkende armen, die het de afgelopen jaren extra zwaar te verduren hebben gehad. Het kabinet stelt geld beschikbaar om groepen in de knel te helpen. Onder andere door lastige knelpunten in de samenloop tussen socialezekerheidsregelingen, toeslagen en belastingen op te lossen. Zo gaan we er onder meer voor zorgen dat mensen met een noodgedwongen elders verblijvende partner vanaf 1 januari 2026 als alleenstaanden worden behandeld voor de WKB, KOT en zorgtoeslag. Daarmee voorkomen we financiële problemen, kinderarmoede en mogelijk grote terugvorderingen. Ook richten we voor 2025 tot en met 2027 een tijdelijke regeling op voor een groep alleenverdieners. Met deze regeling kunnen gemeenten geld geven aan alleenverdieners die minder verdienen dan het bestaansminimum. Zij hebben minder te besteden dan een vergelijkbaar huishouden in de bijstand doordat zij minder toeslagen ontvangen, terwijl ze daar wel recht op hebben. Het wetsvoorstel voor de tijdelijke regeling is in juni 2024 voorgelegd voor advies aan de Raad van State. De komende jaren werken we aan een structurele oplossing voor deze problematiek. Dat gaat via het belastingstelsel. Die oplossing is beoogd per 2028 in werking te treden. 

Mensen met een uitkering moeten de zekerheid hebben dat kleine foutjes niet tot grote gevolgen leiden. Daarom werkt het kabinet aan het wetsvoorstel handhaving sociale zekerheid. Echt misbruik pakken we natuurlijk aan. Handhaving van de sociale zekerheid is en blijft noodzakelijk. Maar wel met oog voor de mens achter de uitkering. Als mensen een fout maken, moet daar niet direct een financiële straf op volgen. Daarom wordt het handhavingsinstrumentarium uitgebreid en komt er meer mogelijkheid om maatwerk te leveren. Daarnaast zetten we in op het verkleinen van de kans dat mensen een foutje maken door de preventieve aanpak te versterken. Het kabinet pakt ook het knelpunt aan dat uitkeringen netto worden uitbetaald, maar in sommige gevallen bruto worden teruggevorderd als blijkt dat er geen recht op een uitkering was. Het kabinet wil vanaf 2026 bij uitkeringen alleen het netto te veel ontvangen bedrag terugvorderen.

Het is wenselijk dat mensen gebruik maken van een uitkering waar ze recht op hebben. Met het wetsvoorstel proactieve dienstverlening willen we dit verbeteren: in elk geval voor de Toeslagenwet en de bijstand, waaronder de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO). UWV, SVB en gemeenten kunnen mensen straks vooraf persoonlijk informeren over uitkeringen waar zij recht op hebben. Dit gebeurt op basis van persoonsgegevens. We willen dat de wet in 2026 in werking treedt. Daarom streven we ernaar het wetsvoorstel begin 2025 naar de Tweede Kamer te sturen.

Bestaanszekerheid betekent dat iedereen rond moet kunnen komen van zijn of haar pensioen. De komende jaren maken pensioenuitvoerders en sociale partners de overstap naar de nieuwe pensioenregelingen. Deze overgang monitoren we nauwlettend. Zo zorgen we ervoor dat de transitie zorgvuldig verloopt en deelnemers en gepensioneerden eerder kunnen profiteren van pensioenverhogingen met oog voor uitvoerbaarheid voor pensioenuitvoerders. Met de monitoring, onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris, uitkomsten van het debat in de Tweede Kamer en onze eigen signalering zorgen we ervoor dat eventuele knelpunten voortijdig worden gesignaleerd en opgelost. We houden onze ogen en oren open voor zorgen uit de samenleving. Steeds is er oog voor deelnemers. De Tweede Kamer wordt ten minste tweemaal per jaar geïnformeerd over de voortgang van de pensioentransitie. We willen dat zoveel mogelijk mensen gezond hun pensioen halen en daarnaast stimuleren we duurzame inzetbaarheid zodat mensen zinvol langer aan het werk kunnen blijven. Daarom blijft de maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden ook in 2025 van kracht. Natuurlijk moeten mensen ook na 2025 gezond met pensioen kunnen gaan. Samen met de sociale partners gaan we bespreken hoe we dat het beste kunnen regelen.

Het kabinet verbetert ook de kwaliteit van de publieke dienstverlening om zo het vertrouwen in de overheid te vergroten. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is coördinerend bewindspersoon van het interdepartementale programma Werk aan Uitvoering (WaU). Met dit programma wordt overheidsbreed gewerkt aan betere publieke dienstverlening. Dit gebeurt samen met de ministeries, publieke dienstverleners, medeoverheden, burgers en de politiek. Het programma WaU richt zich op eenvoudiger beleid en uitvoering, gegevensdeling, schaarste in de uitvoering en de samenwerking met de politiek. In aanvulling op de overheidsbrede taak van het programma WaU werkt het ministerie van SZW ook zelf aan het verbeteren van de publieke dienstverlening. Bijvoorbeeld door samen met het UWV en de SVB hard ons best te doen om sneller en beter te reageren op vragen en klachten van burgers.

We versterken de bestaanszekerheid van inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland). Veel mensen in Caribisch Nederland leven in armoede. Het kabinet wil een waardig en zeker bestaan voor inwoners van Caribisch Nederland. We werken samen met de drie openbare lichamen om het lokale armoede- en schuldenbeleid te versterken. We versterken hiervoor de dienstverlening op de eilanden en verkennen een wettelijke grondslag voor participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ook werken we aan een steviger vangnet bij tegenslag met de introductie van een werkloosheidsregeling en een regeling voor verlof bij medische begeleiding in het buitenland. Ook verkennen we of, en op welke manier, een inkomensafhankelijke kindregeling mogelijk is op de BES-eilanden.

2.2 Versteviging koopkracht en brede aanpak van armoede en schulden

Het kabinet geeft een impuls aan de koopkracht. Het kabinet ondersteunt de koopkracht van kwetsbare groepen en werkende middeninkomens met een evenwichtig koopkrachtpakket. De koopkrachtmaatregelen richten zich onder andere op de doelen uit het hoofdlijnenakkoord om de (kinder-)armoede niet te laten oplopen, werkende middeninkomens erop vooruit te laten gaan, het verlagen van de marginale druk en de wens om het belastingstelsel begrijpelijker te maken. Het kabinet introduceert bijvoorbeeld een extra belastingschijf in de inkomstenbelasting met een verlaging van het tarief in de eerste schijf. Dit wordt deels gefinancierd door een verlaging van de algemene heffingskorting. Het kabinet maakt werken lonender door de tariefsverlaging in de inkomstenbelasting en de vereenvoudiging van de huurtoeslag. Vanaf 2027 wordt het eigen risico in de zorg verlaagd van 385 euro naar 165 euro. Al vanaf 2025 gaat het eigen risico niet meer omhoog. In het koopkrachtbeeld is de koopkracht­ontwikkeling van werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden in balans. Voor koopkrachtverbetering in Caribisch Nederland wordt een structurele reservering getroffen.

Armoede staat mensen in de weg om zich maximaal te ontplooien. De afgelopen jaren zijn de armoedecijfers in Nederland gedaald. Tegelijk zijn economische ontwikkelingen onvoorspelbaar. Het kabinet neemt zich voor de (kinder-)armoedecijfers niet uit te laten komen boven het referentiejaar 2024. Om (kinder-)armoede tegen te gaan neemt het kabinet verschillende maatregelen. Zo wordt bijvoorbeeld het kindgebonden budget en de huurtoeslag verhoogd. Ook bevriest het kabinet van 2025 tot en met 2027 de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand. Voor mensen in de bijstand voorkomt het kabinet daarmee dat hun uitkering tussen 2025 en 2027 daalt. Daarnaast werkt het kabinet toe naar een oplossing voor het knelpunt in het kindgebonden budget rondom de noodgedwongen elders verblijvende partner.

Armoede gaat niet alleen over inkomen, maar ook over de mate waarin mensen kunnen meedoen in de maatschappij. Het kabinet focust daarom ook op werk, want werk biedt de beste weg uit armoede. Ook wil het kabinet kijken naar de oorzaken van (kinder-)armoede die overgaat van generatie op generatie, en de effecten daarvan op zorg, onderwijs, leefomgeving en veiligheid. Bovendien zet het kabinet in 2025 het programma schoolmaaltijden voort om in de basale levensbehoeften van kinderen te voorzien, zodat zij kunnen leren en ontwikkelen.

We werken aan de betaalbaarheid van de energierekening en een rechtvaardige energietransitie om problemen voor veel huishoudens te verminderen. TNO laat zien dat er in 2023 ongeveer 400.000 huishoudens energiearm waren, met nog eens 500.000 huishoudens die uit de energiearmoede bleven door de energietoeslag en het prijsplafond. Deze huishoudens zijn gebaat bij zowel hulp op de korte termijn, als structurele oplossingen voor hun hoge energierekening op de lange termijn. Ook voor middengroepen is het van belang dat zij hun energiekosten kunnen blijven betalen. Daarom spant het kabinet zich in voor een rechtvaardige en betaalbare energietransitie, zowel voor middeninkomens als voor huishoudens met een kleine portemonnee. Concreet treft het kabinet voor 2025 en 2026 een reservering van 60 miljoen euro om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Daarbij is bereidheid van private partijen om aan dit fonds bij te dragen nodig.

Het kabinet streeft naar het terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden. Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar problematische schulden vormt het uitgangspunt bij de aanpak van problematische schulden. We willen schuldenproblematiek bij de bron aanpakken, bijvoorbeeld met ondersteuning bij beginnende betalingsachterstanden en het strenger reguleren van ‘Buy Now, Pay Later’ constructies. De overheid moet zelf verantwoordelijker omgaan met invordering. Het kabinet gaat het stelsel van publieke en private invordering verbeteren door schulden zoveel mogelijk in een vroeg stadium op te lossen. We maken daarbij steeds een afweging tussen de belangen van mensen met schulden en schuldeisers. Voor de verbetering van de (gemeentelijke) schuldhulpverlening bouwen we voort op de basisdienstverlening. Mensen met (beginnende) problematische schulden komen sneller in beeld en ontvangen een passend hulpaanbod. De samenwerking tussen publieke en private partijen moet worden versterkt, waardoor bijvoorbeeld meer mensen met geldzorgen sneller geholpen worden en versnippering van initiatieven wordt tegengegaan.

2.3 Zekerheid over werk

Het kabinet werkt aan een goed functionerende arbeidsmarkt die werkzekerheid biedt. Werkenden, werkgevers, onze samenleving, onze economie: iedereen heeft baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Dat gaat niet vanzelf. Te veel mensen zijn onzeker over hun werk of inkomen. Ook zijn bedrijven niet altijd wendbaar genoeg. De commissie Borstlap wees daar al op. Dit kabinet gaat daarom door met het hervormen van de arbeidsmarkt en werkt aan een aantal verschillende wetsvoorstellen. We richten ons op meer werkzekerheid, meer duidelijkheid en meer wendbaarheid. Bij nieuw beleid doen we ons best de regeldruk te beperken. Bij het maken van beleid houden we ook rekening met de gevolgen voor kleine ondernemers, zodat ook zij voldoende vrijheid houden om personeel aan te nemen.

Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel dat meer werkzekerheid biedt aan flexwerkers. Dit wetsvoorstel vervangt nulurencontracten door een bandbreedtecontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. Ook verkorten we de meest onzekere fases van uitzendwerk en voorkomen we draaideurconstructies van tijdelijke contracten. We gaan het concurrentiebeding moderniseren. Het concurrentiebeding zorgt ervoor dat werknemers niet zomaar naar een concurrent over kunnen stappen om daar hetzelfde werk te doen. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers misbruik maken van het concurrentiebeding. Daar wil het kabinet paal en perk aan stellen. Zo wordt de positie van werkenden sterker en verbetert de arbeidsmobiliteit. Ook willen we een verkenning doen naar de hoogte van het jeugdloon. We kijken naar het evenwicht tussen bestaanszekerheid voor wie erin zijn bestaan nu van afhankelijk is en het stimuleren van het volgen van onderwijs voor jeugdige werknemers om een betere positie te verkrijgen op de arbeidsmarkt.

Het kabinet versterkt de wendbaarheid van werkgevers zodat zij kunnen anticiperen op veranderende omstandigheden. Per 1 januari 2025 geldt het lagere WW-tarief bij overwerk voor werknemers met een vast contract van gemiddeld meer dan 30 uur per week. Hierdoor krijgen werkgevers meer mogelijkheden om werknemers met een groot vast contract flexibeler in te zetten tegen de lage WW-premie. Daarnaast wil het kabinet kleine en middelgrote ondernemers meer wendbaarheid geven bij re-integratieverplichtingen. Dat kan door eerder duidelijkheid te creëren over het vervangen van een langdurig zieke werknemer. Het kabinet werkt de plannen zo snel mogelijk uit. Ook werken we aan het Wetsvoorstel Personeelsbehoud bij Crisis. Zo worden werkgevers geholpen om hun werknemers te behouden tijdens crises die buiten het reguliere ondernemersrisico vallen. Werkgevers kunnen in crisissituaties terechtkomen die ze niet kunnen voorzien en waar ze niks aan kunnen doen. Door dit wetsvoorstel kunnen zij hun werknemers dan tijdelijk herplaatsen binnen hun bedrijf. Of ze kunnen werknemers tijdelijk minder laten werken, en daarbij een loonsubsidie aanvragen. Door deze maatregelen stellen we bedrijven in staat om makkelijker vaste contracten aan te bieden en zijn ze weerbaarder voor crises.

Het kabinet wil zorgen voor duidelijkheid voor en bescherming van zelfstandigen en werknemers. Wanneer werk je als werknemer en wanneer ben je zelfstandige? Met een wetsvoorstel wil het kabinet meer duidelijkheid geven. Opdrachtgevers en ook uitvoerders en toezichthouders weten zo beter wanneer loondienst passend is. En onder welke voorwaarden opdrachtgevers zelfstandige ondernemers kunnen inschakelen. Het doel is om een gelijker speelveld te creëren op de arbeidsmarkt. Het wetsvoorstel introduceert ook een (civielrechtelijk) rechtsvermoeden, waarop werkenden of hun vertegenwoordiger zich kunnen beroepen. Dit om schijnzelfstandigheid aan de basis van de arbeidsmarkt zoveel mogelijk te voorkomen. Om schijnzelfstandigheid verder te bestrijden, gaat het kabinet per 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium op schijnzelfstandigheid van de Belastingdienst opheffen. Ook werkt het kabinet aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Zij worden zo beter beschermd tegen verlies van inkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Tegelijkertijd zorgt deze verzekering voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling, en tussen werknemers en zelfstandigen. Zodat zelfstandigen de kansen van het ondernemerschap kunnen benutten én de risico’s kunnen dragen.

Het kabinet past de WW aan. Hiervoor worden verschillende varianten uitgewerkt in afstemming met onder andere UWV en de sociale partners. Een integrale blik, met aandacht voor vereenvoudiging van de wetgeving voor de WW-gerechtigde, de werkgever en de uitvoering zijn belangrijk. Er is ook oog voor de kwetsbare arbeidsmarktpositie van oudere werklozen. Daarnaast wordt een structurele besparing gerealiseerd op de WW.

Werkzekerheid betekent ook gezond en veilig kunnen werken. Met de Arbovisie 2040 werken we aan het verlagen van het aantal arbeidsongevallen, zieken en doden door werk. Werkgevers moeten meer doen aan preventie. Het kabinet onderzoekt hoe dit het beste kan worden geregeld en kijkt onder andere naar een brede verantwoordelijkheid van opdrachtgevers. In 2025 werken we verder aan een wijziging van de regelgeving rondom asbest, naar aanleiding van de EU-richtlijn asbest, en andere gevaarlijke stoffen. Ook zetten we in op de aanpak van psychosociale arbeidsbelasting, zoals burn-outs, en de aanpak van agressie en geweld. En met het actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld is er aandacht voor sociale veiligheid op het werk. We blijven werken aan de kwaliteit van arbeidsgerelateerde zorg. Onder andere met een subsidie voor het vergroten van de opleidingscapaciteit voor bedrijfsartsen.

Veel van de genoemde thema’s waar het kabinet mee aan de slag gaat, hebben een internationaal karakter. Het kabinet wil daarom samenwerken met de nieuwe Europese Commissie. Bijvoorbeeld als het gaat om arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, de toekomst van arbeidsrecht en gezond en veilig werken. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zet zich ook buiten Europa in voor fatsoenlijk werk en sociale rechtvaardigheid. Bijvoorbeeld via de Internationale Arbeidsorganisatie. Ook werken we met andere departementen met een werkagenda aan de doelstellingen voor 2040 uit de nationale strategie (Kamerstukken II 2023/24, 24 170, nr. 309) in het kader van het VN-Verdrag Handicap.

3. Meedoen op de arbeidsmarkt en krapte

Het kabinet stimuleert en helpt mensen om (meer) te werken. Werk biedt mensen betekenis, plezier en een toekomstperspectief. Een baan geeft mensen zekerheid over hun bestaan. Tegelijkertijd draag je door te werken bij aan de samenleving en help je anderen in wat zij nodig hebben. Zeker in deze tijden van arbeidsmarktkrapte is iedereen hard nodig op de arbeidsmarkt. Daarom is het belangrijk dat iedereen die kan werken, dat ook doet.

Het kabinet werkt een rijksbrede arbeidsmarktagenda uit. Er zijn veel werkgevers met een personeelstekort. De Nederlandse arbeidsmarkt is historisch krap. We zien nu al dat dit leidt tot bijvoorbeeld langer wachten in de zorg en een vierdaagse schoolweek. De verwachting is dat arbeidsmarktkrapte ook in de toekomst een belangrijk aandachtspunt zal zijn. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 heeft helder beschreven hoe de druk op de arbeidsmarkt als gevolg van vergrijzing in de toekomst verder zal toenemen. Het kabinet ziet daarom een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd om de krapte in goede banen te leiden. Het kabinet zet in op beleid langs vijf lijnen: kiezen voor kwaliteit van werk, versterken van de economie, verhogen van de productiviteit, het vergroten van duurzame arbeidsmarktparticipatie en het verbeteren van de match tussen werkzoekenden en werkgevers. Een deel van de in dit hoofdstuk gepresenteerde beleidsvoorstellen maken daar deel van uit. Daarbij ziet het kabinet de krapte ook nadrukkelijk als een kans om ouderen, statushouders en andere groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt naar werk te begeleiden. De inzet langs vijf lijnen werkt het kabinet uit in een brede arbeidsmarktagenda. Tijdens een top over arbeidsmarktkrapte zal hierover met de maatschappij gesproken worden.

Om werken aantrekkelijk te maken, zorgt het kabinet dat werken meer gaat lonen. Het kabinet verbetert de koopkracht van werkende middeninkomens en verlaagt de lasten. Inkomensondersteuning moet zekerheid bieden en makkelijk te begrijpen zijn. De marginale druk moet omlaag. Zo gaat werken meer lonen, wordt het voorspelbaarder wat je overhoudt als je meer gaat werken en maken we werken aantrekkelijker. Of het nu gaat om meer uren werken, of om aan het werk gaan vanuit een uitkering.

Het kabinet stimuleert mensen die in deeltijd werken om meer te gaan werken. Met het project ‘Meer uren werkt!’ willen we zichtbare en onzichtbare drempels wegnemen. In de sociale omgeving, bij arbeidsorganisaties en bij deeltijders zelf. Denk hierbij aan het mogelijk maken van het anders inroosteren van de werkdag en het mogelijk maken van combinatiebanen. Zodat deeltijders die meer uren willen werken, dat ook kunnen doen. Dit draagt bij aan hun economische zelfstandigheid en aan de welvaart in Nederland.

Het kabinet zorgt dat mensen hun werk en zorgtaken voor kinderen en naasten goed kunnen combineren. Kinderopvang en verlofregelingen bieden ondersteuning. Bijvoorbeeld aan gezinnen die zo’n belangrijke rol spelen in de samenleving. Het verlofstelsel uit de Wet arbeid en zorg is ingewikkeld. Dit kabinet onderzoekt hoe dit stelsel op korte termijn kan worden vereenvoudigd. Op lange termijn is de uitdaging hoe we arbeid en zorg combineren, als steeds meer mensen mantelzorg moeten verlenen. De SER werkt aan een advies hierover. Daarnaast onderzoeken we ook of er andere knelpunten zijn waar gezinnen – in al haar verschijningsvormen – tegenaan lopen.

Het kabinet draagt bij aan leren en ontwikkelen om de duurzame inzetbaarheid van werkenden en het verdienvermogen van werkgevers te vergroten. Ook draagt leren en ontwikkelen bij aan het oplossen van de mismatch op de arbeidsmarkt. Via de SLIM-regeling ondersteunen we werkgevers. Dit is aanvullend op de eigen inspanningen van werkgevers en werknemers op het gebied van leven lang ontwikkelen. In maatschappelijk cruciale kraptesectoren wordt arbeidsmarktgerichte scholing gestimuleerd. Het kabinet ontwikkelt samen met sectoren waar we ook in de toekomst voldoende mensen nodig blijven hebben (waaronder zorg, kinderopvang, techniek, bouw & energie, groen en onderwijs) sectorale ontwikkelpaden. Zo bevorderen we dat werkzoekenden met de juiste hulp aan de slag kunnen op (laagdrempelige) leerbanen in deze sectoren en dat werkenden zich stapsgewijs een leven lang kunnen ontwikkelen en scholen in de praktijk. Ook middelen die overblijven na afronding van de subsidieregeling MDIEU (2021-2025) kunnen worden ingezet om de duurzame inzetbaarheid en productiviteit van werkenden te verbeteren. Bijvoorbeeld door te kijken naar innovatieve manieren om het werk in te richten zodat werkenden gezond, productief en met plezier hun werk kunnen uitvoeren.

Daarnaast zorgt het kabinet dat werkzoekenden en werkgevers elkaar eenvoudig kunnen vinden, om mensen snel aan een baan te helpen. Om deze reden werkt het kabinet aan de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. Zo komt in elke arbeidsmarktregio één gezamenlijk regionaal loket: het Werkcentrum. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen daar terecht met vragen over werk, loopbaanontwikkeling, scholing en personeelsvraagstukken. Ook wordt het van-werk-naar-werk-stelsel versterkt om wisselen van baan soepeler te laten verlopen. Verder versterken we de samenwerking tussen de publieke en private partijen. Een goede samenwerking met (private) uitvoerders, opleidingsinstituten en uitzendorganisaties in de arbeidsmarktregio is van belang voor goede matching. Om de samenwerking verder te verstevigen en arbeidsmarktbeleid af te stemmen komt er een Landelijk Beraad en in iedere arbeidsmarktregio een Regionaal Beraad. Het Werkcentrum dient als toegangspoort voor dienstverlening van een publiek-private netwerksamenwerking.

Het kabinet vergroot de baankansen van mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet zet stappen naar een inclusievere arbeidsmarkt waarin mensen met een arbeidsbeperking volop meedoen. En waarin zij bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Ook als zij hierbij een steuntje in de rug nodig hebben. Daarom verbeteren we de banenafspraak en bevorderen we beschut werk. Sociale ontwikkelbedrijven hebben een belangrijke rol. Daarom onderzoekt het kabinet hoe hun impact kan worden verbeterd. We zorgen samen met het Ministerie van OCW voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor kwetsbare jongeren. Ook wordt het voor mensen makkelijker gemaakt om te wisselen tussen uitkering, dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk. Bovendien trekt het kabinet extra geld uit voor het starten van Individuele Plaatsing en Steuntrajecten (IPS) in 2025. Hiermee kunnen ook in 2025 mensen met psychische problemen in de gemeentelijke doelgroep starten met meerjarige ggz-trajecten die bijdragen aan het vergroten van hun baankansen.

Door de krapte moet ook de overheid prioriteren. Niet alles kan immers tegelijk. Het kabinet wil de vraag naar arbeid niet onnodig aanjagen. Daarom kijkt het kabinet in de beleidsontwikkeling kritisch naar de personele inzet die daarmee gepaard gaat. En wordt het bestaande beleid doorgelicht op beleid dat de vraag naar arbeid onnodig aanjaagt.

4. Grip op arbeidsmigratie

Het kabinet wil grip krijgen op arbeidsmigratie en misstanden actief tegengaan. Arbeidsmigranten zijn onderdeel van onze samenleving en leveren een belangrijke bijdrage. Dat werkt twee kanten op. Onze economie heeft daar baat bij en zij hebben werk. Maar we zien ook dat veel arbeidsmigranten werken tegen lage lonen en onder slechte arbeidsomstandigheden. Op dit moment profiteren werkgevers te vaak van deze laagbetaalde arbeidsmigranten met flexibele contracten. Het leunen op goedkope arbeid maakt lui: het staat innovatie en vernieuwing in de weg. Bovendien zorgt te veel arbeidsmigratie voor druk op de publieke voorzieningen, het woningaanbod en de lokale sociale samenhang. De kosten en baten van migratie zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving. Dit kabinet heeft goed geluisterd naar de zorgen die mensen uiten en wil misstanden bestrijden en gerichter arbeidsmigratiebeleid te voeren. De inzet op hoogwaardige kennismigratie en het aantrekkelijk blijven voor talent blijft belangrijk voor de Nederlandse concurrentiekracht en het innovatief vermogen van onze economie.

Het kabinet neemt verschillende maatregelen om meer grip te krijgen op arbeidsmigratie. Met gericht en weloverwogen arbeidsmigratiebeleid wordt arbeidsmigratie tegen lage lonen beperkt, worden slechte omstandigheden tegengegaan, en worden de baten en kosten eerlijker verdeeld, in lijn met het door de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 geadviseerde scenario van gematigde groei. Er komt een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven in relatie tot arbeidsmigranten en ruimte. Het kabinet onderzoekt hoe de kennismigrantenregeling scherper kan. Ook wil het kabinet werkgevers van arbeidsmigranten verantwoordelijk maken voor de overlast en kosten die kunnen ontstaan wanneer arbeidsmigranten geen reguliere huisvesting hebben. Wanneer arbeidsmigranten langdurig in Nederland verblijven, moeten hun werkgevers ervoor zorgen dat zij de Nederlandse taal leren. Het kabinet maakt flexibele arbeid minder aantrekkelijk. De verwachting is dat dit helpt bij het grip krijgen op arbeidsmigratie. De 30%-regeling voor kennismigranten, die sinds 2024 is versoberd naar een 30%-20%-10%-regeling, wordt gewijzigd naar een 27%-regeling zonder afbouw in het vrijgestelde forfait. Het selectieve toelatingsbeleid voor arbeidsmigranten uit derde landen blijft in stand. Net als de verplichte tewerkstellingsvergunning voor arbeidsmigranten van buiten de EU.

Het kabinet pakt misstanden met arbeidsmigranten aan en versterkt hun positie. We gaan door met het integraal uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie-Roemer). Daarnaast dient het strafrecht voldoende handvatten te bieden om gericht en krachtig op te kunnen treden tegen ernstige misstanden. Het kabinet maakt de strafbaarstelling van mensenhandel toegankelijker met het wetsvoorstel ‘Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel’. Hierin regelen we dat ernstige arbeidsmisstanden via het strafrecht kunnen worden aangepakt als ‘ernstige benadeling’. Daarnaast introduceren we met dit wetsvoorstel een verruiming van de strafbaarheid voor ernstige arbeidsmisstanden. Naar verwachting treedt het wetsvoorstel medio 2025 in werking. Ook wil het kabinet dat informatie voor iedere arbeidsmigrant eenvoudig vindbaar en toegankelijk is. En dat mensen hulp krijgen wanneer zij juridische ondersteuning nodig hebben. Daarom is er in 2024 een netwerk van informatiepunten uitgerold. Ook is gestart met laagdrempelige en meertalige dienstverlening voor arbeidsmigranten vanuit het juridisch loket en wordt in 2025 gestart met een experiment om laagdrempelige en snellere geschilbeslechting door de kantonrechter mogelijk te maken.

Het kabinet pakt malafide uitzendconstructies aan. Het wetsvoorstel «Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten» is nu in behandeling bij de Tweede Kamer. Het voorstel introduceert een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus en andere uitleners van arbeidskrachten. Zij moeten voortaan aan strenge eisen voldoen om kwetsbare arbeidskrachten te beschermen. Ook willen we voorkomen dat goedwillende uitleners lijden onder malafide partijen die zich niet aan de wet houden. Inleners mogen na invoering van het stelsel alleen van toegelaten uitleners arbeidskrachten inhuren. De Arbeidsinspectie zal bij uitleners en inleners handhaven. De start van de handhaving op de toelatingsplicht is beoogd op 1 januari 2027, tot die tijd worden de extra inspecteurs, nadat zij zijn opgeleid, ingezet op de handhaving van de huidige arbeidswetten.

Effectief arbeidsmigratiebeleid vraagt om internationale samenwerking. In Europees verband zet het kabinet zich in voor het bevorderen van eerlijke arbeidsmobiliteit door het tegengaan van oneigenlijke detachering van derdelanders, een sterkere Europese Arbeidsautoriteit (ELA), het verbeteren van de informatievoorziening in landen van herkomst en samenwerking met landen van herkomst rondom terugkeer.

5. Integratie en sociale samenhang

Het is essentieel dat iedereen meedoet in de samenleving. Dat betekent de Nederlandse taal spreken, maar ook de Nederlandse normen en waarden onderschrijven zoals vastgelegd in onze democratische rechtsorde. Dat is de basis van onze samenleving, en die moet door iedereen worden gerespecteerd. Een kleine groep houdt zich niet aan de regels van de democratische rechtstaat met intolerante of onverdraagzame gedragingen of zet anderen daartoe aan. We verkennen de mogelijkheden om tegenwicht te bieden aan deze ondermijnende invloeden. Het kabinet blijft ook de dialoog aangaan om maatschappelijke samenhang te realiseren – hiermee willen we scheidslijnen in de samenleving overbruggen en verbinding stimuleren.

Het kabinet verwacht ook van nieuwkomers dat zij participeren op de arbeidsmarkt en meedoen in de samenleving. Veel nieuwkomers zetten zich daar ook volop voor in en helpen zo mee onze samenleving vorm te geven. De participatiegraad van nieuwkomers op de arbeidsmarkt blijft echter achter bij de rest van de Nederlandse beroepsbevolking. We zetten ons daarom in voor het verhogen van de arbeidsparticipatie van nieuwkomers. Zo dragen zij hun steentje bij en integreren ze snel in de Nederlandse samenleving. Het kabinet biedt hierbij ondersteuning op het terrein van taal, werk en kennis van de Nederlandse samenleving inclusief normen en waarden. Het actieplan ‘Statushouders aan het werk’ biedt daarbij een bredere aanpak om deze groep aan het werk te krijgen. Onderdeel hiervan is het creëren van startbanen voor statushouders. Ook stimuleert het kabinet de arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond met de werkagenda ‘Verdere integratie op de arbeidsmarkt’. Hierbij ontzorgen we werkgevers, zodat zij hier niet onnodig veel geld en tijd aan kwijt zijn.

Het kabinet helpt Oekraïense ontheemden mee te doen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Door de Russische invasie van Oekraïne zijn veel Oekraïners hun land ontvlucht. Momenteel vangt Nederland ruim 117.000 Oekraïense vluchtelingen op. Hierbij is het uitgangspunt dat zij terugkeren wanneer het land weer veilig genoeg is. Meer dan de helft van hen heeft betaald werk in Nederland, vaak in deeltijd en onder het eigen opleidings- en kwalificatieniveau. Daar waar nodig wordt deze groep ondersteund door ze te begeleiden naar passend en duurzaam werk. Daarbij is oog voor de effecten op Oekraïense ontheemden en de Nederlandse samenleving op de (middel)lange termijn.

Het kabinet versterkt zelfbeschikking en de vrijheid om eigen keuzes te maken. Ook in een gesloten gemeenschap moet je zelf richting kunnen geven aan je leven. Daarom zetten we extra in op verandering vanuit die groepen zelf en op de aanpak van schadelijke praktijken waaronder huwelijksdwang, genitale verminking en afwijzing van lhbtiq+ personen. Het kabinet zet met het Meerjarenplan Zelfbeschikking 2022-2025 in op het versterken van zelfbeschikking van mensen in gesloten gemeenschappen.

Het kabinet pakt discriminatie, racisme, antisemitisme en moslimhaat aan. Hier is geen plaats voor in Nederland. Niet op straat en ook niet online. Voor de preventie en aanpak van alle vormen van discriminatie en racisme zal het kabinet een Nationaal Programma met meerjarenagenda opstellen met de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. De inzet van het ministerie van SZW specifiek richt zich op preventie. Met bijvoorbeeld het verkennen van uitdragen van een sociale norm of het faciliteren van trainingen om discriminatie en racisme te herkennen en hierbij in te grijpen. Ook faciliteren we interreligieuze dialoog en stimuleren we gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Samen met werkgeversorganisaties werken we aan de ontwikkelagenda ‘Voor een inclusieve arbeidsmarkt’.

We maken de samenleving weerbaar tegen intern en extern conflict. Ontwikkelingen in het buitenland, ongewenste buitenlandse beïnvloeding en spanningen tussen groepen in Nederland vragen om actie. We ondersteunen gemeenten en professionals met kennis en handelingsperspectief en het vergroten van de bewustwording binnen de samenleving. Van 2023-2025 loopt de Agenda Veerkrachtige en Weerbare Samenleving, waarbinnen veerkracht- en weerbaarheidsinterventies worden getest en geëvalueerd in enkele tientallen gemeenten. Deze interventies richten zich bijvoorbeeld op het versterken van de sociale samenhang of digitale weerbaarheid.

6. Kinderopvang

Een toegankelijke kinderopvang is van groot belang voor onze samenleving. Het zorgt ervoor dat ouders kunnen werken als zij dat willen. Tegelijkertijd zorgt kwalitatief goede kinderopvang voor een goede start voor kinderen. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat verbetering van het stelsel nodig is. Dit kabinet werkt aan zekerheid, voorspelbaarheid en betaalbaarheid van de kinderopvang voor werkende ouders.

Het kabinet bouwt aan een toekomstbestendig stelsel voor kinderopvang. We zetten de herziening van het stelsel voortvarend door samen met de kinderopvangorganisaties. De herziening is een belangrijke stap in het eenvoudiger maken van maatregelen die het inkomen ondersteunen. Instellingen voor kinderopvang worden voortaan rechtstreeks gefinancierd en de ondersteuning van werkende ouders is niet langer afhankelijk van de hoogte van hun inkomen. Zo voorkomen we dat werkende ouders achteraf geconfronteerd worden met terugvorderingen. Werkende ouders en kinderopvangorganisaties krijgen zo meer zekerheid en voorspelbaarheid. Ook wordt kinderopvang voor de meeste werkende ouders goedkoper.

Het kabinet heeft alle kinderopvangorganisaties hard nodig om samen met hen deze overgang te maken. De herziening van het financieringsstelsel heeft immers grote gevolgen voor de sector. De overgang van het oude naar het nieuwe stelsel moet zorgvuldig verlopen. 2025 zal in het teken staan van het verder ontwikkelen van de wetgeving en het voorbereiden van de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel. Ook gaat de kinderopvangtoeslag omhoog. In 2025 is daar ruim 400 miljoen euro voor beschikbaar. Vooral werkende huishoudens met een middeninkomen zijn daardoor minder geld kwijt aan kinderopvang. Tegelijk blijven we investeren in de toegankelijkheid en kwaliteit van kinderopvang binnen het huidige stelsel.

Ook in Caribisch Nederland werken we verder aan kinderopvang. In 2024 is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd. Hiermee verbeteren we de kwaliteit en de betaalbaarheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. De wet zal naar verwachting op 1 juli 2025 in werking treden.

7. Brede welvaart

Het welzijn van mensen gaat over meer dan alleen inkomen. Het gaat bijvoorbeeld ook over gelijke behandeling of kwaliteit van werken. Over toegang tot zorg en onderwijs en over de sociale samenhang. Daarom vindt het kabinet het belangrijk om te kijken hoe het ministerie van SZW bijdraagt aan brede welvaart. De aanleiding is de motie Hammelburg c.s. (Kamerstukken II 2021/22 35 925, nr. 122, Kamerstukken II 2021/22 34 298, nr. 37) die door de Tweede Kamer is aangenomen. Die motie riep het kabinet op om in kaart te brengen hoe ministeries bijdragen aan brede welvaart. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) stelt een factsheet op met de ontwikkeling van de brede welvaartsindicatoren die relevant zijn voor SZW.

Het algemene beeld van de brede welvaart op de voor SZW meest relevante terreinen is positief. De meeste resultaten zijn beter dan eerdere jaren. Bij ruim de helft van de uitkomsten zit Nederland bij de top 5 van de Europese Unie. Nederlanders zijn zeer tevreden met onze arbeids­omstandig­heden en met hun leven, en Nederlanders ervaren veel eigen regie. De langdurige werkloosheid is laag en de werk-privé balans goed.

Daar staat tegenover dat het aandeel huishoudens met problematische schulden tussen 2021 en 2023 is toegenomen. Het aandeel vrouwen in managementposities is gestegen, maar Nederland loopt achter bij andere Europese landen. Ook is het ziekteverzuim hoger dan in het verleden. Verdere verbetering van de brede welvaart op SZW-terrein is dus mogelijk.

Kerncijfers

Handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2023 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.

Tabel 1 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

 

2021

2022

2023

2021

2022

2023

UWV1

4,9

4,5

2,6

18

15

13

SVB2

2,7

3,0

3,1

5,0

6,2

7,1

Gemeenten3

264

204

144

59

47

34

Totaal

5

5

5

82

69

54

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

X Noot
5

Dit totaal kan niet worden berekend.

Tabel 2 Kerncijfers sanctionering UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal boetes (x 1.000)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln)

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

 

2021

2022

2023

2021

2022

2023

2021

2022

2023

UWV1

2,1

1,7

1,1

2,5

2,0

1,2

6,5

7,1

4,4

SVB2

0,9

0,9

0,9

0,8

0,9

1,1

3,2

4,0

4,0

Gemeenten3

7,2

5,8

4,3

4,3

3,7

2,9

6,8

4,2

5,2

Totaal

10

8

6

8

7

5

17

15

14

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Tabel 3 Kerncijfers incassoratio UWV, SVB en gemeenten

Incassoratio benadelingsbedrag + boetevordering ultimo 2023 (%)

2019

2020

2021

2022

2023

UWV1

65

53

47

39

16

SVB2

46

42

52

35

16

Gemeenten3

40

35

29

24

14

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen.

Tabel 4 Aantal door UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking1
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Streefwaarde 2025

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

150

150

100

2

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

450

500

400

2

Mensen met recht op WIA-uitkering

3.000

4.200

4.500

3

Mensen met recht op Wajong

7.100

7.700

7.100

3

Totaal

10.650

12.600

12.100

Bron: UWV, jaarverslag.

X Noot
1

De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.

X Noot
2

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

X Noot
3

Op dit moment wordt met UWV gesproken over de streefwaarde 2025. Deze streefwaarde wordt opgenomen in het jaarplan 2025 van UWV.

2.2 Motie Schouw

Op 23 oktober 2023 is het aangepaste Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) goedgekeurd, inclusief het REPowerEU-hoofdstuk. Het Nederlandse HVP bestaat uit 50 maatregelen. Het Ministerie van SZW geeft uitvoering aan de volgende vijf maatregelen, onderverdeeld in hervormingen en investeringen:

  • Hervormingen:

    • Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ), voorheen Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV ZZP);

    • Hervorming pensioenstelsel tweede pijler;

    • Aanpak schijnzelfstandigheid.

  • Investeringen:

    • Nederland Leert Door;

    • Scholingsbudget WW.

Het kabinet werkt momenteel hard aan een spoedige implementatie van het HVP. Over de voortgang van de implementatie van het HVP wordt de Kamer minimaal tweejaarlijks geïnformeerd. De laatste keer dat de Tweede Kamer op de hoogte is gebracht was op 24 april jl. door middel van het Nationaal Hervormingsprogramma1.

Op 15 juli jl. heeft de Europese Commissie de positieve voorlopige beoordeling van het eerste betalingsverzoek van € 1,3 miljard bekrachtigd. Voor SZW heeft dit betrekking op twee mijlpalen en twee doelstellingen (zie tabel 5).2 Op de positieve beoordeling van de commissie volgt nog een afrondende procedure, waarin alle EU-lidstaten zich mogen uitlaten over het oordeel van de Europese Commissie of vragen kunnen stellen aan Nederland. Het is de verwachting dat de EU-lidstaten in september het betaalverzoek officieel goedkeuren.

Nederland is voornemens om eind 2024 het tweede betalingsverzoek bij de Europese Commissie in te dienen. Het Ministerie van SZW is voor het tweede betaalverzoek verantwoordelijk voor de uitvoering en verantwoording van de mijlpalen en doelstellingen van de investeringen en hervormingen (zie tabel 6) en het borgen van de financiële belangen van de Unie tijdens de uitvoering van de SZW HVP-maatregelen. Over de indiening en beoordeling van dit tweede betalingsverzoek wordt de Kamer te zijner tijd geïnformeerd.

Gelijktijdig werkt het kabinet aan de voorbereidingen voor het derde betaalverzoek, dat gepland staat in de loop van 2025. In het derde betaalverzoek zijn onder andere de mijlpalen opgenomen die zien op de publicatie van de Wet BAZ (Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen) en de Wet VBAR (Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden) in het Staatsblad. Er is sprake van een aannemelijk risico dat de HVP-deadline voor de publicatie van deze arbeidsmarkthervormingen in het eerste kwartaal van 2025 niet gehaald wordt. Dit risico is eerder gedeeld met de Tweede Kamer, onder andere in de begeleidende brief bij het hierboven genoemde Nationaal Hervormingsprogramma.

Tabel 5 Mijlpalen en doelstellingen van HVP-maatregelen betaalverzoek 1
 

HVP-maatregel

Mijlpaal en/of doelstelling

Hervormingen

Hervorming pensioenstelsel tweede pijler

Inwerkingtreding van de wet tot hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel

Aanpak schijnzelfstandigheid

Aan het parlement gepresenteerd actieplan om het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen

Investeringen

Nederland Leert Door

Loopbaanadvies ter ondersteuning van individuele personen

Nederland Leert Door

Vaardigheidstraining ter ondersteuning van individuele personen

Tabel 6 Mijlpalen en doelstellingen van HVP-maatregelen betaalverzoek 2
 

HVP-maatregel

Mijlpaal en/of doelstelling

Hervormingen

-

-

Investeringen

Nederland Leert Door

Sectorale maatwerktrajecten ter ondersteuning van de overgang naar werk

Scholingsbudget WW

Vaststelling financieel kader structureel budget op- en herscholing aan WW-gerechtigden

Tabel 7 Mijlpalen en doelstellingen van HVP-maatregelen betaalverzoek 3
 

HVP-maatregel

Mijlpaal en/of doelstelling

Hervormingen

Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen

Bekendmaking in de Staatscourant van de wet tot instelling van een verplichte arbeids-ongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen

Aanpak schijnzelfstandigheid

Bekendmaking in de Staatcourant van een wet tot wijziging van de definitie van het begrip arbeidsrelatie

Hervorming pensioenstelsel tweede pijler

Plannen voor de overgang naar een nieuw pensioenstelsel afgerond en gepubliceerd

Investeringen

Nederland Leert Door

Onafhankelijke evaluatie van de sociaaleconomische gevolgen van de subsidieregelingen in het kader van «Nederland Leert Door»

2.3 Budgettaire ontwikkeling uitgaven Sociale Zekerheid

In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen de uitgaven aan Sociale Zekerheid. Voorheen gold voor de uitgaven aan Sociale Zekerheid een apart uitgavenplafond. In de begrotingsregels van dit kabinet is bepaald dat dit deeluitgavenplafond verdwijnt. Ook verandert hiermee de definitie van Sociale Zekerheidsuitgaven. Aan het einde van deze paragraaf wordt het verschil tussen de oude en nieuwe definitie toegelicht.

In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken dat voor mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en bijstand) die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes het uitgavenkader wordt aangepast. Dit draagt bij aan de automatische stabilisatie van de overheidsfinanciën. Voor beleidsmatige mutaties van deze werkloosheidsuitgaven wordt het uitgavenkader niet aangepast. Daarnaast wordt het uitgavenkader aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling.

2.3.1 Opbouw uitgaven Sociale Zekerheid

Tabel 8 Opbouw SZ-uitgaven, nieuwe definitie (bedragen x € 1 miljard)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd

63,6

60,0

64,4

67,3

69,3

71,7

-/- Dubbeltelling rijksbijdragen

31,2

28,5

31,8

34,2

36,1

38,3

-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd

0,7

0,7

0,6

0,6

0,6

0,5

+ Loon- en prijsbijstelling

0,0

1,3

2,3

3,5

4,5

5,7

A. SZ-uitgaven begroting

31,8

32,1

34,3

35,9

37,2

38,7

       

Totaal uitgaven premiegefinancierd

77,8

83,1

88,0

92,5

97,2

102,5

-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd

0,2

0,2

0,3

0,3

0,3

0,3

B. SZ-uitgaven premie

77,6

82,8

87,7

92,2

96,8

102,1

       

Totale SZ-uitgaven (lopende prijzen) (A+B)

109,4

114,9

122,0

128,1

134,0

140,8

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel worden gefinancierd uit begrotingsmiddelen, dit is de correctie voor rijksbijdragen. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, die nodig is om de AOW-uitgaven te kunnen dekken. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende toereikend voor de AOW-uitgaven. In 2025 worden de uitgaven onder het uitgavenkader hierdoor met € 28,5 miljard gecorrigeerd.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,7 miljard (terugontvangsten Kinderopvang en terugontvangsten Tegemoetkoming ouders).

De uitgaven aan Sociale Zekerheid worden in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen zijn hiervoor middelen gereserveerd (€ 1,3 miljard in 2025). Deze middelen staan niet op de SZW-begroting, maar op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd. Om de uitgaven in lopende prijzen uit te kunnen drukken worden deze opgenomen in de uitgaven aan Sociale Zekerheid.

De premiegefinancierde uitgaven zijn uitgedrukt in lopende prijzen. De post wordt gecorrigeerd voor de premiegefinancierde ontvangsten. Het gaat hier om de ontvangsten uit het Ufo (Uitvoeringsfonds voor de overheid), die overheidswerkgevers betalen ten behoeve van de WW.

In lopende prijzen bedragen de uitgaven aan Sociale Zekerheid € 114,9 miljard in 2025.

2.3.2 Uitgaven Sociale Zekerheid 2024-2029

In tabel 9 wordt de opbouw van de uitgaven aan Sociale Zekerheid per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. In 2025 bedragen de totale uitgaven € 114,9 miljard. In de jaren van 2025 tot 2029 stijgen de verwachte uitgaven van € 114,9 miljard naar € 140,8 miljard. De stijging is voor een groot deel toe te wijzen aan de nominale ontwikkeling (aanpassing aan de loon- en prijsontwikkeling). Deze post bedraagt € 5,0 miljard in 2025 en stijgt naar € 23,1 miljard in 2029. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling lopen de uitgaven aan Sociale Zekerheid licht op. Een overzicht van het verloop van de uitgaven over de jaren 2024 t/m 2029 is te vinden in de horizontale toelichting in de bijlagen bij de Miljoenennota.

De grootste uitgavenpost binnen de uitgaven aan Sociale Zekerheid voor 2025 is de AOW (€ 52,8 miljard in 2025). Andere grote uitgavenposten zijn de arbeidsongeschiktheidsregelingen (€ 18,6 miljard), de WW en bijstand (tezamen € 11,2 miljard) en de kinderopvang en kindregelingen (tezamen € 14,9 miljard). De verwachte uitgaven aan de AOW lopen op als gevolg van een toenemend aantal AOW-gerechtigden. De WW- en bijstandsuitgaven lopen naar verwachting de komende jaren op, onder meer door een geleidelijke toename van de werkloosheid.

Tabel 9 SZ-uitgaven per cluster van regelingen 2024-2029 (bedragen x € 1 miljard)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Arbeidsmarkt

      

LIV/jeugd-LIV/LKV

0,6

0,5

0,1

0,2

0,2

0,2

Transitievergoeding/Compensatieregeling TV MKB

0,6

0,6

0,5

0,2

0,2

0,2

       

Werkloosheid/Bijstand

      

WW-uitgaven (werkloosheid)

3,4

3,7

4,1

4,2

4,5

4,7

Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand)

7,3

7,5

7,7

7,8

8,0

8,2

       

Ziekte/arbeidsongeschiktheid/verlofregelingen

      

ZW-uitgaven

2,3

2,3

2,3

2,3

2,4

2,4

WIA/WAO/WAZ/Wajong

18,5

18,6

18,7

18,6

18,9

19,2

WAZO/geboorteverlof/ouderschapsverlof

2,6

2,6

2,7

2,7

2,8

2,8

       

Ouderdom/Nabestaanden

      

AOW

51,7

52,8

53,9

55,1

55,5

56,8

Inkomensondersteuning AOW

0,2

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Anw

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

       

Kinderopvang en kindregelingen

      

KOT

4,8

5,2

6,5

7,1

7,4

7,7

AKW/WKB

9,5

9,7

9,6

9,4

9,2

9,1

       

Re-integratie/Participatie

      

Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

0,2

       

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

      

Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.)

3,1

3,1

3,1

3,2

3,2

3,2

Overige uitgaven

4,3

2,7

3,0

2,9

2,7

2,8

       

Nominale ontwikkeling

0,0

5,0

9,2

13,9

18,4

23,1

       

Totaal SZ-uitgaven

109,4

114,9

122,0

128,1

134,0

140,8

2.3.3 Mutaties uitgaven Sociale Zekerheid 2024-2029

Tabel 10 geeft de mutaties weer tussen ontwerpbegroting 2024 en de ontwerpbegroting 2025. Hierbij worden een aantal grote beleidsmatige mutaties toegelicht. Zo is in het hoofdlijnenakkoord afgesproken het kindgebonden budget te verhogen. Hiermee wordt (kinder)armoede tegengegaan. Ook is in het hoofdlijnenakkoord opgenomen om de afbouw van de dubbele heffingskorting in de bijstand tussen 2025 en 2027 te bevriezen. Voor mensen in de bijstand voorkomt het kabinet daarmee dat hun uitkering tussen 2025 en 2027 daalt. Ook is besloten om in 2026 de maximumuurprijzen voor de kinderopvang niet te indexeren.

Tabel 10 Mutaties SZ-uitgaven sinds vorige ontwerpbegroting (bedragen x € 1 miljard)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2024

108,9

115,2

123,0

130,2

136,5

 

Hoofdlijnenakkoord: hoger kindgebonden budget

0,0

0,3

0,3

0,3

0,3

 

Hoofdlijnenakkoord: bevriezen afbouw dubbele heffingskorting bijstand

0,0

0,1

0,2

0,3

0,3

 

Hoofdlijnenakkoord: niet-indexeren kinderopvangtoeslag

0,0

0,0

‒ 0,1

‒ 0,2

‒ 0,2

 

Overige uitgaven

0,6

0,1

‒ 0,5

‒ 1,4

‒ 1,3

 

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 20251

109,4

114,9

122,0

128,1

134,0

140,8

X Noot
1

De som van de SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2024 en de mutaties telt niet op tot de totale SZ-uitgaven in de begroting 2025. Dit komt doordat de SZ-uitgaven voor de begroting 2024 op een andere manier werden berekend dan voor de begroting 2025. In de volgende paragraaf wordt het verschil tussen de oude en nieuwe definitie nader toegelicht.

2.3.4 Vergelijking oude en nieuwe definitie uitgaven Sociale Zekerheid

De totale uitgaven aan Sociale Zekerheid uit tabel 8 kunnen niet direct vergeleken worden met de totale uitgaven aan Sociale Zekerheid uit de begroting 2024. Dit komt doordat er in de oude definitie een deel van de uitgaven op de SZW-begroting niet tot de uitgaven aan Sociale Zekerheid werd toegerekend. Ook waren er uitgaven buiten de SZW-begroting die wel tot Sociale Zekerheid werden gerekend. Tabel 11 bevat de opbouw van de uitgaven die tot uitgaven aan Sociale Zekerheid zouden worden gerekend volgens de oude definitie.

Tabel 11 Opbouw SZ-uitgaven, oude definitie (bedragen x € 1 miljard)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd

63,6

60,0

64,4

67,3

69,3

71,7

-/- Dubbeltelling rijksbijdragen

31,2

28,5

31,8

34,2

36,1

38,3

-/- Uitgaven plafond Rijksbegroting

1,8

1,3

1,4

1,2

0,9

0,8

-/- Uitgaven plafond Investeringen

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd

0,7

0,7

0,6

0,6

0,6

0,5

+ Loon- en prijsbijstelling

0,0

1,2

2,2

3,4

4,5

5,6

+ Overig

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

A. SZ-uitgaven begroting

30,0

30,8

32,9

34,7

36,3

37,8

       

Totaal uitgaven premiegefinancierd

77,8

83,1

88,0

92,5

97,2

102,5

-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd

0,2

0,2

0,3

0,3

0,3

0,3

B. SZ-uitgaven premie

77,6

82,8

87,7

92,2

96,8

102,1

       

C. Integratie-uitkering sociaal domein

2,1

2,0

1,9

1,8

1,8

1,7

       

Totale SZ-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C)

109,7

115,6

122,4

128,8

134,9

141,6

Er zijn drie voorname verschillen tussen de opbouw volgens de nieuwe en de oude definitie. Ten eerste werd in de oude definitie gecorrigeerd voor uitgaven op de SZW-begroting die onder het uitgavenplafond Rijksbegroting vielen. Dit zijn onder meer verschillende subsidies en opdrachten en de apparaatsuitgaven van SZW. Eenzelfde soort correctie werd gedaan voor het uitgavenplafond Investeringen. Deze post is te klein om tot uiting te komen in de tabel. Omdat deze uitgaven op de SZW-begroting staan, worden deze nu wel gerekend tot de uitgaven aan Sociale Zekerheid.

Ten tweede werd met de post overig gecorrigeerd voor middelen die op de aanvullende post bij Financiën staan. Omdat deze middelen niet op de begroting van SZW staan, wordt hier nu niet langer voor gecorrigeerd.

Ten derde werd er gecorrigeerd voor de middelen voor de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) en het participatiebudget. Deze maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein (IUSD) en staan daarom niet op de SZW-begroting. Daarom wordt de IUSD in de nieuwe definitie niet langer toegerekend aan uitgaven aan Sociale Zekerheid.

2.4 Openbaarheidsparagraaf

Het versneld op orde brengen van onze informatiehuishouding en het vergroten van de transparantie naar de samenleving en parlement zijn belangrijke lessen uit het verslag ‘Ongekend onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK, december 2020). Daarnaast heeft de Wet open overheid (Woo) de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) per 1 mei 2022 vervangen. Dit betekent dat de overheid (nog) transparanter moet worden. Ook SZW zal een deel van haar informatie (documenten) tijdig actief openbaar moeten maken naar de burger toe, daar waar de burger dat nu nog vaak via een Woo-verzoek moet opvragen.

SZW pakt het verbeteren van de informatiehuishouding en het vergroten van transparantie op middels het meerjarige programma ENIGMA IHH Open op Orde. Het programma heeft tot doel om het informatiebeheer van SZW te verbeteren en transparanter te maken. Daarnaast heeft het programma tot doel om het bewustzijn van de omgang met openbaarheid van informatie in het DNA van de ambtenaren en in het werkklimaat/-proces van het departement te verankeren.

In 2025 zal het verbeteren en het transparanter maken van de informatiehuishouding van SZW verder worden vormgegeven. In deze paragraaf worden deze inspanningen voor 2025 inhoudelijk nader toegelicht voor de hoofdonderdelen van deze opgave. Ten slotte wordt ingegaan op de financiën van het programma ENIGMA.

Verbetering van de informatiehuishouding (highlights)

Actielijn 1. Informatieprofessionals

De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de bewustwording en het vergroten van de kennis van de SZW-medewerkers op het gebied van informatiebeheer. In 2025 wordt hier mee verdergegaan. Zie ook de proeftuin die is genoemd onder de paragraaf Passieve Openbaarmaking en de inzet van twee Woo-duo’s bij de twee beleidswerkvelden.

Actielijn 2. Volume en aard van de informatie

Op 6 april 2023 is de kabinetsreactie gepubliceerd op het rapport van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E), op de adviezen van de Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) en de Regeringscommissaris Informatiehuishouding (RIHH). In 2023 is een interdepartementaal traject gestart om te komen tot nieuw rijksbreed beleid en daaraan ondersteunende technische voorzieningen. Totdat het rijksbeleid is vastgesteld, blijft SZW haar huidige werkwijze hanteren: chatberichten van bewindspersonen en bestuursraadleden worden veiliggesteld, geschoond en gearchiveerd.

In 2023 en 2024 is ingezet op het meer en beter (actief) archiveren van e-mails door directies en afdelingen binnen SZW en de Arbeidsinspectie. Daarvoor zijn een instructie en een workshop ontwikkeld. Bij de directies en afdelingen die hebben deelgenomen aan de workshop en een begeleidingstraject is meer bewustwording ontstaan voor het belang van het goed bewaren van e-mails. Geconstateerd is dat het aantal e-mails dat goed wordt opgeslagen in het Document Management Systeem (DMS) bij de deelnemers is toegenomen. In 2025 zal er onverminderd aandacht gegeven worden aan het goed archiveren van (niet alleen) e-mail. Daar waar gevraagd en mogelijk, zullen daarvoor vanuit het programma mensen en middelen ter ondersteuning worden aangeboden. 

In 2024 zijn voorbereidingen voor de implementatie van de «Handreiking bewaren van e-mail Rijksoverheid» (het vangnet) bij SZW en alle andere kerndepartementen voortgezet. Voor SZW en vijf andere deelnemende departementen lag de focus daarbij vooral op de realisatie van de daarvoor benodigde technische voorziening. Daarnaast is de rijksbrede Handreiking opnieuw tegen het licht gehouden om deze tot beleid te verheffen. De verwachting is dat het «Beleid bewaren van e-mail Rijksoverheid» in 2025 geïmplementeerd wordt bij SZW en alle andere departementen.

De oude Archiefwet wordt gemoderniseerd zodat deze volledig is toegespitst op het digitale tijdperk. De tijd om belangrijke informatie over te brengen naar het Nationaal Archief is van 20 jaar naar 10 jaar ingekort. De inwerkingtreding van de wet wordt begin 2025 voorzien. SZW zal de daarin voorziene wijzigingen gaan implementeren.

Nadat in 2023 een pilotproject was uitgevoerd, is in 2024 begonnen met het archiveren van sociale media en is het project afgerond. Vanaf mei 2024 worden de sociale mediaberichten van SZW doorlopend binnengehaald en gearchiveerd en zijn de processen ingericht en geborgd in de organisatie. Vanaf 2025 zal dit een regulier lijnproces zijn.

Actielijn 3. Informatiesystemen

Een goed werkend DMS is randvoorwaardelijk voor het op orde brengen van de informatiehuishouding (goed kunnen opslaan, archiveren en eenvoudig/snel/goed terugvinden van informatie). DigiDoc Online wordt in 2024 voor heel SZW geïmplementeerd. De verwachting is dat in 2025 DigiDoc II (de voorloper van Digidoc Online) volledig zal zijn uitgefaseerd.

Het opschonen van netwerkschijven is in 2023 begonnen en in 2024 worden de pilots uitgebreid. Het is de verwachting dat het opschonen van de netwerkschijven in 2025 bij meer directies zal worden uitgevoerd.

Actielijn 4. Bestuur en naleving

Er wordt een kwaliteitssysteem opgezet en ingericht om de kwaliteit van de IHH te kunnen meten. Naar verwachting zal dit in 2024 gereed zijn, waarna dit in 2025 volledig operationeel zal zijn.

Actieve openbaarmaking

In de Wet open overheid (Woo) is geregeld dat de overheid (nog) transparanter moet worden en daarom moet ook SZW een deel van haar informatie (documenten) tijdig actief openbaar maken naar de burger toe, daar waar de burger dat nu nog vaak via een Woo-verzoek moet opvragen.

In 2024 zijn de in de Woo genoemde 11 verplichte informatiecategorieën op directieniveau geïdentificeerd; deze worden grotendeels al actief openbaar gemaakt, onder andere via eigen SZW-websites, de Staatscourant en Rijksoverheid.nl. Op basis hiervan is een SZW-brede infographic beschikbaar gekomen. De infographic geeft inzicht met welke verplichte informatiecategorieën op werkveld- en directieniveau wordt gewerkt. Dit levert management-/sturingsinformatie op en genereert meer bewustwording en betrokkenheid. Met dit inzicht wordt in de komende periode gewerkt aan de inrichting van de processen om de informatiecategorieën openbaar te maken.

In 2025 sluit SZW aan op de rijksbrede ontwikkeling om gezamenlijk een publicatieplatform te selecteren voor de publicatie van de verplichte informatiecategorieën als ook de inspanningsverplichting. Tevens zal in 2025 het beleid voor de invulling (inclusief prioriteiten) van de inspanningsverplichting worden opgesteld en vastgesteld. Hierbij zal prioriteit worden gelegd bij maatschappelijke vraagstukken: daar waar actieve openbaarmaking een bijdrage levert en de maatschappelijke waarde centraal staat.

Passieve openbaarmaking (Woo-verzoeken)

Het is van groot belang om burgers, wetenschappers en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien ingeval zij een Woo- of informatieverzoek indienen.

De maximale termijn voor de beantwoording van Woo-verzoeken bedraagt 42 dagen. Deze termijn wordt door SZW vaak nog niet gehaald. Het afhandelingsproces van de Woo-verzoeken zal daarom nog efficiënter moeten worden ingericht om een tijdige afhandeling mogelijk te maken.

In de afgelopen jaren is vooral getracht het proces rond de beantwoording van Woo-verzoeken te verbeteren. Dit heeft onder andere geresulteerd in een Handreiking afhandelen Woo-verzoek voor medewerkers van SZW en de Arbeidsinspectie.

In 2024 voert SZW een proeftuin uit door middel van de inzet van twee Woo-duo’s bij de twee beleidswerkvelden. Deze Woo-duo’s bestaan uit twee Woo-procesondersteuners en twee zoekspecialisten. Tijdens een periode van zes maanden wordt onderzocht welke bijdrage deze Woo-duo’s bieden aan de beleidsonderdelen in de afhandeling van Woo-verzoeken. In het vierde kwartaal van 2024 volgt hieruit een adviesrapport over de inzet van informatieprofessionals, zoals in het Woo-proces. Het adviesrapport vormt de basis voor de besluitvorming over de benodigde structurele inzet van informatieprofessionals binnen SZW. Op basis van deze besluitvorming zal hiermee in 2025 verder worden gegaan of niet. Zie ook paragraaf Actielijn 1. Informatieprofessionals.

Verder wordt in 2024 binnen SZW gewerkt aan twee dashboards, namelijk het rijksbrede Woo-dashboard en het departementale Woo-dashboard. Het rijksbrede Woo-dashboard zal per 1 januari 2025 online komen te staan. Deze rapportage-instrumenten zorgen bij alle betrokkenen voor meer inzicht in de status van de Woo-verzoeken die in behandeling zijn. Met dit inzicht kan er door de betrokken onderdelen binnen SZW beter gestuurd worden op de afhandeling van de Woo-verzoeken.

Financiën programma ENIGMA

In januari 2022 zijn de definitieve actieplannen IHH Open op Orde 2022 van SZW, SVB en UWV door de plaatsvervangend Secretaris-Generaal (pSG) aangeboden aan BZK. Op basis van fiches (financiële onderleggers van de projecten) in het actieplan van SZW is voor deze opgave in totaal € 6,2 miljoen POK-IHH-gelden van BZK ontvangen voor 2025. Dit is geoormerkt budget waarover aan BZK verantwoording dient te worden afgelegd. BZK rapporteert hierover naar de Kamer.

Daarnaast heeft SZW circa € 0,5 miljoen beschikbaar in het kader van de implementatie van de Woo.

2.5 Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) is een overkoepelende agenda met daarin de evaluatieprogrammering van de beleidsterreinen van SZW. De evaluatieonderzoeken staan geordend naar thema’s die aansluiten bij de strategie van heel SZW en zijn opgebouwd vanuit onze maatschappelijke opgaven (top-down) en vanuit onze kennis van hoe ons beleid werkt (bottom-up). Bij de inhoud van de thema’s is gekeken naar de samenhang met de kennisagenda van SZW, de thema’s onderling en beleidsthema’s van andere departementen. Dit is terug te zien in de toelichtende teksten bij de thema’s en het agenderen van onderzoeken onder meerdere thema’s.

De evaluaties op deze SEA dienen niet alleen ter verantwoording van de effectiviteit en doelmatigheid van uitgaven, maar zijn ook gericht op verbetering van bestaand beleid en het voorbereiden van nieuw beleid. Met de evaluaties kan op langere termijn worden beoordeeld hoe het beleid werkt en hoe we het beleid kunnen verbeteren. Daarbij hebben we aandacht voor de publieke waarde van ons beleid; ofwel de impact van beleid op de maatschappij. De SEA is van en voor heel SZW om te reflecteren op bestaand beleid ten behoeve van keuzes voor toekomstige SZW beleid.

Per SEA-thema is (voor een periode van de komende 4-7 jaar) inzichtelijk gemaakt:

  • welke doelen het beleid op dat thema heeft;

  • welke vastgestelde kennis er op dit thema al is;

  • welke kennis er nog niet is en wat de inzichtbehoeften zijn;

  • hoe de evaluatieplanning daaruit volgt;

  • waar een eventuele overlap met andere thema’s van de SEA bestaat.

In de SEA maakt SZW onderscheid tussen evaluaties en overig onderzoek. De evaluaties zijn als volgt getypeerd: ex-ante evaluaties (zoals pilots, nulmetingen en experimenten), ex-durante evaluaties (zoals monitoring en tussenevaluaties), ex-post evaluaties (zoals wets- en effectevaluaties en periodieke rapportages). Bijlage 6 bij deze begroting biedt een beschrijving per individuele evaluatie van elk thema op de SEA.

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Het beleid omtrent gezond en veilig werken (G&VW) heeft tot doel dat werkenden in Nederland hun werk op een gezonde en veilige manier kunnen doen, zodat zij gezond blijven en werkend de pensioenleeftijd kunnen halen. Het fundament van de beleidsinzet wordt gevormd door de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidstijdenwet. Een belangrijk deel van het beleid bestaat uit stimuleringsprogramma’s en -projecten gericht op werkgevers en werknemers, communicatie via het Arboportaal, en de dialoog met sociale partners en andere stakeholders.

SZW heeft in september 2020 een uitgebreide beleidsdoorlichting over artikel 1 van de SZW-begroting uitgevoerd, inclusief het beleidsterrein van G&VW. Mede op basis van deze beleidsdoorlichting en het onderzoek toekomstverkenning arbeid & gezondheid heeft SZW de Arbovisie 2040 opgesteld. De Arbovisie 2040 legt de basis voor het gezonder en veiliger werken in Nederland. Met onder andere de sociale partners werken we deze Arbovisie verder uit, door een stevige inzet op preventie, een betere uitvoering van de arboregels met als sluitstuk goed toezicht en handhaving. Daarmee bieden we ook een handvat om in de toekomst terug te blikken en te evalueren.

Naast de genoemde trajecten volgt G&VW met een meerjarig monitoringsprogramma de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van werkenden. Dit alles biedt, samen met de evaluaties van de beleidsinstrumenten onder dit thema, input voor de periodieke rapportage die in 2028 gepland staat.

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Ex-post evaluatie

2028

1

Analyse wenselijkheid/haalbaarheid invullen opleidingseisen preventiemedewerkers

Ex-ante evaluatie

2024

1

Eindevaluatie Meerjarenprogramma RI&E

Ex-ante evaluatie

2024

1

Arbobalans

Ex-durante monitoring

2025

1

Evaluatie maatwerkregeling in Arbowetgeving

Ex-post evaluatie

2025

1

Onderzoek financiele prikkels ter bevordering preventie

Ex-ante evaluatie

2025

1

Toekomstverkenning arbeid & gezondheid

Ex-ante evaluatie

2025

1

Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel

Ex-durante evaluatie

2026

1

Evaluatie Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

Ex-post evaluatie

2028

1

Evaluatie meldplicht arbeidsongevallen en vergewisplichten uitleners

Ex-post evaluatie

2031

1

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

De beleidsinstrumenten onder het thema leven lang ontwikkelen (LLO) stimuleren en faciliteren mensen om zichzelf verder te ontwikkelen en duurzaam inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Met name op een arbeidsmarkt die steeds in beweging is, wordt het belang van LLO steeds groter.

LLO helpt werkloosheid voorkomen door kennis en vaardigheden actueel te houden; LLO stimuleert doorgroeien in de loopbaan en geeft meer voldoening, werkplezier en meer inkomen. LLO draagt daarmee bij aan het goed functioneren van de arbeidsmarkt, het beter matchen van vraag en aanbod en het kunnen realiseren van ambities op het gebied van de klimaat-, grondstoffen- en energietransities, innovatie en groei. Cruciaal is een sterke ontwikkelcultuur waarin het voor mensen en bedrijven vanzelfsprekend is om zich te blijven ontwikkelen. Daarnaast wordt er steeds meer toegewerkt naar een op skills gerichte arbeidsmarkt, waarin niet alleen diploma’s van belang zijn, maar ook vaardigheden, competenties en kennis. SZW werkt op dit thema samen met onder andere OCW, EZ, SER en de NWO zodat onderzoeksagenda’s op elkaar afgestemd worden.

Op dit moment lopen er diverse subsidieregelingen die gericht zijn op werkenden of werkgevers: zoals de SLIM-regeling en de expeditie-regeling. Voor deze subsidieregelingen zijn al evaluatieplanningen opgenomen in de SEA 2025. Deze evaluaties geven inzicht in de vraag of de instrumenten doeltreffend en doelmatig zijn. Met deze evaluaties werken we toe naar een periodieke rapportage waarin we kijken naar de samenhang tussen de instrumenten. Het is de wens om hiermee inzicht te krijgen in de toegankelijkheid en het gebruik van de regelingen voor de verschillende groepen werkenden, waaronder flexwerkers en praktisch opgeleiden. Onder andere met het oog op deze inzichtbehoefte wordt gekeken of het nuttig is om ook de evaluaties die worden uitgevoerd in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) op te nemen op dit SEA-thema. Een van de prioriteiten van ESF+ is ‘Kwetsbare werkenden en werkzoekenden’, waarbij een van de doelstellingen ‘een leven lang ontwikkelen’ is.

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen

Ex-post evaluatie

2027

1

Evaluatie SLIM-regeling

Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek

2025

1

Evaluatie subsidieregeling STAP-budget

Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek

2025

1

Evaluatie expeditie-regeling

Ex-post evaluatie

2027

1

Enquête Leven Lang Ontwikkelen en Skills Survey

Overig onderzoek

2030

1

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

De beleidsinstrumenten onder het thema Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden beschermen en versterken de positie van werkenden. Op die manier bevorderen ze het functioneren van de arbeidsmarkt (evenwicht tussen werkgevers en werknemers). De beleidsinstrumenten onder dit thema zijn divers: van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag die ervoor zorgt dat iedere werknemer een minimumloon ontvangt, tot de Wet arbeidsvoorwaarden voor gedetacheerde werknemers in de EU, en beleid rondom gelijke behandeling op de werkvloer.

In 2020 is de beleidsdoorlichting naar artikel 1 Arbeidsmarkt van de SZW-begroting afgerond. De scope van artikel 1 was breder dan beleid naar Arbeidsverhoudingen en- voorwaarden. De belangrijkste conclusie was dat doelbereik niet of nauwelijks te beoordelen was omdat de instrumenten moeilijk te koppelen waren aan de doelen. Om te zorgen dat er bij de volgende periodieke rapportage wel uitspraken gedaan kunnen worden over doelbereik en doeltreffendheid, is artikel 1 opgesplitst in een aantal thema’s, waaronder arbeidsverhoudingen en -voorwaarden en is er een beleidstheorie opgesteld specifiek voor dit thema.

Binnen de scope van dit thema vallen alle evaluaties die betrekking hebben op het beleid rond arbeidsverhoudingen en -voorwaarden. Ook beleidswijzigingen die hebben plaatsgevonden maken hier onderdeel van uit: bijvoorbeeld de Wet Arbeidsmarkt in Balans, de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn en de Meldingsplicht Wet Arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. De effecten van deze instrumenten – en andere instrumenten op dit thema worden gemonitord en geëvalueerd.

Daarnaast is in de Kamerbrief van april 2023 het arbeidsmarktpakket aangekondigd. Daarin worden maatregelen aangekondigd zoals Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, en maatregelen voor flex-contracten. Deze maatregelen vallen binnen de scope van dit thema. Om in de toekomst een gedegen evaluatie van de maatregelen uit het arbeidsmarktpakket uit te kunnen voeren zal een nulmeting en jaarlijkse monitor uitgevoerd worden.

Het beleid Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden heeft ook effecten buiten de bescherming van de positie van werkenden. Bijvoorbeeld op de wendbaarheid van bedrijven, de arbeidsproductiviteit van Nederland en de mate waarin zorg aan naasten door mensen zelf kan worden gegeven. Hier wordt bij stilgestaan in de verschillende evaluaties, waaronder in de monitor van het arbeidsmarktpakket.

De komende jaren wordt verder bekeken welke inzichtbehoeften er zijn op dit thema en welke onderzoeken uitgevoerd dienen te worden ter voorbereiding op de periodieke rapportage in 2027.

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Ex-post evaluatie

2027

1

Evaluatiekader en nulmeting voor het wetsvoorstel Wet toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta)

Ex-ante evaluatie

2024

1

Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)

Ex-post evaluatie

2025

1

Evaluatie Wet arbeid vreemdelingen

Ex-post evaluatie

2025

1

Invoeringstoets Implementatiewet detachering wegvervoer

Ex-ante evaluatie

2025

1

Tweede evaluatie Meldplicht WagwEU

Ex-post evaluatie

2025

1

Verkenning arbeidsrechtelijke verschillen tussen Caribisch Nederland en het Europese deel van Nederland

Overig onderzoek

2025

1

Tevredenheidsonderzoek onder arbeidsmigranten

Overig onderzoek

2028

1

Nulmeting arbeidsmarktpakket

Ex-ante evaluatie

2029

meerdere

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Het beleid van SZW op het gebied van arbeid en zorg en de ontwikkeling van het kind valt uiteen in de onderwerpen kinderopvang, kinderbijslag en het kindgebonden budget (tegemoetkoming ouders) alsook arbeid en zorg (onder andere zwangerschaps- en bevallingsverlof, ouderschapsverlof en flexibel werken).

Dit thema in de SEA maakt inzichtelijk dat het beleid enerzijds ziet op het bevorderen van arbeidsparticipatie en anderzijds op het bieden van inkomensondersteuning aan ouders. Het biedt mensen controle op hun werk en leven en tegelijk de mogelijkheid zich te kunnen ontwikkelen. De regelingen voortvloeiend uit dit beleid hebben ten slotte het streven een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het kind en het bestrijden van armoede onder kinderen.

De komende jaren zullen we ons beleid evalueren. We kijken dan naar alle onderwerpen die raken aan arbeid en zorg, en de ontwikkeling van het kind. Wat zijn de doelen van dit SZW-beleid, welke inzichtbehoefte bestaat er op dit vlak en vooral ook waar is overlap en waar ontbreekt kennis of een eventuele hogere doelomschrijving en link met ander (SZW- of rijks-)beleid. Samenhangend hiermee worden er onderzoeken uitgevoerd naar de situatie van gezinnen in Nederland. In dit onderwerp-overstijgende onderzoek is aandacht voor de thema’s inkomen, werk en zorg, welzijn van kinderen en overige onderwerpen zoals huisvesting en demografisch beleid.

De splitsing in onderwerpen kinderopvang, tegemoetkoming ouders en arbeid en zorg heeft nu een evaluatieplanning per onderwerp. Die analyseren we in 2026 overkoepelend, waarbij we kijken naar de samenhang en onderbouwing van beleid.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Situatie gezinnen in Nederland

Overig onderzoek

2024

1

Kinderopvang

Het kinderopvangbeleid kent twee hoofddoelen: de arbeidsparticipatie van ouders bevorderen en de ontwikkeling van het kind stimuleren. Het beleid richt zich op kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare kinderopvang zodat ouders ook gebruik maken van kinderopvang. Op dit moment loopt er een periodieke rapportage over het kinderopvangbeleid. Daarbij wordt de focus gelegd op het doel bevorderen van de arbeidsparticipatie. Samen met de inzichten van de periodieke rapportage over het doel stimuleren van de ontwikkeling van het kind (2023) vormt het de evaluatie over het totale kinderopvangbeleid.

Het kabinet vervangt de kinderopvangtoeslag door een nieuw financieringsstelsel. Er komt een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders. De overheid betaalt de vergoeding rechtstreeks aan kinderopvangorganisaties. In het nieuwe financieringsstelsel vorderen we niet meer terug bij ouders. Er zal de komende periode invulling worden gegeven aan de uitwerking van het nieuwe stelsel, het tijdpad en de transitie van het oude naar het nieuwe stelsel.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Kinderopvang

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage kinderopvangbeleid (bevorderen arbeidsparticipatie)

Ex-post evaluatie

2025

7

Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang

Ex-durante evaluatie

2025

7

Evaluatie indexeringssystematiek kinderopvangtoeslag

Ex-post evaluatie

2025

7

Onderzoek gastouderopvang redenen van uitstroom

Overig onderzoek

2025

7

Monitor kwaliteitseisen kinderopvang

Ex-durante monitoring

2027

7

Rapportage Monitor & Evaluatie Programma BES(T)4kids en wet Kinderopvang BES

Ex-post evaluatie

2027

7

Tegemoetkoming ouders

Het huidige toeslagenstelsel is voor sommige ouders complex en kan tot onzekerheid leiden. Het kindgebonden budget is onderdeel van het toeslagenstelsel. Alternatieven om ouders meer zekerheid te bieden zijn de afgelopen jaren onderzocht in onder andere de twee deelrapporten van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen en de Eindrapportage Alternatieven voor het toeslagenstelsel. Daarnaast is als onderdeel van het rapport Toekomst Toeslagen een ambtelijke verkenning verricht naar de toekomst van de twee tegemoetkomingen (kinderbijslag en kindgebonden budget). Deze rapporten vormen voorbereiding voor toekomstige besluitvorming als het kabinet besluit een kindregeling verder uit te werken.

Sinds de vorige beleidsdoorlichting Artikel 10 Tegemoetkoming ouders zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd in de kinderbijslag. In 2020 is de kinderbijslag ontkoppeld van de studiefinanciering, waardoor ouders het recht op kinderbijslag en kindgebonden budget behouden wanneer het kind studiefinanciering ontvangt. Daarnaast is op 1 juli 2024 een wijziging in de dubbele kinderbijslag intensieve zorg doorgevoerd. De SVB kent automatisch de dubbele kinderbijslag toe als het kind een Wlz-indicatie heeft (Wet langdurige zorg). Ouders ontvangen de dubbele kinderbijslag intensieve zorg ook standaard met zes maanden terugwerkende kracht.

In de afgelopen jaren hebben het kabinet en de Tweede Kamer geïnvesteerd in de kindregelingen, met name in het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget is op een aantal punten gewijzigd. Deze intensiveringen en aanpassingen komen terug in de periodieke rapportage. In deze rapportage wordt de doelmatigheid en doeltreffendheid van de kinderbijslag en het kindgebonden budget onderzocht. Ook wordt gereflecteerd op de opvolging van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting. In de periodieke rapportage wordt ook de doelmatigheid van de kinderbijslag BES onderzocht. Hiervoor wordt een separaat onderzoek uitbesteed.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Tegemoetkoming ouders

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders

Ex-post evaluatie

2025

10

Evaluatie Kinderbijslag BES

Ex-post evaluatie

2025

10

Arbeid en zorg

Het doel van het beleidsterrein Arbeid en Zorg is betere mogelijkheden creëren voor de combinatie van arbeid en zorg. In de Wet arbeid en zorg (Wazo) zijn verlofregelingen rondom de geboorte van en zorg voor kinderen, de zorg voor naasten en calamiteitenverlof opgenomen. Recent is het verlofstelsel uitgebreid met het betaald ouderschapsverlof en op dit moment wordt gewerkt aan de vereenvoudiging van het verlofstelsel. Over deze vereenvoudiging is de Kamer in juli 2023 en april 2024 geïnformeerd. Samen met UWV wordt gewerkt aan de administratieve vereenvoudigingsmogelijkheden uit de brief van juli 2023. Gezien de mogelijke (financiële) impact vergen de in april 2024 gepresenteerde scenario’s een keuze van het kabinet. Ook de Wet flexibel werken (Wfw) valt onder het beleidsterrein Arbeid en Zorg. In deze wet zijn mogelijkheden tot aanpassing van de arbeidsduur, arbeidstijden en arbeidsplaats opgenomen.

