Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 december 2009 over een leven lang leren.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dien drie moties in zonder toelichting.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat roc's een belangrijke aanbieder zijn van opleidingen voor een leven lang leren;

overwegende dat betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de invulling van dit aanbod van belang is;

overwegende dat opleidingen van roc's flexibel moeten zijn met betrekking tot aanbod in de avonduren, deeltijdmogelijkheden en met betrekking tot startmomenten van cursussen en opleidingen het gehele jaar door;

verzoekt de regering, een plan te presenteren om de roc's te stimuleren tot een opener en flexibeler aanbod van opleidingen zodat de organisatie van het opleidingsaanbod van roc's beter aansluit bij de vraag uit het bedrijfsleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Biskop en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland de doelstelling van 20% van de volwassenen in het onderwijs niet haalt;

overwegende dat in andere Europese lidstaten meer dan 30% van de werkende bevolking deelneemt aan scholing;

roept de regering op, zichzelf een nieuwe, goed onderbouwde en ambitieuze doelstelling in de nieuwe Lissabonstrategie op te nemen voor het percentage volwassenen het onderwijs;

verzoekt de regering, de rapportage over deze doelstelling op te splitsen naar hoger en lager opgeleide en oudere en jongere werknemers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, in januari 2010 een stappenplan te presenteren dat voorziet in afronding van het wetgevingstraject omtrent het opnemen van een wederzijdse scholingsverplichting in het arbeidscontract voor het zomerreces van datzelfde jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(30012).

Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Denktank Leren en Werken heeft aanbevolen, in arbeidscontracten een wederzijdse "plicht" tot leren op te nemen en de regering nu overweegt, dit wettelijk te gaan verankeren;

overwegende dat afspraken tussen werkgevers en werknemers flexibel gemaakt moeten kunnen worden en bovendien lang niet binnen iedere onderneming en bij iedere werknemer de behoefte en capaciteit tot scholing bestaat;

verzoekt de regering, geen algemene wettelijke plicht te creëren waardoor werkgevers en werknemers voortaan een scholingsplicht in het arbeidscontract moeten opnemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(30012).

De Kamer,Dezentjé Hamming-Bluemink

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat goede voorzieningen voor volwassenenonderwijs niet altijd en overal voldoende toegankelijk zijn;

overwegende dat volwassenenonderwijs wel steeds belangrijker wordt, omdat scholing en een "leven lang leren" meer ruimte en flexibiliteit bieden op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, te onderzoeken welke belemmeringen in de regelgeving weg te nemen zijn waardoor roc's die het volwassenenonderwijs verzorgen, 52 weken per jaar geopend kunnen zijn en de Kamer hierover in het voorjaar van 2010 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(30012).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de economie in de toekomst weliswaar zal aantrekken, maar vergrijzing een toenemend probleem zal vormen;

constaterende dat de druk op de arbeidsmarkt hierdoor steeds groter wordt en bedrijven moeilijker aan goed personeel kunnen komen;

overwegende dat scholing een belangrijke rol kan spelen voor flexibiliteit en beschikbaarheid van goed personeel op de arbeidsmarkt, alsmede voor het opnieuw betrekken van mensen die momenteel zonder werk zitten;

verzoekt de regering, een brede visie te ontwikkelen op de rol van de roc's in het vraagstuk van de arbeidsmarkt en deze in het voorjaar van 2010 naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(30012).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een wederzijdse scholingsplicht tot een ongewenste juridisering leidt vanwege de onduidelijkheid over de rechten en plichten met betrekking tot welke scholing en welke sancties opgelegd worden als niet aan de plicht wordt voldaan;

van mening dat een scholingsrecht veruit valt te verkiezen boven een scholingsplicht;

verzoekt de regering, af te zien van het plan voor een wederzijdse scholingsplicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(30012).

De heer Biskop (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de mobiliteit van werkenden op de arbeidsmarkt tussen sectoren wordt belemmerd doordat afgedragen middelen voor scholing in O&O-fondsen niet meegenomen kunnen worden naar een nieuwe baan of bij de stap naar zelfstandigheid;

verzoekt de regering om met sociale partners afspraken te maken over een individueel scholingsbudget voor iedere werkende, dat meegenomen kan worden bij een overstap naar een andere baan of bij de stap naar zelfstandigheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Biskop en Vermeij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(30012).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor de inbreng via de moties.

Drie moties betreffen de roc's. In die moties komt een wens van de Kamer naar voren. Het betreft twee moties van mevrouw Dezentjé en één van de heer Pechtold, die meeondertekend is door twee anderen, wat maakt dat ik denk dat er een vrij brede wens in de Kamer ligt om daar iets mee te doen. Ik heb weliswaar altijd mijn eigen wil, maar ik heb ook mijn oren open en ik wil de werkelijkheid serieus benaderen. Deze drie moties wil ik bij elkaar nemen, omdat ze veel met elkaar van doen hebben.

De reden dat ik gisteren in het AO vrij stevig heb gezegd: mensen let op, is dat ik een heel grote zorg heb rondom de primaire opdracht van de roc's. Die opdracht is: goed onderwijs voor onze jongeren in het middelbaar beroepsonderwijs. Ik vind dat dit echt eerste prioriteit van de roc's is. Ik werk daar elke dag aan, omdat ik dat gewoon op orde wil krijgen. Het mag niet zo zijn zoals het in de afgelopen jaren te veel geweest is. De roc's moeten allereerst hun aandacht geven aan die opdracht.

