30 012 Leven Lang Leren

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2023

In de brief van 13 juni jl. (Kamerstuk 30 012, nr. 153) hebben de toenmalig Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven wat de gevolgen zijn van het besluit het STAP-budget per 2024 te beëindigen en van de aangenomen motie van het lid Van der Lee c.s.1 Zo werd een verkenning aangekondigd om in lijn met die motie vanaf september het met STAP-budget subsidiabele scholingsaanbod te beperken tot OCW-erkende opleidingen en eventueel andere scholing. Met deze brief informeren we u over ons besluit om het scholingsaanbod inderdaad daartoe te beperken.

De reacties op de stopzetting van het STAP-budget laten zien dat er nog steeds behoefte is aan een individuele scholingsregeling als opvolger van de fiscale aftrekregeling. Inperking van het aanbod tot OCW-erkende en daarmee beroepsgerichte scholing is een eerste stap naar het meer richten van budget voor leven lang ontwikkelen. Deze aanpassing in de STAP-regeling kan bovendien als opmaat fungeren naar een eventuele toekomstige regeling, die rekening houdt met cruciale (krapte)sectoren.

Met de keuze voor OCW-erkende scholing sluiten we aan bij de eerder ingezette maatregelen om STAP arbeidsmarktgerichter in te zetten. Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt (zoals transities, krapte) vinden we het belangrijk dat mensen mogelijkheden houden voor leven lang ontwikkelen (LLO), met name voor scholing gericht op het vergroten van beroepsgerichte kennis en vaardigheden. Belangrijk daarbij is het behoud van eigen regie van een ieder die zijn of haar de arbeidsmarktpositie wil verbeteren. OCW-erkende opleidingen zijn gericht op een beroep en kennen bovendien een wettelijk vastgelegd kwaliteitskader. Ook voorziet het aanbod meer in scholing voor cruciale (krapte)sectoren, zoals de motie van het lid Van der Lee c.s. vraagt: ongeveer de helft van het aantal MBO-opleidingen in het huidige STAP-register omvat opleidingen in de sectoren «zorg en welzijn» en «techniek en procesindustrie».2 Voor het hoger onderwijs zijn geen gegevens naar sector beschikbaar.

We hebben verkend of in het licht van de motie Van der Lee c.s. het NLQF-aanbod van toegevoegde waarde is.3 Het huidige NLQF-aanbod is weliswaar veelal beroepsgericht, maar sluit in mindere mate aan bij cruciale (krapte)sectoren, zoals de technieksector.4 Om die reden laten we dit aanbod voor de resterende tijdvakken buiten beschouwing. Het is helaas niet uitvoerbaar per september op verantwoorde wijze nog ander arbeidsmarktgericht aanbod toe te voegen aan het OCW-erkende aanbod.

In de brief van 13 juni jl. schetsten we al het dilemma of we met dit scholingsaanbod nog steeds op laagdrempelige wijze de brede doelgroep bereiken. Het aantal opleidingen waaruit gekozen kan worden is beperkter en het is de vraag of de opleiding niet ook al gevolgd zou worden zonder STAP-budget.

Een aanzienlijk deel van de scholing is meerjarig en duurder dan € 1.000.5 Om OCW-erkende scholing te volgen, zal in veel gevallen een aanvullende bijdrage nodig zijn. Om de drempel voor burgers te verlagen hebben we daarom onderzocht of het subsidiebedrag kan worden verhoogd. Het is niet bekend of een dergelijke verhoging prijseffecten zal hebben. De ICT-aanpassingen die hiervoor nodig zijn, kunnen echter niet op korte termijn worden gerealiseerd.

Opleiders bieden op dit moment een beperkt aantal onderdelen van OCW-erkende opleidingen (keuzedelen, certificaten, minoren) via STAP aan. We onderzoeken hoe opleiders meer van die onderdelen kunnen toevoegen aan het aanbod, zodat er meer kortdurend en goedkoper aanbod ontstaat, en vragen hen dat aanbod toe te voegen.

Zienswijze ketenpartners en reactie

DUO acht inperking tot OCW-erkend aanbod uitvoerbaar.

