32 824 Integratiebeleid

Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2023

1. Inleiding

Inburgering is belangrijk. Via inburgering leren nieuwkomers de Nederlandse taal en verbeteren hun mogelijkheden om actief te participeren in de Nederlandse samenleving. Snel en volwaardig meedoen, het liefst met betaald werk, is het overkoepelende doel van het inburgeringsbeleid. Actieve deelname biedt perspectief voor zowel de nieuwkomer als voor hun kinderen. Dat nieuwkomers meedoen, is ook van belang voor de samenleving. Op de arbeidsmarkt is iedereen nodig. Meedoen zorgt ook voor meer verbinding en het hebben van oog voor elkaar. Via inburgering doen nieuwkomers noodzakelijke kennis op van de Nederlandse samenleving, van onze belangrijke waarden en regels en de manier waarop we met elkaar omgaan. Voor een succesvolle integratie is het belangrijk dat de samenleving kansen biedt en de nieuwkomer zich optimaal inspant om zichzelf te ontwikkelen en actief een bijdrage levert aan de samenleving. Nederland is een land waar veel mensen met verschillende achtergronden, religies en opvattingen een thuis hebben. Voor het behouden van de cohesie in onze samenleving is het van belang dat nieuwkomers investeren in participatie in onze maatschappij, maar dat wij ons ook inspannen om de nieuwkomers een plek te bieden.

Het huidige inburgeringsstelsel is sinds 1 januari van 2022 van kracht. In het inburgeringsbeleid werken het Rijk, gemeenten en overige uitvoeringspartners nauw samen om een goede basis aan faciliteiten neer te zetten zodat de inburgeraar aan de slag kan met het leren van de taal en hoe de Nederlandse samenleving werkt. Begeleiding door gemeenten, een tijdige start, maatwerk en duale trajecten zijn belangrijke uitgangspunten van het beleid.

Recent heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de voortgang en uitvoering van het inburgeringsbeleid1. In die laatste uitvoeringsbrief van 13 juli jl. heb ik aangegeven dat ik me de komende periode richt op met name twee beleidsprincipes: tijdigheid en dualiteit. Ik zie dat er vooral op het gebied van tijdigheid een belangrijke opgave ligt om, nu én in de toekomst inburgeraars ervan te verzekeren dat zij snel van start kunnen met hun inburgering. Op het gebied van dualiteit liggen kansen om de combinatie van taal leren en werken of participeren verder te verstevigen.

Met het oog op het commissiedebat van 27 september a.s. wil ik uw Kamer met deze brief informeren over een aantal actuele ontwikkelingen op deze prioriteiten. Daarnaast informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van enkele onderzoeken die recent zijn afgerond en over enkele aanvullende acties die ik heb ondernomen.

1.1 Leeswijzer

De voorliggende brief is als volgt opgebouwd. Na de inleiding ga ik in het tweede deel in op ontwikkelingen op het terrein van de Wi2021. Vervolgens ga ik in het derde deel in op de voortgang en aspecten van de eerdere inburgeringsstelsels, Wi2013 en Wi2007. In het vierde deel informeer ik uw Kamer over enkele overige onderwerpen.

2. Wet inburgering 2021

2.1 Vroege start

In mijn brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 32 824, nr. 381) heb ik uw Kamer toegezegd samen met betrokken partners te werken aan concrete mogelijkheden om de vroege start op het azc te bevorderen. Er is een brede consensus over het belang van vroegtijdig investeren in de Nederlandse taalbeheersing en participatie van kansrijke asielzoekers en statushouders. In de afgelopen maanden heb ik al een aantal stappen gezet om de vroege start te stimuleren:

  • Er zijn structurele middelen beschikbaar gesteld voor de bestaande Meedoenbalies en Nt2-taallessen in azc’s, zodat het voortbestaan hiervan verzekerd is.

  • De Nederlandse organisatie voor vrijwilligers (NOV) heeft de opdracht gekregen om bij de Meedoenbalies extra aandacht te geven aan de participatie van vrouwelijke azc-bewoners. Reden hiervoor is dat de participatie van vrouwelijke azc-bewoners flink achterblijft op die van mannelijke azc-bewoners. Deze opdracht wordt bij de Meedoenbalies uitgevoerd in samenwerking met het COA.

  • Eerder is gebleken dat de informatieuitwisseling tussen COA en gemeenten bij de overgang van een statushouder van opvang naar gemeente (warme overdracht) niet altijd soepel liep. Er hebben inmiddels verschillende sessies plaatsgevonden om de samenwerking tussen gemeenten en COA te verbeteren.

De komende periode werk ik met partners om de vroege start op het azc verder te bevorderen. De bestaande financiële en juridische kaders zijn daarbij uitgangspunt. Het gaat daarbij onder andere om de volgende acties.

  • In gesprekken met partners kwam naar voren dat er onder de asielstatushouders en asielzoekers in azc’s onduidelijkheid heerst over wat de vroege start inhoudt en wat de mogelijkheden zijn. Daarom zal ik op korte termijn een overzicht opstellen met deze informatie.

  • Om de samenwerking tussen gemeenten en het COA verder te stimuleren, zetten we de gesprekken en sessies met gemeenten, COA, Divosa en VNG voort. Divosa en COA organiseren dit najaar o.a. een roadshow om ontmoetingen tussen de casemanagers en klantmanagers van COA en gemeenten te faciliteren en daarmee de warme overdracht verder te verbeteren.

  • Ik verken met het COA de mogelijkheden voor het uitbreiden van noodzakelijke studiefaciliteiten (ook op de noodopvanglocaties).

  • Ik verbind samen met de Minister van OCW het Programma Maatschappelijke diensttijd (MDT) aan de ambities rondom een vroege start. Een groot aantal MDT projecten biedt al de mogelijkheid voor de inzet van jonge vrijwilligers als onder meer taalmaatje voor kansrijke asielzoekers en asielstatushouders. Ook kunnen jonge asielstatushouders binnen de geldende randvoorwaarden deelnemen aan een MDT-project. Deze verbinding zal onder meer met de inzet van het platform Refugeework waar mogelijk worden geïntensiveerd.

  • Ten slotte verken ik de mogelijkheden voor afstands- en online inburgeringsonderwijs vanuit de COA-opvang en het afnemen van de brede intake op afstand.

Op langere termijn onderzoek ik ook andere manieren om de vroege start te stimuleren. Deze manieren vereisen aanpassing van juridische en financiële kaders. Ik denk hierbij aan mogelijkheden zoals het verlengen van de inburgeringstermijn met de duur van het verblijf in het azc, en het laten meetellen van onderwijsuren en participatieactiviteiten die zijn ondernomen tijdens het verblijf in het azc. In de volgende uitvoeringsbrief informeer ik uw Kamer over de voortgang van activiteiten binnen de aanpak Vroege start.

2.2 Gesprek met VNG over de PIP termijn

Ik heb uw Kamer in het commissiedebat in april 20232 toegezegd in gesprek te gaan met de VNG over de doorlooptijden brede intake en vaststelling van de plannen inburgering en participatie (PIP’s) en u hierover na het zomerreces te informeren. Uit de cijfers blijkt dat in vergelijking met 2022 er sprake is van een versnelling in de vaststelling van de PIP’s. Toch wordt de termijn van 10 weken, zoals opgenomen in de wet- en regelgeving, te vaak niet gehaald (54%). Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in de uitvoeringsbrief inburgering van juli 20233.

Tijdens het bestuurlijk overleg met de VNG in juni heb ik het belang van een goede doorstroom benadrukt en aangegeven dat ik het belangrijk vind dat gemeenten vroeg starten met intake activiteiten. Een tijdige start is cruciaal om ervoor te zorgen dat inburgeraars snel mee kunnen doen. Na huisvesting in de gemeente moet het verdere vervolg van de inburgering snel in de PIP’s worden vastgelegd. De VNG deelt het belang van een snelle doorstroom, maar geeft aan dat er verschillende taken bij gemeenten liggen die veel aandacht vragen, zoals huisvesting. Er is afgesproken dat we de doorlooptijden van de brede intake volgen en in een volgend bestuurlijk overleg in het najaar hier opnieuw bij stil staan.

Tegelijkertijd onderneem ik acties voor het versnellen van de doorstroom.

Ik heb uw Kamer daarover recent geïnformeerd4. Dit betreffen onder meer acties om de deskundigheidsbevordering van professionals in de uitvoering te versterken en verbetering van de communicatie over de mogelijkheid om bij het uitblijven van een cursusaanbod de inburgeringstermijn te verlengen. Daarnaast kijk ik met betrokken partijen naar de mogelijkheden voor het verder verkorten van doorlooptijden voor diplomawaarderingen. Ik blijf met de VNG en gemeenten in gesprek om het belang van een tijdige start te benadrukken en de doorstroom verder te versnellen.

2.3 Gesprek met de taalschoolbranche over de financiële gevolgen van de gebrekkige doorstroom

In het commissiedebat Inburgering en Integratie van 13 april jl. heb ik aan het Kamerlid Becker toegezegd om in gesprek te gaan met de taalschoolbranche over de financiële gevolgen van de gebrekkige doorstroom van nieuwe inburgeringsplichtigen onder de Wi2021. De Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO) en de MBO-Raad hebben als vertegenwoordigers van de taalschoolbranche hun standpunten op mijn ministerie toegelicht.

Ik begrijp dat de taalscholen door de trage doorstroom een moeilijke periode doormaken en dat er bij sommige scholen zorgen zijn over het voortbestaan. Ik zie echter ook dat de doorstroom inmiddels beter op gang is. Ik vind het primair aan gemeenten om met de door hen gecontracteerde taalscholen in gesprek te gaan. Bovendien zie ik in de nabije toekomst kansen voor taalscholen om de eerder gemaakte verliezen te compenseren. De meerjarenprognoses voor de instroom van asielstatushouders zijn de afgelopen periode naar boven bijgesteld. Het aantal inburgeraars zal daarom de komende jaren waarschijnlijk hoger uitvallen dan waar ten tijde van het opstellen van de contracten rekening mee is gehouden.

2.4 Financieel ontzorgen

Met de kamerbrief van d.d. 6 april 2023 (Kamerstuk 32 824, nr. 382) heb ik u geïnformeerd over het besluit om tijdelijk een ruimere uitleg te geven aan het wetsartikel over het financieel ontzorgen van statushouders. Het betalen van de vaste lasten vanuit de bijstandsuitkering blijft hiermee de standaard voor het ontzorgen. Wel kunnen gemeenten kiezen voor een andere vorm van ondersteuning indien dit passender is, zoals het bieden van één op één begeleiding of trainingen gericht op financiële zelfredzaamheid. Statushouders worden dus hoe dan ook ontzorgd door de betreffende gemeente. Uit de eerste gesprekken met gemeenten maak ik op dat gemeenten goed geïnformeerd zijn over dit besluit en zorgvuldig een afweging maken als het gaat om de ondersteuning. Daar ben ik blij mee. Ik zet de gesprekken met gemeenten voort over hoe het financieel ontzorgen van statushouders in de toekomst vormgegeven moet worden.

2.5 Marktmonitor

Als onderdeel van het Monitoring- en Evaluatieplan wordt periodiek de Marktmonitor uitgevoerd. In deze verzamelbrief informeer ik u over de uitkomsten van de tweede meting, waarvan u de rapportage aantreft als bijlage bij deze brief. Het doel van de Marktmonitor is het volgen van ontwikkelingen op de markt voor het inburgeringsaanbod, nagaan of vraag en aanbod op elkaar aansluiten en of er knelpunten zijn die opgepakt dienen te worden.

Uit de tweede rapportage concludeer ik dat de markt zijn werk goed doet: er is grotendeels dekkend aanbod en daar waar groepen extra aandacht nodig hebben, wordt maatwerk ingezet. Voor de tweede meting is gekozen om interviews te houden met 23 gemeenten, 26 aanbieders en 16 inburgeraars die ook «inkoper» zijn op de inburgeringsmarkt. Deze laatste categorie betreft inburgeraars onder de Wi2013 en gezinsmigranten onder de Wi2021, die zelf verantwoordelijk zijn voor de inkoop van hun inburgeringscursus.

Voldoende aanbod voor inburgeringstrajecten, risico’s voor de toekomst.

Er is op dit moment voor alle groepen voldoende aanbod voor (bijna) alle onderdelen van de inburgeringstrajecten.

Er worden ook een aantal risico's geconstateerd die bijdragen aan de onzekerheid van het toekomstig aanbod:

  • a) De verwachte toename van de instroom van nieuwe inburgeraars;

  • b) Aanbieders die steeds meer moeite hebben om voldoende (gecertificeerde) NT2-docenten te werven;

  • c) Onzekerheid over de financiering van de Onderwijsroute op langere termijn;

  • d) Het stoppen van niet-gecontracteerde aanbieders en daarmee wegvallen van aanbod voor Wi2013-inburgeraars;

  • e) De betaalbaarheid van inburgeringstrajecten voor gezinsmigranten die onder de Wi2021 vallen.