Met de inwerkingtreding van de Wet betaald ouderschapsverlof vanaf 2 augustus 2022 komen werknemers in aanmerking voor een uitkering wegens ouderschapsverlof. In de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof, die in 2025 plaats zal vinden, wordt aandacht besteed aan het gebruik en de effecten van de invoering van het betaald ouderschapsverlof. Recent is door UWV de invoeringstoets van de Wet betaald ouderschapsverlof opgeleverd. Hierin ging de aandacht uit naar de eerste ervaringen van ouders, werkgevers en UWV met het betaald ouderschapsverlof.

In 2024 vindt de periodieke evaluatie van het beleidsterrein Arbeid en Zorg plaats. De focus van de periodieke evaluatie ligt op het onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het thema Arbeid en Zorg. De Kamer is per brief geïnformeerd over de opzet van de periodieke rapportage. Voor het eind van het jaar ontvangt de Kamer de periodieke rapportage.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Arbeid en zorg

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage verlofregelingen

Ex-post evaluatie

2024

6

Evaluatie Wet betaald ouderschapsverlof

Ex-post evaluatie

2025

6

Thema 5: Pensioen en oudedag

Ten behoeve van een toekomstbestendig pensioenstelsel is samen met sociale partners in 2019 het pensioenakkoord gesloten. De maatregelen die voortvloeien uit het pensioenakkoord zijn bedoeld voor de verbetering van de oudedagsvoorziening en moeten perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen. Dit sluit aan bij het SZW-doel ‘mensen hebben een vangnet bij ouderdom’. Daarnaast bevat het pensioenakkoord tijdelijke maatregelen met betrekking tot duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken. Dit sluit aan bij het SZW-doel ‘mensen hebben (duurzaam) gezond en veilig werk’. De maatregelen met betrekking tot de oudedagsvoorziening en een koopkrachtig pensioen zijn uitgewerkt in het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen (WTP). Daarnaast wordt via de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen meer keuzevrijheid geïntroduceerd bij de start van de uitkeringsfase van het ouderdomspensioen. De evaluaties van deze wetten zijn geagendeerd in de SEA. Daarnaast wordt de voortgang van de transitieperiode van de WTP (2023-2028) gemonitord. In 2028 is de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel afgerond. De effecten van deze transitie worden in de jaren daarna zichtbaar. De periodieke rapportage voor ‘oudedagsvoorziening’ is daarom voorzien voor 2028/2029. Daarnaast wordt voor de AOW onderzocht door middel van een Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse (MKBA) wat de brede maatschappelijke effecten zijn van de huidige leefvormensystematiek, waarbij voornamelijk wordt gekeken naar de bereidheid tot samenwonen en het verlenen van mantelzorg onder gepensioneerden en wat de uitwerking is van twee beleidsopties op deze maatschappelijke domeinen.

De tijdelijke maatregelen voor duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken uit het pensioenakkoord zijn onder andere uitgewerkt in de subsidieregeling Maatwerk duurzame inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), de Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) en de uitbreiding van verlofsparen. Deze regelingen worden gemonitord en geëvalueerd. Ook is in het pensioenakkoord overeengekomen dat de AOW-leeftijdsverhoging vanaf 2020 wordt getemporiseerd en vanaf 2025 wordt gekoppeld aan de levensverwachting. De gevolgen van de leeftijdsverhoging op de arbeidsparticipatie, gebruik van uitkeringen, gezondheid en duurzame inzetbaarheid worden gemonitord. De AOW-monitor is tussen 2019 en 2024 jaarlijks uitgebracht. Het voornemen is om dit jaarlijks te blijven doen. Verder is er een onderzoek voorzien waarin gekeken wordt naar de knelpunten en kansen rondom gezond doorwerken tot aan het pensioen. In dit onderzoek is aandacht voor het perspectief van de werkende en de werkgever zodat het duidelijk wordt welke factoren de uittreedleeftijd bepalen en hoe langer doorwerken gestimuleerd kan worden. Dit onderzoek wordt samen met de voortgangsrapporten van de monitoring en evaluatie van de MDIEU benut om een beslissing te nemen over het vervolg van de MDIEU.

Een periodieke rapportage op dit onderwerp is voorzien voor 2027. Naast opgedane ervaringen met de MDIEU en RVU, is het streven om verbinding te leggen met het thema ‘leven lang ontwikkelen’ en gezondheidsthema’s rondom ouder worden.

Thema 5: Pensioen en oudedag

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Oudedagsvoorziening

Periodieke rapportage oudedagsvoorziening

Ex-post evaluatie

2028/2029

8

MKBA leefvormen

Ex-ante evaluatie

2025

8

Werknemers zonder pensioen

Ex-durante evaluatie

2026

8

Experimenten pensioenopbouw onder zelfstandigen

Ex-durante monitoring en evaluatie

2027

8

Monitoring Wet toekomst pensioenen

Ex-durante monitoring

2028

8

Evaluatie Wet bedrag ineens

Ex-durante en ex-post evaluatie

2029

8

Evaluatie van de Wet toekomst pensioenen

Ex-post evaluatie

2038

8

Gezond naar pensioen

Periodieke rapportage gezond naar pensioen

Ex-post evaluatie

2027

1 en 8

Monitor AOW-leeftijdsverhoging

Ex-durante evaluatie

2025

8

Onderzoek naar knelpunten en kansen rondom gezond doorwerken tot aan pensioen

Overig onderzoek

2025

1

Monitoring Regeling vervroegd uittreden (RVU)

Ex-durante monitoring

2026

8

Monitoring en evaluatie maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Ex-durante en ex-post evaluatie

2026

1

Thema 6: Armoede en schulden

Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden of leven onder of rondom de armoedegrens, met hardnekkige en wijdverspreide problematiek tot gevolg. Het kabinet wil een vangnet creëren voor mensen in de knel. Op deze manier krijgen mensen de ruimte om mee te doen in de samenleving en om zichzelf te ontwikkelen. Zo kan de vicieuze cirkel van (kansen)armoede doorbroken worden. Dit draagt bij aan het versterken van de bestaanszekerheid van meer mensen.

Het kabinet neemt daarom maatregelen om (kinder)armoede te voorkomen om ervoor te zorgen dat de (kinder)armoedecijfers niet uitkomen boven het referentiejaar 2024. Op de middellange termijn blijft het kabinet zich inzetten om het in 2015 afgesproken sustainable development goal Armoede te realiseren: een halvering van het aantal vrouwen, mannen en kinderen dat in armoede leeft tegen 2030. Ook wordt de aanpak ter verbetering van de schuldhulpverlening voortgezet, met focus op aanpak bij de bron. Voor (kinder)armoede wordt hierbij de SCP-definitie gehanteerd die het besteedbaar inkomen van een huishouden vergelijkt met het ‘niet-veel-maar-toereikend’-budget. Dit budget omvat de minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare, basale zaken (voedsel, kleding en wonen), moeilijk-vermijdbare posten (verzekeringen, persoonlijke verzorging), en de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie.

De voortgang van het beleid wordt gemonitord en naar de Tweede Kamer gestuurd. De monitor heeft tot doel om inzicht te krijgen in de aard van de problematiek en hoe deze zich ontwikkelt. Daarnaast heeft de monitor tot doel om te zien of we op de goede weg zijn.

De monitor bevat zoveel mogelijk kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en maakt gebruik van bronnen zoals het CBS, Nibud en de NVVK. Op basis van nieuwe inzichten en beschikbare data wordt de monitor gaandeweg verbeterd en aangevuld.

Thema 6: Armoede en schulden

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage armoede en schulden

Ex-post evaluatie

2026

2

Monitor Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Ex-durante monitoring

tweejaarlijks

2

Evaluatie Noodfonds 2023 en 2024

Ex-post evaluatie

2024

2

Evaluatie toolkit energiefixers

Ex-durante evaluatie

2024

2

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2024

meerdere

Evaluatie minnelijke schuldhulpverlening

Ex-post evaluatie

2025

2

Vroegsignalering

Ex-post evaluatie

2025

2

Evaluatie adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind

Ex-post evaluatie

2026

2

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2028

meerdere

Monitor en evaluatie subsidieregeling financiële educatie op scholen ter preventie van geldzorgen

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2029

2

Thema 7: Bijstand en participatie

In Nederland bestaat een vangnet voor wie (tijdelijk) niet zelf in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien. Sinds 2015 wordt een deel van dat vangnet geregeld door de Participatiewet. Deze wet is net als zijn voorgangers bedoeld om mensen die het tegenzit inkomensondersteuning te bieden via de bijstand en weer (gedeeltelijk) aan het werk te helpen. Samenhangend met de Participatiewet stimuleert de Wet banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Deze wetten dragen bij aan de visie van SZW dat iedereen de kans moet krijgen om mee te doen en zich te ontwikkelen, en dat we tegelijkertijd zorgen voor een vangnet als het tegenzit.

De afgelopen jaren is gebleken dat de Participatiewet niet altijd uitpakt zoals is bedoeld. Daarom is het traject Participatiewet in balans gestart. Eerder is met het Breed Offensief al gepoogd om de situatie van mensen met een arbeidsbeperking binnen de Participatiewet te verbeteren.

De Participatiewet wordt al sinds de introductie in 2015 uitgebreid gemonitord. Zo verschijnt jaarlijks een monitoringsbrief Participatiewet en twee keer per jaar een factsheet Participatiewet met de belangrijkste cijfermatige ontwikkelingen. Daarnaast schetst de Nederlandse Arbeidsinspectie een beeld van het stelsel werk en inkomen in de Spiegel Bestaanszekerheid, waarin ook veel aandacht bestaat voor de Participatiewet. In de monitoring en evaluatie van de Participatiewet wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht bij ontwikkelingen in het sociale domein.

Op dit moment bestaat er al specifieke aandacht voor het onderzoeken van potentiële brede baten (bijvoorbeeld op het gebied van zorggebruik) die kunnen ontstaan bij dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden. Een ander belangrijk aspect, dat ook in de evaluatie van de Participatiewet benoemd werd, is de duurzaamheid van werk(hervatting). Deze onderwerpen zullen de komende jaren prominent aan de orde komen bij onderzoek naar de werking van de Participatiewet. Een periodieke rapportage van de effecten van het huidige beleid zal in 2027 verschijnen. In 2026 is al een evaluatie van 10 jaren banenafspraak voorzien. In de periodieke rapportage zullen, voor zover mogelijk, ook de effecten van de maatregelen uit het Breed Offensief en Participatiewet in Balans onderzocht worden.

Thema 7: Bijstand en participatie

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage bijstand en participatie

Ex-post evaluatie

2027

2

Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling

Ex-durante monitoring

jaarlijks

2

Verdeelsleutel inleenverbanden banenafspraak

Overig onderzoek

jaarlijks

2

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Overig onderzoek

jaarlijks

2

Evaluatie REACT-EU

Ex-post evaluatie

2024

meerdere

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2024

meerdere

Onderzoek (potentiële) loonwaarde medewerkers beschut werk

Overig onderzoek

2024

2

Onderzoek rechtmatige uitvoering Subsidieregeling IPS-trajecten

Ex-post evaluatie

2025

2

Evaluatie banenafspraak

Ex-post evaluatie

2026

2

Monitor programma Simpel Switchen

Ex-durante monitoring

2027

2

Onderzoek naar investering in re-integratiedienstverlening in de 20 focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV)

Ex-durante monitoring

2028

meerdere

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2028

meerdere

Pilot No-riskpolis langdurig bijstandsgerechtigden

Ex-durante monitoring

2030

2

Thema 8: Jonggehandicapten

Het thema jonggehandicapten omvat de doelstelling om jonggehandicapten in de Wajong de kans te bieden zich te ontwikkelen zodat ze zelf kunnen bijdragen aan hun toekomst in de vorm van betaald werk en hen een financieel vangnet te bieden als zij niet zelf kunnen voorzien in een inkomen.

Op basis van de bevindingen uit de beleidsdoorlichting Wajong in 2018 is de Wajong aangepast. Met de Wet vereenvoudiging Wajong zijn diverse maatregelen in de Wajong verwerkt die er onder andere voor zorgen dat meer (gaan) werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs (gaan) volgen. Daarnaast is UWV in 2017 gestart met een nieuw dienstverleningsmodel voor het activeren van jonggehandicapten met arbeidsvermogen. De onderzoeksplanning staat daarom de komende periode in het teken van het afronden van een evaluatie naar de effectiviteit van deze dienstverlening en het voorbereiden op een wetsevaluatie in 2025. Met de periodieke rapportage geven we gelijktijdig invulling aan deze wetsevaluatie.

Thema 8: Jonggehandicapten

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage jonggehandicapten

Ex-post evaluatie

2025

4

Evaluatie Wet vereenvoudiging Wajong

Ex-post evaluatie

2025

4

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2028

meerdere

Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratie instrumenten voor IVA/DGA

Ex-post evaluatie

2029

3 en 4

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Het thema ‘werkloosheid bij werknemers’ bevat de doelstelling om werknemers inkomensbescherming te bieden bij werkloosheid en hen te stimuleren het werk te hervatten. Voor dit thema is in 2023 een periodieke rapportage opgesteld die naar de Tweede Kamer is gestuurd. De evaluatieplanning voor de komende jaren wordt in grote mate bepaald door de conclusies uit deze periodieke rapportage. In de rapportage is ook aandacht voor onderzoek dat nodig is om in de toekomst nog betere conclusies te kunnen trekken over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid. Het gaat bijvoorbeeld om het verder onderzoeken van de effecten van de Wet werk en zekerheid. Het geplande vervolgonderzoek naar de duurverkorting WW volgt uit een aanbeveling van de periodieke rapportage. Inmiddels is dit onderzoek gestart. De resultaten zijn naar verwachting eind 2024 beschikbaar. De periodieke rapportage wijst ons er ook op dat we meer aandacht mogen hebben voor de bredere welzijnseffecten van de WW en dat bepaalde kwetsbare groepen minder geholpen zijn met de WW-dienstverlening dan andere groepen. We bekijken de komende tijd hoe aan deze thema’s invulling kan worden gegeven. Verder start UWV medio 2024 een vier jaar durend experiment en onderzoek rondom de sollicitatieplicht. Het onderzoek vergelijkt de effectiviteit van diverse varianten van de invulling van de sollicitatieplicht in de WW. Over het verloop en de voorlopige resultaten van het experiment in de praktijk zal medio 2027 worden gerapporteerd. De eindevaluatie is naar verwachting in begin 2029 beschikbaar.

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage Werkloosheid Werknemers

Ex-post evaluatie

2030

5

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2024

meerdere

Vervolgonderzoek duurverkorting WW

Ex-post evaluatie

2024

5

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2028

meerdere

Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht

Ex-post evaluatie

2029

5

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Het thema ‘ziekte en arbeidsongeschiktheid’ bevat de doelstelling om werknemers te beschermen tegen de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid en hen te ondersteunen naar werk.

Daar waar het gaat om de doelstelling mensen te ondersteunen in hun zoektocht naar werk, loopt er (onder andere) een omvangrijk meerjarig experiment naar de effectiviteit van de WGA-dienstverlening. Het eindresultaat van dit onderzoek verwachten we in 2025. Om meer inzicht te krijgen hoe werknemers beschermd zijn tegen financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid, loopt er een meerjarig onderzoeksprogramma waarin het CPB onderzoekt hoe diverse levensgebeurtenissen (waaronder ziekte en arbeidsongeschiktheid) leiden tot inkomensschokken, en in hoeverre verschillende huishoudens financieel in staat zijn hiermee om te gaan. Naar verwachting wordt het onderzoek eind 2024 opgeleverd.

De onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) heeft in het voorjaar van 2024 haar bevindingen opgeleverd voor een toekomstig stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid dat uitvoerbaar, uitlegbaar en betaalbaar is. In het najaar van 2024 wordt naar verwachting een ambtelijke verkenning naar de verschillende oplossingsrichtingen opgeleverd.

In 2025 staat een periodieke rapportage op dit thema gepland. Hierin worden de doelmatigheid en doeltreffendheid onderzocht van de verschillende regelingen binnen het stelsel van ziekte en arbeidsongeschikt. De Kamer is al geïnformeerd over de onderzoeksopzet (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 764).

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers

Ex-post evaluatie

2025

3 en 6

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2024

meerdere

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2025

3 en 11

Uitvoeringsonderzoek hybride ZW-markt

Ex-post evaluatie

2025

6

Wat kopen we in voor wie?

Ex-durante monitoring

2025

3, 4, 6

Evaluatie pilot generiek werkgeversvoorzieningen

Ex-ante evaluatie

2026

3

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2028

meerdere

Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratie instrumenten voor IVA/DGA

Ex-post evaluatie

2029

3 en 4

Nulmeting arbeidsmarktpakket

Ex-ante evaluatie

2029

meerdere

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Het beleid omtrent nabestaanden en wezen beschermt deze groepen tegen financiële gevolgen van het verlies van partner of ouder(s). Op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) biedt de overheid met de nabestaandenuitkering en wezenuitkering een vangnet om bestaanszekerheid te garanderen voor deze groepen.

In 2019 is er in de beleidsdoorlichting geconcludeerd dat de nabestaandenuitkering doeltreffend is geweest. Doordat de maatregel erg generiek is zijn er aanknopingspunten om het beleid doelmatiger te maken. Op verzoek van SZW is er in navolging van dit onderzoek een verkennend kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de wezenuitkering. Uit dit onderzoek blijkt in 2022 dat zowel de doeltreffendheid als doelmatigheid van de wezenuitkering te vergroten zijn.

In 2023 is er een onderzoek uitgevoerd door het Nibud naar de kosten van levensonderhoud voor wezen. Het onderzoek laat zien dat de wezenuitkering in de meeste situaties noodzakelijk en toereikend is om het kostenplaatje van levensonderhoud rond te krijgen. Het Nibud geeft ook aan op welke punten nog verbeteringen mogelijk zijn. Mogelijke budgettaire effecten en de potentiële impact op de uitvoering zijn nog niet meegenomen in deze vervolgonderzoeken. Op basis van de onderzoeken uit 2022 en 2023 worden verbetermogelijkheden voor wezenuitkering en de effecten daarvan verder uitgewerkt.

De SVB heeft in 2023 een intern onderzoek uitgevoerd naar het niet-gebruik van de wezenuitkering. Uit het onderzoek komt op hoofdlijnen naar voren dat er een laag niet-gebruik is voor de gehele groep. Om het niet-gebruik verder omlaag te brengen zal bezien worden of een vervolgonderzoek van data van het CBS en SVB hierna opportuun is voor aanpassingen van beleid. Zo bezien werken de onderzoeken toe naar de volgende periodieke evaluatie op dit thema in 2026. Voor de nabestaanden doelgroep binnen de Anw zijn er twee zogeheten klantreizen uitgezet in 2022. Een in opdracht van SZW en de andere in opdracht van de SVB. Naar aanleiding van deze klantreizen verbetert de SVB de dienstverlening richting Anw-gerechtigden op verschillende punten.

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage nabestaanden en wezen

Ex-post evaluatie

2028

9

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

SZW wil bijdragen aan een inclusieve en sociaal stabiele samenleving waarin mensen in verscheidenheid met elkaar samen leven en kunnen participeren in de maatschappij. Het beleid van integratie en maatschappelijke samenhang richt zich op het mogelijk maken dat iedereen meedoet in de samenleving door het bevorderen van gelijkwaardige kansen en evenredige posities op de arbeidsmarkt, het stimuleren van inclusief en gelijkwaardig samenleven, het weerbaar maken tegen ongewenste beïnvloeding en het versterken van de sociale stabiliteit.

In 2023 is de periodieke rapportage Integratie en Maatschappelijke samenhang uitgevoerd. De conclusie van de periodieke rapportage is dat groepen met een migratieachtergrond in het algemeen nog steeds een minder gunstige sociaaleconomische positie innemen dan gemiddeld. Dit beeld is zichtbaar in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in het inkomen. In het onderwijs is een duidelijke inhaalslag te zien in de afgelopen periode. Op de arbeidsmarkt is de problematiek weerbarstiger en kent sterkere conjunctuurinvloeden. Maar het beleidsprogramma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA) is niettemin doeltreffend volgens de periodieke rapportage. De Werkagenda VIA is in 2023 inmiddels uitgebreid met het Plan van Aanpak Statushouders aan Werk en een intensivering van dit plan van aanpak met verschillende maatregelen om de toeleiding van statushouders naar werk te verbeteren.

Beleidsonderwerpen rondom Samenleven en Weerbare Samenleving bevinden zich veelal in de beleidsontwikkelingsfase en zijn daarom niet evenredig vertegenwoordigd in de evaluatieplanning. Momenteel loopt een traject om de beleidstheorie van Weerbare Samenleving te toetsen en de beleidsdoelstellingen te expliciteren. Op basis daarvan wordt een voorstel gedaan voor een indicatorenstelsel om het beleid te gaan monitoren.

De inzichten uit de periodieke rapportage 2023 worden de komende jaren gebruikt om het beleid verder te onderbouwen en ontwikkelen. Zo wordt de beleidstheorie aangevuld en getoetst met monitoring en evaluatie van de Werkagenda VIA en evaluaties van een aantal acties gericht op het bevorderen van samen leven.

De onderwerpen waarmee SZW zich bezighoudt zijn maatschappelijk brede thema’s en dit betekent dat er ook interdepartementaal wordt samengewerkt. Voorbeelden daarvan zijn - in aanvulling op de eerdergenoemde Werkagenda VIA waarin samengewerkt wordt met OCW en negentien andere partners - de meerjarige longitudinale onderzoeken onder het cohort statushouders (LOCS) en Oekraïense vluchtelingen (LOCOV) waarvoor wordt samengewerkt met JenV, een consortium van kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, en de beleidsontwikkeling en organisatie van de brede beleidsinformatiestructuur op het thema demografie waarvoor negen departementen samenwerken. Bij al deze projecten is SZW trekker.

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage integratie

Ex-post evaluatie

2029

13

Onderzoek naar effectieve interventies gericht op de preventie van radicalisering

Ex-ante pilots

2024

13

Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent

Ex-post evaluatie

2025

13

Derde evaluatie Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS)

Ex-post evaluatie

2025

13

Evaluatie SPUK Kansrijke Wijk

Ex-durante monitoring

2025

13

Evaluatie Meerjarenplan Zelfbeschikking

Ex-post evaluatie

2026

13

Synthese monitoringsrapporten en evaluatie Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)

Ex-post evaluatie

2026

13

Monitoring Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)

Ex-durante monitoring

2026

13

Rapportage integratie en samenleven (RIS)

Ex-durante monitoring

2026

13

Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders (LOCS)

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2026

13

Longitudinaal Onderzoek Cohort Oekraïense Vluchtelingen (LOCOV)

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2026

13

Evaluatie intensivering plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2026

13

Actualisatie verkenning bevolking 2025

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2033

13

Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel

De Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (de Wet SUWI) regelt de structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en sociale verzekeringswetten. Deze structuur moet bijdragen aan twee hoofddoelen: het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen van arbeidsparticipatie.

In 2021 is de beleidsdoorlichting van de uitvoering van het SUWI-stelsel in de periode 2015-2020 afgerond. Hierbij lag de focus op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het SUWI-stelsel en de betrokken uitvoeringsorganisaties. Het oordeel van de onderzoekers was over het algemeen positief, maar het ontbrak de onderzoekers soms aan informatie om harde conclusies te kunnen trekken op basis van het synthese-onderzoek. Om te voorkomen dat er bij een volgende periodieke rapportage te weinig onderzoeksmateriaal voorhanden is om de uitvoering binnen het SUWI-stelsel goed te kunnen evalueren en waar mogelijk de uitvoering van het SUWI-stelsel te kunnen verbeteren is er, zoals aan de Tweede Kamer gecommuniceerd, een onderzoeksprogrammering opgesteld. Deze moet als basis gaan dienen voor de periodieke rapportage die in 2026 naar de Kamer gestuurd gaat worden. Thema’s die hierin centraal staan zijn: (1) de doeltreffendheid van de uitvoering, (2) de inrichting van het SUWI-stelsel, (3) sturing en toezicht binnen het SUWI-stelsel, (4) kwaliteit en bedrijfsvoering ZBO’s en (5) cliëntenparticipatie en klantgerichtheid. Geplande onderzoeken in de SEA dragen aan deze onderwerpen bij.

In tegenstelling tot de laatste beleidsdoorlichting, die terugkeek op een periode van bezuinigingen, zal de periodieke rapportage 2020-2025 juist terugkijken op een periode van intensiveringen. Onderdeel hiervan is het programma ‘Werk aan Uitvoering’ (WaU). Het programmabureau WaU zal de aankomende periode ook werk maken van een overheidsbrede evaluatie van de incidentele WaU-middelen. In de SEA voor 2026 zal de uitwerking van de evaluatie van de gemeenschappelijke Werk aan Uitvoering middelen worden opgenomen.

Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2026

11

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2025

3 en 11

Evaluatie van het terugvorderingsbeleid

Ex-post evaluatie

2025

meerdere

Doelmatigheid uitvoering SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2026

11

Doeltreffendheid gegevensuitwisseling binnen het SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2026

11

Sturing en toezicht binnen het SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2026

11

Evaluatie WEU

Ex-post evaluatie

2026

11

Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht

Ex-post evaluatie

2029

5

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2028

meerdere

Thema 14: Corona

De overheid heeft meer dan 200 financiële steunmaatregelen getroffen om werkenden en bedrijven door de coronacrisis te helpen. Eind 2020 verstuurden de ministers van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid een Kamerbrief met daarin een eerste uitwerking van de evaluatieplanning (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 227). Over de voortgang van de monitorings- en evaluatieactiviteiten is de Kamer in de afgelopen jaren jaarlijks geïnformeerd door updates in Kamerbrieven en de Strategische Evaluatieagenda’s van de departementen. Hiernaast heeft het CPB in 2021 een eerste analyse van macro-economische effecten opgeleverd (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 453).

Gezien de budgettaire omvang en de maatschappelijke impact van de steunmaatregelen wordt door de ministeries van Financiën, EZ en SZW een gezamenlijke synthesestudie uitgevoerd op basis van het uitgevoerde (evaluatie)onderzoek. De synthesestudie zal zich richten op de grootste steunmaatregelen (TVL/TOGS, NOW, TOZO en belastinguitstel). Deze vier genoemde regelingen zullen bezien worden in relatie tot het totale steunpakket. De uitkomsten van de monitorings- en evaluatiestudies van de overige steunmaatregelen zullen daarom worden meegenomen voor zover deze beschikbaar zijn. Centraal bij deze synthese staat de vraag hoe doeltreffend en doelmatig de opeenvolgende steunpakketten als geheel zijn geweest. Ook kijken we wat de belangrijkste lessen en eventuele onbedoelde neveneffecten zijn op basis van de individuele evaluaties. De studie wordt 2025 naar de Kamer gestuurd (zie Kamerstukken II 2023/24, 35 420, nr. 532, plan van aanpak synthesestudie coronasteunmaatregelen).

De evaluaties naar individuele coronasteunmaatregelen van SZW zijn grotendeels afgerond. In de periode 2022-2024 zijn de uitkomsten van de evaluaties van de TOZO, NOW, regionale mobiliteitsteams, intensivering armoede- en schuldenaanpak en de aanpak jeugdwerkloosheid met de Kamer gedeeld. De steunmaatregelen op Caribisch Nederland zijn eveneens geëvalueerd. Eind 2024 worden de evaluaties naar de tegemoetkomingsregelingen kinderopvang en Nederland Leert door met de Kamer gedeeld.

Thema 14: Corona

Thema

Type onderzoek

Afronding

Begrotingsartikel

Synthesestudie interdepartementaal

Ex-post evaluatie

2025

meerdere

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang

Ex-post evaluatie

2024

7

Evaluatie NL leert door

ex-durante en ex-post evaluatie

2024

1

Voor een verdere onderbouwing van de Strategische Evaluatie Agenda, zie Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda. Klik op deze link voor een interactieve versie van de SEA. Voor een overzicht van afgerond evaluatie- en overig onderzoek, klik op deze link.

3. Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Lage-inkomensvoordeel (LIV) en loonkostenvoordelen (LKV)

In 2025 en 2026 vinden er een aantal wijzigingen plaats in het lage-inkomensvoordeel (LIV) en de loonkostenvoordelen (LKV). Op 1 januari 2025 wordt het LIV afgeschaft. In 2025 vindt nog wel de betaling plaats van het LIV over 2024. Op 1 januari 2025 worden eveneens de bedragen van het LKV oudere werknemer verlaagd van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per jaar naar € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Op 1 januari 2026 wordt het LKV oudere werknemer afgeschaft. Deze verlaging en afschaffing van het LKV oudere werknemer gelden alleen voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024. Ten slotte wijzigen per 1 januari 2025 de voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Dit betreft een verruiming van de voorwaarden, waardoor meer werkgevers recht zullen krijgen op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer.

Daarnaast is het kabinet voornemens het LKV doelgroep banenafspraak te vereenvoudigen per 1 januari 2026. De vereenvoudiging houdt ten eerste in dat werknemers voor dit loonkostenvoordeel geen doelgroepverklaring meer hoeven aan te vragen. Daarnaast wordt het LKV doelgroep banenafspraak structureel gemaakt, waardoor het recht op dit loonkostenvoordeel blijft doorlopen zolang de dienstbetrekking voortduurt in plaats van de huidige 3 jaar. Ten slotte houdt de vereenvoudiging in dat de doelgroep van het LKV doelgroep banenafspraak gelijk wordt getrokken met de doelgroep van de banenafspraak. Een wetsvoorstel dat ziet op deze wijzigingen is op 17 oktober 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2).

Leren en ontwikkelen

Vanuit de resterende STAP-middelen is € 73,7 miljoen beschikbaar voor een scholingssubsidie binnen de SLIM-regeling. Aan dit budget is in 2024 bij voorjaarsbesluitvorming € 38 miljoen vanuit de voor loon- en prijsontwikkeling beschikbare middelen toegevoegd. Van het totale budget van € 111,7 miljoen is € 86,7 miljoen bestemd voor de periode 2025-2027. Na wijziging van de SLIM-regeling komen deze middelen in 2025 beschikbaar om conform de motie Van der Lee (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1184) scholing gericht op maatschappelijk cruciale sectoren te subsidiëren.

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord wordt op de SLIM-regeling over de begrotingshorizon cumulatief € 113 miljoen en structureel € 17 miljoen (30%) bezuinigd. Daarnaast wordt cumulatief € 22,3 miljoen bij het Actieprogramma DI&LLO ingeleverd.

Gelijke kansen op de arbeidsmarkt

In 2025 wordt uitvoering gegeven aan de ontwikkelagenda gelijke kansen, waarmee werkgevers worden ondersteund in het creëren van gelijke kansen op de arbeidsmarkt via objectieve werving en selectie. Deze ondersteuning wordt met onder andere SER-DIB en werkgeversorganisaties verder ontwikkeld, geïntensiveerd en gebundeld. Hiervoor is jaarlijks € 1 miljoen beschikbaar.

Arbeidsmarktpakket

Middels de wetsvoorstellen Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) en Meer zekerheid flexwerkers wordt schijnzelfstandigheid tegengegaan en wordt aan werknemers meer zekerheid geboden. Beide wetsvoorstellen zijn onderdeel van het arbeidsmarktpakket. In de beleidsagenda wordt hier nader op ingegaan.

Subsidietaakstelling hoofdlijnenakkoord

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn op arbeidsmarktbeleid verschillende bezuinigingen doorgevoerd. De grootste bezuinigingen worden onder het kopje «Leren en ontwikkelen» toegelicht. Onder het opdrachtenbudget is een bezuiniging ingeboekt op het werkprogramma Lexces en de bijdrage aan VWS voor ZonMW. Daarnaast is vanaf 2026 5% bezuinigd op de bijdragen aan TNO en het RIVM.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

1.259.891

2.588.884

585.995

278.069

355.727

318.116

313.110

         
 

Uitgaven

1.248.083

2.129.650

819.378

624.329

540.232

323.619

321.123

         

1.0

Arbeidsmarkt

1.248.083

2.129.650

819.378

624.329

540.232

323.619

321.123

 

Inkomensoverdrachten

686.869

614.556

452.684

121.671

210.075

204.004

204.365

 

Lage-inkomensvoordeel

530.776

462.162

313.486

0

0

0

0

 

Minimumjeugdloonvoordeel

14.748

16.588

0

0

0

0

0

 

Loonkostenvoordelen

141.345

135.806

139.198

121.671

210.075

204.004

204.365

 

Subsidies (regelingen)

527.866

1.465.842

313.131

442.511

271.943

65.721

63.382

 

Overige subsidies algemeen

4.067

5.718

11.104

5.346

3.940

3.940

3.940

 

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

488

13.934

9.743

12.764

10.544

11.344

11.344

 

Stimuleringregeling LLO in MKB

46.403

66.831

116.014

88.791

78.205

45.547

40.623

 

Stimulans Arbeidsmarktpositie

108.767

1.187

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

316.315

1.155.793

0

0

0

0

0

 

Nederland leert door

23.525

120

0

0

0

0

0

 

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

28.301

221.669

171.389

330.907

174.493

0

0

 

Subsidie meer uren werkt

0

590

4.881

4.703

4.761

4.890

7.475

 

Opdrachten

27.241

42.642

47.878

50.004

48.071

43.751

43.233

 

Opdrachten

27.241

42.642

47.878

50.004

48.071

43.751

43.233

 

Bekostiging

100

100

100

100

100

100

100

 

Bekostiging

100

100

100

100

100

100

100

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

77

181

4.880

4.880

4.880

4.880

 

Ministerie van VWS

0

56

56

706

706

706

706

 

Ministerie van EZK

0

21

125

4.174

4.174

4.174

4.174

 

Bijdrage aan agentschappen

5.041

5.404

5.404

5.163

5.163

5.163

5.163

 

Agentschap RIVM

4.969

5.212

5.212

4.971

4.971

4.971

4.971

 

Agentschap CJIB

72

192

192

192

192

192

192

 

Bijdrage aan medeoverheden

966

1.029

0

0

0

0

0

 

SPUK BMIP

966

1.029

0

0

0

0

0

         
 

Ontvangsten

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

         
Tabel 13 Uitsplitsing ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

         

1.0

Arbeidsmarkt

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

 

Ontvangsten

974.391

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

 

Algemeen

14.359

2.971

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

 

Boeten

17.399

17.400

17.400

17.400

17.400

17.400

17.400

 

Terug ontvangsten NOW

942.633

0

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 14 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 1
 

2025

juridisch verplicht

78%

bestuurlijk gebonden

10%

beleidsmatig gereserveerd

12%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 78% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV) en Loonkostenvoordelen (LKV’s).

Subsidies

Van het programmabudget van MDIEU is in 2025 100% juridisch verplicht. Mocht achteraf blijken dat deze prognose niet juist is omdat de behandeling van de aanvragen nog niet is afgerond op het moment dat de begroting 2025 wordt vastgesteld, dan is het resterende deel bestuurlijk gebonden omdat dit een onderdeel is van de afspraken in het Pensioenakkoord.

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2025 € 8 miljoen juridisch verplicht en € 1,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB van in totaal € 116 miljoen in 2025 is € 38 miljoen juridisch verplicht en € 78 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Meer Uren Werkt is in 2025 € 1,6 miljoen juridisch verplicht voor de projectsubsidie aan Universiteit Utrecht. Het overige budget is bestuurlijk gebonden.

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting respectievelijk 76% en 88% juridisch verplicht en 24% en 12% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 77% juridisch verplicht en 23% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar. Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken, evenwichtige arbeidsverhoudingen en handhaving.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van REACH CLP.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 15 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

         
 

Uitgaven

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

         

1.0

Arbeidsmarkt

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

 

Inkomensoverdrachten

489.120

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

 

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

481.026

570.825

569.000

504.409

164.607

165.614

167.728

 

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

8.094

8.841

8.841

8.841

8.841

8.841

8.841

 

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

30.911

47.593

22.107

29.018

36.394

 

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

480

834

1.187

1.549

1.918

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. De tegemoetkomingen worden in het volgende kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2025 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2024 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Voorwaarde is dat de werknemer een uurloon had tussen de 100% en 104% van het wettelijk minimumloon en een substantiële baan had van minimaal 1.248 gewerkte uren in een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt in 2025 voor de laatste keer uitgekeerd over het jaar 2024. Per 2025 wordt het LIV afgeschaft.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer, LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer en LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. De loonkostenvoordelen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV oudere werknemer.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV oudere werknemer, het LKV arbeidsgehandicapte werknemer en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer waren in 2024 € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. De maximale duur van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is een jaar. Voor dienstverbanden die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 geldt dat de bedragen van het LKV oudere werknemer worden verlaagd per 1 januari 2025 van € 3,05 per uur naar € 1,35. Het maximumbedrag per jaar wordt verlaagd van € 6.000 naar € 2.600. Het LKV oudere werknemer wordt per 1 januari 2026 afgeschaft voor deze dienstverbanden.

LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar en is voor drie jaar geldig.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LKV oudere werknemer wordt stapsgewijs afgeschaft. Dit leidt tot een bezuiniging van € 60 miljoen per jaar vanaf 2027.

De voorwaarden voor het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer worden per 1 januari 2025 verruimd. Dit leidt per 2026 tot een structurele stijging van de uitgaven van naar schatting € 0,6 miljoen.

In het arrest van 24 mei 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij overgang van onderneming het recht op loonkostenvoordeel mee overgaat naar de nieuwe verkrijger3. Dit is in tegenstelling tot de huidige uitvoering van de loonkostenvoordelen. Doordat UWV na de uitspraak van de Hoge Raad ook loonkostenvoordeel toekent aan werkgevers na een overgang van onderneming stijgen de uitgaven in 2025 en 2026 met € 2,2 miljoen. Het kabinet is voornemens een nieuwe systematiek te introduceren waarbij werknemers bij wisseling van werkgever en een overgang van onderneming van de werkgever een nieuwe doelgroepverklaring kunnen aanvragen, waardoor het resterende recht op loonkostenvoordeel kan doorlopen naar de nieuwe werkgever. Hierdoor zullen de uitgaven aan het LKV vanaf 2027 nog toenemen met een additionele € 1,1 miljoen.

Tot slot stijgen naar verwachting de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Het kabinet is voornemens het LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden te vereenvoudigen per 1 januari 2026. Dit leidt tot een toename van € 102 miljoen aan structurele uitgaven. Een wetsvoorstel hiertoe is op 26 oktober 2023 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden alle werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding. De compensatieregeling wordt vanaf 1 juli 2026 beperkt tot kleine werkgevers (minder dan 25 werknemers). Werkgevers met 25 of meer werknemers worden vanaf dan niet meer gecompenseerd.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor 2024 en 2025 wordt er ten opzichte van 2023 een stijging verwacht van het aantal uitbetalingen. Voornaamste oorzaak daarvan is een stijging van het aantal langdurig zieke werknemers. De gemiddelde uitbetaling is daarentegen redelijk constant en bedraagt circa € 16.000. Vanaf 1 juli 2026 wordt de regeling beperkt tot kleine werkgevers. Naar verwachting leidt dit tot een daling van de uitgaven met circa 70%.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

Het aantal werkgevers dat elk jaar stopt vanwege pensionering of overlijden is redelijk constant. Het is niet de verwachting dat dit in de nabije toekomst verandert. De verwachting is daarom dat de uitgaven elk jaar circa € 9 miljoen bedragen.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU)

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren en bedrijven kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU­-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierom is het totale budget van € 1 miljard verspreid over de jaren 2021 tot en met 2027.

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid (DI) & Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Voor dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2025 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Dit gebeurt onder andere via communicatieactiviteiten en bijeenkomsten, maar voornamelijk via de Expeditie-regeling. Deze regeling is opgezet om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van het MIP loopt aanzienlijk uiteen, enerzijds omdat er niet jaarlijks maar tweejaarlijks een aanvraagtijdvak van de Expeditie-regeling wordt geopend, anderzijds omdat het bij deze regeling gaat om meerjarige projecten waarvoor de betalingen veel later plaats vinden dan de subsidietoekenning.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen in mkb-bedrijven (SLIM) samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie gestart. Met deze Stimuleringsregeling wil het kabinet leren en ontwikkelen in het mkb vanzelfsprekend maken. Vanwege de lange doorlooptijd van de projecten financiert het kasbudget in een gegeven begrotingsjaar zowel de openstaande verplichtingen als bevoorschotting van nieuwe projecten. Hierdoor komt het kasbudget niet altijd overeen met het subsidieplafond van de regeling. Daarnaast bestaat er voor 2024 tot en met 2027 een tijdelijke scholingsfaciliteit binnen SLIM om scholing binnen maatschappelijk cruciale kraptesectoren te subsidiëren.

Meer Uren Werkt!

Het subsidiebudget voor het Groeifondsproject Meer Uren Werkt! is enerzijds bestemd voor de projectsubsidie aan Groeifondspartner Universiteit van Utrecht, en anderzijds voor de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd.

Overige subsidies algemeen

Het budget voor «overige subsidies algemeen» betreft verschillende subsidies op de beleidsterreinen van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting, voor het werkprogramma Lexces en aan Netspar ten behoeve van het werkprogramma 2023‒2027.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Daarnaast worden middelen ingezet voor het beheer van het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bekostiging

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan EZK ten behoeve van respectievelijk de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals and Classification, Labelling and Packaging (REACH CLP).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is € 5 miljoen gereserveerd. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ontvangt € 0,2 miljoen per jaar.

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Arbeidsinspectie. De raming van deze ontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidsinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten; zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 16 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2023

2024

2025

Arbeidskorting

31.042

34.621

35.289

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.957

2.076

2.169

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1.132

1.163

1.211

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Kerncijfers
Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt was in 2023 stabiel. Gedurende het jaar varieerde het werkloosheidspercentage licht tussen 3,4% en 3,7%. Over het gehele jaar was dit 3,6% tegenover 3,5% in 2022. Er is nog steeds sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Voor alle kwartalen gold dat het aantal vacatures hoger lag dan het aantal werkenden. Voor de eerste twee kwartalen waren er 122 vacatures per 100 werklozen in het derde kwartaal nam dit iets af naar 114 vacatures per 100 werklozen.

Tabel 17 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.663

9.898

10.096

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.483

3.330

3.230

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.255

9.548

9.737

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

408

350

359

Werkloosheidspercentage

4,2

3,5

3,6

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

9,3

7,6

8,2

 

25 tot 45 jaar

3,3

2,9

2,9

 

45 tot 75 jaar

3,0

2,5

2,2

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

De kerncijfers arbeidsmarkt laten opnieuw een toename van de werkzame beroepsbevolking zien. Dit is een trend die al een langere tijd gaande is. De werkzame beroepsbevolking is in 2023 met bijna 200 duizend mensen toegenomen. Over de hele periode 2019-2023 gaat dit om een toename van ruim 600 duizend personen. In diezelfde periode is de niet-beroepsbevolking met ruim 500 duizend mensen afgenomen. Het aantal werklozen is met 9 duizend het afgelopen jaar licht gestegen. Kijkend naar de gehele periode is de werkloosheid echter nog steeds laag.

De ontwikkeling van het werkloosheidspercentage verschilt per leeftijdsgroep. De jeugdwerkloosheid (15- tot 25-jarigen) is iets gestegen, de werkloosheid van 25- tot 45-jarigen is gelijk gebleven en de werkloosheid van 45- tot 75-jarigen is iets gedaald.

Tabel 18 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2021

848

714

231

1.792

2022

850

753

248

1.851

2023

897

807

267

1.971

Midden (x 1.000)

2021

2.058

1.020

552

3.631

2022

2.030

1.066

568

3.665

2023

2.051

1.087

582

3.720

Hoog (x 1.000)

2021

2.296

831

653

3.779

2022

2.413

858

713

3.984

2023

2.447

830

730

4.007

Totaal (x 1.000)1

2021

5.202

2.565

1.436

9.202

2022

5.293

2.677

1.529

9.500

2023

5.395

2.724

1.579

9.698

Bron: CBS, Statline.

X Noot
1

Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Er was sprake van een arbeidsmarkt met veel instroom en baanwisselingen, waar relatief veel werkenden aan een nieuwe baan begonnen. Het totaal aantal werkenden is toegenomen op elk opleidingsniveau. Voor de groep met het opleidingsniveau laag nam in 2023 het aantal flexibele arbeidsrelaties harder toe dan het aantal vaste arbeidsrelaties. Voor de groep met opleidingsniveau midden was deze ontwikkeling nagenoeg gelijk. Voor de groep met opleidingsniveau hoog nam het aantal flexibele arbeidsrelaties af terwijl het aantal vaste arbeidsrelaties toenam. Voor alle opleidingsniveaus is het aantal zelfstandigen toegenomen.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is gedaald van 5,6% in 2022 naar 5,3% in 2023. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) blijkt dat in 2023 het aandeel werknemers dat heeft verzuimd is afgenomen. De toename van het aantal beroepsziekten in 2023 is het gevolg van het voor het eerst meenemen van long-covid als beroepsziekte.

Tabel 19 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,3

1,3

1,3

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

0,9

Ziekteverzuim (%)3

4,9

5,6

5,3

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

2

3

2

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5

3,3

3,9

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,9

X Noot
1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

X Noot
2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

X Noot
3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

X Noot
4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

X Noot
5

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Aantal werknemers onder cao

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen

In 2023 was er een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen ten opzichte van 2022. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door meer verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van asielzoekers, van 600 verleende vergunningen in 2022 tot 2.000 in 2023. Op 29 november 2023 oordeelde de Raad van State dat de beperking dat asielzoekers maximaal 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken onverbindend is. De stijging van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen komt onder andere door de (media-)aandacht omtrent deze zaak, in combinatie met de krapte op de arbeidsmarkt. Ook het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten bleef stijgen (van 6.115 in 2021 naar 9.496 in 2022 en 11.030 in 2023). Dat gold eveneens voor het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor kennismigranten kort verblijf (van 390 in 2021 naar 1.550 in 2022 tot 2.013 in 2023).

Tabel 20 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.679

5.917

6.184

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.799

4.979

5.184

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

880

938

1.001

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

11,6

17,0

20,2

X Noot
1

Bron: SZW, administratie.

X Noot
2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Op basis van de aanbevelingen van het ‘Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten’ onder leiding van Emile Roemer zijn middelen vrijgemaakt voor onder andere de aanpak van mensenhandel/arbeidsuitbuiting (waaronder het toelatingsstelsel van uitzendbureaus) en de aanpassing van het strafrechtartikel met betrekking tot Arbeidsuitbuiting. Als gevolg van de daaruit voortvloeiende maatregelen is de Inspectie de afgelopen jaren uitgebreid. Voor het invoeren van de dubbele meldplicht ongevallen staan bij het ministerie middelen gereserveerd.

De Arbeidsinspectie werkt (pro-)actief in programma’s op basis van geprioriteerde arbeidsrisico’s. Zo pakt ze complexe vraagstukken effectief op en kan ze zich snel aanpassen als de maatschappelijke omgeving verandert. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners acteert de Arbeidsinspectie waar nodig reactief op niet-geprioriteerde arbeidsrisico’s. De opvolging van meldingen vormt ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van al haar inspanningen betreft reactieve activiteiten.

De Arbeidsinspectie komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De Arbeidsinspectie wil ook de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht wil de Arbeidsinspectie samenwerken met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

Kerncijfers

Tabel 21 toont de kerncijfers die staan voor de door de Arbeidsinspectie beoogde resultaten via welke zij wil bijdragen aan veilig, gezond en eerlijk werk voor iedereen. Momenteel wordt de tussentijdse evaluatie van het meerjarenplan 2023-2026 uitgevoerd. De uitkomsten hiervan kunnen van invloed zijn op de indicatoren die gepresenteerd worden in onderstaande tabel.

De Arbeidsinspectie zet blijvend in op een evenwichtige balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Arbeidsinspectie dusdanig in mensen, processen en techniek investeren dat er in 2026 een beheerst niveau van informatiegestuurd werken wordt gerealiseerd. Bovendien streeft de Nederlandse Arbeidsinspectie naar een interventiedekking eerlijk werk in 2026 van 5%.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Nederlandse Arbeidsinspectie daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 21 Kerncijfers Nederlandse Arbeidsinspectie
 

Realisatie 2023

Raming 2024

Raming 2025

Inspectie Control Framework

   

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

51:49

50:50

50:50

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

93

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)12

3

Interventiedekking Eerlijk werk (%)13

4,3

Effect

   

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

50

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

23

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo4

32

<40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

49

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

46

<50

<50

X Noot
1

Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.

X Noot
2

Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

X Noot
3

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 2 (beïnvloeding via anderen).

X Noot
4

Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidswijzigingen

Participatiewet in Balans

Het kabinet startte in 2023 het programma Participatiewet in balans om de balans tussen vertrouwen, verplichtingen, ondersteuning en de menselijke maat te herstellen in (de uitvoering van) de Participatiewet. Langs drie samenhangende sporen en in samenwerking met gemeenten en andere stakeholders wordt beoogd om 1) via het wetsvoorstel Participatiewet in balans maatregelen te nemen die de hardheden aanpakken, 2) te werken aan een brede herziening van de wet, en 3) de vakkundigheid van de uitvoerend professional te versterken. Het wetsvoorstel van spoor 1 met ruim twintig maatregelen is op 27 juni 2024 aan de Tweede Kamer aangeboden. De Kamerbrede steun voor het programma Participatiewet in balans, waaronder de fundamentele herziening van de Participatiewet, is herbevestigd in de aanname van de motie van de leden Mohandis en Palmen (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 316). De herziening van de Participatiewet (spoor 2) gaat in 2025 door. In spoor 3 wordt samen met gemeenten en andere stakeholders gewerkt aan het versterken van de vakkundigheid van professionals binnen de huidige wetgeving en wordt ingezet op het versterken van de vakkundigheid met het oog op mogelijke nieuwe wetgeving (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 306).

Armoede

Het kabinet wil de bestaanszekerheid van mensen versterken, onder meer door armoede- en schuldenproblematiek van mensen te voorkomen en tegen te gaan. Hierbij zoekt het kabinet samenwerking met gemeenten en andere partijen, zoals maatschappelijke organisaties.

Het streven van het kabinet is om de (kinder-)armoedecijfers niet uit te laten komen boven die van het referentiejaar 2024. Om dit streven dichterbij te brengen, verhoogt het kabinet het kindgebonden budget en de huurtoeslag en wordt de afbouw van de dubbele heffingskorting in de bijstand vanaf 2025 tot en met 2027 bevroren. Daarnaast zal het kabinet komen met een aanpak voor specifieke groepen in de knel onder het bestaansminimum, onder wie werkende armen. Ook zet het kabinet in op werk, want werk biedt de beste weg uit armoede.

Om armoede aan te kunnen pakken en zo goed mogelijk te voorkomen, is het van belang om mensen die te maken hebben met dreigende of beginnende geldzorgen eerder te bereiken. Hier zet het kabinet ook op in. Dit gebeurt door vindplaatsen waar mensen elkaar fysiek ontmoeten, zoals huisartsen, scholen en de werkvloer, beter te benutten. Enerzijds door deze vindplaatsen beter in staat te stellen om geldzorgen en armoede eerder te kunnen signaleren en anderzijds door de vindplaatsen steviger te verbinden met informele netwerken, waaronder sleutelfiguren en ervaringsdeskundigen, zodat óók diegenen die moeite hebben om de weg naar ondersteuning in de gemeente te vinden of daar geen vertrouwen meer in hebben bereikt worden. Om mensen goed te kunnen helpen, is laagdrempelige, fysieke dienstverlening waar mensen met (beginnende) geldzorgen terecht kunnen van belang. In het voorjaar van 2025 komt een onderzoek beschikbaar dat de belangrijke elementen voor laagdrempelige financiële dienstverlening in kaart brengt. Fysieke dienstverlening is ook één van de pijlers om het niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Daarnaast wil het kabinet via het verbeteren van digitale dienstverlening bevorderen dat mensen gebruik maken van voorzieningen waar zij recht op hebben.

In 2025 blijft het kabinet ook inzetten op het versterken van financiële educatie binnen het onderwijs, om te bevorderen dat meer kinderen op meer scholen voorbereid worden op een financieel gezonde toekomst.

Ondanks de koopkrachtmaatregelen en de dalende armoedecijfers is het voor een grote groep mensen nodig om een beroep te doen op voorzieningen voor basale levensbehoeften, waaronder voedsel. De inzet is om de mensen die deze hulp nodig hebben zo goed mogelijk te bereiken. Om dit te bevorderen, ondersteunt het kabinet een aantal maatschappelijke organisaties en brengt het partijen op het terrein van voedselhulp bij elkaar om te komen tot een betere dekking van voedselhulp en zo meer mensen te kunnen bereiken.

Het kabinet heeft speciale aandacht voor het tegengaan van kinderarmoede. Het kabinet pakt de oorzaken van (intergenerationele) kinderarmoede en de effecten hiervan op zorg, onderwijs, leefomgeving en veiligheid aan. Hiertoe brengen we onder meer de verschillende financieringsbronnen voor gemeenten bij elkaar. Het kabinet wil het integrale beleid voor kinderarmoede, in navolging van de Europese kindergarantie, lokaal beter verankeren. De Europese kindergarantie heeft als doel om intergenerationele cycli van armoede te doorbreken, zodat alle kinderen een goed leven kunnen hebben. De kindergarantie fungeert als katalysator om te komen tot een integrale aanpak van kinderarmoede met aandacht voor meerdere domeinen (kinderopvang en voorschoolse educatie). Het kabinet zal samen met gemeenten effectieve interventies opschalen om versnippering tegen te gaan en het gemeentelijk armoedebeleid te verbeteren. Daarnaast verstrekt het kabinet middelen aan gemeenten en landelijk werkende armoedefondsen (SAM&) om ervoor te zorgen dat kinderen mee kunnen doen met leeftijdsgenootjes, ongeacht de financiële situatie van het gezin. Hierdoor kunnen kinderen ook hun verjaardag vieren, op de fiets naar school en sporten.

Energiefonds

Er wordt voor 2025 en 2026 een reservering van € 60 miljoen opgenomen om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Daarbij is bereidheid van private partijen om aan dit fonds bij te dragen nodig.

Schulden

Het kabinet zet in op de verdere verbetering van (gemeentelijke) schuldhulpverlening en de aanpak van schulden. Hiervoor stelt het kabinet € 75 miljoen structureel beschikbaar, startend met € 24 miljoen in 2025. Schulden moeten bij de bron worden aangepakt. Voor zowel publieke als private schulden is het uitgangspunt om schulden te voorkomen dan wel deze in een zo vroeg mogelijk stadium op te lossen. Dat betekent dat dreigende problematische schulden tijdig moeten worden gesignaleerd. Dit doen we bijvoorbeeld door te investeren in vroegsignalering. Daarbij zal het verbeterplan vroegsignalering dat eind mei 2024 is aangekondigd in de reactie op het onderzoek van de Nationale ombudsman ‘Hoe eerder, hoe beter’, van het Ministerie van SZW, de VNG, NVVK en Divosa de basis voor vormen (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 762). We kijken naar de rol die gerechtsdeurwaarders met betrekking tot vroegsignalering kunnen vervullen. Ook zetten we in op het minder snel laten oplopen van de kosten van invordering als betaling van schulden uitblijft. Het kabinet heeft bovendien de ambitie om een integraal schuldenoverzicht in te voeren, zodat mensen meer inzicht in hun financiën krijgen. Dit om er uiteindelijk voor te zorgen dat mensen inzicht hebben en dat zij sneller hulp kunnen krijgen bij het oplossen van hun schulden. Op die manier worden mensen niet direct met extra kosten geconfronteerd als zij een keer vergeten tijdig te betalen.

In 2025 wordt samen met de VNG, NVVK en Divosa verder gewerkt aan de implementatie van de basisdienstverlening schuldhulpverlening (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 730). Waar nodig scherpen we de kwaliteitseisen voor gemeenten aan, om verschillen in bereik en aanbod tussen gemeenten te verkleinen. Samen met gemeenten en andere maatschappelijke partners gaan we op buurtniveau mensen helpen met geldzorgen. De verkenning naar de civiele invorderingsketen zal door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in samenwerking met het Ministerie van SZW verder worden uitgewerkt (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 767). Maatregelen om kleine schulden klein te houden, kunnen daar onderdeel van zijn. Ook wordt gewerkt aan een verantwoorde Rijksincasso, waarin het voorkomen en het tegengaan van het oplopen van schulden centraal staat.

Alleenverdieners

Door een onbedoelde en ingewikkelde samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid hebben naar schatting 6.400 alleenverdienende huishoudens een lager besteedbaar inkomen dan vergelijkbare huishoudens met alleen een bijstandsuitkering. Samen met gemeenten, UWV, de Belastingdienst en sociaal raadslieden is gezocht naar een oplossing voor deze onwenselijke samenloop van regelingen. Er is een fundamentele oplossing via de inkomstenbelasting gevonden. Deze is voorzien vanaf 2028. Het kabinet komt daarom met een tijdelijke regeling vanaf 2025 om deze mensen beter te kunnen helpen. Deze regeling vereenvoudigt voor de betrokken huishoudens en gemeenten de aanvraag respectievelijk verstrekking van financiële steun (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 312). Het kabinet dient het wetsvoorstel voor de regeling in het najaar van 2024 in bij de Tweede Kamer.

Op de SZW-begroting is een reservering opgenomen voor de verwachte uitgaven voor deze tijdelijke regeling, inclusief uitvoeringskosten. Gemeenten worden gefinancierd via een decentralisatie-uitkering binnen het gemeentefonds. De middelen zullen daarom jaarlijks worden overgeheveld van de SZW-begroting naar het gemeentefonds.

Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Sociaal ontwikkelbedrijven spelen een belangrijke rol om mensen mee te laten doen. Mede door hun inzet krijgen mensen die niet, of niet zonder meer bij reguliere werkgevers aan de slag kunnen, een kans op de arbeidsmarkt.

Het kabinet wil dat sociaal ontwikkelbedrijven ook in de toekomst banen kunnen blijven bieden aan mensen voor wie werk niet vanzelfsprekend is. Daarom is er een groot pakket van maatregelen gepresenteerd waarmee beschutte banen verder worden gestimuleerd en gemeenten worden geholpen om de lokale infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven toekomstbestendig in te richten (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 307). Voor deze toekomstbestendige inrichting ontvangen gemeenten een impulsbudget van € 35 miljoen in 2025. Dit budget loopt door tot 2034 en loopt af naar € 19,8 miljoen. Ook wordt per 2025 een ondersteuningsteam beschikbaar gesteld dat gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven gericht kan adviseren en ondersteunen. Hiervoor is in de periode 2025–2028 € 3 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt een structurele infrastructurele opslag ingevoerd. Hierdoor krijgen sociaal ontwikkelbedrijven meer financiële stabiliteit, continuïteit en voorspelbaarheid, waardoor zij meer ruimte hebben om banen te realiseren voor mensen voor wie het hebben van werk niet vanzelfsprekend is. Deze basisfinanciering bedraagt in 2025 € 19,8 miljoen en loopt op naar structureel € 35,9 miljoen.

Simpel Switchen in de Participatieketen

Het kabinet heeft de ambitie om het voor mensen makkelijker te maken vanuit de uitkering (deeltijd) te gaan werken en de overgangen heen-en-weer tussen dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk voor hen te versoepelen. Daartoe is het programma Simpel Switchen in de Participatieketen opgezet. In maart 2024 is het meerjarenprogrammaplan, dat loopt van 2024 tot en met 2027, met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 312).

Samen met alle partners en ervaringsdeskundigen gaan we door met het programma en hebben we de doelen voor de komende jaren aangescherpt, uitgebreid en opnieuw vastgesteld. Er komt expliciete aandacht voor de rol van werkgevers en de veilige weg terug. Voor de uitvoering van de doelstellingen is voor de periode van 2024 tot en met 2027 € 5 miljoen beschikbaar.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2023 was om 105.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2023 is de landelijke doelstelling van 105.000 extra banen (sector en markt samen) met 85.665 banen niet gehaald. Hiervoor zijn diverse redenen. Eén van die redenen is dat een deel van de werkgevers niet bekend is met de banenafspraak en de regelingen die er zijn voor werkgevers. Ook zien we dat werkgevers het systeem van de banenafspraak en quotumregeling en de bijbehorende financiële instrumenten als complex zien. Daarnaast zagen we dat gedurende de corona-jaren 2020 en 2021 er minder mensen uit de doelgroep in dienst werden genomen dan de jaren ervoor. Dit heeft de groei van het aantal banen destijds doen stagneren. Ook kan de beschikbaarheid van voldoende kandidaten uit de doelgroep banenafspraak een rol spelen.

Met 74.031 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 80.000 banen niet gehaald. Dit is voor het eerst dat marktwerkgevers de afgesproken aantallen niet realiseren. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2023 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 11.634 extra banen van de afgesproken 25.000 banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2023 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. De Staatssecretaris van Participatie en Integratie heeft de Tweede Kamer op 16 juli 2024 geïnformeerd over het versterken van de banenafspraak en de resultaten banenafspraak 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 320). In de brief van juni 2023 zijn vervolgstappen aangekondigd om de banenafspraak te verbeteren (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281). Het gaat onder meer om een beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak met vergelijkbare mensen. Ook wordt het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de WIA, WW en de Wajong uitgewerkt. Tot slot, is op 17 oktober 2023 het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2 en nr. 3).

Tabel 22 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20231

Streefwaarde 20232

Streefwaarde 20242

Streefwaarde 20252

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

74.031

80.000

90.000

100.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

11.634

25.000

25.000

25.000

X Noot
1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

X Noot
2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kamerstukken II 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Werken met een beperking Caribisch Nederland

De financiering voor werken met een beperking in Caribisch Nederland wordt met een jaar verlengd. Voor 2025 is € 3,7 miljoen begroot. Deze middelen worden beschikbaar gesteld aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Bijzondere uitkeringen Caribisch Nederland

De openbaar lichamen krijgen in 2025 bijzondere uitkeringen voor lokale armoedebestrijding in natura voor gezinnen en schuldhulpverlening.

Subsidietaakstelling hoofdlijnenakkoord

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn op verschillende budgetten bezuinigingen doorgevoerd, deze bestaan voornamelijk uit het verlagen van algemene subsidie- en opdrachten budgetten voor re-integratie en armoede en schulden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 23 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

7.718.054

8.532.407

8.695.485

8.847.955

9.003.769

9.200.166

9.385.396

         
 

Uitgaven

7.663.162

8.530.049

8.691.975

8.847.277

9.008.400

9.207.095

9.392.204

         

2.0

Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet

7.663.162

8.530.049

8.691.975

8.847.277

9.008.400

9.207.095

9.392.204

 

Inkomensoverdrachten

7.531.299

8.308.325

8.453.993

8.696.166

8.844.645

9.083.608

9.271.879

 

Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming

6.659.300

7.340.895

7.479.711

7.685.400

7.796.827

8.010.222

8.168.382

 

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

20.054

10.361

7.064

7.270

7.270

7.269

7.269

 

AIO

407.196

460.816

479.393

505.697

532.003

548.873

572.572

 

TW

436.400

484.598

475.124

485.009

495.773

504.482

510.892

 

Bijstand overig

979

955

825

784

749

714

668

 

Onderstand (Caribisch Nederland)

7.370

10.700

11.876

12.006

12.023

12.048

12.096

 

Subsidies (regelingen)

95.887

133.149

118.845

41.324

36.135

37.289

33.743

 

SBCM

3.360

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

 

NIBUD

366

770

770

693

693

693

693

 

Overige subsidies algemeen

36.059

39.742

26.376

20.824

14.170

14.155

11.219

 

Armoede en schulden

80

0

0

0

0

0

0

 

Alle kinderen doen mee

17.643

12.645

10.899

15.899

15.899

15.899

15.899

 

Waarborgfonds sanering

2.100

0

0

0

0

0

0

 

Noodfonds

29.545

60.000

60.000

0

0

0

0

 

Gas

6.734

17.192

18.000

1.108

2.573

3.742

3.132

 

Opdrachten

22.229

30.561

37.396

34.890

45.349

40.409

41.293

 

Opdrachten algemeen

22.229

30.561

37.396

34.890

45.349

40.409

41.293

 

Bekostiging

82

912

0

0

0

0

0

 

ZonMw

82

912

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

182

199

199

199

199

199

199

 

ZonMw

182

199

199

199

199

199

199

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

447

2.358

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

 

Financiën

447

2.358

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

 

Bijdrage aan sociale fondsen

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 

Bijdrage aan agentschappen

2.074

40.881

496

496

496

496

496

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

74

381

496

496

496

496

496

 

DUO

2.000

40.500

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan medeoverheden

944

3.655

68.837

61.993

69.367

32.885

32.385

 

Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek

944

0

28.408

29.108

36.482

0

0

 

Bijzondere uitkeringen

0

2.676

4.450

500

500

500

0

 

Transformatiebudget sociale infrastructuur

0

0

35.000

31.500

31.500

31.500

31.500

 

SPUK Grensinformatiepunten

0

979

979

885

885

885

885

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

18

9

9

9

9

9

9

 

Contributie CASS

18

9

9

9

9

9

9

         
 

Ontvangsten

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

         
Tabel 24 Uitsplitsing ontvangsten artikel 2 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

         

2.0

Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

 

Ontvangsten

109.361

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

 

Algemeen

45.261

23.591

14.690

14.116

13.690

12.195

9.423

 

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

64.100

58.701

42.350

42.300

27.900

2.300

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 25 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 2
 

2025

juridisch verplicht

98,0%

bestuurlijk gebonden

0,8%

beleidsmatig gereserveerd

1,2%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

-%

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2024 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2025), UWV (Toeslagenwet € 475,1 miljoen) en de SVB (AIO € 479,4 miljoen).

Subsidies

De subsidies zijn voor 19,7% juridisch verplicht en voor 26% bestuurlijk gebonden. Er is nog circa 54,3% (€ 64,6 miljoen) aan kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan.

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 6,3% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 2,4 miljoen. Verder zijn er veel nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.

Bekostiging

In 2025 zijn er geen uitgaven voor de bekostiging van ZonMw.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) is voor 14,7% juridisch verplicht en voor 85,3% bestuurlijk gebonden. De bijdrage aan de RVO vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan medeoverheden

De bijdragen voor de tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek en de specifieke uitkering grensinformatiepunten zijn voor 100% juridisch verplicht. Verder zijn het transformatiebudget sociale infrastructuur en de bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor 100% bestuurlijk gebonden.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2025 geraamd op € 7,5 miljard. In 2025 wordt hiervan een bedrag van € 8,8 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2023. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort dat over 2023 meer bedraagt dan 7,5% en over 2021, 2022 en 2023 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2023, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2023, gefinancierd uit het macrobudget 2025. In tabel 26 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 26 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.659.300

7.340.895

7.479.711

7.685.400

7.796.827

8.010.222

8.168.382

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen

       

Algemene bijstand

5.921.390

6.551.132

6.646.334

6.833.948

6.926.249

7.128.582

7.273.594

Loonkostensubsidie

415.339

515.149

590.215

630.674

671.032

712.356

752.713

IOAW

240.685

211.657

178.448

155.096

132.729

100.168

71.821

IOAZ

29.716

31.178

32.520

34.337

35.473

37.644

38.781

Bbz levensonderhoud

50.937

31.047

31.197

31.344

31.344

31.472

31.472

        

Correctie verdeelmodel

1.232

732

996

    

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 27 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer personen van 27 jaar of ouder waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 27 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

1.869,21

Alleenstaande (ouder)

1.308,45

Budgettaire ontwikkelingen

De bijstandsuitgaven worden voor 2025 geraamd op € 6,6 miljard. Op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt de bijstandsraming naar beneden bijgesteld in 2025. Daarnaast leiden een aantal (eerdere) wetswijzigingen tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Dit betreft onder andere de invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans, de afloop van de IOAW en de ingroei van de nieuwe doelgroep als gevolg van de invoering van de Participatiewet in 2015.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 28 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 28 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

338

351

357

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 29 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

225

217

225

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

173

162

168

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

41

37

32

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

55

57

58

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3

68

63

60

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

36

36

36

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3

6,9

7,3

7,5

X Noot
1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

X Noot
2

Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.

X Noot
3

Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 30 Kerncijfers werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

173

178

182

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

128

134

139

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

38

36

34

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

6,8

8,0

9,4

X Noot
1

Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.

X Noot
2

Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie', waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.

X Noot
3

Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto wettelijk minimumloon en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt 23,5% van de loonkosten waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor LKS worden voor 2025 geraamd op € 590,2 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds de invoering van de Participatiewet ingroeit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers volume loonkostensubsidie
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

36

45

51

X Noot
1

Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 32. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met een of meer medebewoners van 27 jaar of ouder.

Tabel 32 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

2.074,36

Alleenstaande (ouder) zonder medebewoners van 27 jaar of ouder

1.630,17

Alleenstaande (ouder) met één of meer medebewoners van 27 jaar of ouder

1.037,18

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan IOAW en IOAZ worden in 2025 geraamd op respectievelijk € 178,4 miljoen en € 32,5 miljoen. De IOAW-uitgaven dalen door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW. Een lager gebruik van de WW door oudere werknemers, zorgt ook voor een lager IOAW gebruik. Daarnaast zorgt de stijging van de AOW-leeftijd en invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans voor hogere uitgaven aan de IOAW en IOAZ.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 33 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

14

12

10

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,5

1,6

1,7

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 27) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud worden in 2025 geraamd op € 31,2 miljoen. De invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans zorgt voor naar verwachting hogere uitgaven aan het Bbz in 2025.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 34 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,9

1,9

1,9

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van SZW daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving.

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 35 Kerncijfers Participatiewet (handhaving inlichtingenplicht algemene bijstand)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

571

691

731

Kennis van de verplichtingen (%)

871

891

901

Opsporing2

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

26

20

14

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

59

47

34

Sanctionering2

Aantal boetes (x 1.000)

7,2

5,8

4,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

4,3

3,7

2,9

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering4

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

29

24

14

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

X Noot
3

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.

X Noot
4

Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steun in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 36 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 juli 2024

Startende zelfstandige

45.483

Gevestigde zelfstandige

247.047

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz bedrijfskrediet in 2025 worden geraamd op € 7,1 miljoen en bestaan uit vergoedingen aan gemeenten voor kapitaalverstrekkingen die zij in 2023 hebben uitgegeven. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met een of meer meerderjarige personen met wie kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 37 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

1.976,44

Alleenstaande (ouder)

1.456,85

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO zullen de komende jaren toenemen. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege de vergrijzing. Met ingang van 2025 is de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. Tussen 2025 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet, dus in deze jaren bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO en daarmee op de AIO-uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 38 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

52

53

55

X Noot
1

Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 39 Kerncijfers AIO (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

561

651

661

Kennis van de verplichtingen (%)

951

941

931

Opsporing2

Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

0,5

0,6

0,7

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

0,4

0,5

0,7

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

1,1

1,3

1,8

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,3

0,4

0,5

Aantal boetes (x 1.000)

0,2

0,2

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,2

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

66

32

12

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met een of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 40 Normbedragen TW bruto per dag, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

98,10

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

69,40

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer medebewoners van 27 jaar of ouder

44,16

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven blijven in 2025 nagenoeg gelijk aan de TW-uitgaven in 2024. Het aantal TW-aanvullingen neemt licht toe, met name bij de WW en WIA. De volumeontwikkeling van de TW volgt namelijk de volumeontwikkeling van deze moederwetten. Tegelijkertijd verwachten we een lichte afname van de gemiddelde TW-aanvulling, als gevolg van een samenstellingseffect.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 41 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

92

97

99

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.908

4.155

4.122

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 42 Kerncijfers TW (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Opsporing1

Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

1,5

1,1

1,1

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1

0,8

0,6

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

4,2

3,5

3,5

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,3

0,2

0,2

Aantal boetes (x 1.000)

0,6

0,5

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,6

0,4

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering1

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

34

26

11

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Uitgaven onder de repatriëringsregeling worden dit jaar via de AIO gedaan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 43 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

X Noot
1

Bron: SVB, administratie.

Onderstand (Caribisch Nederland)

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Door en in navolging van de WML-verhoging op Caribisch Nederland is de Onderstand verhoogd per juli 2024. Dit verklaart de oploop in de uitkeringslasten van de Onderstand tussen 2023 en 2025.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 44 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,9

0,9

1,0

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is er in 2025 € 118,8 miljoen beschikbaar voor subsidies. Hiervan is € 26,4 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden, ondersteuning arbeidsmarktregio's en vakmanschap. Daarnaast is er € 18 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling Financiële educatie en € 10,9 miljoen voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Verder is er € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) en € 0,8 miljoen voor NIBUD. Tot slot wordt er voor 2025 een reservering van € 60 miljoen opgenomen om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen.

Opdrachten

De € 37,4 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten in 2025 zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (€ 13,6 miljoen), armoede en schulden (€ 11,8 miljoen), onderzoek en beleidsinformatie (€ 7,3 miljoen), multiproblematiek (€ 1,4 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,5 miljoen) en opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 2,7 miljoen).

Bekostiging

In 2025 zijn er geen uitgaven voor de bekostiging van ZonMw.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoeringskosten van ZonMw is € 0,2 miljoen beschikbaar in 2025.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget van € 2,2 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,5 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Bijdrage aan medeoverheden

Op grond van artikel 92, lid 2, onder c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt in 2025 maximaal € 4,5 miljoen aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verstrekt via een bijzondere uitkering. De bijzondere uitkering is bestemd voor de financiering van initiatieven van de openbare lichamen met betrekking tot werken met een beperking, arbeidsbemiddeling, (lokale) armoedebestrijding en schuldhulpverlening.

Van 2025 tot en met 2027 zijn gemeenten bereid om een vaste tegemoetkoming te verstrekken aan huishoudens in de alleenverdienersproblematiek, mits het Rijk aan een aantal randvoorwaarden voldoet. Hiertoe wordt in het najaar van 2024 het wetsvoorstel Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek ingediend. Daarnaast zullen gemeenten voor deze regeling financiering ontvangen, naar verwachting via een decentralisatie-uitkering binnen het Gemeentefonds. Hiervoor is in 2025 € 28,4 miljoen beschikbaar. De decentralisatie-uitkering zal in meerdere tranches worden uitgekeerd, zodat de middelen aansluiten op actuele gegevens over het aantal alleenverdienerhuishoudens per gemeente. Elke tranche zal apart worden overgeheveld van de SZW-begroting naar het Gemeentefonds.

In 2025 is er € 35 miljoen beschikbaar voor het transformatiebudget, ook wel impulsbudget genoemd, dat gericht is op een toekomstbestendige inrichting van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Gemeenten zijn hier vanuit de Participatiewet verantwoordelijk voor. Er is transformatiebudget beschikbaar voor een periode van 10 jaar (2025-2034).

Verder wordt er in 2025 via een specifieke uitkering € 1 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincies voor grensinformatiepunten (GIPs).

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2025.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2025 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd.

Tijdens de coronacrisis hebben gemeenten uitvoering gegeven aan de Tozo, een crisisregeling om uitkeringen voor levensonderhoud en kapitaalverstrekking aan zelfstandigen te verstrekken. Gemeenten dragen met een vertraging van twee jaar terugontvangsten uit de kapitaalverstrekkingen af aan het Rijk. In 2025 wordt € 42,4 miljoen aan ontvangsten verwacht.

Verder worden er vanuit het Bbz terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen verwacht, € 10,9 miljoen.

3.3 Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsongeschiktheidsbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Verlenging tijdelijke maatregel kwijtschelding voorschotten

De tijdelijke maatregel waarbij voorschotten niet teruggevorderd worden wanneer blijkt dat werknemers bij de claimbeoordeling geen recht op een WIA-uitkering hebben, als dit niet verrekend kan worden met een andere uitkering, wordt verlengd met een jaar tot en met 2025. Het kwijtschelden van de terugvorderingen betreft buitenwettelijk begunstigend beleid.

Wijziging dagloonbesluit met betrekking tot loonloze tijdvakken door toekenning van een WW-uitkering tijdens de referteperiode

Momenteel is een wijziging in voorbereiding rondom de manier waarop het dagloon voor de WIA wordt vastgesteld voor WIA-gerechtigden die instromen via de Ziektewet na een ziekmelding vanuit de WW. Door de wijze van uitkeren van de WW-uitkering (per maand, achteraf) kan het zijn dat mensen in de referteperiode voor de WIA soms een maand lang geen inkomen hebben (een loonloos tijdvak). Zo’n loonloos tijdvak kan een negatief effect hebben op de hoogte van het dagloon, en daarmee op de hoogte van de uitkering. Met deze maatregel wordt dat negatieve effect voor deze specifieke doelgroep weggenomen. Daarmee wordt tevens een uitspraak hierover van de Centrale Raad van Beroep van 29 november 2023 gecodificeerd. Op 30 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een verstrekkendere uitspraak gedaan rondom de vaststelling van het dagloon voor WIA-gerechtigden die om andere redenen een maand of langer geen inkomen hebben en daardoor een lager dagloon ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat zij een hoger dagloon vastgesteld moeten krijgen door middel van een andere dagloonberekening. Momenteel wordt onderzocht wat de gevolgen van de uitspraak zijn.

Herziening premie Ongevallenverzekering BES

De sterke stijging van het wettelijk minimumloon in Caribisch Nederland wordt gedragen door werkgevers. Om werkgevers hierin voor een deel tegemoet te komen zijn, in lijn met het bij de behandeling van de SZW-begroting 2024 aanvaarde amendement van het lid Ceder c.s. (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 39), de werkgeverspremies over 2024 verlaagd. Gelet op dit amendement wordt de lastenverlichting in 2025 doorgezet en geïntensiveerd. Het premiepercentage voor de werkgevers over de werknemersverzekeringen en zorgverzekering als totaliteit wordt voor 2025 met 1,6 procentpunt verlaagd, bovenop de 1,5 procentpunt verlaging uit 2024. Daarbinnen wordt de premie Ongevallenverzekering verhoogd met 0,1 procentpunt: van 0,1% naar 0,2%.

Afschaffen Tegemoetkoming Arbeidsongeschikten

Arbeidsongeschikten ontvangen jaarlijks een tegemoetkoming voor extra kosten als gevolg van hun ziekte of handicap. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat deze tegemoetkoming per 2027 wordt afgeschaft in samenhang met de verlaging van het eigen risico in de zorg. Dit leidt tot besparingen in de WAO, WIA, WAZ en Wajong. De maatregel zal de komende periode in wet- en regelgeving worden verwerkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 45 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

5.900

6.211

6.465

4.151

2.811

774

778

         
 

Uitgaven

5.900

9.399

10.797

6.344

2.811

774

778

         

3.0

Arbeidsongeschiktheid

5.900

9.399

10.797

6.344

2.811

774

778

 

Inkomensoverdrachten

1.099

763

757

768

772

774

778

 

Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

1.099

763

757

768

772

774

778

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

4.801

8.636

10.040

5.576

2.039

0

0

 

Uitvoering individuele plaatsing & steun

4.801

8.636

10.040

5.576

2.039

0

0

         
 

Ontvangsten

2

0

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 46 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 3
 

2025

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 3 Arbeidsongeschiktheid zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten van de Ongevallenverzekering Caribisch Nederland.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan ZBO's/RWT's is voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitvoering van de individuele plaatsing en steun voor de gemeentelijke doelgroep.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 47 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 3 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

12.805.391

14.193.988

15.064.702

15.701.306

16.213.204

17.181.606

18.056.596

         
 

Uitgaven

12.805.391

14.193.988

15.064.702

15.701.306

16.213.204

17.181.606

18.056.596

         

3.0

Arbeidsongeschiktheid

12.805.391

14.193.988

15.064.702

15.701.306

16.213.204

17.181.606

18.056.596

 

Inkomensoverdrachten

12.693.038

14.070.608

14.924.312

15.551.316

16.056.508

17.019.766

17.905.687

 

WAO

3.280.812

3.256.980

2.924.543

2.616.430

2.296.702

2.069.042

1.855.131

 

IVA

4.669.604

5.429.252

5.655.043

5.863.183

6.024.816

6.347.045

6.594.779

 

WGA

4.213.689

4.802.844

4.990.144

5.109.761

5.173.096

5.386.528

5.584.619

 

WAZ

81.100

75.559

65.964

57.595

48.024

41.725

35.954

 

WGA eigenrisicodragers

447.833

505.973

522.406

539.794

558.131

575.519

573.613

 

WAO nominaal

0

0

156.219

244.288

308.444

362.521

402.518

 

IVA nominaal

0

0

306.953

564.285

833.648

1.141.252

1.464.539

 

WGA nominaal

0

0

270.610

497.374

728.579

983.731

1.257.561

 

WAZ nominaal

0

0

3.503

5.358

6.455

7.308

7.804

 

WGA eigenrisicodragers nominaal

0

0

28.927

53.248

78.613

105.095

129.169

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

112.353

123.380

140.390

149.990

156.696

161.840

150.909

 

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

111.673

123.380

135.715

140.297

141.966

142.178

128.602

 

Scholingsexperiment WGA

680

0

0

0

0

0

0

 

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW nominaal

0

0

4.675

9.693

14.730

19.662

22.307

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de Ongevallenverzekering nemen af in 2024 omdat onrechtmatige betalingen naar verwachting niet langer plaats zullen vinden dankzij verbeteringen in de loondervingsapplicatie. Vanaf 2024 blijven de uitkeringslasten nagenoeg stabiel.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 48 Kerncijfers Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000 uitbetaalde arbeidsongeschiktheidsdagen)

7,1

7,3

7,4

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Werknemers die op of na 29 december 2005, na een wachttijd van twee jaar, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn als gevolg van ziekte.

