Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36449 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36449 nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsbeperking te verbeteren en daarbij de regels inzake de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking te vereenvoudigen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
het loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van de Wfsv, waarover op grond van hoofdstuk 3 van de Wfsv premies worden geheven;
de regeling waarbij na een activering op grond van artikel 5 de inclusiviteitsopslag, bedoeld in artikel 6, van kracht wordt waarbij tevens het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak, bedoeld in artikel 2.10 van de Wtl, wordt verhoogd met de banenafspraakbonus, bedoeld in artikel 2.13, tweede lid, van de Wtl;
1°. werknemer die werkzaam is op grond van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; of
2°. werknemer die werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, waarbij bij de uitvoering van dat artikel die werknemer ter beschikking wordt gesteld aan een andere werkgever;
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
de uren waarover loon is betaald en waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de inspecteur is gedaan;
de werkgever in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
de Wet financiering sociale verzekeringen;
de Wet tegemoetkomingen loondomein.
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte verstaan de persoon die is opgenomen in de registratie doelgroep banenafspraak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijnde de persoon:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid of ten behoeve van wie loonkostensubsidie wordt verstrekt op grond van artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet, en van wie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op eigen verzoek door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, dan wel van wie door het college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de eisen gesteld aan een loonwaardevaststelling op grond van artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet een loonwaarde is vastgesteld die bij voltijdse arbeid minder bedraagt dan het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet;
b. die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde op 31 december 2014;
c. die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet;
d. die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie;
e. die op of na 1 januari 2013 een persoon was als bedoeld in onderdeel b of c, en op 1 mei 2015 niet langer een zodanige persoon was, met uitzondering van de persoon, bedoeld in onderdeel c, die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
f. die naar het oordeel van het UWV wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd van 18 jaren is bereikt of in de tijd dat hij studerende was als bedoeld in artikel 1:4 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten een belemmering ondervindt in het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, en zonder een voorziening als bedoeld in artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet; of
g. die als werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 78d, eerste lid, van de Participatiewet of werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in dat artikel.
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder arbeidsbeperkte tevens verstaan de persoon die niet langer aan de voorwaarden op grond van het eerste lid, onderdelen a tot en met g, voldoet, zolang zijn opname in de registratie doelgroep banenafspraak nog niet is geëindigd.
3. In afwijking van het eerste lid wordt de persoon, van wie door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, niet opgenomen in de registratie doelgroep banenafspraak.
4. Met betrekking tot de beoordeling door het UWV of een persoon de kenmerken heeft, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of f, en met betrekking tot de voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld.
1. Het UWV draagt zorg voor de inrichting en de adequate werking van de registratie van arbeidsbeperkten in de registratie doelgroep banenafspraak en is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, onderdeel 7, van de Algemene verordening gegevensbescherming met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in die verordening, ten behoeve van deze registratie.
2. Het UWV verwerkt in de registratie, bedoeld in het eerste lid, de gegevens over arbeidsbeperkten met het oog op het bevorderen van de arbeidsdeelname van deze personen, en ten behoeve van de uitvoering van de artikelen 4 en 5 van deze wet en van de quotumregeling.
3. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt het UWV uit eigen beweging en verplicht op verzoek van het UWV kosteloos de gegevens over de arbeidsbeperkten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, d, f en g, die noodzakelijk zijn voor de taak, bedoeld in het eerste lid.
4. Het UWV verstrekt het college van burgemeester en wethouders en de Belastingdienst uit eigen beweging en verplicht op verzoek kosteloos gegevens uit de registratie, bedoeld in het eerste lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn taken.
5. Het UWV is bevoegd gegevens die het verwerkt voor de uitvoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 30d van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, te verwerken ten behoeve van de registratie, bedoeld in het eerste lid.
6. Het UWV en de Belastingdienst zijn bevoegd de gegevens, die zij verwerken op grond van artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen tevens te verwerken voor zover deze noodzakelijk zijn voor de bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten en voor de uitvoering van de quotumregeling.