De Toetsingskamer verwacht dat door de inperking tot OCW-erkend aanbod en het verlaagde budget voor de resterende tijdvakken het risico op en de omvang van misbruik en oneigenlijk gebruik door opleiders afneemt.

UWV geeft aan dat deze optie technisch uitvoerbaar is, maar ziet drie risico’s:

  • Het tijdpad is kritiek voor het doorvoeren en testen van de benodigde technische aanpassingen;

  • Wijziging van een in een eerder tijdvak toegekende aanvraag naar een niet OCW-erkende opleiding – die vanaf september niet meer in het register staat – zou onrechtmatig kunnen zijn;

  • UWV wijst erop dat tot nu toe opleidingen gekozen worden die onvoldoende aansluiten op de maatschappelijk cruciale sectoren.

Om de voorbereidingstijd voor uitvoerders te vergroten hebben we besloten de startdatum van het septembertijdvak met twee weken uit te stellen: van maandag 4 naar maandag 18 september. In november volgt nog een tijdvak. Met betrekking tot mogelijk onrechtmatige beschikkingen zoeken we samen met UWV en DUO naar een oplossing. De twijfel van UWV over de keuze voor opleidingen die mogelijk onvoldoende aansluiten op maatschappelijk cruciale sectoren, is gebaseerd op de ervaringen tot nu toe. Het ligt in de lijn der verwachting dat met een ander aanbod nieuwe doelgroepen worden aangeboord. Inperking van het aanbod tot OCW-erkende en daarmee beroepsgerichte scholing is in lijn met de motie van het lid Van der Lee c.s. om het budget gerichter in te zetten, met zoals hierboven aangegeven, een ruim aanbod gericht op maatschappelijk cruciale sectoren.

Vervolg

Zoals in reactie op de motie aangegeven, zijn we bereid de mogelijkheden voor een gerichtere inzet te onderzoeken, met de kanttekening dat er geen middelen beschikbaar zijn per 2024 en er nu geen toezeggingen kunnen worden gedaan over een eventuele nieuwe regeling.

Bovengenoemde maatregelen worden vastgelegd in een wijziging van de STAP-regeling. Na de zomer ontvangt uw Kamer van ons een brede brief over LLO. In deze brief gaan we ook in op het deel van de motie van het lid Van der Lee c.s. dat vraagt te onderzoeken op welke wijze een instrument ter stimulering van LLO kan worden vormgegeven (gefocust op cruciale kraptesectoren) en vraagt om het resterende STAP-budget zo nodig ook de komende twee jaar beschikbaar te houden als gericht individueel scholingsbudget. Gelet op de motie en de beperking van het aanbod en daarmee de verwachting dat er minder vraag zal zijn naar STAP-subsidie, hebben we besloten om voor de resterende tijdvakken in september en november 2023 een budget van € 10 miljoen per tijdvak beschikbaar stellen. Consequentie hiervan is dat dit jaar niet het gehele STAP-budget voor 2023 wordt besteed. Dit betrekken we bij de verdere uitwerking van de motie van het lid Van der Lee c.s.

In bovengenoemde LLO-brief gaan we ook in op het deel van de motie dat vraagt om verschillende varianten voor LLO uit te werken, waaronder varianten voor individuele leerrechten, ter besluitvorming door een volgend kabinet.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 29 544, nr. 1184.

X Noot
2

In het scholingsregister zijn op een totaal van ruim 25.000 scholingsactiviteiten ca. 13.000 scholingsactiviteiten voor de sectoren «zorg en welzijn» en «techniek en procesindustrie» opgenomen.

X Noot
3

NLQF (Nederlands Kwalificatieraamwerk) maakt formele en non-formele scholing met elkaar vergelijkbaar.

X Noot
4

Een cohort is een aangeboden opleiding met een eigen startmoment, instroomperiode en aanmeldbeperkingen.

X Noot
5

Het cursusgeld bij bekostigde instellingen bedraagt voor het MBO € 270 (niveau 1 en 2) of € 654 (niveau 3 en 4) per jaar. Voor het HO bedraagt het wettelijke collegegeld tussen de € 1.377 en € 2.314 (deeltijd/duaal) of € 2.314 (voltijd) per jaar. Niet-bekostigde instellingen bepalen zelf de hoogte van het cursus- of collegegeld.

Naar boven