Hoe hoog is de IVA-uitkering en wat is de duur?

Iemand die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en niet meer kan herstellen of een geringe kans op herstel heeft, komt op basis van de IVA in aanmerking voor een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het maximumdagloon. Het maximumdagloon bedraagt per 1 juli 2024 € 282,95, dat is afgerond € 6.154,16 per maand. De IVA-uitkering bedraagt maximaal € 4.615,62 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). Daarnaast ontvangen IVA-gerechtigden jaarlijks een tegemoetkoming (in 2024 netto € 217,29) mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een IVA-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Hoe hoog is de WGA-uitkering en wat is de duur?

  • Iemand die ten minste 35% arbeidsongeschikt is komt in aanmerking voor een uitkering op basis van de WGA. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt.

  • Indien het loonverlies meer dan 35% maar minder dan 80% bedraagt, is er sprake van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 3 tot maximaal 24 maanden recht op een loongerelateerde uitkering.

  • De gedeeltelijk arbeidsgeschikte wordt geacht te gaan of te blijven werken. Om dit te stimuleren wordt de uitkering na de loongerelateerde fase afhankelijk van het verdiende inkomen. Is dat inkomen ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt het loon aangevuld met 70% van het loonverlies. Als de betrokkene na afloop van de loongerelateerde uitkering geen werk heeft of minder verdient dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt een uitkering verstrekt die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het wettelijk minimumloon.

  • Indien het loonverlies ten minste 80% bedraagt en herstel op termijn nog mogelijk is, is er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De volledig arbeidsongeschikte houdt ook na de loongerelateerde fase recht op een uitkering van 70% van het loonverlies.

  • WGA-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WGA-uitkering ontvangen evenals IVA-gerechtigden een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2024) netto € 217,29.

  • Evenals bij de IVA-uitkering geldt ook bij de WGA-uitkering het maximumdagloon.

  • Het recht op uitkering kan doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire onwikkelingen

In 2025 stijgen de uitkeringslasten WIA (IVA en WGA) inclusief de lasten voor eigenrisicodragers met circa € 430 miljoen ten opzichte van 2024. De WIA is een ingroeiende regeling die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. Mensen stromen ook door van de WGA naar de IVA. Hierdoor stijgen de IVA-uitgaven relatief harder dan de WGA-uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WIA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 49.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  • Hij is 15% of meer arbeidsongeschikt;

  • Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

De WAO blijft ook gelden voor werknemers die hun eerste ziektedag hadden vóór 1 januari 2004 of van wie het recht op WAO-uitkering is geëindigd, indien zij binnen vijf jaar (opnieuw) arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden alleen nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht.

Hoe hoog is de WAO-uitkering?

De WAO-uitkering bestaat uit twee fasen:

  • In de eerste fase ontvangt een WAO-gerechtigde een loondervingsuitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het dagloon. De uitkering bedraagt maximaal 75% van het maximumdagloon. Dat is per 1 juli 2024 maximaal € 4.615,62 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van de leeftijd op de ingangsdatum van de WAO-uitkering.

  • In de tweede fase ontvangt de WAO-gerechtigde een vervolguitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het vervolgdagloon. De hoogte van het vervolgdagloon is onder andere afhankelijk van de leeftijd die iemand heeft op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. De vervolguitkering kan in principe doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

WAO-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAO-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2024) netto € 217,29.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is alleen nog instroom in de WAO door herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Tegelijkertijd worden er in 2025 naar verwachting ruim 15.000 uitkeringen beëindigd. De uitkeringslasten WAO dalen in 2025 met ongeveer € 330 miljoen ten opzichte van 2024. Het WAO-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand.

Beleidsrelevante kerncijfers

De uitstroom uit de arbeidsongeschiktheidsregelingen neemt onder andere toe door de verhoging van de AOW-leeftijd. Die neemt in 2023 toe met 3 maanden, waardoor er slechts in 9 maanden uitstroom wegens pensionering is. In 2024 stijgt de AOW-gerechtigde leeftijd met 2 maanden en in 2025 blijft hij gelijk, waardoor er in die jaren respectievelijk in 10 en 12 maanden uitstroom wegens pensionering is.

Tabel 49 Kerncijfers IVA, WGA en WAO
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

IVA, WGA en WAO

   

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

590

598

602

 

waarvan IVA

170

181

189

 

waarvan WGA

253

265

275

 

waarvan WAO

167

153

138

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

7,6

7,6

7,7

    

Instroom in uitkeringen (x 1.000)

60,1

62,3

60,4

 

waarvan IVA

11,8

12,0

12,0

 

waarvan WGA

47,8

49,9

48,0

 

waarvan WAO

0,5

0,4

0,4

Instroomkans (%)

0,8

0,8

0,7

    

Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000)

48,7

53,8

57,0

 

waarvan IVA

13,2

15,4

17,7

 

waarvan WGA

21,8

24,0

23,9

 

waarvan WAO

13,7

14,4

15,4

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000)

14,4

14,4

14,1

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

7,6

7,6

7,7

    

WGA

   

Aandeel werkend WGA (%, ultimo)

20

2

2

Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo)

50

2

2

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Dit aandeel wordt niet geraamd.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 50 Kerncijfers IVA, WGA, WAO en WAZ (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

562

602

612

Kennis van de verplichtingen (%)

932

932

922

Opsporing3

Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

3,4

1,8

1,6

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

0,5

0,3

0,2

Totaal benadelingsbedrag

5,1

3,9

3,3

Sanctionering3

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,9

0,6

0,7

Aantal boetes (x 1.000)

0,4

0,2

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,5

0,3

0,3

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering3

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

52

27

14

X Noot
1

Kerncijfers preventie hebben alleen betrekking op WGA en WAO. De IVA is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.

X Noot
2

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
3

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
4

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De zelfstandige die op 1 augustus 2004 al een WAZ-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  • Hij is 25% of meer arbeidsongeschikt;

  • Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Hoe hoog is de WAZ-uitkering?

De hoogte van de WAZ-uitkering hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid en het feitelijk gederfde inkomen per dag, mits dat niet hoger is dan het wettelijk minimumloon (de maximale grondslag). De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten is 75% van de grondslag en bedraagt per 1 juli 2024 maximaal € 1.600,20 bruto per maand (exclusief vakantiegeld). Heeft de betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig, dan kan de uitkering worden verhoogd tot maximaal 100% van de grondslag. WAZ-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAZ-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2024) netto € 217,29.

Budgettaire ontwikkelingen

De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. In de WAZ is nog slechts in beperkte mate sprake van nieuwe instroom, die bestaat uit herleving van uitkeringen. Het WAZ-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand. In 2025 bedraagt de afname van de uitkeringslasten ten opzichte van 2024 circa € 10 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 51 Kerncijfers WAZ
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo)

5,8

5,1

4,4

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Uitvoering individuele plaatsing & steun

Met deze regelingen krijgen GGZ-instellingen subsidie voor de uitvoering van een Individuele Plaatsing en Steun-traject (IPS). Het doel van deze regeling is om de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep te bevorderen. Voor ggz-cliënten met een common mental disorder (CMD) kan een tweejarig IPS-traject worden aangevraagd. Voor mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) kan een driejarig IPS-traject worden aangevraagd.

De middelen voor IPS bestaan uit twee delen: middelen die al eerder voor 2025 en 2026 beschikbaar zijn gesteld, betreffen resterende kosten voor de IPS-trajecten die in 2023 en 2024 zijn gestart. Uit de envelop voor «groepen in de knel» uit het hoofdlijnenakkoord is extra geld beschikbaar gekomen voor de gemeentelijke doelgroep (mensen in de Participatiewet). Met dit budget kan in 2025 ook één cohort van deze doelgroep meerjarig geholpen worden.

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

UWV begeleidt uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zo nodig naar werk of ondersteunt ze zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.

UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4. Voor het premiegefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget is in 2025 € 135,7 miljoen beschikbaar. Ter dekking van de uitvoeringstegenvaller van SZW wordt dit budget vanaf 2029 met € 15 miljoen gekort.

Extracomptabel overzicht re-integratiebudget

In tabel 52 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong. Aandachtspunt is dat een deel van het begrotingsgefinancierde budget gericht is op de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Het overige begrotingsgefinancierde deel is samen met het premiegefinancierde deel beschikbaar voor inkoop van trajecten en diensten.

Tabel 52 Extracomptabel overzicht totaal re-integratiebudget (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW)

111.673

123.380

135.715

140.297

141.966

142.178

128.602

Begrotingsgefinancierd (Wajong)

74.940

92.300

88.095

85.134

81.844

78.675

75.331

 

waarvan ESB

14.000

14.000

15.000

15.000

15.000

15.000

15.000

Totaal beschikbaar budget voor inkoop

172.6131

201.679

208.810

210.431

208.810

205.853

188.933

X Noot
1

In 2023 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2023 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 9,3 miljoen).

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 53 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)12
 

2023

2024

2025

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek

590

639

669

Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering

‒ 428

‒ 482

‒ 512

ASB Vrijstelling ongevallen-, invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

708

735

763

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

ASB = Assurantiebelasting

3.4 Artikel 4 Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: personen met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en personen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep via arbeidsondersteuning. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de Wajong. Deze groep komt nu doorgaans in aanmerking voor de Participatiewet.

De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een persoon met een Wajong-uitkering en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;

  • het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen nieuwe beleidswijzigingen voor 2025.

Eind 2025 zal de periodieke rapportage jonggehandicapten naar de Tweede Kamer worden gezonden. De Tweede Kamer is bij brief van 11 juni 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 30 982, nr. 72) geïnformeerd over de globale opzet van de periodieke rapportage. In de periodieke rapportage zal worden onderzocht in hoeverre de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van de Wajongers doelmatig en doeltreffend is. De periodieke rapportage zal daarnaast nagaan in hoeverre de aanbevelingen uit de vorige beleidsdoorlichting (2018) zijn opgevolgd. Deze aanbevelingen zijn uitgewerkt in de Wet vereenvoudiging Wajong, die 1 januari 2021 in werking is getreden. Met de periodieke rapportage jonggehandicapten wordt gelijktijdig invulling gegeven aan de wetsevaluatie van de Wet vereenvoudiging Wajong, die eveneens eind 2025 gereed moet zijn.

In april 2023 is het experiment bredere inzet re-integratie instrumenten gestart. UWV kan vanaf dat moment tijdelijk ook alle re-integratie instrumenten inzetten voor mensen met een WIA/IVA of Wajong/DGA uitkering. Het doel van het experiment is om te onderzoeken in hoeverre mensen werk kunnen vinden, verrichten en behouden met behulp van ondersteuning, of de dienstverlening aansluit bij hun behoeften, en wat mogelijke andere individuele en maatschappelijke baten kunnen zijn van ondersteuning naar werk. Op basis van de tussenevaluatie zal worden bezien of deze re-integratie instrumenten voor deze groepen structureel kunnen worden ingezet. De uitkomst wordt in 2026 verstuurd naar de Staten-Generaal. In 2029 volgt de eindevaluatie.

Afschaffen Tegemoetkoming Arbeidsongeschikten

Arbeidsongeschikten ontvangen jaarlijks een tegemoetkoming voor extra kosten als gevolg van hun ziekte of handicap. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat deze tegemoetkoming per 2027 wordt afgeschaft in samenhang met de verlaging van het eigen risico in de zorg. Dit leidt tot besparingen in de WAO, WIA, WAZ en Wajong. De maatregel zal de komende periode in wet- en regelgeving worden verwerkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 54 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

4.139.039

4.486.855

4.560.508

4.601.966

4.558.797

4.601.750

4.635.750

         
 

Uitgaven

4.139.039

4.486.855

4.560.508

4.601.966

4.558.797

4.601.750

4.635.750

         

4.0

Jonggehandicapten

4.139.039

4.486.855

4.560.508

4.601.966

4.558.797

4.601.750

4.635.750

 

Inkomensoverdrachten

4.064.100

4.394.555

4.472.413

4.516.832

4.476.953

4.523.075

4.560.419

 

Wajong

4.064.100

4.394.555

4.472.413

4.516.832

4.476.953

4.523.075

4.560.419

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

74.939

92.300

88.095

85.134

81.844

78.675

75.331

 

Re-integratie Wajong

74.939

92.300

88.095

85.134

81.844

78.675

75.331

         
 

Ontvangsten

41.861

0

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 55 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 4
 

2025

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij besteedbaar

0%

De uitgaven op artikel 4 Jonggehandicapten zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en zijn derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Wajong.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een re-integratiebudget voor Wajong-gerechtigden.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. Sinds 2015 is de Wajong alleen nog voor mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

Hoe hoog is de Wajong-uitkering? 

Voor personen met een Wajong-uitkering die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben is de uitkering 75% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2024 is dit € 1.600,20 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Voor jongeren is de uitkering 75% van het wettelijk minimumjeugdloon. Op het moment dat deze personen toch gaan werken en een inkomen ontvangen, wordt 75% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor Wajong-gerechtigden die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) hebben is de uitkering 70% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2024 is dit € 1.493,52 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Op het moment dat een persoon met arbeidsvermogen gaat werken en een inkomen ontvangt, wordt maximaal 70% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor personen die werken met loondispensatie wordt afhankelijk van de loonwaarde een kleiner deel van het inkomen verrekend. Daarnaast wordt het inkomen van deze personen ten minste aangevuld tot het inkomen dat zij zouden hebben verdiend wanneer zij zonder loondispensatie aan het werk zouden zijn. Naast de uitkering ontvangen alle Wajong-gerechtigden in 2024 een tegemoetkoming van netto € 217,29 mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een Wajong-uitkering. Dit is bedoeld als tegemoetkoming voor kosten die arbeidsongeschikten maken door hun handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten Wajong stijgen met circa € 78 miljoen in 2025. Dit komt enerzijds door een stijging van het aantal personen met een Wajong2015-uitkering. Hierdoor stijgt zowel het totale volume als de gemiddelde jaaruitkering. De gemiddelde jaaruitkering stijgt, omdat personen in de Wajong2015 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en daarom allen een uitkering ter hoogte van 75% WML ontvangen. Anderzijds stromen vanaf 2025 de eerste personen in naar aanleiding van de 10-jaarregel. Dit komt bovenop de reguliere jaarlijkse stijging van het aantal personen in de Wajong2015. De 10-jaarregel houdt in dat voor Wajongers waarbij tijdelijk geen arbeidsvermogen is vastgesteld en die in tien jaar tijd geen ontwikkelingen hebben laten zien, het ontbreken van arbeidsvermogen als duurzaam wordt aangenomen.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2025 stijgt het totale volume in de Wajong door een toenemende instroom in de Wajong2015, onder andere door de 10-jaarregel. Dit wordt gedempt door een per saldo afname van het volume in de oude Wajongregelingen. Ook neemt de totale uitstroom toe.

Tabel 56 Kerncijfers Wajong
 

Realisatie 2023

Raming 2024

Raming 2025

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo)

2451

246

247

 

waarvan oude Wajongregelingen

2152

212

207

  

waarvan met arbeidsvermogen (%)

492

49

48

 

waarvan Wajong2015

302

35

41

    

Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)

6,81

6,9

8,0

Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)

5,61

5,8

7,1

    

Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%)

561

55

55

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Bron: SZW berekening op basis van UWV, kwantitatieve informatie.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 57 Kerncijfers Wajong (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

551

561

581

Kennis van de verplichtingen (%)

881

891

891

Opsporing2

Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

0,5

0,4

0,4

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

0,1

0,1

0,1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

1,8

1,1

1,3

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,1

0,1

0,1

Aantal boetes (x 1.000)

0,1

0,1

0,1

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,2

0,1

0,1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

28

19

3

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 52 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor 2025 is voor het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re- integratiebudget en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling) € 88,1 miljoen beschikbaar. In de loop der jaren neemt het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget geleidelijk af. Dit hangt samen met de Participatiewet, waarin geregeld is dat de instroom in de Wajong2015 wordt beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. De afname in het re-integratiebudget Wajong voor deze groep wordt gecompenseerd door een toename in het re-integratiebudget Participatiewet.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 58 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2023

2024

2025

Jonggehandicaptenkorting

198

218

221

X Noot
1

1: [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

3.5 Artikel 5 Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het werkloosheidsbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

De hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur

Het kabinet wil de arbeidsmarktdienstverlening structureel verbeteren door hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur (Kamerstukken II 2023/24, 33 566, nr. 109). De hervorming richt zich op het structureel versterken van de publiek-private samenwerking en dienstverlening aan werkenden, werkzoekenden en werkgevers in de 35 arbeidsmarktregio’s. Ook wordt ingezet op het beter toegankelijk maken van deze dienstverlening door de vorming van 35 Werkcentra in de arbeidsmarktregio’s. De hervorming wordt gefinancierd met structurele middelen en tijdelijke middelen die aflopen tot 2034. Deze structurele middelen worden ingezet voor de basisinrichting van het Werkcentrum en de publiek-private samenwerking. De tijdelijke middelen geven een impuls aan de arbeidsmarktdienstverlening in de regio en aan de van-werk-naar-werk dienstverlening. De maatregelen leggen we, waar nodig, vast in de SUWI wet- en regelgeving, met 1 januari 2026 als beoogde inwerkingtredingsdatum. Voordat de nieuwe wet- en regelgeving in werking is getreden, werken we in 2025 in een transitiejaar stap voor stap toe naar de nieuwe situatie per 1 januari 2026.

WW-maatregel en vereenvoudiging WW

In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er op de WW een bezuiniging dient te worden gerealiseerd. De precieze vormgeving daarvan wordt de komende periode verder uitgewerkt. Dit vraagt om een nadere uitwerking van diverse varianten, zoals het verlengen van de opzegtermijn bij arbeidsovereenkomsten in combinatie met een poortwachterstoets WW bij UWV en/of een verkorting van de WW-duur tot 18 maanden. Bij de uitwerking is een integrale blik, met aandacht voor vereenvoudiging van de wet- en regelgeving voor de WW-gerechtigde, de werkgever en de uitvoering, van belang. Op basis van het knelpuntenonderzoek WW (zie Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 736) worden in 2025 vereenvoudigingsopties, die passen binnen de WW-hervorming, verder uitgewerkt.

Onderzoek sollicitatieplicht WW

Het meerjarig onderzoek naar de werking van de sollicitatieplicht in de WW, als invulling van de inspanningsplicht, is van start gegaan. Het onderzoek vergelijkt de effectiviteit van diverse varianten van invulling van de inspanningsplicht in de WW (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717). De eerste tussentijdse resultaten van het onderzoek worden medio 2027 verwacht.

Dienstverlening aan huis voor pgb-houders

In 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat pgb-dienstverleners die doorgaans op minder dan vier dagen per week werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst verplicht verzekerd zijn voor de WW en overige werknemersverzekeringen (zie ook Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717). De uitspraak heeft veel gevolgen voor zowel de wet- en regelgeving als voor de uitvoering. Met de ministeries van Financiën, VWS, en diverse stakeholders, waaronder de betrokken uitvoeringsinstanties SVB, Belastingdienst en UWV, is een wetsvoorstel voorbereid waarmee de wet- en regelgeving in lijn wordt gebracht met de uitspraak. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026. In de tussentijd wordt door UWV, in belang van de mensen die het betreft, bij uitkeringsaanvragen al uitvoering gegeven aan de uitspraak.

Subsidietaakstelling hoofdlijnenakkoord

Ten behoeve van de taakstelling op subsidiebudgetten uit het hoofdlijnenakkoord zijn verschillende bezuinigingen doorgevoerd, waaronder het verlagen van subsidies voor praktijkleren in het mbo en versterking van het van-werk-naar-werkstelsel.

Herziening premie Cessantiawet BES

De sterke stijging van het wettelijk minimumloon in Caribisch Nederland wordt gedragen door werkgevers. Om werkgevers hierin voor een deel tegemoet te komen zijn, in lijn met het bij de behandeling van de SZW-begroting 2024 aanvaarde amendement van het lid Ceder c.s. (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 39), de werkgeverspremies over 2024 verlaagd. Gelet op dit amendement wordt de lastenverlichting in 2025 doorgezet en geïntensiveerd. Het premiepercentage voor de werkgevers over de werknemersverzekeringen en zorgverzekering als totaliteit wordt voor 2025 met 1,6 procentpunt verlaagd, bovenop de 1,5 procentpunt verlaging uit 2024. Daarbinnen wordt de premie Cessantia verhoogd met 0,1 procentpunt: van 0,0% naar 0,1%.

Voorbereiding werkloosheidsvoorziening BES

Caribisch Nederland kent geen voorziening die vergelijkbaar is met de WW. Het invoeren van een werkloosheidsregeling wordt wel beoogd. Een op de situatie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegespitste tijdelijke werkloosheidsvoorziening is in voorbereiding en wordt naar verwachting in 2025 voor consultatie aan de betrokken partijen in Caribisch Nederland voorgelegd. Voor het invoeren van een structurele wettelijke WW-regeling in Caribisch Nederland missen nog een aantal belangrijke randvoorwaarden, met name de beschikbaarheid van een polisadministratie. Daarom wordt verkend of en hoe de loonaangifteketen in Caribisch Nederland gebruikt kan worden om te komen tot een polisadministratie.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 59 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

177.990

176.329

177.697

139.937

146.352

164.490

126.048

         
 

Uitgaven

179.081

180.777

177.697

139.937

146.352

164.490

126.048

         

5.0

Werkeloosheid

179.081

180.777

177.697

139.937

146.352

164.490

126.048

 

Inkomensoverdrachten

110.641

109.300

89.266

73.179

72.594

87.232

96.790

 

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

110.600

109.193

89.261

73.174

72.589

87.227

96.785

 

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

1

5

5

5

5

5

5

 

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

40

102

0

0

0

0

0

 

Subsidies (regelingen)

7.840

10.909

8.281

2.800

2.800

2.800

2.800

 

Overige subsidies algemeen

505

725

0

0

0

0

0

 

Coordinatie arbeidsmarktdienstverlening

5.823

7.067

4.281

0

0

0

0

 

Werkgeverssubsidie praktijkleren

1.512

3.117

4.000

2.800

2.800

2.800

2.800

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

59.765

59.649

79.650

63.458

70.458

73.958

25.958

 

Arbeidsmarktdienstverlening

59.765

59.649

79.650

63.458

70.458

73.958

25.958

 

Bijdrage aan agentschappen

835

919

500

500

500

500

500

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

835

919

500

500

500

500

500

         
 

Ontvangsten

4.798

1.019

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 60 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 5
 

2025

juridisch verplicht

65%

bestuurlijk gebonden

35%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 5 Werkloosheid zijn voor 65% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten voor de IOW en de Cessantiawet (Caribisch Nederland).

Subsidies

Van de subsidies coördinatie arbeidsmarktdienstverlening is 100% juridisch verplicht. Het budget voor de subsidieregeling prakijkleren in de derde leerweg is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Het budget voor arbeidsmarktdienstverlening is voor 15% juridisch verplicht. Dit betreft het deel uitgaven dat wordt gedaan op basis van de tijdelijke regeling arbeidsmarktdienstverlening. 85% is bestuurlijk gebonden. Dit is het budget voor 2025 dat is aangekondigd in de Kamerbrief arbeidsmarktdienstverlening (Kamerstukken II 2023/24, 33 566, nr. 109).

Bijdrage aan agentschappen

Deze bijdrage is 100% juridisch verplicht. Dit zijn de uitvoeringskosten van de bovengenoemde subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 61 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

3.050.795

3.587.725

4.188.983

4.790.390

5.129.520

5.697.959

6.105.513

         
 

Uitgaven

3.050.795

3.587.725

4.188.983

4.790.390

5.129.520

5.697.959

6.105.513

         

5.0

Werkeloosheid

3.050.795

3.587.725

4.188.983

4.790.390

5.129.520

5.697.959

6.105.513

 

Inkomensoverdrachten

3.038.568

3.573.448

4.174.325

4.775.409

5.114.210

5.682.312

6.089.521

 

WW

3.038.568

3.573.448

3.975.823

4.374.576

4.510.543

4.829.466

4.987.573

 

WW nominaal

0

0

198.502

400.833

603.667

852.846

1.101.948

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

12.227

14.277

14.658

14.981

15.310

15.647

15.992

 

Scholing WW

12.227

14.277

14.277

14.277

14.277

14.277

14.277

 

Scholing WW nominaal

0

0

381

704

1.033

1.370

1.715

         
 

Ontvangsten

174.000

205.000

245.359

281.534

305.685

336.827

349.087

         
Tabel 62 Uitsplitsing premiegefinancierde ontvangsten artikel 5 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

174.000

205.000

245.359

281.534

305.685

336.827

349.087

         

5.0

Werkeloosheid

174.000

205.000

245.359

281.534

305.685

336.827

349.087

 

Ontvangsten

174.000

205.000

245.359

281.534

305.685

336.827

349.087

 

Ufo

174.000

205.000

233.552

257.686

269.299

285.878

285.447

 

Ufo nominaal

0

0

11.807

23.848

36.386

50.949

63.640

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.

De IOW is een tijdelijke regeling. Oudere WW’ers en WGA’ers zouden, na de beoogde verlenging van 4 jaren, in aanmerking kunnen komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2028 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn en die recht hebben op meer dan drie maanden WW-uitkering, komen bij beëindiging van hun WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur in aanmerking voor een IOW-uitkering.

  • Gedeeltelijk arbeidsgeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als de loongerelateerde WGA is toegekend op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar en vier maanden.

Hoe hoog is de IOW-uitkering?

Deze uitkering is maximaal 70% van het netto minimumloon. Dit is op 1 juli 2024 € 1.503,67 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag). De uitkering kan lager zijn dan 70% van het netto minimumloon als:

  • De WW- of loongerelateerde WGA-uitkering lager was dan 70% van het minimumloon;

  • De betrokkene tijdens de IOW-uitkering andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld loon of een andere uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten IOW dalen tot en met 2027, en nemen daarna weer toe. De daling van de uitkeringslasten is het gevolg van de recente lage werkloosheidscijfers die resulteren in een lage WW-instroom van 60-plussers. Deze lage WW-instroom werkt met vertraging door in de volumes van de IOW. De stijging in uitkeringslasten vanaf 2028 is het gevolg van de verwachte toekomstige stijging van WW-volumes, die eveneens met vertraging doorwerkt in de IOW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 63 Kerncijfers IOW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

7,4

6,9

6,1

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan uitkeringen op grond van de Cessantiawet zijn vanwege de aard van de uitkering onvoorspelbaar. De uitgavenrealisatie van 2023 is daarom meerjarig doorgetrokken.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 64 Kerncijfers Cessantiawet (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen)

<0,1

<0,1

<0,1

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet een werknemer in ieder geval:

  • De AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt;

  • Verzekerd zijn voor de WW;

  • Minimaal vijf arbeidsuren per week kwijtraken (of voor wie minder dan tien uur per week werkte, minimaal de helft van de arbeidsuren);

  • Geen recht meer hebben op loon over die verloren arbeidsuren;

  • Beschikbaar zijn om te gaan werken;

  • Voldoen aan de wekeneis: in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag in minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt;

  • Geen ZW-uitkering, WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid of IVA-uitkering ontvangen;

  • Geen WGA-uitkering ontvangen (tenzij men naast de WGA-uitkering werkte, en die baan is kwijtgeraakt);

  • Zich tijdig registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;

  • Niet verwijtbaar werkloos zijn. Verwijtbaar werkloos is iemand die zelf ontslag heeft genomen of om een dringende reden is ontslagen. In dat geval krijgt de werknemer geen uitkering of een korting op de uitkering.

Hoe hoog is de WW-uitkering?

De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het WW-maandloon (dat maandloon wordt gebaseerd op het loon van de periode van 12 maanden voordat iemand werkloos werd). Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk verrekend, zodat het totale inkomen toeneemt naarmate de WW-gerechtigde meer werkt. De hoogte van het maandloon is gemaximeerd, waardoor de 75%-uitkering per 1 juli 2024 maximaal € 4.615,62 bruto per maand bedraagt en de 70%-uitkering maximaal € 4.307,91 (beide bedragen inclusief vakantietoeslag).

Budgettaire ontwikkelingen

De WW-uitgaven ademen met de werkloosheid mee. Naar verwachting vindt komende jaren een geleidelijke toename van de werkloosheid plaats. Hierdoor stijgt het WW-volume in 2025, en daarmee ook de uitkeringslasten van de WW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 65 Kerncijfers WW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren)

127

142

160

Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo)

161

183

206

Aantal WW-instromers (x 1.000)

249

275

294

 

waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000)

226

2

2

 

waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)3

23

2

2

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000)

237

253

270

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

Dit getal wordt niet geraamd.

X Noot
3

Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.

Tabel 66 Kerncijfers uitstroom uit de WW gerelateerd aan werk
 

Realisatie 20211

Realisatie 20222

Realisatie 20232

Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 12 maanden na instroom3

49

46

45

 

waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar

51

50

48

 

waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder

36

33

33

Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 3 maanden na instroom

23

24

24

X Noot
1

Bron: UWV, administratie.

X Noot
2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
3

Het aandeel uitstroom wordt berekend door alle werkgerelateerde uitstroom te delen door de totale uitstroom. Dit gaat dus over alle WW-gerechtigden die in het betreffende verslagjaar zijn uitgestroomd, deze mensen kunnen in een eerder jaar zijn ingestroomd. Deze cijfers onderschatten de daadwerkelijke werkhervatting vanwege een vertragingseffect in de registratie en vanwege het ontbreken van gedeeltelijke werkhervatting.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 67 Kerncijfers WW (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

791

701

711

Kennis van de verplichtingen (%)

931

931

931

Opsporing2

Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

4,5

3,6

3,0

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

0,8

1,0

0,5

Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln)

3,7

4,4

3,6

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

1,6

1,9

1,6

Aantal boetes (x 1.000)

0,7

0,8

0,4

Totaal boetebedrag ( x 1 mln)

1

1,2

0,7

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

51

48

16

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Subsidies

Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening (RMT's)

De projectsubsidies zijn opgezet om het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties te versterken om zo mee te doen met de aanpak voor de aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door regionale mobiliteitsteams. Deze subsidies hebben werknemers en werkgeversorganisaties in staat gesteld een landelijke structuur in te richten voor de aansturing en het bieden van ondersteuning aan de desbetreffende organisaties die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams in de regio’s. Voor 2025 is in totaal € 4,3 miljoen beschikbaar voor de nabetaling van de subsidies die tot en met 2024 zijn uitgevoerd.

Subsidieregeling praktijkleren

Werkzoekenden en werkenden kunnen via praktijkleren in het mbo bij- of omgeschoold worden ter verbetering van hun directe en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Bij praktijkleren in het mbo wordt werken gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding resulterend in een praktijkverklaring, mbo-certificaat of mbo-diploma. Op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg kunnen werkgevers een vergoeding krijgen voor het realiseren van de benodigde leerbaan. Voor 2025 is € 4 miljoen beschikbaar om werkgevers achteraf voor deze kosten te vergoeden.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Arbeidsmarktdienstverlening

In 2025 wordt ingezet op de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. In 2025 is € 67,8 miljoen beschikbaar om een impuls te geven aan het ontwikkelen van gezamenlijke dienstverlening en het borgen en versterken van de regionale samenwerking. Voor het doen van nabetaling voor de RMT-aanpak is in 2025 € 11,7 miljoen beschikbaar.

Scholing WW

Er is jaarlijks € 14,3 miljoen beschikbaar voor het financieren van scholing voor WW-gerechtigden richting een krapteberoep. Deze scholingstrajecten worden ingezet voor werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert de subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg uit. Hiervoor ontvangt deze partij € 0,5 miljoen in 2025.

Ontvangsten

Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verstrekt WW-uitkeringen aan voormalige overheidswerknemers en verhaalt deze uitkeringen vervolgens op de betrokken overheidswerkgever. Dit wordt als ontvangsten Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) in dit beleidsartikel van de begroting opgenomen. Voor 2025 verwachten we dat deze uitgaven toenemen ten opzichte van 2024, naar circa € 230 miljoen.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Assurantiebelasting vrijstelling voor werkloosheidsverzekeringen. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

3.6 Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. Tevens beschermt de overheid werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte, adoptie of bij opname van een pleegkind en ook voor de verzorging en opvoeding van een kind. Ook biedt de overheid een eenmalig financiële tegemoetkoming aan (voormalig) werkenden die ziek zijn geworden door gevaarlijke stoffen op het werk.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof, aanvullend geboorteverlof en ouderschapsverlof voor maximaal 9 weken indien deze weken in het eerste jaar na de geboorte of in het eerste jaar na de opname in het gezin in verband met adoptie of pleegzorg van het kind worden opgenomen.

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

Slachtoffers van stoffengerelateerde beroepsziekten kunnen gebruikmaken van de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). Deze regeling houdt in dat mensen die ernstig ziek zijn geworden doordat zij op het werk blootgesteld zijn (geweest) aan gevaarlijke stoffen, van de overheid eenmalig recht hebben op een financiële tegemoetkoming. Het doel van deze regeling is om slachtoffers een kortere en snellere route te bieden naar erkenning van hun beroepsziekte. De regeling loopt sinds 1 januari 2023, waarbij is gestart met drie ziekten. Het gaat om longkanker door asbest, allergisch beroepsastma en schildersziekte (CSE). Het aantal ziekten binnen de regeling groeit.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning en financiële tegemoetkoming met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Herziening premie Ziekteverzekering BES

De sterke stijging van het wettelijk minimumloon in Caribisch Nederland wordt gedragen door werkgevers. Om werkgevers hierin voor een deel tegemoet te komen zijn, in lijn met het bij de behandeling van de SZW-begroting 2024 aanvaarde amendement van het lid Ceder c.s. (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 39), de werkgeverspremies over 2024 verlaagd. Gelet op dit amendement wordt de lastenverlichting in 2025 doorgezet en geïntensiveerd. Het premiepercentage voor de werkgevers over de werknemersverzekeringen en zorgverzekering als totaliteit wordt voor 2025 met 1,6 procentpunt verlaagd, bovenop de 1,5 procentpunt verlaging uit 2024. Daarbinnen wordt de premie Ziekteverzekering verhoogd met 0,6 procentpunt: van 0,1% naar 0,7%.

Uitbreiding verlofstelsel BES

De Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024, waarmee het verlofstelsel in Caribisch Nederland wordt uitgebreid, zal afhankelijk van de doorlooptijd van de parlementaire behandeling op zijn vroegst per 1 januari 2025 in werking treden. Eerder werd nog uitgegaan van 1 juli 2024 als mogelijke datum van inwerkingtreding.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 68 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

44.003

27.678

34.780

48.048

60.432

62.117

62.136

         
 

Uitgaven

44.003

27.678

34.780

48.048

60.432

62.117

62.136

         

6.0

Ziekte en verlofregelingen

44.003

27.678

34.780

48.048

60.432

62.117

62.136

 

Inkomensoverdrachten

44.003

27.678

34.780

48.048

60.432

62.117

62.136

 

Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

6.952

6.987

6.890

6.890

6.890

6.890

6.890

 

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

8.677

7.547

5.753

5.804

5.815

5.819

5.838

 

OPS- fonds

274

102

55

29

0

0

0

 

Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

28.100

13.042

22.082

35.325

47.727

49.408

49.408

         
 

Ontvangsten

291

27.300

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 69 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 6
 

2025

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 6 Ziekte en verlofregelingen zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 70 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

4.578.992

4.925.229

5.204.356

5.462.388

5.725.911

6.028.512

6.366.668

         
 

Uitgaven

4.578.992

4.925.229

5.204.356

5.462.388

5.725.911

6.028.512

6.366.668

         

6.0

Ziekte en verlofregelingen

4.578.992

4.925.229

5.204.356

5.462.388

5.725.911

6.028.512

6.366.668

 

Inkomensoverdrachten

4.578.992

4.925.229

5.204.356

5.462.388

5.725.911

6.028.512

6.366.668

 

ZW

2.181.731

2.303.648

2.319.738

2.336.476

2.334.284

2.352.765

2.375.664

 

WAZO

1.587.007

1.683.957

1.691.692

1.710.405

1.740.583

1.775.194

1.817.952

 

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

232.344

248.116

249.374

252.120

256.549

261.650

267.953

 

Wet Betaald ouderschapsverlof (WBO)

577.910

689.508

692.967

700.621

712.958

727.137

744.650

 

ZW nominaal

0

0

117.144

216.168

315.425

419.409

529.858

 

WAZO nominaal

0

0

85.854

158.451

235.105

316.094

404.744

 

WAZO aanvullend geboorteverlof partners nominaal

0

0

12.593

23.326

34.667

46.642

59.763

 

Wet Betaald ouderschapsverlof (WBO) nominaal

0

0

34.994

64.821

96.340

129.621

166.084

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Werknemers die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest tijdens het werk, kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden. Dat gebeurt in de vorm van een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever het slachtoffer alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door het IAS en de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die ziek zijn geworden door het werken met asbest, krijgen een voorschot als:

  • Bij hen maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld;

  • Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, in loondienst bij een werkgever in Nederland werkten;

  • Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, op het werk zijn blootgesteld aan asbest;

  • Zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen of een schadevergoeding hebben ontvangen die lager is dan € 24.010 (prijspeil 2024, dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd).

Hoe hoog is de TAS?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is in 2024 € 24.010, waarop reeds van de werkgever ontvangen bedragen in mindering worden gebracht. Dit is een eenmalige uitkering. De hoogte van de TAS volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de TAS worden vanaf 2025 geraamd op circa € 6,9 miljoen per jaar. Het is de verwachting dat de hoeveelheid succesvol afgeronde bemiddelingen tussen werkgevers en asbestslachtoffers de komende jaren gelijk blijft.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting blijft het aantal TAS-aanvragen de komende jaren stabiel, ondanks dat het werken met asbest al in 1993 is verboden. Dit komt doordat mensen tot tientallen jaren na blootstelling aan asbest ziek kunnen worden.

Tabel 71 Kerncijfers TAS
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,4

0,4

 

waarvan toekenning in verband met maligne mesothelioom

0,3

0,3

0,3

 

waarvan toekenning in verband met asbestose

0,1

0,1

0,1

Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,1

0,1

0,1

Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%)

79

2

2

X Noot
1

Bron: SVB, administratie.

X Noot
2

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de ziekteverzekering nemen in 2025 af. De reden is dat er in 2024 sprake is van een reservering van eenmalig € 1,5 miljoen voor een compensatieregeling voor zwangere zelfstandigen. Daarnaast zullen onrechtmatige betalingen naar verwachting niet langer plaatsvinden dankzij verbeteringen in de loondervingsapplicatie. Vanaf 2025 blijven de uitkeringslasten nagenoeg stabiel.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 72 Kerncijfers Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen)

124

128

130

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

OPS-fonds

De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. In maart 2020 is de tijdelijke CSE-regeling in werking getreden om OPS-slachtoffers een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

De CSE-regeling liep tot eind 2023. Lopende aanvragen worden nog afgehandeld. OPS-slachtoffers kunnen vanaf 2024 een aanvraag indienen via de TSB-regeling.

Budgettaire ontwikkelingen

Alleen lopende aanvragen worden nog afgehandeld. Hierdoor lopen de geraamde uitgaven gestaag af.

Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

De TSB maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming is geen schadevergoeding maar vormt een erkenning van het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden. Indien de (ex-)werkende naast de tegemoetkoming ook een schadevergoeding van de ex-werkgever/opdrachtgever (heeft) ontvang(t)(en), moet bij een gehonoreerde schadeclaim de tegemoetkoming worden terugbetaald tot het bedrag van de gehonoreerde schadeclaim. De TSB wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

De doelgroep betreft (ex-)werkenden met ernstige beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk.

Hoe hoog is de tegemoetkoming?

Het betreft een eenmalige tegemoetkoming van € 24.010 (prijsniveau 2024). Indien de (ex-)werkende naast de tegemoetkoming ook een schadevergoeding van de ex-werkgever/opdrachtgever ontvangt, moet bij een gehonoreerde schadeclaim de tegemoetkoming worden terugbetaald tot het bedrag van de gehonoreerde schadeclaim.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2024 staat de regeling open voor drie beroepsziekten: longkanker door asbest, allergisch beroepsastma en CSE (schildersziekte). Vanaf 2025 en verder worden er naar verwachting meer beroepsziekten aan de regeling toegevoegd. Daarom stijgen de geraamde uitgaven ieder jaar. Ook wordt er in samenwerking met de uitvoeringspartners en de Adviescommissie gewerkt aan een verbeterplan. Er wordt verwacht dat de acties die hieruit voortvloeien een positief effect hebben op het aantal toekenningen in de toekomst.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben. Deze personen ontvangen ook ondersteuning bij re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever. Dit zijn werknemers die tijdelijk arbeidsongeschikt zijn als gevolg van zwangerschap of orgaandonatie en zieke werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat moet worden doorbetaald. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager voor de ZW te zijn.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een ZW-uitkering komen:

  • Uitzendkrachten (zonder vast contract met het uitzendbureau);

  • Oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract);

  • Personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens de ziekte;

  • Personen die een WW-uitkering ontvangen en langer dan dertien weken ziek zijn;

  • Personen die ziek worden als gevolg van zwangerschap of bevalling. Wanneer zij in loondienst werken hebben zij tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Als deze personen door de zwangerschap vóór of na de bevalling ziek worden, ontvangen zij een ZW-uitkering;

  • Orgaandonoren die door hun donatie tijdelijk niet kunnen werken;

  • Personen met een no-riskpolis die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die binnen vijf jaar nadat ze in dienst zijn gekomen van een werkgever ziek worden;

  • Ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders kunnen alleen een beroep doen op de ZW als zij hiervoor een vrijwillige verzekering hebben.

Hoe hoog is de ZW-uitkering?

De ZW-uitkering bedraagt meestal 70% van het loon dat de betrokkene gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. De hoogte van het dagloon is per 1 juli 2024 gemaximeerd op € 282,95 bruto per dag. Hierdoor bedraagt de uitkering maximaal € 4.307,91 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De uitkering duurt maximaal twee jaar. Er zijn enkele uitzonderingen. Orgaandonoren en werknemers die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van de zwangerschap of bevalling hebben recht op een ZW-uitkering van 100% van het dagloon, wat neerkomt op een uitkering van maximaal € 6.154,16 bruto per maand inclusief vakantiegeld. Op verzoek van de werkgever kan UWV de ZW-uitkering van personen die onder de no-riskpolis vallen het eerste jaar op 100% van het dagloon vaststellen.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2025 nemen de ZW uitkeringslasten met circa € 17 miljoen beperkt toe. Naar verwachting neemt het aantal zieke werklozen, zieke zwangeren en zieke personen met een no-riskpolis toe. Dit heeft verschillende oorzaken. Naar verwachting stijgt de komende jaren het aantal geboortes en dit heeft een stijging van ziekte bij zwangerschap tot gevolg, een verwachte toename in het aantal werklozen leidt naar verwachting tot een stijging in het aantal zieke werklozen en een verwachte toename van het aantal personen met een no-riskpolis leidt naar verwachting tot een hoger beroep op de ZW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 73 Kerncijfers ZW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde)

100

103

105

Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

312

2

2

Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen)

322

2

2

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
2

In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 74 Kerncijfers ZW (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

781

671

681

Kennis van de verplichtingen (%)

931

951

941

Opsporing2

Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

4,8

5,2

2,6

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

2,4

2,4

1,2

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,9

2,5

1,4

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

3,6

4,3

1,9

Aantal boetes (x 1.000)

0,3

0,2

0,1

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,3

0,1

0,1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

50

47

23

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, (aanvullend) geboorteverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Vaak bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering: zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering, geboorteverlofuitkering en ouderschapsverlofuitkering. Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering komen:

  • Vrouwelijke werknemers;

  • Andere vrouwelijke verzekerden voor de ZW (onder andere thuiswerksters en vrouwen die een ZW-, WW- of loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen);

  • Vrouwelijke vrijwillig verzekerden voor de ZW;

  • Vrouwen van wie de vermoedelijke bevallingsdatum binnen 10 weken na het einde van de verplichte ZW-verzekering ligt, evenals vrouwen die later uitgerekend zijn, maar die toch binnen 10 weken na het einde van de verplichte verzekering bevallen.

In aanmerking voor adoptie- en pleegzorgverlof komt de werknemer die een kind heeft geadopteerd dan wel als pleegkind in zijn gezin heeft opgenomen. Er is een afzonderlijke uitkeringsregeling voor zwangere zelfstandigen, de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Vrouwelijke zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders, meewerkende echtgenoten en beroepsbeoefenaars op arbeidsovereenkomst (hulpen in de huishouding voor minder dan vier dagen per week) hebben gedurende ten minste 16 weken recht op een uitkering. Zie ook beleidsartikel 12.

Hoe hoog is de WAZO-uitkering?

De zwangerschaps- en bevallingsuitkering en de adoptie- en pleegzorguitkering bedraagt 100% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 100% van het maximumdagloon. Dit is per 1 januari 2024 gelijk aan € 5.969,07 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De hoogte van de uitkering voor zelfstandigen is maximaal het wettelijk minimumloon (per 1 januari 2024 € 2.069,40 bruto per maand exclusief vakantiegeld).

Budgettaire ontwikkelingen

De raming voor de uitkeringslasten WAZO volgt de prognose van het aantal geboorten in de bevolkingsprognose van het CBS. Door een voorspelde toename van het aantal geboorten nemen ook de verwachte uitgaven aan WAZO-uitkeringen toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 75 Kerncijfers WAZO
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Totaal aantal toekenningen zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen)

145

141

141

Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen)

132

128

128

Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen)

13

13

13

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Het aanvullend geboorteverlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een aanvullend geboorteverlof uitkering komt de werknemer die echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de moeder van het kind is, met de moeder ongehuwd samenwoont of haar kind erkent. Voorwaarde is dat de werknemer eerst een week geboorteverlof opneemt, waarbij de werkgever het loon doorbetaalt.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de uitkering voor aanvullend geboorteverlof bedraagt 70% van het dagloon, tot een maximum van 70% van het maximumdagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De raming voor de uitkeringslasten voor het aanvullend geboorteverlof volgt de prognose van het aantal geboorten in de bevolkingsprognose van het CBS. Door een voorspelde toename van het aantal geboorten nemen ook de verwachte uitgaven aan aanvullend geboorteverlof toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 76 Kerncijfers aanvullend geboorteverlof
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen)

76

76

76

Gemiddeld aantal opgenomen dagen

23

23

23

X Noot
1

Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Wet betaald ouderschapsverlof (WBO)

Het betaald ouderschapsverlof duurt maximaal 9 weken. De uitkering wordt alleen verstrekt indien het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen. Bij adoptie of pleegzorg kan het verlof worden opgenomen gedurende het eerste jaar na opname van het kind in het gezin.

Wie komt er voor in aanmerking?

Rechthebbend is de werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot het kind, dan wel blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen.

Hoe hoog is de uitkering?

De uitkering bedraagt 70% van het dagloon, met als maximum 70% van het maximumdagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De raming voor de uitkeringslasten voor het betaald ouderschapsverlof volgt de prognose van het aantal geboorten in de bevolkingsprognose van het CBS. Door een voorspelde toename van het aantal geboorten nemen ook de verwachte uitgaven aan betaald ouderschapsverlof toe.

3.7 Artikel 7 Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;

  • het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang in Caribisch Nederland;

  • het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Dienst Toeslagen voert het stelsel van kinderopvangtoeslag uit in opdracht van het Ministerie van SZW. De Staatssecretaris Toeslagen en Douane is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT.

C. Beleidswijzigingen

Verhoging toeslagpercentages

In 2025 zet het kabinet de eerste stap naar een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor kinderopvang voor alle werkende ouders (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 537) door de toeslagpercentages voor met name middeninkomens te verhogen. Hiermee wordt kinderopvang beter betaalbaar voor huishoudens met een verzamelinkomen tussen de € 29.393 en € 159.224. Daarnaast is deze verhoging een prikkel voor de arbeidsparticipatie, omdat het meer gaat lonen om een dag extra te gaan werken. Tot slot draagt deze maatregel bij aan het vergroten van de toekenningszekerheid, omdat ongeveer 37.000 extra huishoudens vanaf 2025 al een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% zullen ontvangen. Een kleine verandering in het inkomen leidt voor deze huishoudens daardoor niet meer tot een lagere kinderopvangtoeslag.

Wijzigingen maximum uurprijs

Het kabinet bekostigt een aantal verbeteringen in de kinderopvangsector door de maximum uurprijzen in 2025 met € 0,04 minder te indexeren. Het gaat om onderstaande verbeteringen:

  • Meerkosten voor toezicht en handhaving door wijzigingen in de kwaliteitseisen;

  • Een verhoging van het budget voor de regeling Sociaal Medische Indicatie (SMI);

  • Kinderopvangtoeslag voor beurspromovendi;

  • Kosten die volgen uit het wetsvoorstel Wet Kinderopvang BES.

Daarnaast wordt de maximum uurprijs voor gastouderopvang in 2025 met netto € 0,21 extra geïndexeerd. Er gelden verscherpte kwaliteitseisen waardoor sommige gastouders meer kosten maken. Het kabinet vindt dat deze kosten niet volledig voor de rekening van ouders moeten komen, en indexeert de maximum uurprijs voor gastouderopvang daarom met € 0,21 extra. In combinatie met de reguliere indexering van 4,83% wordt de maximum uurprijs voor dagopvang in 2025 € 10,71. De maximum uurprijs voor buitenschoolse opvang wordt € 9,52 en voor gastouderopvang € 8,10.

Verder is er in het hoofdlijnenakkoord opgenomen dat de maximum uurprijzen in 2026 niet worden geïndexeerd. Dit zal de komende periode in wet- en regelgeving worden uitgewerkt.

Kwaliteit kinderopvang

In 2025 wijzigt een aantal kwaliteitseisen voor de kinderopvang. Voor pedagogisch medewerkers in de dagopvang en buitenschoolse opvang geldt vanaf 1 januari 2025 een taaleis Nederlands. Voor de gastouderopvang worden met het wetsvoorstel Wijziging Wet Kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang (Kamerstukken II 2023/24, 36 513, nr. 2) extra kwaliteitseisen wettelijk geregeld. Bijvoorbeeld dat gastouders een pedagogisch werkplan opstellen, permanente educatie volgen en pedagogische coaching krijgen van gastouderbureaus. De inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen wordt later bepaald, mede op basis van de parlementaire behandeling en het moment van publicatie.

Sociaal-medische indicatie

Sociaal-medische indicatie (SMI) is een vangnetregeling voor gezinnen die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en die vanwege sociaal/medische problematiek ook niet in staat zijn de zorg voor hun kinderen volledig te dragen. Via SMI kunnen gemeenten deze gezinnen een (gedeeltelijke) vergoeding bieden voor het gebruik van kinderopvang. Drie ontwikkelingen in de afgelopen jaren leiden ertoe dat het budget voor SMI steeds minder toereikend is:

  • 1. Het aantal aanvragen is flink gestegen;

  • 2. De sociaal medische problematiek is langduriger van aard geworden waardoor langere toekenningen nodig zijn;

  • 3. In diezelfde periode zijn de kosten van kinderopvang (fors) gestegen.

Om de beschikbare middelen weer beter in lijn te brengen met de benodigde middelen, wordt het budget voor de SMI-middelen verhoogd. Specifiek wordt vanaf 2025 het budget met € 5,4 miljoen verhoogd, en vanaf 2029 met € 10 miljoen structureel.

Kinderopvangtoeslag voor beurspromovendi

Voor promovendi zonder arbeidscontract (onder andere beurspromovendi en buitenpromovendi) geldt dat het recht op kinderopvangtoeslag afhankelijk is van of de inkomsten uit een beurs door de Belastingdienst worden aangemerkt als inkomsten uit arbeid. Dat is afhankelijk van de omstandigheden van het specifieke geval. Het is voor promovendi bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag daarom niet altijd duidelijk of zij wel voldoen aan de arbeidseis. De onduidelijkheid kan tot hoge terugvorderingen leiden. Dit knelpunt is beschreven bij de kabinetsreactie op de motie Lodders/Van Weyenberg over verdere quick fixes om het toeslagenstelsel te verbeteren (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 927).

Dit knelpunt wordt opgelost door alle vormen van promovendi (en studenten technologisch ontwerper) per 1 januari 2025 recht op kinderopvangtoeslag te geven. Met deze maatregel wordt uitvoering gegeven aan de motie Omtzigt (Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 52).

Verbetermaatregel toeslagpartnerschap eerstegraads bloedverwanten

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2025 dit knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen (Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1283). Op dit moment komt het voor dat alleenstaande ouders die samen op één adres wonen met eerstegraads bloedverwanten minder recht hebben op diverse toeslagen (waaronder de kinderopvangtoeslag). Het gaat bijvoorbeeld om situaties van mantelzorg, maar ook om (tijdelijk) inwonen bij vader of moeder na een scheiding. Het kabinet vindt dit ongewenst en wil dergelijke situaties in de toekomst voorkomen. Daartoe wordt dit knelpunt per 2025 opgelost door middel van een wijziging van het toeslagpartnerbegrip in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir).

Aanpassen toeslagpartnerbegrip: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner

Mensen met een noodgedwongen elders verblijvende partner worden vanaf 1 januari 2026 als alleenstaanden behandeld voor alle toeslagen (met uitzondering van de huurtoeslag). In de huidige regelgeving zijn deze mensen toeslagpartner als ze gehuwd of geregistreerd partner zijn. Wanneer er sprake is van een partner in vluchtsituatie of vermissing kan deze partner niet bijdragen aan de kosten en zorg voor het huishouden. Specifiek voor de kinderopvangtoeslag zorgt de maatregel ervoor dat er in deze situaties niet meer wordt getoetst of de partner aan de arbeidseis voldoet en wordt het eventuele inkomen van de partner buiten beschouwing gelaten. Daarmee voorkomt de maatregel financiële problemen en kinderarmoede bij deze groep.

Niet meer terugvorderen kinderopvangtoeslag op basis van verblijfstitel

Het recht op kinderopvangtoeslag wordt vanaf 1 januari 2026 niet meer met terugwerkende kracht vastgesteld als bij een burger de verblijfstitel wordt ingetrokken. Het recht wordt dan pas aangepast vanaf de datum waarop de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een besluit heeft genomen. Op dat moment is de burger bekend met de gewijzigde situatie. Met de maatregel worden schulden en problemen bij het innen van terugvorderingen voorkomen.

Wet kinderopvang BES

Op 4 juni is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd (Stb. 2024, 140). Doel van de wet is de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. In de wet zijn eisen opgenomen ten aanzien van kwaliteit, financiering en toezicht. De wet zal naar verwachting per 1 juli 2025 bij Koninklijk Besluit in werking treden. In de wet is geregeld dat een aantal onderwerpen in lagere wetgeving nader wordt of kan worden uitgewerkt. Het kabinet werkt momenteel aan een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) waarin nadere regels zijn opgenomen over onder andere financiering en kwaliteit. De AMvB is medio 2024 ter consultatie voorgelegd en zal naar verwachting eveneens per juli 2025 in werking treden.

De tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland zal worden verlengd tot de wet van kracht is. Het kabinet verhoogt in 2025 en volgende jaren de subsidiebedragen voor de dagopvang en gastouders. Het programma BES(t) 4 kids zal tot en met 2028 worden verlengd. Daarvoor is voor die periode jaarlijks € 1,25 miljoen extra beschikbaar.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 77 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

4.436.342

5.042.523

5.559.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

         
 

Uitgaven

4.440.566

5.045.805

5.561.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

         

7.0

Kinderopvang

4.440.566

5.045.805

5.561.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

 

Inkomensoverdrachten

4.378.908

4.987.457

5.484.894

6.758.154

7.358.864

7.586.882

7.800.626

 

Kinderopvangtoeslag

4.378.908

4.987.457

5.484.894

6.758.154

7.358.864

7.586.882

7.800.626

 

Subsidies (regelingen)

12.327

17.073

25.233

27.199

28.820

27.930

29.229

 

Kinderopvang

1.335

2.050

4.050

4.050

4.050

2.050

2.050

 

Subsidies Caribisch Nederland

10.992

15.023

21.183

23.149

24.770

25.880

27.179

 

Opdrachten

2.858

7.591

12.268

17.729

16.294

9.294

9.294

 

Overige Opdrachten

1.558

2.913

5.376

9.537

8.102

7.602

7.602

 

Opdrachten Caribisch Nederland

753

1.566

1.692

1.692

1.692

1.692

1.692

 

Opdrachten Stelselherziening KO

547

3.112

5.200

6.500

6.500

0

0

 

Bekostiging

433

1.536

1.101

1.736

1.736

1.736

1.736

 

Projectbureau PGV

433

1.536

1.101

1.736

1.736

1.736

1.736

 

Bijdrage aan agentschappen

8.100

9.763

8.678

8.678

8.678

8.678

8.678

 

Agentschap DUO

8.100

9.763

8.678

8.678

8.678

8.678

8.678

 

Bijdrage aan medeoverheden

37.940

22.385

29.806

15.700

6.958

4.217

523

 

Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN

6.398

11.789

5.880

3.737

1.748

1.773

523

 

SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang

31.542

10.596

23.926

11.963

5.210

2.444

0

         
 

Ontvangsten

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

         
Tabel 78 Uitsplitsing ontvangsten artikel 7 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

         

7.0

Kinderopvang

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

 

Ontvangsten

1.792.216

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

 

Algemeen

17.737

480

480

480

480

480

480

 

Terugontvangsten kinderopvangtoeslag

198.528

234.512

260.671

265.530

244.804

174.430

112.241

 

Werkgeversbijdrage Kinderopvang

1.575.951

1.684.438

1.697.520

1.705.223

1.706.956

1.710.122

1.710.122

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 79 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 7
 

2025

juridisch verplicht

99,4%

bestuurlijk gebonden

0,3%

beleidsmatig gereserveerd

0,3%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0,0%

De uitgaven op artikel 7 Kinderopvang zijn voor 99,4% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies

Het budget voor Subsidies Kinderopvang is voor 76% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte gedeelte bestaat uit instellingssubsidies en projectsubsidies kinderopvang in Nederland. Voor de Tijdelijke subsidieregeling Caribisch Nederland geldt dat alle kinderopvangorganisaties die aan de voorwaarden voldoen een beroep op de regeling kunnen doen. Daarmee is 100% van het budget voor Subsidies Caribisch Nederland juridisch verplicht.

Opdrachten

Het budget voor Opdrachten is voor 7% juridisch verplicht. Het gaat om opdrachten en onderzoek voor de kinderopvang in Nederland. De rest van het opdrachtenbudget is grotendeels beleidsmatig gereserveerd. Dit betreft onder meer opdrachten voor toezicht en handhaving verbetermaatregelen gastouderopvang.

Vanuit het budget opdrachten Caribisch Nederland is 44% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte deel betreft de uitvoeringskosten van UVB (tijdelijke subsidieregeling) en Inspectie van het Onderwijs. De kosten van het programmabureau zijn bestuurlijk in het programma BES(t) 4 kids toegezegd en zijn derhalve bestuurlijk gebonden.

De opdrachten voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang (Opdrachten Stelselherziening KO) zijn gedeeltelijk bestuurlijk gebonden en voor een deel beleidsmatig gereserveerd.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 100% juridisch verplicht, voor de uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV).

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen is voor 0% juridisch verplicht maar wel 99% bestuurlijk gebonden voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdragen aan medeoverheden is voor 80% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte deel is bestemd voor de regeling kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, die door de gemeenten wordt uitgevoerd (SPUK). De middelen bestemd voor de versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland en de financiering van de implementatieactiviteiten gericht op het inwerkingtreden van de Wet kinderopvang BES zijn bestuurlijk gebonden.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  • Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beiden werken (werknemers en zelfstandigen);

  • Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);

  • Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  • Hoogte van het toetsingsinkomen van de ouder(s);

  • Hoogte van de betaalde uurprijs, tot aan de maximum uurprijs;

  • De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillende maximum uurprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;

  • Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;

  • Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de kinderopvangtoeslag stijgen in 2025 naar verwachting met € 497 miljoen ten opzichte van 2024. De belangrijkste oorzaak is dat de vergoedingspercentages voor met name middeninkomens in 2025 worden verhoogd. In latere jaren lopen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag verder op. De stijging houdt grotendeels verband met uitgaven om verder toe te groeien naar het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang en de beoogde invoering daarvan in 2027.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2024 neemt het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat (met kinderopvang­toeslag) naar verwachting licht toe, gevolgd door een verdere stijging in 2025. De stijging in 2025 houdt verband met de verhoging van de vergoedingspercentages in 2025.

Ook het gemiddelde aantal uren per kind nemen in 2024 en 2025 naar verwachting toe. Met name in 2024 wordt nog rekening gehouden met een oploop vanwege het loslaten van de koppeling gewerkte uren. Daarnaast leiden de extra verhoging van de maximum uurprijzen in 2024 en de verhoging van de vergoedingspercentages in 2025 tot een hoger gemiddeld urengebruik.

De gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen stijgen in 2024 sterker dan de reguliere indexering van de maximum uurprijs (6,01%). Dit wordt verklaard doordat een gedeelte van de kinderopvanginstellingen de extra verhoging van de maximum uurprijzen in meer of mindere mate doorrekent in hun tarieven.

Tabel 80 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

603

606

614

    

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

   

0-12 jaar

898

902

914

0-4 jaar (dagopvang)

425

426

427

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

473

476

486

    

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

   

0-12 jaar

42

42

43

0-4 jaar (dagopvang)

61

62

63

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

33

33

34

    

Aantal uren per kind per maand

   

0-12 jaar

65,4

66,4

67,1

0-4 jaar (dagopvang)

91,2

92,2

93,5

4-12 jaar (buitenschoolse opvang)

42,3

43,4

43,9

    

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

   

Tot 130% Wml

67

69

69

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

129

119

121

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

506

504

514

3 x modaal en hoger

196

209

209

    

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

   

Tot 130% Wml

85

86

87

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

67

69

70

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

61

62

63

3 x modaal en hoger

69

69

70

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS (bevolkingsprognose voor berekening deelname) en Toeslagen.

X Noot
1

De realisatiecijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

Tabel 81 Kerncijfers kinderopvang bijdragen sectoren en ouders
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Bijdragen sectoren (in %)

   

Collectief

68

67

72

 

waarvan Overheid

42

44

49

 

waarvan Werkgevers

26

23

23

Ouders

32

33

28

    

Wettelijke maximum uurprijs (in €)2

   

Dagopvang

9,12

10,25

10,71

Buitenschoolse opvang

7,85

9,12

9,52

Gastouderopvang

6,85

7,53

8,10

    

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)3

   

Dagopvang

9,47

10,20

10,70

Buitenschoolse opvang

8,42

9,04

9,48

Gastouderopvang

6,93

7,33

7,93

    

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen4

   

130% Wml

0,74

0,83

0,43

1 1/2 x modaal

1,94

2,18

1,36

3 x modaal

5,77

6,49

5,86

    

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen4

   

130% Wml

0,47

0,52

0,43

1 1/2 x modaal

0,59

0,67

0,70

3 x modaal

1,47

1,65

1,72

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van Toeslagen.

X Noot
1

De realisatiecijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.

X Noot
2

De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).

X Noot
3

De raming is opgesteld in prijzen 2024. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2025 is, evenals de wettelijke maximumuurprijs 2025, weergegeven op prijsniveau 2025. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die de ouders aan Toeslagen doorgeven. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

X Noot
4

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gebaseerd op de maximum uurprijzen en de toeslag die ouders ontvangen.

Subsidies

Voor 2025 is in totaal € 25,2 miljoen beschikbaar voor subsidies. Voor Caribisch Nederland is een subsidiebudget van € 21,2 miljoen beschikbaar. Dit wordt ingezet voor de Tijdelijke subsidieregeling Financiering Kinderopvang Caribisch Nederland. Vanaf naar verwachting 1 juli 2025 zal dit budget worden ingezet voor de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland op grond van de Wet kinderopvang BES.

Naar aanleiding van het rapport Bekostiging Kinderopvang Caribisch Nederland, dat op 18 oktober 2023 aan de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 514), en de besluitvorming daarover, waarover de Tweede Kamer in de Verzamelbrief kinderopvang Caribisch Nederland is geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 527), zullen de subsidiebedragen in 2025 voor de kinderopvangorganisaties ten opzichte van 2024 substantieel worden aangepast.

Daarnaast is € 4,1 miljoen beschikbaar voor kinderopvang in Europees Nederland, waarvan circa € 2,5 miljoen voor instellingssubsidies en projectsubsidies.

Opdrachten

Voor 2025 is in totaal € 12,3 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Daarvan is € 5,2 miljoen bestemd voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang. Een bedrag van € 5,4 miljoen is bestemd voor onderzoek en opdrachten voor kinderopvang in Nederland (zie ‘Overige Opdrachten’ in tabel 77). Voor de uitvoering van het programma BES(t) 4 kids is een opdrachtenbudget van € 1,7 miljoen beschikbaar.

Bekostiging

Voor 2025 is € 1,1 miljoen beschikbaar voor bekostiging. Het betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen (€ 8,7 miljoen in 2025) is bedoeld voor de uitvoering door DUO van het beheer, onderhoud en ontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), het Personenregister Kinderopvang (PRK) en het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK).

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdrage medeoverheden betreft voor € 23,9 miljoen de compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

In het kader van artikel 92 lid 2 sub c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt € 5,8 miljoen aan de openbare lichamen via een bijzondere uitkering verstrekt. De bijzondere uitkering is bestemd voor financiering van het programma BES(t) 4 kids en voor specifieke huisvestingsprojecten voor kinderopvang. Voor het programma BES(t) 4 kids ontvangt Bonaire in 2025 maximaal € 1,0 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 0,4 miljoen en Saba maximaal € 0,34 miljoen. Voor de uitvoering van bouwprojecten kinderopvang ontvangt Sint Eustatius in 2025 maximaal € 3,0 miljoen en Saba maximaal € 1,0 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn opgebouwd uit drie componenten: de ontvangsten algemeen, de terugontvangsten kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang.

De ontvangsten algemeen betreft de eigen bijdrage die deelnemers betalen voor inschrijving in het Personenregister Kinderopvang.

De terugontvangsten kinderopvangtoeslag betreft de ontvangsten uit terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren. In 2024 en 2025 nemen de ontvangsten naar verwachting toe, om in het jaar daarna te stabiliseren. Vanaf toeslagjaar 2027 wordt rekening gehouden met een sterke afname van het aantal terugvorderingen als gevolg van het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang. Daardoor nemen ook de terugontvangsten kinderopvangtoeslag, met vertraging, geleidelijk af.

De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. De totale loonsom en de werkgeversbijdrage kinderopvang nemen naar verwachting licht toe.

Kerncijfers

Het aantal gewerkte uren per week is in 2023 in alle groepen vrijwel stabiel gebleven ten opzichte van 2022.

Tabel 82 Ontwikkeling in gewerkte uren (gemiddelde binnen de groep mensen met een baan van meer dan 1 uur, jaarcijfers)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Vrouwen 15 tot 75 jaar

27,4

27,9

27,9

Mannen 15 tot 75 jaar

36,3

36,1

36,0

Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar)

27,5

28,1

28,2

Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar)

40,4

40,1

40,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

De netto arbeidsparticipatie is in 2023 in vrijwel alle categorieën gestegen ten opzichte van 2022. Enkel de netto arbeidsparticipatie onder alleenstaande vaders is in 2023 licht gedaald.

Tabel 83 Netto arbeidsparticipatie (%)
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar

70,4

72,2

73,1

    

Moeders (lid van ouderpaar)

81,4

82,6

82,8

Vaders (lid van ouderpaar)

91,8

92,6

93,3

    

Alleenstaande moeders

71,5

70,5

73,6

Alleenstaande vaders

83,5

84,4

83,5

    

Moeders met jonge kinderen (0-11)

79,7

81,5

81,8

Vaders met jonge kinderen (0-11)

94,4

94,3

95,0

Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.

3.8 Artikel 8 Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 89,4% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pen­sioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pen­sioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW). Deze wordt per 1 januari 2025 afgeschaft. Daarnaast biedt de overheid een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR). De OBR sluit per 1 januari 2025 voor nieuwe instroom.

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspen­sioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Implementatietraject Wet toekomst pensioenen

Sinds 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden, en zijn sociale partners en pensioenuitvoerders aan het werk om binnen de transitietermijnen over te gaan naar het nieuwe pensioenstelsel. Om deze grote stelselherziening te monitoren, versterken en waar nodig knelpunten op te lossen, loopt er een meerjarig implementatietraject met diverse elementen.

Doel van het implementatietraject is de goede implementatie van de Wet toekomst pensioenen door de sectorpartijen: sociale partners, koepels, pensioenuitvoerders, toezichthouders en andere betrokkenen. Hierbij is vertrouwen van zowel het publiek als de pensioensector in het stelsel belangrijk.

Voor het publiek is er het informatieplatform Pensioenduidelijkheid.nl, waar verschillende groepen Nederlanders (jongeren, werkenden, bijna-gepensioneerden en gepensioneerden) voor hen relevante informatie en hulpmiddelen kunnen vinden. Daarnaast is er een bijbehorende publiekscampagne, die ook in 2025 een vervolg zal krijgen. Tot slot wordt samen met de Informatiepunten Digitale Overheid gewerkt aan verbeterde informatievoorziening voor burgers die niet digitaal vaardig zijn.

Voor de pensioenprofessional is er het informatieplatform Werkenaanons­pensioen.nl, dat is verrijkt met lessen uit de praktijk en animaties. In 2025 zal dit platform nog verder worden doorontwikkeld om ervaringen over de pensioentransitie te delen, met speciale aandacht voor doelgroepen als de ondernemingsraden en de financieel adviseurs. Verder wordt er ingespeeld op de voortgang van de transitie en worden eventuele knelpunten geadresseerd. Deze knelpunten worden opgehaald via werkbezoeken, (in)formeel contact met de sector en een uitgebreid monitoringsprogramma. Het monitoringsprogramma bestaat uit de monitoring van de transitie zelf, naar de ervaringen van deelnemers en naar de doelstellingen van de wet. Hiervoor worden ook de adviezen en signalen gebruikt van de Regeringscommissaris transitie pensioenen, die tweemaal per jaar advies uitbrengt over het verloop van de transitie. Als laatste is er vanuit het implementatietraject aandacht voor signalen en vragen uit de praktijk, die in samenwerking met de toezichthouders worden opgepakt en waar nodig leiden tot verduidelijking en informatievoorziening aan de sector. Ook hier staat het stimuleren van het delen van goede voorbeelden uit de praktijk centraal.

Wetsvoorstel toezeggingen pensioenonderwerpen

Tijdens de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer zijn er een aantal toezeggingen gedaan. Deze zijn gaan meelopen in het traject van het wetsvoorstel toezeggingen pensioenonderwerpen. Dit wetsvoorstel ziet op het mogelijk maken van het vrijwillig voortzetten van het wezenpensioen, alsmede het uniformeren van het kindbegrip. Daarnaast richt het zich ook op het verbeteren van de uitvoering door het overgangsrecht voor de voortzetting van het pensioen bij arbeidsongeschiktheid, voor zowel gesloten pensioenfondsen als verzekeraars, te verruimen. Dit wetsvoorstel wordt in 2025 aangeboden aan de Tweede Kamer.

Halvering aantal werknemers zonder pensioenopbouw

Het kabinet vindt het belangrijk dat werknemers pensioen opbouwen. Veel werknemers doen dat ook, maar niet allemaal. In 2019 bouwden meer dan 936.000 werknemers niet actief pensioen op. In de Wet toekomst pensioenen is de reductiedoelstelling opgenomen om dat aantal in 2028 te halveren. In 2022 is het aantal werknemers zonder pensioenopbouw gedaald tot 765.000. Het kabinet werkt samen met organisaties in de pen­sioensector om deze daling door te zetten, zoals met het Aanvalsplan Witte vlek van de Stichting van de Arbeid. Daarnaast voert het ook campagne uit om werkgevers zonder pensioenregeling aan te sporen om die te treffen. Ook wordt er met wetgeving gewerkt om werknemers op hun loonstrook te informeren of ze onder een pensioenregeling vallen.

Afschaffing IOAOW

Het kabinetsbesluit uit 2022 om het minimumloon extra te verhogen werkte door in alle aan het minimumloon gekoppelde regelingen, waaronder de AOW (Stb. 2022, 381). Het verlagen van de IOAOW per 1 januari 2023 en het afschaffen ervan per 1 januari 2025, maakt onderdeel uit van de dekking van de koppeling van de AOW aan de extra verhoging van het minimumloon. Het bedrag voor de inkomensondersteuning AOW is per 1 januari 2023 verlaagd tot een bedrag van € 5 bruto per maand. Per 1 januari 2024 is het € 5,50 bruto per maand. Per 1 januari 2025 wordt de IOAOW volledig afgeschaft. De verlaging en afschaffing is geregeld in het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overeenstemming met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 3 oktober 2022 (Stb. 2022, 381).

Einde OBR

De OBR loopt af per 1 januari 2025. Vanaf dan sluit de regeling voor nieuwe instroom. Per 1 januari 2027 zijn de laatste OBR-gerechtigden uitgestroomd wanneer de laatste OBR-gerechtigden de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 84 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

41.304

178.025

62.751

64.396

67.462

71.234

74.738

         
 

Uitgaven

41.573

178.025

62.751

64.396

67.462

71.234

74.738

         

8.0

Oudedagsvoorziening

41.573

178.025

62.751

64.396

67.462

71.234

74.738

 

Inkomensoverdrachten

41.201

176.944

62.390

64.049

67.115

70.887

74.391

 

AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland)

39.908

54.996

60.408

63.817

67.115

70.887

74.391

 

Overbruggingsregeling AOW

1.293

1.363

807

232

0

0

0

 

Gebaar erkenning Surinaamse ouderen

0

120.585

1.175

0

0

0

0

 

Opdrachten

372

1.081

361

347

347

347

347

 

Opdrachten

372

1.081

361

347

347

347

347

         
 

Ontvangsten

0

164

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 85 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 8
 

2025

juridisch verplicht

99,5%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0,4%

nog niet ingevuld/ vrij te besteden

0,1%

De begrotingsgefinancierde uitgaven op artikel 8 Oudedagsvoorziening zijn voor 99,5% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AOV, de Overbruggingsregeling AOW (OBR) en Gebaar erkenning Surinaamse ouderen.

Opdrachten

De middelen onder opdrachten zijn voor 9% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen gereserveerde middelen voor een evaluatieonderzoek met betrekking tot de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen en onderzoek reconstructie alleenverdieners. De middelen onder opdrachten zijn voor 78% beleidsmatig gereserveerd.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 86 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

47.934.500

51.919.798

55.218.620

58.660.397

62.230.852

64.984.836

68.627.407

         
 

Uitgaven

47.934.500

51.919.798

55.218.620

58.660.397

62.230.852

64.984.836

68.627.407

         

8.0

Oudedagsvoorziening

47.934.500

51.919.798

55.218.620

58.660.397

62.230.852

64.984.836

68.627.407

 

Inkomensoverdrachten

47.934.500

51.919.798

55.218.620

58.660.397

62.230.852

64.984.836

68.627.407

 

AOW

47.738.285

51.702.233

52.752.365

53.899.424

55.103.247

55.549.835

56.751.981

 

Inkomensondersteuning AOW

196.215

217.565

0

0

0

0

0

 

AOW nominaal

0

0

2.466.255

4.760.973

7.127.605

9.435.001

11.875.426

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2024 nemen de uitkeringslasten van de AOV fors toe vanwege een beleidsmatige verhoging per 1 januari én 1 juli van de uitkeringsbedragen. De uitgaven voor de AOV stijgen ook vanaf 2025 meerjarig. Dit heeft te maken met de sterke vergrijzing op de eilanden. Het aantal 65-plussers neemt elk jaar met circa 5 à 5,5% toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 87 Kerncijfers AOV (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

4,9

5,1

5,4

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling, private AOV, partnerpensioen of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden en werkt terug tot 1 januari 2013. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden.

De OBR loopt af per 1 januari 2025. Vanaf dan sluit de regeling voor nieuwe instroom. Per 1 januari 2027 zijn de laatste OBR-gerechtigden uitgestroomd wanneer de laatste OBR-gerechtigden de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Dit leidt ertoe dat tot 2027 voor de OBR uitgaven worden voorzien.

Gebaar erkenning Surinaamse ouderen

Het betreft een gebaar van erkenning voor ouderen van Surinaamse herkomst. Het gebaar ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep. Het gebaar van erkenning heeft de vorm van eenmalig bedrag van € 5.000 per persoon. Het gros wordt ambtshalve toegekend in 2024. De begrote uitgaven in 2025 bedragen circa € 1,2 miljoen. Een gedeelte van de erkenningen zal naar verwachting handmatig aangevraagd en toegekend worden in 2025.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 5.1, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2025 17 jaar) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2025 67 jaar) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als iemand niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.

De AOW-gerechtigde leeftijd neemt de komende jaren stapsgewijs toe. In 2025 is de AOW-gerechtigde leeftijd 67 jaar en 0 maanden. Dit is onveranderd ten opzichte van 2024. Tussen 2025 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet. In 2028 stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden naar 67 jaar en 3 maanden. Met ingang van 2025 is de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. De AOW-leeftijd wordt altijd vijf jaar van tevoren vastgesteld op basis van de wettelijk vastgestelde formule.

AOW’ers die vóór 1 april 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen in aanmerking komen voor de partnertoeslag als de jongere partner nog niet AOW-gerechtigd is. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt of wanneer de oudere partner overlijdt. Per 1 april 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.

Hoe hoog is de AOW?

De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%. De exacte bedragen voor 1 januari 2025 worden eind 2024 bekend gemaakt.

Tabel 88 AOW bruto maandbedragen, exclusief vakantietoeslag en exclusief inkomensondersteuning AOW (in €)
 

1 juli 2024

Gehuwd / samenwonend

1.061,97

Alleenstaand

1.564,25

De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder gemist jaar 2% minder AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan uitkeringslasten AOW bedragen in 2025 circa € 53 miljard. Inclusief de verwachte nominale ontwikkeling bedragen de geraamde uitgaven aan de AOW in 2025 circa € 55 miljard. Vanwege de vergrijzende bevolking nemen de uitkeringslasten de komende jaren toe. Tussen 2025 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief snel doordat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt, bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. De stijging van het aantal AOW-gerechtigden is echter afgezwakt door de minder hard stijgende levensverwachting veroorzaakt door de coronapandemie. Dit werkt door in de uitkeringslasten voor de komende jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 89 Kerncijfers AOW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.567

3.593

3.663

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

19

19

19

X Noot
1

Bron: SVB, administratie.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 90 Kerncijfers AOW (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

381

361

391

Kennis van de verplichtingen (%)

921

891

931

Opsporing2

Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

5,8

5

4,6

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

0,4

0,5

0,5

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

2,0

2,6

3,3

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,4

0,5

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,3

0,3

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,4

0,5

0,7

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

45

31

16

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Opdrachten

De gebudgetteerde middelen voor opdrachten bedragen in 2025 € 361.000 en nemen naar de toekomst toe iets af. De middelen onder opdrachten worden hoofdzakelijk ingezet voor onderzoeken.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 91 Fiscale regelingen 2023-2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2023

2024

2025

Pensioen niet-belaste premie

25.439

27.080

28.692

Pensioen belaste uitkering

‒ 15.879

‒ 17.645

‒ 18.842

Pensioen vrijstelling box 3

7.841

9.358

10.988

Lijfrente premieaftrek

723

898

950

Lijfrente belaste uitkering

‒ 453

‒ 507

‒ 630

Lijfrente vrijstelling box 3

223

269

367

Nettopensioen en nettolijfrente

15

19

25

X Noot
1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Aanvullende arbeidspensioenen

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen, het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% en de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen met een grote mate van zekerheid na te komen.

