Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 december 2009 over de Nederlandse visie op het nieuwe Europese visserijbeleid (GVB).

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom in ons huis.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik dien drie moties in over de herziening van het Europese visserijbeleid. We komen er nog regelmatig over te spreken, maar een aantal zaken moeten we volgens mij toch vandaag vastleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat dierenwelzijn onderdeel is van de door het kabinet nagestreefde integrale duurzaamheid;

constaterende dat het in de kabinetsvisie op het nieuwe Europese visserijbeleid desondanks ontbreekt aan duidelijke ambities voor het borgen van dierenwelzijn;

verzoekt de regering om dierenwelzijn als niet-vrijblijvende norm op te nemen in haar uitgangspunten voor het gemeenschappelijk visserijbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(32201).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid als kans ziet om het Nederlandse duurzame visserijbeleid in Europa aan de orde te stellen;

constaterende dat de Algemene Rekenkamer heeft opgemerkt dat de effectiviteit van dat beleid nog niet bekend is;

verzoekt de regering, haar duurzame visserijbeleid in 2010 (drie jaar na implementatie) te evalueren en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(32201).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijvangsten gemiddeld 9% tot 25% van de totale vangst uitmaken;

constaterende dat de bijvangst vaak halfdood of dood wordt teruggegooid;

constaterende dat bijvangst nu niet wordt meegeteld in de vangstquota en dat hierdoor de effectiviteit van het stellen van vangstquota sterk wordt verminderd;

verzoekt de regering, bijvangsten verplicht te laten aanlanden en dus mee te tellen in de vangsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(32201).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese regelgeving toestaat dat er in het kader van duurzaamheid afspraken mogen worden gemaakt;

constaterende dat door de visserijsector in een aantal Europese lidstaten, zoals Duitsland en Denemarken, dan ook afspraken zijn gemaakt;

overwegende dat door de opstelling van de NMa nu de verduurzaming van de visserij in Nederland minder kansen lijkt te krijgen;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de Nederlandse Wet economische mededinging in lijn is met de Europese regelgeving en dat de Europese regelgeving ook wordt gevolgd, zoals ook andere EU-lidstaten doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(32201).

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland de Europese mededingingsregels strenger toepast dan andere Europese landen;

overwegende dat de huidige Nederlandse regelgeving op het gebied van mededinging het behalen van doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en een redelijke prijs voor vers gevangen vis en schaaldieren ernstig belemmert;

verzoekt de regering om op korte termijn de mogelijkheden te onderzoeken om de huidige Nederlandse mededingingswetgeving zodanig aan te passen dat daarmee het behalen van doelstellingen op het gebied van duurzaamheid en een redelijke prijs voor vers gevangen vis en schaaldieren meer mogelijk wordt gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan en Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32201).

Minister Verburg:

Voorzitter. Gelet op het kerstregime, dat ik graag respecteer, beperk ik mij tot een reactie op de ingediende moties.

Mevrouw Ouwehand verzoekt de regering in de motie op stuk nr. 3 om dierenwelzijn als niet-vrijblijvende norm op te nemen in haar uitgangspunten voor het gemeenschappelijk visserijbeleid. Ik heb de uitgangspunten vanmorgen helder met de commissie gecommuniceerd. De leden hebben die ook allen onderschreven. Dierenwelzijn is geen vrijblijvend onderdeel van de visie, maar om het als uitgangspunt te nemen, gaat mij te ver. Om die reden ontraad ik aanneming van de motie. Ik zeg erbij: het staat in de visie en daar is niets vrijblijvends aan. Als het aan mij ligt, gaan we het op Europees niveau regelen, maar ook in Nederland vanuit de visserijsector zelf. Er moet van twee zijden aan gewerkt worden.

In de motie op stuk nr. 4 verzoekt mevrouw Ouwehand de regering om haar duurzamevisserijbeleid in 2010 te evalueren en om de Kamer daarover te informeren. Die motie is overbodig, omdat de Europese Commissie in het Groenboek voor Europees visserijbeleid die evaluatie heeft doen plaatsvinden. Zij heeft vastgesteld dat het beter moet en kan. Ik ben het daar van harte mee eens. Dat is ook de grondslag geweest voor het schrijven van de Nederlandse visie.

