36 410 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 oktober 2023

De afgelopen decennia is het aantal zelfstandig werkenden op de Nederlandse arbeidsmarkt flink toegenomen. Het kabinet hecht eraan dat deze ontwikkeling zich ook vertaalt in een sterkere vertegenwoordiging van zelfstandigen in de polder. Dan gaat het om de directe contacten met het kabinet over nieuw (arbeidsmarkt)beleid, de versterking van de stem van zelfstandigen bij advisering door de Sociaal-Economische Raad (SER), maar ook de onderlinge contacten met vertegenwoordigende partijen in de Stichting van de Arbeid (StvdA).

Aanleiding

De (gewijzigde) motie van de leden Smals en Van Beukering-Huijbregts1 verzoekt de regering om «drempels weg te nemen voor zelfstandigen om ze een volwaardige rol te laten spelen in de polder en de Stichting van de Arbeid».

De Tweede Kamer heeft de afgelopen tijd naast bovengenoemde motie ook een tweetal andere moties aangenomen die ertoe strekken de positie van zelfstandigen in de polder te versterken. Dit betreft de motie van het lid Smals c.s.2 over het breder in de polder versterken van de positie van zelfstandigen respectievelijk de motie van het lid Tielen c.s.3 over een aan werkgevers en werknemers gelijkwaardige positie voor zelfstandigen.

De gedachte achter deze moties is dat zelfstandigen inmiddels een dusdanig omvangrijke groep werkenden betreft met een eigenstandige positie op de arbeidsmarkt, dat dit andere eisen stelt aan de representatie van deze groep binnen de SER en de StvdA. In deze gedachtegang is het belangrijk zelfstandigen nadrukkelijk te betrekken bij de voorbereiding van beleid en wetgeving door een «gelijkwaardige» of «volwaardige» positie in het polderoverleg te realiseren.

Belang betrokkenheid zelfstandigenorganisaties

Het kabinet is van oordeel dat een goede voorbereiding van beleid en wetgeving met zich meebrengt dat relevante spelers op de betreffende thema’s hun inbreng kunnen leveren en dat deze inbreng wordt gewogen en betrokken bij de uitwerking van voorgenomen beleid en wetgeving. Dit versterkt de kwaliteit van beleid en wetgeving op sociaaleconomisch terrein.

Ik vind het belangrijk dat zelfstandigen(organisaties) hun inbreng kunnen leveren op voor hen relevante thema’s. Dat kan op initiatief van zelfstandigenorganisaties, bijvoorbeeld wanneer zij naar aanleiding van relevante praktijkervaringen en casussen vragen of suggesties hebben en daarover in gesprek gaan met mij of mijn ambtenaren. Maar ook vraagt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zelfstandigen(organisaties) met regelmaat om hun inbreng en gaat daarover met hen in gesprek. Daarnaast vinden er op bepaalde thema’s meer periodieke vormen van gesprek en overleg plaats. Zo zijn in Coronatijd met verschillende zzp-stakeholders4 gesprekken gevoerd over de bijstandsverlening aan zelfstandigen. Ook organiseert mijn ministerie met enige regelmaat brede bijpraat-sessies met zelfstandigenorganisaties, waar inbreng kan worden gegeven op de plannen rondom met name de beoordeling van arbeidsrelaties en handhaving daarop.5

Rol in de polder

De motie spreekt van een «volwaardige rol in de polder» en dan gaat het ook over participatie in de SER en de StvdA.

Zoals eerder gedeeld is met uw Kamer, hecht het kabinet aan een zelfstandige positie van zelfstandigen in de SER. Ik ben blij dat de SER geadviseerd heeft om het aantal zetels uit te breiden6, waardoor het geluid van zelfstandigen in de Raad verder wordt versterkt. Het kabinet heeft dit advies opgevolgd en heeft een aanpassing van de Wet op de SER gerealiseerd, die per 15 september jongstleden in werking is getreden, waardoor de zeteluitbreiding eerder dan de volgende zittingsperiode van de SER (per 1 april 2024) kon ingaan.

Naar aanleiding van de motie van de leden Smals en Van Beukering-Huijbregts ben ik ook nader in overleg getreden met de StvdA over het betrekken van zelfstandigenorganisaties. In tegenstelling tot de SER is de StvdA immers een privaatrechtelijke organisatie, waarbij het bestuur zelf bepaalt welke organisaties aangesloten (kunnen) zijn. Ook de StvdA is in gesprek gegaan met de heer Smals en heeft mij geïnformeerd over de uitkomst van dit gesprek. U treft de brief van de StvdA bijgaand aan.

Hoewel de StvdA is opgericht voor centrale werkgevers- en werknemersorganisaties, is mijn indruk dat zij zich rekenschap geeft van de positie van zelfstandigen op de arbeidsmarkt en de belangen van deze groep langs verschillende wegen meeneemt in het overleg binnen de StvdA. Ik stel tegelijkertijd ook vast dat dit onvoldoende zichtbaar is en dat de StvdA voornoemde motie ook beschouwt als een oproep om de zichtbaarheid hiervan te vergroten.

Voorts acht ik het positief dat de StvdA een meer structureel overleg met zelfstandigenorganisaties overweegt, omdat dit bijdraagt aan de positie van zelfstandigen in de polder en daarmee een meerwaarde heeft bij het realiseren van draagvlak voor voorgenomen beleid en wet- en regelgeving. De positie van zelfstandigen in de polder houdt blijvend mijn aandacht.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstuk 36 200 XV, nr. 83

X Noot
2

Kamerstuk 29 544, nr. 1096

X Noot
3

Kamerstuk 31 311, nr. 231

X Noot
4

Het Instituut voor MKB, Vereniging ZZP Nederland, FNV Zelfstandigen, Platform Zelfstandige Ondernemers, ONL voor Ondernemers en Werkvereniging Modern Werken.

X Noot
5

Zie ook de voortgangsbrief «Werken met en als zelfstandige(n) van 16 december 2022.

X Noot
6

Advies inzake het benoemingsrecht voor de SER voor de zittingsperiode 1 april 2022 tot en met 31 maart 2024, d.d. 30 maart 2022.

Naar boven