De (lichte) afname van het aantal pensioenfondsen in 2023 past bij de dalende trend van de afgelopen jaren. Het gaat hierbij vooral om een afname van de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Het aandeel pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 130% is licht gestegen. Sinds 1 juli 2022 kunnen fondsen die voornemens zijn de pensioenen in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel gebruik maken van aangepaste regelgeving. Middels die aangepaste regelgeving wordt een voorschot genomen op het nieuwe pensioenstelsel en kunnen pen­sioenfondsen al indexeren vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105%. Het indexeren van pensioenen heeft een neerwaarts effect op de dekkingsgraad.

Tabel 92 Kerncijfers aanvullende pensioenen
 

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 20231

Totaal aantal pensioenfondsen2

188

181

180

 

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%3

171

125

128

 

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000)

5.741

5.428

5.957

 

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

3.455

3.154

3.461

Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.

X Noot
1

voorlopige cijfers

X Noot
2

Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

X Noot
3

Beleidsdekkingsgraad.

3.9 Artikel 9 Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen voorgenomen beleidswijzigen in 2025.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 93 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

         
 

Uitgaven

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

         

9.0

Nabestaanden

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

 

Inkomensoverdrachten

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

 

AWW (Caribisch Nederland)

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 94 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 9
 

2025

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 9 Nabestaanden zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AWW Caribisch Nederland.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 95 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 9 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

336.500

347.430

355.131

357.233

360.869

373.454

376.367

         
 

Uitgaven

336.500

347.430

355.131

357.233

360.869

373.454

376.367

         

9.0

Nabestaanden

336.500

347.430

355.131

357.233

360.869

373.454

376.367

 

Inkomensoverdrachten

336.500

347.430

355.131

357.233

360.869

373.454

376.367

 

ANW

330.900

341.458

328.002

317.629

309.641

311.217

305.327

 

Tegemoetkoming ANW

5.600

5.972

5.737

5.555

5.417

5.441

5.340

 

ANW nominaal

0

0

21.323

33.763

45.367

56.215

64.992

 

Tegemoetkoming ANW nominaal

0

0

69

286

444

581

708

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijdgerelateerd.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2024 nemen de uitkeringslasten van de AWW fors toe vanwege een beleidsmatige verhoging per 1 januari én 1 juli van de uitkeringsbedragen. Over de rest van de begrotingshorizon blijven de uitgaven redelijk constant.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 96 Kerncijfers AWW (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo)

0,3

0,3

0,3

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

Nabestaande partners komen in aanmerking voor een nabestaandenuitkering als zij jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd, de partner op de datum van overlijden verzekerd was voor de Anw en de nabestaande:

  • Eén of meer kinderen onder de 18 jaar verzorgt, of;

  • Voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.

Een kind heeft recht op een wezenuitkering indien beide ouders zijn overleden. Wezen tot 16 jaar hebben altijd recht op een uitkering. De uitkering kan worden verlengd tot 18 jaar wanneer het kind bezig is een startkwalificatie te behalen of daarvan is vrijgesteld of volledig dagonderwijs volgt na het behalen van een startkwalificatie. De wezenuitkering kan eventueel tot 21 jaar worden verstrekt wanneer de wees volledig dagonderwijs volgt of wanneer een ongehuwde wees de tijd grotendeels besteedt aan een gezamenlijke huishouding met een andere wees of voor een hulpbehoevende zorgt.

De Anw maakt geen onderscheid tussen gehuwden en mensen die ongehuwd zijn en samen een huishouden vormen. Daarom wordt gesproken van «partner». Nabestaanden die vóór 1 juli 1996 recht hadden op de voorganger van de Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, vallen onder een overgangsregeling.

Hoe hoog is de Anw?

De nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het referentieminimumloon. Voor kostendelers geldt een lager normbedrag ter hoogte van 50% van het referentieminimumloon. Op de nabestaandenuitkering vindt inkomstenverrekening plaats. Daarbij kent de nabestaandenuitkering een vrijlating voor inkomen uit arbeid. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, plus een derde deel van het meerdere inkomen. Inkomen in verband met arbeidsgerelateerde uitkeringen (bijvoorbeeld WIA- of WW-uitkering) wordt geheel verrekend. Eigen vermogen, de inkomsten uit dit vermogen en particuliere aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet in mindering gebracht op de nabestaandenuitkering.

De wezenuitkering bedraagt een percentage van het referentieminimumloon, afhankelijk van de leeftijd van de wees. De hoogte van de wezenuitkering is niet afhankelijk van het inkomen. Nabestaanden of wezen ontvangen naast hun Anw-uitkering ook een tegemoetkoming Anw.

Tabel 97 Anw bruto maandbedragen (maxima), exclusief vakantietoeslag en exclusief tegemoetkoming Anw (in €)
 

1 juli 2024

Nabestaandenuitkering

1.550,44

Nabestaandenuitkering met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm: 50% referentieminimumloon)

986,58

Wezenuitkering (wezen tot 10 jaar)

510,36

Wezenuitkering (wezen van 10 tot 16 jaar

755,08

Wezenuitkering (wezen van 16 tot 21 jaar)

999,81

Tegemoetkoming Anw

20,91

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Anw nemen de komende jaren af, omdat het aantal nabestaanden dat recht heeft op een Anw-uitkering naar verwachting afneemt. De Anw is een inkomensaanvulling en in die hoedanigheid inkomensafhankelijk. Door toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen sinds de invoering van de Anw komt een kleinere doelgroep in aanmerking voor de uitkering. Daarnaast bereiken de komende jaren relatief veel mensen die onder de rechtsvoorganger van de Anw (de AWW) een publieke nabestaandenuitkering krijgen de pensioengerechtigde leeftijd waardoor zij uitstromen naar de AOW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 98 Kerncijfers Anw
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Volume Anw nabestaande partners (x 1.000 personen, ultimo)

23

22

21

    

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996

3,1

2,6

2,1

    

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996

19

19

19

 

waarvan met kind

7,6

7,3

7,1

 

waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid

11

12

11

    

Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo)

1,0

1,0

0,9

X Noot
1

Bron: SVB, administratie

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 99 Kerncijfers Anw (handhaving inlichtingenplicht)
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Preventie

Gepercipieerde detectiekans (%)

581

731

561

Kennis van de verplichtingen (%)

871

931

931

Opsporing2

Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

0,3

0,2

0,2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

<0,1

<0,1

<0,1

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

0,3

0,5

0,3

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

<0,1

<0,1

<0,1

Aantal boetes (x 1.000)

<0,1

<0,1

<0,1

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

<0,1

<0,1

0,1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

34

30

0

X Noot
1

Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

3.10 Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen in Europees Nederland met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Dienst Toeslagen voert de WKB uit in opdracht van het Ministerie van SZW. De Staatssecretaris Toeslagen en Douane is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de WKB.

C. Beleidswijzigingen

Structurele intensivering kindgebonden budget

In het hoofdlijnenakkoord «Hoop, lef en trots» is aangekondigd dat er maatregelen nodig zijn die de bestaanszekerheid van mensen versterken. Maatregelen gericht op zekerheid, meedoen op de arbeidsmarkt en het verlagen van (kinder-)armoede. Voor dat laatste doel heeft het kabinet onder meer structureel vanaf 1 januari 2025 circa € 300 miljoen gereserveerd voor een intensivering van het kindgebonden budget. Het kabinet stelt voor om daartoe het kindbedrag structureel te verhogen. Door de regeling daarnaast middels een verhoging van het inkomensafbouwpercentage meer op de lage en (lage) middeninkomens te richten komt de inkomensondersteuning meer terecht bij de groepen die hier het meeste baat van hebben. Tegelijkertijd wordt op deze manier geld vrijgemaakt dat is ingezet om de kindbedragen extra te verhogen. Het verhogen van het kindbedrag in het kindgebonden budget is een efficiënte manier om (kinder-)armoede te bestrijden.

Verbetermaatregel toeslagpartnerschap eerstegraads bloedverwanten

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2025 een knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen (Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1283). Op dit moment komt het voor dat alleenstaande ouders die samen op één adres wonen met eerstegraads bloedverwanten minder recht hebben op diverse toeslagen of die toeslag mislopen (alleenstaande ouderkop bij het kindgebonden budget). Het gaat bijvoorbeeld om situaties van mantelzorg, maar ook om (tijdelijk) inwonen bij vader of moeder na een scheiding. Het kabinet vindt dit ongewenst en wil dergelijke situaties in de toekomst voorkomen. Daartoe wordt dit knelpunt per 2025 opgelost door middel van een wijziging van het toeslagpartnerbegrip in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir). Deze maatregel wordt gefinancierd door de maximale kindbedragen in het kindgebonden budget met € 5,28 (prijspeil 2024) op jaarbasis te verlagen.

Aanpassen toeslagpartnerbegrip: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner

Mensen met een noodgedwongen elders verblijvende partner worden vanaf 1 januari 2026 als alleenstaanden behandeld voor alle toeslagen (met uitzondering van de huurtoeslag). In de huidige regelgeving zijn deze mensen toeslagpartner als ze gehuwd of geregistreerd partner zijn. Wanneer er sprake is van een partner in detentie of een partner in vluchtsituatie of vermissing, kan deze partner niet bijdragen aan de kosten en zorg voor het huishouden. De maatregel zorgt ervoor dat deze mensen de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) ontvangen (à circa € 3.400) en de hogere andere toeslagen die horen bij de situatie als alleenstaande. Daarmee voorkomt de maatregel financiële problemen en kinderarmoede bij deze groep.

Niet meer met terugwerkende kracht vaststellen van grondslag toeslagen op basis van verblijfstitel en het recht op kinderbijslag

Het recht op kindgebonden budget wordt vanaf 1 januari 2026 niet meer met terugwerkende kracht vastgesteld als bij een burger de verblijfstitel of het recht op kinderbijslag wordt ingetrokken. Het recht wordt dan pas aangepast vanaf de datum waarop de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) en de SVB een besluit hebben genomen. Op dat moment is de burger bekend met de gewijzigde situatie. Met de maatregel worden schulden en problemen bij het innen van terugvorderingen voorkomen.

Dubbele kinderbijslag intensieve zorg Caribisch Nederland

In mei 2024 is het wetsvoorstel Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit betekent dat de invoering van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg voor ouders met een kind dat intensieve zorg behoeft, anders dan eerder voorzien, niet per 1 juli 2024 kan worden gerealiseerd. De tijdelijke regeling voor dubbele kinderbijslag intensieve zorg wordt daarom opnieuw uitgevoerd, waarbij is beoogd de werkingsduur op de invoering van de wettelijke dubbele kinderbijslag intensieve zorg te doen aansluiten. De structurele regeling wordt nader uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling, die in voorbereiding zijn. De beoogde datum van inwerkingtreding van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg is 1 juli 2025.

Samenloop kinderbijslag BES en studiefinanciering niet langer uitgesloten

Op grond van de Wet kinderbijslagvoorziening BES is samenloop van kinderbijslag BES met studiefinanciering uitgesloten. Met het wetsvoorstel Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 wordt voorgesteld deze koppeling te laten vervallen. Het verlies van de kinderbijslag BES heeft grote financiële gevolgen voor een kleine groep ouders van minderjarige kinderen en is daarom onwenselijk. Hiermee sluit de kinderbijslag BES aan bij de systematiek van kinderbijslag in Europees Nederland.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 100 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 10 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

8.202.440

9.813.046

10.077.412

9.913.279

9.738.191

9.599.787

9.472.785

         
 

Uitgaven

8.202.440

9.813.046

10.077.412

9.913.279

9.738.191

9.599.787

9.472.785

         

10.0

Tegemoetkoming ouders

8.202.440

9.813.046

10.077.412

9.913.279

9.738.191

9.599.787

9.472.785

 

Inkomensoverdrachten

8.202.440

9.813.046

10.077.412

9.913.279

9.738.191

9.599.787

9.472.785

 

AKW

4.369.420

4.615.866

4.616.505

4.598.133

4.575.976

4.555.293

4.538.571

 

WKB

3.824.670

5.183.879

5.447.323

5.301.473

5.148.517

5.030.794

4.920.535

 

Kinderbijslagvoorziening BES

8.350

13.301

13.584

13.673

13.698

13.700

13.679

         
 

Ontvangsten

231.470

254.320

362.159

348.245

349.398

354.197

351.996

         
Tabel 101 Uitsplitsing ontvangsten artikel 10 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

231.470

254.320

362.159

348.245

349.398

354.197

351.996

         

10.0

Tegemoetkoming ouders

231.470

254.320

362.159

348.245

349.398

354.197

351.996

 

Ontvangsten

231.470

254.320

362.159

348.245

349.398

354.197

351.996

 

Terugontvangsten

231.470

254.320

362.159

348.245

349.398

354.197

351.996

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 102 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 10
 

2025

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 10 Tegemoetkoming ouders zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op huidige wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AKW, WKB en kinderbijslagvoorziening BES.

E. Toelichting op de financiële instrumenten
Inkomensoverdrachten
Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag. Het recht op kinderbijslag vervalt indien ouders valt te verwijten dat hun kind niet voldoet aan de Leerplichtwet.

Hoe hoog is de kinderbijslag?

De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. De kinderbijslagbedragen worden doorgaans per 1 januari en 1 juli geïndexeerd. Bij ziekte of handicap, of omdat het kind niet thuis woont om onderwijsredenen, kan onder nadere voorwaarden sprake zijn van dubbele kinderbijslag. Alleenstaande en alleenverdienende ouders van thuiswonende kinderen met ziekte of handicap kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een extra tegemoetkoming.

Tabel 103 AKW, netto bedragen per kwartaal (in €)
 

1 juli 2024

Voor kinderen van:

 

0 t/m 5 jaar

281,69

6 t/m 11 jaar

342,05

12 t/m 17 jaar

402,41

Extra tegemoetkoming AKW (jaarbedrag 2023)

2.687,38

Budgettaire ontwikkelingen

Vanwege de beleidsmatige verhoging per 1 januari 2024 stijgen de kinderbijslaguitgaven in 2024. De uitgaven nemen af in de periode 2025-2029 doordat het aantal kinderen in alle leeftijdsgroepen meerjarig afneemt (op basis van de CBS-leeftijdsprognose). Er is ook een opwaarts effect doordat het aantal kinderen dat recht heeft op DKIZ en AKW-plus meerjarig toeneemt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 104 Kerncijfers AKW
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

1.874

1.867

1.861

Aantal kinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde)

3.286

3.274

3.263

    
 

Realisatie 20211

Realisatie 20221

Realisatie 20231

Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, ultimo jaar):

   

Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen

0,9

0,9

0,8

Kind thuiswonend met intensieve zorg

32,0

34,2

40,6

Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap

1,1

1,2

1,2

    

Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000)

10,5

10,4

11,1

X Noot
1

Bron: SVB, administratie.

Handhaving

De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2023. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.

Tabel 105 Kerncijfers AKW (handhaving inlichtingenplicht)1
  

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Opsporing2

Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000)

0,2

0,3

0,2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3

1,9

1,9

1,8

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

1,7

1,7

1,7

Sanctionering2

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

2,5

3

3,1

Aantal boetes (x 1.000)

0,4

0,3

0,3

Totaal boetebedrag (x € 1 mln)

0,1

0,1

0,1

  

Ontstaansjaar vordering

  

2021

2022

2023

Terugvordering2

Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%)

63

47

25

X Noot
1

Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek die in 2019 is doorgevoerd worden er geen preventiecijfers voor de AKW meer meegenomen, omdat de wet na afschaffing van de bijverdiengrens te weinig verplichtingen kent.

X Noot
2

Bron: SVB, administratie.

X Noot
3

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door de Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar, die in aanmerking komen voor kinderbijslag, kunnen het kindgebonden budget krijgen, afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen.

Hoe hoog is het kindgebonden budget?

De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het (gezamenlijke) inkomen en vermogen van de ouders en de leefvorm van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Per 1 januari 2025 geldt dat als het (gezamenlijke) inkomen hoger is dan € 28.406 (alleenstaande) of € 37.545 (aanvrager met toeslagpartner) het kindgebonden budget geleidelijk minder wordt. Voor iedere € 100 boven dit inkomen, wordt het kindgebonden budget € 7,10 lager. Indien het (gezamenlijk) vermogen op de peildatum 1 januari 2025 hoger is dan € 141.896 (alleenstaande) of € 179.429 (aanvrager met toeslagpartner), vervalt het recht op kindgebonden budget voor 2025. De bedragen van het kindgebonden budget worden jaarlijks per 1 januari aangepast aan de prijsontwikkelingen.

Tabel 106 WKB, netto maximum bedragen per jaar (in €)
 

1 januari 2025

Een gezin met:

 

1 kind

2.511

Verhoging ieder volgend kind (extra bedrag per jaar)

2.511

  

Extra verhoging 12-15-jarigen1

703

Extra verhoging 16-17-jarigen1

936

Extra verhoging alleenstaande ouder

3.389

X Noot
1

Ten opzichte van bovengenoemde bedragen

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven WKB nemen ondanks de verdere afbouw van het tijdelijke intensiveringspakket in 2025 toe. Dit houdt grotendeels verband met de structurele intensivering van de WKB per 2025 als onderdeel van het pakket koopkrachtmaatregelen voor komend jaar.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 107 Kerncijfers WKB
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

1.033

1.032

1.000

Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

1.939

1.960

1.904

Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde)

342

342

338

X Noot
1

Bron: Ministerie van Financiën, Toeslagen. Het betreft gegevens voor (verwachte) toegekende toeslagen per berekeningsjaar. De realisatiecijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen bij het definitief vaststellen van het recht op toeslag.

Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar die ingezetene zijn van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoe hoog is de kinderbijslagvoorziening BES?

De hoogte van de bedragen in 2025 wordt geschat op $ 225 per kind per maand op Bonaire, $ 216 op Sint Eustatius en $ 225 op Saba. De definitieve hoogte van de kinderbijslagvoorziening voor 2025 per 1 januari 2025 wordt bepaald aan de hand van de ontwikkeling van het consumentenprijs-indexcijfer.

Budgettaire ontwikkelingen

De CBS-bevolkingsprognose van de eilanden voorspelt een vrij gelijkblijvend aantal kinderen. Hierdoor blijven de uitkeringslasten voor de kinderbijslagvoorziening van jaar op jaar redelijk stabiel.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 108 Kerncijfers Wet kinderbijslagvoorziening BES
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo)

5,7

5,8

5,9

X Noot
1

Bron: RCN-unit SZW.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de ontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. Omdat de definitieve afrekening achteraf plaatsvindt, zijn de ontvangsten in een bepaald jaar veelal gebaseerd op definitieve afrekeningen van eerdere jaren.

De ontvangsten komen in 2025 € 108 miljoen hoger uit dan in 2024. Dit houdt met name verband met de oploop van de uitgaven in 2024 als gevolg van de intensivering (en de sterke indexering van 9,9%) in dat jaar. De hogere uitgaven in 2024 werken met name in 2025 door in hogere ontvangsten. Vervolgens nemen de ontvangsten in 2026 licht af, en blijven in de jaren daarna vrij stabiel.

3.11 Artikel 11 Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

  • de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;

  • de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;

  • de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld;

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Tabel 109 Indicatoren uitvoering UWV
 

Realisatie 20231

Streefwaarde 20242

Streefwaarde 20253

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget

98

100

100

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

99,24

99

99

Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden

7,6

7,5

7,5

X Noot
1

Bron: UWV, jaarverslag 2023.

X Noot
2

Bron: UWV, jaarplan 2024.

X Noot
3

Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2025 van UWV.

X Noot
4

In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW- subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van UWV wordt dit nader toegelicht.

Tabel 110 Indicatoren uitvoering SVB
 

Realisatie 20231

Streefwaarde 20242

Streefwaarde 20253

Doelmatigheid: Kosten per klant4

64

5

5

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

100

99

99

Klantgerichtheid: Cijfer klanten

6

8

6

X Noot
1

Bron: SVB, Jaarverslag 2023.

X Noot
2

Bron: SVB, jaarplan 2024.

X Noot
3

Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2025 van de SVB.

X Noot
4

Betreft een gewogen gemiddelde. In het jaarplan 2024 van de SVB worden de kosten per klant uitgesplitst naar de verschillende regelingen weergegeven.

X Noot
5

Er is geen norm afgesproken voor de indicator doelmatigheid.

X Noot
6

Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats.

C. Beleidswijzigingen

Dienstverlening

Het wetsvoorstel proactieve dienstverlening moet een grondslag bieden voor gegevensuitwisseling, zodat uitvoerders belanghebbenden proactief en gericht kunnen informeren over het mogelijke recht op inkomensondersteuning. Er is een reservering getroffen voor de extra uitvoeringskosten voor uitvoerders om hiermee aan de slag te gaan vanaf de tweede helft van 2025 als de wet en de bijbehorende lagere regelgeving naar verwachting gereed zijn.

Het kabinet streeft er tevens naar om de (kinder)-armoedecijfers niet uit te laten komen boven het referentiejaar 2024. Hiertoe zal onder andere het kindgebonden budget worden verhoogd. Dienst Toeslagen voert deze regeling uit. De SVB levert hierin een bijdrage door de internationale WKB-gerechtigden te bedienen.

In het hoofdlijnenakkoord is het voornemen opgenomen om de WW te hervormen. De wijze waarop is op dit moment nog niet duidelijk en is onderdeel van de uitwerking van het hoofdlijnenakkoord. Ook wordt in het akkoord genoemd dat de bereikbaarheid van overheidsorganisaties omhoog moet. UWV en de SVB hebben hierop al aanzienlijke verbeteringen doorgevoerd vanuit de POK- en WaU-gelden met onder andere de regionale werkcentra (RWC) door UWV en de opening van fysieke en virtuele loketten (SVB).

ICT

Goede ICT-systemen spelen een belangrijke rol in de continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening. Daarom moet er geïnvesteerd worden in vernieuwing en weerbaarheid van de ICT bij de uitvoeringsorganisaties. UWV en de SVB zetten zich aan de hand van meerjarige programma’s in om dit te realiseren. Het aanpakken van de legacy (verouderde ICT-systemen) maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Dit levert op termijn capaciteit op om nieuwe wet- en regelgeving te kunnen implementeren.

Informatiebeveiliging en privacy

In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat er een wetenschappelijke standaard voor het gebruik van modellen en algoritmes komt. Ten aanzien van algoritmes hebben zowel UWV als de SVB al verschillende algoritmebeschrijvingen gepubliceerd in het algoritmeregister van de Rijksoverheid. Ook het IB zet zich hier op in en heeft aangegeven uiterlijk eind 2025 alle impactvolle algoritmes te publiceren. Het moet openbaar en navolgbaar zijn welke gegevens er worden ingezet bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Daarnaast wordt de Europese Network and Information Security directive (NIS2-richtlijn) omgezet naar Nederlandse wetgeving. Uit deze richtlijn volgt voor overheden een zorgplicht voor informatieveiligheid en strenge beveiligingsnormen en meldingsvereisten voor incidenten en boetes.

Preventie en handhaving

Om de preventieve aanpak te versterken wordt er eind 2024 een Preventienetwerk opgericht. Binnen dit netwerk zullen kennis, ervaringen en nieuwe ideeën worden uitgewisseld tussen SZW en de uitvoeringsorganisaties. In samenwerking met UWV en de SVB werkt SZW tevens aan een aanpassing van de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen. Deze aanpassing is gericht op het moderniseren van het invorderingsbeleid van UWV en de SVB. Het uitgangspunt van de herziening van de regeling blijft onverminderd dat het belangrijk is dat te veel of ten onrechte verstrekte uitkering doelmatig wordt teruggevorderd en opgelegde boetes daadwerkelijk worden geïnd. Tegelijkertijd is het van belang dat burgers perspectief hebben op het einde van hun schuld.

Subsidietaakstelling hoofdlijnenakkoord

Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn verschillende bezuinigingen doorgevoerd, deze is onder andere ingevuld door het beleidsondersteunende budget op handhaving en gegevensuitwisseling naar beneden bij te stellen op basis van de realisaties van afgelopen jaren.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 111 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

741.755

755.203

682.020

679.534

669.838

670.596

671.857

         
 

Uitgaven

741.196

753.905

681.820

679.534

669.838

670.596

671.857

         

11.0

Uitvoering

741.196

753.905

681.820

679.534

669.838

670.596

671.857

 

Opdrachten

681

2.135

2.400

2.400

2.400

2.400

2.400

 

Handhaving en gegevensuitwisseling

681

2.135

2.400

2.400

2.400

2.400

2.400

 

Bekostiging

9.044

10.787

12.823

10.589

9.168

9.154

9.251

 

Uitvoeringskosten CN

9.044

10.787

12.823

10.589

9.168

9.154

9.251

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

729.842

739.195

665.088

665.322

657.047

657.819

658.983

 

Uitvoeringskosten UWV

525.400

533.688

473.360

467.297

467.478

467.938

468.161

 

Uitvoeringskosten SVB

188.450

187.291

175.972

182.349

173.893

174.205

175.146

 

Uitvoeringskosten IB

15.992

18.216

15.756

15.676

15.676

15.676

15.676

 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

1.629

1.788

1.509

1.223

1.223

1.223

1.223

 

Landelijk Clientenraad

1.629

1.788

1.509

1.223

1.223

1.223

1.223

         
 

Ontvangsten

54.288

88.735

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 112 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 11 (%)
 

2025

juridisch verplicht

93%

bestuurlijk gebonden

6,2%

beleidsmatig gereserveerd

0,8%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 11 Uitvoering zijn voor 93% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten is voor 10,8% juridisch verplicht en voor 89,2% beleidsmatig gereserveerd. Het betreft het budget handhaving en gegevensuitwisseling SZW.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 70% juridisch verplicht en voor 30% bestuurlijk gebonden. Het betreft het uitvoeringsbudget voor de RCN-unit SZW en gereserveerde middelen voor ICT-ontwikkeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO's zijn voor 93,7% juridisch verplicht, 5,8% bestuurlijk gebonden en 0,5% beleidsmatig gereserveerd. Deze budgetten worden bij goedkeuring van de jaarplannen vastgesteld.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan nationale organisaties is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR). Het budget wordt bij goedkeuring van het jaarplan vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 113 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

2.207.746

2.294.784

2.466.636

2.572.825

2.708.158

2.876.774

3.024.607

         
 

Uitgaven

2.207.746

2.294.784

2.466.636

2.572.825

2.708.158

2.876.774

3.024.607

         

11.0

Uitvoeringskosten

2.207.746

2.294.784

2.466.636

2.572.825

2.708.158

2.876.774

3.024.607

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

2.207.746

2.294.784

2.466.636

2.572.825

2.708.158

2.876.774

3.024.607

 

Uitvoeringskosten UWV

2.008.578

2.091.032

2.153.300

2.166.845

2.203.212

2.261.644

2.299.560

 

Uitvoeringskosten SVB

199.168

203.752

212.715

214.013

213.477

217.333

218.813

 

Uitvoeringskosten UWV nominaal

0

0

91.650

174.863

265.958

363.245

462.660

 

Uitvoeringskosten SVB nominaal

0

0

8.971

17.104

25.511

34.552

43.574

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Opdrachten

Het budget handhaving en gegevensuitwisseling betreft beleidsondersteunend budget dat wordt ingezet voor de ontwikkeling van beleid met betrekking tot handhaving en gegevensuitwisseling in de sociale zekerheid. Hieronder valt onder andere het laten uitvoeren van beleidsinhoudelijk onderzoek. Handhaving van de plichten in de materiewetten wordt bekostigd via de uitvoeringskosten aan de uitvoeringsorganisaties en wordt per materiewet verantwoord. Het budget is daarmee geen indicatie van de totale inzet die wordt gepleegd op handhaving in de sociale zekerheid.

Bekostiging

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten voor de RCN-unit SZW zijn hoger in de jaren 2024-2025 vanwege extra kosten in verband met ICT-ontwikkeling. Daarnaast leidt de wml-stijging in 2024 vanaf dat jaar tot structureel hogere personeelskosten.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV, de SVB en het Inlichtingenbureau, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten en regelingen

Per saldo stijgen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van UWV in 2025 licht met circa € 1,9 miljoen. De premiegefinancierde uitvoeringskosten stijgen als gevolg van de bijgestelde volumeontwikkelingen op de WW, ZW en WIA (WGA en IVA). De begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten dalen in 2025 door de afronding van de NOW in 2024.

Per saldo dalen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van de SVB in 2025 licht met circa € 2,4 miljoen. In 2024 is de SVB van start gegaan met een aantal opdrachten die hogere implementatiekosten met zich meebrengen. In 2025 is er een lichte daling van deze kosten te zien.

In de tabellen 114 en 115 zijn de uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de wetten en regelingen. Dit is een ex-ante raming op basis waarvan de bekostiging van ZBO’s plaatsvindt. De toedeling is extracomptabel. Hier is de loon- en prijsbijstelling nog niet aan toebedeeld.

Tabel 114 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten UWV (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

        

UWV (incl. BKWI)

2.533.978

2.624.720

2.626.659

2.634.142

2.670.691

2.729.582

2.767.721

        

Begrotingsgefinancierd

525.400

533.688

473.360

467.297

467.478

467.938

468.161

IOW

2.312

1.698

1.648

1.605

1.605

1.690

1.779

Wajong

200.894

260.245

230.450

227.248

227.504

227.833

228.001

Re-integratie Wajong1

118.851

114.838

114.845

114.872

114.873

114.952

114.952

Basisdienstverlening

93.738

87.453

83.582

83.582

83.582

83.582

83.582

Beoordeling gemeentelijke doelgroep

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

Wsw indicatiestelling

1.980

1.330

1.315

1.278

1.242

1.208

1.176

NOW 1

0

0

0

0

0

0

0

NOW 2

0

0

0

0

0

0

0

NOW 3

1.400

1.000

0

0

0

0

0

NOW 4

1.400

1.000

0

0

0

0

0

NOW 5

8.600

3.000

0

0

0

0

0

NOW 6

38.061

14.480

0

0

0

0

0

MCKW

209

132

0

0

0

0

0

Uitvoering kassierstaak

1.670

2.220

570

0

0

0

0

Centrale uitvoering landelijke ondersteuning

3.040

2.930

0

0

0

0

0

Skills en mogelijkheden

3.220

1.730

0

0

0

0

0

STAP

13.500

2.000

0

0

0

0

0

IPS voor gemeenten

130

90

40

40

0

0

0

BKWI

16.395

19.542

20.910

18.672

18.672

18.672

18.672

        

Premiegefinancierd

2.008.578

2.091.032

2.153.300

2.166.845

2.203.212

2.261.644

2.299.560

WW

656.262

773.438

789.271

799.259

824.589

852.435

860.000

ZW

425.935

427.021

440.900

435.091

434.816

436.652

455.132

WAZO

12.308

7.746

7.746

7.746

7.746

7.746

7.746

WAO

64.302

51.364

48.968

46.582

44.783

43.269

41.810

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1

182.380

135.530

137.890

140.246

142.475

145.079

145.079

WGA

544.699

585.506

611.128

618.972

629.100

655.455

667.598

IVA

111.736

108.196

115.292

116.944

117.797

119.178

120.438

WAZ

3.196

2.232

2.104

2.005

1.906

1.829

1.757

Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve

7.760

      
X Noot
1

Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan weergegeven op beleidsartikel 3. De uitvoeringskosten re-integratie hebben betrekking op de werkzaamheden die UWV verricht ten behoeve van de inkoop van externe re-integratiediensten en de re-integratiedienstverlening voor werkzoekenden in de WIA, WAO en Wajong die UWV zelf aanbiedt.

Tabel 115 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten SVB (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

        

SVB

387.618

391.043

388.687

396.362

387.370

391.538

393.959

        

Begrotingsgefinancierd

188.450

187.291

175.972

182.349

173.893

174.205

175.146

AKW

131.841

128.406

119.199

122.276

113.784

113.908

114.004

TAS

1.582

1.565

1.601

1.601

1.601

1.601

1.601

TSB1

7.680

6.000

6.000

9.000

9.000

9.000

9.000

KOT/WKB

10.034

10.034

11.575

11.575

11.575

11.575

11.575

AIO

35.079

39.074

35.691

36.042

36.426

36.701

37.628

Bijstand buitenland

224

223

53

45

39

32

24

OBR

250

250

250

250

0

0

0

Remigratiewet

1.760

1.739

1.603

1.560

1.468

1.388

1.314

        

Premiegefinancierd

199.168

203.752

212.715

214.013

213.477

217.333

218.813

AOW

188.565

192.543

201.848

203.282

202.810

206.681

208.190

Anw

10.603

11.209

10.867

10.731

10.667

10.652

10.623

X Noot
1

Inclusief middelen Instituut Slachtoffers Beroepsziekten door Gevaarlijke stoffen.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI, waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

3.12 Artikel 12 Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De uitgaven die worden gedaan vanuit de sociale fondsen worden hoofdzakelijk gefinancierd via premies. In een aantal gevallen vindt de overheid het heffen van premies niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen vindt de overheid financiering van een regeling vanuit de algemene middelen passend, maar wordt de regeling wel betaald uit een van de sociale fondsen. In beide gevallen worden de inkomsten van de sociale fondsen aangevuld via een of meerdere rijksbijdragen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de rijksbegroting, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;

  • het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidswijzigingen

Voor 2025 worden er geen beleidswijzigingen verwacht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 116 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 12 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

20.635.874

31.186.182

28.508.852

31.776.356

34.184.789

36.139.545

38.273.845

         
 

Uitgaven

20.635.874

31.186.182

28.508.852

31.776.356

34.184.789

36.139.545

38.273.845

         

12.0

Rijksbijdragen

20.635.874

31.186.182

28.508.852

31.776.356

34.184.789

36.139.545

38.273.845

 

Bijdrage aan sociale fondsen

20.635.874

31.186.182

28.508.852

31.776.356

34.184.789

36.139.545

38.273.845

 

Kosten heffingskortingen AOW

2.802.100

3.066.400

3.876.800

4.233.400

4.447.600

4.690.600

4.808.700

 

Vermogenstekort Ouderdomsfonds

17.543.400

27.828.000

24.334.800

27.242.400

29.433.500

31.141.000

33.157.200

 

Tegemoetkoming arbeidsongeschikten

180.798

182.923

185.081

186.563

188.266

191.077

191.077

 

Zwangere zelfstandigen

109.576

108.859

112.171

113.993

115.423

116.868

116.868

         
 

Ontvangsten

21

0

0

0

0

0

0

         

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 117 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 12
 

2025

juridisch verplicht

100%

bestuurlijk gebonden

0%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 12 Rijksbijdragen zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW en het vermogenstekort Ouderdomsfonds zijn juridisch verplicht volgens de Wet financiering sociale verzekeringen. De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is juridisch verplicht volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rijksbijdrage zwangere zelfstandigen is juridisch verplicht volgens de Wet arbeid en zorg. Hoofdstuk 5.1 Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan sociale fondsen

Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde omvang van de heffingskortingen en aan de verdeling van de heffingskortingen over de verschillende premies volksverzekeringen en de inkomstenbelasting.

Budgettaire ontwikkelingen

De BIKK AOW is in 2025 hoger dan in 2024. De totale omvang van de heffingskortingen neemt in 2025 af, met name doordat de algemene heffingskorting wordt verlaagd. Hierdoor daalt ook de BIKK, die de gederfde opbrengst door de heffingskortingen deels moet compenseren. Daar staat tegenover dat in 2025 ook het tarief van de eerste schijf van de inkomstenbelasting daalt. Hierdoor wordt juist een groter deel van de kosten van de heffingskortingen toegerekend aan de volksverzekeringen. De BIKK AOW neemt hierdoor per saldo toe in 2025.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat dat fonds gemiddeld genomen een neutrale vermogenspositie heeft.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage voor het Ouderdomsfonds is in 2025 lager dan in 2024. Dat heeft twee oorzaken. Ten eerste is de rijksbijdrage in 2024 eenmalig € 1,5 miljard hoger om het in 2023 gerealiseerde negatieve fondsvermogen aan te vullen. Ten tweede worden voor 2025 meer premie-ontvangsten geraamd dan voor 2024. De inkomsten van het Ouderdomsfonds nemen daardoor in 2025 meer toe dan de uitgaven aan AOW-uitkeringen stijgen. Via een lagere bijdrage vanuit het Rijk wordt dat in 2025 gecompenseerd, zodat het Ouderdomsfonds naar verwachting eind 2025 geen vermogensoverschot of -tekort heeft.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten is onderdeel van de WIA, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de WAZ en WAO. De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. Daarnaast financiert deze rijksbijdrage de uitvoeringskosten van UWV aan de tegemoetkoming. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage stijgt mee met het aantal ontvangers van de betreffende uitkeringen. Daarnaast wordt de hoogte van de tegemoetkoming jaarlijks geïndexeerd.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage ZEZ stijgt omdat de uitgaven aan de regeling ZEZ iets toenemen.

3.13 Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie van iedereen met een migratieachtergrond. Daarnaast bevordert de overheid de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het creëren van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  • mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;

  • zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;

  • iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  • het versterken van inclusief en gelijkwaardig samenleven;

  • het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;

  • het overbruggen van verschillende scheidslijnen door verbinding van verschillende groepen in de samenleving te stimuleren;

  • het verhogen van de veerkracht en weerbaarheid ten behoeve van de sociale stabiliteit;

  • werk stimuleren als basis van integratie;

  • het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Hij financiert een uitkeringsregeling aan remigranten op grond van de Remigratiewet alsmede de hiermee samenhangende uitvoeringskosten. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

  • het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

  • de uitvoering van de Remigratiewet.

C. Beleidswijzigingen

In het kader van het bevorderen van het samenleven en het behouden van sociale stabiliteit in Nederland, zal de komende jaren de inzet worden verstevigd op het versterken van de veerkracht en weerbaarheid van de samenleving tegen diverse fenomenen en ontwikkelingen zoals racisme en discriminatie, ongewenste vormen van buitenlandse inmenging en beïnvloeding, polarisatie en radicalisering. Dit vindt plaats door onder meer het ontwikkelen en delen van expertise, het onderhouden van netwerken van stakeholders en het faciliteren van dialoog met deze partijen en door het ontwikkelen en delen van bewezen interventies. Voorts stimuleren we in het kader van het zelfbeschikkingsrecht initiatieven gericht op versterking van preventie van schadelijke praktijken, waaronder het bewerkstelligen van verandering van binnenuit in gesloten gemeenschappen. Ook wordt verkend of regulering van versterkte gebedsoproepen mogelijk is. In 2025 zal een Agenda Integratie worden uitgewerkt met maatregelen op het brede integratie domein voor de nieuwe kabinetsperiode.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 118 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 13 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

428.776

655.278

52.368

53.825

43.068

38.966

36.595

         
 

Uitgaven

425.275

656.278

52.368

53.825

43.068

38.966

36.595

         

13.0

Integratie en maatschappelijke samenhang

425.275

656.278

52.368

53.825

43.068

38.966

36.595

 

Inkomensoverdrachten

37.759

37.454

35.718

34.033

31.833

29.367

27.040

 

Remigratiewet

37.759

37.454

35.718

34.033

31.833

29.367

27.040

 

Subsidies (regelingen)

15.896

25.156

8.599

8.547

5.539

4.479

4.422

 

Opbouw kennisfunctie integratie

3.213

2.583

2.664

2.563

2.563

2.179

2.140

 

Vluchtelingenwerk Nederland

1.018

1.409

1.176

1.176

1.176

1.000

982

 

Overige subsidies algemeen

4.037

7.453

4.759

4.808

1.800

1.300

1.300

 

Vroege Integratie en Participatie

7.628

13.711

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

12.827

14.110

8.051

11.245

5.696

5.120

5.133

 

Inburgering en Integratie

11.231

12.510

7.351

10.745

5.696

5.120

5.133

 

Remigratie

1.596

1.600

700

500

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

33.651

55.337

0

0

0

0

0

 

COA

33.651

55.337

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

26.089

31.652

0

0

0

0

0

 

Agentschap DUO

26.089

31.652

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan medeoverheden

208.349

426.522

0

0

0

0

0

 

Gemeenten maatschappelijke begeleiding

0

55

0

0

0

0

0

 

Gemeenten inburgeringsvoorzieningen

186.141

410.120

0

0

0

0

0

 

Specifieke uitkering onderwijsroute

22.208

16.347

0

0

0

0

0

 

Leningen

90.704

66.047

0

0

0

0

0

 

DUO

90.704

66.047

0

0

0

0

0

         
 

Ontvangsten

43.030

3.136

0

0

0

0

0

         
Tabel 119 Uitsplitsing ontvangsten artikel 13 (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Ontvangsten

43.030

3.136

0

0

0

0

0

         

13.0

Integratie en maatschappelijke samenhang

43.030

3.136

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

43.030

3.136

0

0

0

0

0

 

Algemeen

10.501

136

0

0

0

0

0

 

Leningen

6.059

3.000

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten SPUK Inburgering

26.470

0

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 120 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 13
 

2025

juridisch verplicht

81%

bestuurlijk gebonden

17%

beleidsmatig gereserveerd

2%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang zijn voor 81% juridisch verplicht voor het jaar 2025. Hieronder volgt een toelichting per financieel instrument.

Inkomensoverdrachten

De Inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Subsidies

De subsidies zijn voor 60% juridisch verplicht. Daarnaast zijn de subsidies voor opbouw kennisfunctie integratie, Vluchtelingenwerk Nederland en voor de werkgeversregeling statushouders aan het werk, bestuurlijk gebonden vanwege meerjarige afspraken met de ontvangende organisaties. Iedere vijf jaar bezien we opnieuw of de subsidies worden voortgezet. De post overige subsidies is voor 60% verplicht en is bestemd voor de afrekening van lopende verplichtingen en geplande subsidies, waaronder die gebaseerd op bestuurlijke afspraken, voor integratie in 2025.

Opdrachten

De opdrachtenbudgetten zijn voor 85% verplicht. De middelen voor opdrachten zijn voor het onderdeel remigratie gebonden aan bestuurlijke afspraken.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het integratiebeleid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit en heeft onder andere als doel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke indicatoren hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs havo en vwo volgt.

De figuren 5, 6 en 7 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school)jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

Figuur 5 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie4 (%)

Figuur 5 presenteert door middel van een horizontale staafdiagram de aandelen van de bevolking met betaald werk (netto arbeidsparticipatie) naar achtergrond, generatie en jaar.  Totale bevolking realisatie 2021 70%, realisatie 2022 72%, realisatie 2023 73%. Met migratieachtergrond. Turks 1e generatie realisatie 2021 56%, realisatie 2022 58%, realisatie 2023 59%. Turks 2e generatie realisatie 2021 72%, realisatie 2022 77%, realisatie 2023 79%. Marokkaans 1e generatie realisatie 2021 54%, realisatie 2022 57%, realisatie 2023 58%. Marokkaans 2e generatie realisatie 2021 73%, realisatie 2022 78%, realisatie 2023 74%. Surinaams 1e generatie realisatie 2021 58%, realisatie 2022 59%, realisatie 2023 59%. Surinaams 2e generatie realisatie 2021 75%, realisatie 2022 75%, realisatie 2023 76%. (voormalige) Antillen 1e generatie realisatie 2021 62%, realisatie 2022 61%, realisatie 2023 63%. (voormalige) Antillen 2e generatie realisatie 2021 78%, realisatie 2022 78%, realisatie 2023 77%. Indonesisch 1e generatie realisatie 2021 33%, realisatie 2022 38%, realisatie 2023 41%. Indonesisch 2e generatie realisatie 2021 74%, realisatie 2022 73%, realisatie 2023 74%. Overig buiten-Europees 1e generatie realisatie 2021 60%, realisatie 2022 64%, realisatie 2023 64%. Overig buiten-Europees 2e generatie realisatie 2021 75%, realisatie 2022 78%, realisatie 2023 80%. Europees (exclusief Nederland) 1e generatie realisatie 2021 70%, realisatie 2022 74%, realisatie 2023 75%. Europees (exclusief Nederland) 2e generatie realisatie 2021 68%, realisatie 2022 69%, realisatie 2023 71%. Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking5 (%)

Figuur 6 presenteert door middel van een horizontale staafdiagram het werkloosheidspercentage (werkloze beroepsbevolking) naar achtergrond, generatie en jaar.  Totale bevolking realisatie 2021 4%, realisatie 2022 4%, realisatie 2023 4%. Met migratieachtergrond.  Turks 1e generatie realisatie 2021 8%, realisatie 2022 7%, realisatie 2023 7%. Turks 2e generatie realisatie 2021 9%, realisatie 2022 5%, realisatie 2023 5%. Marokkaans 1e generatie realisatie 2021 6%, realisatie 2022 7%, realisatie 2023 4%. Marokkaans 2e generatie realisatie 2021 9%, realisatie 2022 6%, realisatie 2023 9%. Surinaams 1e generatie realisatie 2021 6%, realisatie 2022 6%, realisatie 2023 5%. Surinaams 2e generatie realisatie 2021 6%, realisatie 2022 7%, realisatie 2023 6%. (voormalige) Antillen 1e generatie realisatie 2021 10%, realisatie 2022 10%, realisatie 2023 7%. (voormalige) Antillen 2e generatie realisatie 2021 7%, realisatie 2022 6%, realisatie 2023 7%. Indonesisch 1e generatie realisatie 2021 8%, realisatie 2022 5%, realisatie 2023 3%. Indonesisch 2e generatie realisatie 2021 3%, realisatie 2022 3%, realisatie 2023 4%. Overig buiten-Europees 1e generatie realisatie 2021 10%, realisatie 2022 7%, realisatie 2023 7%. Overig buiten-Europees 2e generatie realisatie 2021 7%, realisatie 2022 7%, realisatie 2023 6%. Europees (exclusief Nederland) 1e generatie realisatie 2021 6%, realisatie 2022 4%, realisatie 2023 5%. Europees (exclusief Nederland) 2e generatie realisatie 2021 5%, realisatie 2022 4%, realisatie 2023 4%. Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: Aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Figuur 7 presenteert door middel van een horizontale staafdiagram het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en schooljaar.  Totale bevolking realisatie 2021/2022 49%, realisatie 2022/2023 48%, realisatie 2023/2024 49%. Met migratieachtergrond.  Turks 1e generatie realisatie 2021/2022 48%, realisatie 2022/2023 54%, realisatie 2023/2024 50%. Turks 2e generatie realisatie 2021/2022 33%, realisatie 2022/2023 33%, realisatie 2023/2024 33%. Marokkaans 1e generatie realisatie 2021/2022 27%, realisatie 2022/2023 30%, realisatie 2023/2024 27%. Marokkaans 2e generatie realisatie 2021/2022 38%, realisatie 2022/2023 38%, realisatie 2023/2024 38%. Surinaams 1e generatie realisatie 2021/2022 26%, realisatie 2022/2023 22%, realisatie 2023/2024 22%. Surinaams 2e generatie realisatie 2021/2022 40%, realisatie 2022/2023 37%, realisatie 2023/2024 39%. (voormalige) Antillen 1e generatie realisatie 2021/2022 28%, realisatie 2022/2023 30%, realisatie 2023/2024 28%. (voormalige) Antillen 2e generatie realisatie 2021/2022 29%, realisatie 2022/2023 28%, realisatie 2023/2024 29%. Indonesisch 1e generatie realisatie 2021/2022 64%, realisatie 2022/2023 68%, realisatie 2023/2024 51%. Indonesisch 2e generatie realisatie 2021/2022 61%, realisatie 2022/2023 59%, realisatie 2023/2024 56%. Overig buiten-Europees 1e generatie realisatie 2021/2022 42%, realisatie 2022/2023 43%, realisatie 2023/2024 46%. Overig buiten-Europees 2e generatie realisatie 2021/2022 53%, realisatie 2022/2023 52%, realisatie 2023/2024 52%. Europees (exclusief Nederland) 1e generatie realisatie 2021/2022 50%, realisatie 2022/2023 50%, realisatie 2023/2024 51%. Europees (exclusief Nederland) 2e generatie realisatie 2021/2022 57%, realisatie 2022/2023 57%, realisatie 2023/2024 57%. Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Een remigratievoorziening is een maandelijkse uitkering op grond van de Remigratiewet met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering. Deze uitkering geldt voor personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben omdat zij in een uitzichtloze en afhankelijke situatie (uitkering) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om voor een dergelijke uitkering in aanmerking te komen gelden criteria zoals leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland. Met de wijziging van de Remigratiewet per 1 juli 2014 zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een remigratievoorziening aangescherpt. Vanaf 1 januari 2025 is het niet meer mogelijk een nieuwe aanvraag te doen voor een remigratievoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De budgettaire ontwikkeling is gebaseerd op ramingen van de SVB. De SVB verwacht in 2025 een iets lager budget nodig te hebben dan eerder verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 121 Kerncijfers Remigratie
 

Realisatie 20231

Raming 2024

Raming 2025

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)2

13

12

12

X Noot
1

Bron: SVB, administratie.

X Noot
2

Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

De post subsidies bestaat uit de jaarlijkse subsidies voor het Kennisplatform Integratie en Samenleving, de steunfunctie helpdesk en Vluchtelingenwerk. Tevens zijn er middelen beschikbaar voor de werkgeversregeling statushouders aan het werk. In 2025 is de post «Overige subsidies algemeen» lager dan 2024. Dit houdt verband met de ontvlechting van deze post in het deel dat op integratie betrekking heeft en het andere deel voor inburgering dat overgaat naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Bovendien worden de subsidies aan Kennisplatform Integratie en Samenleving en Vluchtelingenwerk verlaagd om invulling te geven aan de taakstelling op subsidies.

Opdrachten

Uit dit budget worden projecten bekostigd op het terrein van integratie. Voorbeelden zijn onderzoek en methodiekontwikkeling in het kader van de werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA), samenleven, aanpak discriminatie en racisme en zelfbeschikking. Daarnaast worden vanuit dit budget projecten bekostigd ten behoeve van training en voorlichting op het terrein van integratieonderwerpen (zoals weerbare samenleving en sociale stabiliteit en tegengaan van sociale spanningen). In 2025 is het budget lager dan in 2024. Dit is een gevolg van de ontvlechting van deze post in het deel dat op integratie betrekking heeft en bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft en het andere deel voor inburgering dat overgaat naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's / Bijdrage aan medeoverheden / Leningen

In 2025 staan deze budgetten op nihil. Ook dit is een gevolg van de overheveling van budgetten voor inburgering naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

4. Niet-beleidsartikelen

4.1 Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

A. Budgettaire gevolgen

Tabel 122 Budgettaire gevolgen artikel 96 Apparaat Kerndepartement (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

557.445

631.228

594.757

552.787

527.687

496.369

485.846

         
 

Uitgaven

555.161

627.037

599.619

556.064

528.946

497.628

485.605

         

96.0

Apparaat Kerndepartement

555.161

627.037

599.619

556.064

528.946

497.628

485.605

 

Personele uitgaven

453.441

510.864

488.476

445.927

417.880

386.376

374.346

 

eigen personeel

411.214

487.619

474.790

433.496

405.649

374.345

362.315

 

externe inhuur

40.090

20.860

11.201

9.946

9.746

9.546

9.546

 

overige personele uitgaven

2.137

2.385

2.485

2.485

2.485

2.485

2.485

 

Materiële uitgaven

101.720

116.173

111.143

110.137

111.066

111.252

111.259

 

overige materiële uitgaven

18.817

22.621

21.895

21.690

21.924

21.924

21.978

 

ICT

14.469

24.475

24.067

23.484

24.469

24.729

24.729

 

bijdrage aan SSO's

68.434

69.077

65.181

64.963

64.673

64.599

64.552

         
 

Ontvangsten

92.868

104.383

105.083

103.883

104.083

101.563

101.563

         

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Personele en materiële uitgaven

De totale begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2025 € 599,6 miljoen. Hiervan heeft € 488,5 miljoen betrekking op personele uitgaven en € 111,1 miljoen op materiële uitgaven.

In het verloop van de uitgaven voor eigen personeel zijn de uitvoeringskosten van SZW zichtbaar voor de subsidieregelingen. In de loop van de jaren nemen deze werkzaamheden af. Ook is hier de taakstelling op het apparaat van de rijksoverheid zichtbaar die is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord. Voor SZW gaat het om € 23 miljoen in 2025 oplopend tot € 99 miljoen in 2029. In afwachting van de concrete invulling is de taakstelling vanaf 2026 ingeboekt op de reeks voor eigen personeel.

Het verloop van het budget externe inhuur wordt verklaard door uitgaven ten behoeve van het noodpakket in 2023 en 2024. Het budget externe inhuur ligt in 2025 en verder op een lager niveau dan eerdere jaren. Gewoonlijk wordt het budget externe inhuur bij suppletoire begrotingen aangevuld vanuit ICT vanwege inhuur voor automatiseringsprojecten.

De effecten op het apparaatsartikel 96 van de in het hoofdlijnenakkoord afgesproken herverkaveling van het beleidsterrein Inburgering naar het Ministerie van JenV zullen op een later moment worden verwerkt.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voor het grootste deel betrekking op de facturering door de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) van schoonmaakkosten aan de afnemers. Daarnaast zijn er ontvangsten ten behoeve van werkzaamheden van de directie Uitvoering Van Beleid voor de uitvoering van subsidieregelingen.

Rijksschoonmaakorganisatie

De RSO is in 2016 gestart met het uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. Vanaf 2021 zijn alle beoogde departementen aangesloten. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk en zijn per 2022 ondergebracht in de cao Rijk.

De ontvangsten van de RSO zijn gebaseerd op de meerjarige dienstverleningsafspraken met opdrachtgevers. Met ingang van 2022 wordt de vergoeding voor locatie- en contractmanagement alsook glasbewassing via facturering verrekend.

De nieuwe cao per 1 juli 2024 leidt voor de RSO tot een stijging van de loonkosten. Deze stijging zorgt voor een verhoging van het tarief, waardoor de ontvangsten ook zullen stijgen en in overeenstemming zijn met de uitgaven.

Tabel 123 geeft een splitsing van de totale apparaatsbedragen in RSO en kerndepartement exclusief RSO.

Tabel 123 Apparaatsuitgaven en -ontvangsten kerndepartement (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Kerndepartement exclusief RSO

       

Uitgaven

486.766

529.165

501.747

458.192

431.074

399.756

387.733

Ontvangsten

8.380

6.616

7.316

6.116

6.316

3.796

3.796

        

Rijksschoonmaakorganisatie

       

Uitgaven

86.395

97.872

97.872

97.872

97.872

97.872

97.872

Ontvangsten

84.488

97.767

97.767

97.767

97.767

97.767

97.767

Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 is een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks gehouden.

Tabel 124 Medewerkerstevredenheid RSO
 

Realisatie 2019

Realisatie 2021

Realisatie 2024

Tevredenheid medewerkers RSO

8,6

9,0

8,9

C. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten

Tabel 125 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief zbo's/rwt's (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

555.161

627.037

599.619

556.064

528.946

497.628

485.605

        

Totaal apparaatskosten ZBO’s/RWT’s1

2.883.300

2.945.244

3.131.724

3.238.147

3.365.205

3.534.593

3.683.590

UWV (inclusief BKWI)

2.482.572

2.568.206

2.718.310

2.809.005

2.936.648

3.092.827

3.230.381

SVB

384.736

358.822

397.658

413.466

412.881

426.090

437.533

IB

15.992

18.216

15.756

15.676

15.676

15.676

15.676

X Noot
1

Dit betreft apparaatskosten samenhangend met zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde artikelen binnen de SZW-begroting. De ontvangsten zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor de SSO's (onder andere huisvesting en ICT van het gehele departement) vallen onder de plaatsvervangend SG (pSG).

In afwachting van de definitieve invulling van de taakstelling in 2025 is deze ingeboekt bij de SG.

Tabel 126 Apparaatsuitgaven kerndepartement 2025 naar organisatieonderdeel (bedragen x € 1.000)

SG

42.934

pSG

151.927

RSO

97.872

SZI

52.760

Werk

41.771

WaU

8.313

Nederlandse Arbeidsinspectie

204.042

Totaal

599.619

4.2 Artikel 99 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Tabel 127 Budgettaire gevolgen artikel 99 Nog onverdeeld (bedragen x € 1.000)
  

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Art.

Verplichtingen

0

5.896

153.567

270.180

299.229

308.441

337.970

         
 

Uitgaven

0

5.896

153.567

270.180

299.229

308.441

337.970

         

99.0

Nog onverdeeld

0

5.896

153.567

270.180

299.229

308.441

337.970

 

Nog te verdelen

0

5.896

153.567

270.180

299.229

308.441

337.970

 

waarvan apparaat

0

702

1.452

19.713

14.429

8.411

8.001

 

waarvan programma

0

5.194

152.115

250.467

284.800

300.030

329.969

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Op dit artikel staan diverse nog niet verdeelde reserveringen. De grondslag van dit artikel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden als de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor armoede en schulden (waaronder het maatregelenpakket IBO-schulden), sociaal ontwikkelbedrijven, banenafspraak en re-integratie. In het hoofdlijnenakkoord is een subsidie­taakstelling opgenomen, als onderdeel daarvan is de budgetreservering voor preventie van geldzorgen verlaagd. Daarnaast staat er een reservering voor de opvolging aan de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten, voor de herijking van het handhavingsinstrumentarium en om netto terugvorderen mogelijk te maken.

5. Departementspecifieke informatie

5.1 Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf beschrijft de financiering van de premie-uitgaven onder de uitgaven Sociale Zekerheid. Onderdeel daarvan zijn de door de Minister van SZW vast te stellen premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen van UWV en SVB.

5.1.1 Premiepercentages 2025

Premievaststelling

De voorgenomen premiepercentages voor 2025 zijn opgenomen in tabel 128. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven en de koopkrachtontwikkeling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) is onderdeel van het EMU-saldo van de overheid als geheel.

AOW

Het premiepercentage voor de Algemene ouderdomswet (AOW) wordt net als dit jaar vastgesteld op 17,9 procent. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie ook artikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting. Uit het Ouderdomsfonds worden de uitgaven op grond van de AOW betaald. Die uitgaven bestaan zowel uit het ouderdomspensioen (de AOW-uitkering) als de inkomensondersteuning in aanvulling op het ouderdomspensioen (de IOAOW).

Anw

Het premiepercentage voor de Algemene Nabestaandenwet (Anw) wordt net als dit jaar vastgesteld op 0,1 procent.

AWf

Het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) financiert de WW-uitkeringen van marktwerkgevers. Als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) zijn er sinds 2020 twee premietarieven binnen het AWf: een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden. Zowel het lage als het hoge tarief gaan in 2025 0,1 procentpunt omhoog. Deze verhoging was voor 2026 opgenomen in het hoofdlijnenakkoord en is een jaar naar voren gehaald. Het lage tarief wordt voor 2025 vastgesteld op 2,74 procent en het hoge tarief op 7,74 procent.

Ufo

Uit het uitvoeringsfonds voor de overheid worden de uitvoeringskosten van de WW voor overheidswerkgevers betaald (de uitkeringen zelf worden bij de werkgever in rekening gebracht). De Ufo-premie wordt voor 2025 gelijk gehouden op 0,68 procent.

Uniforme opslag kinderopvang

De premieopslag kinderopvang voor 2025 blijft met 0,5 procent ongewijzigd. De premieopslag kinderopvang wordt door werkgevers betaald door middel van een opslag op de Aof-premie.

Aof

Vanaf 2022 kent de Aof-premie twee verschillende tarieven: een tarief voor kleine werkgevers (tot 25 maal de gemiddelde premieplichtige loonsom) en een tarief voor grotere werkgevers. In 2025 betalen kleine werkgevers een premie van 6,35 procent en grote werkgevers een premie van 7,58 procent.

Whk

De gemiddelde premie voor de Werkhervattingskas (Whk), waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en uitkeringen op grond van de Ziektewet worden betaald, is door UWV voor 2025 vastgesteld op 1,33 procent.

Tabel 128 Premiepercentages sociale verzekeringen (%)

Premie

Fonds

Uitgaven

Betaald door

2024

2025

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90

17,90

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,10

0,10

      

Awf-laag

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW

Werkgever

2,64

2,74

Awf-hoog

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW

Werkgever

7,64

7,74

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

WW, ZW, WGA overheid

Werkgever

0,68

0,68

      

Aof-laag

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW

Werkgever

6,18

6,35

Aof-hoog

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW

Werkgever

7,54

7,58

Aof

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50

0,50

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA, ZW

Werkgever

1,22

1,33

5.1.2 Sociale fondsen

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden uit de sociale fondsen betaald. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2024 en 2025, de verwachte ontwikkeling van de premiegrondslagen en de uitkeringslasten zijn de uitgaven en ontvangsten van de sociale fondsen geraamd in tabel 129 en 130. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen vanuit het Rijk. Vanaf dit jaar zijn de reeksen met de onderlinge betalingen tussen de sociale fondsen weggevallen. Die onderlinge betalingen bestonden uit de betaalde en ontvangen werkgeverspremies over uitkeringen. Deze kwalificeert het CBS niet meer als onderlinge betalingen. De betaalde premies zijn nu opgenomen onder de nieuwe regel sociale lasten. De door een fonds over uitkeringen ontvangen werkgeverspremies zijn opgenomen in de premie-inkomsten. Bij het Ouderdomsfonds bestaan de sociale lasten uit de betaling aan het Zorgverzekeringsfonds. Dit is een wettelijk geregelde bijdrage omdat Aow-gerechtigden het lage tarief van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW betalen. Vanuit het Ouderdomsfonds wordt het verschil tussen het hoge en lage tarief aan het Zorginstituut vergoed.

In de onderstaande tabellen worden de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) en de werkloosheidsfondsen (AWf en Ufo) samen weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven. Dit saldo is zowel in 2024 als in 2025 positief, er zijn dus meer inkomsten dan uitgaven. In 2024 is het saldo voor alle fondsen samen naar verwachting € 12 miljard positief en in 2025 iets meer dan € 12 miljard. Dit positieve saldo wordt met name veroorzaakt door de WW-fondsen en de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Het exploitatiesaldo van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale EMU-saldo van de overheid.

Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is negatief doordat de rijksbijdrage op nul is vastgesteld. Hierdoor wordt het vermogensoverschot in het Anw-fonds langzaam teruggebracht (zie ook tabel 131).

Het geraamde exploitatiesaldo van het Ouderdomsfonds is in 2024 en 2025 positief. Daarmee wordt naar verwachting het vermogenstekort van € 1,5 miljard dat het fonds eind 2023 had in deze twee jaren weer ingelopen.

Tabel 129 Overzicht sociale verzekeringen 2024 (bedragen x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

22.817

146

27.474

10.597

61.034

Bijdragen van het Rijk

30.894

0

103

107

31.104

Saldo Interest

91

88

860

32

1.071

Totaal Ontvangsten

53.803

234

28.437

10.736

93.210

      

Uitkeringen/ Verstrekkingen

51.920

347

17.799

4.081

74.148

Sociale lasten

647

0

3.279

752

4.678

Uitvoeringskosten

193

11

1.220

871

2.295

Totaal Uitgaven

52.759

359

22.298

5.704

81.120

      

Exploitatiesaldo

1.043

‒ 125

6.139

5.032

12.090

Bron: SZW en CPB (MEV 2025).

Tabel 130 Overzicht sociale verzekeringen 2025 (bedragen x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

28.249

191

29.414

11.447

69.301

Bijdragen van het Rijk

28.212

0

103

109

28.424

Saldo Interest

92

88

866

38

1.083

Totaal Ontvangsten

56.552

279

30.383

11.594

98.808

      

Uitkeringen/ Verstrekkingen

55.219

355

18.844

4.722

79.140

Sociale lasten

688

0

3.490

875

5.052

Uitvoeringskosten

210

11

1.295

858

2.375

Totaal Uitgaven

56.117

366

23.630

6.455

86.568

      

Exploitatiesaldo

436

‒ 88

6.753

5.139

12.240

Bron: SZW en CPB (MEV 2025)

In tabel 131 wordt voor de jaren 2024 en 2025 de verwachte vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met het normvermogen (het bedrag dat een fonds nodig heeft om alle openstaande verplichtingen af te kunnen wikkelen). De middelen van de fondsen worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk, en daarover ontvangen de fondsen ook rente. Als het vermogen van een fonds negatief is, dan leent het fonds feitelijk bij het Rijk en wordt er door het fonds rente betaald.

Het vermogensoverschot van de fondsen stijgt naar verwachting in 2025 naar iets meer dan € 52 miljard. Dat opgebouwde vermogen komt vooral doordat de arbeidsongeschiktheidsfondsen al jaren een positief exploitatiesaldo hebben. Bij het werkloosheidsfonds is het exploitatiesaldo ook al jaren positief, maar daar was tot 2023 nog sprake van een vermogenstekort. Zoals hierboven beschreven daalt het vermogen in het Anw-fonds doordat de rijksbijdrage op nul is gesteld. Dankzij de jaarlijkse rijksbijdragen aan het tekort van het Ouderdomsfonds blijft de vermogenspositie van het Ouderdomsfonds door de jaren heen neutraal, al kunnen er in individuele jaren beperkte tekorten of overschotten zijn.

Tabel 131 Vermogenspositie sociale fondsen (bedragen x € 1 mln)
 

ultimo 2024

ultimo 2025

 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogens-overschot

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogens-overschot

Ouderdomsfonds

1.656

1.366

290

1.429

1.429

0

Anw-fonds

2.561

35

2.526

2.469

35

2.434

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

34.446

900

33.546

40.356

957

39.400

WW-fondsen

6.866

1.880

4.986

12.438

1.880

10.558

Totaal sociale fondsen

45.529

4.180

41.349

56.693

4.301

52.393

Bron: CPB (MEV 2025).

5.2 Koopkracht en specifieke inkomensaspecten

5.2.1 Inleiding en leeswijzer

Dit hoofdstuk beschrijft hoe de koopkracht zich naar verwachting ontwikkelt in 2025 en welke beleidsmatige veranderingen de koopkracht beïnvloeden.

Dit kabinet wil kwetsbare groepen en werkende middeninkomens ondersteunen met een evenwichtig koopkrachtpakket. Daarmee geeft het kabinet invulling aan een aantal doelen van het hoofdlijnenakkoord: het niet laten oplopen van armoede en kinderarmoede ten opzichte van 2024, het inzetten van middelen zodat werkende middeninkomens er op vooruit gaan, het verlagen van de marginale druk en de wens om het belastingstelsel begrijpelijker te maken. Dit komt tot uitdrukking in het koopkrachtbeeld voor 2025.

Leeswijzer

Paragraaf 5.2.2 geeft een korte toelichting op het concept koopkracht en de koopkrachtramingen van SZW. Paragrafen 5.2.3 en 5.2.4 gaan in op de belangrijkste beleidsmatige en niet-beleidsmatige ontwikkelingen die relevant zijn voor de koopkrachtontwikkeling in 2025. Paragrafen 5.2.5 en 5.2.6 beschrijven het verwachte koopkrachtbeeld voor 2025 en de verwachte ontwikkeling van de armoedecijfers. Paragraaf 5.2.7 gaat in op de financiële prikkels bij werkaanvaarding. Paragraaf 5.2.8 gaat in op twee moties en toezeggingen waarmee het kabinet rekening heeft gehouden bij de besluitvorming en die hiermee zijn afgedaan. Paragraaf 5.2.9 geeft een overzicht van de afzonderlijke beleidsmaatregelen met inkomenseffecten in 2025. Paragraaf 5.2.10 gaat tot slot in op de belangrijkste maatregelen voor Caribisch Nederland.

5.2.2 Koopkracht en de koopkrachtramingen van SZW

Koopkracht gaat over het inkomen dat huishoudens overhouden na het betalen van belastingen en premies en na het ontvangen van toeslagen. Dit wordt ook wel het besteedbaar inkomen genoemd. Koopkrachtcijfers tonen doorgaans de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen in een bepaald jaar ten opzichte van het voorgaande jaar. Daarbij wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van lonen, uitkeringen en pensioenen, de effecten van beleid en de ontwikkeling van prijzen (inflatie). Als de koopkrachtontwikkeling gelijk is aan 0, zijn huishoudens in staat om het bestedingspatroon van het voorgaande jaar te handhaven. Bij een positieve koopkrachtontwikkeling kunnen huishoudens juist meer uitgeven.

Het Ministerie van SZW maakt – net als het Centraal Planbureau – ramingen van de koopkracht. Deze koopkrachtramingen zijn niet bedoeld om de veranderingen in de portemonnee van individuele huishoudens te voorspellen, maar bedoeld om inzicht te geven in de effecten van (voorgenomen) beleid. De ramingen zijn gebaseerd op de aanname dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van huishoudens. Dit wordt ook wel statische koopkracht genoemd. In de praktijk kunnen levensgebeurtenissen sterk bepalend zijn voor de koopkrachtontwikkeling van individuele huishoudens, vaak bepalender dan overheidsbeleid. Denk hierbij aan verhuizen, samen gaan wonen of uit elkaar gaan, het krijgen van kinderen, of het vinden of verliezen van een baan. Het is echter onmogelijk om deze ontwikkelingen vooraf goed in te schatten, en bovendien verschillen ze sterk tussen huishoudens. Daarom worden ze niet meegenomen in koopkracht­ramingen. Als gevolg daarvan bieden de ramingen vooral inzicht in de verdelingseffecten van overheidsbeleid.

De koopkrachtramingen van SZW worden gemaakt met behulp van een microsimulatiemodel. Dit model werkt met een representatieve steekproef van ongeveer 100.000 huishoudens. Samen geven zij een betrouwbaar beeld van alle huishoudens in Nederland. In de berekeningen worden alle verschillende componenten van het inkomen meegenomen, namelijk inkomen uit arbeid, inkomen uit onderneming, uitkeringen, toeslagen, pensioen, inkomen uit vermogen en eigen woning, aanmerkelijk belang en eventueel ontvangen alimentatie.6

5.2.3 Belangrijkste niet-beleidsmatige ontwikkelingen voor de koopkracht

Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste niet-beleidsmatige ontwikkelingen die invloed hebben op de geraamde koopkrachtontwikkeling voor 2025. Het gaat hier om verwachte ontwikkelingen, omdat voor de meeste factoren pas achteraf definitief kan worden vastgesteld hoe ze zich hebben ontwikkeld. De belangrijkste verwachte ontwikkelingen zijn:

  • De gemiddelde cao-loonstijging bij bedrijven van 4,3%.

  • De stijging van het minimumloon met 5,4%. Door de koppeling werkt dit ook door naar de uitkeringen.

  • De stijging van de consumentenprijzen (inflatie, cpi) met 3,2%.

  • De indexatie van de parameters in het belastingstelsel (zoals schijfgrenzen en de hoogte van heffingskortingen) met de tabelcorrectiefactor van 1,2%.

  • De gemiddelde indexatie van de aanvullende pensioenen met 3,1%.

  • De stijging van de gemiddelde nominale zorgpremie van € 1.747 naar € 1.868.7

5.2.4 Belangrijkste nieuwe beleidsmatige maatregelen voor de koopkracht

Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige ontwikkelingen die invloed hebben op de geraamde koopkrachtontwikkeling voor 2025. De opsomming in deze paragraaf beperkt zich tot nieuwe maatregelen die nog niet eerder zijn aangekondigd. De laatste paragraaf van dit koopkrachthoofdstuk gaat uitgebreider in op afzonderlijke koopkrachtrelevante maatregelen, en gaat daarbij ook in op een aantal maatregelen die al wel eerder zijn aangekondigd of waarover besluitvorming reeds heeft plaatsgevonden. De belangrijkste nieuwe beleidsmatige maatregelen zijn:

  • Lastenverlichting via de inkomstenbelasting. De huidige eerste schijf in de inkomstenbelasting wordt opgesplitst in twee schijven. Het tarief in de nieuwe eerste schijf wordt 35,82%. Om het tarief extra kunnen verlagen, wordt het tarief in de (nieuwe) tweede schijf licht verhoogd naar 37,48%.

  • Aanpassing van de algemene heffingskorting (AHK). De AHK wordt verlaagd met € 335 per jaar. Daarnaast wordt het afbouwpunt verhoogd naar minimumloonniveau.

  • De verhoging van het kindgebonden budget (WKB) met maximaal € 184 per kind per jaar.8

  • De intensivering van de huurtoeslag. Vanaf 2026 wordt de huurtoeslag vereenvoudigd en verhoogd. De eerste stappen voor vereenvoudiging worden gezet in 2025, waardoor een deel van de huishoudens met huurtoeslag een hogere toeslag ontvangt.

  • Het bevriezen van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand in de jaren 2025-2027. Als gevolg hiervan daalt de bijstand niet in deze jaren.

5.2.5 Algemeen koopkrachtbeeld

Deze paragraaf geeft een toelichting op het verwachte koopkrachtbeeld voor 2025. Dit gebeurt aan de hand van de boxplot (figuur 8) en een tabel met de koopkrachtontwikkeling voor een aantal voorbeeldhuishoudens (tabel 132).

De boxplot toont de koopkrachtontwikkeling voor alle huishoudens, en voor verschillende huishoudgroepen afzonderlijk. In de boxplot zijn vier uitsplitsingen gemaakt op basis van verschillende kenmerken: inkomen (in vijf groepen van 20%), inkomensbron (werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden), huishoudsamenstelling (tweeverdieners, alleenstaanden en alleenverdieners) en de aanwezigheid van kinderen (huishoudens met en zonder kinderen).

De boxplot laat steeds de mediane koopkrachtontwikkeling zien, ofwel de koopkrachtontwikkeling van het middelste huishouden. Dat betekent dat de helft van de huishoudens een hogere koopkrachtontwikkeling heeft dan de mediaan, en de helft van de huishoudens een lagere koopkracht­ontwikkeling. In 2025 komt de mediane koopkrachtontwikkeling van alle huishoudens uit op +0,7%. Dat betekent dus dat de helft van de huishoudens er meer dan 0,7% op vooruitgaat.

De boxplot geeft ook de spreiding van de koopkrachtontwikkeling binnen de verschillende groepen. Hiervoor toont de figuur het 25e en 75e percentiel. Dat zijn de waarden die horen bij de uiteinden van de blauwe balkjes. Het 25e percentiel betekent dat een kwart van de huishoudens een lagere koopkrachtontwikkeling heeft dan de bijbehorende waarde, en driekwart van de huishoudens een hogere koopkrachtontwikkeling. In 2025 komen het 25e en 75e percentiel uit op +0,2% en +1,1%. Dat betekent dat de koopkracht­ontwikkeling bij de helft van alle huishoudens tussen +0,2% en +1,1% ligt. Tot slot toont de boxplot het 5e en 95e percentiel. Dat zijn de uiteinden van de horizontale lijntjes. De waarden die horen bij deze uiteinden geven aan tussen welke waarden de koopkracht van 90 procent van de huishoudens zich ontwikkelt. Deze waarden staan symbool voor de hoogste en laagste koopkrachtontwikkeling in dat jaar. De boxplot laat zien dat de koopkracht van 90 procent van de huishoudens in 2025 naar verwachting tussen ‒ 1,1% en +1,7% ligt.

Figuur 8 Boxplot verwachte koopkrachtontwikkeling 2025

Figuur 8 toont een boxplot met de verwachte koopkrachtontwikkeling van verschillende groepen huishoudens in 2025. De mediane koopkrachtontwikkeling van alle huishoudens komt in 2025 naar verwachting uit op +0,7%.

De boxplot geeft goed inzicht in de koopkrachtontwikkeling van verschillende groepen in de samenleving en de spreiding binnen die groepen, maar is moeilijk te relateren aan concrete huishoudtypen. Daarom toont tabel 132 de koopkrachtontwikkeling van een aantal voorbeeldhuishoudens. Dit zijn versimpelde voorbeelden van herkenbare huishoudtypen, zoals minimumloonverdieners, huishoudens met bijstand, alleenstaande ouders of AOW’ers zonder aanvullend pensioen. Hoewel er in de praktijk weinig huishoudens zijn die exact overeenkomen met de gehanteerde aannames achter de getoonde voorbeeldhuishoudens, zijn de voorbeelden wel representatief voor een groep soortgelijke huishoudens.9

In het kader van representativiteit zijn de berekeningen voor de koopkracht­ontwikkeling van voorbeeldhuishoudens in principe gebaseerd op generieke (inkomens)regelingen, waarop alle vergelijkbare huishoudens aanspraak kunnen maken. Denk daarbij aan de belastingtarieven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting, en regelingen zoals de zorgtoeslag, kinderbijslag of het kindgebonden budget.10 Regelingen waarvan niet duidelijk is of vergelijkbare huishoudens er aanspraak op kunnen maken (of in welke mate), zijn niet meegenomen. Denk daarbij aan de kinderopvangtoeslag (niet alle huishoudens met kinderen maken gebruik van kinderopvang, en voor zover ze dat wel doen niet in dezelfde mate), de hypotheekrenteaftrek (niet alle huishoudens hebben een koopwoning, en voor zover ze dat wel hebben verschilt de rente die kan worden opgevoerd als aftrekpost) of de huurtoeslag (niet alle huishoudens hebben een huurwoning, en voor zover ze die wel hebben verschilt de huurhoogte).11

Tabel 132 Verwachte koopkrachtontwikkeling voorbeeldhuishoudens 2025

Werkenden

 

Alleenverdiener met kinderen

 

modaal

1,2%

2 x modaal

0,4%

  

Tweeverdieners

 

modaal + ½ x modaal met kinderen

0,8%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

0,6%

2½ x modaal + modaal met kinderen

0,9%

modaal + modaal zonder kinderen

1,2%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

1,0%

  

Alleenstaande

 

minimumloon

1,1%

modaal

1,2%

2 x modaal

0,8%

  

Alleenstaande ouder

 

minimumloon

1,0%

modaal

0,3%

  

Niet-werkenden

 

Sociale minima

 

paar met kinderen

1,0%

alleenstaande

1,3%

alleenstaande ouder

0,0%

  

AOW (alleenstaand)

 

(alleen) AOW

0,6%

AOW +10000

1,2%

  

AOW (paar)

 

(alleen) AOW

1,3%

AOW +10000

1,0%

AOW +30000

0,7%

5.2.6 Verwachte ontwikkeling armoedecijfers

Deze paragraaf geeft een toelichting op de verwachte ontwikkeling van de (kinder)armoedecijfers in 2025. Het kabinet streeft ernaar om de (kinder)armoede niet op te laten lopen ten opzichte van het referentiejaar 2024. Tabel 133 toont de verwachte ontwikkeling van de (kinder)armoedecijfers in 2024 en 2025 volgens de armoededefinitie van het SCP, het zogenoemde niet-veel-maar-toereikend budget.12 De tabel laat zien dat het streefcijfer van het kabinet naar verwachting wordt behaald.

Tabel 133 Verwachte ontwikkeling (kinder)armoedecijfers
 

2024 (streefcijfer)

2025

Aandeel personen in armoede

4,5%

4,4%

Aandeel kinderen in armoede

4,7%

4,7%

5.2.7 Financiële prikkels bij werkaanvaarding of meer uren werken

Naast een evenwichtig inkomensbeeld en het voorkomen van oplopende armoede streeft het kabinet een activerend arbeidsmarktbeleid na. Dat houdt onder andere in dat mensen erop vooruitgaan als zij gaan werken, of als zij meer uren gaan werken. Deze paragraaf belicht vanuit verschillende invalshoeken in welke mate het loont om (meer uren) te gaan werken. Daarbij wordt ook een vergelijking gemaakt tussen 2024 en 2025.

Tabellen 134 en 135 geven voor verschillende huishoudsituaties inzicht in de prikkels om (meer uren) te gaan werken vanuit vier verschillende invalshoeken.

De werkloosheidsval (tabel 134) laat de inkomensvooruitgang zien bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. Het uitgangspunt is daarbij steeds dat mensen een baan vinden op minimumloonniveau. Een hoger percentage betekent dat de stap van uitkering naar werk financieel aantrekkelijker is. Tabel 134 laat zien dat de stap van uitkering naar werk voor alleenstaanden zonder kinderen relatief aantrekkelijk is, en dat alleenverdieners met kinderen en alleenstaande ouders minder overhouden als zij gaan werken. De belangrijkste verklaring voor deze beperkte inkomensvooruitgang bij alleenverdieners is dat het brutoloon maar beperkt hoger is (circa 25%) dan de netto-bijstand dat op dit huishoudtype van toepassing is. Bij een alleenstaande ouder spelen daarnaast ook de netto-kosten van kinderopvang een rol. De laatste kolom van de tabel laat zien dat de stap van uitkering naar werk (iets) meer gaat lonen in 2025 t.o.v. 2024. De belangrijkste verklaring hiervoor is de introductie van een extra schijf in de inkomstenbelasting met een verlaagd tarief.