Ik wel het volgende doen als ik kijk naar de moties. In de eerste plaats wil ik inventariseren wat belemmerend is om breder te kunnen functioneren. Dit betreft de motie-Dezentjé Hamming-Bluemink op stuk nr. 25. Ik wil eerst inventariseren wat in dat kader zou kunnen worden weggenomen. Sommige dingen zitten misschien gewoon in de wet, omdat wij nu eenmaal het onderwijsjaar kennen zoals wij het kennen. Sommige dingen zitten misschien heel bewust in de wet. Die kun je misschien niet zomaar wegnemen zonder dat je het andere deel van het onderwijs, dat toch de grootste opdracht is voor het mbo, zou belemmeren. Ik wil inventariseren wat je aan belemmerende regelgeving zou kunnen weghalen.

De voorzitter:

Wilt u een beetje ...

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

... sneller gaan? U hebt gewoon helemaal gelijk. Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

Ja.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

U hebt helemaal gelijk.

Ik zal het weghalen van belemmeringen stimuleren. Verder wil ik met de MBO Raad praten om te kijken welke activiteiten van de voorhoedescholen wij kunnen benutten voor de andere scholen. Na dat gesprek zal ik een reactie aan de Kamer geven, waarbij ik beide elementen betrek. Dat moet haalbaar zijn voor het voorjaar.

De voorzitter:

Ik ben even in verwarring. Wat is uw oordeel over de motie-Pechtold op stuk nr. 21?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Als ik de motie op stuk nr. 21 uit mag leggen zoals ik net heb aangegeven, dan laat ik de motie aan het oordeel van de Kamer.

Dat geldt ook voor de moties op de stuk nrs. 25 en 26.

De voorzitter:

Voor de moties op de stuk nrs. 21, 25 en 26 laat u dus het oordeel aan de Kamer. Prima. Dan gaan wij door met de motie op stuk nr. 22.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De motie van de heer Pechtold op stuk nr. 22 gaat over de doelstelling van 20% van de volwassenen in het onderwijs en om het verzoek voor een verhoging van dat percentage. Deze motie ontraad ik vanwege het eerste deel van het dictum, waarin de regering opgeroepen wordt om een nieuwe, goed onderbouwde doelstelling in de nieuwe Lissabonstrategie op te nemen. Wij hebben op dit moment een forse doelstelling. Wij zitten nu op 17%; in 2010 zou dat 20% moeten zijn. Dat is moeilijk haalbaar. Bij een robuuste kenniseconomie wordt de 20%-doelstelling gehandhaafd, overeenkomstig de nota die hier is behandeld en is vastgesteld. Laten wij die doelstelling eerst halen, voordat wij ons hogere doelstellingen stellen.

Het tweede deel van het dictum, waarin de regering verzocht wordt om de rapportage over deze doelstelling op te splitsen naar hoger en lager opgeleide en oudere en jongere werknemers, is geen probleem. Dat onderscheid kunnen wij maken.

De voorzitter:

Dat gaat u ook doen?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat zal ik doen.

De voorzitter:

Dan is dat toegezegd. Dank u wel.

De reactie op de motie op stuk nr. 24 komt van staatssecretaris Klijnsma.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik begin bij de motie-Pechtold op stuk nr. 23. Ik ontraad de motie, omdat wij in het AO hebben afgesproken dat ik samen met minister Donner de Kamer in januari zal informeren over het verdere tijdpad. Het is echt zaak dat wij werk maken van de interactie tussen scholing en de arbeidsmarkt. Dat gaan wij ook doen. Hoe wij de wederzijdse scholingsaanspraak die wij hebben afgesproken in de akkoorden van maart precies vorm zullen geven, zijn wij aan het bezien samen met de sociale partners. Dat heb ik ook uitgelegd. Daarom vraag ik de Kamer om niet vooruit te lopen op die zaken en vraag ik haar om geduld.

Kortheidshalve ontraad ik dus ook de motie op stuk nr. 24, omdat daarin aan het kabinet wordt gevraagd om niet nu al tot een algemeen wettelijke scholingsplicht over te gaan. Ook daarvoor geldt dat ik de Kamer vraag om januari af te wachten. Dan zullen wij het nadere tijdpad aangeven.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 27 van de heer Jasper van Dijk, waarin de regering verzocht wordt af te zien van het plan voor een wederzijdse scholingsplicht. Het wordt een beetje eentonig, maar wij sturen in januari echt een brief. Dan zullen wij de Kamer laten zien hoe het kabinet over deze zaken denkt en hoe het kabinet dat verder wil invullen.

Last but not least kom ik bij de motie-Biskop op stuk nr. 28, waarin de regering verzocht wordt om afspraken te maken met de sociale partners over het individuele scholingsbudget, zodat je ook intersectoraal kunt overstappen. Op zichzelf is dit idee sympathiek, maar het is wel een zaak voor de sociale partners. Dit verschilt per sector en kan niet generiek worden geregeld. Ik moet het aannemen van de motie dus ontraden. Dat neemt niet weg, dat wij hier bij onze sociale partners blijvend aandacht voor zullen vragen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank beide staatssecretarissen voor hun antwoorden. Ik verontschuldig mij voor het rappe tempo, maar dat heeft te maken met het kerstregime, dat voor de Kamer en voor de regering geldt.

De stemmingen over de moties zullen plaatsvinden bij de eindstemming.

Er is al gebeld voor de aankondiging van het laatste VAO. Ik verzoek vijf leden om te blijven, anders kunnen geen moties worden ingediend.

Ik zie dat staatssecretaris Bussemaker al is gearriveerd voor het bijwonen van het laatste VAO van dit jaar, over maatschappelijke opvang. