27 923 Werken in het onderwijs

Nr. 491 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2024

Sinds enkele jaren stijgt het aantal meldingen bij de Inspectie van het Onderwijs over seksuele intimidatie en seksueel misbruik binnen het funderend onderwijs. Daarbinnen groeit het aantal dossiers over leerkrachten en onderwijsondersteunend personeel. We moeten kinderen daartegen beschermen.

De Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is daarbij een onmisbaar hulpmiddel, als toets op de integriteit van onderwijspersoneel.1 In deze brief breng ik u op de hoogte van mijn aanpak.

Ik ben van mening dat er in het funderend onderwijs een aanscherping nodig is om beter zicht te krijgen op relevante strafbare feiten van onderwijspersoneel. Het doel hiervan is om veiligheidsrisico’s in het onderwijs te verkleinen. In deze brief schets ik de opties die er zijn om dat vorm te geven. Los daarvan blijf ik nu scherp op de huidige VOG-verplichting en sta ik niet toe dat daar te soepel mee wordt omgegaan bij tijdelijke (inval)krachten. Wel wil ik, waar mogelijk, de administratieve lasten van scholen verminderen door de huidige dubbele VOG-verplichting voor personeel dat zowel in de kinderopvang als in het primair onderwijs werkt, aan te passen.

1. Motie Sahla (D66) en Maatoug (GroenLinks-PvdA): één VOG voor primair onderwijs en kinderopvang

In het onderwijs en in de kinderopvang gelden verschillende VOG-verplichtingen. Dat werkt met name belemmerend bij «combinatiebanen», waarbij mensen een baan in het primair onderwijs en in de kinderopvang combineren. Ze hebben een VOG-kinderopvang en een VOG-onderwijs nodig, terwijl een VOG-kinderopvang een minstens even zwaar screeningsprofiel heeft als een VOG-onderwijs.2 Het regelen ervan kost onnodig tijd en geld. Daarom vroegen Kamerleden Sahla (D66) en Maatoug (GroenLinks-PvdA) om onderzoek naar een gezamenlijke VOG.3 Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid reageer ik op deze motie.

Op basis van het onderzoek in de bijlage regel ik dat werknemers in het primair onderwijs moeten kunnen volstaan met een VOG-kinderopvang. Er is hiervoor geen wetswijziging nodig, dus de beleidswijziging gaat in op 1 juli 2024.

Over deze mogelijkheid zal gecommuniceerd worden richting schoolbesturen en kinderopvangorganisaties. Brancheorganisaties en bonden staan achter deze verandering, die personeel en werkgevers rompslomp en geld scheelt, zonder in te leveren op veiligheid. Voor het toestaan van een VOG-onderwijs in de kinderopvang is niet gekozen, omdat er in de kinderopvang gezien de doelgroep op onderdelen sprake is van een strenger screeningsregiem. Daarom is met een VOG-onderwijs de verplichte inschrijving in het Personenregister Kinderopvang niet mogelijk.

2. Geldige VOG blijft nodig voor invalleerkrachten

Er kan een probleem ontstaan als een school met spoed een invaller nodig heeft en de persoon in kwestie niet over een geldige VOG beschikt. Het afgeven van de verplichte VOG duurt minimaal enkele dagen, wat betekent dat er mogelijk klassen naar huis gestuurd worden.

Hoewel dat natuurlijk erg vervelend is, blijft de VOG verplicht voor invallers. Het loslaten van de verplichting brengt te grote risico’s met zich mee voor leerlingen. Besturen kunnen ook voorkomen dat invallers niet kunnen starten omdat ze geen VOG hebben. Zo kunnen zij bijvoorbeeld een invalpool inrichten waarvan de invallers regelmatig een nieuwe VOG aanvragen. Daarnaast mogen werkgevers voor invalkrachten die voor meerdere schoolbesturen werken een kopie van de originele VOG maken. De invalkracht kan de originele VOG dan inzetten voor een andere invalfunctie.4 De komende tijd zal mijn ministerie die mogelijkheden bij scholen onder de aandacht brengen.

3. Verkenning periodieke of continue screening

In het primair en voorgezet onderwijs worden werknemers éénmalig gescreend, als ze in dienst treden. Pas als ze voor een ander bestuur gaan werken, wordt er opnieuw gescreend. Dat is minder streng dan in de kinderopvang, terwijl de risico’s in het onderwijs niet kleiner zijn dan in de kinderopvang.

In het commissiedebat over lerarenbeleid op 15 december 2022 heeft uw Kamer verzocht om de VOG-systematiek in het funderend onderwijs net zo in te richten als die in de kinderopvang.5 Daarop is toegezegd periodieke en continue screening te zullen verkennen.6 Voor beide opties is een wetswijziging vereist, en beide opties worden samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid geanalyseerd.

Periodieke screening betekent dat werknemers regelmatig een VOG moeten aanvragen. Dat is relatief gemakkelijk in te voeren, maar betekent structureel meer administratieve lasten en kosten voor werkgevers en werknemers.

Continue screening betekent dat werknemers dagelijks gecontroleerd worden op nieuwe strafbare feiten. Dit heeft als voordeel dat risico’s sneller zichtbaar worden dan bij periodieke screening. Bijkomende voordelen zijn dat leerkrachten, ook invallers, geen nieuwe VOG nodig hebben als ze van baan wisselen en dat er minder administratieve lasten zijn voor werkgevers. Die hoeven immers niet steeds nieuwe VOG-aanvragen te regelen en te controleren. Nadeel van continue screening is dat er een register en een toezichthouder voor nodig zijn.

Uitbreiding doelgroep van de VOG

In de verkenning naar deze opties kijken we ook naar de doelgroep die een VOG-onderwijs moet aanvragen. Momenteel hoeven schoolbestuurders van samenwerkingsverbanden en scholen en interne toezichthouders geen VOG te overleggen zolang het niet gaat om de oprichting van een nieuwe school. Het is de vraag of dat voldoende is. Bestuurders en interne toezichthouders kunnen immers ook op een school aanwezig zijn en direct contact hebben met leerlingen. Bovendien nemen ze besluiten over de grote geldbedragen die gemoeid zijn bij het besturen van onderwijsinstellingen.

Tot slot kijken bekijk ik of een VOG nodig is voor de stagiairs en vrijwilligers die momenteel geen VOG nodig hebben om in het onderwijs aan de slag te kunnen. Ook zij werken immers één op één met minderjarigen.

4. Overige VOG-trajecten

De verplichtstelling van een VOG in het aanvullend onderwijs

Momenteel ligt het wetsvoorstel omtrent de verplichtstelling van de VOG voor personeel in het aanvullend onderwijs in de Tweede Kamer. In dit wetsvoorstel worden de sectorwetten (WEC, WPO, WPO BES, WVO 2020) aangepast, zodat al het personeel dat op school of onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag aanvullend onderwijs geeft, over een VOG moet beschikken. Hierbij valt te denken aan een bijlesdocent van een groot bijlesbureau of een student die als zzp’er huiswerkbegeleiding geeft op school. Het bevoegd gezag dient de VOG ieder jaar te controleren. De nieuwe bewaar- en controleverplichting van het bevoegd gezag geldt ten aanzien van personeel werkzaam in het aanvullend onderwijs dat op de school of onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag haar werkzaamheden uitvoert.

Gratis VOG voor informeel onderwijs

Een VOG is niet verplicht voor medewerkers van informele lesorganisaties. In de brief over de Voortgang van de beleidsagenda informeel onderwijs van 24 mei 2023 is toegezegd om de Regeling Gratis VOG7 (hierna de Regeling) onder de aandacht te brengen van zoveel mogelijk informele onderwijsinstellingen. De Regeling is er om te stimuleren dat organisaties met veel vrijwilligers niet gehinderd worden door kosten om voor hun vrijwilligers een VOG aan te vragen.

Het blijkt echter dat de regeling niet altijd duidelijk is voor informele onderwijsinstellingen. Mijn departement is met hen in gesprek gegaan hierover. De belemmeringen die instellingen ervaren en hun behoefte aan meer heldere informatie over de Regeling is besproken met onder andere Justis en het CIBG. Daarnaast is gesproken met de belangenorganisatie Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk en het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken vanwege hun ervaring met de Regeling en het adviseren van vrijwilligersorganisaties hieromtrent.

Dat heeft geleid tot een digitaal draaiboek met heldere stappenplannen over de voorwaarden waaraan instellingen moeten voldoen en welke stappen ze daarvoor moeten zetten. Het draaiboek zal worden verspreid onder de instellingen.

Tot slot

In deze brief heb ik een aantal maatregelen geschetst over de VOG, als onmisbaar hulpmiddel om de veiligheid van leerlingen te garanderen. Want zonder die veiligheid kunnen leerlingen niet tot bloei komen. Aan het eind van 2024 wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de verkenning.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, M.L.J. Paul


X Noot
1

De VOG is een verklaring waaruit blijkt dat het justitiële verleden van een persoon geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving.

X Noot
2

Hierbij gaat het om de screeningsprofielen Onderwijs (60) en Kinderopvang (84 en 86).

X Noot
3

Kamerstukken II, 2021/22, 31 322, nr. 458.

X Noot
5

Tijdens het genoemde debat en ook in Kamerbrief van november 2022, Kamerstukken II, 2021/22, 31 293, nr. 653.

X Noot
6

Kamerbrief van november 2022, Kamerstukken II, 2021/22, 31 293, nr. 653.

Naar boven