  • f) De beschikbaarheid van (middelen voor) voldoende plekken om invulling te geven aan de participatiecomponent in de z-route.

De drie eerstgenoemde signalen zijn al langer bekend. Ik ben met ketenpartners in gesprek hoe we de toename in de instroom van nieuwe inburgeraars zo goed mogelijk kunnen opvangen. Voor de aanpak van het docententekort heeft Blik op Werk in overleg met mij enkele eisen die aan docenten worden gesteld, tijdelijk versoepeld. Daarnaast werk ik samen met de Minister van OCW en ketenpartners aan maatregelen voor de lange termijn5. De onzekerheid over de financiering van de onderwijsroute heeft mijn onverminderde aandacht. Over de borging van de onderwijsroute informeer ik uw Kamer op korte termijn. Ik ga hieronder nader in op de overige signalen.

Ad. d. Nu voldoende aanbod voor de Wi2013-inburgeraars, risico in de toekomst

Op basis van de interviews is er nu nog voldoende aanbod van inburgeringsonderwijs voor de Wi2013-inburgeraars. Wel maken bepaalde factoren het onzeker of er voldoende aanbod blijft. Uit de interviews blijkt dat aanbieders over het algemeen groepen uit de Wi2013 en de Wi2021 combineren. Enkele door gemeenten gecontracteerde aanbieders maken zich zorgen dat zij overvraagd zullen worden als meer niet-gecontracteerde aanbieders stoppen, omdat voor hen de groepen te klein worden om nog rendabel les te kunnen geven. Deze gecontracteerde aanbieders geven aan in de toekomst inburgeraars onder de Wi2021 wellicht voorrang te moeten geven vanwege de contractafspraken met de gemeente. Zeker in het geval er wachtlijsten ontstaan vanwege een hogere instroom onder de Wi2021. De verwachte hogere instroom van statushouders stelt ons allemaal voor uitdagingen. Ik vind het niet aanvaardbaar als inburgeraars die nog onder de Wi2013 vallen daar de dupe van worden. Ik verwacht van gemeenten dat zij ook voor deze groep verantwoordelijkheid nemen en in hun afspraken met taalscholen cursussen toegankelijk houden voor inburgeraars onder de Wi2013.

Ad e. Zorgen over betaalbaarheid inburgering voor gezinsmigranten

Gezinsmigranten zelf, maar ook gemeenten en aanbieders maken zich zorgen over de betaalbaarheid van trajecten voor gezinsmigranten onder de Wi2021. Gezinsmigranten moeten het hogere taalniveau B1 halen (voorheen A2) en hebben daarvoor vaak meer taallessen nodig. Ook krijgt een kleine groep gezinsmigranten die het advies z-route krijgt, te maken met een hoge urennorm (800 uur). Ondervraagde gezinsmigranten geven aan dat zij door de hoge kosten terughoudend zijn om een lening af te sluiten.

Bij de wetsevaluatie bekijk ik of de ontwikkelingen aanleiding geven tot een wijziging van het beleid. Tot die tijd zet ik verschillende acties in gang om gezinsmigranten zo goed mogelijk op weg te helpen. Ik verbeter de voorlichting over inburgering in het land van herkomst voor deze groep. Daarnaast is er nog veel onbekendheid bij gemeenten hoe zij deze groep het beste kunnen bereiken en ondersteunen. Daarom verspreid ik meer kennis over deze doelgroep en stimuleer ik gemeenten om ervaringen uit te wisselen. Deze en overige acties heb ik ook genoemd in de uitvoeringsbrief inburgering d.d. 13 juli 2023.6

Ad f. Beschikbaarheid van voldoende plekken voor de participatiecomponent van de z-route

Terwijl iedere gemeente het belang van dualiteit in de inburgering benadrukt en nastreeft, blijkt het een uitdaging te zijn om de participatiecomponent passend in te vullen en taal en participatie goed op elkaar aan te laten sluiten. Gemeenten geven aan dat dit tijdsintensief is en het proces nog volop in ontwikkeling is. Er zijn daarbij zorgen of er voldoende plekken gerealiseerd kunnen worden om invulling te geven aan de participatiecomponent en of deze plekken voldoende bijdragen aan de inburgering. Het is begrijpelijk dat sommige gemeenten tijd nodig hebben om tot een goede invulling te komen van dit nieuwe instrument. Ik vind de participatiecomponent een belangrijk instrument in de inburgering. We hebben er allemaal belang bij dat ook nieuwkomers die niet in staat zijn om op A2-niveau Nederlands te leren, zich goed kunnen voorbereiden op participatie op de arbeidsmarkt. Om te voorkomen dat zij langdurig afhankelijk blijven van een bijstandsuitkering. Ik zal daarom deze ontwikkelingen nauwgezet volgen.

Vervolg

Ik neem deze signalen serieus. De derde rapportage van de Marktmonitor stond gepland voor 2025. Gezien de geschetste risico's heb ik besloten om deze derde meting te vervroegen naar 2024. Ik zal uw Kamer dan opnieuw informeren over de uitkomsten en over de ontwikkelingen op de inburgeringsmarkt.

2.6 Invulling praktijkervaring door module Arbeidsmarkt en Participatie

Inburgeringsplichtigen worden in de Wi2021 onder andere aan de hand van de module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP) voorbereid op de Nederlandse arbeidsmarkt. Ze doen in de MAP vaardigheden op die bij kunnen dragen aan hun arbeidsmarktparticipatie. De MAP bevat ook een praktijkelement waarin inburgeringsplichtigen daadwerkelijk werkervaring op kunnen doen op de arbeidsmarkt.

Om te kunnen monitoren hoe gemeenten de praktijkervaring binnen de MAP invullen, zoals is verzocht in de motie van het lid Becker7, zijn er diverse vragen opgenomen in de jaarlijkse enquête onder gemeenten ten behoeve van de monitor van gemeentelijk beleid, arbeidstoeleiding en inburgering statushouders van het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS). De KIS-monitor 2023 die begin september gepubliceerd is, laat evenals vorig jaar zien dat gemeenten de praktijkervaring in de MAP meestal invullen met een combinatie van activiteiten. Gemeenten noemen net als vorig jaar het vaakst dat ze de praktijkervaring gaan invullen via werkervaringsplekken of stages bij reguliere werkgevers (41%). Daarnaast is het aandeel gemeenten dat het praktijkelement onder meer invult via betaald werk gestegen van 6% naar 16%.

Waar vorig jaar bijna een kwart van de gemeenten (23%) aangaf nog niet te weten hoe zij het praktijkelement zouden invullen, is dat dit jaar slechts bij 4% van de gemeenten het geval. Het aandeel gemeenten dat aangeeft het praktijkelement in de MAP (ook) in te vullen via bedrijfsbezoeken en excursies is gestegen van 27% naar 39%.8 Tot slot is er een toename van het aandeel gemeenten dat aangeeft (ook) een andere invulling te geven aan het praktijkelement; dit is gestegen van 10% naar 34%. Gemeenten geven vaak aan dat de invulling maatwerk is. Ze regelen dit onder andere via een leerwerkbedrijf, het aanbieden van een cursus in combinatie met eventueel werkbezoeken, of door het inzetten van het re-integratieinstrumentarium.

Ik ben blij dat de KIS-monitor 2023 een positieve ontwikkeling laat zien. Met de jaarlijkse KIS-monitor blijf ik de invulling van de MAP door gemeenten volgen. Uiteraard blijf ik voortdurend in gesprek met gemeenten om de arbeidsmarktparticipatie van nieuwkomers te bevorderen. In dat kader heb ik onlangs het plan van aanpak «statushouders en werk9» naar uw Kamer gestuurd, waarin ik samen met andere relevante partijen inzet op verbetering van de arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders.

2.7 Slachtoffers mensenhandel

Tijdens het Wetgevingsoverleg van 21 november 2022 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 85), over integratie en maatschappelijke samenhang, heb ik aan het Kamerlid Podt toegezegd terug te komen op de omstandigheid dat slachtoffers van mensenhandel zelf financieel verantwoordelijk zijn voor hun inburgeringstraject. Hierbij voldoe ik aan de toezegging.

Onder de Wi2021 zijn gezins- en overige migranten zelf verantwoordelijk voor de financiering van hun inburgering. Afhankelijk van hun draagkracht kunnen zij een sociale lening van maximaal € 10.000 aanvragen bij DUO. Alleen asielstatushouders krijgen een gemeentelijk aanbod waarbij de financiering van het inburgeringstraject voor rekening van de gemeente komt. Slachtoffers of getuige-aangevers van mensenhandel worden onder de Wi2021 aangemerkt als overige migrant en zijn daarmee zelf verantwoordelijk voor de financiering van hun inburgering.

Ik ben het met Kamerlid Podt eens dat het onwenselijk is dat slachtoffers van mensenhandel zelf voor hun inburgering moeten betalen. Ik wil daarom voor slachtoffers van mensenhandel eenzelfde behandeling in het stelsel mogelijk te maken als die nu voor asielstatushouders geldt. Dit betekent dat zij in aanmerking komen voor financiering van het inburgeringstraject door de gemeente en ook in aanmerking komen voor andere voorzieningen voor asielstatushouders zoals maatschappelijke begeleiding en financieel ontzorgen.

In de afgelopen periode heb ik onderzocht wat de omvang van de groep is en op welke wijze dit beleidsmatig gerealiseerd kan worden.

Jaarlijks worden er circa 10 mensen inburgeringsplichtig die kunnen worden aangemerkt als slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel. De financiële gevolgen van deze aanpassing worden geraamd op maximaal € 100.000 per jaar. Deze kunnen binnen de bestaande budgetten voor inburgering worden opgelost.

Ik realiseer mij dat deze aanpassing een inspanning van de uitvoering zal vragen. Gegevens over slachtoffers van mensenhandel worden namelijk door de IND niet als zodanig herkenbaar aangeleverd bij DUO. Het is voor DUO nu niet mogelijk om deze doelgroep te identificeren. De IND zal voor de uitwisseling van gegevens over deze doelgroep een andere werkwijze moeten hanteren. Mijn beeld is dat dit voor een beperkte groep van ongeveer 10 personen per jaar realiseerbaar is. Definitief uitsluitsel kan worden gegeven als de IND en DUO een uitvoeringstoets op het uitgewerkte voorstel hebben uitgebracht.

Deze aanpassing vraagt een wetswijziging waardoor daadwerkelijke implementatie op zijn vroegst medio 2025 zou kunnen plaatsvinden. Het is aan de volgende regering om te besluiten om dit wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen. Ik zal alle voorbereidingen daarvoor starten en bij de uitwerking samen met IND, DUO en VNG onderzoeken in hoeverre in de praktijk al op deze wetsaanpassing vooruitgelopen kan worden.

2.8. Vertraging kennisgeving inburgeringsplicht

Er is geconstateerd dat tussen januari 2022 en mei 2023 de gegevensuitwisseling tussen de IND en DUO onvolledig is geweest. Hierdoor is voor ongeveer 2.760 gezins- en overige migranten en 450 asielmigranten nog geen kennisgeving voor de inburgeringsplicht afgegeven.

De Wet inburgering 2021 heeft als doel om bij te dragen aan een snelle start van inburgering en integratie in onze samenleving. Deze ambitie is voor deze personen niet gehaald. Ik betreur dat zij door de onvolledige gegevensuitwisseling later zijn geïnformeerd over hun inburgeringsplicht en daardoor later kunnen starten met hun inburgering. Deze vertraging heeft geen negatieve gevolgen voor hun inburgeringstermijn. Deze start op de dag na dagtekening van het PIP.

Om deze situatie te herstellen en te voorkomen dat er nieuwe fouten ontstaan, zet ik de volgende acties in:

  • 1. De IND heeft aanpassingen doorgevoerd waardoor de gegevensuitwisseling sinds mei 2023 weer volledig is. Daarnaast zal de IND haar processen aanscherpen, zodat bij toekomstige aanpassingen expliciet gecontroleerd zal worden wat de gevolgen zijn voor de geautomatiseerde gegevenslevering aan DUO;

  • 2. In september wordt de kennisgeving alsnog naar betrokken personen verstuurd en daarvoor ontvangen zij van DUO een aparte brief met uitleg over de vertraging;

  • 3. Gemeenten zijn door DUO geïnformeerd over welke personen met vertraging een kennisgeving hebben gehad. Op die manier kunnen zij snel aan de slag met de inburgering;

  • 4. Vanuit de lerende samenwerking in de inburgeringsketen, werk ik samen met de partners aan een voorstel voor het beter zicht krijgen op de datakwaliteit in de inburgeringsketen.

3. Eerdere stelsels

3.1 Einde lening en inburgeringsplichtig (ELIP)

Halfjaarlijks informeer ik uw Kamer over de actuele ontwikkelingen in de ELIP-groep: de inburgeraars onder de Wi2013 die hun lening vrijwel volledig hebben verbruikt, maar nog niet hebben voldaan aan de inburgeringsplicht.

Sinds 2019 heeft er een gestage daling plaatsgevonden van het aantal inburgeringsplichtige asielmigranten dat een bedrag van minimaal € 9.500 heeft besteed. Deze daling blijkt nu te stagneren. Op 1 juli van dit jaar waren er 2.341 inburgeraars die minstens € 9.500 hebben verbruikt. Dit aantal is weliswaar iets gedaald ten opzichte van 1 mei 2022 (2.396), maar gestegen ten opzichte van 15 oktober vorig jaar (2.102). Daarom laat ik de komende maanden een nadere analyse uitvoeren om meer duiding te kunnen geven aan deze ontwikkeling. Op basis van deze analyse zal ik bezien of aanvullende actie nodig is.

Tabel 1: ELIP minstens € 9.500 geleend, per cohort (asielmigranten)

Cohort

Peildatum

’13

’14

’15

’16

’17

’18

’19

’20

’21

’22

/’23

Totaal

01-05-2022

24

78

207

460

601

722

270

30

4

0

2.396

15-10-2022

21

65

167

325

391

548

487

87

10

1

2.102

01-07-2023

14

56

138

232

258

308

627

645

156

2

2.341

Bron: DUO

Sinds het begin van dit jaar kunnen gemeenten gegevens over de ELIP-groep rechtstreeks bij DUO opvragen. Een belangrijke drempel om inburgeraars goed te begeleiden is hiermee komen te vervallen. Gemeenten kunnen de inburgeraars nu direct benaderen en zo de begeleiding van de ELIP-groep efficiënter en effectiever inrichten. Om gemeenten in staat te stellen hun aanpak vroegtijdig in te zetten op een moment dat de inburgeraar nog wel ruimte in de lening heeft, krijgen gemeenten niet alleen gegevens van inburgeraars die meer dan € 9.500 van hun lening hebben gebruikt, maar ook van inburgeraars die meer dan € 7.500 hebben verbruikt en nog minder dan 12 maanden resterende inburgeringstermijn over hebben. Het aantal mensen in beide groepen samen is gestegen van 4.641 in mei vorig jaar naar 4.760 per 1 juli dit jaar. Niet iedereen heeft echter ondersteuning nodig. Gebleken10 is dat een groot deel van de doelgroep ook op eigen kracht tijdig kan voldoen aan de inburgeringsplicht.

In de recent gepubliceerde KIS-monitor 2023 geeft 68% van de gemeenten aan dat zij steun hebben geboden aan inburgeraars die onder de ELIP-groep vallen. In de meeste gevallen gaat het om voortgangsgesprekken, ondersteuning en advies rondom taalverwerving, of het aanbieden van extra taallessen of examentraining. 85% van de gemeenten geeft aan gegevens bij DUO op te (gaan) vragen over de in hun gemeente woonachtige inburgeraars die onder de ELIP-groep vallen, zodat zij deze doelgroep beter kunnen (gaan) bedienen. Ik ben blij met de inzet van gemeenten voor deze doelgroep en ik reken erop dat deze brede deelname een stimulans is voor de resterende 15% van de gemeenten om ook ondersteuning te gaan bieden.

3.2 Gezinsmigranten Wi2013

Ik heb overleg met de VNG gevoerd over de mogelijkheden van het bieden van begeleiding aan gezinsmigranten onder de Wi2013. Dit was één van de voorstellen uit het verbeterplan voor de Wi2013. Eerder heeft de VNG aangegeven welwillend te staan tegenover het voorstel, maar had zij twijfels over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid. Zij wilde daarom de eerste ervaringen met de nieuwe inburgeringswet afwachten. Inmiddels is het beeld dat gezinsmigranten onder de Wi2013 voor gemeenten een lastige doelgroep vormen, die zij moeilijk in beeld krijgen en houden. Daarnaast vraagt de instroom van nieuwe inburgeraars onder de Wi2021 veel van gemeenten. Voor een extra doelgroep hebben zij op dit moment geen ruimte. Ik begrijp deze afweging. Gezien de capaciteitsproblemen bij gemeenten, moeten we prioriteiten stellen. Hoewel ik het betreur voor de gezinsmigranten onder de Wi2013, heeft ook voor mij het realiseren van een versnelling van de doorstroom van de nieuwe inburgeraars onder de Wi2021 de hoogste prioriteit. Ik vind het belangrijk dat gemeenten hier maximaal op inzetten. Daarom kan ik verder geen invulling geven aan het eerder geuite voornemen om voor de groep gezinsmigranten onder de Wi2013 extra begeleiding van gemeenten te bieden.

3.3 Maatschappelijk begeleiding Wi2013

In de uitvoeringsbrief inburgering d.d. 13 juli 2023 informeerde ik u over een aanvulling op de middelen voor maatschappelijke begeleiding aan gemeenten. Personen die recht hebben gehad op maatschappelijke begeleiding waren niet meegenomen in de telling. Gemeenten hebben daardoor geen middelen voor deze personen ontvangen. In mijn eerdere brief ben ik ervan uitgegaan dat het om zo’n 2.000 personen ging. Uit nader onderzoek blijkt dat het in totaal om ruim 3.000 personen gaat. Het streven is om voor al deze personen herstel te laten plaatsvinden. Gemeenten zullen dit jaar nog geïnformeerd worden over de personen die het betreft en het bedrag dat zij hiervoor nog zullen krijgen. Het streven is dat gemeenten de middelen ontvangen via de decembercirculaire.

3.4 Fraude urenverklaringen

Ik heb ik uw Kamer geïnformeerd11 over de twijfels die bij DUO zijn gerezen over de rechtmatigheid van urenverklaringen. Met een urenverklaring verklaart een taalschool dat een inburgeraar een aantal lesuren heeft gevolgd. De urenverklaring is onder de Wi2013 onder andere van belang voor de ontheffing van de inburgeringsplicht vanwege aantoonbaar geleverde inspanningen.

Naar aanleiding van casuïstiek heeft DUO de controles met mijn instemming aangescherpt. Zoals aangegeven in de genoemde brief, vind ik het onwenselijk dat inburgeraars ten onrechte een ontheffing van de inburgeringsplicht krijgen. Daarom voert DUO sinds dit voorjaar extra controles uit. Wanneer voor de urenverklaring geen onderliggend contract bij DUO is, doet DUO in eerste instantie navraag bij de taalschool. Wanneer de taalschool aangeeft de verklaring niet te hebben afgegeven, wijst DUO de aanvraag af en doet aangifte van valsheid in geschrifte. In het geval dat de taalschool niet reageert, niet meer bestaat of dat onregelmatigheden zijn geconstateerd, vraagt DUO de inburgeraar zelf aanvullend bewijs te leveren (bv. een contract en/of bankafschrift). Omdat in de regelgeving is vastgelegd dat de inburgeraar de gevolgde uren moet aantonen, vind ik het in dit stadium gerechtvaardigd om de inburgeraar om aanvullend bewijs te vragen als er bij DUO twijfel bestaat over de rechtmatigheid van urenverklaring. Wanneer DUO de urenverklaring niet heeft kunnen verifiëren, informeert DUO de inburgeraar over het voornemen de verklaring en, indien van toepassing, de ontheffing te weigeren.

Tussen half maart en juli 2023 zijn er 933 urenverklaringen ingediend, waarbij van 69 urenverklaringen geen contractgegevens bij DUO bekend waren. De nieuwe werkwijze heeft ertoe geleid dat tot nu toe 2 urenverklaringen zijn geweigerd. In beide gevallen heeft de taalschool verklaard dat zij de desbetreffende urenverklaring niet heeft afgegeven. Derhalve blijkt uit controles onder nieuwe gevallen dat slechts een beperkt percentage verklaringen zonder contract of factuur vals is.

Als gezegd in de laatste uitvoeringsbrief, heeft DUO deze problematiek in overleg met mijn ministerie breder bezien. DUO heeft voor alle taalscholen geïnventariseerd voor welke urenverklaringen uit 2021 en 2022 een onderliggend contract in de DUO-administratie ontbrak. Dit betreft afgerond 820 verklaringen op een totaal van circa 6.400 aanvragen. Dit betekent niet dat deze verklaringen allemaal verdacht zijn. DUO heeft alleen contracten en facturen van cursussen die betaald zijn uit de lening. Een deel van de gezinsmigranten betaalt de cursus zelf en van hen zijn geen gegevens bij DUO bekend.

Laat ik vooropstellen dat ik grote waarde hecht aan rechtmatigheid en dat ik vind dat iedereen moet voldoen aan de eisen die we aan nieuwkomers hebben gesteld. Desondanks voel ik mij genoodzaakt reeds goedgekeurde aanvragen te laten rusten. De overheid heeft bij het moment van de initiële beoordeling afgezien van extra controles. Wanneer DUO de controle nu alsnog zou gaan uitvoeren, ontstaat er strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, terwijl de impact op betrokkenen groot kan zijn. Er is niet vastgelegd dat inburgeraars een bewaarplicht hebben voor onderliggende stukken nadat een ontheffing is verleend. Er kan daarom niet van inburgeraars gevraagd worden om dit bewijs alsnog te leveren. Daarnaast bestaat een te groot risico op onterecht intrekken van urenverklaringen en ontheffingen, wanneer nieuwkomers die te goeder trouw waren, zich onvoldoende weten te verweren of bewijsmateriaal inmiddels verloren is gegaan. Het controleren van reeds goedgekeurde aanvragen en de problemen die zich daarbij voor kunnen doen, weegt daarom niet op tegen het naar verwachting zeer kleine percentage waarin de verklaring vals blijkt te zijn. Bij alle nieuwe gevallen vindt de extra controleslag wel plaats.

3.5 Piek in termijnoverschrijdingen en achterstanden bij de boeteoplegging en medische beoordelingen.

Er is een piek in het aantal overschrijdingen van de inburgeringstermijn ontstaan.

Er zijn ca. 5.200 termijnoverschrijdingen uit de periode mei 2022 tot en met mei 2023 waarvan de boete nog moet worden vastgesteld. Het aantal daadwerkelijke termijnoverschrijdingen kan nog wijzigen omdat bij de definitieve boetevaststelling kan blijken dat er redenen zijn om alsnog een verlenging toe te kennen.

Het merendeel van deze termijnoverschrijdingen ligt in de periode augustus tot en met oktober 2022. Dit is een hoog aantal termijnoverschrijdingen voor deze zeer korte periode. Ter vergelijking: in 2019 waren er 3.403 inburgeraars die een boete opgelegd hebben gekregen vanwege het overschrijden van de inburgeringstermijn. Deze piek vloeit voort uit dat er ruim twee jaar lang geen termijnoverschrijdingen waren, omdat de inburgeringstermijn diverse keren voor alle inburgeraars verlengd is vanwege corona. Hierdoor zijn er veel termijnoverschrijdingen in één jaar, terwijl die anders over drie jaar verspreid zouden zijn. Hoewel de piek dus cijfermatig gezien te verklaren valt, ga ik nader onderzoek doen naar deze groep. Ik wil kijken of de coronaperiode een negatieve invloed heeft gehad op het tijdig inburgeren waarvoor de verleende verlengingen onvoldoende compensatie hebben geboden.

Ik heb er vertrouwen in dat deze vertraging niet leidt tot onterechte boetes voor inburgeraars. Voordat DUO de van rechtswege verschuldigde boete vaststelt, stelt DUO de inburgeraar namelijk in staat om aanvullende informatie aan te dragen op basis waarvan alsnog een verlenging kan worden toegekend, wanneer een overschrijding niet verwijtbaar blijkt. Of op basis waarvan de boete (verder) kan worden gematigd. Inburgeraars kunnen een afspraak met DUO maken om hun omstandigheden persoonlijk toe te lichten. In de periode september 2022 tot december 2022 hebben circa 900 inburgeraars van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

Achterstanden bij opleggen van boetes

Het forse aantal afspraken met inburgeraars in korte tijd heeft een groot beslag gelegd op de capaciteit van DUO. Daarnaast is het vanwege de krapte op de arbeidsmarkt lastig om deze capaciteit snel op te schalen. DUO heeft prioriteit gegeven aan de gesprekken met inburgeraars boven het vaststellen van boetes. Er zijn daardoor 5.200 inburgeraars die wel een aankondiging van een boete hebben gekregen, maar aan wie nog geen boete is opgelegd. De huidige capaciteit van DUO is onvoldoende om de nog op te leggen boetes zonder aanvullende maatregelen snel te verminderen. Ik hecht er echter wel aan dat er gehandhaafd wordt in het inburgeringsstelsel. Daarom onderzoekt DUO alternatieve mogelijkheden om deze achterstanden snel en zorgvuldig weg te werken. Ik zal uw Kamer hierover bij de volgende uitvoeringsbrief nader informeren.