Mevrouw Ouwehand verzoekt de regering in de motie op stuk nr. 5 om bijvangsten verplicht te laten aanlanden en dus mee te tellen in de vangsten. Ik vind dat zij zichzelf hiermee tekort doet. We werken aan een Europese visie. Ik heb aangegeven dat ik vind dat het in Europees verband ons doel moet zijn om de discards naar nul te brengen. Dat heeft gevolgen voor de bijvangsten. Ik wil de bijvangsten verminderen, maar ik neem er geen genoegen mee om dat alleen in Nederland te doen. Ik vind het geen goede stap om te zeggen: u moet zich inzetten in Europees verband, maar in Nederland moet je alvast maar dit gaan doen en dat gaan regelen. Dat lijkt me een onverstandige werkwijze. We doen het in Europees verband omdat we het in Europees verband, en ook breder, van belang vinden. Deze motie, die alleen voor Nederland is, ontraad ik dus.

Ik kom bij de motie van mevrouw Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 6. Ik zal u zeggen wat ik van deze motie vind. Ik vind deze motie ondersteuning van beleid. In het debat dat wij vanmorgen hebben gevoerd, heb ik gezegd dat ik heb gezien dat het erop "lijkt". Mevrouw Snijder-Hazelhoff heeft dat ook gezegd over de hoorzitting. Ik vind dus wel dat zij een zorgvuldige overweging gebruikt: "overwegende dat door de opstelling van de NMa nu de verduurzaming van de visserij in Nederland minder kans lijkt te krijgen ..." Ik zeg mevrouw Snijder-Hazelhoff toe dat ik me hierin ga verdiepen. Ik heb al aangegeven dat de SER er nog eens over gaat adviseren. Dat zal medio 2010 rond zijn. Ik zal hier echter werk van maken. Ik vind deze motie dus ondersteuning van beleid, in dier voege dat er geen sprake kan zijn van strijdigheid tussen de Nederlandse mededingingsregels en de Europese. Daar is ook geen sprake van. Mevrouw Snijder-Hazelhoff gebruikt echter terecht het woordje "lijkt". Dat is de reden waarom ik deze motie ondersteuning van beleid vind.

Ik ben hierover iets uitvoeriger geweest, omdat ik de laatste motie, de motie-Koppejan/Jacobi op stuk nr. 7, een heel lastige vind. Het is namelijk helemaal niet nodig en ook niet de bedoeling om de mededingingswetgeving aan te passen. De NMa heeft zich te houden aan de regels die er zijn. Die heeft zij ook zorgvuldig toe te passen. De Nederlandse mededingingsregels moeten weer passen op de Europese mededingingsregels. Ik ben er dus niet op uit om de mededingingswetgeving aan te passen, maar ik ga wel doen wat mevrouw Snijder daarover zegt.

Mag ik hier gewoon eens een constructief voorstel doen? De moties op stuk nr. 6 en stuk nr. 7 zien op hetzelfde doel. Misschien mag ik de indieners het advies geven om te bekijken of de moties in elkaar te schuiven zijn. Ik zeg toe dat ik ga bekijken waar het nu fout zit en waar het aan schort. We bekijken ook wat de SER er nog extra aan kan bijdragen. Dan schieten we niet onmiddellijk in wetswijzigingen en dat soort dingen, maar dan hebben de indieners hun punt gemaakt en heb ik toegezegd dat ik het gewoon ga doen. Ik denk namelijk dat we het belang van de zaak met elkaar delen.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, u mag een heel korte, feitelijke vraag stellen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De minister zei over de evaluatie van haar visserijbeleid dat de Europese Commissie die evaluatie al gedaan zou hebben. Ik sprak specifiek over het duurzamevisserijbeleid, dat in 2007 is ingezet. Dat is nog niet geëvalueerd. Ik krijg dus graag een reactie van de minister op dat specifieke onderdeel.

Minister Verburg:

Ik vind dat het voldoende is meegenomen in de Europese evaluatie van het hele visserijbeleid. Er is nog een wereld te winnen en ik stel voor dat we daarmee voortgaan, met ongeduld dat rekening houdt met het tempo van de transitie die gehaald kan worden. Dat verandert dus niets aan mijn oordeel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen in de loop van de dag over de moties stemmen.

De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven