Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 80, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 80, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het verslag van een algemeen overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Veiligheid en Justitie over de aanpak van agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak (28684, nr. 309).
De beraadslaging wordt geopend.
De heerMarcouch (PvdA):
Voorzitter. Geweld, agressie en intimidatie jegens dienstverleners moeten stoppen. Daarom dien ik drie moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat medewerkers van publieke diensten vaak geconfronteerd worden met intimidatie en agressie door hun cliënten;
constaterende dat medewerkers van publieke diensten hierdoor niet alleen in gevaar worden gebracht, maar ook zowel psychische als fysieke schade oplopen;
overwegende dat een goede en integere dienstverlening door intimidatie en agressie onmogelijk wordt gemaakt;
overwegende dat intimidatie en agressie nooit mogen lonen bij een poging om snelle service of een beslissing ten gunste van de cliënt af te dwingen;
constaterende dat er al beperkt maatregelen mogelijk zijn als cliënten gewelddadig gedrag vertonen en er jurisprudentie bestaat over de grenzen aan de zorgplicht van publieke dienstverleners;
overwegende dat publieke dienstverleners onvoldoende steun vinden in de effecten van administratiefrechtelijke sancties, strafrechtelijke sancties of andere thans voorhanden zijnde maatregelen en dat het gebrek aan beïnvloedingsmogelijkheden zelfs leidt tot aanpassing van de dienstverlening aan het wangedrag van cliënten;
roept de regering op om te werken aan een samenhangend juridisch kader waarmee de handelingen van publieke diensten kunnen worden gestaakt als gevolg van intimiderend en agressief gedrag van de cliënt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Marcouch en Hennis-Plasschaert. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 314 (28684).
De heerMarcouch (PvdA):
De andere moties zijn wat korter.
Devoorzitter:
Ik ben blij voor u dat ze wat korter zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat geweld tegen medewerkers zonder publieke taak net zulke ernstige gevolgen voor de betrokkenen kan hebben als geweld tegen medewerkers met een publieke taak;
constaterende dat het OM in zijn richtlijnen geen onderscheid maakt in de mate waarin de strafeis verhoogd wordt bij geweld tegen beroepsbeoefenaren met of zonder publieke taak;
overwegende dat de communicatie van de regering over het verhogen van de strafmaat onduidelijkheid laat bestaan over de toepassing van de verhoogde strafeis bij geweld tegen medewerkers zonder publieke taak;
roept de regering op om te bevestigen dat bij alle geweld tegen mensen die op een rechtmatige wijze hun beroep uitoefenen, op gelijke wijze een strafeis geformuleerd wordt en dit beleid actief uit te dragen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marcouch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 315 (28684).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de rijksoverheid een actieve rol kan en moet spelen bij de voorkoming van geweld tegen medewerkers, door werkgevers te stimuleren de veiligheid van medewerkers te optimaliseren;
constaterende dat de aanbesteding van goederen en diensten een moment is waarop de overheid concrete actie van aanbiedende partijen kan vragen;
roept de regering op, bij alle relevante aanbestedingen te eisen dat de inschrijvende partijen een beleid hebben om hun medewerkers te beschermen tegen agressie en geweld en actief op te treden tegen daders hiervan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Marcouch.
Zij krijgt nr. 316 (28684).
MevrouwHachchi (D66):
Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geweld en agressie in het openbaar in sommige steden nog steeds toenemen;
constaterende dat door het verlagen van zowel de brede doeluitkering voor ov-autoriteiten als de korting op het Gemeentefonds het niveau van sociale veiligheid onder druk komt te staan;
overwegende dat de veiligheid voor chauffeurs en passagiers in het openbaar vervoer voorop moet staan;
verzoekt de regering, erop toe te zien dat het huidige niveau van sociale veiligheid in het openbaar vervoer op zijn minst gehandhaafd blijft en hierover voor het kerstreces te rapporteren aan de Tweede Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
Devoorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 317 (28684).
Dan is het woord aan de heer Van Raak.
De heerVan Raak (SP):
Nee hoor.
Devoorzitter:
Nee? Niemand meer? Dat is welhaast een anticlimax. Dan wachten we even tot de minister beschikt over de teksten van de moties.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
MinisterDonner:
Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp dat de Kamer volgens een ander beginsel werkt: last out, first in.
Wij behandelen een VAO over een discussie die wij al een hele tijd geleden gevoerd hebben, namelijk op 8 maart. De eerste motie haakt daarop ten dele in. In dat AO is namelijk de vraag aan de orde gekomen of sociale uitkeringen stopgezet kunnen worden als een cliënt gewelddadig is en agressief gedrag vertoont. Vervolgens is daarover uitvoerig gesproken met de staatssecretaris van Sociale Zaken. De conclusie was dat er jurisprudentie in ontwikkeling is. Nu wordt er een motie ingediend die ik eigenlijk zou moeten ontraden vanwege het volstrekt onbepaalde karakter. In de motie wordt namelijk gevraagd om "een samenhangend juridisch kader waarmee de handelingen van publieke diensten kunnen worden gestaakt als gevolg van intimiderend en agressief gedag van de cliënt".