Tabel 134 Werkloosheidsval

Werkloosheidsval

   

Inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk op minimumloonniveau vanuit een bijstandsuitkering

2024

2025

Verschil

Alleenverdiener met kinderen

6%

6%

Geen

Alleenstaande

38%

39%

+ 1%-punt

Alleenstaande ouder (gaat werken in deeltijd (0,8 fte))

12%

13%

+ 1%-punt

De doorgroeival brengt de marginale druk in beeld wanneer er een loonsverhoging of promotie plaatsvindt. Het uitgangspunt is daarbij steeds dat mensen van 100% wml naar 150% wml doorgroeien. Een hoger percentage betekent dat mensen minder overhouden van extra verdiend inkomen. Tabel 135 (eerste set voorbeelden) laat zien dat de marginale druk bij een hogere beloning van werk voor alleenstaande ouders relatief laag is (27%), maar aanzienlijk hoger is voor de andere huishoudtypen. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn de inkomstenbelasting en het afbouwen van toeslagen bij een hoger inkomen.13 De laatste kolom in tabel 135 laat zien dat de marginale druk bij een hogere beloning van werk in 2025 iets lager is geworden t.o.v. 2024. Dat betekent dat meer uren werken lonender is geworden. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn de extra schijf in de inkomstenbelasting met een verlaagd tarief en de eerste stappen richting een lineair afbouwpad binnen de huurtoeslag, waardoor het verlies aan huurtoeslag bij een hoger inkomen minder groot is dan voorheen.

De herintredersval toont de marginale druk wanneer een niet-werkende partner met een werkende partner een baan vindt. Het uitgangspunt is daarbij steeds dat de niet-werkende partner een baan vindt met een deeltijdfactor van 0,6 fte. De deeltijdval toont de marginale druk wanneer een deeltijdwerkende partner meer uren gaat werken. Het uitgangspunt is daarbij steeds dat de deeltijdwerkende partner doorgroeit van 0,6 naar 0,8 fte. Voor zowel de herintredersval als de deeltijdval geldt dat een hoger percentage betekent dat mensen minder overhouden als ze (meer uren) gaan werken. Tabel 135 (tweede en derde set voorbeelden) laat zien dat het voor de getoonde huishoudtypen altijd loont om de stap naar werk te zetten of om meer uren te gaan werken. De tabel laat daarnaast zien dat de marginale druk in 2025 iets lager wordt t.o.v. 2024. De belangrijkste verklaringen hiervoor zijn de extra schijf in de inkomstenbelasting met een verlaagd tarief, de verhoging van het afbouwpunt van de algemene heffingskorting naar minimumloonniveau en de eerste stappen richting een lineair afbouwpad binnen de huurtoeslag, waardoor het verlies aan huurtoeslag bij een hoger inkomen minder groot is dan voorheen.

Tabel 135 Doorgroeival, herintredersval en deeltijdval

Doorgroeival

   

Marginale druk bij hogere beloning werk (150% wml i.p.v. 100% wml)

2024

2025

Verschil

Alleenverdiener met kinderen

79%

77%

‒ 2%-punt

Alleenstaande

70%

70%

Geen

Alleenstaande ouder (gaat werken in deeltijd (0,8 fte)

31%

27%

‒ 4%-punt

Herintredersval

   

Marginale druk bij aanvaarden werk niet-werkende partner

2024

2025

Verschil

Partner 1 verdient minimumloon

48%

43%

‒ 5%-punt

Partner 2 vindt een deeltijdbaan (0,6 fte) op minimumloonniveau

Partner 1 verdient modaal

27%

26%

‒ 1%-punt

Partner 2 vindt een deeltijdbaan (0,6 fte) en verdient 50% modaal

Partner 1 verdient 200% modaal

30%

27%

‒ 3%-punt

Partner 2 vindt een deeltijdbaan (0,6 fte) en verdient 50% modaal

Deeltijdval minstverdienende partner

   

Marginale druk bij meer uren werken

2024

2025

Verschil

Partner 1 verdient minimumloon

53%

51%

‒ 2%-punt

Partner 2 gaat van 0,6 naar 0,8 fte, op minimumloonniveau

Partner 1 verdient modaal

28%

25%

‒ 3%-punt

Partner 2 gaat van 0,6 naar 0,8 fte en gaat van 50% naar 67% modaal

Partner 1 verdient 200% modaal

35%

31%

‒ 4%-punt

Partner 2 gaat van 0,6 naar 0,8 fte en gaat van 50% naar 67% modaal

In aanvulling op de financiële prikkels bij (meer uren) werken voor specifieke huishoudtypen (tabellen 134 en 135) toont tabel 136 voor een aantal inkomensklassen de gemiddelde marginale druk van werkenden. Voor de berekening hiervan is gebruik gemaakt van de eerdergenoemde steekproef. De tabel toont voor vijf inkomensklassen de gemiddelde marginale druk van werknemers weergegeven bij een bruto-loonstijging van 3%. De marginale druk geeft ook hier aan hoeveel procent van de bruto-loonstijging niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. Ten opzichte van 2024 daalt de marginale druk licht voor werkenden met een inkomen tussen 100% en 200% minimumloon. Dit komt vooral door introductie van een extra schijf in de inkomstenbelasting met een verlaagd tarief, de (iets) minder steile afbouw van de algemene heffingskorting en de minder steile afbouw van de huurtoeslag. Voor werkenden met een inkomen lager dan minimumloon en tussen 200% en 300% minimumloon stijgt de marginale druk licht.

Tabel 136 Gemiddelde marginale druk voor verschillende inkomensklassen

Bruto inkomen

2024

2025

Omvang inkomensgroep (2024, in %)

<wml

16,5%

16,9%

19%

1-1,5x wml

49,5%

48,6%

24%

1,5-2x wml

54,8%

54,4%

21%

2-3x wml

56,0%

56,5%

22%

>3x wml

58,2%

58,0%

14%

Figuur 9 toont verhouding tussen de marginale druk en het bruto-inkomen.14 De dikgedrukte lijn in de figuur toont de gemiddelde marginale druk. De stippellijnen tonen het zogenoemde 5e en 95e percentiel van de marginale druk. Het 95e percentiel betekent dat 95 procent van de werkenden met dat inkomen een lagere marginale druk heeft, en dat 5 procent van de werkenden met dat inkomen een hogere marginale druk heeft. Het 5e en 95e percentiel vormen bij benadering de onder- en bovengrens (extremen) van de marginale druk. De belangrijkste verklaring voor het verloop van de marginale druk is de inkomstenbelasting. Daarnaast spelen ook de toeslagen met een inkomensafhankelijke afbouw een rol. Een hoger inkomen betekent immers afbouw van toeslagen.

Figuur 9 laat zien dat de gemiddelde marginale druk relatief laag is bij inkomens tot circa € 25.000, en dan oploopt tot circa 50 à 60%. De figuur laat echter ook zien dat een deel van de werknemers met een inkomen tussen minimumloon en modaal een zeer hoge marginale druk heeft (meer dan 80%). Deze hoge marginale druk ontstaat vaak door een samenloop van inkomensafhankelijke afbouwtrajecten van toeslagen.

Figuur 9 Gemiddelde en extreme marginale druk naar inkomensniveau 2025

Figuur 9 toont de verhouding tussen de gemiddelde marginale druk en het inkomen. De figuur laat ook de extremen in marginale druk zien, die staan voor een onder- en bovengrens van de marginale druk.

In de paragraaf is tot nu toe met name aandacht besteed aan de marginale druk. De marginale druk geeft aan welk deel van extra verdiend inkomen opgaat aan belastingheffing, pensioenopbouw en de afbouw van toeslagen. Het vervolg van deze paragraaf gaat in op de gemiddelde druk. De gemiddelde druk laat zien welk deel van het totale bruto inkomen gemiddeld genomen opgaat aan belastingheffing en pensioenopbouw, rekening houdend met toeslagen. Over het algemeen geldt dat een hoge marginale druk samengaat met een lage gemiddelde druk en andersom.

Figuur 10 toont de gemiddelde belastingdruk op huishoudniveau voor alleenstaanden, alleenverdieners en tweeverdieners in 2025.15

In figuur 10 wordt, naar aanleiding van de motie van de leden Bruins en Omtzigt (Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. 59), de gemiddelde belastingdruk op huishoudniveau voor alleenstaanden, alleenverdieners en tweeverdieners in 2024 weergegeven. Sinds 2021 sluit de berekening van de gemiddelde druk aan bij het advies van de werkgroep Koopkracht om voor alle toeslagen en kinderbijslag zowel de toeslag als de bijbehorende kosten mee te nemen in de berekening.1617 De bijbehorende kosten moeten immers gemaakt worden om voor de toeslag in aanmerking te komen. De gemiddelde belastingdruk zoals weergegeven in figuur 10 ligt in 2025 voor de meest inkomens iets lager dan in 2024. Dat komt vooral door de lastenverlichting, de verhoging van het kindgebonden budget en de eerste stappen voor vereenvoudiging van de huurtoeslag.

Figuur 10 Gemiddelde belastingdruk naar huishoudtype 2025

Figuur 10 toont de verhouding tussen de gemiddelde belastingdruk en het inkomen voor drie verschillende huishoudtypen.

5.2.8 Moties en toezeggingen

Bij het debat over de regeringsverklaring is toegezegd om bij de besluitvorming over het koopkrachtbeeld ook de motie Omtzigt/Van der Staaij in ogenschouw te nemen.18 De Tweede Kamer heeft met die motie uitgesproken dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de inkomenspositie van lage inkomens en middeninkomens en hun hoge marginale druk. Daarnaast heeft de Tweede Kamer vorig jaar de motie Pouw-Verweij c.s. aangenomen, die het kabinet verzoekt om bij toekomstige koopkrachtmaatregelen er zorg voor te dragen dat de middeninkomens niet achterblijven en de marginale druk niet verder oploopt.19

Het kabinet heeft bij de besluitvorming rekening gehouden met beide genoemde moties door te streven naar een evenwichtig koopkrachtbeeld. Het kabinet ervaart hierbij wel spanning tussen verschillende doelen. Lastenverlichting specifiek gericht op werkenden, zoals de afgelopen jaren vaak is gebeurd via de arbeidskorting, vergroot bijvoorbeeld het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners. En maatregelen gericht op het voorkomen van oplopende armoede leiden in de praktijk tot een hogere marginale druk. Het kabinet is daarom uitgekomen op een koopkrachtbeeld waarin lastenverlichting zo veel mogelijk via de schijftarieven plaatsvindt, zodat het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners niet verder oploopt en zodat zowel lage als midden­inkomens baat hebben bij deze lastenverlichting. Bovendien daalt de marginale druk licht.

Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat het zetten van substantiële stappen om het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners te verkleinen in lijn met de motie Omtzigt/Van der Staaij fundamentele keuzes vergt over de inrichting van het belastingstelsel. Overigens wordt vanaf 2027 de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) stapsgewijs afgebouwd naar nihil, waarmee het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners in de toekomst kleiner zal worden.

5.2.9 Overzicht van beleidsmaatregelen met inkomenseffecten in 2025

Tabel 137 Overzicht beleidsmaatregelen met inkomenseffecten in 2025

Thema

Beleidsmaatregel

Inkomenseffect

Verwerkt in boxplot

1. Fiscaal generiek

Aanpassing schijftarieven inkomstenbelasting (lastenverlichting)

+

Ja

 

Aanpassing algemene heffingskorting (AHK)

Ja

 

Beperkt indexeren tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd

Ja

 

Verhoging aangrijpingspunt toptarief

+

Ja

 

Verlaging zelfstandigenaftrek

Ja

 

Verlaging MKB-winstvrijstelling

Ja

 

Terugdraaien verhoging tarief box 2

+

Ja

 

Inkomen box 2 en 3 telt mee voor de berekening van de AHK

Ja

2. Sociale zekerheid

Verhoging kindgebonden budget en steilere afbouw

+/-

Ja

 

Verhoging vergoedingspercentages kinderopvangtoeslag

+

Ja

 

Minder indexeren maximum uurprijs voor dagopvang en BSO

Ja

 

Extra indexeren maximum uurprijs voor gastouderopvang

+

Ja

 

Afschaffing IOAOW

Ja

3. Zorg

Bevriezen eigen risico in de zorgverzekering

+/-

Ja

4. Wonen

Eerste stappen richting vereenvoudiging huurtoeslag

+

Ja

 

Geleidelijk afschaffen belastingaftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Ja

In 2025 wordt ook de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand gepauzeerd. De AHK blijft gelijk aan 2024, en heeft daardoor geen effect op de koopkracht in 2025. De maatregel is daarom niet opgenomen in tabel 136.20

1. Fiscaal generiek

Aanpassing schijftarieven inkomstenbelasting (lastenverlichting)

Lastenverlichting is vormgegeven via de schijftarieven van de inkomstenbelasting, door de introductie van een extra schijf met een verlaagd tarief. Om dit te bewerkstelligen wordt de huidige eerste schijf in de inkomstenbelasting gesplitst in twee schijven. Het tarief in de nieuwe eerste schijf wordt verlaagd naar 35,82%. Om het tarief in de (nieuwe) eerste schijf extra te kunnen verlagen, wordt het tarief in de (nieuwe) tweede schijf licht verhoogd naar 37,48%. Het mediane inkomenseffect van deze maatregel is +1,0%.

Aanpassing algemene heffingskorting

Om het tarief in de (nieuwe) eerste schijf extra te kunnen verlagen, wordt de algemene heffingskorting verlaagd met € 335 per jaar. Daarnaast wordt het afbouwpunt van de algemene heffingskorting verhoogd naar minimumloonniveau. Het mediane inkomenseffect van deze maatregel is ‒ 0,2%.

Beperkt indexeren tweede belastingschijf voor mensen boven de AOW-leeftijd

Met ingang van 2011 wordt de bovengrens van de (huidige) tweede schijf maar voor 75% geïndexeerd, zodat vergeleken met volledige indexatie de tweede schijf verkort wordt en de derde schijf verlengd. Personen geboren in 1945 of eerder zijn van deze maatregel uitgezonderd.

Verhoging aangrijpingspunt toptarief

In het Belastingplan 2019 (BP19) is een beleidsmatige verhoging opgenomen van het aangrijpingspunt van het toptarief tot en met het jaar 2031. In 2025 zou het aanvangspunt toptarief met € 949 verhoogd worden. Bij de Voorjaarsbesluitvorming dit jaar is besloten het aangrijpingspunt te verlagen met € 557. Per saldo blijft er een beleidsmatige verhoging van het aangrijpingspunt met € 392 over. Het mediane inkomenseffect bedraagt afgerond 0,0%.

Verlaging zelfstandigenaftrek

Sinds 2020 wordt de zelfstandigenaftrek in stappen verlaagd. In 2025 wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd met € 1.280 van € 3.750 naar € 2.470. De zelfstandigenaftrek wordt verder verlaagd tot € 900 in 2027. De maatregel heeft een mediaan inkomenseffect van ‒ 0,5% voor huishoudens met een effect.

Verlaging MKB-winstvrijstelling

De MKB-winstvrijstelling wordt in 2025 verlaagd van 13,31% naar 12,7%. Het mediane inkomenseffect van deze maatregel is ‒ 0,1% voor huishoudens met een effect.

Terugdraaien verhoging tarief box 2

Per 2024 is het tarief in box 2 verhoogd van 31% naar 33%. Deze maatregel wordt teruggedraaid vanaf 2025, zodat het tarief van 31% weer geldt. De maatregel heeft een mediaan inkomenseffect van +1,0% voor huishoudens met een effect.

Inkomen box 2 en 3 telt mee voor de berekening van de AHK

Voor de vaststelling van de hoogte van de algemene heffingskorting wordt voortaan ook inkomen uit box 2 en 3 meegerekend. Huishoudens met inkomen uit box 2 en 3 krijgen hierdoor sneller te maken met de afbouw van de AHK of met verlies van de AHK.

2. Sociale zekerheid

Verhoging kindgebonden budget en steilere afbouw

Binnen het kindgebonden budget worden de bedragen per kind verhoogd met € 184. In 2023 was het kindgebonden budget echter tijdelijk verhoogd, en een deel van deze tijdelijke verhoging (€ 139) wordt afgebouwd per 2025. Per saldo resteert een beleidsmatige verhoging van € 45. Daarnaast wordt de afbouw van het kindgebonden budget 0,35%-punt steiler gemaakt (van 6,75% naar 7,1%), bedoeld om extra middelen op te halen voor de verhoging van het bedrag per kind, zodat de armoededoelstelling van het kabinet binnen bereik komt. Per saldo hebben deze maatregelen een licht positief effect voor lagere inkomens en een licht negatief effect voor hogere inkomens. Het mediane inkomenseffect voor huishoudens met een effect is afgerond 0,0%.

Verhoging vergoedingspercentages kinderopvangtoeslag

Als onderdeel van een ingroeipad naar een vergoeding van 96% van de maximum uurprijs voor alle werkende ouders, worden in 2025 de vergoedingspercentages binnen de kinderopvangtoeslag verhoogd voor huishoudens met een verzamelinkomen tussen € 29.393 en € 159.224. De maatregel heeft positieve inkomenseffecten voor huishoudens die gebruik maken van kinderopvang tussen de genoemde inkomenshoogtes. De omvang van het positieve effect hangt af van het aantal uren kinderopvang dat ouders afnemen en de hoogte van het inkomen van ouders.

Minder indexeren maximum uurprijs dagopvang en BSO

De maximum uurprijzen in de dagopvang en de buitenschoolse opvang worden in 2025 met € 0,04 minder geïndexeerd. Dit leidt tot een (licht) negatief inkomenseffect ten opzichte van reguliere indexatie. De omvang van het effect hangt af van het aantal uren kinderopvang dat ouders afnemen en de hoogte van het tarief dat hun kinderopvangaanbieder rekent.

Extra indexeren maximum uurprijs gastouderopvang

De maximum uurprijs in de gastouderopvang wordt in 2025 verhoogd met € 0,25, omdat er verscherpte kwaliteitseisen gaan gelden voor de gastouderopvang. Daarnaast is ook de eerdergenoemde verlaging van € 0,04 van toepassing op de gastouderopvang. Per saldo wordt de maximum uurprijs met € 0,21 extra geïndexeerd. Dit heeft een positief inkomenseffect voor huishoudens die gebruik maken van gastouderopvang. De omvang van het effect hangt af van het aantal uren gastouderopvang dat ouders afnemen en de hoogte van het tarief dat hun gastouder rekent.

Afschaffing IOAOW

In 2023 is besloten om de Inkomensaanvulling AOW (IOAOW) per 2025 af te schaffen.

3. Zorg

Bevriezen van het eigen risico in de zorgverzekering

Het verplicht eigen risico van de zorgverzekering blijft in 2025 bevroren op € 385 per jaar per volwassen verzekerde. De bevriezing van het eigen risico en het effect daarvan op de zorguitgaven leidt tot een hogere nominale premie, inkomensafhankelijke bijdrage en zorgtoeslag. De combinatie hiervan kan positief of negatief uitpakken voor huishoudens, afhankelijk van de vraag of zij het eigen risico volledig betalen.

4. Wonen

Eerste stappen richting vereenvoudiging huurtoeslag

De huurtoeslag wordt op een aantal punten aangepast:

  • Harmoniseren van de afbouwpunten van de huurtoeslag op het niveau van AOW-huishoudens. Het afbouwpunt is het inkomensniveau vanaf waar de huurtoeslag wordt afgebouwd. Op dit moment zijn er vier afbouwpunten binnen de huurtoeslag: voor eenpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens jonger dan de AOW-leeftijd, en voor een- en meerpersoonshuishoudens vanaf de AOW-leeftijd. Voor AOW’ers geldt steeds een hoger afbouwpunt dan voor niet-AOW’ers. Vanaf 2025 worden de afbouwpunten geharmoniseerd op AOW-niveau. De maatregel heeft een positief effect voor huishoudens met huurtoeslag jonger dan de AOW-leeftijd.

  • Toepassen 40% huurtoeslag over het huurdeel boven de aftoppingsgrens bij meerpersoonshuishoudens jonger dan de AOW-leeftijd. Op dit moment krijgen meerpersoonshuishoudens jonger dan de AOW-leeftijd geen huurtoeslag over het huurdeel boven de aftoppingsgrens, terwijl eenpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens boven de AOW-leeftijd dat wél krijgen. Vanaf 2025 krijgen alle huishoudens recht op huurtoeslag boven de aftoppingsgrens. De maatregel heeft een positief effect voor meerpersoonshuishoudens jonger dan de AOW-leeftijd met een huur boven de aftoppingsgrens.

  • Eerste stap richting lineair afbouwpad. Vanaf 2026 wordt het huidige niet-lineaire afbouwpad vervangen door een lineair afbouwpad. Deze maatregel vergt een structuurwijziging in de systemen. Vooruitlopend op deze structuurwijziging wordt het effect vanaf 2025 benaderd middels een parameterwijziging. De maatregel heeft een positief inkomenseffect voor huishoudens op het afbouwpad van de huurtoeslag.

Het mediane inkomenseffect voor huishoudens met een effect is +0,4%.

Geleidelijk afschaffen belastingaftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Vanaf 1 januari 2019 wordt de aftrek voor de kleine woningschuld over 30 jaar afgebouwd. Het percentage neemt ieder jaar af met 3,33%. Vanaf 1 januari 2048 vervalt de aftrek helemaal. Dit betekent dat er in 2024 sprake is van een maximale aftrek van 80% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare (rente)kosten voor de eigen woning. In 2024 is dit 76,77%. Het inkomenseffect van deze maatregel is beperkt en kleiner dan ‒ 0,1%.

5.2.10 Maatregelen Caribisch Nederland

Reserveringen voor lastenverlichting, terugdringen van armoede en versterking uitvoering

Tijdens de augustusbesluitvorming is € 9 miljoen gereserveerd voor lastenverlichting en het terugdringen van armoede in Caribisch Nederland. De invulling hiervan is nog niet bepaald. Daarnaast is er € 2 miljoen gereserveerd om de uitvoeringscapaciteit en de dienstverlening op de eilanden te versterken en om armoedeproblematiek beter te monitoren. Deze laatste maatregel heeft naar verwachting geen/beperkte koopkrachteffecten.

Overige maatregelen

Naar verwachting treedt de uitbreiding van het verlofstelsel in werking vanaf 2025. Dit omvat een introductie van geboorteverlof voor partners, calamiteitenverlof, kortdurend zorgverlof en een uitkeringsfaciliteit voor zwangere zelfstandigen.

6. Bijlagen

Bijlage 1: Zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak

Deze bijlage bevat in tabel 138 een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel 139 zijn de bijdragen aan de ZBO’s en RWT's opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen. De opgenomen bedragen zijn de in de beleidsartikelen verantwoorde uitgaven van de begrotings- en de premiegefinancierde regelingen in de budgettaire tabellen onder de instrumenten «Inkomensoverdrachten», «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s» en «Subsidies».

Tabel 138 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

Naam organisatie

RWT/ZBO

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x € 1 mln)

Uitgevoerde evaluatie ZBO onder Kaderwet

Volgende evaluatie ZBO

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)

ZBO en RWT

1,2,3,4,5,6,11

32.754,8

evaluatie

2026

inclusief

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

ZBO en RWT

2,6,8,9,10,11,13

61.134,9

evaluatie

2026

Inlichtingenbureau (IB)

RWT

11

15,8

evaluatie

2026

Tabel 139 Overzicht Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (vallend onder andere ministeries)

Naam organisatie

Ministerie

RWT/ZBO

Begrotingsartikel

Begrotingsramingen (x € 1 mln)

ZonMw

VWS

ZBO en RWT

2

0,2

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen

Als het Rijk bijdragen onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten verstrekt, is op basis van artikel 15a lid 1 Financiële-verhoudingswet sprake van een specifieke uitkering. In deze bijlage is voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) aangegeven welke specifieke uitkeringen voor 2024 tot en met 2029 uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. De voornemens worden aangeduid met een «V» onder het kopje SiSa nummer (Single information Single audit). Indien nodig wordt er onder de tabel een toelichting gegeven.

Tabel 140 Overzicht specifieke uitkeringen (SPUK's) (bedragen x € 1 mln.)

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

G2

Naam

SPUK Participatiewet

7.340,2

7.478,7

7.685,4

7.796,8

8.010,2

8.168,4

 

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen.

      
 

Juridische grondslag

Artikel 69 Participatiewet en artikel 48 Bbz

      
 

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 2

      
 

Ontvangende partijen

Gemeenten

      
 

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

G3

Naam

SPUK Bbz

‒ 6,5

‒ 3,9

‒ 3,2

‒ 2,3

‒ 0,8

1,9

 

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de kapitaalverstrekkingen aan zelfstandigen op grond van het Besluit bijstand zelfstandigen.

      
 

Juridische grondslag

Artikel 49 en 50 Bbz

      
 

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 2

      
 

Ontvangende partijen

Gemeenten

      
 

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

G4

Naam

SPUK Tozo

‒ 57,5

‒ 42,4

‒ 42,3

‒ 27,9

‒ 2,3

0,0

 

Korte duiding

Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de algemene bijstand en kapitaalverstrekkingen aan zelfstandigen op grond van de Tozo.

      
 

Juridische grondslag

Artikel 19 Tozo

      
 

Maatschappelijke effecten

Zie toelichting onder artikel 2

      
 

Ontvangende partijen

Gemeenten

      
 

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

G11

Naam

SPUK Onzichtbare Jongeren in Beeld

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Korte duiding

Om jongeren in kwetsbare wijken een alternatief te bieden voor criminaliteit en anderzijds jongeren die buiten beeld zijn in beeld te krijgen, is met een specifieke uitkering samen met de gemeente Amsterdam het project ‘Van onzichtbaar naar perspectief. Onzichtbare jongeren in beeld’ opgestart om beide groepen te begeleiden naar werk, opleiding of een combinatie daarvan.

      
 

Juridische grondslag

Beschikking

      
 

Maatschappelijke effecten

Het kabinet zet in op het bieden van een alternatief aan jongeren voor criminaliteit met het doel ondermijning tegen te gaan

      
 

Ontvangende partijen

Gemeente Amsterdam

      
 

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

G12

Naam

SPUK Kwijtschelden schulden

10,6

23,9

12,0

5,2

2,4

0,0

 

Korte duiding

Compensatie van gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

      
 

Juridische grondslag

Artikel 7.3 Wet hersteloperatie toeslagen

      
 

Maatschappelijke effecten

Het kabinet zet zich in om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire en hun kinderen te helpen en te voorkomen dat zoiets ooit nog kan gebeuren. Om gedupeerden en ex-partners met een schone lei te laten starten, is onder andere besloten tot het kwijtschelden van openstaande gemeentelijke schulden.

      
 

Ontvangende partijen

Gemeenten

      
 

Artikel

7 Kinderopvang

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

G15

Naam

SPUK Brabants migratie informatiepunt

1,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

 

Korte duiding

Het pilotproject Brabants Migratie Informatiepunt test activiteiten ter verbetering van de informatievoorziening aan arbeidsmigranten.

      
 

Juridische grondslag

Beschikking

      
 

Maatschappelijke effecten

Draagt bij aan praktische realisatie van arbeidsrechtelijke bescherming en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

      
 

Ontvangende partijen

Provincie Noord-Brabant

      
 

Artikel

1 Arbeidsmarkt

      
         

SiSa nr.

Onderdeel

Toelichting

2024

2025

2026

2027

2028

2029

V

Naam

SPUK Grensinformatiepunten

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

 

Korte duiding

Dit bedrag wordt verdeeld over 6 rijksontvangers (provincies/gemeenten). Dit doet SZW op basis van een convenant uit 2019 met de provincies/gemeenten. De voorwaarden hierin hebben o.a. betrekking op cofinanciering door de provincies/gemeenten van 50%. Met een spuk komt SZW tot een rechtmatige betaling.

      
 

Juridische grondslag

Ministeriële regeling

      
 

Maatschappelijke effecten

Een vitale grensoverschrijdende arbeidsmarkt heeft op regionaal en op nationaal niveau voordelen. Een goed functionerende grensinformatiestructuur is daarbij van groot belang. Het netwerk van tien bestaande Grensinfopunten (GIP’s) vormt hier een belangrijk onderdeel van.

      
 

Ontvangende partijen

Gemeenten/Provincies

      
 

Artikel

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
         

Totaal

  

7.289

7.457

7.653

7.773

8.011

8.171

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk

In deze bijlage worden voor alle artikelen op de SZW-begroting de mutaties van de uitgaven en ontvangsten tussen de eerste suppletoire begroting 2024 en de ontwerpbegroting 2025 gedetailleerd toegelicht. Dit gebeurt zowel voor de begrotingsgefinancierde als voor de premiegefinancierde regelingen. De eerdere mutaties zijn in de betreffende stukken toegelicht.

1. Arbeidsmarkt
Tabel 141 Uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

1.095.313

886.238

685.137

503.210

321.257

 

Mutaties amendementen

8.000

     

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

1.051.909

‒ 11.817

93.598

30.101

6.280

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Overboekingen met andere departementen

‒ 2.804

‒ 4.306

‒ 2.911

‒ 2.565

‒ 2.125

 

2. Kasschuiven

‒ 3.325

220

‒ 3.519

‒ 2.074

‒ 1.160

 

3. Budgettair neutrale herschikkingen

1.444

4.935

4.131

3.790

2.850

 

4. Loon- en prijsbijstelling 2024

3.498

5.613

4.182

2.700

2.467

 

5. HLA Meer uren werkt

615

5.806

6.978

7.611

6.715

 

6. HLA subsidietaakstelling

0

‒ 67.311

‒ 41.135

‒ 1.817

‒ 11.941

 

7. Augustusbesluitvorming LKV

‒ 25.000

0

‒ 122.132

‒ 724

‒ 724

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

2.129.650

819.378

624.329

540.232

323.619

321.123

  • 1. Er zijn 17 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie in 2025 is de overboeking naar het Ministerie van Financiën voor het uitvoeren van de uitvoeringstoets Verduidelijking Dienst hervormen en de balans tussen vast en flex herstellen; - € 3,1 miljoen in 2025 aflopend tot ‒ € 0,4 miljoen in 2029.

  • 2. Om beter aan te sluiten bij het kasritme, zijn er zes kasschuiven. De grootste is voor het amendement de Kort voor inclusiviteitstechnologie. Voor een goede uitwerking is meer tijd nodig. In het voorjaar is al € 2,5 miljoen naar 2025 geschoven. Dit betreft de resterende € 2,5 miljoen die ook pas na 2024 zal worden besteed.

  • 3. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 4. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 5. Het subsidiebudget voor het Groeifondsproject Meer Uren Werkt! is enerzijds bestemd voor de projectsubsidie aan Groeifondspartner Universiteit van Utrecht, en anderzijds voor de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd.

  • 6. Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn op arbeidsmarktbeleid verschillende bezuinigingen doorgevoerd. De grootste bezuinigingen worden onder het kopje «Leren en ontwikkelen» toegelicht. De grootste onderdelen hiervan betreffen de SLIM-regeling, waar over de begrotingshorizon cumulatief € 113 miljoen en structureel € 17 miljoen (30%) wordt bezuinigd en het Actieprogramma DI&LLO waar cumulatief € 22,3 miljoen onderuitputting wordt ingeleverd.

  • 7. De ingangsdatum van het wetsvoorstel Verbreding Banenafspraak wordt uitgesteld naar 1 januari 2027. Ten tijde van de reservering van het budget op de LKV werd uitgegaan van implementatie per 1 januari 2025. Daardoor schuift de reservering 2 jaar op. Het wetsvoorstel vereenvoudiging banenafspraak wordt uitgesteld, dit levert vrijval op in 2026 op het LKV banenafspraak. Ter dekking van het AWIR-effect van de WKB-maatregel uit de augustusbesluitvorming wordt € 25 miljoen van de SLIM-middelen uit 2024 ingeleverd.

Tabel 142 Ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

14.880

14.880

14.880

14.880

14.880

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

3.700

3.700

3.700

3.700

3.700

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Terugontvangst STAP

1.791

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

20.371

18.580

18.580

18.580

18.580

18.580

  • 1. Er is een terugontvangst van de subsidie STAP van € 1,8 miljoen.

Tabel 143 Uitgaven premiegefinancierd artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

406.160

409.211

412.410

415.509

418.631

 

Mutaties amendementen

155

939

947

954

961

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

56.574

52.988

52.689

52.384

52.073

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 155

‒ 939

‒ 947

‒ 954

‒ 961

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

0

0

‒ 58.000

‒ 351.750

‒ 353.750

 

2. Overheveling indexatie 2024

32.225

32.188

32.390

32.585

32.781

 

3. Uitvoering

84.707

83.454

73.761

24.720

24.720

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

579.666

577.841

513.250

173.448

174.455

176.569

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

27.729

49.819

71.609

91.853

111.124

 

Mutaties amendementen

11

114

164

211

255

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

4.496

4.533

2.761

2.944

4.531

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 11

‒ 110

‒ 151

‒ 194

‒ 236

 
       

Nieuwe mutaties:

      

4. Overheveling indexatie 2024

‒ 32.225

‒ 32.188

‒ 32.390

‒ 32.585

‒ 32.781

 

5. Bijstelling Macromutaties

0

9.223

6.434

‒ 38.935

‒ 52.326

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

31.391

48.427

23.294

30.567

38.312

       

Stand ontwerpbegroting 2025

579.666

609.232

561.677

196.742

205.022

214.881

  • 1. In het hoofdlijnenakkoord is besloten om de compensatie transitievergoeding te beperken tot kleine werkgevers (per 1 juli 2026). Werkgevers met 25 of meer werknemers worden niet meer gecompenseerd. De reeks loopt nog langzaam op tot ‒ € 378,8 miljoen in 2065.

  • 2. Om de hoogte van de reëele raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 3. Het aantal uitbetalingen is in de eerste maanden van 2024 hoger dan verwacht. Het aantal werknemers dat twee jaar ziek is, is flink gestegen. De prijs is daarentegen lager dan verwacht. Per saldo resteert een tegenvaller van € 84,7 miljoen.

  • 4. Zie bij mutatie nummer 2.

  • 5. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Tabel 144 Uitgaven beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

8.120.187

8.257.826

8.458.669

8.640.860

8.846.952

 

Mutaties amendementen

3.433

6.806

6.755

6.735

6.764

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 90.413

‒ 151.236

‒ 164.793

‒ 132.919

‒ 141.629

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 2.733

‒ 5.406

‒ 5.355

‒ 5.335

‒ 5.364

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Bijstand Statushouders

0

0

0

‒ 100.000

‒ 100.000

 

2. HLA Bijstand bevriezen afbouw AHK

0

9.838

21.147

31.559

31.559

 

3. HLA Bevriezing afbouw dubbele AHK

0

5.591

13.045

20.499

20.499

 

4. HLA Alleenverdieners AHK afbouw

0

4.500

8.500

12.000

0

 

5. HLA Korting SPUK Grensinformatiepunten

0

0

‒ 94

‒ 94

‒ 94

 

6. HLA Korting SPUK HLA transformatiebudget

0

0

‒ 3.500

‒ 3.500

‒ 3.500

 

7. HLA Subsidietaakstelling

0

‒ 6.935

‒ 9.806

‒ 6.023

‒ 7.231

 

8. TOZO

2.029

0

0

0

0

 

9. Overboekingen met andere departementen

‒ 28.134

724

9.124

9.124

9.360

 

10. Kasschuiven

‒ 4.020

‒ 3.879

0

7.899

0

 

11. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 23.045

1.596

1.646

1.646

1.646

 

12. Loon- en prijsbijstelling 2024

961

875

1.780

1.254

671

 

13. Bijstelling prijsniveau 2024

530.108

542.628

557.142

572.007

586.897

 

14. Uitvoeringsmutaties

18.728

17.240

18.368

19.979

22.551

 

15. Bijstelling Macromutaties

2.948

‒ 24.193

‒ 66.351

‒ 68.291

‒ 62.986

 

16. Augustusbesluitvorming

0

36.000

1.000

1.000

1.000

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

8.530.049

8.691.975

8.847.277

9.008.400

9.207.095

9.392.204

  • 1. Statushouders hebben toegang tot een bijstandsuitkering. Dit kabinet neemt maatregelen om de asielinstroom te beperken. In het hoofdlijnenakkoord is als gevolg van deze maatregelen een besparing van € 100 miljoen opgenomen.

  • 2. De afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon van de bijstand wordt bevroren van 2025 tot en met 2027. Dit leidt tot een hoger bijstandsgebruik.

  • 3. Het bevriezen van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand van 2025 tot en met 2027 zorgt ook voor hogere TW-uitgaven.

  • 4. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand wordt bevroren van 2025 tot en met 2027. Dit leidt tot meerkosten bij de overbruggingsregeling voor de alleenverdienersproblematiek.

  • 5. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat specifieke uitkeringen vanaf 2026 worden overgeheveld naar het Gemeentefonds met een budgetkorting van 10 procent. Voor de SPUK grensinformatiepunten leidt dit vanaf 2026 tot een korting van € 0,1 miljoen.

  • 6. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat specifieke uitkeringen vanaf 2026 worden overgeheveld naar het Gemeentefonds met een budgetkorting van 10 procent. Voor het transformatiebudget voor sociaal ontwikkelbedrijven leidt dit vanaf 2026 tot een korting van € 3,5 miljoen.

  • 7. Ten behoeve van de subsidietaakstelling uit het hoofdlijnenakkoord zijn op artikel 2 verschillende bezuinigingen doorgevoerd, deze bestaan voornamelijk uit het verlagen van algemene subsidie- en opdrachtenbudgetten voor re-integratie en armoede en schulden.

  • 8. SZW heeft een rechtszaak met 3 gemeenten uit Flevoland verloren over hun Tozo-verantwoording, SZW moet daarom een bedrag van € 2 miljoen nabetalen aan deze gemeenten.

  • 9. Er zijn 13 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van € 22,6 miljoen in 2024 naar het Gemeentefonds voor de decentrale uitkering voor de alleenverdienersproblematiek.

  • 10. De financieringssystematiek voor alleenverdieners is iets aangepast, waardoor er elk jaar een nabetaling over het voorgaande jaar aan gemeenten plaats zal vinden. Daarom vinden uitgaven later plaats en wordt een deel (€ 7,9 miljoen) van de middelen naar 2027 geschoven. Door vertraging tijdens de bouw van het nieuwe systeem voor subsidiebeheer wordt er € 0,4 miljoen van 2024 naar 2025 geschoven.

  • 11. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 12. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 13. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 14. Ramingsbijstelling TW op basis van de uitvoeringsinformatie van het UWV. Deze tegenvaller is voornamelijk het resultaat van een hoger aantal TW-aanvullingen op de WW, en een stijging van het aantal aanvullingen en de gemiddelde uitkeringshoogte voor de WIA. Ook zijn de beleidsreeksen voor 2024 uitgeboekt op de correctiepost.

  • 15. Ramingsbijstelling macrobudget participatiewetuitkeringen en TW op basis van de nieuwe CPB-prognose van de werkloosheid.

  • 16. Er wordt voor 2025 een reservering van € 60 miljoen opgenomen om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Daarbij is bereidheid van private partijen om aan dit fonds bij te dragen onontbeerlijk. De invoeringsdatum voor het wetsvoorstel Pwet wordt uitgesteld tot 1 juli 2025. Voor de augustusbesluitvorming wordt € 25 miljoen ingezet. Een deel van de besparing vindt plaats op de AIO.

Tabel 145 Ontvangsten beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

61.823

59.797

58.663

43.033

14.786

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

17.333

‒ 2.757

‒ 2.247

‒ 1.443

‒ 291

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Afrekening 2023

3.136

     
       

Stand ontwerpbegroting 2025

82.292

57.040

56.416

41.590

14.495

9.423

  • 1. Er is een terugontvangst door de afrekening over het jaar 2023 van de SVB voor de Toeslagenwet (€ 3,1 miljoen).

3. Arbeidsongeschiktheid
Tabel 146 Uitgaven beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

9.717

7.063

3.124

936

939

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 587

‒ 279

‒ 176

‒ 177

‒ 178

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Loon- en prijsbijstelling 2024

256

179

64

0

0

 

2. Bijstelling prijsniveau 2024

13

13

13

13

13

 

3. Augustusbesluitvorming

0

3.821

3.319

2.039

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

9.399

10.797

6.344

2.811

774

778

  • 1. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 2. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 3. Als onderdeel van de enveloppe Groepen in de knel is ervoor gekozen om de tijdelijke IPS-regeling voor gemeentelijke doelgroep met een jaar te verlengen. De reeks loopt tot 2027, omdat de trajecten meerjarig worden betaald.

Tabel 147 Uitgaven premiegefinancierd artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

13.237.805

13.328.358

13.401.040

13.455.066

13.627.110

 

Mutaties amendementen

81.000

150.000

141.000

132.000

122.000

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 94.326

‒ 46.288

‒ 44.692

‒ 3.799

65.390

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 81.000

‒ 150.000

‒ 141.000

‒ 132.000

‒ 122.000

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA: Afschaffen AO-tegemoetkoming

0

0

0

‒ 207.000

‒ 211.000

 

2. Uitvoering

221.323

89.056

87.570

110.349

177.570

 

3. Overheveling indexatie 2024

872.202

879.673

883.142

888.119

902.967

 

4. Kasschuiven

‒ 43.016

43.016

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

14.193.988

14.293.815

14.327.060

14.242.735

14.562.037

14.772.698

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

867.783

1.574.034

2.277.375

2.919.806

3.564.244

 

Mutaties amendementen

5.700

18.530

24.726

29.351

32.564

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

4.517

‒ 47.419

‒ 153.698

‒ 204.329

‒ 207.734

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 5.798

‒ 18.125

‒ 23.260

‒ 27.433

‒ 30.665

 
       

Nieuwe mutaties:

      

5. Overheveling indexatie 2024

‒ 872.202

‒ 879.673

‒ 883.142

‒ 888.119

‒ 902.967

 

6. Bijstelling Macromutaties

0

120.852

132.309

359.391

391.374

 

7. Augustusbesluitvorming

0

2.688

‒ 64

‒ 218.198

‒ 227.247

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

770.887

1.374.246

1.970.469

2.619.569

3.283.898

       

Stand ontwerpbegroting 2025

14.193.988

15.064.702

15.701.306

16.213.204

17.181.606

18.056.596

  • 1. Budgettaire verwerking van de maatregel uit het hoofdlijnenakkoord 2024: afschaffen tegemoetkoming arbeidsongeschikten per 2027 (in samenhang met verlagen eigen risico in de zorg).

  • 2. Op basis van de uitvoeringsinformatie van UWV zijn de geraamde uitgaven aan de arbeidsongeschiktheidsregelingen bijgesteld. In de IVA levert een lager aantal uitkeringen door minder overgangen van de WGA naar de IVA een meevaller op. De gemiddelde uitkeringshoogte ligt echter hoger dan eerder geraamd. Per saldo resteert een tegenvaller. In de WGA ligt het aantal uitkeringen ook lager dan eerder geraamd, door een hogere uitstroom wegens pensionering. De gemiddelde uitkeringshoogte ligt ook in de WGA hoger dan eerder verwacht. Per saldo resteert een tegenvaller. Voor de WAO levert het aansluiten op de realisaties van UWV een kleine tegenvaller op vanwege een hogere gemiddelde uitkering.

  • 3. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 4. Het aanpassen van de daglonen van mensen met een loonloos tijdvak door een WW-uitkering in de referteperiode gaat niet meer in 2024 plaatsvinden maar in 2025. Omdat het gaat om herstel tot aan datum uitspraak (29-11-2023) gaan de uitgaven wel plaatsvinden, maar nu pas in 2025.

  • 5. Zie bij mutatie nummer 3.

  • 6. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 7. Als gevolg van verschillende kasschuiven wijzigt de grondslag voor het berekenen van de nominale ontwikkeling van verschillende budgetten. Dit leidt tot bijstellingen van de nominale ontwikkeling bij de IVA, WGA en uitvoeringskosten UWV.

4. Jonggehandicapten
Tabel 148 Uitgaven beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

4.198.496

4.265.439

4.289.455

4.314.836

4.340.733

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 3.350

‒ 6.083

‒ 4.432

1.972

15.342

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Afschaffen AO tegemoetkoming Wajong

0

0

0

‒ 81.000

‒ 81.000

 

2. Overboekingen met andere departementen

‒ 400

0

0

0

0

 

3. Bijstelling prijsniveau 2024

291.403

296.045

297.927

300.244

303.079

 

4. Uitvoeringsmutaties

706

5.107

19.016

22.745

23.596

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

4.486.855

4.560.508

4.601.966

4.558.797

4.601.750

4.635.750

  • 1. De hoofdlijnenakkoordmaatregel afschaffen AO-tegemoetkoming zorgt voor een besparing op de WIA, WAO en Wajong.

  • 2. Er is een overboeking van ‒ € 0,4 miljoen in 2024 naar EZK voor de pilot Inkomensondersteuning. De pilot voorziet in inkomensondersteuning bij omscholing in het kader van de overstap naar een baan in een maatschappelijke cruciale sector (Techniek en ICT).

  • 3. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 4. Ramingsbijstelling Wajong naar aanleiding van de realisatiecijfers. Deze tegenvaller wordt grotendeels veroorzaakt door een opwaartse bijstelling van de instroom in de Wajong2015 door '10-jaarregel tijdelijke registraties afgewezen Wajongers' en een aanpassing in de leeftijdsverhouding van de Wajong2015. De groep van 21 jaar of ouder is gecorrigeerd door de extra instroom van de 10-jaarregel.

5. Werkloosheid
Tabel 149 Uitgaven beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

186.375

82.515

67.637

71.052

90.522

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 9.870

89.919

69.748

74.258

76.895

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Subsidietaakstelling

0

0

‒ 2.700

‒ 4.200

‒ 4.200

 

2. Overboekingen met andere departementen

0

‒ 1.000

‒ 1.000

‒ 1.000

‒ 1.000

 

3. Kasschuiven

‒ 1.500

1.500

0

0

0

 

4. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 5.258

0

0

0

0

 

5. Loon- en prijsbijstelling 2024

2.988

0

0

0

0

 

6. Bijstelling prijsniveau 2024

7.044

5.885

4.660

4.620

5.916

 

7. Uitvoeringsmutaties

998

‒ 1.122

1.806

2.557

‒ 1.390

 

8. Bijstelling Macromutaties

0

0

‒ 214

‒ 935

‒ 2.253

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

180.777

177.697

139.937

146.352

164.490

126.048

  • 1. In het hoofdlijnenakkoord is een subsidietaakstelling opgenomen. Deze is op artikel 5 voornamelijk ingevuld door verlaging van de subsidies voor praktijkleren in het mbo en regionale van-werk-naar-werk dienstverlening.

  • 2. Er is een overboeking vanaf 2025 van € 1,0 miljoen naar OCW voor de hervorming arbeidsmarktinfrastructuur. Dit wordt besteed aan praktijk­leren in het mbo, de ondersteuning in de regio voor werkenden en werkzoekenden en het vervullen van een rol bij de hervorming van de regionale arbeidsmarktinfrastructuur.

  • 3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme is er een kasschuif van € 1,5 miljoen van 2024 naar 2025 voor de tijdelijke regeling crisisdienstverlening. Voor deze regeling declareren de partijen in de regio de kosten achteraf. Naar verwachting zal een bedrag van € 1,5 miljoen niet in 2024 maar pas in 2025 worden uitbetaald.

  • 4. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 5. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 6. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 7. Ramingsbijstelling IOW op basis van de uitvoeringsinformatie van het UWV. De tegenvaller komt met name door een opwaartse bijstelling van het volume. Deze opwaartse bijstelling is het gevolg van hogere IOW-realisaties in 2024 dan verwacht en een hogere WW-raming van 60-plussers.

  • 8. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

Tabel 150 Ontvangsten beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

0

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

65

0

0

0

0

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Afrekening UWV 2023

954

     
       

Stand ontwerpbegroting 2025

1.019

0

0

0

0

0

  • 1. Uit het jaarverslag 2023 van UWV bleek dat meer was bevoorschot dan de realisatie over 2023.

Tabel 151 Uitgaven premiegefinancierd artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

3.372.896

3.828.938

4.177.021

4.474.691

4.765.376

 

Mutaties amendementen

15.061

21.026

21.518

23.525

23.919

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 104.046

‒ 182.009

‒ 104.966

‒ 45.363

‒ 33.306

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 15.061

‒ 21.026

‒ 21.518

‒ 23.525

‒ 23.919

 
       
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA: WW-maatregel

0

0

0

‒ 200.000

‒ 200.000

 

2. Overheveling indexatie 2024

192.028

214.998

240.192

261.379

279.304

 

3. Loon- en prijsbijstelling 2024

405

405

405

405

405

 

4. Uitvoering

189.215

251.037

277.060

279.840

281.960

 

5. Bijstelling Macromutaties

‒ 62.773

‒ 123.269

‒ 200.859

‒ 246.132

‒ 249.996

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

3.587.725

3.990.100

4.388.853

4.524.820

4.843.743

5.001.850

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

190.787

416.500

674.831

934.705

1.213.129

 

Mutaties amendementen

861

2.313

3.513

4.962

6.146

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

1.286

‒ 45.419

‒ 82.880

‒ 94.486

‒ 103.380

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 906

‒ 2.179

‒ 3.179

‒ 4.528

‒ 5.687

 
       

Nieuwe mutaties:

      

6. Overheveling indexatie 2024

‒ 192.028

‒ 214.998

‒ 240.192

‒ 261.379

‒ 279.304

 

7. Bijstelling Macromutaties

0

42.666

49.444

25.426

23.312

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

198.883

401.537

604.700

854.216

1.103.663

       

Stand ontwerpbegroting 2025

3.587.725

4.188.983

4.790.390

5.129.520

5.697.959

6.105.513

  • 1. In het hoofdlijnenakkoord is opgenomen dat een bezuiniging gerealiseerd dient te worden op de WW.

  • 2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 3. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 4. De bijstellingen op de WW naar aanleiding van de uitvoeringsinformatie van UWV leiden per saldo tot een opwaartse correctie op de uitgaven SZ van € 189,2 miljoen in 2024 oplopend tot € 282,8 miljoen in 2029 (cumulatief circa € 1,6 miljard). Dit komt voornamelijk door een hoger dan verwachte instroom in de eerste maanden van 2024 die meerjarig doorwerkt.

  • 5. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 6. Zie bij mutatie nummer 2.

  • 7. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

Tabel 152 Ontvangsten premiegefinancierd artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

203.000

219.614

236.259

252.861

261.248

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 14.000

690

6.810

1.162

8.413

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Uitvoeringsmutaties

4.634

     

2. Overheveling indexatie 2024

11.366

13.248

14.617

15.276

16.217

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

205.000

233.552

257.686

269.299

285.878

285.447

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

11.603

24.162

38.574

53.342

67.125

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 237

‒ 1.325

‒ 2.655

‒ 4.442

‒ 3.005

 
       

Nieuwe mutaties:

      

3. Overheveling indexatie 2024

‒ 11.366

‒ 13.248

‒ 14.617

‒ 15.276

‒ 16.217

 

4. Bijstelling Macromutaties

0

2.218

2.546

2.762

3.046

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

11.807

23.848

36.386

50.949

63.640

       

Stand ontwerpbegroting 2025

205.000

245.359

281.534

305.685

336.827

349.087

  • 1. Op basis van realisatiecijfers van UWV zijn de ontvangsten Ufo voor 2024 met € 4,6 miljoen naar boven bijgesteld.

  • 2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 3. Zie bij mutatie nummer 2.

  • 4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

6. Ziekte en verlofregelingen
Tabel 153 Uitgaven beleidsartikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

60.379

59.878

59.833

59.815

59.827

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 33.811

‒ 26.610

‒ 13.941

‒ 2.141

‒ 550

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Bijstelling prijsniveau 2024

1.110

1.512

2.156

2.758

2.840

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

27.678

34.780

48.048

60.432

62.117

62.136

  • 1. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

Tabel 154 Uitgaven premiegefinancierd artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

4.750.533

4.841.797

4.910.265

4.935.759

4.977.452

 

Mutaties amendementen

14.153

22.057

18.561

18.415

18.590

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 184.519

‒ 241.042

‒ 258.682

‒ 248.367

‒ 231.033

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 14.153

‒ 22.057

‒ 18.561

‒ 18.415

‒ 18.590

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Uitvoeringsmutaties

84.254

76.531

64.445

70.217

79.226

 

2. Overheveling indexatie 2024

274.961

277.047

280.108

282.276

285.838

 

3. Bijstelling Macromutaties

0

‒ 562

3.486

4.489

5.263

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

4.925.229

4.953.771

4.999.622

5.044.374

5.116.746

5.206.219

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

271.967

533.165

802.138

1.041.657

1.279.296

 

Mutaties amendementen

818

2.434

3.038

3.894

4.781

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

3.035

‒ 55.841

‒ 114.562

‒ 139.257

‒ 150.715

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 859

‒ 2.295

‒ 2.752

‒ 3.552

‒ 4.426

 
       

Nieuwe mutaties:

      

4. Overheveling indexatie 2024

‒ 274.961

‒ 277.047

‒ 280.108

‒ 282.276

‒ 285.838

 

5. Bijstelling Macromutaties

0

50.169

55.012

61.071

68.668

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

250.585

462.766

681.537

911.766

1.160.449

       

Stand ontwerpbegroting 2025

4.925.229

5.204.356

5.462.388

5.725.911

6.028.512

6.366.668

  • 1. Ramingsbijstelling ZW op basis van uitvoeringsinformatie UWV. De uitgaven aan de ZW zijn per saldo opwaarts bijgesteld voor 2024 tot en met 2029. De voornaamste reden is een forse toename in het aantal eindedienstverbanders en het aantal zieke personen met een no-riskpolis.

  • 2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld naar reëel.

  • 3. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 4. Zie bij mutatie nummer 2.

  • 5. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

7. Kinderopvang
Tabel 155 Uitgaven beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

4.631.946

5.046.311

6.069.521

6.753.399

7.050.253

 

Mutaties amendementen

251.000

276.600

303.100

434.400

483.100

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 143.272

‒ 87.582

‒ 88.244

‒ 305.288

‒ 427.081

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Niet indexeren KOT

0

‒ 10.000

113.746

47.971

25.974

 

2. Overboekingen met andere departementen

‒ 1.160

‒ 7.200

‒ 5.400

‒ 5.400

‒ 5.500

 

3. Kasschuiven

‒ 2.000

0

2.000

0

0

 

4. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 265

0

0

0

0

 

5. Loon- en prijsbijstelling 2024

896

641

519

519

520

 

6. Bijstelling prijsniveau 2024

280.353

309.096

372.512

408.739

422.790

 

7. Uitvoeringsmutaties

27.499

22.220

27.530

37.599

39.155

 

8. Bijstelling Macromutaties

808

11.102

24.412

39.911

40.026

 

9. Augustusbesluitvorming

0

792

9.500

9.500

9.500

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

5.045.805

5.561.980

6.829.196

7.421.350

7.638.737

7.850.086

  • 1. Het kabinet is voornemens om de maximum uurprijzen in de kinderopvangtoeslag in 2026 niet te indexeren (maatregel uit het hoofdlijnenakkoord). Op totaalniveau leidt het niet indexeren van de maximum uurprijzen structureel tot € 254 miljoen lagere uitgaven kinderopvangtoeslag. Dit is opgesplitst in twee delen. De middelen voor de loon- en prijsbijstelling worden in 2026 niet uitgekeerd. Dit is verantwoord op de begroting van het Ministerie van Financiën (structureel - € 279 miljoen). De reeks in tabel 155 betreft het indirecte effect op het gemiddeld vergoede tarief en het aantal vergoede uren kinderopvang (gedragseffecten). Enerzijds zijn er meer uitgaven doordat kinderopvanginstellingen hun tarieven naar verwachting wel verhogen, waardoor er vaker het maximale uurtarief vergoed zal worden. Anderzijds neemt het gebruik van kinderopvang naar verwachting af (het wordt immers duurder voor ouders). Per saldo komen de uitgaven vanaf 2026 hoger uit (circa € 25 miljoen structureel).

  • 2. Er zijn vier interdepartementale overboekingen. De twee grootste zijn naar het Gemeentefonds. Voor toezicht en handhaving wordt in 2024 € 1,1 miljoen en in 2025 € 1,8 miljoen overgeboekt. Vanaf 2025 wordt € 5,4 miljoen overgeboekt voor de regeling Sociaal Medische Indicatie. Dit is een gemeentelijke regeling om gezinnen die geen recht hebben op KOT, maar die ook niet in staat zijn de zorg voor kun kinderen volledig te dragen vanwege sociale of medische problematiek, een vergoeding te kunnen bieden voor het gebruik van kinderopvang.

  • 3. De aanbesteding en bouw/ontwikkeling van huisvesting voor kinderopvang op de BES-eilanden is vertraagd. Deze incidentele middelen zijn toegezegd en zullen later tot uitbetaling komen.

  • 4. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 5. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 6. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 7. De uitgaven kinderopvangtoeslag zijn voor alle jaren binnen de begrotingshorizon opwaarts bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie. Dit komt met name doordat er in 2024 gemiddeld genomen circa 0,7% meer kinderen naar de opvang gaan dan eerder was verwacht. Dit werkt meerjarig door.

  • 8. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose. De prognose van de werkloze beroepsbevolking is licht naar beneden bijgesteld ten opzichte van het CEP 2024. De lagere werkloosheid leidt tot meer gebruik van kinderopvang en daarmee ook hogere uitgaven aan kinderopvangtoeslag.

  • 9. Er worden enkele knelpunten in de toeslagen opgelost. Het partnerbegrip in de toeslagen wordt aangepast. Ouders van wie de partner noodgedwongen elders verblijft, worden vanaf 2026 niet meer als toeslagpartner beschouwd. Het gaat om partners die elders verblijven wegens vermissing of in afwachting van een verblijfstitel in het buitenland wonen (nareizende partners). Daarnaast worden toeslagen, waaronder de kinderopvangtoeslag, vanaf 2026 niet meer met terugwerkende kracht teruggevorderd als bij een burger de verblijfstitel wordt ingetrokken.

Tabel 156 Ontvangsten beleidsartikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

1.826.825

1.835.260

1.851.026

1.821.853

1.755.824

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 19.579

‒ 5.037

‒ 20.118

‒ 6.853

‒ 614

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Uitvoeringsmutaties

2.419

7.822

12.922

13.310

9.393

 

2. Bijstelling Macromutaties

109.765

120.626

127.403

123.930

120.429

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

1.919.430

1.958.671

1.971.233

1.952.240

1.885.032

1.822.843

  • 1. De ontvangsten zijn naar boven bijgesteld. Net als in voorgaande jaren is er voor de ontvangsten Kinderopvangtoeslag ten tijde van de LPO-uitkering in mei geen rekening gehouden met de indexatie (6,01% in 2024). Doordat de uitgaven/beschikkingen wel zijn gestegen komen ook de ontvangsten hoger uit.

  • 2. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose. De raming van de ontvangsten Werkgeversbijdrage kinderopvang is bijgesteld op basis van de MEV 2025 (€ 109,8 miljoen tot € 127,0 miljoen per jaar). De hogere ontvangsten worden grotendeels verklaard doordat de raming is geactualiseerd naar prijspeil 2024. Daarnaast zijn de terugontvangsten kinderopvangtoeslag vanaf 2025 licht naar boven bijgesteld (€ 0,1 miljoen tot € 0,7 miljoen per jaar). Als gevolg van de hogere uitgaven (zie mutatie 8 in Tabel 154) zijn er, met vertraging, iets meer terugvorderingen en daardoor ook hogere ontvangsten.

8. Oudedagsvoorziening
Tabel 157 Uitgaven beleidsartikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

53.173

55.606

58.373

61.391

65.077

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2024

121.760

0

0

0

0

 

Mutaties amendementen

2.400

4.900

5.000

5.200

5.300

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

84

‒ 21

‒ 90

‒ 283

‒ 362

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Kasschuiven

‒ 1.175

1.175

    

2. Bijstelling prijsniveau 2024

1.033

1.091

1.113

1.154

1.219

 

3. Budgettair neutrale herschikkingen

750

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

178.025

62.751

64.396

67.462

71.234

74.738

  • 1. Om beter aan te sluiten bij het kasritme is er een kasschuif van € 1,2 miljoen van 2024 naar 2025 voor de tegemoetkoming voor Surinaamse ouderen. De regeling staat voor twee jaar open vanaf juli 2024. Na een analyse blijkt dat de SVB het overgrote deel ambtshalve kan toekennen in 2024. Een gedeelte van de toekenning zal echter handmatig aangevraagd worden binnen de looptijd van de regeling.

  • 2. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 3. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting waaronder een aanvulling van het budget ten behoeve van het uitvoeren van verschillende onderzoeken op het terrein van oudedagsvoorziening.

Tabel 158 Uitgaven premiegefinancierd artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

48.503.230

49.391.643

50.562.927

51.762.487

52.235.083

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 184.232

‒ 293.082

‒ 396.866

‒ 476.114

‒ 533.329

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Overheveling indexatie 2024

3.600.603

3.653.804

3.733.363

3.816.874

3.848.081

 

2. Uitvoering

197

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

51.919.798

52.752.365

53.899.424

55.103.247

55.549.835

56.751.981

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

3.630.980

5.715.717

8.324.489

10.667.823

12.952.307

 

Mutaties amendementen

202.101

429.454

462.695

494.928

520.608

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

2.521

‒ 363.252

‒ 784.200

‒ 944.201

‒ 1.147.340

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 234.999

‒ 424.321

‒ 453.041

‒ 482.773

‒ 506.970

 
       

Nieuwe mutaties:

      

3. Overheveling indexatie 2024

‒ 3.600.603

‒ 3.653.804

‒ 3.733.363

‒ 3.816.874

‒ 3.848.081

 

4. Bijstelling Macromutaties

0

720.223

733.997

883.019

1.032.991

 

5. Augustusbesluitvorming

0

42.238

210.396

325.683

431.486

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

2.466.255

4.760.973

7.127.605

9.435.001

11.875.426

       

Stand ontwerpbegroting 2025

51.919.798

55.218.620

58.660.397

62.230.852

64.984.836

68.627.407

  • 1. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 2. Betreft de indexatie van de inkomenondersteuning AOW.

  • 3. Zie bij mutatie nummer 1.

  • 4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 5. Als gevolg van verschillende maatregelen wijzigt de grondslag voor het berekenen van de nominale ontwikkeling van verschillende budgetten. Dit leidt tot bijstellingen van de nominale ontwikkeling bij AOW.

9. Nabestaanden
Tabel 159 Uitgaven beleidsartikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

2.964

3.058

3.070

3.081

3.090

 

Mutaties amendementen

100

200

200

200

200

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

114

169

181

173

169

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Bijstelling prijsniveau 2024

56

60

60

60

61

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

  • 1. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

Tabel 160 Uitgaven premiegefinancierd artikel 9 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

322.975

311.083

300.662

292.553

293.520

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

1.748

843

1.399

1.912

2.441

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Overheveling indexatie 2024

22.707

21.813

21.123

20.593

20.697

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

347.430

333.739

323.184

315.058

316.658

310.667

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

22.740

34.628

45.411

54.185

63.660

 

Mutaties amendementen

1.668

3.349

3.415

3.485

3.653

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

282

‒ 1.645

‒ 4.143

‒ 5.044

‒ 5.435

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 1.983

‒ 3.344

‒ 3.393

‒ 3.460

‒ 3.634

 
       

Nieuwe mutaties:

      

2. HLA bevriezen AHK

0

2.177

4.931

7.533

7.533

 

3. Overheveling indexatie 2024

‒ 22.707

‒ 21.813

‒ 21.123

‒ 20.593

‒ 20.697

 

4. Bijstelling Macromutaties

0

2.272

3.210

3.705

4.927

 

5. Augustusbesluitvorming

0

5.768

5.741

6.000

6.789

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

21.392

34.049

45.811

56.796

65.700

       

Stand ontwerpbegroting 2025

347.430

355.131

357.233

360.869

373.454

376.367

  • 1. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 2. De hoofdlijnenakkoordmaatregel bevriezen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon van de bijstand gedurende 2025-2027 leidt tot hogere uitgaven aan verschillende regelingen.

  • 3. Zie bij mutatie nummer 1.

  • 4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 5. Als gevolg van verschillende maatregelen wijzigt de grondslag voor het berekenen van de nominale ontwikkeling van verschillende budgetten. Dit leidt tot bijstellingen van de nominale ontwikkeling bijde ANW.

10. Tegemoetkoming ouders
Tabel 161 Uitgaven beleidsartikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

9.248.817

8.957.847

8.708.123

8.615.065

8.497.293

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2024

247.500

247.500

247.500

247.500

247.500

 

Mutaties amendementen

‒ 815

13.487

13.512

13.733

13.671

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 251.001

‒ 101.192

‒ 56.354

‒ 155.464

‒ 226.765

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

839

‒ 13.861

‒ 13.700

‒ 13.631

‒ 13.821

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Terugdringen armoede: hoger kindgebonden budget

0

300.000

300.000

300.000

300.000

 

2. Bijstelling prijsniveau 2024

690.084

730.689

763.880

789.862

814.231

 

3. Uitvoeringsmutaties

‒ 141.363

31.819

57.753

24.902

17.969

 

4. BijstellingMacromutaties

‒ 4.529

‒ 71.597

‒ 96.686

‒ 79.338

‒ 56.008

 

5. Augustusbesluitvorming

23.514

‒ 17.280

‒ 10.749

‒ 4.438

5.717

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

9.813.046

10.077.412

9.913.279

9.738.191

9.599.787

9.472.785

  • 1. Inboeken van de maatregel uit het hoofdlijnenakkoord van het terugdringen van armoede. Deze maatregel behelst een intensivering van € 300 miljoen in het kindgebonden budget.

  • 2. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 3. De uitgaven kindgebonden budget zijn bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie. De uitgaven voor 2024 zijn naar beneden bijgesteld. De voorschotten aan ouders komen in 2024 naar verwachting lager uit en daarnaast zijn er minder nabetalingen over eerdere toeslagjaren. Voor 2025 en verder zijn de uitgaven naar boven bijgesteld. Dit is het gevolg van twee effecten. Het belangrijkste effect is dat er meer nabetalingen zijn. Daarentegen wordt voor 2025 (net als voor 2024) rekening gehouden met lagere voorschotten, wat juist een neerwaarts effect heeft op de uitgaven in dat jaar.

  • 4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 5. Tijdens de augustusbesluitvorming is besloten om per 1 januari 2026 diverse knelpunten in het toeslagensysteem op te lossen. Waaronder het oplossen van het knelpunt voor de niet-vrijwillig elders verblijvende partner en het niet meer met terugwerkende kracht terugvorderen bij het vervallen van een grondslag (verblijfstitel, recht kinderbijslag). Hierdoor worden meer huishoudens als alleenstaande in plaats van partner aangemerkt en wordt er derhalve voornamelijk meer alo-kop verstrekt. De WKB wordt verhoogd via de kindbedragen met circa € 181 in 2025, oplopend tot circa € 375 in 2028. Dit gebeurt in combinatie met het steiler afbouwen van 6,75%, oplopend tot 8,5% in 2028.

Tabel 162 Ontvangsten beleidsartikel 10 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

345.809

351.558

363.425

364.017

359.709

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 54.869

‒ 22.567

‒ 48.214

‒ 38.417

‒ 33.313

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Uitvoeringsmutaties

‒ 36.936

‒ 2.910

‒ 5.976

‒ 9.706

‒ 3.922

 

2. Bijstelling prijsniveau 2024

26.237

31.627

30.875

32.284

32.717

 

3. Aanpassing indexatie

‒ 25.921

‒ 9.526

‒ 3.343

500

4.076

 

4. Bijstelling Macromutaties

0

13.977

11.478

720

‒ 5.070

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

254.320

362.159

348.245

349.398

354.197

351.996

  • 1. De ontvangsten zijn naar beneden bijgesteld. Enerzijds zijn er in 2024 minder ontvangsten over eerdere toeslagjaren. In 2025 en 2026 is er een gedeeltelijk inhaaleffect. Daarnaast wordt voor de toeslagjaren 2024 en 2025 rekening gehouden met minder terugvorderingen, waardoor ook de ontvangsten (met vertraging) lager uitkomen.

  • 2. Ramingsbijstelling van de ontvangsten om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 3. Er vindt een technische wijziging plaats in de indexatiesystematiek van de WKB. Bij de oude systematiek was de verdeling van de middelen over het nominaalartikel en het constante prijsartikel niet correct. Dat wordt met deze boeking gecorrigeerd.

  • 4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

11. Uitvoering
Tabel 163 Uitgaven beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

697.239

673.503

664.915

665.530

666.240

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2024

990

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 262

‒ 22.058

‒ 12.247

‒ 21.021

‒ 21.101

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. HLA Subsidietaakstelling

0

‒ 384

‒ 570

‒ 920

‒ 720

 

2. Overboekingen met andere departementen

‒ 1.674

‒ 1.402

‒ 1.400

‒ 1.400

‒ 1.400

 

3. Kasschuiven

‒ 5.800

4.400

1.400

0

0

 

4. Budgettair neutrale herschikkingen

447

‒ 8.979

‒ 8.979

‒ 8.979

‒ 8.979

 

5. Loon- en prijsbijstelling 2024

37.468

36.324

35.988

36.002

36.050

 

6. Desaldering

2.333

0

0

0

0

 

7. Uitvoeringsmutaties

0

416

436

653

556

 

8. Afrekening 2023

24.164

0

0

0

0

 

9. Bijstelling Macromutaties

0

0

‒ 9

‒ 27

‒ 50

 

10. Augustusbesluitvorming

‒ 1.000

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

753.905

681.820

679.534

669.838

670.596

671.857

  • 1. In het hoofdlijnenakkoord is een subsidietaakstelling opgenomen. Deze is op artikel 11 ingevuld door het beleidsondersteunende budget op handhaving en gegevensuitwisseling naar beneden bij te stellen op basis van een onderuitputtingsanalyse.

  • 2. Er zijn vier overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar VWS van € 1,6 miljoen in 2024 en € 1,4 miljoen vanaf 2025 voor de verhoging van het uitvoeringsbudget CIZ. Het CIZ raamt de aanvragenvolumia in het kader van dubbele kinderbijslag intensieve zorg op basis van de ontwikkeling van de afgelopen jaren en rekening houdend met de demografische ontwikkelingen van het CBS. Er is extra budget nodig om het geraamde aantal aanvragen te kunnen verwerken (voor onder andere het aantrekken en opleiden van personeel en bezwaarzaken).

  • 3. Er zijn twee kasschuiven binnen artikel 11. De grootste mutatie betreft een kasschuif voor de implementatiekosten van het wetsvoorstel Vereenvoudiging Banenafspraak. De beoogde invoeringsdatum van het wetsvoorstel Vereenvoudiging Banenafspraak schuift van 1 januari 2025 naar 1 januari 2026. Reden hiervoor is dat Kamerbehandeling nog niet plaats heeft gevonden. De implementatiekosten schuiven door van 2024 naar 2025. Het gaat om een schuif van € 3,3 miljoen.

  • 4. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 5. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 6. Dit betreft een terugontvangst op de uitvoeringskosten UWV Skills van € 2,3 miljoen. Zie mutatie 1 bij de ontvangsten.

  • 7. Naar aanleiding van volumebijstellingen juninota 2024 wordt het uitvoeringsbudget UWV bijgesteld. Het gaat om volumebijstellingen voor de Wajong en IOW.

  • 8. Er zijn twee nabetalingen op de uitvoeringskosten UWV naar aanleiding van de afrekening van het jaarverslag UWV 2023. Het gaat om de NOW (€ 21,3 miljoen) en de Wajong (€ 2,8 miljoen).

  • 9. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 10. Betreft de dekking uit artikel 11 SVB uitvoeringskosten voor de uitvoeringstegenvaller.

Tabel 164 Ontvangsten beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

0

0

0

0

0

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

32.221

0

0

0

0

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Desaldering

2.333

     

2. Afrekening 2023

54.181

     
       

Stand ontwerpbegroting 2025

88.735

0

0

0

0

0

  • 1. Dit betreft een terugontvangst op de uitvoeringskosten UWV Skills van € 2,3 miljoen. Dit gaat om middelen uit het Nationaal Groeifonds (plafond I) waarover is afgesproken dat deze middelen meegenomen mogen worden naar volgende jaren en worden daarom teruggeboekt op artikel 11.

  • 2. Betreft een terugontvangst op de uitvoeringskosten UWV crisisdienstverlening naar aanleiding van de afrekening van het jaarverslag UWV 2023. De grootste zijn NOW (€ 25,1 miljoen), re-integratie Wajong (€ 17,8 miljoen), basisdienstverlening (€ 6,1 miljoen) en landelijke ondersteuning (€ 2,3 miljoen).

Tabel 165 Uitgaven premiegefinancierd artikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024 reëel

2.153.764

2.173.559

2.198.181

2.224.691

2.257.725

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

29.782

37.099

22.581

28.170

41.131

 
       
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Mutaties HLA

0

0

0

‒ 1.250

‒ 1.250

 

2. Overboekingen met andere departementen

‒ 116

‒ 80

310

‒ 60

2.540

 

3. Kasschuif

‒ 7.300

2.300

5.000

0

0

 

4. Budgettair neutrale herschikkingen

675

8.100

8.000

8.000

8.000

 

5. Overheveling indexatie 2024

119.479

120.963

121.516

123.274

125.791

 

6. Uitvoering

0

25.582

32.870

42.268

52.870

 

7. Bijstelling Macromutaties

0

‒ 1.508

‒ 7.600

‒ 8.404

‒ 7.830

 

8. Augustusbesluitvorming

‒ 1.500

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 reëel

2.294.784

2.366.015

2.380.858

2.416.689

2.478.977

2.518.373

       

Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal

112.167

212.925

321.306

421.113

521.843

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

7.312

‒ 4.797

‒ 21.870

‒ 21.136

‒ 19.123

 
       

Nieuwe mutaties:

      

9. Overheveling indexatie 2024

‒ 119.479

‒ 120.963

‒ 121.516

‒ 123.274

‒ 125.791

 

10. Bijstelling Macromutaties

0

13.528

13.643

14.766

20.868

 

11. Augustusbesluitvorming

0

‒ 72

404

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025 nominaal

0

100.621

191.967

291.469

397.797

506.234

       

Stand ontwerpbegroting 2025

2.294.784

2.466.636

2.572.825

2.708.158

2.876.774

3.024.607

  • 1. Budgettaire verwerking hoofdlijnenakkoord: Compensatie transitievergoeding beperken tot kleine werkgevers per 1 juli 2026.

  • 2. Er zijn 3 overboekingen van en naar het Ministerie van Financiën voor in totaal € 0,08 miljoen in 2025. Onder andere voor het uitvoeren van de stapsgewijze afschaffing van het Loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer, de afschaffing van het LIV, en van Financiën naar SZW voor het uitstel van het Besluit inkomstenverhouding (IKV).

  • 3. Er zijn drie kasschuiven binnen artikel 11. Er is een herschikking van het kasritme vanwege vertraagde/hoger uitgevallen uitvoeringstoetsen. Daarnaast is de uitvoering van het aanpassen van de WIA-daglonen van mensen met een loonloos tijdvak door een WW-uitkering in de referteperiode vertraagd tot 2025. De uitvoeringskosten schuiven daarom door van 2024 naar 2025. Tot slot wordt het wetsvoorstel Verbreding Banenafspraak uitgesteld naar 1 januari 2027. De implementatiekosten voor LKS in de WIA schuiven daarom door van 2025 naar 2026.

  • 4. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 5. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2024 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2024 overgeheveld van nominaal naar reëel.

  • 6. Naar aanleiding van volumebijstellingen juninota 2024 wordt het uitvoeringsbudget UWV bijgesteld. Het gaat om volumebijstellingen voor de WW, WAO, WIA, WAZ en ZW.

  • 7. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 8. Betreft de dekking uit artikel 11 UWV uitvoeringskosten voor de uitvoeringstegenvaller.

  • 9. Zie mutatie nummer 5.

  • 10. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

  • 11. Als gevolg van verschillende kasschuiven wijzigt de grondslag voor het berekenen van de nominale ontwikkeling van verschillende budgetten. Dit leidt tot bijstellingen van de nominale ontwikkeling bij de IVA, WGA en uitvoeringskosten UWV.

12. Rijksbijdragen
Tabel 166 Uitgaven beleidsartikel 12 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

28.094.182

28.678.252

29.563.656

30.471.789

30.597.445

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

3.089.500

530.800

1.930.000

2.941.400

4.223.900

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Bijstelling Macromutaties

2.500

‒ 700.200

282.700

771.600

1.318.200

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

31.186.182

28.508.852

31.776.356

34.184.789

36.139.545

38.273.845

  • 1. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose.

13. Integratie en maatschappelijke samenhang
Tabel 167 Uitgaven beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

762.123

573.856

569.175

401.385

345.844

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 111.470

‒ 56.817

‒ 14.589

‒ 1.089

58

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Herverkaveling Inburgering J&V

0

‒ 466.363

‒ 501.577

‒ 358.677

‒ 307.732

 

2. HLA Subsidietaakstelling

0

0

‒ 714

0

‒ 560

 

3. Overboekingen met andere departementen

‒ 1.837

101

0

0

0

 

4. Loon- en prijsbijstelling 2024

5.856

47

47

47

47

 

5. Bijstelling prijsniveau 2024

491

449

410

358

303

 

6. Uitvoering

1.115

1.095

1.073

1.044

1.006

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

656.278

52.368

53.825

43.068

38.966

36.595

  • 1. Herverkaveling Inburgering J&V, inburgering valt vanaf Prinsjesdag 2024 onder de begroting van JenV.

  • 2. In het hoofdlijnenakkoord is een subsidietaakstelling opgenomen. Op het onderdeel integratie wordt de taakstelling hoofdzakelijk ingevuld door het verlagen van subsidies aan kennisontwikkeling op het gebied van integratie en aan Vluchtelingenwerk.

  • 3. Er zijn negen overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Gemeentefonds van € 1,4 miljoen in 2024. Vanwege gestegen aantallen is er meer geld nodig voor ondersteuning van de ELIP-doelgroep (einde lening inburgeringsplicht). Het aantal inburgeraars dat de lening vrijwel volledig heeft gebruikt (Wet Inburgering 2013), maar nog steeds inburgeringsplichtig is, is dit jaar licht gestegen.

  • 4. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 5. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2024 te brengen.

  • 6. Aanvulling Loon- en prijsbijstelling vanwege meer benodigde middelen dan aanvankelijk op nominaal beschikbaar.

Tabel 168 Ontvangsten beleidsartikel 13 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Herverkaveling Inburgering J&V

 

‒ 3.000

‒ 3.000

‒ 3.000

‒ 3.000

 

2. Afrekening 2023

136

     
       

Stand ontwerpbegroting 2025

3.136

0

0

0

0

0

  • 1. Herverkaveling Inburgering J&V, inburgering valt vanaf Prinsjesdag 2024 onder de begroting van JenV.

  • 2. Uit het SVB jaarverslag over 2023 blijkt dat de realisatie Remigratiewet € 0,1 miljoen lager was dan bevoorschot. Dit bedrag is terug te verwachten van de SVB.

96. Apparaat kerndepartement
Tabel 169 Uitgaven niet-beleidsartikel 96 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

569.903

551.941

543.441

541.262

538.560

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

23.642

14.339

15.714

13.180

7.256

 
       

Nieuwe mutaties:

      
       

1. Overboekingen met andere departementen

‒ 1.667

932

‒ 113

‒ 54

‒ 54

 

2. Kasschuiven

‒ 1.177

1.177

0

0

0

 

3. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 1.288

1.686

‒ 245

‒ 278

‒ 278

 

4. Loon- en prijsbijstelling 2024

24.444

29.987

29.449

29.292

29.076

 

5. Nieuwe begroting RSO

13.084

13.084

13.084

13.084

13.084

 

6. HLA:Terugdraaien groei apparaat

0

‒ 13.557

‒ 45.266

‒ 67.540

‒ 90.016

 

7. Herstel- en veerkrachtplan

126

30

0

0

0

 

8. Augustusbesluitvorming

‒ 30

0

0

0

0

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

627.037

599.619

556.064

528.946

497.628

485.605

  • 1. Er zijn 14 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van VWS voor de bijdrage aan het Leer- en Ontwikkelplein (samenwerkingsverband voor opleidingen) (€ 0,6 miljoen).