Doorlooptijd medische beoordelingen

Inburgeraars die om medische redenen het inburgeringstraject niet tijdig kunnen afronden of die om medische redenen helemaal niet kunnen inburgeren, kunnen een verzoek doen tot verlenging of ontheffing op medische gronden. De beoordeling wordt uitgevoerd door Argonaut, de medisch adviseur van DUO. Door verschillende omstandigheden zijn de wachttijden voor een medische beoordeling sterk opgelopen. Dit komt onder andere door een tekort aan artsen. Voor de beoordeling van een aanvraag voor verlenging of ontheffing op medische gronden is bovendien relevante informatie van de behandeld arts of specialist nodig. Door de toegenomen werkdruk bij deze beroepsgroep, worden informatieverzoeken van Argonaut vaker als onwenselijke administratieve last ervaren en duurt het langer voordat de behandelend artsen of specialisten de benodigde stukken aanleveren. Het beoordelingsproces bij Argonaut ligt in de tussentijd stil.

De gemiddelde doorlooptijd voor de medische beoordelingen van de ontheffingsverzoeken die in 2022 of 2023 zijn afgerond, was ongeveer 27 weken. Dit is gerekend van het moment van aanvragen door de inburgeraar tot het moment van besluitvorming. Voor de nog lopende beoordelingen is deze mogelijk nog langer, maar hierover zijn nog geen concrete cijfers bekend. De consequentie is dat inburgeraars lang moeten wachten totdat de uitkomsten van een verzoek tot ontheffing of verlenging op medische gronden bekend is. En dus lang in onzekerheid verkeren. Daarnaast leidt de lange doorlooptijd bij ontheffingsaanvragen voor de Wi2021 er vaak toe dat het PIP nog niet wordt vastgesteld. Dus ook voor een snelle start – in geval een aanvraag wordt afgewezen – is het van belang om de huidige doorlooptijden sterk te verkorten.

DUO werkt aan de implementatie van maatregelen om waar mogelijk de eigen werkprocessen te versnellen:

  • DUO verduidelijkt haar brieven waarin staat dat DUO het medisch advies van Argonaut pas mag gebruiken als de inburgeraar daar toestemming voor gegeven heeft. In de praktijk blijkt het voor de inburgeraar niet altijd duidelijk wat er van hem of haar verwacht wordt ten aanzien van dit wettelijk blokkeringsrecht. Ook wordt het mogelijk voor inburgeraars om de toestemming digitaal via Mijn Inburgering te geven.

  • DUO is in gesprek met Argonaut over ophoging van de capaciteit en verbetering van de werkprocessen. Een voorbeeld van dit laatste is het sluiten van dossiers in gevallen waarin een inburgeraar zonder bericht niet verschijnt bij een afspraak. Daarnaast heeft Argonaut in de afgelopen periode verschillende pilots uitgevoerd met andere manieren van werken. Dit heeft tot dusver echter nog niet het gewenste resultaat opgeleverd.

  • DUO bekijkt samen met Argonaut hoe gemeenten beter geïnformeerd kunnen worden over aandoeningen die recht geven op ontheffing. Gemeenten kunnen inburgeraars dan aan de voorkant beter adviseren.

Ik zal uw Kamer in de volgende uitvoeringsbrief inburgering over de voortgang op deze trajecten informeren.

3.6 Onderzoek Wet inburgering 2007

Als onderdeel van het verbeterplan voor de Wi201312 heeft Regioplan onderzoek gedaan naar de mensen die nog inburgeringsplichtig zijn onder de Wi2007 (het stelsel dat gold tussen 1 januari 2007 en 31 december 2012). Het doel van het onderzoek was om inzichtelijk te maken welke kenmerken de groep heeft en welke ondersteuning en maatregelen wenselijk zijn om hen te laten uitstromen.

In deze verzamelbrief informeer ik u over de uitkomsten van het onderzoek, waarvan u het rapport aantreft als bijlage bij deze brief.

Uitkomsten onderzoek

In oktober 2022 waren 6.611 personen nog inburgeringsplichtig onder de Wi2007, van de in totaal bijna 237.000 personen die ingeburgerd zijn onder deze wet. Dit komt neer op iets minder dan 3% van het totaal aantal inburgeringsplichtigen.

Uit het onderzoek blijkt dat de groep divers is en wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende behoeften en omstandigheden. Er is een voor gemeenten weinig zichtbare groep die zelfredzaam is, geen ondersteuningsbehoefte heeft en ook geen behoefte heeft aan inburgering. Ook is er een voor gemeenten meer zichtbare groep kwetsbare personen met multiproblematiek. Er zijn dan ook verschillende redenen waarom mensen nog niet zijn ingeburgerd. De onderzoekers noemen bijvoorbeeld onduidelijkheid over het inburgeringstraject, een te hoog niveau van het inburgeringsexamen, de kosten voor inburgering en medische problematiek. De onderzoekers geven verder aan dat de groep die alsnog het examen kan halen, naar verwachting klein is.

Regioplan doet aanbevelingen voor vier verschillende groepen:

  • 1. Bieden van gemeentelijke ondersteuning op basis van maatwerk aan de groep die het examen wel kan halen

  • 2. Inburgeraars die werken en/of in voldoende mate participeren ontheffen op grond van aantoonbaar voldoende ingeburgerd.

  • 3. Inburgeraars die significante inspanningen hebben laten zien ruimhartig ontheffen op basis van aantoonbaar geleverde inspanningen.

  • 4. Voor personen met multiproblematiek en personen die tegen de AOW-leeftijd lopen stelt Regioplan geen actieve aanpak voor.