Wat wil de Kamer dan? Wat de regering ook doet, de Kamer kan altijd zeggen dat de motie niet uitgevoerd is zolang er nog agressief en gewelddadig gedrag is, want dan is het samenhangend kader er nog niet. De regering is de eerste om te vechten tegen ieder agressief en intimiderend gedrag. In de Grondwet is bepaald dat iedere ingezetene recht heeft op bijstand. Die discussie is gevoerd en nu ontloopt men die discussie door niet de bijstand te noemen maar het onbepaalde begrip publieke dienstverlening te gebruiken. Dat is ongeveer alles.
Omdat de motie in wezen in lijn ligt met de inzet van het kabinet, laat ik het oordeel over aan de Kamer, zoals u dat zo graag wilt horen. Maar wat heeft de Kamer dan gezegd? In wezen niks!
Devoorzitter:
De tweede motie, zou ik zeggen.
MinisterDonner:
Voor de tweede motie geldt in wezen hetzelfde. Ik herken in zekere zin discussies die gevoerd zijn door het FNV in de actie "Mijn werkkring is geen boksring". In de motie wordt de regering gevraagd om te bevestigen wat in de richtlijnen van het OM staat. Ik wil dat graag doen. In die zin is de motie overbodig. De inzet is inderdaad om alle mensen te beschermen die rechtmatig hun beroep uitoefenen. Ik betreur in die zin deze motie omdat de indruk wordt gewekt dat men wel geweld mag plegen tegen mensen die geen beroep uitoefenen, omdat iedereen die rechtmatig een beroep uitoefent extra beschermd wordt. Het is een richtlijn van het OM. Ik laat het oordeel aan de Kamer over.
Devoorzitter:
U zegt in feite dat u het oordeel aan de Kamer laat, maar dat u de motie in feite al uitvoert?
MinisterDonner:
Het petitem is ook om te bevestigen wat er al in de richtlijnen van het OM staat.
Devoorzitter:
Mag ik een poging doen? Mijnheer Marcouch, nu de minister zo volledig toezegt, zou het een idee zijn om de motie in te trekken? U hebt uw toezegging binnen.
De heerMarcouch (PvdA):
Ik vind de minister ook een beetje cynisch over de motie. Natuurlijk moet er geen onderscheid gemaakt worden in de aanpak van geweld, maar uit de brief van de regering wordt niet duidelijk of de strafverhogende maat ook geldt voor de niet-ambtenaren.
MinisterDonner:
Ik bevestig dat het OM in zijn richtlijnen geen onderscheid maakt en de heer Marcouch vraagt mij met zijn motie te bevestigen wat het OM in de richtlijnen doet.
Devoorzitter:
Goed, dan gaan wij naar de volgende motie. Het oordeel is duidelijk.
MinisterDonner:
De derde motie roept de regering op om bij alle relevante aanbestedingen te eisen dat de inschrijvende partijen een beleid hebben om hun medewerkers te beschermen. Op dit moment vloeit uit de Arbeidsomstandighedenwet voort dat werkgevers dat doen. Dit is een onderdeel van de discussie die wij op 8 maart hebben gevoerd: ook lagere overheden zijn als werkgever gehouden om maatregelen te nemen ter bescherming van hun werknemers op het terrein van burgemeesters, op het terrein van wethouders en op het terrein van gemeenteraadsleden. In wezen zit datgene wat in de motie wordt gevraagd al in de wet. Het is vreemd om bij aanbestedingen te vragen of degenen bij wie wordt aanbesteed zich aan de wet zullen houden, want het is de consequentie van de wet. In het AO was er in de Kamer forse tegenstand tegen dit beginsel en wilde men dat het Rijk de kosten ging dragen van de bescherming van burgemeesters. In deze motie – in die zin ben ik er dankbaar voor – bevestigt men het uitgangspunt van de regering dat het aan de werkgever is en dat ook voor burgemeesters en wethouders de werkgever wordt aangesproken. Dat is de gemeente, maar voor het overige is het de wet.
Devoorzitter:
Oordeel Kamer, begrijp ik.
MinisterDonner:
Ja.
De vierde motie verzoekt de regering erop toe te zien dat het huidige niveau van sociale veiligheid in het openbaar vervoer op zijn minst gehandhaafd blijft. De wetgever heeft in zijn wijsheid de verantwoordelijkheid voor het openbaar vervoer bij de provincies en de WGR-plus gelegd. In de motie wordt de regering gevraagd iets te handhaven wat niet tot haar bevoegdheid behoort. Als het Rijk meer geld naar een provincie moet sturen zodra die zegt dat het niveau lager wordt, moet ik de motie ontraden. Voor het overige is het aan het oordeel van de Kamer of men dit een verstandig punt vindt. De regering kan de motie niet uitvoeren, want de verantwoordelijkheid is elders gelegd.
De beraadslaging wordt gesloten.
Devoorzitter:
Ik dank de minister voor zijn oordeel. Stemming over de moties vindt plaats bij de eindstemmingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-80-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.