Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 oktober 2009 over emancipatiebeleid.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Gent. Ik zie haar echter nog niet. Ik zie mevrouw Bouchibti nu naar voren komen lopen, maar zij staat helemaal niet op de lijst. Maar goed, dan geef ik haar nu het woord.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Voorzitter. Mag ik namens mevrouw Van Gent een motie voorlezen?

De voorzitter:

Jazeker.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik heb de motie overigens zelf meeondertekend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dit kabinet zich inzet voor gezinsvriendelijk werkgeverschap;

overwegende dat de overheid zelf een grote werkgever is;

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze haar eigen werkgeverschap meer gezinsvriendelijk kan worden en de Kamer daarover te informeren voor 1 maart 2010,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchibti en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 147(30420).

Dan is thans het woord aan mevrouw Karabulut. Ook die is niet aanwezig. Dat wordt dan de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb de grote eer om vandaag voor mevrouw Karabulut te mogen spelen.

De voorzitter:

Nou, dat gaat u niet lukken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wie wil dat nu niet?

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel studerende ouders problemen ondervinden bij de combinatie van opleiding en zorg;

verzoekt de regering, in overleg te gaan met onderwijsinstellingen van mbo, hbo en wo om te komen tot een protocol over de voorzieningen en begeleiding voor studerende ouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148(30420).

Minister Plasterk:

Voorzitter. De motie van mevrouw Van Gent en mevrouw Bouchibti heeft betrekking op het werkgeverschap van de overheid in relatie tot gezinsvriendelijkheid. Als coördinerend minister heb ik contact gezocht met de collega's die gaan over het gezin, respectievelijk het werkgeverschap. Wat ik nu zeg, is mede gebaseerd op hun mededelingen. Dit even als excuus voor het feit dat ik het van papier oplees. Minister Rouvoet heeft in een notaoverleg over het gezinsbeleid op 5 oktober van dit jaar toegezegd dat hij de aansporing van de Tweede Kamer om de gezinsvriendelijkheid van de rijksoverheid als werkgever te vergroten, ter harte neemt. Aanleiding voor die aansporing was zijn oproep aan de sociale partners en het bedrijfsleven om het keurmerk gezinsvriendelijke werkgever te ontwikkelen. Hij heeft toegezegd dat bij de collega's onder de aandacht te brengen. Hij voegt eraan toe dat op zichzelf de rijksoverheid al wel een gezinsvriendelijke werkgever is, zoals blijkt uit het feit dat zij staat op de Loflist Beste Werkgevers voor Werkende Ouders. Het betaalde ouderschapsverlof is daar ook een goed voorbeeld van. Het kan echter nog beter. De rijksoverheid staat bijvoorbeeld niet in de top tien van de Loflist. Daarom start het ministerie voor Jeugd en Gezin samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een onderzoek naar de gezinsvriendelijkheid van de rijksoverheid. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek wordt bezien wat nodig is om de rijksoverheid nog gezinsvriendelijker te maken. De enige vraag die mijn collega's mij hebben meegegeven naar aanleiding van deze motie, is of mevrouw Bouchibti bereid zou zijn om de datum van 1 maart 2010 te veranderen in 1 juli 2010. Dan heeft men even de gelegenheid om het een en ander af te ronden. Dan laten wij het oordeel over de motie graag aan de Kamer.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik ga de motie wijzigen. Ik pas de datum aan naar 1 juli.

Minister Plasterk:

Dan laat ik het oordeel graag aan de Kamer.

Ten tweede wil ik ingaan op de motie van mevrouw Karabulut en de heer Jasper van Dijk over het maken van een protocol voor studerende ouders, met name studerende moeders. Ik heb op initiatief van het Steunpunt Studerende Moeders, dat nu voor het eerst gesubsidieerd wordt, al een rondje langs de mbo-instellingen gemaakt. Ik heb daar geïnventariseerd hoe het met de begeleiding staat. Ik heb de indruk dat men het daar op zich serieus oppakt. Juist bij roc's speelt vaak het tienermoederschap of het jonge moederschap. Dat resulteert in allerlei vormen van begeleiding, zoals een aangepast rooster, extra herkansingen en specifiekere afspraken over toetsweken, schooltijd en aanwezigheid. Enkele instellingen hebben ook al voorzieningen in het leven geroepen als reactie op de omvang van het probleem, zoals het ROC Albeda College, ROC Mondriaan, de Amarantis Onderwijsgroep, ROC Midden Nederland en Rijn IJssel. Zij hebben dat soort voorzieningen al getroffen. Doordat wij dat steunpunt nu subsidiëren, worden wij voortdurend bijgepraat over dingen die niet goed gaan. Mijn voorkeur gaat er op dit moment niet naar uit om weer een protocol uit te rollen voor de hele onderwijssector. Dan gaan wij immers weer allemaal regels instellen. Ik heb sympathie voor de doelstelling. Dat zal niemand verbazen, want ik heb die sympathie al eerder geuit. De motie die er nu ligt, ontraad ik echter.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn reactie op de moties.

De vergadering wordt van 14.37 uur tot 14.45 uur geschorst.

Naar boven