In de meeste gemeenten is de Wi2007-groep zeer klein. Een klein aantal gemeenten heeft in de afgelopen jaren actief ingezet om deze groep inburgeraars te begeleiden. Gemeenten geven aan dat zij behoefte hebben aan meer capaciteit, kennis en middelen en betere informatievoorziening met betrekking tot de regelgeving voor de Wi2007-groep. Zo blijken veel gemeenten niet te weten dat gemeenten onder de Wi2007 zelf de ontheffingscriteria voor aantoonbaar geleverde inspanningen (AGI) en aantoonbaar voldoende ingeburgerd (AVI) kunnen bepalen. Veel gemeenten toetsen de ontheffing aan de formele criteria zoals die voor de Wi2013 gelden. Inburgeraars kunnen daardoor ten onrechte nog inburgeringsplichtig zijn, terwijl ze naar de bedoeling van de wet ontheven zouden kunnen worden.

Vervolg Wi2007

Het is een kleine groep die jaarlijks steeds kleiner wordt. Daarnaast hebben gemeenten de beschikbare capaciteit nodig voor het versnellen van de doorstroom van de inburgeringsplichtigen onder de Wi2021. Toch wil ik een snellere afbouw van het stelsel Wi2007 stimuleren. Daarom zal ik extra voorlichting verstrekken aan gemeenten over de regelgeving Wi2007 en de mogelijkheden die gemeenten hebben om inburgeraars hun traject te laten afronden. Gemeenten zullen daarbij onder andere worden geïnformeerd over de mogelijkheden om degenen die werk hebben en voldoende ingeburgerd zijn te laten uitstromen op basis van een ontheffing aantoonbaar voldoende ingeburgerd. Voor degenen die inspanningen hebben verricht zonder het vereiste taalniveau te hebben behaald is een ontheffing aantoonbaar geleverde inspanningen mogelijk.

Daarnaast wil ik gebruik maken van de ervaringen van gemeenten die zich actief inzetten of willen gaan inzetten voor deze groep. Samen met deze gemeenten wil ik onderzoeken of en hoe verdere ondersteuning doelmatig en doeltreffend kan worden vormgegeven.

4. Overige onderwerpen

4.1 Gevolgen gedupeerden kinderopvangtoeslag

Er zijn inburgeraars die vertraging op hebben gelopen in het inburgeringsproces als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire. DUO zal deze zaken beoordelen en kan zo nodig maatwerk leveren. Gedupeerden13 kunnen tegemoetgekomen worden door een verlenging van hun inburgeringstermijn (van maximaal 2 jaar). De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 2.12, tweede lid, Besluit inburgering 2013, waarin is geregeld dat de bevoegdheid bestaat om in bijzondere gevallen ambtshalve te besluiten tot verlenging van de termijn. Op deze manier kan rekening worden gehouden met (nadelige) gevolgen die voortkomen uit de kinderopvangtoeslagaffaire voor inburgeraars.

4.2 Procedure aanvraag BSN statushouders in de opvang

Ik heb tijdens het commissiedebat Inburgering en Integratie van 13 april 2023 aan Kamerlid Becker (VVD) toegezegd de problematiek rond het BSN voor statushouders die nog niet gehuisvest zijn, onder de aandacht te brengen van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft gezamenlijk met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer geïnformeerd14 over de stand van zaken betreffende de inschrijving van asielzoekers en vergunninghouders in de BRP. In de brief wordt onder andere aangegeven dat gewerkt wordt aan procesverbeteringen en het terugdringen van de achterstanden. Daarnaast wordt vermeld dat het mogelijk is om een spoedafspraak te maken wanneer een persoon werk heeft gevonden. Dit geldt zowel voor asielzoekers als vergunninghouders. De Wet Basis Registratie Personen (BRP) is primair een verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van BZK. De BRP-straten zijn in gezamenlijkheid opgepakt met de Staatssecretaris Justitie en Veiligheid. Ik verwijs u voor verdere informatie over het BSN van statushouders in het AZC naar de Staatsecretaris Justitie en Veiligheid.

Ten slotte

De uitvoering van het inburgeringsbeleid komt steeds beter op gang. De aantallen en aandelen inburgeraars met een PIP stijgen. Er is grotendeels dekkend aanbod en daar waar groepen extra aandacht nodig hebben, wordt maatwerk ingezet. We hebben belangrijke stappen gezet, maar tegelijkertijd zien we dat de uitvoering van het inburgeringsbeleid weerbarstig is. Regelmatig ontstaan (uitvoerings)problemen die vragen om oplossingen. De brede krapte op de arbeidsmarkt en de huisvestingsproblematiek zorgen voor aanhoudende druk op de uitvoeringkracht van gemeenten en andere partijen. Ook de komende periode zullen het Rijk, gemeenten en uitvoeringspartijen, nauw met elkaar samenwerken om de uitvoering te verbeteren, zoals bij het lerend stelsel past. Ik heb hierbij ook aandacht voor de groepen inburgeraars die nog onder de eerdere stelsels actief zijn.

Ik vind het belangrijk dat het huidige inburgeringsstelsel, waarvan de uitgangspunten breed worden gedeeld, een succes kan worden. Beleid dat nieuwkomers kansen en perspectief biedt om hun talenten te benutten en te ontplooien, en hiermee actief bijdragen te leveren aan onze samenleving. En beleid dat bijdraagt aan het samenleven met elkaar en verbinding. Ik informeer uw Kamer in december van dit jaar over de ontwikkelingen in de uitvoering van het inburgeringsbeleid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Kamerstuk 32 824, nr. 390.

X Noot
2

Kamerstuk 32 824, nr. 386.

X Noot
3

Kamerstuk 32 824, nr. 390.

X Noot
4

Kamerstuk 32 824, nr. 390.

X Noot
5

Zie Kamerstuk 32 824, nr. 380.

X Noot
6

Kamerstuk 32 824, nr. 390.

X Noot
7

Kamerstuk 35 925 XV, nr. 17.

X Noot
8

In de enquête konden meerdere antwoordmogelijkheden per vraag ingevuld worden. Dit percentage betekent dus dat 39% van de gemeenten onder andere bedrijfsbezoeken en excursies aanbood.

X Noot
9

Kamerstuk 32 824, nr. 381.

X Noot
10

Kamerstuk 32 824, nr. 262.

X Noot
11

Kamerstuk 32 824, nr. 390.

X Noot
12

Kamerstuk 32 824, nr. 348.

X Noot
13

Op dit moment betreft dit totaal een groep van 138 inburgeraars die door de Belastingdienst bij DUO is aangeleverd als erkend gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire.

X Noot
14

Kamerstuk 19 637, nr. 3114

Naar boven