  • 2. In verband met vertraging bij de vervanging van het ICT-systeem voor het forensisch domein wordt € 1,2 miljoen van 2024 naar 2025 geschoven.

  • 3. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 4. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld om het uitgavenbudget op prijspeil 2024 te brengen.

  • 5. RSO heeft een nieuwe begroting opgesteld. Hierin is gerekend met hogere schoonmaakkosten en een uitbreiding van de dienstverlening.

  • 6. Inboeken van de taakstelling op apparaat uit het hoofdlijnenakkoord. Een deel van 2025 is ingevuld met vrijval van gereserveerde middelen op artikel 99.

  • 7. Er zijn extra middelen beschikbaar gekomen ten behoeve van verlenging van de benodigde controlewerkzaamheden voor het Herstel-en Veerkrachtplan.

  • 8. Een deel van de reservering voor het interdepartementale programma Beter Samenwerken is niet meer benodigd in 2024 en wordt ingezet voor de augustusbesluitvorming.

Tabel 170 Ontvangsten niet-beleidsartikel 96 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

91.299

91.999

90.799

90.999

88.479

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Nieuwe begroting RSO

13.084

13.084

13.084

13.084

13.084

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

104.383

105.083

103.883

104.083

101.563

101.563

  • 1. De extra kosten van de nieuwe begroting van RSO worden doorberekend aan de opdrachtgevers (zie mutatie 5 van de uitgaven).

99. Nog onverdeeld
Tabel 171 Uitgaven niet-beleidsartikel 99 (bedragen x € 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Stand ontwerpbegroting 2024

291.557

291.683

316.361

307.577

287.462

 

Mutaties Nota van Wijziging begroting 2024

1.845

2.500

2.500

2.500

2.500

 

Mutaties amendementen

‒ 18.632

82.957

82.760

82.638

82.532

 

Mutaties 1e suppletoire begroting 2024

‒ 183.152

‒ 97.100

‒ 72.193

‒ 66.058

‒ 79.554

 

Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2024

‒ 3.000

‒ 3.000

‒ 3.000

‒ 3.000

‒ 3.000

 
       

Nieuwe mutaties:

      

1. Overboekingen met andere departementen

0

‒ 23.824

‒ 20.416

‒ 22.963

‒ 23.350

 

2. Budgettair neutrale herschikkingen

‒ 1.750

‒ 12.440

‒ 10.262

‒ 11.790

‒ 10.590

 

3. Loon- en prijsbijstelling 2024

‒ 76.367

‒ 90.878

‒ 89.845

‒ 81.383

‒ 78.727

 

4. HLA Algemene korting op specifieke uitkeringen

0

0

‒ 1.867

‒ 1.900

‒ 1.900

 

5. Invulling apparaatstaakstelling

0

‒ 9.440

0

0

0

 

6. Augustusbesluitvorming

‒ 4.605

13.109

66.142

93.608

133.068

 
       

Stand ontwerpbegroting 2025

5.896

153.567

270.180

299.229

308.441

337.970

  • 1. Er zijn 4 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Gemeentefonds voor de compensatie van de afschaffing van het Lage-inkomensvoordeel (LIV) (€ 19,8 miljoen in 2025 aflopend tot € 19,3 miljoen in 2029). Daarnaast is er een overboeking (van € 0,1 miljoen in 2025 oplopend tot € 3,6 miljoen in 2029) naar JenV in verband met de herverkaveling van het beleidsterrein Inburgering met ingang van 2025.

  • 2. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

  • 3. De loon- en prijsbijstelling 2024 is overgeheveld naar de desbetreffende artikelen om de uitgavenramingen op prijspeil 2024 te brengen.

  • 4. Op artikel 99 staan middelen gereserveerd voor de mogelijke voortzetting van de specifieke uitkering van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV), deze reservering wordt verlaagd als gevolg van de algemene korting op specifieke uitkeringen richting gemeenten uit het hoofdlijnenakkoord.

  • 5. Het budget op artikel 99 wordt met € 9,4 miljoen verlaagd ter invulling van de apparaatstaakstelling in 2025.

  • 6. Bij de augustusbesluitvorming zijn er diverse reserveringen op artikel 99 geplaatst. Dit betreft onder meer een reservering voor het maatregelenpakket IBO-schulden en om netto-terugvorderen mogelijk te maken. Daarnaast zijn er een aantal reserveringen vrijgevallen.

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

Het overzicht is bijgewerkt tot 23 juli 2024.

Afgehandelde moties
Tabel 172 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2018-2019

ID1

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1233

Motie–Gijs van Dijk over omlaag krijgen van het aantal afwijkende medische oordelen

Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 889

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 729)

X Noot
1

Dit is een identificatienummer voor de administratie binnen het Ministerie van SZW.

Tabel 173 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1449

Motie-Özütok en Diertens inzake verzoek de regering samen met de autoriteiten van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te onderzoeken hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt en de Kamer hierover te informeren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 6

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. X)

1450

Motie-Özütok inzake verzoek regering om Bonaire, Sint Eustatius en Saba in staat te stellen de kosten voor dag- en buitenschoolse kinderopvang in voorkomende gevallen te compenseren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 61

Nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging zijn 10-07-2023 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 306, nr. 7)

1480

Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de Stichting van de Arbeid vragen de witte vlek te blijven monitoren

Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 534

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 636)

Tabel 174 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1543

Motie-Van Weyenberg/Smeulders over aandacht voor mentale gezondheid bij het thuiswerken

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 54

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 484)

1586

Motie-Renkema over het stimuleren van inhoudelijke affiniteit en ervaring binnen de raad van toezicht

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 5

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 818, nr. 46)

1587

Motie-Palland c.s. over het delen van aanvullende vormen van medezeggenschap

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 7

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 818, nr. 46)

1618

Motie-Wörsdörfer/Kuzu over consumentenbescherming bij telemarketing op basis van algoritmen

Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 598

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1645

Motie-Van Baarle over een specificering dan wel aanscherping van de huisvestingsvoorwaarde in de Wav

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 13

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 488)

Tabel 175 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1658

Motie-Azarkan constaterende dat discriminatie jegens Aziatische Nederlanders enorm is toegenomen

Kamerstukken II, 2021-2022, 30 950, nr. 236

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 30 950, nr. 362)

1691

Motie-Palland c.s. over zo spoedig mogelijk zekerheid bieden over borging, kwaliteit en continuïteit van de onderwijsroute

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 20

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 391)

1698

Motie van het lid Bisschop over de bevoegdheden uitbreiden van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 25

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 228 nr. 43)

1702

Motie-Tielen over een brede publiekscampagne die bijdraagt aan een gelijkwaardiger positie van vrouwen op de arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 45

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 212)

1704

Motie-De Kort c.s. over het organiseren van meer transparantie in de kaartenbak van bijstandsgerechtigden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 47

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 742)

1716

Motie-Van Baarle/Peters over maatwerkafspraken met de VNG over de kostendelersnorm voor schuldenproblematiek en schuldhulpverlening: met jongeren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 77

Per 1 januari 2023 is het wijzigingsvoorstel in werking getreden waarbij de kostendelersnorm wordt gewijzigd zodat jongvolwassenen tot 27 jaar niet meetellen als kostendelers voor hun huisgenoten. Dus per 1 januari 2023 afgerond

1718

Motie-Den Haan c.s. over een convenant om arbeidsparticipatie van 45-plussers te bevorderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 69

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1231)

1725

Motie-Segers c.s. over onderzoek door een breed samengestelde commissie naar de ontwikkeling van radicalisering en politieke polarisatie

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 136

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 279, nr. 823)

1735

Motie-Van Kent over een voorstel waardoor uitkeringsgerechtigden alleen de netto-uitkering terugbetalen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 91

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 742)

1736

Motie-Van Baarle over interdepartementale samenhang in de aanpak om tot kansengelijkheid te komen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 94

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 60)

1753

Motie-Léon de Jong over bestaande sociale werkvoorzieningen inzetten voor het realiseren van (beschut) werk

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 241

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2024, 34 352, nr. 300)

1756

Motie-Ceder over onderzoeken welke maatregelen nodig zijn voor toekomstbestendige sociale ontwikkelbedrijven

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 245

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 307)

1773

Motie-Kathmann over gemeenten oproepen om het Kwaliteitskader schuldhulpverlening voortvarend en breed toe te passen

Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 625

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)

1782

Motie-Kathmann over een minimumsalaris van € 14 per uur als voorwaarde bij gemeentelijke aanbestedingen

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1097

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1211)

1794

Motie-Kathmann/Maatoug over een verbod op flitsbezorging door jongeren onder de 16 jaar

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 437

In het derde kwartaal van 2023 is een expliciet verbod voor flitsbezorging tot 16 jaar vastgelegd in de Nadere regeling kinderarbeid. Hiermee wordt invulling aan de motie gegeven

1799

Motie-El Yassini c.s. over niet meewerken aan het plan van de Europese Commissie om arbeidsmigratie uit Marokko, Tunesië en Egypte te bevorderen

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 82

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 22 112, nr. 3856)

1801

Motie-Maatoug c.s. over voldoende publieke waarborgen in het toezicht op de certificerende instelling

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 86

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

1804

Gewijzigde motie-Ceder/El-Yassini over het herhaaldelijk starten van een uitzendbureau na grove overtredingen niet zonder meer mogelijk doen zijn

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 90

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

Tabel 176 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2022-2023

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1817

Motie-Aartsen over voorstellen om werkgerelateerde aspecten van het inburgeringstraject meer te richten op vrouwelijke nieuwkomers

Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 372

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 390)

1824

Motie-Kröger inzake dat huidige energiecrisis het besparen van brandstoffen extra urgent maakt; constaterende dat thuiswerken ervoor zorgt dat er minder gereisd hoeft te worden en er dus energie wordt bespaard, verzoekt de regering om te onderzoeken hoe thuiswerken financieel nog aantrekkelijker kan worden gemaakt

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 714, nr. 17

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 484)

1825

Gewijzigde motie-Van Haga over het werkoffensief van het kabinet met hoge urgentie doorzetten door het beter benutten van het huidige arbeidspotentieel

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1134

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 33 566, nr. 109)

1827

Motie-Ceder/Smals over een periodiek, geaggregeerd overzicht van arbeidsmarktontwikkelingen en behoeftes aan personeel

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1137

Afgehandeld in de SZW-Begroting

1833

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Sahla over zorgen dat iedereen die met kinderen kan en wil werken, aan de slag kan in de kinderopvang

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1148

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 529)

1840

Motie-Wuite c.s. verzoekt de regering om de herijking van het sociaal minimum van Caribisch Nederland mee te nemen in de al lopende Commissie voor de herijking van het sociaal minimum in Europees Nederland of een nieuwe commissie hiervoor in te stellen, om zo te onderzoeken of het sociaal minimum in Caribisch Nederland niet eerder herijkt moet worden, en de Kamer voor het begrotingsdebat Koninkrijksrelaties 2024 te informeren over de onderzoeksresultaten

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 12

Op 6 oktober heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland haar rapport overhandigd (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 IV, nr. 7) aan de Minister voor APP en de Staatssecretaris BZK. Hiermee kan de motie als afgedaan worden beschouwd

1843

Motie-Maatoug over opties uitwerken voor het voortzetten van de inburgering in de opvang

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 13

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 390)

1844

Gewijzigde motie-Podt c.s. over meerjarige financiering van onderdelen van het Programma Participatie en Taal

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 14

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 389)

1845

Motie-Ceder over het optimaal benutten van de kansen die de toekomstige spreidingswet biedt voor een succesvolle inburgering

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 16

De Spreidingswet gaat door het nieuwe kabinet teruggetrokken worden. Het is niet meer relevant. Daarom kan deze motie niet uitgevoerd worden

1848

Motie-De Kort/Pouw-Verweij over met hernieuwde urgentie de transparantie van de kaartenbak van bijstandsgerechtigden realiseren

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 37

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 742)

1849

Motie-De Kort over het doorverkopen van schulden van particuliere schuldenaars als verdienmodel actief tegengaan

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 38

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 27 879, nr. 92)

1850

Motie-Smals/Van Beukering-Huijbregts over het verkennen van de mogelijkheden voor het opzetten van een onlinemarkt voor combinatiebanen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 39

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 522)

1851

Gewijzigde motie-Smals/Van Beukering-Huijbregts over drempels wegnemen voor zelfstandigen om ze een volwaardige rol te laten spelen in de polder en de Stichting van de Arbeid

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 40

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 10)

1852

Motie-Smals over onderzoeken bij sociale partners welke algemeen verbindend verklaarde bepalingen in cao's als knellend of belemmerend worden ervaren

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 41

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1209)

1853

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Sahla over oplossingen zoeken voor ouders die overwegen hun kind van de opvang te halen omdat de kosten te ver oplopen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 46

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2204, 31 322, nr. 522)

1854

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Podt over een laagdrempelige informatiecampagne om arbeidsmigranten te wijzen op hun rechten en om het publiek moderne slavernij te leren herkennen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 48

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 122)

1859

Motie-Kathmann/Maatoug over zorgen dat stoppen met studeren of stage lopen nooit een voorwaarde voor schuldsanering kan zijn

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 54

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

1862

Motie-Ceder c.s. over het in kaart brengen van varianten voor de toekomst van sociaal ontwikkelbedrijven en de financiële consequenties hiervan

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 60

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 300)

1863

Motie-Pouw-Verweij c.s. over er bij het arbeidsmarktbeleid rekening mee houden dat werken in deeltijd een legitieme, persoonlijke keuze is

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 63

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 122)

1865

Motie-Van Baarle/Den Haan over mysteryguestonderzoek een vast onderdeel maken van het antidiscriminatiebeleid voor de arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 67

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1217)

1868

Motie-Den Haan over verkennen of procedures eenvoudiger kunnen zodat mensen met een arbeidsbeperking sneller een baan kunnen krijgen bij mkb-bedrijven

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 71

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-07-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 320)

1869

Motie-Van der Plas over de BKR-registratie van mensen uit de Wsnp zes maanden na afronding van het schuldhulptraject verwijderen als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 73

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1874

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Den Haan over deelnemers onafhankelijk informeren over het invaren van hun pensioen en over de plaats waar zij terechtkunnen met klachten

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 127

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 637)

1875

Motie-Van Beukering-Huijbregts over werkgevers wettelijk verplichten om aspirant-werknemers al voor indiensttreding te informeren over de invulling van de arbeidsvoorwaarde pensioen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 128

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 624)

1879

Motie-Nijboer/Maatoug over actie ondernemen om de kosten voor vermogensbeheer van pensioenfondsen substantieel te verlagen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 142

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 624)

1881

Motie-Palland c.s. over onderzoeken of na invoering van de Wtp de vertegenwoordiging door de belanghebbenden in het pensioenfonds afdoende is voor evenwichtige besluitvorming

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 149

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 624)

1895

Motie-Ceder/Van Kent over zich inzetten voor betere expertise van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op het gebied van minder zichtbare arbeidsbeperkingen

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1169

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 753)

1898

Motie-Kat c.s. over het sneller verwijderen van BKR-registraties na afloop van een minnelijke schuldregeling en de registratieduur gelijkstellen aan die van de wettelijke schuldregeling

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 663

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1899

Motie-De Kort/Ceder over de richtlijnen met betrekking tot privacyregels binnen het betamelijke verruimen

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 664

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1902

Motie-Van Baarle over in gesprek treden over het verlichten van de armoedeproblematiek onder mbo-studenten

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 659

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1904

Motie-Wuite c.s. over met een tijdpad komen voor de invoering van een werkelijk sociaal minimum voor Caribisch Nederland

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 49

Op 6 oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland haar rapport overhandigd (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 IV, nr. 7) aan de Minister voor APP en de Staatssecretaris BZK. Vanuit SZW wordt hard gewerkt aan de opvolging van de aanbevelingen uit het rapport. De Minister voor APP heeft samen met de voorzitter van de Commissie Glenn Thodé in de week van 23 oktober een bezoek gebracht aan Saba, Sint Eustatius en Bonaire om het rapport en de opvolging te bespreken. Hiermee kan de motie als afgedaan worden beschouwd

1905

Motie-Ceder/Van Baarle over met de SVB mogelijkheden bespreken voor maatwerk bij verblijf in het buitenland

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 270

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 389, nr. 121)

1906

Motie-Van Baarle/Ceder over maatwerk binnen de vermogenstoets van de AIO voor gevallen waarin de vermogenstoets leidt tot hardheid in de praktijk

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 271

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 839, nr. 121)

1907

Motie-Palland/Van Kent over bevorderen dat binnen alle arbeidsmarktregio's sociaal ontwikkelbedrijven aanhaken bij RMT's

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 273

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 33 566, nr. 109)

1908

Gewijzigde motie-Van Kent over onderzoeken hoe wordt omgegaan met smartengeld binnen de Participatiewet in verband met de inkomens- en vermogenstoets

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 275

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 303)

1913

Gewijzigde motie-Van Baarle over de oproep van het tijdelijk noodfonds energie aan bedrijven om een bijdrage te doen actief ondersteunen

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 682

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 023, nr. 355)

1915

Motie-Kathmann c.s. over maatregelen om minderjarigen beter te beschermen tegen "buy now, pay later"-diensten

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 687

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1916

Motie-Kathmann/Van der Lee over aandacht besteden aan de impact van een al dan niet diverse sollicitatiecommissie op gelijke kansen voor sollicitanten

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 19

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

1917

Motie-Van Beukering-Huijbregts over werkgevers aansporen om zwangerschap en de combinatie werk en zwangerschap beter bespreekbaar te maken op de werkvloer

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 21

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

1918

Motie-Den Haan/Van Baarle over aandacht voor het tegengaan van leeftijdsdiscriminatie in de communicatie en in hulpmiddelen voor werkgevers

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 22

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

1919

Motie-Palland/El Yassini over werkgevers- en werknemersorganisaties actief betrekken bij de verdere vormgeving van de procedure en de werkwijze in lagere regelgeving

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 23

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

1920

Motie-Palland/Stoffer over bij het opstellen van koopkrachtplaatjes de gevolgen voor kinderen in beeld brengen

Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 698

De motie vraagt om inzicht te geven in referentiebudgetten van sociale minima, hieraan is invulling gegeven door het instellen van de Commissie Sociaal minimum die op 30 juni 2023 het eerste deelrapport heeft gepubliceerd. De Commissie sociaal minimum laat in het rapport de referentiebudgetten zien voor verschillende huishoudtypes op het sociaal minimum. Daarnaast wordt in paragraaf 5.2.8 in de begroting van SZW voor 2024 aandacht besteed aan het bereik en de beschikbaarheid van kindregelingen voor verschillende huishoudsamenstellingen (gezinnen met 1, 2, 3 en 4 kinderen). Afgehandeld met paragraaf in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 2024

1922

Gewijzigde motie-Stoffer/De Kort over een generieke beleidslijn voor een no-riskstatus tussen het einde van de wachttijd en de uitgestelde WIA-claimbeoordeling

Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 705

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 729)

1923

Motie-Kathmann/Van Beukering-Huijbregts over een geautomatiseerd landelijk proces waarbij mensen in één keer inzicht hebben in alle sociale regelingen waar zij recht op hebben

Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 707

Via de voortgangsbrief Werkagenda SUWI is op 20-12-2023 toelichting gegeven op de voortgang (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 739)

1925

Motie-Strolenberg over bij wet-en regelgeving inzake de Arbeidsomstandighedenwet de lastendruk op het mkb in kaart brengen

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 18

Bij elk nieuw wetgevingstraject is standaard voorzien - voorheen op basis van het Integrale Afwegingskader (IAK), thans op basis van het beleidskompas - in de toepassing van kwaliteitseisen (bijvoorbeeld uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar ook in regeldruk en doenvermogen). Motie vraagt daarmee geen verdere actie. Hiermee is de motie afgedaan

1926

Motie-Strolenberg over onderzoeken hoe informatie over een veilige werkomgeving toegankelijker gemaakt kan worden voor ondernemers en werknemers

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 19

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 843, nr. 109)

1931

Motie-Moonen (D66) c.s. over deelnemers wijzen op de mogelijkheid om langer door te werken

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AA

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 18-01-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BK herdruk)

1933

Motie-Crone (PvdA) c.s. over een voortzetting en verruiming van de Regeling voor Vervroegde Uittreding

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, Y

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 19-09-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BC)

1935

Motie-Palland over een integrale jongvolwassenenstrategie om de trend van het uitgesteld leven te keren

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1181

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-05-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 883, nr. 3)

1936

Motie-Van Baarle over een balans vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit van jongeren en anderzijds de zekerheid voor jongeren

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1182

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1220)

1937

Motie-Van der Lee c.s. over het uitwerken van verschillende varianten voor Leven Lang Ontwikkelen die uitvoerbaar zijn voor een volgend kabinet

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1184

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 30 012, nr. 156)

1946

Motie van de leden Sahla en Kathmann over verkennen hoe beleid en uitvoering rond kinderopvang onder de verantwoordelijkheid van één bewindspersoon kunnen vallen

Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 497

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 512)

1947

Motie-Tony van Dijck over het zo spoedig mogelijk uitkeren van de energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 350, nr. 3

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 389, nr. 5)

1952

Motie-Smals/Romke de Jong over het aanpassen van het uitsluitingsbeleid voor individuele zzp'ers door publieke opdrachtgevers

Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 254

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1233)

1953

Motie-De Kort c.s. over overleg met de VNG en de Arbeidsinspectie over een effectieve en laagdrempelige werkwijze voor de handhaving bij misstanden met arbeidsmigranten

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 101

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 488)

1954

Motie-Van Baarle over de eisen in de Wet gelijke kansen bij werving en selectie opnemen in de certificering van uitzendbureaus

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 106

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

1955

Motie-Van Baarle over in de certificering voor uitzendbureaus opnemen dat een onherroepelijke veroordeling wegens arbeidsdiscriminatie kan leiden tot verlies van certificering

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 107

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

1956

Motie-Van Kent over uitspreken dat er maatregelen genomen moeten worden om de ongereguleerde instroom van arbeidsmigranten in te perken

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 108

Deze motie spreekt uit en geeft geen opdracht aan het kabinet. De motie is daarmee afgedaan

1958

Motie-Piri over zich in Brussel inzetten om schijndetachering van derdelanders aan te pakken

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 114

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-05-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 124)

1960

Motie-Podt over een grotere rol voor werkgevers bij het tegengaan van dakloosheid en het bevorderen van re-integratie

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 116

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 122)

1971

Motie-Palland c.s. over een actieve voorlichtingscampagne om werkgevers te stimuleren meer mensen met een beperking in dienst te nemen

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 252, nr. 296

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 310)

1972

Motie-Palland over uitgangspunten voor de finale beoordeling van toekomstscenario’s voor sociaal ontwikkelbedrijven

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 252, nr. 297

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 307)

1975

Motie-Van Weyenberg c.s. over het verkorten van de termijn in de voorwaarde tot twintig jaar

Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 215

Aangepast in het besluit, motie reeds uitgevoerd

1978

Motie-Kat over zorgen dat huishoudens in Nederland niet meer worden afgesloten van water vanwege betalingsproblemen

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 702

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

1979

Motie-Kat/Ceder over de knelpunten in schuldhulpverlening inventariseren met het veld

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 703

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

1980

Motie-Stoffer over onderzoeken of en hoe de kinderbijslag en/of het kindgebonden budget structureel verhoogd kunnen worden

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 704

Afgehandeld in het jaarverslag, paragraaf 11. Koopkracht, voetnoot 5 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 560 XV, nr. 1)

1983

Motie-Ceder/De Kort over een ondersteuningsaanbod voor het mkb om financiële problematiek bij werknemers te herkennen

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 714

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

1984

Motie-Ceder/Stoffer over het duurzaam borgen van een landelijk en lokaal goed samenwerkend netwerk van erkende vrijwilligersorganisaties

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 715

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

1985

Motie-Marijnissen/Van der Plas inzake verzoek regering te voorkomen dat armoede toeneemt in Nederland door de val van het kabinet Rutte IV

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 392, nr. 3

Het kabinet heeft in de augustusbesluitvorming maatregelen genomen om te voorkomen dat de armoede toeneemt in 2024. In de SZW-begroting is nadere toelichting gegeven bij deze maatregelen en de ontwikkeling van armoedecijfers. Is afgedaan met hoofdstuk 5.2 van de SZW-Begroting 2024

1986

Motie-Omtzigt inzake dat aanpak van de problemen die gepaard gaan met arbeidsmigratie gewenst is en uitstel niet kan wachten

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 394, nr. 5

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 392, nr. 5)

1987

Gewijzigde motie-Van Apeldoorn (SP) c.s. over het halveren van de kinderarmoede per 2025 en het opnemen van extra doelen in de miljoenennota 2024 (36 350 IX / 36 350 XV, I)

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 350 IX / 36 350 XV, I

Er wordt opgeroepen om in de komende Miljoenennota maatregelen op te nemen die de kinderarmoede in 2024 zoveel als mogelijk richting dit doel van halvering in 2025 zal doen dalen. Is afgedaan met hoofdstuk 5.2 van de SZW-Begroting 2024

1990

Motie-Wuite en Ceder verzoekt de regering in afwachting van het eindrapport van de commissie Sociaal minimum CN financiële scenario’s uit te werken, waaronder het mogelijk invoeren van het sociaal minimum in 2024, en de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling SZW te informeren

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 74

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 IV, nr. 43)

1992

Motie van het lid Palland over een pilot inzake een bredere rol van de gerechtsdeurwaarder bij vroegsignalering, beslagleggingen en toepassing van het sociaal tarief

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 260, nr. 7

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

Tabel 177 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2023-2024

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1997

Motie-Kathmann/Ceder over samen met de VNG een plan opstellen om het niet-gebruik van de energietoeslag 2023 tot het minimum te beperken

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 389, nr. 13

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

2000

Motie Hermans/Omtzigt over werk blijven maken van het krijgen van meer grip op asiel-, arbeids- en studiemigratie

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 15

Motie overgedragen aan JenV

2002

Motie-Klaver c.s. over het minimumloon per 2024 met 1,7% extra verhogen en de verlaging van het afbouwpunt van het kindgebonden budget voor paren met circa 9.000 euro terugdraaien

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 23

Het kabinet heeft in aanloop naar de Algemene Financiële Beschouwingen op deze motie gereageerd met het verzoek aan de Kamer om te komen met een amendement. De Kamer heeft dat niet gedaan. De motie is wat betreft het deel kindgebonden budget daarmee afgedaan. Er is geen brief gestuurd naar de Tweede Kamer, omdat de Kamer niet met een amendement is gekomen, is het voor het kabinet afgedaan

2005

Motie-Stoffer c.s. over de kinderbijslag structureel verhogen met 250 miljoen euro

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 45

Motie is afgerond: AMvB om kinderbijslag per 1-1-2024 te verhogen is gepubliceerd in Staatsblad 2024, nr. 6, d.d. 22-01-2024 (Stb. 2024, 6)

2006

Motie-Van Baarle c.s. over een noodplan voor als de energierekening stijgt in de winter en dit de koopkracht onder druk zet

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 48

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 48)

2013

Motie-Kathmann over in kaart brengen hoeveel nachtwerk er in Nederland wordt verricht in verschillende sectoren

Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 470

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 496)

2015

Motie-Strolenberg over het bevorderen van de aanwezigheid van risico-inventarisaties en -evaluaties op de werkvloer

Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 473

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 496)

2017

Motie-Van Baarle over een persoonlijke excuusbrief sturen aan mensen die herleidbaar onwettig zijn geregistreerd

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 39

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 761, nr. 295)

2018

Motie-Kathmann/Palland over de voor- en nadelen van het onderbrengen van de onderwijsroute in het publiek bekostigd onderwijs onderzoeken

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 401

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 408)

2028

Motie-Van Weyenberg c.s. over onderzoeken welke belemmeringen jongeren ervaren om toe te treden tot pensioenfondsbesturen

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 619

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 637)

2029

Motie-Palland c.s. over een verduidelijking van de mogelijkheid tot en reikwijdte van restitutie bij PPI's

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 621

Afgehandeld in het debat zelf d.d. 11-10-2023. Een PPI mag een restitutieregeling niet aanbieden in de toekomst

2032

Nader gewijzigde motie-Van Baarle/Dekker-Abdulaziz over onderzoek door de Autoriteit Persoonsgegevens naar het verzamelen, delen en gebruiken van persoonsgegevens van Nederlandse moslims

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 405

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 761, nr. 295)

2033

Motie-Léon de Jong c.s. over de regie nemen bij de cao-onderhandelingen voor de medewerkers in de sociaal ontwikkelbedrijven

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 30

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 304)

2037

Motie-Van Kent over uitspreken dat arbeidsmigratie binnen de Europese Unie gereguleerd moet worden

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 19

Deze motie spreekt uit en geeft geen opdracht aan het kabinet. De motie is daarmee afgedaan

2040

Motie-Kat/Kathmann over de nog niet aangesloten rijksorganisaties en overheidsorganisaties laten aansluiten bij de clustering rijksincasso

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 42

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

2042

Gewijzigde motie-Palland c.s. over bij het verhogen van het minimumloon in Caribisch Nederland ook inzetten op verlaging van de werkgeverslasten

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 49

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 IV, nr. 43)

2044

Motie-Stoffer/Pouw-Verweij over het uitwerken van beleidsvarianten voor verlaging van de belasting-, premie- en regeldruk voor mkb-werkgevers

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 52

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 140, nr. 180)

2045

Motie-Van den Hil over onderzoeken hoe professionele zeggenschap in de kinderopvang vormgegeven kan worden als onderdeel van modern werkgeverschap

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 393, nr. 10

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 529)

2047

Motie-Palland c.s. overwegende dat peuterspeelwerk en voorschoolse educatie een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen, het verminderen van achterstanden en het bevorderen van kansengelijkheid

Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 499

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 512)

2050

Motie-Van Oostenbruggen/Patijn over in de hervormingsplannen voor het non-concurrentiebeding tevens een duidelijke salarisgrens opnemen

Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1235

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1247)

2051

Motie-Inge van Dijk over onderzoeken hoe faciliterend personeelsbeleid in Nederland vormgegeven kan worden

Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1237

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 855, nr. 40)

2053

Motie-Synhaeve c.s. over het moeilijker maken om huishoudens af te sluiten van water door de voorwaarden daarvoor aan te scherpen

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 739

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 756)

2055

Motie-Mohandis c.s. over uitspreken dat het doel om het aantal kinderen dat in armoede opgroeit te halveren wordt gehandhaafd

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 741

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

2057

Motie-Ceder c.s. over voorbereidingen ter hand nemen voor een nieuw incassostelsel gericht op collectief belang

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 744

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 767)

2058

Motie-Ceder/Mohandis over bij aanbieders van BNPL-dienstverlening scherp aandringen op handelen naar geest en doel van de aangepaste Richtlijn consumentenkrediet

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 745

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

2063

Motie-lid Patijn inzake Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met een bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon met 1,2 procentpunt met ingang van 1 juli 2024 (Wet verhoging minimumloon 2024)

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 488 nr. 18

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448 nr. 761)

2069

Motie-Inge van Dijk over een quickscan naar hoe het hoorrecht tot nu toe wordt ingevuld bij verschillende fondsen

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 650

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 650)

2073

Motie-Rajkowski/Van Oostenbruggen over kiezen voor variant 1 uit de Kamerbrief over de eerste tranche van ingroeipadmiddelen

Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 535

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 537)

Lopende moties
Tabel 178 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2014-2015

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

771

Motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing

Kamerstukken II, 2014-2015, 33 981, nr. 40

Deze motie vraagt de heffing te verhogen als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen met een beperking in dienst te nemen. Het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperking is op 17 oktober 2023 ingediend bij de Tweede Kamer. Het verhogen van de heffing als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen in dienst te nemen is pas aan de orde als de quotumheffing is geactiveerd. Dat is gezien de nog lopende parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voorlopig niet aan de orde. Planning: 4e kwartaal 2026

785

Motie-Elzinga (SP) c.s. inzake evaluatie van de wet twee jaar na de inwerkingtreding van quotumheffing

Kamerstukken I, 2014-2015, 33 981, nr. F

De motie betreft de evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van het instrument ‘quotumheffing’ en de Kamer over de uitkomsten ervan te informeren. De quotumheffing is echter opgeschort. Om de in het sociaal akkoord afgesproken quotumregeling uitvoerbaar te maken en de mogelijkheden voor werkgevers om banen te realiseren te vergroten, heeft het kabinet Rutte III op 17 oktober 2023 het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak ingediend bij de Tweede Kamer. Een evaluatie van de quotumheffing is pas aan de orde als het wetsvoorstel is aangenomen en de quotumregeling is geactiveerd. Dit is voorlopig niet aan de orde. Planning: vierde kwartaal 2026

Tabel 179 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2017-2018

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1040

Motie-Wiersma c.s. over een woonlandbeginsel voor de gezinsbijslagen

Kamerstukken II, 2017-2018, 21 501-31, nr. 469

De EPSCO Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Indexatie van gezinsbijslagen of alternatieven daarvoor vormden geen onderdeel van deze algemene oriëntatie vanwege grote bezwaren hiertegen van de huidige Europese Commissie en een meerderheid van de lidstaten. Nederland heeft tegen de algemene oriëntatie gestemd. Nederland heeft samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Ierland een brief over het belang van indexatie van gezinsbijslagen gezonden aan het voorzitterschap, de Europese Commissie en aan alle lidstaten. Indexatie van gezinsbijslagen vormt geen onderdeel van de besprekingen

1063

Motie-Strik overwegende, dat het kabinet zegt in te zetten op een inclusieve samenleving en dat onder meer vertaalt in maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers

Kamerstukken I, 2017-2018, 34 775, nr. G

Het onderzoek naar de maatregelen uit de motie Strik is in oktober 2023 gestart. Op 22 januari 2024 heeft er een eerste klankbordgroep plaatsgevonden. Het eindrapport zal naar verwachting medio september 2024 aan de Kamer worden aangeboden

Tabel 180 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1148

Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid

Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 126

Het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is onderdeel van het wetsvoorstel vereenvoudiging banenafspraak dat op 17 oktober 2023 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Er is een schriftelijke vragenronde gehouden en de nota naar aanleiding van het verslag is op 22 mei 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 4 juni 2024 heeft de commissie SZW besloten dat het wetsvoorstel wordt aangemeld voor plenaire behandeling. Er is nog geen datum bekend voor deze plenaire behandeling

1159

Motie-Ziengs/Stoffer over een eenvoudiger certificering voor bedrijven

Kamerstukken II, 2018-2019, 34 675, nr. 19

De oorspronkelijke aanleiding voor deze motie was het (geplande en later geschrapte) asbestdakenverbod. Nu de regelgeving wordt aangepast naar aanleiding van de EU-richtlijn asbest, wordt dit punt meegenomen in het bekijken van de mogelijkheden voor een stelselherziening. De Kamer is hierover geïnformeerd per brief, d.d. 22 april 2024 (staat op de agenda van het Commissiedebat op 26 september 2024)

1245

Gewijzigde motie-Renkema/Van Weyenberg over een externe evaluatie

Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 159

Minister Koolmees heeft in het Commissiedebat van 24 juni 2021 aangegeven deze evaluatie van het asbeststelsel te willen uitvoeren een half jaar na ingang van de nieuwe regelgeving. Door de implementatie van de EU-richtlijn is de stelsel-herziening vertraagd. De Kamer is hierover geïnformeerd per brief, d.d. 22 april 2024 (staat op agenda van het Commissiedebat op 26 september 2024)

Tabel 181 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1349

Motie-Tielen over opdrachtgevers rechtszekerheid bieden bij het inhuren van een zelfstandige opdrachtnemer

Kamerstukken II, 2019-2020, 25 300 XV, nr. 48

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

1386

Motie-Palland/Smeulders over de toepassing van de WAS uitbreiden naar de sector personenvervoer

Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 971

Planning: brief naar de Tweede Kamer: na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

1387

Motie-Smeulders/Palland over verbetering van de mogelijkheden voor werknemersorganisaties in het kader van de WAS

Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 972

Planning: brief naar de Tweede Kamer: na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

1406

Motie-Van Beukering-Huijbrechts c.s. over borging van privacy betrekken bij de evaluatie

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 12

De wijziging van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening in verband met vroegsignalering wordt na 4 jaar geëvalueerd. De borging van de privacy wordt daarbij betrokken. De Tweede Kamer wordt voor eind 2025 geïnformeerd. Planning: eind december 2025

1423

Motie-Palland over de wet monitoren, er jaarlijks over rapporteren en na drie jaar evalueren

Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 16

Planning: eerste rapportage is verstuurd naar de Tweede Kamer d.d. 30-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 100). De tweede rapportage is d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 681, nr. 121) naar de Tweede Kamer gestuurd. De evaluatie volgt na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

1489

Motie-Jasper van Dijk/Tielen over intensivering van de controle op uitbetaling van uitkeringen in het buitenland

Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 635

In de brief Stand van de Uitvoering van juli 2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 652) is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan deze motie. In het kader van de doorlichting van de socialezekerheidswetten op misbruikrisico’s en het opstellen van een afwegingskader voor de sociale verzekeringswetten die UWV uitvoert worden de misbruikrisico’s geïnventariseerd en geprioriteerd. In de gesprekken over beheersmaatregelen op basis van dat afwegingskader zal deze motie worden meegenomen. UWV zal besluitvorming over de internationale risico’s van deze wetten in 2024 oppakken

Tabel 182 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1527

Motie-Nijkerken-de Haan/Tielen over startbanen voor jonge mensen die aan hun loopbaan willen beginnen

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 31

Beoogd wordt de Kamer eind september 2024 te informeren. Mee laten lopen bij informeren Tweede Kamer door OCW/SZW over wetvoorstel Van school naar duurzaam werk

1560

Motie-Stoffer over uitspreken dat de EU geen richtlijnen dient uit te vaardigen op terreinen waar de EU niet bevoegd is

Kamerstukken II, 2020-2021, 21 501-31, nr. 588

Het kabinet bewaakt bij ieder EU-richtlijnvoorstel dat het richtlijnvoorstel niet ziet op terreinen waar de EU niet bevoegd is. Het kabinet staat hierbij stil in het BNC-fiche waarin de kabinetsappreciatie over het voorstel uiteen wordt gezet

1577

Motie-Gijs van Dijk over alle kwetsbare jongeren in de bijstand een leer-werkaanbod aanbieden

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 669, nr. 5

Beoogd wordt de Kamer eind september 2024 te informeren. Mee laten lopen bij informeren Tweede Kamer door OCW/SZW over wetvoorstel Van school naar duurzaam werk

1597

Motie-Gijs van Dijk over het maximumaantal opvolgende uitzendcontracten in de wet beperken

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 60

Planning: begin 2025 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer

1598

Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over een landelijke pilot van de Bouwplaats-ID mogelijk maken

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 61

Stand van zaken uitvoering motie brief Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 99). Planning: afhandeling motie oktober 2024 naar de Tweede Kamer

1624

Motie-Palland/Van Weyenberg over het monitoren van effecten van het wetsvoorstel

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 613, nr. 18

Wordt afgedaan met de Monitor Arbeid, zorg en kinderopvang, planning: oktober 2024 naar de Tweede Kamer

1627

Motie-Oomen-Ruijten c.s. uitvoering van het keuzerecht op een eenmalige uitkering tot verschillende complexe situaties kan leiden, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de samenloop met fiscale regelingen en huur- en zorgtoeslagen

Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, nr. H

Planning inwerkingtredingsdatum 1 januari 2025. Gemeld in brief aan de Eerste Kamer d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 32 043, BI)

1643

Motie-Van Weyenberg/ Maatoug over een brede adviescommissie om vast te stellen in welke sectoren en beroepen arbeidsmigranten nodig zijn

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 10

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

1644

Gewijzigde motie-Van Baarle over een evaluatie van de wetswijziging binnen drie jaar na inwerkingtreding

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 16

Planning: evaluatie begin 2025 naar de Tweede Kamer

1648

Motie-Gijs van Dijk/Ceder over een oplossing voor de nadelige gevolgen van een loonloze periode

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 830 XV, nr. 10

Er is een concept Ontwerpbesluit die een oplossing biedt voor deze nadelige gevolgen. Deze is in juni 2024 voorgelegd voor internetconsultatie. Momenteel geeft UWV al uitvoering aan een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 november 2023, waardoor voor nieuwe WIA-aanvragen al een oplossing wordt geboden sinds de datum van de uitspraak. Voor reeds lopende WIA-uitkeringen op de datum van de uitspraak wordt dit in de loop van 2024 met uitloop naar 2025 ambtshalve door UWV gecorrigeerd (met terugwerkende kracht tot de uitspraak). Hierover heeft de Minister van SZW de Tweede Kamer geïnformeerd tijdens de commissiedebatten op 2 en 24 april 2024

1650

Motie-Van den Berg c.s. over een werkloosheidsvoorziening in Caribisch Nederland

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 334

Ambtelijk SZW werkt aan de uitwerking van een conceptregeling Werkloosheidsvoorziening BES. De verwachting is dat deze conceptregeling in 2025 voor formele consultatie kan worden uitgezet. De input uit de preconsultatie bij betrokken partijen in Caribisch Nederland (medio 2023) wordt hierin meegenomen. Invoering is voorzien op een zo kort mogelijke termijn

Tabel 183 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

1666

Motie-Gijs van Dijk/Maatoug over het principe «niet terugvorderen, tenzij»

Kamerstukken II, 2021-2021, 26 448, nr. 658

Wordt meegenomen in de herijking van het handhavingsinstrumentarium. Dat wetstraject loopt nog. Momenteel worden de uitvoeringstoetsen, adviezen en internetconsultatie verwerkt. Planning: derde kwartaal 2024

1667

Motie-Van Kent/Palland over verlaging van de arbeidsongeschiktheidsdrempel naar 15%

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 659

Het onderwerp drempelverlaging is onderdeel van de mogelijke aanpassingen aan het arbeidsongeschiktheidsstelsel naar aanleiding van het rapport van de onafhankelijke commissie Toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). In het najaar van 2024 wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de ambtelijke uitwerking van de door OCTAS gegeven adviezen

1681

Motie-Maatoug/Gijs van Dijk over het inzetten van de webmodule in één sector, bijvoorbeeld de gezondheidszorg, inzet webmodule in nabije toekomst

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1078

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het eind van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

1684

Motie-Kwint over fors verlagen van de standaardboete bij de SVB

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 12

Wordt meegenomen in de herijking van het handhavingsinstrumentarium. Dat wetstraject loopt nog. Momenteel worden de uitvoeringstoetsen, adviezen en internetconsultatie verwerkt. Planning: derde kwartaal 2024

1703

Gewijzigde motie-De Kort over gemeenten oproepen meer bijstandsgerechtigden zonder startkwalificatie naar praktijkopleidingen toe te leiden

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 46

Wordt meegenomen in brief aan Tweede Kamer september/oktober 2024 over stand van zaken sectorale ontwikkelpaden en nieuwe scholingsregeling voor inzet resterend STAP-budget (die aan elkaar zijn gerelateerd)

1709

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Gijs van Dijk over het aanpassen van het concurrentiebeding

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 56

Vervolg uitvoering en voortgang motie in brief aan de Kamer d.d. 02-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1196). Planning: einde van het jaar 2024 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer

1710

Motie-Palland/Ceder over onderzoeken ten behoeve van een nieuwe nota Gezinsbeleid

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 59

Het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland is half mei gestart. De resultaten worden eind 2024 verwacht

1712

Motie-Maatoug/Simons over een bevoegdheid voor de Inspectie SZW tot bestuursrechtelijke stillegging bij een vermoeden van ernstige benadeling

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 62

Afhandeling van de motie na de zomer van 2024

1742

Motie-Van Beukering-Huijbregts over voor 1 juli duidelijkheid over de mogelijkheid om voltijdsbonussen in cao’s op te nemen

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 1105

Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2024

1746

Motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over bij uitvoeringsorganisaties aandringen op het in het jaarverslag opnemen van een top drie van gesignaleerde problemen in de uitvoering en de aanpak daarvan

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 12

Via individuele standen van de uitvoering of brieven/rapportage met knelpunten wordt per uitvoeringsorganisatie, toezichthouder of domein inzicht gegeven in de relevante ontwikkelingen – wat goed gaat, wat extra aandacht behoeft en waar burgers en ondernemers in de knel komen door knellende wet- en regelgeving of de dienstverlening. Met inachtneming van de aangenomen motie Van Dijk/Van der Graaf kan worden gekozen voor een aparte rapportage of worden aangesloten bij de bestaande producten zoals het jaarverslag

1752

Motie-Podt over het uitvoeren van maatschappelijke kosten-batenanalyses in het sociaal domein

Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 239

Er lopen, zoals ook wordt benoemd in de laatste monitoringsbrief Participatiewet (juni 2023), meerdere onderzoeken naar potentiële brede baten bij werk/activering. Begin 2024 is gestart met een nieuwe haalbaarheidsstudie om de brede baten bij diverse instrumenten op het gebied van werk/activering, waaronder begeleiding en scholing, beter in beeld te brengen. Deze studie zal meer inzicht geven in wat er al bekend is over de kosten en baten van deze instrumenten. De verwachting is dat deze studie deze zomer wordt afgerond. Daarna zal de Kamer hierover worden geïnformeerd. Ook wordt in spoor 1 van het traject Participatiewet in balans het experimenteerartikel Participatiewet uitgebreid, waardoor bij toekomstige experimenten breder gekeken kan worden dan enkel uitstroom naar werk

1767

Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over onderzoeken of en hoe een onafhankelijk medisch oordeel (financieel) toegankelijker kan worden voor zieke werknemers

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 670

Op 23 april 2024 is de Kamer bij brief (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 753) geïnformeerd over de stand van zaken. Voor de zomer 2024 vindt een overleg plaats met de belanghebbenden. In het najaar 2024 informeren we de Kamer opnieuw over de stand van zaken

1769

Motie-Van Kent over een protocol waarbij moeilijk objectiveerbare ziektes door het UWV bij keuringen worden erkend en serieus genomen

Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 674

Op 23 april 2024 is de Kamer bij brief (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 753) geïnformeerd over de stand van zaken. Voor de zomer 2024 vindt een overleg plaats met de belanghebbenden. In het najaar 2024 informeren we de Kamer opnieuw over de stand van zaken

1771

Motie-Maatoug/Kathmann over de informatievoorziening over de loonheffingskorting bij twee banen verbeteren

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 962, nr. 12

Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2024

1784

Motie-Van Baarle over de mogelijkheid voor opdrachtgevers om overeenkomsten te ontbinden wanneer opdrachtnemers zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1103

Een stand van zaken is gegeven in Voortgangsbrief Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217). Planning brief aan de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

1785

Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over een betere bescherming voor werknemers met slechts gedeeltelijk onvoorspelbare werktijden

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1104

Planning: brief naar de Tweede Kamer januari 2025

1788

Motie-Van Kent over onderzoeken welke begrippen togevoegd, gewijzigd of verhelderd moeten worden voor helderheid

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 335, nr. 19

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2024

1789

Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over rechten voor ouders bij een fusie of overname van een kinderopvangorganisatie

Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 451

Er loopt een onderzoek naar het functioneren van oudercommissies en alternatieve ouderraadpleging. Dit wordt na de zomer afgerond. Uitkomsten worden betrokken bij het bezien van versterking van de ouderparticipatie

1795

Gewijzigde motie-Van Kent/Kathmann over een onderzoek naar de bouwplaats-ID

Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 441

Planning: afhandeling motie oktober 2024

1796

Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over punten om te betrekken in het actieplan verhoging dekkingsgraad cao’s

Kamerstukken II, 2021-2022, 21 501-31, nr. 673

Het actieplan vindt zijn grondslag in de Europese Richtlijn toereikende minimumlonen. Nadat de implementatie van de richtlijn is afgerond, zal het actieplan aan bod komen. Planning: oktober 2025 naar de Tweede Kamer

1800

Motie-Piri c.s. over het aanpakken van malafide uitzendbureaus hoog op de agenda zetten in de EU

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 85

Tijdens een hoogambtelijk bezoek van de ELA op 7 juli 2023 heeft Nederland de aanpak van malafide uitzendbureaus aangedragen om in Europees verband tussen de lidstaten op te pakken en de onderlinge samenwerking op dit thema te bevorderen. De ELA heeft gezegd terug te komen met de mogelijkheden om het thema in ELA-verband te bespreken, bijvoorbeeld tijdens één van de bestaande werkgroepen of een themabijeenkomst

1802

Motie-Maatoug c.s. over in kaart brengen in hoeverre in cao’s afspraken worden gemaakt over toegang tot de werkvloer voor vakbonden

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 87

De motie is gedeeltelijk afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1218). Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

1803

Motie-Palland/Ceder over criteria ontwikkelen om de bredewelvaartsbenadering te concretiseren in het arbeidsmigratiebeleid

Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 89

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

1810

Gewijzigde motie-Podt inzake dat een deel van het participatiebudget overgeheveld is naar het gemeentefonds

Kamerstukken II, 2021-2022, 35 394, nr. 44

We onderzoeken op dit moment hoe uitvoering te geven aan deze motie. De Kamer wordt naar verwachting eind 2024 geïnformeerd

Tabel 184 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2022-2023

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1814

Motie-Dassen over een plan om het STAP-budget gericht in te zetten voor maatschappelijk cruciale sectoren zoals techniek en ICT

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 47

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

1820

Motie-Azarkan/Gündogan over onderzoeken of een loondoorbetalingstermijn van twee jaar bij ziekte een belemmering vormt tot het deelnemen aan de arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1124

De minister heeft in het debat over de krapte op de arbeidsmarkt van 29 september 2022 aangegeven dit te laten onderzoeken door de commissie OCTAS. In de tussenrapportage van oktober 2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 730) is aangegeven dat de re-integratie bij de eigen werkgever in de loondoorbetalingsperiode voorafgaand aan de WIA-aanvraag goed gaat. In het eindrapport van februari 2024 (Bijlage bij Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 748) is tevens vermeld dat inkorting van deze periode uiteindelijk leidt tot verlies van werkgelegenheid. In het najaar van 2024 zal de Kamer hiervan op de hoogte worden gesteld in de toegezegde brief met de ambtelijke uitwerking van de OCTAS-varianten

1822

Motie-Maatoug/Kathmann over het ontwikkelen van een toolkit om voorbereid te zijn op de bewegingen van de arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1129

Deze motie zal meegenomen worden in de Kamerbrief naar aanleiding van de Motie Podt. Planning: na de zomer van 2024

1823

Motie-Van Haga/Léon de Jong over onderzoeken of de arbeidskosten van 55-plussers verlaagd kunnen worden

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1131

Vanuit de brede praktijkverkenning in de seniorenkansenvisie is er met veel verschillende partijen gesproken waaronder uitvoeringsorganisaties, belangenorganisaties, werkgevers en 55-plussers. Er is een verdieping op de antwoorden en ideeën uit deze praktijkverkenning wenselijk en daarvoor zijn onder andere gesprekken met werkgeversorganisaties nodig. Een reactie op de motie volgt in Q3 2024

1832

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Smals over een onderzoek naar de rol van flexibele arbeidstijden in het verbreken van de deeltijdcultuur

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1147

De Tweede Kamer is per brief d.d. 14-11-2022 geïnformeerd over de uitvoering van de motie (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156). Planning: brief naar de Tweede Kamer in het voorjaar van 2025

1834

Motie-Paternotte/Hermans inzake concrete acties waarbij meer werken wordt gestimuleerd door middel van volgbonus, roosteraanpassingen, en leeftijdsontslag binnen het Rijk

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 24

De motie bestaat uit 3 onderdelen. Het gedeelte over de voltijdsbonus is aan bod gekomen in de ‘Kamerbrief over aanpak voltijds- en meerurenbonus in primair onderwijs’. Het gedeelte over leeftijdsontslag is afgedaan in de bijlage ‘Toelichting op motie en toezeggingen‘ bij de Seniorenkansenvisie. Er wordt momenteel naar een Kamerbrief gezocht om het 2e gedeelte van de motie af te doen (roostering). Planning: na de zomer van 2024

1838

Motie-Strolenburg over het korten van de gestelde periode van tien jaar voor verbetering van de uitvoering en dienstverlening

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 VII, nr. 24

De overheidsbrede verandering die het programma Werk aan Uitvoering wil bewerkstelligen vraagt tijd. Er wordt daarom ingezet op een langjarig programma waarbij vanuit verschillende handelingsperspectieven ingezet wordt op de menselijke maat in de dienstverlening, de randvoorwaarden voor onze publieke dienstverleners en de verbetering van het samenspel tussen politiek, beleid en uitvoering. Om zo’n programma goed voor elkaar te krijgen is er bewust een doorlooptijd van tien jaar gekozen, om ervoor te zorgen dat uiteindelijk de nodige stappen gezet kunnen worden

1856

Motie-Kat over onderzoeken welke effecten het heeft om geld uit compensatieregelingen niet in de boedel te laten vallen voor schuldsaneringsregelingen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 50

JenV werkt nog aan een inhoudelijke reactie op het WODC rapport. Daarna kan deze motie worden afgedaan. Planning: na de zomer van 2024

1860

Motie-Palland c.s. over het doorontwikkelen van de STAP-regeling

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 56

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

1861

Motie-Palland c.s. over in de EU pleiten voor bilaterale gesprekken over EU-arbeidsmigratie

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 57

In den brede werkt het kabinet aan de uitvoering van de Roemeraanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten om misstanden aan te pakken, terug te dringen en te beheersen. Het kabinet zet in op een goede samenwerking tussen lidstaten via de Europese Arbeid Autoriteit (ELA) op het gebied van informatievoorziening, het ontwikkelen van handhavingsbeleid en het faciliteren van gezamenlijke en gecoördineerde inspecties. Nederland nam deel aan de pilot ‘informatievoorziening aan seizoenarbeiders’ georganiseerd door de ELA. In deze pilot spraken 10 landen over de inhoud, kanalen en uitdagingen rondom informatievoorziening aan arbeidsmigranten en het kabinet bekijkt nu de mogelijkheden om het beste concrete opvolging te geven aan deze pilot. Ook vanuit SZW zelf zijn er op diverse niveaus regelmatig contacten met landen van origine over de aanpak van misstanden en het verbeteren van de informatievoorziening aan arbeidsmigranten. Daaraan gerelateerd heeft het kabinet op 22 februari 2023 een bijeenkomst georganiseerd voor Europese ambassades in Den Haag over de positie van arbeidsmigranten en het verbeteren van informatievoorziening. Ook heeft de NLA in februari 2023 gesproken met de Spaanse arbeidsinspectie om de samenwerking tussen de beide organisaties te verbeteren en misstanden met Spaanse arbeidsmigranten in Nederland tegen te gaan

1864

Motie-Stoffer c.s. over het alsnog starten van een breed en integraal onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland om te komen tot een nieuwe nota Gezinsbeleid

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 65

Het brede gezinsonderzoek is aanbesteed. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in 2024, planning eind 2024

1871

Motie-Smals over onderzoeken hoe het overgangsrecht voor partnerpensioenaanspraken gestroomlijnd kan worden

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 119

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

1873

Motie-Van Beukering-Huijbregts/Nijboer over ervoor zorgen dat alle externe werknemers die via een aanbestede of uitbestede opdracht voor de overheid werken, pensioen opbouwen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 126

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

1877

Motie-Nijboer/Maatoug over een nieuwe regeling waardoor het voor mensen met zware beroepen ook na 2025 mogelijk is eerder met pensioen te gaan of minder dagen te werken

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 140

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

1878

Motie-Nijboer/Maatoug over verzekerden beter beschermen bij de doorverkoop van portefeuilles door verzekeraars

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 141

Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2024

1887

Motie-Stoffer/Smals over het onderzoeken van de mogelijkheden om de pensioenopbouw voor zelfstandigen te verbeteren, zowel in de tweede als de derde pijler

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 162

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

1893

Motie-Palland/Van den Hil over bij de stelselwijziging van de kinderopvang kansen voor verdere harmonisatie met peuterspeelzaalwerk verkennen en meenemen

Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 476

Met de Kamerbrief «Toekomst financieringsstelsel kinderopvang» van 5 april 2024 heeft het vorige kabinet een update gegeven tot hoe ver zij zijn gekomen met het nieuwe stelsel. Het nieuwe kabinet zal in het regeerprogramma en in de hoofdlijnenbrief van het najaar 2024 aangeven hoe zij met de stelselherziening verder gaan

1894

Motie-Van Beukering-Huijbregts over een pilot starten waarbij UWV cliënten voorafgaand aan de WIA-claimbeoordeling vraagt om vrijwillig relevante medische gegevens te delen

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1164

De pilot is in september 2023 gestart. Aan het eind van november 2023 zijn de eerste beelden besproken tussen UWV en het Ministerie van SZW. De eerste beelden zijn positief. Het definitieve rapport is in februari/maart 2024 door UWV met het Ministerie van SZW besproken. De Kamer wordt hierover in de Kamerbrief over sociaal-medisch beoordelen geïnformeerd. Deze Kamerbrief wordt naar verwachting in het najaar van 2024 naar de Kamer verstuurd

1895

Motie-Ceder/Van Kent over zich inzetten voor betere expertise van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op het gebied van minder zichtbare arbeidsbeperkingen

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1169

Op 23 april 2024 is de Kamer bij brief (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 753) geïnformeerd over de stand van zaken. In het najaar 2024 wordt de Kamer opnieuw geïnformeerd over de stand van zaken

1909

Gewijzigde motie van de leden El Yassini en Van der Molen; De Tweede Kamer verzoekt de regering het tweede project van de Ambachtsacademie na afronding daarvan te evalueren en de Tweede Kamer daarover te informeren

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 VIII, nr. 186

Het tweede project van de Ambachtsacademie liep tot eind 2023. De Ambachtsacademie moet hierover een eindverantwoording opleveren. Op basis van die eindverantwoording vindt vervolgens de evaluatie plaats. De Kamer wordt in 2024 hier nader over geïnformeerd per brief. Planning: december 2024

1911

Motie-Ceder over een verkenning naar een eventuele uitbreiding van de pilot toevoeging verzoek toelating Wsnp

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 678

Er is opnieuw gesproken met de Wsnp-bewindvoerders. Voorstel is om binnenkort gezamenlijk met gemeenten (VNG) en Wsnp-bewindsvoerders om tafel te gaan. Planning: december 2024

1912

Motie-Van Baarle/Ceder over een oplossing voor de weerslag van de lagere beslagvrije voet voor AOW-gerechtigden op de financiële zelfredzaamheid van ouderen

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 681

Verdiepend onderzoek is bijna afgerond. Planning kabinetsreactie is afhankelijk van capaciteit JenV. Streven is verzending na de zomer van 2024

1914

Gewijzigde motie-Kat c.s. over de wet zo aanpassen zodat bij substantiële wijzingen hier eerder en beter op ingespeeld kan worden

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 686

Streven is om de tussentijdse evaluatie van de wet vereenvoudiging beslagvrije voet en de kabinetsreactie in augustus/september naar de Tweede Kamer te sturen

1924

Motie-Van der Lee over onderzoeken of zelfstandigen ook onder de reikwijdte van de wet moeten vallen

Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 16

Dit wordt uitgevoerd als de wet verplichten vertrouwenspersoon is aangenomen door de Eerste Kamer en dan vervolgens na 5 jaar bij evaluatie. De positie van zzp’ers in de arbowet is meegenomen in de Arbovisie 2040

1927

Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over de vrijwillige voortzetting van het partnerpensioen

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AS

Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer 2024

1928

Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over de dekking voor wezenpensioen

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AR

Stand van zaken motie in brief aan de Eerste Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BR). Planning afhandeling motie voorjaar 2025

1929

Gewijzigde motie-Moonen (D66) c.s. over een regeling voor externe geschilbeslechting

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AP

Het Besluit toekomst pensioenen is gepubliceerd d.d. 30-06-2023 in Staatsblad 2023, nr. 217. Planning: motie wordt na drie jaar (in 2027) geëvalueerd en eind van het jaar 2027 naar de Eerste Kamer gestuurd

1932

Motie-Moonen (D66) c.s. over het dichten van een pensioenkloof

Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, Z

Planning: brief naar de Eerste Kamer voor het einde van het jaar 2024

1938

Motie-Van Kent c.s. over een campagne om werknemers ervan bewust te maken dat ze na drie gewerkte maanden kunnen vragen om een contract met het gemiddeld aantal uren

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1188

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2024

1939

Motie van de leden Romke de Jong en Ceder over met sociale partners in gesprek gaan over het belang van wendbare werkenden en de mogelijkheden om arbeidsmobiliteit tussen sectoren eenvoudiger te maken

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1189

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

1940

Motie-Ceder c.s. over bij de uitwerking van het wetsvoorstel voor wijziging van loondoorbetaling bij ziekte duidelijke kaders ontwerpen om willekeur en ongewenste situaties te voorkomen

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1191

Het conceptwetsvoorstel is 13 oktober 2023 voor internetconsultatie gepubliceerd en daarna voor toetsen/adviezen uitgezet bij verschillende organisaties. Planning: eind 2025

1941

Motie-Smals en Den Haan over de effecten van afschaffing van nulurencontracten op de arbeidsparticipatie van gepensioneerden in kaart brengen

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1193

Planning: motie wordt afgedaan met indiening wetsvoorstel flex, na de zomer van 2024 naar de Tweede Kamer

1942

Gewijzigde motie Smals en Bisschop over zelfstandigen en betrokken instanties voorbereiden op een opt-outregeling bij een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (t.v.v. 29544-1194)

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1197

Planning uitvoering van deze motie 4e kwartaal 2024

1943

Motie van het lid Kathmann c.s. over maatregelen nemen om risico's rondom terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag te beperken

Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 494

Samen met Dienst Toeslagen, de sector en stakeholders wordt blijvend gewerkt aan verbetermaatregelen binnen het huidige stelsel met speciale aandacht voor de verbetering van de kwaliteit van de gegevenslevering door kinderopvangorganisaties

1944

Gewijzigde motie van het lid Kathmann c.s. over prijsregulerende, winstregulerende en/of tariefregulerende maatregelen toepassen wanneer kinderopvang nagenoeg gratis wordt (t.v.v. 31322-495)

Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 495 (504)

In het kader van de stelselwijziging wordt tariefregulering verkend

1945

Motie van de leden Van der Lee en Kathmann over onderzoeken of sprake is van overwinsten bij de verkoop van ondernemingen in de kinderopvang

Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 498

De motie blijkt onuitvoerbaar. Het is niet goed mogelijk om een gedegen kwantitatieve inschatting te maken van (over)winsten bij verkoop. Hier is zeer bedrijfsgevoelige informatie voor nodig. Deze informatie is niet openbaar. De motie is ook voorgelegd aan vier onderzoeksbureaus. Ook deze onderzoeksbureaus concluderen dat het niet mogelijk is om een kwantitatieve inschatting te maken van overwinsten bij verkoop in de kinderopvang

1948

Motie van het lid Van Weyenberg c.s. over gerichte maatregelen in de Miljoenennota om armoede en kinderarmoede in 2024 te laten afnemen

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 350, nr. 15

Deze motie zal worden afgedaan in het jaarverslag 2024

1949

Motie-Podt c.s. over de persoonlijke kenmerken van de werkende als ondernemer mee laten wegen bij de beoordeling van arbeidsrelaties

Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 248

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

1950

Motie-Podt c.s. over een inventarisatie van de wensen en zorgen van zelfstandige bijverdieners voor de arbeidsmarkt van de toekomst

Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 249

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het eind van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

1957

Motie-Piri/Kröger over uitzendbureaus verantwoordelijk houden voor een accurate registratie in de BRP van hun buitenlandse werknemers

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 112

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

1959

Motie-Van den Brink/De Kort over het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van arbeidsmigranten niet alleen bestraffen via artikel 447b van het Wetboek van Strafrecht

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 115

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2024

1961

Motie-Ceder/De Kort over uitzoeken of ketenaansprakelijkheid voor arbeidsomstandigheden mogelijk is

Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861 nr. 118

De uitwerking van deze motie maakt onderdeel uit van de actiepunten die voortvloeien uit de Arbovisie 2040. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

1965

Motie-Mutluer over haast maken met het wettelijk opnemen dat bedrijven en organisaties moeten beschikken over een door hen zelf opgestelde en gedragen gedragscode

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 81

De wet gedragscode wordt momenteel uitgewerkt. Naar verwachting start de internet-consultatie in de tweede helft van 2024. De zorgvuldige uitwerking van onderdelen van de wetgeving kost meer tijd dan vooraf verwacht. De planning is daarom bijgesteld (eerder was planning om wetsvoorstel eind 2024 naar Kamer te sturen). In maart 2024 publiceerde de regeringscommissaris haar handreiking ‘Cultuurverandering op de werkvloer’. In deze handreiking wordt daarnaast aandacht besteed aan hoe een gedragscode tot stand komt

1966

Gewijzigde motie-Werner/Van der Laan over het garanderen van goede begeleiding van melders in gedragscodes en meldprotocollen

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 83

De begeleiding van melders wordt meegenomen in het opstellen van de wet gedragscode. Voor meldprotocollen geldt dat deze niet wettelijk verplicht zijn. SZW kan daarom niet garanderen dat een goede begeleiding van melders wordt opgenomen in meldprotocollen. De regeringscommissaris publiceerde in maart 2024 haar handreiking ‘Cultuurverandering op de werkvloer’ voor werkgevers over onder meer het omgaan met meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag en een goede begeleiding van melders

1967

Motie-Kröger over meer vrijheid voor het COA bij de inzet van beschikbare middelen om zo veel mogelijk asielzoekers Nederlands taalonderwijs te kunnen aanbieden

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 139, nr. 10

Deze motie zal in 2026 worden uitgevoerd

1968

Motie-Léon de Jong over het inventariseren van belemmeringen voor werkgevers bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 287

In Q1 2024 zijn sessies georganiseerd met werkgevers ter inventarisatie van de belemmeringen. In de Kamerbrief Resultaten banenafspraak 2023 ontvangt de Kamer een update hiervan. Planning brief: derde kwartaal 2024

1969

Motie-Warmerdam over uitwerken hoe re-integratiebeleid, regionale arbeidsmarktdienstverlening en LLO-beleid elkaar raken

Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 291

Wordt meegenomen in brief aan Tweede Kamer september/oktober over stand van zaken sectorale ontwikkelpaden en nieuwe subsidieregeling voor inzet resterend STAP-budget (die aan elkaar zijn gerelateerd)

1973

Motie-Van Baarle c.s. over werken aan de bekendheid van de mogelijkheid tot aanvraag van het eenmalige onverplichte gebaar

Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 211

Bij het grootste deel van de groep wordt het bedrag ambtshalve toegekend; zij ontvangen het bedrag automatisch. Eventuele publiciteit zal na 1 juli 2024 worden gezocht en bij signalen van niet-gebruik wordt bekeken of en welke bekendheid verder aan het Gebaar kan worden gegeven. Planning: december 2024

1974

Motie-Van Weyenberg c.s. over het niet in de tijd beperken van de vrijstelling van de vermogenstoets van de AIO

Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 214

Het kabinet heeft met het besluit van de ministerraad van 6 oktober 2023 besloten om het eenmalige bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst toe te voegen als zogenaamde vermogensvrijlating aan relevante regelingen ten aanzien van toeslagen en uitkeringen. De feitelijke vermogensuitzondering wordt in de Participatiewet en Awir geregeld, niet in het Tijdelijke besluit. Hiermee is de vermogensuitzondering in essentie al niet in de tijd beperkt

1976

Motie-Sylvana Simons c.s. over het eenmalige bedrag van € 5.000 buiten de boedel laten vallen voor mensen die onder bewind staan

Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 218

De minister heeft hier geen directe invloed op, maar gaat wel in gesprek met bewindvoerders om coulant om te gaan met de 5.000 euro. Dit is akkoord. De gesprekken worden ingepland na de zomer van 2024

1977

Motie-Warmerdam c.s. over het proactief benaderen van de groep huishoudens die onbedoeld onder het bestaansminimum terechtkomt

Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 719

De Kamer is bij brieven van 19 september en 18 december jl. geïnformeerd over de oplossingsrichtingen en het huidige handelingsperspectief voor de alleenverdienersproblematiek. We wachten de uitvoeringstoets van de VNG af en werken ondertussen onder andere met UWV, de VNG en Belastingdienst aan de lijst van huishoudens voor proactieve benadering. Planning: eind december 2024

1982

Motie-Van Kent/Kat over onderzoeken of er voor het toezicht op bewindvoerders toereikende financiering, capaciteit en middelen zijn

Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 707

De uitvoering van de motie wordt opgepakt door JenV in het WODC onderzoek. Dat wordt nu aanbesteed en gaat waarschijnlijk na de zomer van start

1989

Motie Kröger over geen onderscheid maken tussen groepen asielzoekers bij toegang tot de arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 139, nr. 9

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2024

1991

Motie-Den Haan c.s. verzoekt de regering Caribisch Nederland mee te nemen in de opdracht aan de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050

Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 23

De Kamer wordt geïnformeerd met de toezending van het rapport Caribisch Nederland. Beoogd wordt deze in Q3 2024 naar de Kamer te verzenden

Tabel 185 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2023-2024

ID

Omschrijving

Vindplaats

Stand van zaken

1999

Motie-Wilders over de volledige IOAOW voor gepensioneerden continueren

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 8

Planning: 3e kwartaal 2024

2001

Motie-Marijnissen c.s. over ouders na de lichte toets de keuze voor maatwerk aanbieden en dit proces mogelijk maken binnen de hersteloperatie kinderopvang

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 21

Planning: 3e kwartaal 2024

2003

Gewijzigde motie-Bontenbal/Marijnissen over in samenwerking met vakbonden en bedrijven onderzoeken welke fiscale of andere obstakels winstdeling belemmeren

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 28

Financiën, EZ en SZW pakken de motie samen op. Voornemen is dit onderwerp samen met sociale partners te bespreken in de Regiegroep

2010

Motie-Omtzigt c.s. over de 10.000 gezinnen die onder het bestaansminimum leven nog voor de behandeling van de begroting van SZW aanschrijven

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 70

De Kamer is bij brieven van 19 september en 18 december jl. geïnformeerd over de oplossingsrichtingen en het huidige handelingsperspectief voor de alleenverdienersproblematiek. We wachten de uitvoeringstoets van de VNG af en werken ondertussen onder andere met UWV, de VNG en Belastingdienst aan de lijst van huishoudens voor proactieve benadering. Planning: eind 2024

2011

Motie-Palland c.s. over een normkader voor kinderen die als influencer werken of figureren op social media

Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 468

Het onderzoek naar de mogelijkheden voor een normenkader loopt nog en heeft vertraging opgelopen. Brief wordt na de zomer van 2024 aan de Kamer gestuurd

2012

Motie-Kathmann over onderzoek naar de mogelijkheid om het vakbondsrecht op toegang tot de werkplek wettelijk te waarborgen

Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 469

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

2020

Motie-Palland over het belang van contacten met verschillende (religieuze) gemeenschappen in beleid en overheidshandelen

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 403

Zie ook motie-Becker over contacten voorkomen met organisaties die integratie hebben tegengewerkt en/of een ongewenste agenda van buitenlandse beïnvloeding voorstaan. De uitvoeringstoets vindt plaats. Planning: na de zomer van 2024

2025

Motie-Agema over meer bekendheid geven aan de richtlijn voor herstel en re-integratie van werknemers met long covid / postcovid

Kamerstukken II, 2023-2024, 25 295, nr. 2138

In overleg met UWV wordt op dit moment bezien hoe er meer bekendheid gegeven kan worden aan deze bestaande richtlijn. Op 23 april is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot moeilijk objectiveerbare aandoeningen (onder andere moties 1769 en 1895). In het najaar informeren we de Kamer opnieuw over de stand van zaken en daar wordt ook deze motie bij betrokken

2034

Motie-Smals/Pouw-Verweij over een impactanalyse van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 38

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

2035

Motie-Smals c.s. over het beter borgen van draagvlak en representativiteit bij cao-onderhandelingen

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 40

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

2036

Gewijzigde motie-Smals over de positie van zelfstandigen in de polder versterken met onder andere het bestuurslidmaatschap van de Stichting van de Arbeid

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 54

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

2038

Motie-Palland c.s. over verkennen of via gegevenskoppeling het niet-gebruik van kindregelingen kan worden tegengegaan

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 46

De SVB verkent momenteel hoe hier invulling aan gegeven kan worden. Planning: na de zomer van 2024

2039

Motie-Kat over de maatschappelijke opbrengsten en kosten van het afschaffen van de preferente status van de overheid meenemen in het IBO naar problematische schulden

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 43

Motie zal worden afgedaan in een kabinetsreactie – naar verwachting voor Prinsjesdag

2041

Motie-Palland over het in beeld brengen van de maatschappelijke kosten en baten van het afschaffen van de kostendelersnorm voor familieleden

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 48

Begin 2024 is gestart met een nieuwe haalbaarheidsstudie om de brede baten bij diverse instrumenten op het gebied van werk/activering, waaronder de kostendelersnorm, beter in beeld te brengen. Deze studie zal meer inzicht geven in wat er al bekend is over de kosten en baten van deze instrumenten. De verwachting is dat deze studie deze zomer wordt afgerond. Na de zomer/begin najaar 2024 zal de Kamer hierover worden geïnformeerd

2043

Motie-Pouw-Verweij c.s. over voorkomen dat de middeninkomens achterblijven en de marginale druk verder oploopt

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 51

De motie Pouw-Verweij verzoekt het kabinet om bij toekomstige koopkrachtmaatregelen er zorg voor te dragen dat de middeninkomens niet achterblijven en de marginale druk niet verder oploopt. Sinds het aannemen van deze motie is er nog geen koopkrachtbesluitvormingsmoment geweest. Het eerstvolgende besluitvormingsmoment voor koopkrachtmaatregelen is in augustus 2024

2046

Motie-Palland/Kathmann over een experiment om vanuit de bijstand in deeltijd aan het werk te gaan bij een reguliere werkgever voor het wettelijk minimumloon of cao-loon

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 47

In 2024 vindt er een gesprek plaats met gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven om te bezien welke ervaringen er specifiek zijn met het bevorderen van deeltijdwerk voor langdurig bijstandsgerechtigden en er wordt gekeken hoe nader invulling gegeven kan worden aan het verzoek in de motie. Daarbij worden de hierboven genoemde elementen uit de motie betrokken. Er zal daarbij gebruik gemaakt worden van de ervaringen die bij Scalabor zijn opgedaan. Na de zomer van 2024 wordt de Kamer nader geinformeerd

2049

Gewijzigde motie-Van Kent over een compensatieregeling met kostenoverzicht uitwerken voor zzp'ers met een AOW-gat

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 633

Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2024

2052

Motie-Podt over de aanpak van personeelstekorten in publieke sectoren

Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1238

Planning is om de brief naar de Tweede Kamer te sturen in het najaar van 2024

2054

Gewijzigde motie-Mohandis/Palmen over een structurele oplossing voor met name Wajongers die als onbedoeld effect van overheidsbeleid niet meer in aanmerking komen voor een kwijtschelding

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 740

Afstemming met betrokken ministeries en medeoverheden loopt. In verband met de kabinetswissel wordt de Kamer naar verwachting eind zomer 2024 geïnformeerd

2056

Motie-Palmen over bevorderen dat in opleidingen voor medewerkers van uitvoeringsinstanties meer aandacht is voor toepassing van grondrechten en rechtsbeginselen

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 743

Planning: eind 2024

2059

Gewijzigde motie-De Kort c.s. over onderzoeken waarom het nog zo eenvoudig is om de "buy now, pay later"-leeftijdscontroles te omzeilen

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 747

Het kabinet onderzoekt op dit moment de mogelijkheden om leeftijdscontrole verplicht te stellen. Na de zomer van 2024 zullen wij uw Kamer hier verder over informeren

2060

Motie-Flach over een invoeringstoets waarin wordt ingegaan op de effectiviteit en de gevolgen voor werknemers en mkb-werkgevers

Kamerstukkken II, 2023-2024, 36 488, nr. 8

De motie is in uitvoering. Belangrijke toelichting hierbij is dat de indiener Flach tijdens het debat akkoord is gegaan met de interpretatie van MSZW. Die interpretatie is dat MSZW de motie «oordeel Kamer» heeft gegeven, omdat zij de effecten van de verhoging van het minimumloon in kaart zou brengen met drie reeds lopende trajecten. Die drie trajecten zijn:1. Een CPB-onderzoek naar de effecten van de invoering van het minimumloon (in 2024) en verhoging van het minimumloon (in 2023);2. De evaluatie van de hoogte van het minimumloon (gepland voor 2027);3. Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

2061

Motie-Aartsen over de effecten van de verzwaring van werkgeverslasten altijd berekenen en meewegen in de besluitvorming

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 488 nr. 13

Er wordt onderzocht hoe MSZW deze motie kan invullen

2062

Motie-Maatoug/Grinwis over verder werken aan voorstellen voor inkomensonafhankelijke en inkomensafhankelijke directe financiering van kinderopvang

Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 526

Planning: oktober 2024

2064

Motie-White over actief meedenken bij verzoeken uit de praktijk om te innoveren met de kinderopvang op de BES-eilanden

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 306, nr. 11

We zijn met de kinderopvangorganisaties op de eilanden hierover in gesprek en we hebben de eilanden betrokken (en blijven betrekken) bij het uitwerken van de AMvB

2065

Nader gewijzigde motie-Palmen/Mohandis over de Kamer informeren over de wettelijke mogelijkheden en implicaties voor het volledig gelijktrekken van de vermogensgrenzen

Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 742

BZK bereidt een onderzoek voor. Naar verwachting worden de resultaten omstreeks eind 2024 aangeboden aan de Kamer

2067

Motie-Joseph/Vermeer over onafhankelijk laten onderzoeken of het hoorrecht in de praktijk voldoet aan de wensen van de deelnemers en juridisch voldoet

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 639

Planning: november 2024

2068

Motie-Aartsen c.s. over verkennen hoe toetsings- of toezichtkaders aangescherpt kunnen worden om het behalen van een koopkrachtig pensioen bij fondsen centraal te laten staan

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 642

Planning: november 2024

2070

Motie-Mohandis/Palmen over uitspreken dat de voorgenomen aanpassing van hardheden in de Participatiewet doorgang moet vinden

Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 316

Planning: oktober 2024

2071

Motie-Mohandis/Palmen over onderzoeken hoe inkomensondersteunende regelingen van gemeenten ambtshalve verstrekt kunnen worden

Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 317

Planning: brief naar de Tweede Kamer na het zomerreces 2024 (voor Prinsjesdag)

2072

Motie-Zeedijk/Mohandis over mogelijkheden onderzoeken om niet-gebruik van inkomensvoorzieningen tegen te gaan met automatische, geautomatiseerde en vooringevulde aanvragen

Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 319

Voor de beantwoording zijn de uitkomsten van de evaluatie wet eenmalige gegevensuitvraag relevant. Evaluatie wordt eind 2024 verwacht

2075

Motie-Ergin over het borgen van de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 419

De Kamer wordt in Q1 2025 hierover geïnformeerd

2077

Gewijzigde motie-Becker over een juridische definitie uitwerken van problematisch gedrag zodat erop gehandhaafd kan worden

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 427

SZW onderzoekt momenteel welke mogelijkheden er zijn om tot een juridische definitie te komen. Beoogd wordt de Kamer hierover in Q4 2024 te informeren

2078

Motie-Ceder/Becker over met werkgeversorganisaties plannen maken ter bevordering van het beheersen van de Nederlandse taal door EU-arbeidsmigranten en niet-EU-expats

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 428

Planning: eind 2024

2079

Motie-Maatoug c.s. over de wetgeving ter ondersteuning van eenverdienersgezinnen naar de Kamer sturen zodra deze klaar is en uitspreken dat de Kamer deze stukken met voorrang behandelt

Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 757

Planning: oktober 2024

2080

Motie-Flach over diverse concrete opties en richtingen in kaart brengen om eerder stoppen met werken en duurzame inzetbaarheid structureel mogelijk te maken

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 641

Brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

2081

Motie van het lid Van Baarle over in het aankomende nationaal plan tegen discriminatie specifieke maatregelen voorstellen om de strijd tegen moslimdiscriminatie op te voeren

Kamerstukken II, 2023-2024, 30 950, nr. 401

Om te bezien of en waar aanvullende maatregelen voor de aanpak van moslimdiscriminatie nodig zijn, laat de Minister van SZW, in uitvoering van het amendement Van Baarle, momenteel een Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in het eerste kwartaal van 2025. Het volgende Nationaal Programma van de NCDR wordt verwacht aan het eind van 2024. Dat betekent dat de uitkomsten van het Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie helaas nog niet meegenomen kunnen worden in het Nationaal Programma. De Kamer zal in Q1 2025 geïnformeerd worden over mogelijke aanvullende versterkingen gericht op het tegengaan van moslimdiscriminatie

2082

Motie van de leden Chakor en Bamenga over bij het eerstvolgende Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme komen tot concrete maatregelen om moslimdiscriminatie aan te pakken

Kamerstukken II, 2023-2024, 30 950, nr. 460

Om te bezien of en waar aanvullende maatregelen voor de aanpak van moslimdiscriminatie nodig zijn, laat de Minister van SZW, in uitvoering van het amendement Van Baarle, momenteel een Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in het eerste kwartaal van 2025. Het volgende Nationaal Programma van de NCDR wordt verwacht aan het eind van 2024. Dat betekent dat de uitkomsten van het Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie helaas nog niet meegenomen kunnen worden in het Nationaal Programma. De Kamer zal in Q1 2025 geïnformeerd worden over mogelijke aanvullende versterkingen gericht op het tegengaan van moslimdiscriminatie

2083

Gewijzigde motie van de leden Becker en Flach over asielzoekers waarbij het niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag wordt ingewilligd de toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt ontzeggen (t.v.v. 32824-426)

Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 435

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025

2084

Gewijzigde motie Van Hijum en Inge van Dijk inzake dat burgers door een samenloop van verschillende betalingsregelingen van publieke en/of private schuldeisers onder het bestaansminimum terecht kunnen komen

Kamerstukken II, 2023-2024, 36 560, nr. 10

Motie wordt aanhouden, wordt meegenomen in vervolgproces rondom contourenschets stelsel incasso

Afgehandelde toezeggingen
Tabel 186 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2010-2011

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

2382

De Tweede Kamer ontvangt een brief over de beleidsregels UWV inzake de nieuwe weigerings-/intrekkingsgrond, binnen een half jaar nadat het wetsvoorstel door beide Kamers is aanvaard

6-10-2010 Plenaire behandeling Wetsvoorstel Aanpassing Wet arbeid vreemdelingen; introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers

Door meerdere tussentijdse wijzigingen in de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (RuWav) is deze toezegging inmiddels gestand gedaan en niet meer aan de orde

Tabel 187 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2014-2015

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3296

De staatssecretaris zegt toe om als dit aan de orde is te kijken of er, mede in het licht van de noodzaak de effectieve inzet van middelen steeds inzichtelijk te maken, mogelijk extra middelen beschikbaar gesteld kunnen worden voor re-integratie en scholing voor de doelgroep

24-3-2015 (EK) Plenaire behandeling Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33 981)

Het kabinet Rutte III heeft bij diverse afwegingsmomenten bezien of extra middelen beschikbaar gesteld kunnen worden voor de doelgroep banenafspraak. Met de brief van 7 juni 2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 281) en het indienen van het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak bij de Tweede Kamer op 17 oktober 2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 449, nr. 3) is hier invulling aan gegeven. De toezegging is daarmee afgedaan

Tabel 188 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4511

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer toe de voortgangsrapportages over de uitvoering van het pakket maatregelen inzake het ijkpunt voor de bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland, die aan de Tweede Kamer zijn toegezegd, ook aan de Eerste Kamer toe te zenden, om te beginnen voor de zomer van 2019. (T02659).