7. Het UWV deelt op verzoek aan een werkgever over een door middel van het burgerservicenummer aangeduide persoon mede:
a. of de door de werkgever aangeduide werknemer, persoon met wie hij verwacht een dienstbetrekking aan te gaan, of persoon die onder zijn toezicht en leiding arbeid verricht of ter beschikking is gesteld als bedoeld in artikel 4, derde lid, is opgenomen in de registratie, bedoeld in het eerste lid; of
b. gedurende welke periode in een lopend kalenderjaar of in het voorgaande kalenderjaar deze persoon is opgenomen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
8. Het college van burgemeester en wethouders en het UWV informeren de persoon op wie de gegevens betrekking hebben over de verwerking van zijn gegevens op grond van dit artikel voordat de gegevens worden vastgelegd in de registratie, bedoeld in het eerste lid, of worden verstrekt met het oog op die vastlegging, tenzij deze persoon redelijkerwijs hiervan kennis draagt.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld, in ieder geval met betrekking tot:
a. de inrichting, de gegevensset en de wijze van verkrijging van de gegevens ten behoeve van de registratie, bedoeld in het eerste lid, en
b. de geldigheidsduur van de registratie van de persoon en het vervallen van de registratie van de persoon.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a. de verstrekking door het UWV van gegevens uit de registratie, bedoeld in het eerste lid, aan de werkgevers, bedoeld in het zevende lid; en
b. de verstrekking van gegevens aan het UWV door de werkgevers, bedoeld in het zevende lid, in verband met het verrichten van arbeid door arbeidsbeperkten als bedoeld in artikel 4, derde lid.
1. Indien het aantal banen voor arbeidsbeperkten in een bepaald kalenderjaar in onvoldoende mate is toegenomen ten opzichte van het aantal van deze banen op 1 januari 2013, wordt dit bij regeling van Onze Minister vastgesteld.
2. Ten behoeve van de vaststelling van de toename, bedoeld in het eerste lid, wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur het aantal te realiseren banen in een kalenderjaar bepaald voor arbeidsbeperkten, uitgedrukt in verloonde uren op 1 januari 2013, en wordt per kalenderjaar bepaald:
a. het cumulatief aantal extra te realiseren banen voor deze arbeidsbeperkten uitgedrukt in verloonde uren;
b. het cumulatief aantal gerealiseerde banen voor deze arbeidsbeperkten uitgedrukt in verloonde uren, en
c. de uitkomst van de vergelijking tussen het cumulatief aantal banen, bedoeld in de onderdelen a en b, uitgedrukt in verloonde uren.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt niet als arbeidsbeperkte beschouwd de persoon die arbeid verricht in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, met dien verstande dat deze persoon voor zover het betreft de verloonde uren in aangiftetijdvakken waarin hij ter beschikking is gesteld aan een andere werkgever om onder zijn leiding en toezicht arbeid te verrichten, wel als arbeidsbeperkte wordt beschouwd.
1. De quotumregeling wordt niet uitgevoerd dan nadat bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, tot activering is besloten indien is gebleken dat het aantal banen voor arbeidsbeperkten in een bepaald kalenderjaar in onvoldoende mate is toegenomen ten opzichte van het aantal van deze banen op 1 januari 2013.
2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt gelijktijdig aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan vier weken na de overlegging.
1. De premie, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wfsv, wordt na een activering als bedoeld in artikel 5, eerste lid, verhoogd met een inclusiviteitsopslag. De inclusiviteitsopslag is verschuldigd met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin tot activering is besloten.
2. De inclusiviteitsopslag is verschuldigd door de werkgever.
3. De inclusiviteitsopslag is niet verschuldigd indien het een kleine werkgever betreft, als bedoeld in artikel 36 van de Wfsv.
4. De inclusiviteitsopslag is tevens niet verschuldigd:
a. door een werkgever met betrekking tot een uitgeleende werknemer;
b. door een werkgever met betrekking tot een werknemer die werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, waarbij die werknemer niet ter beschikking wordt gesteld aan een andere werkgever, dan wel werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet;
c. over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, of de artikelen 4:2b, eerste tot en met zesde lid, en 6.3, eerste tot en met zesde lid, van de Wet arbeid en zorg, de Werkloosheidswet, en de aanvullingen op deze uitkeringen van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat, en over een toeslag op grond van de Toeslagenwet. Met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt gelijkgesteld een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.
