Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het Voorstel van wet van het lid Van de Camp tot wijziging van de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie in verband met de bestrijding van wapengeweld (26865).

(Zie vergadering van 14 juni 2001.)

Artikel I, aanhef, wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Middelkoop c.s. (stuk nr. 13, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de VVD, de ChristenUnie en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 13 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

De heer Kuijper (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Nu het amendement op stuk nr. 13 is verworpen, trek ik mijn amendement op stuk nr. 15 in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Kuijper (stuk nr. 15) is ingetrokken, maakt het geen onderdeel meer uit van de stemmingen.

Onderdeel A, aanhef, wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel 151b wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel A wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen B en C, artikel I en artikel II, aanhef, worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Scheltema-de Nie (stuk nr. 12, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks en D66 voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 12 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

In stemming komt het amendement-Halsema (stuk nr. 14, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en GroenLinks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 14 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Onderdeel A wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen B en C, de artikelen II en III en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Mevrouw Scheltema heeft gevraagd, een stemverklaring vooraf te mogen afleggen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter. Preventief fouilleren van mensen zonder dat daar concrete verdenking aan ten grondslag ligt, is een vergaand middel. Tot nu toe kennen wij alleen individueel fouilleren op grond van een concrete verdenking. D66 was bereid om de ingrijpende bevoegdheid van collectief preventief fouilleren in bijzondere omstandigheden te accepteren, met name in bepaalde wijken waarin met grote veiligheidsproblemen wordt gekampt. Wij waren daartoe alleen bereid als de beslissing over de inzet van het middel niet alleen aan de overheid, de burgemeester en de officier van justitie, zou worden gelaten maar er ook een rol voor de rechter zou zijn weggelegd. Voor D66 is een rol voor de rechter essentieel, omdat deze moet beoordelen of er een reële afweging tussen de belangen van de overheid enerzijds en die van individuele burgers anderzijds heeft plaatsgevonden. Naar ons oordeel is dat precies wat het EVRM eist. Nu ons amendement dat de rol van de rechter beoogde veilig te stellen, is verworpen, acht de D66-fractie het wetsvoorstel met onvoldoende waarborgen omkleed en zal zij om die reden tegen stemmen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de VVD, het CDA, de ChristenUnie en de SGP voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik verzoek de heer Van de Camp, de verdediging in de Eerste Kamer op zich te nemen. Ik zie dat hij daarin graag bewilligt.

Naar boven