Parlementaire agenda mondeling overleg EK over bestaansrecht Caribisch Nederland 16-10-2018

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 12-07-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 36 200 IV, nr. X)

Tabel 189 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4068

In de kabinetsreactie op het advies ‘Prikken voor elkaar’ van de Commissie Vermeij is ten aanzien van de maatregel ‘Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang’ aangegeven dat het kabinet deze maatregel en de bijbehorende vraagstukken verder zal uitwerken. Het streven is om uw Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de stand van zaken

1-7-2020 Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang

De toezegging ten aanzien van de communicatie is afgerond. De branche heeft een flyer ontwikkeld en verspreid onder de achterban. De minister van SZW heeft een juridisch afwegingskader opgesteld en gepubliceerd

4086

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (FVD), toe bij de eindevaluatie van de NOW-regeling mee te nemen hoeveel geld er is uitgekeerd aan bedrijven die reeds failliet waren verklaard en aan bedrijven die na de uitkering failliet zijn verklaard

6-7-2020 EK Plenaire behandeling 3e incidentele suppletoire begroting SZW 2020 inzake noodpakket banen en economie 2.0 (35 473)

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 28-06-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 35 420, nr. CI)

Tabel 190 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4092

De Kamer informeren of en wanneer het onderdeel «compensatie bij bedrijfsbeëindiging wegens ziekte van de werkgever» in werking kan treden

Uitgaande brief 16-10-2020 Regelingen compensatie transitievergoeding (Kamerstukken II, 2020-2021, 34 699, nr. 9)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-05-2023 (Kamerstukken II, 2022–2023, 36 350 XV, nr. 2)

4119

Concreet betekent dit dat de Kamer uiterlijk in 2022 op basis van onderzoek inzicht krijgt in hoeverre het genoemde hoofddoel ‘ontwikkeling kind’ van het kinderopvangbeleid is gerealiseerd, met hoeveel inzet van middelen dit gepaard is gegaan en welke verbeteringen en besparingen mogelijk zijn

Uitgaande brief 14-09-2020 Evaluatie- en onderzoeksplanning Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 462)

4125

De minister zal de Kamer per brief informeren over de evaluatie rondom het onderwerp medezeggenschap. In deze brief zal de minister tevens ingaan op de vraag waar het nog niet goed gaat in de medezeggenschap, waarbij hij het thema veiligheid in brede zin zal meenemen

9-2-2021 TK Stemmingen naar aanleiding van de ingediende moties bij het Nota-overleg Smeulders over Samen de baas: een pleidooi voor meer zeggenschap in de zorg, in het onderwijs en bij de politie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 818, nr. 46)

4138

De staatssecretaris heeft toegezegd om de Eerste Kamer te informeren over de aanvullende vragen over de «vrijheid van vestiging» in relatie tot de Europese Commissie en haar oordeel over de TOZO en de coördinatieverordening

17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 21 501-31, nr. 716)

4159

De Minister van Sociale Zaken zegt toe samen met de gemeenten te bezien hoe meer beschutte werkplekken kunnen worden gecreëerd

17-6-2021 WGO Jaarverslagen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 300)

4558

De minister neemt het gebruik van «gluurapparatuur» mee in de tweejaarlijkse enquête onder ondernemingsraden

24-6-2021 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 818 nr. 47)

Tabel 191 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4208

De staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan over goed werkgeverschap, en welke instrumenten en/of handvatten daarbij horen. Hierbij worden ook de opvolging van commissie Borstlap en sociale partners betrokken

30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1233)

4243

De minister zegt toe in 2022 met een voorstel aan de Kamer te komen hoe om te gaan met de 24-weken eis inclusief effect op sociale premies en uitkeringen. Het eerste deel is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Podt en het tweede deel van mevrouw Becker

20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1213)

4245

Na de zomer komt de minister met een wetsvoorstel verhoging WML. (Groenlinks)

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

In de augustusbesluitvorming 2022 heeft het kabinet besloten de in het coalitieakkoord voorgenomen verhoging van het wettelijk minimumloon versneld en geheel door te voeren per 1-1-2023. Daarmee is het genoemde wetsvoorstel dat zag op de verhogingen in 2024/2025 komen te vervallen

4246

De minister informeert de Tweede Kamer vlak na de zomer over een onderzoek bij één middelgrote gemeente naar of er verschillen zijn in de betaling tussen mensen die worden ingehuurd en eigen werknemers. (PVV)

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1211)

4263

De minister gaat de mogelijkheid en wenselijkheid van een screeningstraject voor een VOG in de kinderopvang en het basisonderwijs onderzoeken

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-05-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 27 923, nr. 491)

4267

De minister heeft toegezegd na de zomer een hoofdlijnenvisie gezond en veilig werken aan de Kamer te sturen

12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 477)

4282

Minister heeft op 12 februari 2021 toegezegd meer bekendheid te zullen geven aan de Wet flexibel werken als de situatie na corona weer is genormaliseerd

10-2-2021 Uitgaande brief aanbiedingsbrief met reactie, evaluatie Wet flexibel werken (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1041)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 484)

4283

Minister Van Gennip heeft toegezegd bij de evaluatie van de Wet werken waar je wilt (WJW) aandacht te zullen besteden aan de effecten op de verkeersdrukte

28-6-2022 Plenaire behandeling Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Maatoug tot wijziging van de Wet flexibel werken in verband met het bevorderen van flexibel werken naar arbeidsplaats (Wet werken waar je wilt) (35 714)

Het wetsvoorstel WJW is niet aanvaard in de Eerste Kamer. Er komt geen evaluatie

4285

Daarbij wordt altijd gekeken of een verhoging van boetes daadwerkelijk tot minder overtredingen zou leiden. Na de zomer zal ik u over dit onderwerp nader informeren

30-6-2022 Uitgaande brief Tweeminutendebat arbeidsmigratie (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 81)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 488)

4293

De minister zegt toe dat er een overzicht van best practices uit andere landen gemaakt zal worden, waaronder het Franse voorbeeld omscholing naar techniek, en zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling, middels de Voortgangsbrief VIA, hierover informeren

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1226)

4298

We werken aan een convenant voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie, gericht op het maken van afspraken met brancheorganisaties, sectoren, individuele organisaties, maatschappelijke partijen en belangengroepen. Streven is uw Kamer over de voortgang hiervan voor de behandeling van de SZW-begroting te informeren

14-7-2022 Uitgaande brief Actieplan Arbeidsdiscriminatie (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

4300

Toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking aan het emancipatiebeleid. Naar aanleiding van de oproep van Kamerlid Palland om samen met de coördinerend minister op emancipatiebeleid van gedachten te wisselen over het toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking aan het emancipatiebeleid, zegt de minister toe dat zij samen met minister Schouten dit bespreekt met minister Dijkgraaf en dat het ook in de kansenbrief voor senioren terugkomt

21-6-2022 Mondelinge vraag van het lid Palland (CDA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Jongere razendsnel aan de bak, ’stigma voor wie al meer dan halfjaar zoekt’ (Telegraaf.nl, 17 juni 2022)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1159)

4302

Ik ben voornemens om verschillende beleidsregels inzake boeteoplegging uit te breiden. Het doel hiervan is om de NLA in staat te stellen om feitelijk leidinggevenden bij een overtreding van alle arbeidswetten te beboeten. Ik streef ernaar uw Kamer voor de begrotingsbehandeling nader te informeren over de mogelijkheden voor het effectiever en/of breder in te zetten van dit instrument

14-7-2022 Uitgaande brief Bestrijding recidive bij malafide uitleners

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 488)

Tabel 192 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2022-2023

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4311

GGD GHOR Nederland gaat in september 2022 na of, en zo ja, op welke wijze, de werkwijze verzachtende omstandigheden door GGD’en verschillend wordt toegepast. Indien nodig worden op basis van de uitkomsten vervolgacties ingezet gericht op een optimaal gebruik van de werkwijze verzachtende omstandigheden. Gezien de relatief lange doorlooptijd van inspectieonderzoeken is nog niet zichtbaar hoe vaak gemeenten vervolgens besluiten om wel of niet te handhaven. Ik heb de Inspectie van het Onderwijs (als interbestuurlijk toezichthouder in de kinderopvang) gevraagd om hiernaar onderzoek uit te voeren. De resultaten hiervan worden verwacht in de eerste helft van 2023

Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023–2024, 31 322, nr. 518)

4319

Het kabinet zal uw Kamer informeren voor de zomer van 2023 over private individuele ontwikkelbudgetten in relatie tot uitkomsten van onderzoek dat najaar 2022 wordt verwacht

Uitgaande brief 23-09-2022 Kamerbrief Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 30 012, nr. 156)

4331

Indien de Kamer het advies beleidsmatige richtgetallen van de ACVZ, dat rond half november wordt verwacht, agendeert, zal het kabinet er een (voorlopig) stand over innemen

Parlementaire agenda 21-09-2022-22-09-2022 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 122)

4333

Mevrouw Sahla had het over de roadmap. Die kunnen wij natuurlijk op hoofdlijnen met u delen, maar ik denk wel dat die steeds specifieker wordt naarmate we verder in de tijd komen. Die zal hier en daar ook aangescherpt of meer gedetailleerd worden. Het is prima om dat in de volgende discussie mee te nemen als we het toch periodiek hierover gaan hebben

Parlementaire agenda 21-04-2022 Commissiedebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 512)

4338

Minister zegt toe dat de handreiking evenwichtigheid wordt gedeeld met de Tweede Kamer zodra deze gereed is

Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 614)

4356

De Minister van SZW zegt toe de Kamer te informeren over de voortgang arbeidsmarktinfrastructuur in het voorjaar van 2023 en in het najaar 2023 te informeren over de financiering

Parlementaire agenda 20-10-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 33 566, nr. 109)

4357

Voor de zomer van 2023 zal ik u informeren over de bevindingen van het derde aanvraagtijdvak en over de uitwerking van het extra aanvraagtijdvak waarin ook individuele bedrijven de mogelijkheid krijgen subsidie aan te vragen

Uitgaande brief 24-11-2022 Kamerbrief eerste voortgangsrapportage Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 481)

4358

U ontvangt in 2023 de volgende voortgangsrapportage van SEOR over de tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU)

Uitgaande brief 24-11-2022 Kamerbrief eerste voortgangsrapportage Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 481)

4365

(EK) Ik zeg toe om bij de evaluatie van de Wet werken waar je wilt (WJW) aandacht te zullen besteden aan de relatie met ziekteverzuim

Uitgaande brief 14-11-2022 Initiatiefwetsvoorstel werken waar je wilt

Het wetsvoorstel WJW is niet aanvaard in de Eerste Kamer. Er komt geen evaluatie

4366

Gezien de raakvlakken met onderwijs en zorg ga ik over de uitkomsten van beide onderzoeken en mogelijke vervolgstappen op korte termijn in gesprek met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast wil ik de onderzoeken bespreken met de kinderopvangbranche, de VNG en ouderbelangengroepen. Ook zal dit worden meegenomen in de werkagenda van VWS, OCW, SZW, met VNG, onderwijs en zorgveld, die als doel heeft de verbinding tussen onderwijs, zorg en kinderopvang te verbeteren. Ik zal uw Kamer – zoals toegezegd tijdens het commissiedebat van 21 april – te zijner tijd informeren over de uitkomsten van de gesprekken

Uitgaande brief 15-11-2022 Onderzoeken Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 462)

4373

De Minister van SZW heeft toegezegd de vraag van mevrouw Simons (BIJ1) of er maatregelen getroffen kunnen worden waardoor mensen met een medische urenbeperking tenminste het wettelijk minimumloon per maand verdienen wanneer zij naar vermogen werken, mee te geven aan de onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS)

Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 748)

4382

Informeren over hoe en wanneer STAP-budget gericht kan worden ingezet, op basis van een beoordeling van de uitvoerbaarheid en haalbaarheid door de ketenpartijen en overleg met de relevante departementen

Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 155)

4389

De minister zegt toe hoe er een match gemaakt kan worden tussen sociaal ontwikkelbedrijven (onderzoek reeds gestart) en het «reguliere» bedrijfsleven

Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 300)

4391

De minister zegt toe de Kamer te informeren over de verdere vormgeving en inrichting van spoor 2 van Participatiewet in Balans, in het eerste kwartaal van 2023

Parlementaire agenda 14-12-2022 Commissiedebat Participatiewet

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 283).

4398

Het is heel moeilijk als je in zo’n rouwperiode ook te maken krijgt met financiële onzekerheden. U heeft een lange lijst aan ons overhandigd. Ik wil graag toezeggen dat we naar die voorbeelden gaan kijken en u voor de zomer over de uitkomst informeren

Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 11)

4402

De Kamer te informeren over de gesprekken die gevoerd worden met sociale partners over de regeling vervroegd uittreden en duurzame inzetbaarheid. In de planningsbrief wordt ingegaan op de termijnen

Parlementaire agenda 19-01-2023 Commissiedebat Pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 466)

4406

In de zomer zal de minister de rapportage van het onderzoek naar het niet-gebruik van geboorteverlof aan de Tweede Kamer aanbieden

Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-04-2025 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 855, nr. 39)

4407

Voor of in de zomer zal de minister de Tweede Kamer informeren over de vereenvoudigingsmogelijkheden van de Wazo voor zover het administratieve aspecten of aspecten zonder financiële gevolgen betreft

Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 855, nr. 38)

4408

Na de zomer zal de minister de Tweede Kamer informeren over vereenvoudigingsmogelijkheden in de Wazo die leiden tot een stelselherziening of die financiële impact hebben

Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 855, nr. 39)

4409

In de zomer zal de minister de rapportage van het onderzoek naar gezinsbeleid in ons omringende landen aanbieden

Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 20 512, nr. 18)

4411

(EK) De minister deed de toezegging om de mogelijkheden van toeslagen voor parttimers die meer uren draaien dan het afgesproken deeltijd dienstverband te onderzoeken

Parlementaire agenda 07-02-2023 EK plenaire behandeling wetsvoorstel ‘Initiatiefvoorstel-Kathmann en Maatoug Wet invoering minimumuurloon’

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 21-11-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 33 335, L)

4412

De AmvB Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie zal worden voorgehangen

Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 673, nr. 27)

4413

In de AmvB Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie wordt aandacht besteed aan zwangerschapsdiscriminatie in den brede

Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 673, nr. 27)

4414

In de voortgangsrapportage Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie worden concrete doelen en streefcijfers van het beleid opgenomen

Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

4416

De Tweede Kamer krijgt op korte termijn een brief met de toezeggingen op een rijtje uit het plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie

Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217)

4417

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Rooijen (50PLUS) en Otten (Fractie-Otten), toe het punt over het belang dat senioren langer aan het werk kunnen blijven mee te nemen in de reguliere besprekingen met de werkgevers. Conform de toezegging aan Tweede Kamerlid Den Haan wordt ook bekeken of dat meer via branches en sectoren aandacht kan krijgen in het plan ‘Dichterbij dan je denkt’

Parlementaire agenda 12-07-2022 Behandeling wetsvoorstel wijziging begrotingsstaten SZW 2022 Voorjaarsnota (36120 XV)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-02-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1231)

4418

De minister zegt toe om in de zomer 2023 de Kamer te zullen informeren over het verbeterplan voor een vroege start voor kansrijke asielzoekers en statushouders in het azc

Uitgaande brief 09-03-2023 Aanbiedingsbrief plan van aanpak statushouders aan het werk

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 391)

4422

Ik wil in de loop van 2023 opnieuw in kaart laten brengen hoe de implementatie van de taaleis er op dat moment voorstaat, bij zowel kinderopvangorganisaties als mbo-opleidingen. Ik hecht eraan dat hierbij niet alleen oog is voor de te kwantificeren effecten, maar ook andere signalen een plek krijgen. Ik zal uw Kamer hier uiterlijk begin 2024 over informeren

Uitgaande brief 21-02-2023 Stand van zaken implementatie taaleis Nederlands

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 525)

4425

De minister zegt toe voor de voorjaarsnota een brief over de financiering van inburgering met betrekking tot slachtoffers van mensenhandel aan de Kamer te sturen

Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 391)

4426

De minister zegt toe voor de voorjaarsnota een brief te sturen over het tijdig opstarten van het inburgeringstraject door gemeenten voor personen die nog in COA, asielzoekerscentrum verblijven

Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 389)

4427

De minister zegt toe voor de voorjaarsnota een brief te sturen over Samenspel inburgeringswet en participatiewet

Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 409)

4428

De minister zegt toe voor eind Q2 2023 te komen met een Kamerbrief met betrekking tot de reflectiesessies

Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 200 XV, nr. 99)

4430

De minister zegt toe in gesprek te gaan met de taalschoolbranche en hierover de Kamer te informeren in de volgende verzamelbrief inburgering

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 391)

4431

De minister zegt toe de Kamer begin 2024 te informeren over de evaluatie van de leerbaarheidstoets

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4432

De minister zoekt uit of het mogelijk is om loonkostensubsidie te monitoren specifiek voor de doelgroep statushouders aan het werk en informeert hierover de Kamer in de volgende verzamelbrief inburgering

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 389)

4433

De minister zegt toe afstandsonderwijs voor statushouders te onderzoeken en de Kamer te informeren hierover in de volgende verzamelbrief inburgering

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 408)

4434

De minister zegt toe de evaluatie module aandacht voor zelfbeschikking richting de Kamer te sturen in een aparte Kamerbrief medio zomer (eind Q2/begin Q3)

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 341, nr. 19)

4435

De minister zegt toe uit te zoeken wat de knelpunten zijn bij de begeleiding van de inburgering van gezinsmigranten en de Kamer hierover te informeren, toegevoegd met meer zicht op gezinsmigranten. Deze informatie komt aan het eind van het jaar (Vorig WGO integratie en maatschappelijke samenhang van 21 november 2022 toezegging staat nog)

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 390)

4436

De minister zegt toe in de volgende ronde van het plan van aanpak statushouders aan het werk ook in te gaan op ondernemerschap

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 412)

4437

De minister informeert de Kamer binnenkort over de criteria van de verdeling van de middelen voor het Oranjefonds

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 341, nr. 19)

4438

De minister zegt toe de Kamer te informeren over het gesprek met de VNG over de PIP in de volgende verzamelbrief inburgering

Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 391)

4439

De Minister voor APP zal hierover (diversiteit pensioenbesturen) met de pensioensector in gesprek blijven en u informeren over de verdere voortgang

Uitgaande brief 24-04-2023 Brief Diversiteit pensioenfondsbesturen (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 610)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024 32 043, nr. 637)

4441

De minister zegt toe bij het wetsvoorstel verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten terug te komen op het voldoen van boetes uit de waarborgsom van een uitzendbureau

Parlementaire agenda 08-03-2023 TK Plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

4442

De minister informeert de Kamer kort na het zomerreces over de aanpassing van het wetsvoorstel verplichte certificering van uitzendbureaus naar aanleiding van het advies van de Raad van State

Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

4443

De minister komt terug op de vraag of boetes voor werkgevers die zich niet aan arbeidswetten en -regels houden verhoogd kunnen worden. Kort na het zomerreces

Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 488)

4445

De minister stuurt de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang over 2021 en 2022 in de zomer van 2023 naar de Kamer

Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 508)

4446

De minister zegt toe de financiële consequenties van de arbeidseis in de herziening financieringsstelsel kinderopvang op een overzichtelijke manier aan de Kamer te sturen (middels de hoofdlijnenbrief)

Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 512)

4447

De minister zegt toe de gefaseerde invoering van het nieuwe stelsel in een brief uiteen te zetten. (Dat is óf in de hoofdlijnen, óf in een aparte brief, want er zijn drie hoofdstukken of drie brieven. Hoe gaat het nieuwe ontwerp eruitzien? Hoe gaat de gefaseerde invoering eruitzien? Hoe gaat de marktordening eruitzien?)

Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 512)

4449

De minister informeert de Kamer over twee maanden over de regeling om werkgevers te ondersteunen bij inzet van een groepshulp

Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang

Deze toezegging is afgedaan met de brief Kabinetsreactie SER-advies ‘Waardevol werk: publieke dienstverlening onder druk’ (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 212)

4450

Het onderzoek naar belemmeringen bij agrarische kinderopvang komt dit najaar

Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-05-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322 nr. 524)

4451

Het streven is dat het onderzoek (naar stelselvarianten en invoering van PBR) in het eerste kwartaal van 2024 wordt afgerond. Ik zal uw Kamer vervolgens informeren over de uitkomsten

Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 539)

4461

Minister zal in de handreiking evenwichtige transitie expliciet ingaan op adequate compensatie bij lage dekkingsgraden

Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 614)

4462

Ik ben wel bereid om te verkennen hoe we omgaan met de situatie dat de vraag of het uitzendcontract bij ziekte beëindigd kan worden sterk afhankelijk is van de cao-bepalingen. Deze verkenning zal een maand of zes duren en hoop ik voor het eind van het jaar af te ronden

Parlementaire agenda 30-05-2023 TK plenair debat maatregelen voor hervorming van de Arbeidsmarkt (1e termijn)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1227)

4463

Voor de zomer de Kamer te informeren over de mogelijkheid om het subsidiabele onderwijsaanbod vanaf september te beperken tot OCW-erkende opleidingen en eventueel ander scholingsaanbod dat voldoet aan de criteria, zoals NLQF-ingeschaalde kwalificaties

Uitgaande brief 13-06-2023 Afronding STAP-budget 2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 155)

4464

De Kamer rond de zomer nader informeren over de uitvoering van de motie Van der Lee c.s.

Uitgaande brief 13-06-2023 Afronding STAP-budget 2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 30 012, nr. 156)

4469

Dit najaar informeert de Minister van SZW de Tweede Kamer over het introduceren van een rechtsvermoeden van een dienstverband van zes maanden bij ondeugdelijke administratie en onderbetaling in de Wet minimumloon

Parlementaire agenda 15-06-2023 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 488)

4470

Minister SZW komt voor eind 2023 terug op de vraag van D66-Kamerlid Podt over de meldingsbereidheid van ongedocumenteerden werknemers in relatie tot de B8-regeling

Parlementaire agenda 15-06-2023 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 92 861, nr. 122)

4471

In de eerste voortgangsbrief transitie Wet Toekomst Pensioenen die rond de jaarwisseling naar de Kamer(s) tevens eerste signalen mee te nemen rond de onderwerpen carve out en compensatie

Parlementaire agenda 21-06-2023 Commissiedebat pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 067, nr. 195)

4474

De minister komt, samen met de Minister van VWS, in een brief terug op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam over speeltoestellen bij gastouders

Parlementaire agenda 07-06-2023 Tweeminutendebat Kinderopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 525)

4475

De Minister voor APP heeft toegezegd met Kamerlid Stoffer contact te hebben over zijn onderzoeks- en of informatiewensen over de restitutie bij het nabestaandenpensioen en aanvullend onderzoek te doen

Parlementaire agenda 21-06-2023 Commissiedebat Pensioenonderwerpen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-09-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 616)

4477

Voor de zomer gaat minister nog in gesprek met de zzp-vertegenwoordigers met een SER zetel

Parlementaire agenda 07-06-2023 Commissiedebat ZZP

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 10)

4478

Minister geeft de vraag over mogelijkheden voor individuele zzp’ers om in te schrijven op overheidsopdrachten (los van bemiddelaars) door aan de Minister van BZK

Parlementaire agenda 07-06-2023 Commissiedebat ZZP

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-01-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1233)

4479

Voor haar zomerreces reageert minister op de vragen over AOV, verduidelijking en handhaving vanuit VZN en PZO. De Tweede Kamer ontvangt een afschrift

Parlementaire agenda 07-06-2023 Commissiedebat ZZP

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 26)

4481

De minister heeft toegezegd de Tweede Kamer voor de zomer te informeren over de gevoerde gesprekken met VNG en Cedris over de sociaal ontwikkelbedrijven en de financiële middelen die daarbij horen

Parlementaire agenda 14-06-2023 Commissiedebat Participatiewet

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 300)

4488

(EK T3637) Gesprek met de pensioensector om telefonische ondersteuning in gedragslijn op te nemen (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 15-01-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BJ herdr.)

4487

(EK T3638) Aanstellen regeringscommissaris pensioentransitie (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 24-11-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BF)

4489

(EK T3636) Gesprek sociale partners beeld pensioenopbouw 18- en 19-jarigen in relatie tot franchise (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 32 043, nr. BI)

4490

(EK T3635) Delen plan van aanpak evaluatie rol en positie verschillende belanghebbenden in de fondsen

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 09-11-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 32 043, nr. BI)

4491

(EK T3634) Uitzoeken reglement JenV rondom structuur/onafhankelijkheid geschillencommissie (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 637)

4493

(EK T3632) Wijziging uiterste transitiedatum (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 28-09-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, nr. BD)

4494

(EK T3631) Toetsing aanwijzing geschilleninstantie (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067 nr. BN)

4496

(EK T3629) Overleg sociale partners over gezond doorwerken tot het pensioen ook na 2025 (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 19-09-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, nr. BC)

4497

De minister zal de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de 24-wekeneis in hoger beroep afwachten en uw Kamer informeren over de verdere ontwikkelingen hieromtrent en eventuele aanpassingen voorbereiden

Uitgaande brief 14-07-2023 Kabinetsreactie onderzoek Regioplan «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt»

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-11-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 407)

4499

Het advies over sportduikers en de reactie van de minister hierop, wordt begin 2024 aan de Kamer toegestuurd

Parlementaire agenda Commissiedebat G&VW 15 juni 2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 479)

4500

De Minister van SZW komt voor eind 2023 terug op de vragen SP-Kamerlid Van Kent over lichaamstemperatuur (hittestress)

Parlementaire agenda Commissiedebat G&VW 15 juni 2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 496)

4501

De Minister van SZW komt in het eerste kwartaal 2024 terug op de vraag van SP-Kamerlid Van Kent over de taaleis op de werkvloer

Parlementaire agenda Commissiedebat G&VW 15 juni 2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 496)

4505

De minister zegt toe de Kamer goed op de hoogte te houden over ontwikkelingen rondom het AP-onderzoek

Parlementaire agenda Commissiedebat inburgering en integratie 27-09-2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-03-2024, (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 761, nr. 295)

4509

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt toe dat minister Schouten voor de zomer van 2023 de Kamer zal informeren over een oplossing voor de gebrekkige aansluiting tussen fiscale en sociale regels waardoor mensen onder het bestaansminimum leven. Dit is naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 september 2022. Zij deed die toezegging naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks). (T03642)

Parlementaire agenda EK plenaire behandeling belastingplan 13-12-2022

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 306)

4512

De Minister voor APP zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat het kabinet op de twee deelrapporten van de Commissie sociaal minimum zal reageren, nadat het tweede deelrapport in september 2023 door de commissie is opgeleverd. (T03720)

Parlementaire agenda 13-07-2023 EK Antwoord regering en re-dupliek Wijziging Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX) Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV) met aansluitend Stemmingen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 350 IX / 36 350 XV)

4516

Toezegging toesturen tabel marginale druk eenverdieners (#6.202) (T03646)

Antwoord regering 2e termijn Plenaire behandeling Belastingplan EK

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 10-07-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 36 202, AA)

4518

(EK T3723) Stand van zaken bilaterale belastingafspraken (35.714)

Plenaire behandeling Initiatief wetsvoorstel van Weyenberg en Maatoug «Wet waar je wil werken» 12-09-2022

Afgehandeld met brief van de Staatssecretaris van FIN aan de Eerste Kamer d.d. 11-12-2023 (Kamerstukken I, 2023-2024, 35 714, I)

4519

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie van het lid Koffeman (PvdD), toe dat zal worden uitgezocht of de LIV-regeling niet vooral voordeel voor grote ondernemingen oplevert in plaats van voordeel voor het kleinbedrijf

Antwoord regering 2e termijn Plenaire behandeling Belastingplan EK

In de brief ‘resultaten banenafspraak 2022’ is dit als bijlage opgenomen. Deze brief is ook naar de Eerste Kamer gegaan. Hiermee is aan deze toezegging gestand gedaan. Brief aan de Eerste Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 34 352, nr. V)

4523

De Kamer informeren over de mogelijkheden om op grond van artikel 12 Waadi bij algemene maatregel van bestuur versneld nadere regels te stellen voor onderdelen van de uitzendsector

Commissiedebat Arbeidsmigratie 24-05-2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 36 446, nr. 5)

4527

Toezegging om in gesprek te gaan met jongeren(organisaties) om te toetsen of dit arbeidsmarktpakket hen kan gaan helpen

Geen vindplaats

Gesprek heeft plaatsgevonden. Dit is naar de Kamer gecommuniceerd in de Kamerbrief stand van zaken arbeidsmarktpakket van 06-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1220)

Tabel 193 Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen, vergaderjaar 2023-2024

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4506

De minister zegt toe in de volgende voortgangsbrief Inburgering aan te geven wat de stand van zaken is, met betrekking tot sturingsinformatie van gemeenten in het kader van de monitor inburgering. De volgende voortgangsbrief komt in december 2023

Parlementaire agenda commissiedebat inburgering en integratie 27-09-2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 408)

4507

De minister komt in de volgende voortgangsbrief Inburgering (december 2023) terug op de stand van zaken wat betreft toeslagen (voor statushouders)

Parlementaire agenda commissiedebat inburgering en integratie 27-09-2023

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 408)

4510

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een motie (36.350 IX / 36.350 XV, H) van het lid Schalk (SGP) c.s., toe dat in de zomer de opties om armoede te reduceren worden uitgewerkt, waarbij ook expliciet gekeken wordt naar kinderbijslag en kindgebonden budget. De uitkomsten worden gedeeld met de Kamer. Deze toezegging is voor de heer Schalk reden om de motie in te trekken. (T03721)

Parlementaire agenda Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX) Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV) met aansluitend Stemmingen

Beide regelingen zijn verhoogd in 2024. Dit staat in de SZW-begroting voor 2024. Hiermee is de toezegging afgehandeld

4513

De minister heeft toegezegd dat ze wil nagaan of ze bekendheid van individuele bijzondere bijstand kan vergroten voor jongeren die door gestegen energiekosten financieel in de knel zijn gekomen

Parlementaire agenda 13-09-2023 TK Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023 (36 389)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 733)

4515

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat de Kamer een afschrift van de analyse met betrekking tot het aanpakken van pieken in de marginale druk zal ontvangen, naar aanleiding van de Tweede Kamermotie-Palland

Parlementaire agenda 13-12-2022 Plenaire behandeling Belastingplan EK Antwoord Regering

Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 202, AA)

4517

(EK T3722) Meer bekendheid geven aan bestaande Wet flexibel werken (35.714)

Plenaire behandeling Initiatiefwetsvoorstel van Weyenberg en Maatoug «Wet waar je wil werken» 12-09-2022

In december 2023 heeft een voorlichtingscampagne plaatsgevonden via online-platforms van DPG-media. De campagne heeft 1,7 miljoen mensen bereikt. Daarmee is de toezegging voldaan

4520

Wel heeft de Minister van SZW tijdens de begrotingsbehandeling van SZW op 12 oktober 2023 toegezegd om met de sector in gesprek te gaan over dat een hogere maximum uurprijs niet moet leiden tot hogere tarieven voor ouders

Uitgaande brief 07-11-2023 Extra Verhoging maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag 2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-12-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 519)

4522

In de brief wordt toegezegd de Kamer in de loop van 2024 te informeren over de ontwikkelingen en nadere invulling van de verschillende componenten waarlangs de toegang tot het recht voor kwetsbare werknemers wordt verbeterd

Uitgaande brief 20-10-2023 Kamerbrief Voortgang verbeteren toegang tot het recht arbeidscommissie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 125)

4526

De minister zal in de volgende verzamelbrief kinderopvang ingaan op het werken tijdens daluren bij de Rijksoverheid

Uitgaande brief 03-10-2023 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een structurele regeling voor meertalige dagopvang

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 529)

4531

De minister zal de Tweede Kamer eind 2024 informeren over de verdere stappen die zijn gezet om de kennis te vergroten

Uitgaande brief 22-01-2024 Overzicht dossiers vertrouwensinspecteurs kinderopvang over de jaren 2019-2022

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-05-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 536)

4533

MAPP geeft aan de uitspraak 19 maart in de rechtszaak over het recht van kinderen op toegang tot drinkwater af te willen wachten en zegt toe de Kamer hierover in april te informeren en daarbij ook de vergelijking met de criteria die gelden voor het afsluiten van energie mee te nemen

Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 756)

4534

MAPP zegt toe in de 3e VGR (juni) wat te vertellen over de planning, de te nemen stappen en voortgang van het verbetertraject Rijksincasso. En daarbij Motie Kat/Kathmann mee te nemen

Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

4535

MAPP zegt toe het actieplan basisdienstverlening voor de zomer van 2024 naar de Kamer te sturen

Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

4536

MAPP geeft aan in de volgende VGR specifiek op MKB-ondersteuningsaanbod te rapporteren

Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 653)

4537

MAPP zegt toe om in de VGR nader in te gaan over de manier waarop grote groepen die niet in beeld zijn en niet gebruik maken van regelingen, bereikt kunnen worden

Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)

4538

Ambtelijk voorbereiden van opties om de ruimte voor een concurrentiebeding te laten variëren afhankelijk van inkomen, bijvoorbeeld via een verbod vanaf een inkomen onder 1.5x modaal

Parlementaire agenda 25-01-2024 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1247)

4539

Uitzoeken of het op lokaal niveau mogelijk is maatregelen te nemen die relateren aan het arbeidsrecht bij overlast door individuele (inlenende) bedrijven

Parlementaire agenda 25-01-2024 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 125)

4547

De minister zegt toe in de volgende voortgangsbrief voor de zomer mee te nemen wat er wordt gedaan aan de integratie van arbeidsmigranten, specifiek op het gebied van taal

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 125)

4548

De minister neemt in de volgende uitvoeringsbrief de communities of practice mee

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4549

De minister gaat met VNG in gesprek over hoe een praktijkcomponent met betrekking tot de geschiedenis van de Holocaust wordt vormgegeven door gemeenten in het inburgeringstraject en komt hierop terug na de zomer

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4551

De minister komt terug op de suggestie van het lid Becker om van zelfbeschikking een aparte module te maken in de inburgeringscursus en neemt dat mee in de voortgangsbrief van juni

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4553

De minister gaat naar aanleiding van het Vlaamse buddysysteem inventariseren hoe dit in Nederland gaat en koppelt dit in de voortgangsbrief VIA terug aan de Kamer

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024, (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4556

De minister neemt in de eerstvolgende voortgangsbrief een overzicht op van alle voortgangsbrieven en de termijnen waarop deze voortgangsbrieven aan de Kamer worden gestuurd

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4557

De minister koppelt in juni aan de Kamer terug of overal de meest recente versie van de participatieverklaring wordt gebruikt

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 438)

4562

De minister zegt toe te beschouwen of de belangen van flexkrachten voldoende worden meegenomen bij medezeggenschap

Parlementaire agenda 25-01-2024 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-05-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 818, nr. 48)

4563

De minister heeft toegezegd een Kamerbrief te sturen over het aanpassen van de wachttermijn in relatie tot de implementatie van de nieuwe Opvangrichtlijn

Tweeminutendebat Inburgering en Integratie 30-05-2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 434)

4566

Brief verschil een- en tweeverdieners en verkleinen marginale druk

EK Plenair debat Minimumloon 15-04-2024

Brief is op 21 juni 2024 door Financiën verstuurd (kenmerk 2024-000357903)

4567

Het lid Aartsen (VVD) heeft gevraagd om een brief waarin de kosten en consequenties van wijzigingen aan de Wtp in kaart worden gebracht. Dit loopt mee in de voortgangsrapportage die voor de zomer met de Kamer gedeeld zal worden

Tweeminutendebat Pensioenonderwerpen 4 april 2024

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 653)

Lopende toezeggingen
Tabel 194 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 1996-1997

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3

Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol

Uitgaande brief 29-10-1996 kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) (Kamerstukken II, 1996-1997, 25 478, nr. 4)

Inmiddels is de klacht van de FNV met betrekking tot ondermeer ILO-conventie 81 door de ILO afgehandeld. De ILO heeft geoordeeld dat Nederland voldoet aan het desbetreffende verdrag. In haar rapport heeft de ILO een aantal aanbevelingen gedaan. Reactie van het kabinet op het ILO-rapport is aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 29 427, nr. 103). Er zal dus conform wat eerder is gemeld een kabinetsstandpunt worden voorbereid over goedkeuring van het Protocol nr. 81 bij dit Verdrag nr. 81

Tabel 195 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2013-2014

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

2935

De minister zal de Tweede Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren

20-3-2014 AO SUWI-onderwerpen

De Tweede Kamer wordt in de brief Stand van de Uitvoering eind 2024 geinformeerd

3249

Jaarlijkse rapportage aan het parlement over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen (33.610/33.847)

20-5-2014 Plenaire behandeling Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premie-percentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33 847) (EK)

Op 14-06-2023 is de jaarlijkse rapportage aan de Eerste Kamer verstuurd. Planning: volgende rapportage naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2025

Tabel 196 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2015-2016

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3404

De staatssecretaris wil een duurzame oplossing vinden voor de beroepspensioenregelingen. Daarom wil de staatssecretaris in overleg met de pensioensector en sociale partners kijken naar de wijze van verplichtstelling van beroepspensioenfondsen, in het bijzonder in relatie tot beroepsgenoten in loondienst en zelfstandigen, en mede in relatie tot de voorgenomen wijziging van de vormgeving van verplichtstelling van bedrijfstak-pensioenfondsen

Uitgaande brief 10-12-2015 Beantwoording van de Kamervragen van het lid Vermeij over de representativiteit van beroepspensioenfondsen

Planning: brief naar de Tweede Kamer eind december 2024

Tabel 197 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2017-2018

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3665

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (Groen Links), toe het dictum van de gewijzigde motie Strik c.s. over te nemen en maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden van de effecten van de maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van deze groepen

Parlementaire agenda 04-12-2017 Algemene Politieke Beschouwingen EK

Het onderzoek is eind vorig jaar aanbesteed en loopt tot september 2024. Het eindrapport zal naar verwachting medio oktober 2024 aan de Kamer worden aangeboden

3671

Bij de voorziene evaluatie van het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen wordt aandacht besteed aan de ervaringen en de zorgen van de deelnemers

7-11-2017 Tweede Kamer Plenaire behandeling Wet overdacht Klein Pensioen

De evaluatie wordt in de eerste helft van 2024 afgerond. De Tweede Kamer wordt eind 2024 geïnformeerd over de evaluatie

Tabel 198 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2018-2019

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3753

Het kabinet zal een formeel standpunt innemen over de initiatiefwet Wet gelijke beloning vrouwen en mannen van Ploumen (PvdA), Özütok (Groen Links), Jasper van Dijk (SP) en Van Brenk (50Plus)

19-9-2018 Algemeen Politieke Beschouwingen woensdag 19 september en vrijdag 21 september 2018

De behandeling van het wetsvoorstel was op 2 februari 2021 (1e termijn). Afhankelijk van de voortzetting van verdere behandeling komt het kabinet (bewindspersoon SZW) aan het woord. Het voorstel is nog niet geagendeerd. Planning: december 2024

3762

De minister zegt toe deze wet tot implementatie van de IORP-II richtlijn te evalueren, maar pas in 2022, omdat deze wet pas in 2019 in werking treedt

17-10-2018 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)) (34 934)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

3780

Breed extern onderzoek misbruikrisico’s bij UWV. De minister heeft tijdens het debat aangekondigd dat SZW en UWV samen hebben besloten een breed extern onderzoek te laten doen naar misbruikrisico’s bij het UWV

11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten

De algemene resultaten van het 1e onderzoek (misbruikrisico’s WW) zijn in de brief Stand van de Uitvoering van december 2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630) met de Kamer gedeeld. In een technische briefing is de Kamer op 5 maart 2020 geïnformeerd over dit onderzoek en het toepassen van het afwegingskader. In 2020 heeft de doorlichting van de Ziektewet en de Wet WIA plaatsgevonden. Deze doorlichtingen zijn aan de Kamer verzonden als bijlage bij de Stand van de Uitvoering van december 2020 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 641). De doorlichting van de WAO is afgerond in 2021 en meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering van december 2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 666). De doorlichting van de TW is afgerond in 2022 en meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 693). De doorlichting van de Wajong is afgerond in 2023 en is meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering juni 2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 717). De doorlichting van de WAZO is in 2024 afgerond en zal aan de Kamer worden gezonden als bijlage bij de Stand van de Uitvoering december 2024. De doorlichting van de IOW heeft nog niet plaatsgevonden omdat deze wet zou aflopen. Er is op dit moment een wetsvoorstel in behandeling bij de Tweede Kamer ter verlenging van de IOW. Indien de regeling wordt verlengd, zal ook voor de IOW een doorlichting plaatsvinden

3785

Capaciteit en herprioritering Handhaving UWV. De minister zal de Tweede Kamer informeren als uit het brede externe onderzoek naar misbruikrisico’s blijkt dat er meer capaciteit dan wel een herprioritering van middelen nodig is bij UWV

11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten

De besluitvorming UWV/SZW over de beheersmaatregelen WW is afgerond. De uitkomsten hiervan zijn op hoofdlijnen gepresenteerd in het Meerjarenplan Handhaving van UWV dat als bijlage bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 693) aan de Kamer is aangeboden. De besluitvorming over aanvullende beheersmaatregelen voor de ZW en de WIA is afgerond in december 2022. De Kamer is over de uitkomsten hiervan geïnformeerd in de Stand van de Uitvoering juni 2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 717). Verder worden naar verwachting in 2024 de gesprekken opgestart over aanvullende beheersmaatregelen voor de WAO, TW, Wajong en WAZO. In bovenstaande trajecten zijn/worden eventuele aanvullende maatregelen ten aanzien van risico’s met een landsgrensoverschrijdend karakter niet meegenomen. Gezien de afwijkende en complexe aard als ook de onderlinge samenhang van deze internationale risico’s is besloten om besluitvorming hierover afzonderlijk voor alle wetten samen te laten plaatsvinden. Deze besluitvorming wordt naar verwachting in 2024 opgestart

3837

De staatssecretaris zegt toe dat op alle mogelijke niveaus en op alle mogelijke manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan wordt gedrongen dat zij hun medewerking hervatten. Zodra daar meer over gezegd kan worden, wordt dit met de Kamer gedeeld

6-2-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat naar aanleiding van bericht «vrij spel voor Turkse fraudeurs» (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weekendscholen financieren in Nederland»

Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland

3875

Toezegging om de effecten van het wetsvoorstel voor seizoensgebonden sectoren, waaronder de agrarische sector, onderdeel te laten zijn van de wetsevaluatie. De effecten van de wijzigingen in de berekening van de transitievergoeding op de ontslagkosten van werkgevers zullen ook onderdeel uitmaken van de evaluatie van de WAB

20-5-2019 EK Plenaire behandeling Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB)

In de parlementaire WAB-stukken is aangegeven dat de wet 5 jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd, dus in 2025. Deze elementen worden meegenomen bij de evaluatie

Tabel 199 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2019-2020

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

3949

We streven ernaar uw Kamer in de loop van 2020 te informeren over het tijdstip en de wijze waarop met de openbaarmaking van de inspectieresultaten van Arbo en Atw kan worden gestart

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2024

3950

Er zal verkend worden in hoeverre het aangewezen is de regelgeving aan te passen zodat een vakbond gegevens kan vorderen over een of meerdere schakels in een keten, zonder dat er sprake is van een machtiging van een werknemer

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

3953

Verkenning naar de mogelijkheid persoonsgegevens te verwerken met het oog op niet-verwijtbaarheid

2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

3960

Tussenevaluatie en eindevalutie ten behoeve van SLIM-regeling (Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector) worden gedeeld met de Kamer

11-11-2019 Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123)

Planning: er komt een tussenevaluatie in 2024, planning na de de zomer van 2024 naar de Tweede Kamer (na Prinsjesdag). De eindevaluatie volgt in 2025

Tabel 200 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2020-2021

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4088

De staatssecretaris heeft toegezegd om de vraag over wat de stand van zaken is met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland, door te geleiden naar de Minister van BZ

3-9-2020 TK Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets

Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland

4113

De staatsecretaris gaat met de Minister van Financiën in gesprek over de oplopende betalingsachterstanden bij webwinkels en betrekt daarbij het gebruik van algoritmes

10-12-2020 AO Armoede en Schuldenbeleid

Nieuw op te pakken vraagstuk, met name vraagstuk rond algoritmes. Planning: september 2024

4115

Om te zien of het bieden van een kosteloos ontwikkeladvies doelmatig en effectief is, wordt een evaluatie opgestart. De verwachting is dat in 2021 de eerste resultaten beschikbaar zijn en het eindrapport in 2022 wordt opgeleverd. De uitkomsten van de evaluatie zullen met uw Kamer gedeeld worden

Uitgaande brief 16-11-2020 Aanbiedingsbrief rapport ontwikkeladvies

Planning: het eindrapport volgt na de zomer van 2024 aan de Tweede Kamer (na Prinsjesdag)

4167

Toezegging dat Tweede Kamer in een brief of rapport wordt geïnformeerd over hoe het gaat met het stimuleren van taal door werkgevers bij arbeidsmigranten

16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680)

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2024

4169

De minister heeft toegezegd dat de wet na 3 jaar zal worden geëvalueerd, dat hierbij ook zal worden gekeken naar de maximale duur van een twv en dat hierbij een onafhankelijke commissie zal worden ingeschakeld

16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680)

Planning: brief naar Tweede Kamer begin 2025

4175

Er zal een (beschouwende) brief naar de Kamer worden gestuurd over de relatie tussen arbeidsmigratie en de verschraling van arbeidsvoorwaarden

7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie

Planning: brief naar Tweede Kamer na de zomer van 2024

Tabel 201 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2021-2022

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4192

Voor wat betreft het onderwerp meer duidelijkheid over de afbakening tussen arbeidsrelaties, zal op korte termijn nog een onderzoek van SEO aan uw Kamer worden aangeboden waarin meer inzicht wordt gegeven in potentiële criteria (en de samenhang daartussen) voor het beoordelen van de gezagsverhouding tussen werkverschaffer en werkende

20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

4194

In het kader van het breed maatschappelijk gesprek afgesproken om verder door te spreken over de mogelijkheid van een webmodule voor tussenkomst omdat een webmodule voor tussenkomst waardevol zou kunnen zijn

20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

4195

(EK T3288) Het meenemen van diverse onderwerpen in de evaluatie van de Wet Betaald ouderschapsverlof (35.613)

5-10-2021 EK Plenaire behandeling wijziging van de wet arbeid en zorg, de wet flexibel werken en andere wetten in verband met implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof)

Planning: wordt meegenomen in de evaluatie die in januari 2026 naar de Eerste Kamer gaat

4220

De minister zegt toe aan Hilde Palland (CDA) dat zij de commissie, na afstemming met BZK, in het tweede kwartaal informeert over de voorgenomen verdeling van de begeleidingsmiddelen voor de mensen die vallen onder de banenafspraak via het Gemeentefonds. Het CDA had de vraag gesteld of deze middelen niet op basis van realisaties loonkostensubsidie kunnen worden verdeeld

23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief

Reactie zal meelopen in een brief over de verdeling van middelen beschut in 2025 Q1

4230

Aan PvdA is nog toegezegd dat de ontwikkeling van de jurisprudentie betreffende het belemmeringsverbod nevenarbeid gemonitord wordt en na twee jaar geëvalueerd wordt, waarna de Kamer geïnformeerd wordt

12-4-2022 Plenaire behandeling Implementatie Wet EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (35962)

Planning: brief naar de Kamer november 2024

4252

Minister informeert de Kamer voor de zomer over de uitkomst van gesprekken met de VNG over het signaal van FNV dat bijstandsgerechtigden toestemming moeten vragen voor aanspraak op STAP-budget

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

4253

In de evaluatie van het STAP-budget over twee jaar neemt minister het effect op duurzaam werk mee

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

4254

In de reactie op het ARK-rapport van de Algemene Rekenkamer over handhaving schijnzelfstandigheid gaat minister ook in op de webmodule onder andere in culturele sector

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

4255

Minister informeert de Tweede Kamer in het voorjaar van 2024 over de resultaten van de pilot waarin wordt bijgehouden hoe we in onze aanbestedingen omgaan met overtreders van arbeidswetten, als het gaat om arbeidsmarktdiscriminatie

13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid

Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2024

4261

De minister kijkt bij de monitoring van kwaliteitseisen extra goed naar de gevolgen van de maatregelen die zijn afgekondigd naar aanleiding van de personeelstekorten en de minister brengt deze kwaliteitseisen in kaart

21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang

De ‘Monitor kwaliteitseisen kinderopvang’ is gestart. Het eerste rapport kan naar verwachting eind 2024 aan de Kamer worden aangeboden

4275

Na de zomer informeert de Minister van SZW de Kamer over de uitwerking van de motie-Van Weyenberg/Maatoug over een adviescommissie inclusief brede welvaartsbenadering

1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

4276

Na de zomer informeert de Minister van SZW de Kamer over de uitwerking van het coalitieakkoord als het gaat om circulaire arbeidsmigratie

1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

4281

De minister zegt aan het lid Smals en aan het lid Goudzwaard toe om bij de evaluatie van de ‘Wet waardeoverdracht klein pensioen’ mee te nemen in hoeverre afkoop van pensioen na de pensioeningangsdatum ook mogelijk zou moeten zijn

1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004)

Planning: eerst evaluatie uitvoeren (juni 2024 afgerond) en daarna, eind 2024, brief naar de Tweede Kamer

4288

De minister heeft toegezegd de mogelijkheden te bekijken voor een onderzoek naar weerbaarheid van jongvolwassen tegen ongewenste beïnvloeding en neemt daarbij het onderwerp visitatielessen op Turkse weekendscholen mee

6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie

Beoogd wordt het onderzoek Q1 2025 gereed te hebben. De Kamer wordt daarna geïnformeerd

Tabel 202 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2022-2023

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4303

We verkennen breed waar en in welke mate de VE-tekorten precies spelen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Zodra we de problematiek en de oplossingen goed in beeld hebben, zullen we uw Kamer hierover informeren

Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang

Dit onderzoek wordt door OCW opgezet, in samenwerking met SZW, directie kinderopvang, in de zomer van 2024

4304

Om een beter beeld te krijgen van de wachtlijsten en de wachttijden, start ik op korte termijn een nieuw onderzoek hiernaar

Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang

Het onderzoeksbureau Significant is bezig met het verwerken van data ten aanzien van de wachttijden in de kinderopvang. Op korte termijn wordt de eerste rapportage opgeleverd. Planning: na de zomer van 2024

4330

De minister-president zal met de SER-voorzitter in gesprek gaan om elementen uit de functionele decentralisatie in het Nederlandse bestel te borgen. Het kabinet (SZW, FL, EZK, AZ) zal hierover voor de begrotingsbehandeling van SZW een brief aan de Kamer sturen

Parlementaire agenda 21-09-2022-22-09-2022 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

4332

Het kabinet wordt verzocht om het hebben van een pensioenregeling mee te laten wegen bij aanbestedingsprocedures. Ik laat onderzoeken op welke wijze dat kan. Ik informeer uw Kamer hier uiterlijk aan het eind van het jaar verder over

Uitgaande brief 17-10-2022 Werken zonder pensioenopbouw (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 594)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

4334

Het is mijn voornemen na iedere fase over de deelresultaten van de maatschappelijke dialoog te rapporteren aan uw Kamer. De dialoog wordt gevoerd tot eind 2024 en kan daarmee zowel als input dienen voor het lopende kabinetsbeleid als een volgende formatie

Uitgaande brief 14-11-2022 Kamerbrief gendergelijkheid op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156)

Fase 1: mei 2023 – oktober 2023, rapportage naar de Tweede Kamer november 2023; Fase 2: november 2023 – april 2024, rapportage naar de Tweede Kamer mei 2024; Fase 3: mei 2024 – november 2024, rapportage naar de Tweede Kamer: december 2024

4335

In de eerstvolgende evaluatie van de Algemene nabestaandenwet (ANW) wordt meegenomen dat de groep werknemers zonder pensioenopbouw groeit en wordt onderzocht op welke manier en in welke mate zij gedekt zijn voor het nabestaandenrisico

Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen

De evaluatie moet voor 2028 zijn afgerond. Planning: begin 2028 evaluatie naar de Tweede Kamer

4336

Volgend jaar worden de ervaringen van de RVU en duurzame inzetbaarheid met sociale partners besproken

Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

4379

Nader informeren over fasering van uitvoering maatregelen tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik STAP-budget, in verband met prioritaire doorontwikkeling

Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148)

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

4381

Informeren over uitkomst en verdere aanpak prijsontwikkelingen van aangeboden opleidingen van STAP-budget

Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148)

De toezegging is deels afgedaan met bijlage 3: Rapportage prijsanalyse STAP-opleidingen bij brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 153). Afhandeling van de toezegging volgt na de zomer van 2024 aan de Tweede Kamer (na Prinsjesdag)

4387

De minister zegt toe om samen met de Mininster voor Rechtsbescherming in het tweede kwartaal cijfers op te leveren met betrekking tot schulden als verdienmodel

Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW

Planning brief naar de Tweede Kamer: 2e halfjaar 2024

4397

We hebben binnenkort een veel groter gesprek om juist over die zelfstandigheid en de zzp’ers in semipublieke sectoren te spreken. Ik zeg toe om uit te zoeken hoe wij de webmodule in de zorgsector hebben ingezet

Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW

Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van het jaar 2024 naar de Tweede Kamer

4399

Ik wil de Kamer prima informeren over wat de aanpak gaat zijn over de maatschappelijke dialoog gendergelijkheid. Het gaat in drie fases. Het idee is om bij elke fase natuurlijk niet alleen u, maar ook de maatschappij te betrekken

Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW

Fase 1 van de maatschappelijke dialoog is eind januari 2024 opgeleverd. De Tweede Kamer is daarover geïnformeerd bij brief d.d. 08-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 30 420, nr. 390). Fase 2 volgt voor de zomer van 2024 en fase 3 wordt voor het einde van 2024 uitgebracht

4410

Ik ben voornemens om de nota van wijziging wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding na de zomer van 2023 naar uw Kamer toe te sturen, eventuele wijzigingen voor het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding als gevolg van de Wet toekomst pensioenen zullen daarin ook worden meegenomen

Uitgaande brief 06-02-2023 Diverse Pensioenonderwerpen

Planning: brief naar de Tweede Kamer januari 2025

4415

Na twee jaar rapportage monitoring over de effectiviteit van de Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie en de vraag of de inzet van de Nederlandse Arbeidsinspectie daarbij volstaat

Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673)

De Tweede Kamer wordt geïnformeerd voor de zomer van 2026

4420

De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat indien nodig, aanvullend op de maatregelen in het regeerakkoord, extra maatregelen worden genomen om de halvering van kinderarmoede per 2025 te verwezenlijken (T03508)

Algemeen Politieke Beschouwingen EK 18 oktober 2022

De Kamer wordt uiterlijk op Prinsjesdag in 2024 geïnformeerd over de Rijksbegroting voor 2025. Op basis van de meest recente raming voor 2025 worden hierin indien nodig extra maatregelen genomen om de kinderarmoededoelstelling in 2025 te behalen

4423

Precieze eisen aan het pedagogisch beleidsplan en het taalniveau van beroepskrachten in de anderstalige opvang zullen op een later moment, maar uiterlijk 1-1-2025, in het Besluit kwaliteit kinderopvang worden uitgewerkt

Uitgaande brief 21-02-2023 Stand van zaken implementatie taaleis Nederlands

Dit wordt in 2024 opgepakt, voor het eind van het jaar

4444

De minister onderzoekt de ETK (Extra Territoriale Kosten)-regeling. Hierbij kijkt de minister naar of zo’n regeling überhaupt wenselijk is, en naar de invulling van de regeling: is de regeling tussen de werkgever en de Belastingdienst of tussen de werknemer en de Belastingdienst? Onderzoek wordt na de zomer afgerond

Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie

Planning: brief naar de Tweede Kamer na zomer van 2024

4448

De minister zegt toe de prijsontwikkeling jaarlijks te monitoren per type aanbieder

Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang

Dit wordt meegenomen in opdrachtverlening CBS dashboard

4452

Rond de zomer 2023 worden de tussentijdse resultaten van het monitoronderzoek (naar flexibilsering van toezicht) van GGD GHOR Nederland verwacht. Op basis daarvan zal ik besluiten over het vervolg van dit traject en uw Kamer daarover informeren

Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang

Het nieuwe kabinet zal later een besluit nemen of een wijziging in het huidige beleid ten aanzien van flexibel toezicht gewenst is

4453

Ik zal uw Kamer op gezette tijden informeren over de voortgang (van de verschillende verbeteracties voor toezicht en handhaving)

Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang

Eind 2024 zal de Kamer worden geïnformeerd over verbeteracties en de toekomstplannen voor het stelsel van toezicht en handhaving

4454

De minister gaat met de Minister van BZK in gesprek over mogelijkheden over een accurate inschrijving in BRP en RNI (tegen de achtergrond van de vraag vanuit de Kamer om een uitschrijfplicht in te stellen). De minister informeert de Kamer hierover voor het einde van het kalenderjaar

Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024

4455

De minister stuurt een brief aan de Kamer met de voor- en nadelen voor de arbeidsmigrant van inhoudingen op loon. Na de zomer

Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat Arbeidsmigratie

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

4465

De Minister van SZW gaat de mogelijkheid tot tariefregulering verkennen in aanloop naar het nieuwe stelsel.

Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang

De onderzoeken zijn uitgezet en uitkomsten worden half 2025 verwacht

4466

Daarom gaat de Minister van SZW samen met de sector verkennen hoe de transparantie in de sector verder vergroot kan worden, hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een gedragscode. In deze verkenning wil de Minister van SZW ook aandacht vragen voor de invloed van investeerders op de bedrijfsvoering

Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang

Vanuit de sector wordt er gewerkt aan een kwaliteitscode kinderopvang. Het vergroten van de transparantie in de sector is een belangrijke doelstelling van deze code

4467

De Minister van SZW bekijkt op welke wijze het toezicht bij kinderopvangorganisaties een bijdrage kan leveren aan het bewaken van de kwaliteit

Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang

Eind 2024 zal de Kamer worden geïnformeerd over verbeteracties en de toekomstplannen voor het stelsel van toezicht en handhaving

4468

Daarnaast wil de Minister van SZW, ook in reactie op de Motie Kathmann en Maatoug inzake ouderbetrokkenheid bij fusies en overnames, onderzoeken hoe de ouderbetrokkenheid bij de bedrijfsvoering in ruimere zin vergroot kan worden

Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang

Er loopt een onderzoek naar het functioneren van oudercommissies en alternatieve ouderraadpleging. Dit wordt na de zomer afgerond. Uitkomsten worden betrokken bij het bezien van versterking van de ouderparticipatie

4472

Aan de Kamer is toegezegd dat rond het onderwerp schijnzelfstandigen ook wordt onderzocht welke risico’s er zijn voor pensioenfondsen. Dit zal in de tijdlijn meelopen met de uitwerking van de wetgeving hierover door MSZW

Parlementaire agenda 21-06-2023 Commissiedebat pensioenonderwerpen

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

4473

Professioneel zeggenschap, maar nadat wij die hoofdlijnenbrief hebben gedaan, want first things first. Ik ga dat oppakken en er eens over nadenken, maar dat doe ik ook weer na die hoofdlijnenbrief als u het niet erg vindt. Ik ga dan ook in gesprek met de sector over het bekijken van deze overweging, misschien ook wel voor die code

Parlementaire agenda 16-05-2023 Vervolg commissiedebat Kinderopvang

Na de hoofdlijnenbrief kijken we naar mogelijkheden voor professioneel zeggenschap en gaan we hierover in gesprek met de sector. Planning 3e kwartaal 2024

4480

In de uitwerking van de Participatiewet in balans heeft de minister toegezegd bij de scenariobeschrijving de waarden te bespreken die worden afgewogen tegen elkaar. De scenariobeschrijving volgt in de loop van 2024.

Parlementaire agenda 14-06-2023 Commissiedebat Participatiewet

Dit verlangt uitwerking van de verschillende ‘waarden/begrippen’ en op basis daarvan de uitwerking van een toetsingskader ten behoeve van de herziening van de Participatiewet. Significant voert in opdracht van het Ministerie van SZW een onderzoek uit om hierin te voorzien. Het onderzoek is in Q2 2024 opgeleverd. In het najaar Q4 van 2024 volgen de scenariobeschrijvingen (beleidsopties) waarbij dit toetsingskader wordt ingezet.

4482

Gedurende de transitieperiode zal uitvoering worden gegeven aan de monitoring van de wet toekomst pensioenen op de wijze zoals beschreven in de brief van 14 juni 2023

Uitgaande brief 14-06-2023 Volgen voortgang Transitieperiode wet toekomst pensioenen (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067 nr. 19)

Plan van aanpak uitvoering monitoring is aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191). De eerste voortgangsbrief wordt verwacht in de winter van 2023/2024, de eerste rapportage na de zomer van 2024

4484

Er is toegezegd om het wezenbegrip te uniformeren

Uitgaande brief 16-05-2022 Wetsvoorstel toekomst pensioenen 36 067

Stand van zaken toezegging in brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 653). Planning afhandeling toezegging voorjaar 2025

4485

(EK T3640) Onderzoek naar voorstel CDA opnemen vrijwillige voortzetting risicodekking als default (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2024

4486

(EK T3639) Nudging betrekken bij verbetermogelijkheden pensioen voor zelfstandigen (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Planning: brief naar de Eerste Kamer november 2024

4492

(EK T3633) Uitwerking vrijwillige voortzetting wezenpensioen (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Stand van zaken toezegging in brief aan de Eerste Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BR). Planning afhandeling toezegging voorjaar 2025

4495

(EK T3630) Kamer periodiek informeren over voortgang transitie (36.067)

EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023

Planning: de Eerste Kamer zal doorlopend worden geïnformeerd over de voortgang van de transitie. Op 19-06-2024 is er een voortgangsrapportage verstuurd aan de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BR). Einddatum toezegging januari 2028

4503

De Minister van SZW gaat in gesprek met FNV en Schiphol over onderzoeken naar schadelijke stoffen en informeert de Kamer hierover

Parlementaire agenda Commissiedebat G&VW 15 juni 2023

Gesprek gevoerd. SZW gaat toewerken naar een adviesaanvraag aan de gezondheidsraad (met het oog op classificatie). Daarmee is het verzoek van de FNV ingewilligd. Planning om de Kamer te informeren eind 2024

4504

In het najaar van 2024 zal ik u een periodieke rapportage Arbeid en Zorg doen toekomen

Uitgaande brief 31-08-2023 Opzet periodieke rapportage Arbeid en Zorg

Planning: brief naar de Tweede Kamer eind november 2024

Tabel 203 Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen, vergaderjaar 2023-2024

ID

Omschrijving

Datum/Vindplaats

Stand van zaken

4483

Er is toegezegd om met een voorstel te komen waarbij voor zelfstandigen vrijwillig voortzetten van de pensioenregeling na einde dienstverband, de default wordt

Parlementaire agenda 10-10-2023 WGO Wet toekomst pensioenen

Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2024

4514

Samen met gemeenten en VNG kijk ik naar deze knelpunten en wat voor mogelijkheden er zijn om hiermee om te gaan. Ik zal uw Kamer informeren over de opbrengst hiervan, zodat een volgend kabinet hierover kan besluiten

Uitgaande brief 14-09-2023 Kamervragen kinderopvang voor kinderen van ouders met ernstige ziekte

Er zijn nog gesprekken gaande. Planning brief naar de Tweede Kamer 3e kwartaal 2024

4521

De Minister van SZW heeft hierbij ook toegezegd om de ontwikkeling van de uurtarieven te monitoren aan de hand van de kwartaalrapportages kinderopvang. De ontwikkeling van de uurtarieven in 2024 zal worden vergeleken met de ontwikkeling van tarieven in afgelopen jaren

Uitgaande brief 07-11-2023 Extra Verhoging maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag 2024

In de komende kwartaalrapportage wordt expliciet ingegaan op de ontwikkeling uurtarieven 2024

4524

De minister zegt toe om met name de detacheringsmeldplicht, maar ook breder de situatie van gedetacheerde werknemers, nogmaals te onderzoeken en te evalueren

Uitgaande brief 09-11-2023 Twee Monitor Herziene Detacheringsrichtlijn

Planning: evaluatie wordt voor de zomer van 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd

4525

Representativiteit van werkgevers en werknemers die zich minder vertegenwoordigd voelen in de polder

Begrotingsbehandeling 11 oktober t/m 12 oktober 2023

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (voor Prinsjesdag)

4528

Over de voortgang van het PNIL-programma wordt u op een nader te bepalen moment in 2024 weer geïnformeerd

Uitgaande brief 24-01-2024 Voortgangsbrief werkprogramma PNIL januari 2024

Planning: brief naar de Tweede Kamer eind van het jaar 2024

4529

De minister zegt toe rond februari 2024 terug te koppelen hoe signalen uit de samenleving worden meegenomen in vormgeving van de Nederlandse imamopleiding

Parlementaire agenda Commissiedebat Buitenlandse Inmenging en beïnvloeding 04-10-2023

De Kamer wordt in Q3 2024 hierover geïnformeerd

4530

De minister zal met de sector en de IvhO in gesprek blijven over deze thema’s (Open aanspreekcultuur en de meldplicht; Bekendheid van de MOA en de relatie met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; De rol van het gastouderbureau bij de MOA; rehabilitatie van een beklaagde en de relatie met ouders) en waar mogelijk verbeteracties afspreken

Uitgaande brief 22-01-2024 Overzicht dossiers vertrouwensinspecteurs kinderopvang over de jaren 2019-2022

In behandeling. Sectorpartijen organiseren een bijeenkomst over kindermishandeling, waar de MOA mede besproken zal worden. SZW en IvhO (Inspectie van het Onderwijs) zijn hierbij aanwezig

4532

MAPP zegt toe in de volgende VGR (mei/juni) de Kamer te informeren over het effect van de gedragscode BNPL op het aantal jongeren met schulden als gevolg van BNPL

Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid

Motie nog niet afgedaan; evaluatie van de gedragscode door de BNPL partijen is gepland voor najaar 2024

4540

Regelgeving omtrent recht op kinderopvangtoeslag op erkende feestdagen verduidelijken

Uitgaande brief 15-02-2024 Beantwoording Kamervragen het bericht Kinderdagverblijven en bso's gebruiken vaker trucs om omzet te verhogen

Planning: brief naar de Tweede Kamer 3e kwartaal 2024

4541

Steekproef naar openingstijden uitvoeren (aansluitend bij bestaand uurprijsonderzoek van BOinK en Waarborgfonds Kinderopvang)

Uitgaande brief 15-02-2024 Beantwoording Kamervragen het bericht Kinderdagverblijven en bso's gebruiken vaker trucs om omzet te verhogen

Planning: brief naar de Tweede Kamer 3e kwartaal 2024

4542

Onderzoeken wat er aan toezicht, handhaving en nadere regelgeving wenselijk is

Uitgaande brief 15-02-2024 Beantwoording Kamervragen het bericht Kinderdagverblijven en bso's gebruiken vaker trucs om omzet te verhogen

Planning: brief naar de Tweede Kamer 3e kwartaal 2024

4543

SZW informeert in de zomer van 2024 de Tweede Kamer over de resultaten van de verkenning naar de eventuele maatregelen om de registers kinderopvang aan de privacy regelgeving te laten voldoen

Uitgaande brief 19-12-2023 Onderzoek Inspectie van het Onderwijs

Tot de zomer van 2024 verkent SZW samen met partners wat nodig is om registers kinderopvang aan de regelgeving te laten voldoen

4544

Voor de zomer een kabinetsreactie toesturen op de adviezen van de StvdA en de Taskforce Inkomen voor Later over pensioenopbouw door zzp’ers, en daarin in te gaan op de door de leden gestelde vragen

Commissiedebat Pensioenonderwerpen 4 april 2024

Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2024

4545

Ik blijf de gevolgen van de tijdelijke maatregel monitoren. En ik informeer uw Kamer voor het aflopen van de maatregel (1 juli 2026)

Uitgaande brief 20-03-2024 Verzamelbrief veiligheid en kwaliteit kinderopvang

De staatssecretaris volgt de gevolgen van deze maatregel via de ‘Monitor kwaliteitseisen kinderopvang’

4550

De minister neemt de vraag van het lid Bamenga over de studiekeuze van migranten mee in de volgende voortgangsbrief VIA

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

De Kamer wordt in Q1 2025 hierover geïnformeerd

4552

De minister gaat na of er aanvullende afspraken gemaakt kunnen worden met tekortsectoren over startbanen en koppelt dit in het vierde kwartaal van 2024 terug aan de Kamer

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

De Kamer zal begin 2025 hierover worden geïnformeerd via de voortgangsbrief VIA/SHAW

4554

De minister gaat in gesprek over zelfbeschikking met het landelijk expertisecentrum, in het bijzonder over de Syrische gemeenschap en koppelt dit in september terug aan de Kamer in de voortgangsbrief zelfbeschikking

Commisiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024

Zoals toegezegd zal de Kamer hierover in september 2024 worden geïnformeerd

4559

De uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke effecten van de boetes neem ik, net zoals de ervaringen van de Arbeidsinspectie over het beboeten van feitelijk leidinggevenden en het signaal van de Arbeidsinspectie over de financiële drijfveren bij overtredingen van de Wav, dat ik tegelijkertijd met deze brief naar uw Kamer verstuur, mee in mijn analyse over de verschillende wetten op het gebied van eerlijk werk. Ik verwacht de uitkomsten hiervan aan het eind van het jaar en zal u hierover informeren

Uitgaande brief 26-04-2024 Verzamelbrief Instrumentarium aanpak arbeidsmisstanden

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2024

4560

De minister (BZK) zegt toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2025 de uitkomsten van een onderzoek naar het versterken van de aanpak van moslimdiscriminatie toe te sturen

Commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten 16 april 2024 (BZK)

De Kamer zal in Q1 2025 worden geïnformeerd

4561

De Kamer ontvangt een brief van de Minister van SZW inzake de pilot goed werkgeverschap en de evaluatie van de bevindingen van die pilot in het derde kwartaal 2024

Commissiedebat discriminatie, racisme en mensenrechten, 16-04-2024, vaste commissie Binnenlandse zaken

Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2024

4564

Input CPB-onderzoek naar de wijzigingen van het minimumloon

EK Plenair debat Minimumloon 15-04-2024

Gesprek tussen CPB en SZW loopt. Planning: eind 2025

4565

Recente cijfers verhouding netto minimumloon en netto mediaanloon

EK Plenair debat Minimumloon 15-04-2024

Planning: eind 2024

4568

Er is toegezegd aan het lid Aartsen (VVD) om onderzoek te doen naar de verschillende verplichtstellingen en hoe de criteria daar zijn geformuleerd in kaart te brengen

Tweeminutendebat Pensioenonderwerpen 4 april 2024

Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2024

4569

(EK T3899) De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat de brief over het publiceren van het boetebeleid ook aan de Eerste Kamer verstuurd zal worden

EK Plenaire behandeling Wet toezicht gelijke kansing bij werving en selectie 27 februari 2024

Planning: brief naar de Eerste Kamer voor het einde van het jaar 2024

4570

(EK T3897) De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat zij vermoedelijk dit jaar nog de aanpakbrief over de naleving van de Wet op de Ondernemingsraden kan versturen aan zowel de Tweede als Eerste Kamer

EK Plenaire behandeling Wet toezicht gelijke kansing bij werving en selectie 27 februari 2024

Planning: brief naar de Eerste Kamer in maart 2025

4571

(EK T3898) De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Wijk (BBB) en Van Rooijen (50PLUS), toe de OR nadrukkelijker bij maatschappelijke thema’s, zoals werving en selectie, te betrekken. Dit punt wordt meegenomen in de actualisering en evaluatie van de WOR

EK Plenaire behandeling Wet toezicht gelijke kansing bij werving en selectie 27 februari 2024

Planning: brief naar de Eerste Kamer in maart 2025

4572

De Minister-president zal, samen met de Minister van SZW, de suggestie van GL/PvdA bezien om in overleg te treden met de vakbeweging (mede naar aanleiding van brief FNV over het hoofdlijnenakkoord)

Debat Regeringsverklaring Tweede Kamer d.d. 03-07-2024/04-07-2024

Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2024 (na Prinsjesdag)

Bijlage 5: Subsidieoverzicht

Deze twee tabellen geven een overzicht van de subsidiebudgetten op de begroting van SZW. In deze budgetten is de rijksbrede generieke taakstelling op subsidies verwerkt.

Tabel 204 Subsidies uit hoofde van subsidieregelingen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Naam subsidie (regeling)

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie

1

Actieprogramma DILLO

488

13.934

9.743

12.764

10.544

11.344

11.344

 

2025

2028

1

Stimuleringsregeling LLO in het MKB

46.403

66.831

116.014

88.791

78.205

45.547

40.623

2024

2025

2024

1

STAP

108.767

1.187

0

0

0

0

0

2023

2025

2023

1

NOW

316.315

1.155.793

0

0

0

0

0

 

2024

2024

1

NL leert door

23.525

120

0

0

0

0

0

2022

2024

2021

1

MDI&EU

28.301

221.669

171.389

330.907

174.493

0

0

2022

2026

2025

1

Onderzoek interventies arbeidstijd

0

56

3.280

3.102

3.160

3.289

4.407

 

2029

 

2

Armoedeschulden

80

0

0

0

0

0

0

2020

2018

2

Geldzorgen Armoede en Schulden

6.734

17.192

18.000

1.108

2.573

3.742

3.132

2024

2025

2023

4

Scholing jonggehandicapten1

13.291

13.300

14.200

14.200

14.200

14.200

14.200

2022

2026

2028

5

Praktijkleren

1.512

3.117

4.000

2.800

2.800

2.800

2.800

2024

2025

2024

 

TOTAAL

545.416

1.493.199

336.626

453.672

285.975

80.922

76.506

   

X Noot
1

Tabel 205 Incidentele subsidies (bedragen x € 1.000)

Artikel

Naam subsidie

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Laatste evaluatie

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie

1

Arbeidsmarkt

4.067

6.252

12.705

6.947

5.541

5.541

7.008

2020

2027

 
 

Algemeen

4.067

5.718

11.104

5.346

3.940

3.940

3.940

   
 

Meer uren werkt

0

534

1.601

1.601

1.601

1.601

3.068

   

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

89.073

115.957

100.845

40.216

33.562

33.547

30.611

2020

2026

 
 

Subsidies algemeen: alle kinderen doen mee

17.643

12.645

10.899

15.899

15.899

15.899

15.899

   
 

Overige subsidies algemeen

36.059

39.742

26.376

20.824

14.170

14.155

11.219

   
 

SBCM

3.360

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

   
 

NIBUD

366

770

770

693

693

693

693

   
 

Noodfonds

29.545

60.000

60.000

0

0

0

0

   
 

Waarborgfonds

2.100

0

0

0

0

0

0

   

5

Werkloosheid

6.328

7.792

4.281

0

0

0

0

2023

2030

 
 

Algemeen

505

725

0

0

0

0

0

   
 

Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening

5.823

7.067

4.281

0

0

0

0

   

7

Kinderopvang

12.327

17.073

25.233

27.199

28.820

27.930

29.229

2023

2025

 
 

Algemeen

505

1.193

4.050

4.050

4.050

2.050

2.050

   
 

Instellingssubsidie

830

857

0

0

0

0

0

   
 

Caribisch Nederland

10.992

15.023

21.183

23.149

24.770

25.880

27.179

   

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

15.896

25.156

8.599

8.547

5.539

4.479

4.422

2023

2029

 
 

Opbouw kennisfunctie integratie

3.213

2.583

2.664

2.563

2.563

2.179

2.140

   
 

Vluchtelingenwerk

1.018

1.409

1.176

1.176

1.176

1.000

982

   
 

Overige subsidies algemeen

4.037

3.953

1.259

1.308

1.800

1.300

1.300

   
 

Subsidie statushouders

0

3.500

3.500

3.500

0

0

0

   
 

Vroege integratie en participatie

7.628

13.711

0

0

0

0

0

   
 

TOTAAL

127.691

172.230

151.663

82.909

73.462

71.497

71.270

   

Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Ex-post evaluatie

2028

1

De periodieke rapportage over Gezond en veilig werken is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal, mede op basis van de inzichtbehoeften, worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden.

    

Analyse wenselijkheid/haalbaarheid invullen opleidingseisen preventiemedewerkers

Ex-ante evaluatie

2024

1

De Arbowet stelt dat ieder bedrijf moet beschikken over een door de werkgever en de medezeggenschap aangewezen preventiemedewerker. Aan de opleiding tot preventiemedewerker werden in Nederland tot nu toe geen eisen gesteld. Dit in tegenstelling tot de meeste andere EU-lidstaten. In deze studie wordt gekeken naar overwegingen voor het al dan niet vastleggen van opleidingseisen voor de preventiemedewerker over kennis van arbeidsveiligheid voor bedrijven waarin arbeidsveiligheid aan de orde is.

    

Eindevaluatie Meerjarenprogramma RI&E

Ex-ante evaluatie

2024

1

De evaluatie moet zicht geven op het effect van deze meerjarige impuls, op de mogelijkheden voor borging van de ontwikkelde instrumenten en op de voor- en nadelen van de methode Design Thinking ten behoeve van toekomstige programma’s van SZW.