5. Het UWV stelt het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer vast.
6. De inclusiviteitsopslag wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister als een voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk opslagpercentage op het in artikel 36 van de Wfsv bedoelde hoge premiepercentage. Artikel 35 van de Wfsv is van overeenkomstige toepassing.
7. Op de heffing en invordering van de inclusiviteitsopslag zijn de artikelen 57, 59 en 60 van de Wfsv van overeenkomstige toepassing.
8. Voor de vaststelling of de inclusiviteitsopslag op grond van het vierde lid voor een bepaalde werknemer niet is verschuldigd is de situatie op de eerste dag dat de werknemer in dienst is in het betreffende aangiftetijdvak bepalend voor het gehele aangiftetijdvak.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «, quotumheffing».
2. In het eerste lid vervalt «, de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h».
B
In de paragraafaanduiding van Hoofdstuk 3, afdeling 4, paragraaf 2, vervalt «en quotumheffing».
C
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «en quotumheffing».
2. Het derde tot en met het achtste lid vervallen.
D
Artikel 35, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervalt.
E
Hoofdstuk 3, Afdeling 4, paragraaf 4a, vervalt.
F
In artikel 38b, tweede lid, wordt «op grond van artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een voorziening ontvangt en zonder die voorziening niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet» vervangen door «en zonder een voorziening als bedoeld in artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet».
G
Artikel 38d, zevende lid, komt te luiden:
7. Het UWV deelt op verzoek aan een werkgever over een door middel van het burgerservicenummer aangeduide persoon mede:
a. of de door de werkgever aangeduide werknemer, persoon met wie hij verwacht een dienstbetrekking aan te gaan, of persoon die onder zijn toezicht en leiding arbeid verricht of ter beschikking is gesteld als bedoeld in artikel 38g, tweede lid, is opgenomen in de registratie, bedoeld in het eerste lid; of
b. gedurende welke periode in een lopend kalenderjaar of in het voorgaande kalenderjaar deze persoon is opgenomen in de registratie, bedoeld in artikel 38d, eerste lid.
H
Artikel 114, onderdeel d, vervalt.
I
Artikel 115, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel g wordt «artikel 118, onderdeel a» vervangen door «artikel 118».
2. Onderdeel h vervalt.
J
Artikel 118, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
K
De artikelen 122n tot en met 122o vervallen.
L
Artikel 122na wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «tot 2022».
2. In het eerste lid wordt «1 januari 2026» vervangen door «het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2 van de Wet banenafspraak».
M
Artikel 124b vervalt.
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van Hoofdstuk II komt te luiden:
B
In artikel 2.1, onderdeel c, vervalt «en scholingsbelemmerden».
C
In de artikelen 2.2, tweede lid, onderdeel b, 2.6, derde lid, onderdeel b, en 2.14, tweede lid, onderdeel b wordt «de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking» steeds vervangen door «het verzoek betrekking heeft op een dienstbetrekking».
D
In het opschrift van § 2.4 vervalt «en scholingsbelemmerden».
E
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die in het aangiftetijdvak waarover het loonkostenvoordeel wordt verstrekt een arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die in het aangiftetijdvak waarover het loonkostenvoordeel wordt verstrekt een arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak.
3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na de puntkomma «of» toegevoegd.
b. Onderdeel b komt te luiden:
b. voor zover de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, waarbij die werknemer niet ter beschikking wordt gesteld aan een andere werkgever.
c. Onderdeel c vervalt.
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak eindigt als de periode, bedoeld in artikel 2.12 of artikel 6.2, eerste lid, is verstreken.
5. Het vierde lid vervalt.
F
Artikel 2.11 vervalt.
G
Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «en scholingsbelemmerden».
2. In het eerste lid vervalt «en scholingsbelemmerden» en wordt «over een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan «vervangen door «voor de periode waarin de betreffende werknemer in dienstbetrekking staat tot de betreffende werkgever en voor zo lang aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan».