    

Arbobalans

Ex-durante monitoring

2024-2025

1

De Arbobalans geeft een breed overzicht van de kwaliteit van arbeid in Nederland en van de ontwikkelingen hierin. Aan de hand van recente monitors en onderzoeken schetst de Arbobalans een beeld van de omvang en de gevolgen van blootstelling aan arbeidsrisico’s, van de betrokken risicoberoepen en -sectoren, en van maatregelen die in bedrijven op dit gebied worden genomen. In de Arbobalans worden ziekteverzuim, arbeidsongevallen en beroepsziekten belicht. De Arbobalans presenteert de meest recente landelijke cijfers op het terrein van gezond en veilig werken, en is grotendeels gebaseerd op drie landelijke enquêtes onder werknemers (NEA), werkgevers (WEA) en zelfstandigen (ZEA).

    

Evaluatie maatwerkregeling in Arbowetgeving

Ex-post evaluatie

2025

1

De Arbowet verplicht de werkgever om zich door deskundigen te laten ondersteunen bij het verzuimbeleid. De werkgever kan hiervoor een contract afsluiten met een gecertificeerde arbodienst voor een dienstenpakket (vangnetregeling). Bij de maatwerkregeling bepaalt de werkgever zelf hoe en door wie hij zich deskundig laat bijstaan op het gebied van verzuimbegeleiding. In dat geval is de werkgever zelf verantwoordelijk voor afstemming tussen de ingehuurde arbodeskundigen. De contracten met de ingeschakelde deskundigen moeten voldoen aan wettelijke en professionele normen.

    

Onderzoek financiële prikkels ter bevordering preventie

Ex-ante evaluatie

2024-2025

1

In kaart brengen welke opties er zijn ten aanzien van stevige en directe financiële prikkels om primaire preventie te bevorderen (voorkomen van gezondheidsschade en ongevallen onder werkenden) op de arbeidsmarkt. Zowel bonus als malus varianten.Beleidsformulering/ voorbereiding

    

Toekomstverkenning arbeid & gezondheid

Ex-ante evaluatie

2024-2025

1

Het doel is om inzicht te krijgen in de mogelijke ontwikkelingen die in de komende tien tot twintig jaar naar alle waarschijnlijkheid de gezondheid en veiligheid van werkenden in Nederland kunnen beïnvloeden. Eind 2024 worden de laatste verdiepingsstudies in het kader van de toekomstverkenning afgerond. In deze onderzoeken wordt gekeken naar de impact van toekomstige ontwikkelingen op verschillende uitkomstmaten van gezond en veilig werken. Daarnaast is in 2024 gestart met een afsluitend rapport waarin de opbrengsten van de toekomstverkenningen zoveel mogelijk vertaald worden in handelingsopties voor beleid. Hier is uitloop naar 2025 waarschijnlijk.

    

Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel

Ex-durante evaluatie

2026

1

Er is een evaluatie van enkele beleidsmaatregelen betreffende het Asbeststelsel toegezegd dat zich richt op de vordering/uitvoering van enkele in de Kamerbrief van september 2018 aangekondigde beleidsmaatregelen rondom asbest. De evaluatie is toegezegd een half jaar na inwerkingtreding. De komst van een nieuwe EU-Richtlijn op asbest maakt dat de concept asbestregelgeving wordt aangepast en op een later moment ingaat. De Richtlijn moet op 21 december 2025 zijn geïmplementeerd.

    

Evaluatie Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

Ex-post evaluatie

2028

1

Evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk. De regeling bestaat nu ruim een jaar. Het aantal aanvragen en toekenningen is in die periode aanzienlijk lager dan voorzien was bij de invoering. Daarom analyseren SZW en de uitvoerders van de regeling en de Adviescommissie Lijst beroepsziekten momenteel wat mogelijke oorzaken kunnen zijn in een tussentijdse evaluatie. De uitkomsten belanden in een ‘Verbeterplan’, dat naar verwachting eind 2024 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd. Daarnaast is in 2028, vijf jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, een evaluatie voorzien van de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

    

Evaluatie meldplicht arbeidsongevallen en vergewisplichten uitleners

Ex-post evaluatie

2031

1

Evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de meldplicht arbeidsongevallen en vergewisplichten uitleners, vijf jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, die is voorzien op 1 januari 2026. De evaluatie zal in het bijzonder gericht zijn op de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen van ter beschikking gestelde werknemers in relatie tot de melding van uitleners van ernstige en/of dodelijke arbeidsongevallen van ter beschikking gestelde werknemers. Daarbij wordt bezien wat het effect is van de vergewisplichten van de uitlener na een arbeidsongeval met een ter beschikking gestelde werknemer.

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen

Ex-post evaluatie

2027

1

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het thema leven lang ontwikkelen. Daarbij is in het bijzonder aandacht voor het bereik van de regelingen onder verschillende groepen werkenden (waaronder flexwerkers en praktisch opgeleiden) en voor de mate waarin de regelingen stimuleren tot intersectorale mobiliteit. Indien de komende jaren blijkt dat het waardevol is om de LLO-instrumenten in samenhang met verwante instrumenten van andere thema's te bekijken worden deze instrumenten waar mogelijk ook betrokken in de periodieke rapportage.

    

Evaluatie SLIM-regeling

Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek

2021-2025

1

De SLIM-regeling beoogt dat mkb-bedrijven meer investeren in een leerrijke omgeving en een cultuur waarin het actueel houden van vakkennis en vaardigheden vanzelfsprekend is. De nulmeting en procesevaluatie hebben in 2021 plaatsgevonden. Met de nulmeting is de huidige stand van zaken van de leercultuur en deelname aan scholing en ontwikkeling bij de aanvragers in beeld gebracht. Een procesevaluatie van het aanvraag- en beoordelingsproces is uitgevoerd om te leren van de ervaringen van het eerste jaar van de uitvoering om zo nodig de regeling tussentijds aan te kunnen passen. Bij de tussen- (2023) en eindevaluatie (2025) wordt gekeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling.

    

Evaluatie subsidieregeling STAP-budget

Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek

2024-2025

1

Volgens de STAP-regeling vindt er twee jaar na implementatie een evaluatie plaats naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het STAP-budget en wordt er vijf jaar na implementatie een uitgebreide evaluatie uitgevoerd. In de evaluatie wordt aandacht besteed aan het gebruik van het STAP-budget (verdeeld naar leeftijd, opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie) en de invloed ervan op de arbeidsmarktpositie. Ook wordt gekeken naar de verdeling van het STAP-budget over type scholingsactiviteiten en of het scholingsaanbod voldoende aansluit op de behoefte van de arbeidsmarkt. Daarnaast worden ook financieringsaspecten geëvalueerd. De monitoring en evaluatie van STAP is eind 2022 gegund. Er zijn diverse monitorrapportages gepubliceerd en in mei 2024 wordt de tussenrapportage opgeleverd. Het STAP-budget is vanwege bezuinigingen vanaf 2024 niet meer beschikbaar. Het onderzoek is naar aanleiding daarvan aangepast, omdat er minder cohorten te onderzoeken zijn en er minder monitors hoeven te komen.

    

Evaluatie expeditie-regeling

Ex-post evaluatie

2023-2027

1

De Expeditie-regeling is onderdeel van het meerjarig investeringsprogramma Duurzame inzetbaarheid & Leven lang ontwikkelen (DI&LLO). De regeling is begin mei 2022 gepubliceerd. De eerste trajecten starten eind 2022. Het gaat om trajecten van één tot vier jaar. In 2024 is een tweede aanvraagtijdvak gepland. De evaluatie van de regeling is voorzien voor 2023-2027. De evaluatie moet zicht geven op het proces en de doeltreffendheid van de regeling. Tussentijdse resultaten worden gebruikt in de voorbereiding op het volgende tijdvak. De evaluatie als geheel wordt gebruikt bij de keuze om de regeling voort te zetten.

    

Enquête Leven Lang Ontwikkelen en Skills survey

Overig onderzoek

2023-2030

1

De arbeidsmarkt, het werk en onze manier van werken veranderen razendsnel. Door deze enquête en survey is het mogelijk om bij te houden hoe de aard van het werk in Nederland geleidelijk verandert door diverse vraag- en aanbodfactoren. Dit geeft inzicht in deelname aan LLO, welke taken mensen uitvoeren op het werk en welke vaardigheden zij nodig hebben om op de Nederlandse arbeidsmarkt duurzaam aan het werk te komen en blijven.

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

Ex-post evaluatie

2027

1

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het thema arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Thema-specifieke inzichtbehoeften worden de komende jaren verder uitgewerkt.

    

Evaluatiekader en nulmeting voor het wetsvoorstel Wet toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta)

Ex-ante evaluatie

2022-2024

1

Ter voorbereiding op de evaluatie van het wetsvoorstel Wtta wordt een evaluatiekader opgesteld en een nulmeting uitgevoerd. Aan de hand van het evaluatiekader wordt bepaald welke indicatoren relevant zijn voor de evaluatie. De nulmeting is bedoeld om de huidige situatie in de uitzendsector, inclusief naleving en werking van het vrijwillige certificaat, in kaart te brengen.

    

Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans (WAB)

Ex-post evaluatie

2023-2025

1

Op 1 januari 2020 is (een groot gedeelte van) de Wet arbeidsmarkt in balans in werking getreden, waarmee het kabinet streeft naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt. De regering wil de kloof tussen vaste contracten en flexibele contracten kleiner maken. De wet wordt uiterlijk in 2025 geëvalueerd.

    

Evaluatie Wet arbeid vreemdelingen

Ex-post evaluatie

2025

1

Op 1 januari 2022 is een wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) in werking getreden. Deze wijziging heeft tot doel om de regelgeving flexibel en toekomstbestendig te maken en om de positie van de werknemer te versterken en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. De Kamer heeft in een motie verzocht om binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze wijziging een evaluatie van het wijzigingsvoorstel te doen toekomen aan de Tweede Kamer.

    

Invoeringstoets Implementatiewet detachering wegvervoer

Ex-ante evaluatie

2024-2025

1

De Implementatiewet detachering wegvervoer heeft betrekking op sociale bescherming van buitenlandse chauffeurs in de wegvervoerssector die tijdelijk in Nederland werken. Doel van de invoeringstoets is onder meer om in 2024 en 2025 een onderzoek uit te voeren dat zicht geeft op de werking van de nieuwe regels detachering wegvervoer in de praktijk voor betrokken partijen waaronder chauffeurs, vervoersondernemingen en toezichthouders. Daarnaast dient dit onderzoek ook als nulmeting voor een evaluatie die de EC gaat uitvoeren naar het hele Europese Mobiliteitspakket.

    

Tweede evaluatie Meldplicht WagwEU

Ex-post evaluatie

2024-2025

1

Buitenlandse werkgevers (dienstverrichters) uit Europa moeten sinds 1 maart 2020 voor aanvang van hun werkzaamheden in Nederland een melding doen via het onlinemeldloket Posted Workers. Toezichthouders krijgen door de meldingen zicht op welke bedrijven met welke werknemers wanneer in Nederland actief zijn. Zo kan toezicht op de naleving van Nederlandse arbeidsvoorwaarden voor deze groep doelmatiger en effectiever plaatsvinden. Uit de eerste evaluatie (die voortkwam uit wettelijke verplichting) bleek dat er significante ondermelding was. Inmiddels is er veel gedaan aan voorlichting en is het meldloket verder doorontwikkeld. Ook is toegezegd de meldplicht nogmaals te evalueren. Die toezegging wordt met dit onderzoek uitgevoerd.

    

Verkenning arbeidsrechtelijke verschillen tussen Caribisch Nederland en het Europese deel van Nederland

Overig onderzoek

2024-2025

1

In de afgelopen jaren zijn er verschillende hervormingen op de arbeidsmarkt doorgevoerd in Nederland die niet van toepassing zijn in Caribisch Nederland. Ook recent zijn er nieuwe hervormingen aangekondigd. Ten behoeve van de mogelijk stappen te nemen in Caribisch Nederland dient een verkenning uitgevoerd te worden naar verschillen in de werking van de arbeidsmarkt en naar verschillen in het arbeidsrecht tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland, met nadruk op de knelpunten die in Caribisch Nederland op de arbeidsmarkt worden ervaren. Op basis van de verkenning dienen besluiten genomen te worden over of, en zo ja, welke wijziging van wetgeving van belang is voor Caribisch Nederland en waar invoering logisch lijkt, alsmede over een prioritering, rekening houdend met de uitvoeringscapaciteit.

    

Tevredenheidsonderzoek onder arbeidsmigranten

Overig onderzoek

2024-2028

1

Het doel van dit onderzoek is om meerjarig een onafhankelijk en zo representatief mogelijk beeld te krijgen van de eigen ervaringen van arbeidsmigranten met betrekking tot hun positie in Nederland. Door dit onderzoek meerjarig uit te voeren worden trends en ontwikkelingen zichtbaar. Daarnaast wordt onderzocht of de inzet voortkomend uit de uitvoering van de aanbevelingen van Roemer ook tot uiting komen in een betere positie voor arbeidsmigranten. Naast dit tevredenheidsonderzoek lopen er ook onderzoeken naar de afzonderlijke maatregelen. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek 'Evaluatiekader en nulmeting certificering uitzendsector'.

    

Nulmeting arbeidsmarktpakket

Ex-ante evaluatie

2025-2029

meerdere

Om in de toekomst een gedegen evaluatie uit te kunnen voeren, is voorafgaand aan de invoering van de maatregelen uit het arbeidsmarktpakket een nulmeting van belang. SZW is voornemens de nulmeting vorm te geven in de vorm van een jaarlijkse monitor. De wetsvoorstellen hebben de komende jaren namelijk elk een andere beoogde inwerkingtredingsdatum (vanaf 2026). Daarom is het wenselijk om de nulmeting te herhalen, zodat de evaluaties over actuele informatie beschikken. Een jaarlijkse monitor stelt SZW ook in staat om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt beter te kunnen volgen, bijvoorbeeld ten behoeve van nieuwe wetstrajecten. Voorafgaand aan deze nulmeting en jaarlijkse monitor is SZW middels een vooronderzoek aan het verkennen welke informatie nodig is om de doelen uit het arbeidsmarktpakket te kunnen evalueren.

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Situatie gezinnen in Nederland

Overig onderzoek

2024

1

Een onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland. In het onderzoek is aandacht voor de thema’s inkomen, werk en zorg, welzijn van kinderen en overige onderwerpen zoals huisvesting en demografisch beleid. Het onderzoek kent daarmee een vergelijkbare focus als de inventarisatie gezinsbeleid in de ons omringende landen.

    

Kinderopvang

Periodieke rapportage kinderopvangbeleid (bevorderen arbeidsparticipatie)

Ex-post evaluatie

2025

7

Dit syntheseonderzoek zal de doeltreffendheid en doelmatigheid van het kinderopvangbeleid, gericht op het doel «stimuleren arbeidsparticipatie» onderzoeken. Samen met de periodieke rapportage op het doel «ontwikkeling kind» vindt zo een integrale evaluatie op artikel 7 plaats.

    

Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang

Ex-durante evaluatie

2020-2025

7

In het kader van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang worden jaarlijks metingen verricht bij kinderopvangorganisaties en gastouders om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland. De opvangvormen dagopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang worden in de monitor meegenomen.

    

Evaluatie indexeringssystematiek kinderopvangtoeslag

Ex-post evaluatie

2025

7

De evaluatie onderzoekt in hoeverre de beleidsdoelen van de indexeringssystematiek van de kinderopvangtoeslag inhoudelijk worden bereikt. Daarbij wordt ook een procesevaluatie uitgevoerd van het proces van jaarlijks aanpassen van de maximum uurprijzen en de toetsingsinkomens.

    

Onderzoek gastouderopvang redenen van uitstroom

Overig onderzoek

2025

7

Het aanbod van gastouderopvang loopt terug. Dit onderzoek achterhaalt de redenen van uit- en instroom van gastouders, de keuzes van vraagouders voor gastouderopvang en de gevolgen van de uitstroom voor van gastouders voor gastouderbureau en de werving van nieuwe gastouders. Het verbetertraject gastouderopvang wordt ook betrokken.

    

Monitor kwaliteitseisen kinderopvang

Ex-durante monitoring

2024-2027

7

De monitor richt zich op de implementatie van de kwaliteitseisen die de komende tijd worden aangepast (traject herijking kwaliteitseisen kinderopvang) en op de mogelijke knelpunten die zich bij de overige kwaliteitseisen voordoen.

    

Rapportage Monitor & Evaluatie Programma BES(T)4kids en wet Kinderopvang BES

Ex-post evaluatie

2027

7

Middels een meerjarig onderzoek wordt in opdracht van SZW en OCW in beeld gebracht hoe de invoering verloopt van de maatregelen van het programma en de wet (het proces); wat de output (resultaten) en outcome (effecten) van deze maatregelen zijn en de doeltreffendheid en doelmatigheid. Een eerste meting (ex-ante evaluatie) heeft plaatsgevonden in 2021. De tweede meting (ex-post evaluatie) zal plaatsvinden in 2027. Omdat de inwerkingtreding van de wet later is dan aanvankelijk voorzien, kan de ex-post evaluatie niet voorzien in het evalueren van de wet 4 jaar na inwerkingtreding. Hier zal t.z.t. een separaat onderzoek voor worden opgestart.

    

Tegemoetkoming ouders

Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders

Ex-post evaluatie

2024-2025

10

In de periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de financiële tegemoetkomingen voor de kosten van kinderen aan ouders of verzorgers doeltreffend en doelmatig zijn. In het onderzoek wordt ook gereflecteerd op de opvolging van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting van 2018. De Kamer is over de opzet en aanpak van de Periodieke rapportage geinformeerd.

    

Evaluatie Kinderbijslag BES

Ex-post evaluatie

2024-2025

10

Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de financiële ondersteuning aan ouders in Caribisch Nederland .

    

Arbeid en zorg

Periodieke rapportage verlofregelingen

Ex-post evaluatie

2024

6

De periodieke rapportage staat gepland voor 2024. De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het onderwerp Arbeid en zorg.

    

Evaluatie Wet betaald ouderschapsverlof

Ex-post evaluatie

2025

6

Sinds de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof (Wbo) op 2 augustus 2022 hebben werknemers recht op een uitkering gedurende negen weken bij opname van ouderschapsverlof. Deze beleidswijziging diende ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158. Hiermee is beoogd het evenwicht tussen werk en privéleven en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen te helpen verwezenlijken, door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen en het verschil tussen vrouwen en mannen met betrekking tot inkomsten en loon weg te nemen. In 2024 is de invoeringstoets betaald ouderschapsverlof opgeleverd. Daarbij is bekeken hoe de wet uitpakt voor rechthebbende werknemers, werkgevers en de uitvoering (UWV). Daarnaast wordt de Wbo in 2025 geëvalueerd, waarbij aandacht is voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de wet.

Thema 5: Pensioen en oudedag

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Oudedagsvoorziening

Periodieke rapportage oudedagsvoorziening

Ex-post evaluatie

2028/2029

8

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van alle aspecten van het beleid op het thema oudedagsvoorziening. De scope en afbakening van deze rapportage zullen vooraf met de Kamer worden gedeeld.

    

MKBA leefvormen

Ex-ante evaluatie

2025

8

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de brede maatschappelijke kosten en baten van de huidige systematiek van de AOW en de potentiële maatschappelijke kosten en baten van twee beleidsvarianten (individualisering en een objectief partnerbegrip). Hierbij wordt in ieder geval in kaart gebracht wat het effect is op de woningmarkt en mantelzorg.

    

Werknemers zonder pensioen

Ex-durante evaluatie

2026

8

Tussen 2022 en 2028 wordt tweejaarlijks onderzoek gedaan naar werknemers zonder pensioen. Dit geeft inzicht in welk deel van de werknemers in Nederland geen pensioenregeling via de werkgever heeft. Uit het onderzoek blijkt ook welke sectoren of andere kenmerken relevant zijn bij de aanpak van werknemers zonder pensioen.

    

Experimenten pensioenopbouw onder zelfstandigen

Ex-durante monitoring en evaluatie

2023-2027

8

Op basis van experimenteerwetgeving wordt proefondervindelijk bekeken of en op welke wijze bredere toegankelijkheid in de tweede pijler kan worden gecreëerd voor zelfstandigen om tot een betere pensioenopbouw te komen. Deze experimenteerfase is onderdeel van de Wet toekomst pensioen en wordt gemonitord en geëvalueerd.

    

Monitoring Wet toekomst pensioenen

Ex-durante monitoring

2023-2028

8

Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen leidt tot een ingrijpende vernieuwing van het arbeidsvoorwaardelijke pensioen. De regering vindt het belangrijk dat de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel zorgvuldig verloopt. Gedurende de transitiefase wordt de voortgang van de transitie gemonitord en worden beide Kamers periodiek (ten minste jaarlijks) over de voortgang geïnformeerd. De meest recente transitiemonitor is op 14 juni 2024 met de Kamer gedeeld.

    

Evaluatie Wet bedrag ineens

Ex-durante en ex-post evaluatie

2026-2029

8

De voorgenomen inwerkingtredingsdatum van de wet is niet eerder dan 1 juli 2025, afhankelijk van de parlementaire behandeling. Op grond van de wet wordt de wet twee keer geëvalueerd: de eerste keer twee jaar na inwerkingtreding, de tweede keer drie jaar later. Als de wet in 2025 in werking treedt vinden de evaluaties derhalve plaats in 2027 en 2030.

    

Evaluatie van de Wet toekomst pensioenen

Ex-post evaluatie

2028-2038

8

Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen kent een drieledige doelstelling: 1. eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen; 2. een transparanter en meer persoonlijk pensioenstelsel, en 3. betere aansluiting op ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De wet is op 1 juli 2023 in werking getreden en wordt geëvalueerd in drie etappes waarbij gerapporteerd wordt over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding (2023) volgt het eerste verslag, binnen vier jaar na het einde van de transitieperiode (2028) volgt het tweede verslag en in 2038 volgt het derde verslag.

    

Gezond naar pensioen

Periodieke rapportage gezond naar pensioen

Ex-post evaluatie

2027

1 en 8

De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van alle aspecten van het beleid op het thema gezond naar pensioen. De scope en afbakening van deze rapportage zullen vooraf met de Kamer worden gedeeld.

    

Monitor AOW-leeftijdsverhoging

Ex-durante evaluatie

2025

8

Jaarlijkse monitor naar het effect van het verhogen van de AOW-leeftijd op de arbeidsparticipatie, gebruik van uitkeringen, gezondheid en duurzame inzetbaarheid.

    

Onderzoek naar knelpunten en kansen rondom gezond doorwerken tot aan pensioen

Overig onderzoek

2023-2025

1

Een stijging van de levensverwachting en daarmee de AOW-leeftijd betekent dat werkenden langer doorwerken. Met dit voorgenomen onderzoek willen we in een aantal sectoren onderzoeken welke knelpunten en kansen er zijn om gezond te kunnen doorwerken tot aan het pensioen, vanuit het perspectief van zowel de werkende (in het bijzonder werkenden die zwaar werk verrichten) als de werkgever.

    

Monitoring Regeling vervroegd uittreden (RVU)

Ex-durante monitoring

2021-2026

8

Sinds 1 januari 2021 is het mogelijk voor bepaalde groepen werknemers om vanaf drie jaar voor de AOW-leeftijd vervroegd uit te treden met een regeling vervroegd uittreden (RVU) zonder dat hierover RVU-heffing afgedragen moet worden door de werkgever. Hiertoe is een tijdelijke drempelvrijstelling in de RVU-heffing gerealiseerd. Werknemers die gebruikmaken van de RVU zouden ook een WW-uitkering kunnen aanvragen. De monitor RVU is bedoeld om te bepalen hoe het gebruik van de WW binnen de RVU-groep zich verhoudt tot de geraamde effecten. Daarnaast zal de monitor een globaal beeld geven onder welke cao de werknemers die in aanvulling op de RVU een WW-uitkering ontvangen vielen, en welke afspraken over RVU's in de cao's worden gemaakt (onder andere afbakening doelgroep en duur/hoogte RVU). De monitor heeft betrekking op de periode 2021 t/m 2025. In 2026 wordt de laatste informatie gepubliceerd.

    

Monitoring en evaluatie maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

Ex-durante en ex-post evaluatie

2021-2026

1

De tijdelijke subsidieregeling voor duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden wordt gedurende de looptijd gemonitord. De onderzoeksvragen hierbij gaan over het bereik van de regeling, de effectiviteit van de vormgeving en de efficiëntie van de uitvoering. Het eindrapport na de looptijd biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling.

Thema 6: Armoede en schulden

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage armoede en schulden

Ex-post evaluatie

2026

2

De periodieke rapportage naar armoede en schulden is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften.

    

Monitor Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Ex-durante monitoring

tweejaarlijks

2

Twee keer per jaar wordt bij de voortgangsrapportage een monitor meegestuurd als bijlage. De monitor bestaat uit verschillende indicatoren die rapporteren over de hoofd- en subdoelstellingen

    

Evaluatie Noodfonds 2023 en 2024

Ex-post evaluatie

2024

2

Evaluatie van de subsidieverstrekking aan het Noodfonds 2023 en 2024.

    

Evaluatie toolkit energiefixers

Ex-durante evaluatie

2024

2

Evaluatie van de ontwikkelde toolkit voor energiefixers.

    

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2023-2024

meerdere

Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB dat nagaat hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.

    

Evaluatie minnelijke schuldhulpverlening

Ex-post evaluatie

2025

2

Op 1 juli 2023 is de standaardlooptijd van minnelijke schuldhulpverleningstrajecten verkort van 36 naar 18 maanden. Dit vraagt zowel wat van de uitvoering, als van de schuldeisers die worden gevraagd akkoord te gaan met deze schuldregelingen. Met dit onderzoek hopen we inzicht te krijgen in hoe de verkorting in de praktijk uitpakt en werkt.

    

Vroegsignalering

Ex-post evaluatie

2024-2025

2

Bij inwerkingtreding van de wijziging van de Wgs, is aangegeven deze ontwikkelingen binnen 5 jaar te evalueren. Het ministerie van SZW wil graag weten in hoeverre de wijziging van de wet bijdraagt aan de doeltreffendheid (worden de beleidsdoelen behaald) en in hoeverre dit doelmatig gebeurt (hoe verhouden de inspanningen en kosten zich tot de beoogde doelen).

    

Evaluatie adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind

Ex-post evaluatie

2025-2026

2

Evaluatie van het besluit adviesrecht voor gemeenten bij schuldenbewind.

    

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2026-2028

meerdere

In deze synthesestudie worden de kennislacunes op het gebied van re-integratie in kaart gebracht en waar mogelijk ingevuld met bestaand onderzoek. Hiervoor zal onder andere gebruik worden gemaakt van meerdere periodieke rapportages die de komende jaren op de planning staan.

    

Monitor en evaluatie subsidieregeling financiële educatie op scholen ter preventie van geldzorgen

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2025-2029

2

De subsidieregeling Financiële educatie voor onderwijsinstellingen biedt scholen de mogelijkheid financiële educatie op een structurele manier aan te pakken en te bestendigen in school. Met een meerjarige monitor en evaluatie willen we de voortgang van de subsidieregeling financiële educatie volgen.

Thema 7: Bijstand en participatie

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage bijstand en participatie

Ex-post evaluatie

2027

2

De periodieke rapportage naar bijstand en participatie is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Op basis van de inzichtbehoeften wordt bepaald wanneer deze periodieke rapportage plaatsvindt.

    

Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling

Ex-durante monitoring

jaarlijks

2

Sinds 1 juli 2021 geldt een landelijk uniforme methode voor loonwaardebepaling. De uitvoering ervan wordt gemonitord door stichting Blik op Werk. Minstens een keer per jaar wordt daarvan verslag gedaan aan SZW.

    

Verdeelsleutel inleenverbanden banenafspraak

Overig onderzoek

jaarlijks

2

Vaststellen van de verdeelsleutel om banen die gerealiseerd zijn voor de doelgroep banenafspraak via inleenverbanden toe te wijzen aan de sector markt of overheid.

    

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Overig onderzoek

jaarlijks

2

Analyse van de duurzaamheid van het werk van mensen uit de doelgroep banenafspraak.

    

Evaluatie REACT-EU

Ex-post evaluatie

2022-2024

meerdere

Met de evaluatie wordt onderzocht in hoeverre de middelen van REACT-EU (ESF programma 2014-2020, Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe) bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van kwetsbare werkenden en werkzoekenden. De evaluatie bestaat uit een effect- en procesevaluatie en heeft een doorlooptijd van 2 jaar (2022-2024).

    

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2023-2024

meerdere

Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB dat nagaat hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.

    

Onderzoek (potentiële) loonwaarde medewerkers beschut werk

Overig onderzoek

2024

2

Inzicht krijgen in de (potentiële) loon/verdienwaarde van mensen die vallen onder beschut werk en de wijzen waarop de (potentiële) loon/verdienwaarde van mensen het best kan worden verzilverd.

    

Onderzoek rechtmatige uitvoering Subsidieregeling IPS-trajecten

Ex-post evaluatie

2025

2

Met ingang van 1 maart 2023 is het in 2023 mogelijk om een beroep te doen op de Subsidieregeling IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep. De bedragen per beschikking zijn van een beperkte omvang, waardoor verantwoording over de bedragen en controle erop niet verplicht is. SZW heeft vanwege het totaalbedrag van de regeling ervoor gekozen een onderzoek te willen (laten) uitvoeren om vast te kunnen stellen dat de bedragen in overeenstemming met de regeling zijn besteed.

    

Evaluatie banenafspraak

Ex-post evaluatie

2026

2

Evaluatie van tien jaar banenafspraak na het einde van het ingroeipad.

    

Monitor programma Simpel Switchen

Ex-durante monitoring

2024-2027

2

In 2024 wordt een plan opgesteld om het bereik, de effecten, de efficiëntie en de knelpunten van het programma Simpel Switchen te monitoren. De eerste uitkomsten van deze monitor worden in 2025 verwacht.

    

Onderzoek naar investering in re-integratiedienstverlening in de 20 focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV)

Ex-durante monitoring

2023-2028

meerdere

Vanuit onder meer moties en amendementen is opgeroepen om een voorstel uit te werken voor een pilot waarin het instrument no-riskpolis kan worden ingezet voor langdurig bijstandsgerechtigden. In 2023 worden voorbereidingen getroffen voor de opzet en uitwerking van de pilot door middel van een vooronderzoek. In 2024 is implementatie van de pilot voorzien. Eind 2025 worden de eerste resultaten van de pilot verwacht.

    

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2026-2028

meerdere

In deze synthesestudie worden de kennislacunes op het gebied van re-integratie in kaart gebracht en waar mogelijk ingevuld met bestaand onderzoek. Hiervoor zal onder andere gebruik worden gemaakt van meerdere periodieke rapportages die de komende jaren op de planning staan.

    

Pilot No-riskpolis langdurig bijstandsgerechtigden

Ex-durante monitoring

2030

2

Vanuit onder meer moties en amendementen is opgeroepen om een voorstel uit te werken voor een pilot waarin het instrument no-riskpolis kan worden ingezet voor langdurig bijstandsgerechtigden. In 2023 en 2024 worden voorbereidingen getroffen voor de opzet en uitwerking van de pilot door middel van een vooronderzoek. In 2025 is implementatie van de pilot voorzien. In 2030 worden de eerste resultaten van de pilot verwacht.

Thema 8: Jonggehandicapten

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage jonggehandicapten

Ex-post evaluatie

2024-2025

4

In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van de Wajongers doelmatig en doeltreffend is. In de periodieke rapportage van 2024-2025 zal worden nagegaan in hoeverre de aanbevelingen uit de vorige beleidsdoorlichting (2018) zijn opgevolgd. Aan de hand van de opvolging van die eerdere aanbevelingen zal de aanpak van de periodieke rapportage ingevuld worden. Met de periodieke rapportage jonggehandicapten geven we gelijktijdig invulling aan de wetsevaluatie die eind 2025 gereed moet zijn.

    

Evaluatie Wet vereenvoudiging Wajong

Ex-post evaluatie

2024-2025

4

In 2025 staat de evaluatie van de Wet vereenvoudiging Wajong gepland. Met deze evaluatie onderzoeken we in hoeverre de doelen van deze wet zijn gerealiseerd. Met de periodieke rapportage jonggehandicapten geven we gelijktijdig invulling aan de wetsevaluatie die eind 2025 gereed moet zijn.

    

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2026-2028

meerdere

In deze synthesestudie worden de kennislacunes op het gebied van re-integratie in kaart gebracht en waar mogelijk ingevuld met bestaand onderzoek. Hiervoor zal onder andere gebruik worden gemaakt van meerdere periodieke rapportages die de komende jaren op de planning staan.

    

Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratie instrumenten voor IVA/DGA

Ex-post evaluatie

2023-2029

3 en 4

De pilot maakt re-integratiedienstverlening aan mensen met een WIA-IVA-uitkering of een Wajong-DGA-uitkering mogelijk. Het doel van deze evaluatie is om inzicht te krijgen in welke mate deelnemers met behulp van ondersteuning werk kunnen vinden, verrichten en behouden, of de dienstverlening aansluit bij hun behoeften, en om inzicht te krijgen in overige (indirecte) maatschappelijke en individuele baten. Deelnemers worden gedurende de pilot gemonitord. Op basis van de tussenevaluatie besluiten de bewindspersonen of UWV structureelre-integratie instrumenten inzet voor deze groepen. De uitkomst delen de bewindspersonen uiterlijk in april 2026 met de Tweede Kamer. De eindevaluatie van de pilot wordt uiterlijk 1 april 2029 richting de Staten-Generaal gestuurd.

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage Werkloosheid Werknemers

Ex-post evaluatie

2030

5

In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de werknemers die werkloos worden doelmatig en doeltreffend is. De onderzoeken in deze SEA bieden input voor deze periodieke rapportage.

    

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2023-2024

meerdere

Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB dat nagaat hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.

    

Vervolgonderzoek duurverkorting WW

Ex-post evaluatie

2024

5

Via de wet Werk en zekerheid is de maximale duur van de WW verkort van 38 naar 24 maanden en verloopt de opbouw van WW-rechten ná de eerste tien jaren arbeidsverleden trager. De wet Werk en Zekerheid is in 2020 geëvalueerd (Kamerstukken II 2019/20, 34 351, nr. 33). Hierbij konden slechts de effecten van drie maanden duurverkorting en een halve maand vertraagde opbouw worden gemeten. Dit kwam door de stapsgewijze effectuering van de duurverkorting. Inmiddels is voldoende tijd verstreken waardoor het nu mogelijk is om de effecten van de volledige duurverkorting en van enkele maanden opbouwvertraging te onderzoeken. Dit onderzoek zal in 2023 worden opgestart en in 2024 worden uitgevoerd.

    

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2026-2028

meerdere

In deze synthesestudie worden de kennislacunes op het gebied van re-integratie in kaart gebracht en waar mogelijk ingevuld met bestaand onderzoek. Hiervoor zal onder andere gebruik worden gemaakt van meerdere periodieke rapportages die de komende jaren op de planning staan.

    

Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht

Ex-post evaluatie

2024-2029

5

We voeren een omvangrijk, meerjarig effectiviteitsonderzoek uit naar de sollicitatieverplichting van de WW. Middels een experimentele onderzoeksopzet onderzoeken we de effectiviteit van de huidige invulling van de inspanningsplicht in de vorm van de sollicitatieplicht en de effectiviteit van een andere invulling van de plicht. Daarbij is meer aandacht voor maatwerk en sturing op de kwaliteit van het werkzoekgedrag.

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers

Ex-post evaluatie

2025

3 en 6

In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van mensen in de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) doelmatig en doeltreffend is. De onderzoeken in deze SEA bieden input voor deze periodieke rapportage.

    

Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken

Overig onderzoek

2023-2024

meerdere

Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB naar hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.

    

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2025

3 en 11

Het Programma Doorontwikkeling WGA-dienstverlening bestaat uit diverse initiatieven met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering teneinde de kans op werkhervatting te vergroten. De initiatieven moeten meer zicht bieden op de effectiviteit van WGA-dienstverlening (‘welke interventies hebben welk effect’). De effectevaluatie onderzoekt de effectiviteit van de initiatieven. Eind 2021 is een eerste tussenrapportage gereedgekomen en in 2023 een tweede. In 2022 is daarnaast een midterm review effectiviteit WGA-dienstverlening gereedgekomen. Deze midterm review bevat een overzicht van de inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen in de WGA-populatie, de effectiviteit van de re-integratie WGA-ers en eerste resultaten van de effectevaluatie. Op basis van deze midterm review worden in het kader van het gezamenlijke kennisprogramma «onbeperkt aan het werk» vervolgonderzoeken geïnitieerd. De effectevaluatie loop door tot 2024 en resulteert in 2025 tot een eindrapport.

    

Uitvoeringsonderzoek hybride ZW-markt

Ex-post evaluatie

2024-2025

6

Voor werkgevers is er de mogelijkheid om het Ziektewet-risico voor eigen rekening te nemen van hun zieke ex-werknemers door eigenrisicodrager te worden. Het doel hiervan was om het sociale zekerheidsstelsel meer activerend te maken. Door Eigenrisicodragen Ziektewet (ERD ZW) wordt het belang van werkgevers immers vergroot bij een goede preventie en verzuimbegeleiding. Ook worden werkgevers gestimuleerd om een effectief en doelmatig re-integratiebeleid te voeren. Er is geen onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ZW-eigenrisicodragerschap. In het kennisonderzoek wordt daarom de werking van eigenrisicodragen (ERD) ZW onderzocht en – als daar aanleiding toe is – de mogelijke verbeteringen van de vormgeving van ERD ZW in kaart gebracht.

    

Wat kopen we in voor wie?

Ex-durante monitoring

2025

3, 4, 6

UWV streeft ernaar om zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking te ondersteunen naar werk. Dit doet UWV onder andere door het inkopen van dienstverlening bij re-integratiebedrijven. Dit onderzoek beschrijft de ontwikkeling sinds 2020 van het aantal ingekochte re-integratiediensten, de mate van succes, de verantwoording daarvan, hoeveel mensen werk hebben gevonden en de vervolgdienstverlening aan klanten die het werk (nog) niet hebben hervat. Dit onderzoek is een vervolg op het eerdere onderzoek uit 2020.

    

Evaluatie pilot generiek werkgeversvoorzieningen

Ex-ante evaluatie

2026

3

UWV en het ministerie van SZW startten in maart 2020 met het experiment Generieke Werkgeversvoorziening (GWV). Deze voorziening stelt werkgevers in staat om werkplekken en -processen toegankelijk te maken voor gelijktijdig of opeenvolgend gebruik door meerdere mensen met een structurele arbeidsbeperking. Het experiment kent een evaluatieverplichting met als doel de resultaten in termen van inclusieve participatie en innovatie op de werkvloer, samen met de ervaringen van werkgevers en werknemers, zo goed mogelijk in kaart te brengen. In 2022 is op basis van een kritische uitvoeringstoets besloten instroom in het experiment stop te zetten. Er is voor gekozen om een tussenevaluatie te laten uitvoeren over de start en eerste resultaten van het experiment. Deze is in september 2023 opgeleverd en gepubliceerd met de Stand van de Uitvoering dec ‘23. Lopende projecten worden ten behoeve van de eindevaluatie drie jaar gevolgd. De eindevaluatie wordt in '24/'25 bij een extern onderzoeksbureau belegd en op uiterlijk 1 juli 2026 aan de Tweede Kamer aangeboden.

    

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2026-2028

meerdere

In deze synthesestudie worden de kennislacunes op het gebied van re-integratie in kaart gebracht en waar mogelijk ingevuld met bestaand onderzoek. Hiervoor zal onder andere gebruik worden gemaakt van meerdere periodieke rapportages die de komende jaren op de planning staan.

    

Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratie instrumenten voor IVA/DGA

Ex-post evaluatie

2023-2029

3 en 4

De pilot maakt re-integratiedienstverlening aan mensen met een WIA-IVA-uitkering of een Wajong-DGA-uitkering mogelijk. Het doel van deze evaluatie is om inzicht te krijgen in welke mate deelnemers met behulp van ondersteuning werk kunnen vinden, verrichten en behouden, of de dienstverlening aansluit bij hun behoeften, en om inzicht te krijgen in overige (indirecte) maatschappelijke en individuele baten. Deelnemers worden gedurende de pilot gemonitord. Op basis van de tussenevaluatie besluiten de bewindspersonen of UWV structureelre-integratie instrumenten inzet voor deze groepen. De uitkomst delen de bewindsersonen uiterlijk in april 2026 met de Tweede Kamer. De eindevaluatie van de pilot wordt uiterlijk 1 april 2029 richting de Staten-Generaal gestuurd.

    

Nulmeting arbeidsmarktpakket

Ex-ante evaluatie

2025-2029

meerdere

Om in de toekomst een gedegen evaluatie uit te kunnen voeren, is voorafgaand aan de invoering van de maatregelen uit het arbeidsmarktpakket een nulmeting van belang. SZW is voornemens de nulmeting vorm te geven in de vorm van een jaarlijkse monitor. De wetsvoorstellen hebben de komende jaren namelijk elk een andere beoogde inwerkingtredingsdatum (vanaf 2026). Daarom is het wenselijk om de nulmeting te herhalen, zodat de evaluaties over actuele informatie beschikken. Een jaarlijkse monitor stelt SZW ook in staat om de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt beter te kunnen volgen, bijvoorbeeld ten behoeve van nieuwe wetstrajecten. Voorafgaand aan deze nulmeting en jaarlijkse monitor is SZW middels een vooronderzoek aan het verkennen welke informatie nodig is om de doelen uit het arbeidsmarktpakket te kunnen evalueren.

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage nabestaanden en wezen

Ex-post evaluatie

2026-2028

9

De periodieke rapportage over nabestaanden en wezen is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Op basis van de inzichtbehoeften wordt bepaald wanneer deze periodieke rapportage plaatsvindt.

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage integratie

Ex-post evaluatie

2029

13

Via deze studie wordt op basis van reeds beschikbare inzichten een beeld geschetst van het gevoerde integratiebeleid en de mate van doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid, of van delen daarvan.

    

Onderzoek naar effectieve interventies gericht op de preventie van radicalisering

Ex-ante pilots

2023-2024

13

In samenwerking met gemeenten wordt een aantal pilots uitgevoerd over het maken van preventief radicaliseringsbeleid. De effectiviteit van die pilots wordt geëvalueerd.

    

Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent

Ex-post evaluatie

2025

13

Het VN decennium voor Mensen van Afrikaanse afkomst loopt tot en met 2024. In de evaluatie van het Decennium wordt teruggeblikt op de opbrengsten van afgelopen 10 jaar.

    

Derde evaluatie Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS)

Ex-post evaluatie

2025

13

In deze evaluatie zal onderzocht worden in hoeverre en op welke wijze het kennisplatform inclusief samenleven (KIS) aan de doelstellingen heeft voldaan. Daarnaast wordt er om advies gevraagd over mogelijke doorontwikkeling van KIS.

    

Evaluatie SPUK Kansrijke Wijk

Ex-durante monitoring

2024-2025

13

Onderzoeksconsortium WijkWijzer voert gedurende de looptijd van de SPUK Kansrijke Wijk (2023 ‒ 2025) de monitoring en evaluatie uit naar de interventies die vanuit deze regeling worden bekostigd. Een deel van de interventies heeft betrekking op het thema 'Veerkracht en Weerbaarheid'. De monitoring en evaluatie ziet zowel op de effectiviteit van interventies binnen dit thema als de voortgang van nog vast te stellen indicatoren die zich hiertot verhouden.

    

Evaluatie Meerjarenplan Zelfbeschikking

Ex-post evaluatie

2024-2026

13

Het Meerjarenplan Zelfbeschikking bestaat uit verschillende projecten die elk worden geëvalueerd. Aansluitend wordt na afloop een overkoepelende evaluatie uitgevoerd, bestaande uit een meta-review van alle eindrapportages.

    

Synthese monitoringsrapporten en evaluatie Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)

Ex-post evaluatie

2026

13

Op basis van verschillende rapporten van de monitoring wordt getracht een overkoepelend beeld te krijgen van de ontwikkeling van arbeidsmarktkansen en posities van mensen met een migratieachtergrond, met specifieke aandacht voor de statushouders. Dit wordt gecombineerd met een ex-post evaluatie van het uitgevoerde beleid.

    

Monitoring Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA)

Ex-durante monitoring

2022-2026

13

Doorontwikkeling en update van het in 2021 ontwikkelde monitorinstrument. Er wordt gekeken naar zowel outcomevariabelen op de arbeidsmarkt als activiteiten van de relevante stakeholders (inclusief de Werkagenda). Daarbij wordt ook specifiek ingezoomd op de groep statushouders. In 2026: een synthese van de uitkomsten van de verschillende onderdelen van de monitoring.

    

Rapportage integratie en samenleven (RIS)

Ex-durante monitoring

2022-2026

13

De jaarrapporten bevatten een beschrijving van de positie en ontwikkelingen van bevolkingsgroepen met verschillende achtergronden alsook een aantal verdiepende en verklarende hoofdstukken die per jaar kunnen verschillen.

    

Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders (LOCS)

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2021-2026

13

Brede beschrijvende en verklarende studie naar de maatschappelijke positie en ontwikkeling van statushouders die in Nederland sinds 1-1-2014 een verblijfstitel asiel hebben gekregen op basis van survey's en (gekoppelde) registerdata.

    

Longitudinaal Onderzoek Cohort Oekraïense Vluchtelingen (LOCOV)

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2023-2026

13

Er worden vragen beantwoord van een beleidsevaluatieve aard zoals welke factoren en interventies de (verschillen in) ontwikkeling verklaren, ook ten opzichte van de reguliere aanpak bij andere vluchtelingengroepen.

    

Evaluatie intensivering plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2024-2026

13

De maatregelen uit het intensiveringspakket van het plan van aanpak ‘Statushouders aan het werk» worden geëvalueerd. De proeven voor Startbanen worden door middel van een (overkoepelend) overzoek geëvalueerd. Dit onderzoek naar de werkende elementen van de proeven voor startbanen start in 2024 en wordt in 2026 afgerond. De evaluatie van de beleidsintensivering lerend netwerk Regionale verbinders Statushouders (doelgroepspecifieke aanpak) vindt in 2026 plaats. Het netwerk is nu nog in opbouw. De evaluatie van de beleidsintensivering Subsidieregeling voor werkgevers staat voor 2026 op de planning. De criteria voor de evaluatie van de subsidieregeling voor werkgevers zijn in ontwikkeling.

    

Actualisatie verkenning bevolking 2025

Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie

2023-2033

13

De beleidsinformatiestructuur brengt de ontwikkeling van de maatschappelijke problematiek in de tijd in kaart en levert aanknopingspunten voor het beleid op. Dat gebeurt enerzijds aan de hand van een periodieke beschrijvende analyse van de demografische ontwikkeling. Anderzijds gebeurt dat door het uitvoeren van verdiepende analyses van de maatschappelijke gevolgen van die demografische ontwikkeling op uiteenlopende maatschappelijke terreinen, die aanknopingspunten opleveren voor beleidsinstrumentering.

Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2025-2026

11

De periodieke rapportage over de uitvoering van het SUWI-stelsel is een synthese-onderzoek dat wordt gecombineerd met de evaluatie van de Wet SUWI en de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de ZBO's UWV en SVB conform artikel 39 van de Kaderwet zbo’s. In de periodieke rapportage en de evalutie van de Wet SUWI zal worden ingegaan op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de incidentele middelen die SZW heeft ontvangen in het kader van het programma Werk aan Uitvoering. In de periodieke rapportage zal eveneens aandacht worden besteed aan de verbeteracties die het kabinet heeft ingezet in het kader van de rapporten Werk aan Uitvoering, het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag en het rapport van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties. Met deze acties heeft het kabinet geïnvesteerd in verbetering van de uitvoering en een flinke impuls aan de uitvoering gegeven. Uit de periodieke rapportage Uitvoering SUWI-stelsel moet blijken of dit inderdaad een positief effect heeft gehad op de werking van het SUWI-stelsel.

    

Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening

Ex-durante en ex-post evaluatie

2025

3 en 11

Het Programma Doorontwikkeling WGA-dienstverlening bestaat uit diverse initiatieven met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering teneinde de kans op werkhervatting te vergroten. De initiatieven moeten meer zicht bieden op de effectiviteit van WGA-dienstverlening (welke interventies hebben welk effect?). De effectevaluatie onderzoekt de effectiviteit van de initiatieven. Eind 2021 is een eerste tussenrapportage tot stand gekomen. In 2022 is daarnaast een midterm review effectiviteit WGA-dienstverlening tot stand gekomen. Deze midterm review bevat een overzicht van de inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen in de WGA-populatie, de effectiviteit van de re-integratie WGA-ers en eerste resultaten van de effectevaluatie. Op basis van deze midterm review worden in het kader van het gezamenlijke kennisprogramma «onbeperkt aan het werk» vervolgonderzoeken geïnitieerd. De effectevaluatie loop door tot 2024 en resulteert in 2025 in een eindrapport.

 

Evaluatie van het terugvorderingsbeleid

Ex-post evaluatie

2025

meerdere

SZW wil onderzoek laten uitvoeren naar de effecten van het huidige terugvorderingsbeleid in de praktijk in den brede. Het doel van dit onderzoek is het vergroten van de effectiviteit en rechtmatigheid van het terugvorderingsbeleid door de directe effecten van het terugvorderingsbeleid voor de burger en de uitvoering in kaart te brengen. Op basis van de bevindingen kunnen verbeteringen in het terugvorderingsbeleid doorgevoerd worden.

    

Doelmatigheid uitvoering SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2024-2026

11

In dit onderzoek wordt gekeken naar de productiviteitsontwikkeling bij de ZBO's UWV en SVB in de periode tot 2024.

    

Doeltreffendheid gegevensuitwisseling binnen het SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2024-2026

11

Het Inlichtingenbureau (IB) en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) zijn uitvoeringsorganisaties binnen het SUWI-stelsel. Zij spelen een belangrijke rol bij de gegevensuitwisseling in het sociale zekerheidsstelsel. Deze evaluatie kijkt naar de doeltreffendheid van deze organisaties.

    

Sturing en toezicht binnen het SUWI-stelsel

Ex-post evaluatie

2024-2026

11

Sinds de vorige SUWI-evaluatie in 2020 zijn diverse verbeteringen doorgevoerd in de sturings- en toezichtsrelatie tussen SZW en de uitvoeringsorganisaties. Als input voor de periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel wordt geëvalueerd wat de stand van zaken is en welke verbeteringen er nog mogelijk zijn.

    

Evaluatie WEU

Ex-post evaluatie

2025-2026

11

Op 1 januari 2008 is de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen (WEU) in werking getreden. Deze wet moet op basis van artikel 86.2 Wet SUWI periodiek geëvalueerd worden. Met deze evaluatie wordt voldaan aan deze verplichting.

    

Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht

Ex-post evaluatie

2024-2029

5

We voeren een omvangrijk, meerjarig effectiviteitsonderzoek uit naar de sollicitatieverplichting van de WW. Middels een experimentele onderzoeksopzet onderzoeken we de effectiviteit van de huidige invulling van de inspanningsplicht in de vorm van de sollicitatieplicht en de effectiviteit van een andere invulling van de plicht. Daarbij is meer aandacht voor maatwerk en sturing op de kwaliteit van het werkzoekgedrag.

    

Synthesestudie re-integratie

Ex-post evaluatie

2026-2028

meerdere

In deze synthesestudie worden de kennislacunes op het gebied van re-integratie in kaart gebracht en waar mogelijk ingevuld met bestaand onderzoek. Hiervoor zal onder andere gebruik worden gemaakt van meerdere periodieke rapportages die de komende jaren op de planning staan.

Thema 14: Corona

Thema

Type onderzoek

Looptijd

Begrotingsartikel

Synthesestudie interdepartementaal

Ex-post evaluatie

2025

meerdere

De synthesestudie zal zich richten op de grootste steunmaatregelen (TVL/TOGS, NOW, TOZO en belastinguitstel) en zal uiterlijk eind 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Centraal bij deze synthese staat de vraag hoe doeltreffend en doelmatig de opeenvolgende steunpakketten als geheel zijn geweest. Tevens gaan we na wat de belangrijkste lessen en eventueel onbedoelde neveneffecten zijn op basis van de individuele evaluaties. Hierbij wordt samengewerkt met FIN en EZK.

    

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang

Ex-post evaluatie

2024

7

Met dit onderzoek wordt onderzocht of de doelen van de 1) tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang, 2) tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO zonder overheidsvergoeding, 3) de gemeentelijke regelingen kinderopvang, en 4) de noodopvang behaald zijn. Daarnaast wordt onderzocht of de regelingen doeltreffend en doelmatig waren en welke lessen er voor Nederland te trekken zijn over de noodopvang.

    

Evaluatie NL leert door

Ex-durante en ex-post evaluatie

2022-2024

1

Met de evaluatie worden de doeltreffendheid en effecten van de drie subsidieregelingen die onder NL Leert Door vallen onderzocht (ontwikkeladvies, scholing en QuickScan Sectoraal Maatwerk). Op deze manier wordt duidelijk of de regelingen bijgedragen hebben aan het doel van NL Leert Door: het behoud van werk en expertise. In 2022 is de eerste tussenrapportage naar de Kamer verstuurd en in de tweede helft van 2023 volgt de tweede tussenrapportage. Het eindrapport is in 2024 gereed. De inzichten die de evaluatie oplevert, kunnen daarnaast benut worden voor toekomstig beleid en nieuwe subsidieregelingen op het terrein van scholing en leven lang ontwikkelen.

Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 28) wordt jaarlijks een overzicht van alle rijksuitgaven aan Caribisch Nederland (met uitzondering van de vrije uitkering ofwel het BES-fonds) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties (IV).

Naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State en het Interdepartementale Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (IBO) volgt het kabinet de aanbeveling op om het overzicht Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland aanzienlijk uit te breiden (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 11). Doel hiervan is om de rol van het Ministerie van BZK te verstevigen en een meer integrale afweging van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland te bevorderen.

In de begroting Koninkrijksrelaties (IV) is het totale overzicht van de Rijksuitgaven Caribisch Nederland te vinden. Hieronder is de uitsplitsing van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland voor de departementale begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) weergegeven. De in tabel 206 opgenomen bedragen zijn een opsomming van de in de verschillende beleidsartikelen verantwoorde uitgaven. In onderstaand overzicht en de bijbehorende toelichtingen wordt aangegeven of het uitgaven zijn ten behoeve van eilandelijke taken (E) of rijkstaken (R), of er sprake is van incidentele (I) of structurele (S) bekostiging en wordt een toelichting gegeven op de wijze van financiering welke gekoppeld is aan de beoogde beleidsdoelen. Een toelichting op de budgettaire ontwikkeling en de beleidsrelevante kerncijfers is te vinden in het desbetreffende beleidsartikel.

Tabel 206 Departementaal overzicht Rijksuitgaven Caribisch Nederland (bedragen x € 1.000)

Artikel/ instrument

Taak1

Bijdrage2

realisatie

ontwerpbegroting t+1

   

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal uitgaven

  

94.670

129.711

137.448

138.751

140.320

145.252

148.964

          

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

7.370

10.700

11.876

12.006

12.023

12.048

12.096

Inkomensoverdrachten

R

S

7.370

10.700

11.876

12.006

12.023

12.048

12.096

Bijdrage aan medeoverheden

E

I

0

2.676

4.450

500

500

500

0

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

1.099

763

757

768

772

774

778

Inkomensoverdrachten

R

S

1.099

763

757

768

772

774

778

Artikel 5 Werkloosheid

1

5

5

5

5

5

5

Inkomensoverdrachten

R

S

1

5

5

5

5

5

5

Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

8.677

7.547

5.753

5.804

5.815

5.819

5.838

Inkomensoverdrachten

R

S

8.677

7.547

5.753

5.804

5.815

5.819

5.838

Artikel 7 Kinderopvang

18.143

28.378

28.755

28.578

28.210

29.345

29.394

Subsidies (regelingen)

E

S

10.992

15.023

21.183

23.149

24.770

25.880

27.179

Opdrachten

E

S

753

1.566

1.692

1.692

1.692

1.692

1.692

Bijdrage aan medeoverheden

E

I

6.398

11.789

5.880

3.737

1.748

1.773

523

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

39.908

54.996

60.408

63.817

67.115

70.887

74.391

Inkomensoverdrachten

R

S

39.908

54.996

60.408

63.817

67.115

70.887

74.391

Artikel 9 Nabestaanden

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

Inkomensoverdrachten

R

S

2.078

3.234

3.487

3.511

3.514

3.520

3.532

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

8.350

13.301

13.584

13.673

13.698

13.700

13.679

Inkomensoverdrachten

R

S

8.350

13.301

13.584

13.673

13.698

13.700

13.679

Artikel 11 Uitvoering

9.044

10.787

12.823

10.589

9.168

9.154

9.251

Bekostiging

R

S

9.044

10.787

12.823

10.589

9.168

9.154

9.251

X Noot
1

R = Rijk, E = eilandelijk.

X Noot
2

S = structureel, I = incidenteel.

Toelichting

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Onderstand.

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Bijdrage aan medeoverheden:

Dit betreft eilandelijke taken.

De bijzondere uitkering is bestemd voor de financiering van initiatieven van de openbare lichamen met betrekking tot eilandelijke taken die raken aan het beleidsterrein van SZW. Voorbeelden zijn: werken met een beperking, arbeidsbemiddeling, (lokale) armoedebestrijding en schuldhulpverlening.

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ongevallenverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 5 Werkloosheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling, eenmalige uitkering op basis van de Cessantiawet BES.

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ziekteverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 7 Kinderopvang

Subsidies (regelingen)

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele subsidie voor het bevorderen van de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang.

Op 4 juni is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd (Stb. 2024, 140). In de wet zijn eisen opgenomen ten aanzien van kwaliteit, financiering en toezicht van kinderopvang. De wet zal naar verwachting per 1 juli 2025 bij Koninklijk Besluit in werking treden. Tot die tijd wordt de Tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland verlengd.

Opdrachten

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele opdrachten ten behoeve van kinderopvang.

Het gaat onder andere om middelen voor onderzoek, centrale uitvoeringskosten en het programmabureau BES(t)4 Kids.

Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft een eilandelijke taak: kinderopvang.

Dit betreft middelen voor de bijzondere uitkering aan de eilanden voor de versterking van kinderopvang en voor- en naschoolse opvang in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids.

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene oudedagsvoorziening.

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Artikel 9 Nabestaanden

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene weduwen en wezenverzekering.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijdgerelateerd.

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: algemene kinderbijslagvoorziening.

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Artikel 11 Uitvoering

Bekostiging

Dit betreft een structurele rijkstaak: kosten voor de unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland.

Bijlage 8: NGF-bijlage

Deze bijlage bevat financiële informatie en op hoofdlijnen een toelichting van de stand van zaken van de NGF-projecten die vallen onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Tabel 207 Nationaal Groeifonds (NGF) projecten SZW (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal uitgaven NGF-Projecten

3.903

10.789

8.440

7.400

8.000

7.300

0

        

Subtotaal uitgaven project Vaardig met Vaardigheden

3.903

9.789

2.140

0

0

0

0

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

       

Opdrachten

471

1.729

0

0

0

0

0

Artikel 11 Uitvoering

       

Bijdrage ZBO's &RWT's

3.220

8.018

2.140

0

0

0

0

Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

       

Personele uitgaven

212

42

0

0

0

0

0

        

Subtotaal Meer uren werkt

0

1.000

6.300

7.400

8.000

7.300

0

Artikel 1 Arbeidsmarkt

       

Subsidies

0

590

5.706

6.953

7.586

6.465

0

Opdrachten

0

25

100

25

25

250

0

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

       

Opdrachten

0

35

0

0

0

0

0

Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

       

Personele uitgaven

0

307

424

367

334

502

0

Externe inhuur

0

15

15

0

0

0

0

Bijdrage SSO's

0

28

55

55

55

83

0

        

Ontvangsten

0

2.333

0

0

0

0

0

Vaardig met vaardigheden

Het programma Vaardig met Vaardigheden is het skillsdeel van het Nationaal Groeifonds programma Leeroverzicht en Skills. Hierin werken OCW, SZW, UWV, SBB, CBS en TNO aan de ontwikkeling en het open beschikbaar stellen van een gemeenschappelijke skillstaal met de naam CompetentNL. CompetentNL kan door publieke en private afnemers worden gebruikt om fijnmaziger te beschrijven wat iemand al kan, wat iemand nodig heeft bij het uitvoeren van een baan en wat iemand met een bepaalde scholingsinterventie (te beginnen met het middelbaar beroepsonderwijs, mbo) kan leren.

Het programma bestaat uit vier fasen. In de eerste twee fasen van het programma is een marktverkenning uitgevoerd, een proof of concept ontwikkeld en zijn pilots uitgevoerd. Omdat het een innovatief programma is, was medio 2024 een go/no-go moment ingelast om te bepalen of het voldoende waarschijnlijk is dat de beoogde maatschappelijke waarde zal worden gerealiseerd. De uitkomsten van de pilots zijn voorgelegd aan de klankbordgroep en de stuurgroep en op basis hiervan is besloten het programma voort te zetten. In de huidige fase 3 wordt een basisversie van CompetentNL ontwikkeld en de hostingoplossing getest en in fase 4 volgt de overdracht naar beheer.

Meer uren werkt!

Meer uren werkt! wil dat mensen die in deeltijd werken en meer kunnen en willen werken, maximaal in staat gesteld worden om dat vervolgens ook te gaan doen. Een hoger arbeidsaanbod van deze groep draagt bij aan het verdienvermogen van Nederland en de economische zelfstandigheid van deeltijdwerkers. Het project wil dat bereiken door knelpunten aan te pakken met bewezen interventies en deze op te schalen naar de gehele arbeidsmarkt. Denk hierbij aan het anders inroosteren van de werkdag, het mogelijk maken van combinatiebanen of het bespreekbaar maken van, en begrip creëren voor mantelzorg.

Het Nationaal Groeifonds investeert maximaal € 75 miljoen in het project. Dit bedrag bestaat uit een toekenning van € 30 miljoen en een voorwaardelijke toekenning van € 45 miljoen. Resultaten zullen primair gerealiseerd worden binnen de sectoren zorg en welzijn, basisonderwijs en kinderopvang. Als dit succesvol blijkt, zullen de interventies sectoraal en regionaal opgeschaald worden.

Het toegekende subsidiebudget voor Meer Uren Werkt! is enerzijds bestemd voor de projectsubsidie aan Groeifondspartner Universiteit van Utrecht, en anderzijds voor de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd.

De subsidieregeling stimuleert organisaties in de zorg, onderwijs en kinderopvang om interventies (activiteiten) uit te voeren. Het doel van de regeling is om te onderzoeken welke van deze activiteiten goed werken om de belemmeringen voor deeltijders om meer uren te werken weg te nemen zodat deze in het vervolgtraject kunnen worden opgeschaald naar de gehele arbeidsmarkt. De interventies richten zich op:

  • 1. het ondersteunen van uitbreiding van de arbeidstijd;

  • 2. contractuitbreiding en cultuurverandering in de maatschappij;

  • 3. het bevorderen van een maatschappelijke beweging en kennisontwikkeling met betrekking tot het stimuleren van het werken van meer uren.

Bijlage 9: Conversietabel Inburgering

Onderstaand overzicht toont de reeksen op het terrein van inburgering die vanaf het jaar 2025 worden overgeheveld van de begroting van SZW naar de begroting van JenV.

Tabel 208 Conversietabel Inburgering

Begrotingsnummers (oud, nieuw)

Artikelnaam

Omschrijving

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

15

SZW

Verplichtingen

377.310

601.689

     

6

JenV

Verplichtingen

  

481.786

479.362

343.488

296.752

281.118

          

15

SZW

Uitgaven

376.802

602.689

     

6

JenV

Uitgaven

  

482.786

480.362

344.488

296.752

281.118

          

15

SZW

Ontvangsten

6.059

3.000

     

6

JenV

Ontvangsten

  

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

          
 

Beleidsartikelen (uitsplitsing)

       
          

15.13

Integratie en maatschappelijke samenhang

verplichtingen

377.310

601.689

     

6.38

Asiel en Migratie

verplichtingen

  

481.599

478.958

340.409

293.160

277.526

          

15.13

Integratie en maatschappelijke samenhang

uitgaven

376.802

602.689

     

6.38

Inburgering

uitgaven

  

482.599

479.958

341.409

293.160

277.526

          

15.13

Integratie en maatschappelijke samenhang

 

376.802

602.689

     

6.38.2

Inburgering

Inburgering

  

482.599

479.958

341.409

293.160

277.526

15.13.0.18

Integratie en maatschappelijke samenhang

Bijdrage aan Agentschappen

26.089

31.652

     

6.38.2.1

Inburgering

Bijdrage aan Agentschappen

  

29.738

29.745

26.910

23.934

23.934

15.13.0.18.1

Integratie en maatschappelijke samenhang

Agentschap DUO

26.089

31.652

     

6.38.2.1.20

Inburgering

DUO

  

29.738

29.745

26.910

23.934

23.934

15.13.0.15

Integratie en maatschappelijke samenhang

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

33.651

55.337

     

6.38.2.2

Inburgering

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

  

57.950

60.683

33.842

33.842

33.842

15.13.0.15.1

Integratie en maatschappelijke samenhang

COA

33.651

55.337

     

6.38.2.2.20

Inburgering

COA

  

57.950

60.683

33.842

33.842

33.842

15.13.0.19

Integratie en maatschappelijke samenhang

Bijdrage aan medeoverheden

208.349

426.522

     

6.38.2.3

Inburgering

Bijdrage aan medeoverheden

  

338.587

353.002

253.876

209.841

194.865

15.13.0.19.1

Integratie en maatschappelijke samenhang

Gemeenten maatschappelijke begeleiding

 

55

     

6.38.2.3.20

Inburgering

Maatschappelijke begeleiding

  

142

    

15.13.0.19.2

Integratie en maatschappelijke samenhang

Gemeenten inburgeringsvoorzieningen

186.141

410.120

     

6.68.2.3.21

Inburgering

Inburgeringsvoorzieningen

  

323.188

353.002

253.876

209.841

194.865

15.13.0.19.3

Integratie en maatschappelijke samenhang

Specifieke uitkering onderwijsroute

22.208

16.347

     

6.38.2.3.22

Inburgering

Onderwijsroute

  

15.257

    

15.13.0.12

Integratie en maatschappelijke samenhang

Subsidies

11.665

17.664

     

6.38.2.4

Inburgering

Subsidies

  

14.062

12.542

7.548

7.104

6.571

15.13.0.12.5

Integratie en maatschappelijke samenhang

Vroege Integratie en Participatie

7.628

13.711

     

6.38.2.4.20

Inburgering

Vroege Integratie

  

12.711

12.042

7.548

7.104

6.571

15.13.0.12.4

Integratie en maatschappelijke samenhang

Overige subsidies algemeen

4.037

3.953

     

6.38.2.4.29

Inburgering

Overig

  

1.351

500

   

15.13.0.13

Integratie en maatschappelijke samenhang

Opdrachten

6.344

5.467

     

6.38.2.5

Inburgering

Opdrachten

  

13.250

7.638

6.700

6.700

6.700

15.13.0.13.1

Integratie en maatschappelijke samenhang

Inburgering en Integratie

6.344

5.467

     

6.38.2.5.20

Inburgering

Inburgering en Integratie

  

13.250

7.638

6.700

6.700

6.700

15.13.0.22

Integratie en maatschappelijke samenhang

Leningen

90.704

66.047

     

6.38.2.6

Inburgering

Leningen

  

29.012

16.348

12.533

11.739

11.614

15.13.0.22.1

Integratie en maatschappelijke samenhang

DUO

90.704

66.047

     

6.38.2.6.20

Inburgering

DUO

  

29.012

16.348

12.533

11.739

11.614

          

15.99.0

Nog onverdeeld

Nog onverdeeld

       

6.92.1

Onverdeeld

Onverdeeld

  

187

404

3.079

3.592

3.592

          

15.99.0

Nog onverdeeld

Nog onverdeeld

       

6.92.1

Onverdeeld

Onverdeeld

  

187

404

3.079

3.592

3.592

          

15.99.0.21

Nog onverdeeld

        

6.92.1.1

Onverdeeld

Onverdeeld

  

187

404

3.079

3.592

3.592

15.99.0.21.1

Nog onverdeeld

Apparaat

       

15.99.0.21.11

Nog onverdeeld

Programma

       

6.92.1.1.11

Onverdeeld

Onverdeeld

  

187

404

3.079

3.592

3.592

          
 

Ontvangsten

       
          

15.13

Integratie en maatschappelijke samenhang

 

6.059

3.000

     

6.38

Inburgering

Ontvangsten

  

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Bijlage 10: Lijst van afkortingen

Lijst van afkortingen

Afkorting

Betekenis

ACOI

Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding

AFM

Autoriteit Financiële Markten

AHK

Algemene heffingskorting

AIO

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

AKW

Algemene Kinderbijslagwet

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

Anw

Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds

AO

Arbeidsongeschiktheid, of Algemeen Overleg

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

AOV

Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland, of Arbeidsongeschiktheidsverzekering

AOW

Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds

APP

Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Arbo

Arbeidsomstandigheden

ASB

Assurantiebelasting

ATW

Arbeidstijdenwet

avv

Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

Awir

Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen

AWW

Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland, of Algemene Weduwen en Wezenwet

AZC

Asielzoekerscentrum

BAZ

Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen

Bbz

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen

BES

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)

BIKK

Bijdrage in kosten kortingen

BKWI

Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

BMIP

Brabants Migratie Informatiepunt

BNC

Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen

BNPL

Buy Now Pay Later

BRP

Basisregistratie Personen

Brzo

Besluit risico’s zware ongevallen

BZ

(Ministerie van) Buitenlandse Zaken

BZK

(Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

cao

Collectieve arbeidsovereenkomst

CASS

Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

CMD

Common Mental Disorder

CN

Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CPB

Centraal Planbureau

CSE

Chronic solvent-induced encephalopathy, een aandoening van het centrale zenuwstelsel als gevolg van de langdurige blootstelling aan oplosmiddelen

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

DGA

Duurzaam geen arbeidsvermogen

DI

Duurzame inzetbaarheid

DKIZ

Dubbele kinderbijslag intensieve zorg

DMS

Document Management Systeem

DNB

De Nederlandsche Bank

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

EK

Eerste Kamer

ELA

European Labour Authority (Europese Arbeidsautoriteit)

EMU

Economische en Monetaire Unie

EPA

Ernstige psychische aandoening

EPSCO

Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

ERD ZW

Eigenrisicodragen Ziektewet

ESB-regeling

Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESF+

Europees Sociaal Fonds Plus

ETK-regeling

Extra Territoriale Kosten regeling

EU

Europese Unie

EZ

(Ministerie van) Economische Zaken

FIN

(Ministerie van) Financiën

G&VW

Gezond en Veilig Werken

GGD

Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

GGZ

Geestelijke gezondheidszorg

GHOR

Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio

GIPs

Grensinformatiepunten

GWV

Generieke Werkgeversvoorziening

havo

Hoger algemeen voortgezet onderwijs

HLA

Hoofdlijnenakkoord

HVP

Herstel- en Veerkrachtplan

IAS

Instituut Asbestslachtoffers

IB

Inlichtingenbureau

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

IBPV

Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening

IHH

Informatiehuishouding

ILO

International Labour Organization

IO&E

Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed

IOAOW

Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden

IOAW

Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers

IOAZ

Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen

IORP

Europese Pensioenfondsrichtlijn

IOW

Inkomensvoorziening Oudere Werklozen

IPS

Individuele Plaatsing en Steun

IUSD

Integratie-uitkering sociaal domein

IVA

Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

JenV

(Ministerie van) Justitie en Veiligheid

Jeugd-LIV

Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel

KIS

Kennisplatform Inclusief Samenleven

KO

Kinderopvang

KOT

Kinderopvangtoeslag

LCR

Landelijke Cliëntenraad

LIV

Lage-inkomensvoordeel

LKS

Loonkostensubsidie

LKV

Loonkostenvoordelen

LLO

Leven Lang Ontwikkelen

LOCOV

Longitudinaal Onderzoek Cohort Oekraïense Vluchtelingen

LOCS

Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders

LRK

Landelijk Register Kinderopvang

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MCKW

Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven

MDIEU

Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden

MEV

Macro-economische Verkenning

MIP

Meerjarig investeringsprogramma

Mkb

Midden- en kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

Mln

Miljoen

NCDR

Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme

NEA

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden

NGF

Nationaal Groeifonds

Nibud

Nationaal instituut voor budgetvoorlichting

NL

Nederland

NLA

Nederlandse Arbeidsinspectie

NOW

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid

NPLV

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

NVVK

Branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OBR

Overbruggingsregeling AOW

OCTAS

Onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel

OCW

(Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPS

Organo Psycho Syndroom

OV

Ongevallenverzekering Caribisch Nederland

Pgb

Persoonsgebonden budget

PGV

Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland

PIP

Plan Inburgering en Participatie

POC KOT, of POK

Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag

PPI

Premiepensioeninstelling

PRK

Personenregister Kinderopvang

Pro

Praktijkonderwijs

pSG

Plaatsvervangend secretaris-generaal

PWRI

Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie

RBK

Register Buitenlandse Kinderopvang

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)

REACH CLP

Registration, Evaluation, Authorisation en restriction of Chemicals and Classification, Labelling en Packaging

REACT-EU

Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe

RI&E

Risico-inventarisatie en -evaluatie

RIHH

Regeringscommissaris Informatiehuishouding

RIS

Rapportage integratie en samenleven

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RNI

Registratie niet-ingezetenen

RMT

Regionaal mobiliteitsteam

RSO

Rijksschoonmaakorganisatie

RVO

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

RVU

Regeling voor vervroegde uittreding

RvW

Regeling van Werkzaamheden

RWC

Regionale werkcentra

RWT

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SBB

Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

SBCM

Stichting Beheer Collectieve Middelen

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SEA

Strategische Evaluatie Agenda

SER

Sociaal-economische Raad

SG

Secretaris-generaal

SiSa

Single information Single audit

SLIM

Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen

SMI

Sociaal-medische indicatie

SPUK

Specifieke Uitkering

SSO

Shared Service Organisatie

STAP

Stimulering Arbeidsmarktpositie

Stb.

Staatsblad

SUWI

Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Sw

Sociale werkvoorziening

SZ

Sociale Zekerheid

SZI

(Directoraat Generaal) Sociale Zekerheid en Integratie

SZW

(Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS

Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers

TK

Tweede Kamer

TNO

Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TOGS

Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19

Tozo

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers

TSB

Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten

TVL

Tegemoetkoming Vaste Lasten

TW

Toeslagenwet

Twv

Tewerkstellingsvergunning

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

UN

United Nations

UVB

Uitvoering Van Beleid

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

Vbar

Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

VE

Voorschoolse educatie

VGR

Voortgangsrapportage

VIA

Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt

VIM

Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VOG

Verklaring Omtrent het Gedrag

Vso

Voortgezet speciaal onderwijs

Vut

Vervroegde uittreding

vwo

Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

VWS

(Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waadi

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wab

Wet arbeidsmarkt in balans

WagwEU

Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wamil

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAS

Wet aanpak schijnconstructies

WaU

Werk aan Uitvoering

Wav

Wet arbeid vreemdelingen

WAZ

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet Arbeid en Zorg

WBO

Wet betaald ouderschapsverlof

WEA

Werkgevers Enquête Arbeid

WEU

Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen

Wfw

Wet flexibel werken

WGA

Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten

WGO

Wetgevingsoverleg

Whk

Werkhervattingskas

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WKB

Wet op het Kindgebonden Budget

Wko

Wet kinderopvang

Wlz

Wet langdurige zorg

Wml

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon

Wob

Wet openbaarheid van bestuur

Woo

Wet open overheid

WOR

Wet op de Ondernemingsraden

Wsnp

Wet schuldsanering natuurlijke personen

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

Wtl

Wet tegemoetkomingen loondomein

Wtp

Wet toekomst pensioenen

Wtta

Wet toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten

WW

Werkloosheidswet

WJW

Wet werken waar je wilt

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZEA

Zelfstandigen Enquête Arbeid

ZEZ

Regeling Zelfstandig En Zwanger

ZonMw

Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie

ZV

Ziekteverzekering Caribisch Nederland

ZVW

Zorgverzekeringswet

ZW

Ziektewet

zzp

Zelfstandige zonder personeel


X Noot
3

HR 24 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:746

X Noot
4

Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.

X Noot
5

Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

X Noot
6

Het model berekent vervolgens het netto-inkomen (het bruto-inkomen minus sociale premies en belastingen, rekening houdend met de specifieke aftrekposten van het huishouden). Het besteedbaar inkomen wordt berekend door het netto-inkomen te verrekenen met de zorgkosten, eventuele toeslagen, kinderbijslag en de netto-kosten van kinderopvang. Ten slotte kan de procentuele verandering van het besteedbaar inkomen tussen jaar t en t+1 worden berekend, gecorrigeerd voor inflatie. Dat is de koopkrachtmutatie die wordt gerapporteerd.

X Noot
7

Koopkrachtramingen van SZW zijn gebaseerd op de nominale zorgpremie van het Ministerie van VWS. Deze raming valt in 2025 naar verwachting € 4 hoger uit dan de raming van het CPB. Een onderbouwing van de raming van het Ministerie van VWS is opgenomen in de VWS-begroting.

X Noot
8

In het basispad stond een verlaging gepland die samenhangt met de tijdelijke verhoging van de WKB in 2023. Per saldo komt de beleidsmatige verhoging daardoor lager uit, namelijk op circa € 45. Daarnaast wordt gelijktijdig met verhoging van het kindbedrag het afbouwpercentage licht verhoogd. Zie ook paragraaf 5.2.9.

X Noot
9

De SZW-begroting voor 2024 bevat een uitgebreide toelichting op de representativiteit van de voorbeeldhuishoudens (zie paragraaf 5.2.7 van de SZW-begroting 2024).

X Noot
10

Voor huishoudens met kinderen zijn de berekeningen gebaseerd op de aanwezigheid van twee kinderen tussen 6 en 11 jaar oud.

X Noot
11

In 2025 worden de vergoedingspercentages voor de kinderopvangtoeslag verhoogd, en daarnaast wordt er ook geïntensiveerd in de huurtoeslag (zie ook paragraaf 5.2.9). Doordat de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag buiten beschouwing blijven bij de berekening van de koopkrachtontwikkeling van voorbeeldhuishoudens, kan de koopkrachtontwikkeling van vergelijkbare huishoudtypen in de praktijk hoger uitvallen. De intensiveringen van de kinderopvangtoeslag en de huurtoeslag zijn overigens meegenomen in de berekeningen voor koopkrachtontwikkeling zoals getoond in de boxplot.

X Noot
12

Het omvat de minimale uitgaven om in basisbehoeften te voorzien en de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie. Zie . SCP, Nibud en CBS werken overigens gezamenlijk aan een nieuwe armoededefinitie, die naar verwachting komend jaar wordt gepresenteerd. Zie .

X Noot
13

Bovendien speelt ook mee dat het inkomen waarmee wordt gerekend bij een alleenstaande ouder lager is dan de twee andere huishoudtypen vanwege de aanname dat de alleenstaande in de uitgangssituatie in op minimumloonniveau in deeltijd werkt (0,8 fte), terwijl bij de twee andere huishoudtypen wordt aangenomen dat zij voltijds werken op minimumloonniveau. Als gevolg daarvan heeft een alleenstaande ouder bij doorgroeien meer baat bij de arbeidskorting (die nog sterk oploopt tot circa 90% minimumloonniveau) en bovendien heeft een alleenstaande ouder minder te maken met de afbouw van de zorg- en huurtoeslag, waarvan de afbouw begint vanaf circa 100-105% minimumloonniveau.

X Noot
14

Met figuur 9 wordt uitvoering gegeven aan de motie-Ester (Kamerstukken I, 2017/18, 34 775, nr. O).

X Noot
15

Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. 59.

X Noot
16

De werkgroep Koopkracht bestaat uit vertegenwoordigers van CPB, CBS, Nibud, de wetenschap en de Ministeries van SZW en Financiën.

X Noot
17

Daarmee sluit de berekening van de gemiddelde druk aan bij de zogenaamde , die is geïntroduceerd door de Commissie Draagkracht. In deze invulling is de gemiddelde druk gelijk aan 1 minus de bestedingsindex. In het rapport van de Commissie Draagkracht is te lezen hoe de huren en kosten van kinderen daarin worden meegenomen en ook welke aanpassingen nodig zijn voor huishoudens met een koopwoning.

X Noot
18

Kamerstukken II 2021/22, 35 925, nr. 79.

X Noot
19

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 51.

X Noot
20

Ten opzichte van de situatie met ongewijzigd beleid heeft de maatregel wél een positief inkomenseffect. Het mediane inkomenseffect is +0,1% voor huishoudens met een effect.

Naar boven