3. In het tweede lid vervalt «en scholingsbelemmerden».
H
Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en de tekst van artikel 2.13 vervalt «en scholingsbelemmerden».
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak wordt in het kalenderjaar na een activering als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet banenafspraak verhoogd met een banenafspraakbonus.
3. De hoogte van de banenafspraakbonus wordt als bedrag per verloond uur vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij in afwijking van het eerste lid het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak ten hoogste een bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te bepalen bedrag per werknemer per kalenderjaar bedraagt.
I
Het opschrift van Hoofdstuk III komt te luiden:
J
Artikel 4.6, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «polisadministratie» wordt ingevoegd «en op grond van artikel 38d van de Wet financiering sociale verzekeringen verwerken in de registratie van arbeidsbeperkten».
2. «en op grond van artikel 38d van de Wet financiering sociale verzekeringen verwerken in de registratie van arbeidsbeperkten» wordt vervangen door «en op grond van artikel 3 van de Wet banenafspraak verwerken in de registratie doelgroep banenafspraak».
K
Artikel 6.2 komt te luiden:
1. Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak, is aangevangen voor die datum van inwerkingtreding, en dat recht voor die datum niet is geëindigd, wordt dat loonkostenvoordeel ten hoogste verstrekt:
a. voor de resterende duur op grond van artikel 2.12 zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding, en waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding, indien het een werknemer betreft die geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, en daarmee ook niet gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet;
b. voor de periode waarin de betreffende werknemer in dienstbetrekking staat tot de betreffende werkgever en voor zo lang aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan, indien het een werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet.
2. Op de aanvraag van een doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel F, van de Wet banenafspraak is artikel 2.11 van toepassing, zoals dat luidde op de dag voor die datum van inwerkingtreding.
3. De werkgever bewaart de doelgroepverklaring met betrekking tot een loonkostenvoordeel waarop het eerste lid van toepassing is bij de loonadministratie.
4. Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak, is aangevangen voor die datum van inwerkingtreding, en dat recht voor die datum niet is geëindigd, wordt dat loonkostenvoordeel ten hoogste verstrekt voor de resterende duur op grond van artikel 2.12, en waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan, zoals die artikelen luidden voor die datum van inwerkingtreding, indien de registratie van die werknemer in de registratie arbeidsbeperkten is beëindigd op zijn verzoek.
5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak wordt onder een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding.
L
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «indien het een werknemer betreft die geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, en daarmee ook niet gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet» vervangen door «indien het een werknemer betreft die geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak».
b. In onderdeel b wordt «indien het een werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet» vervangen door «indien het een werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak».
2. In het vierde lid wordt «registratie van arbeidsbeperkten» vervangen door «registratie doelgroep banenafspraak».
Artikel 29b van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel d wordt «of een dienstbetrekking had, die is aangewezen op grond van artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen door «of een dienstbetrekking had of werkzaam was op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de Wet banenafspraak».
b. In het naschrift na onderdeel f wordt «artikel 38b, eerste of tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen door «artikel 2 van de Wet banenafspraak».
2. Het elfde lid komt te luiden:
11. Het bepaalde in het tweede en derde lid inzake het tweede lid, onderdeel e, is van overeenkomstige toepassing op een arbeidsbeperkte als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen d, e en f van de Wet banenafspraak.
3. In het twaalfde lid wordt «artikel 38b, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen door «artikel 2, tweede lid, van de Wet banenafspraak» en wordt «artikel 38d, eerste lid» vervangen door «artikel 3, eerste lid».
In artikel 8a, negende lid, onderdeel b, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt «als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of met arbeidsbeperkten worden gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid, van die wet,» vervangen door «als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak».
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
1. Deze wet is niet van toepassing met betrekking tot kalenderjaren, gelegen voor de datum van inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet.
2. Over de in het eerste lid bedoelde kalenderjaren blijven de bepalingen bij of krachtens hoofdstuk 3, afdeling 4, en de artikelen 122n en 122na van de Wfsv inzake het quotum van arbeidsbeperkten van toepassing, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde datum van inwerkingtreding.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36449-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.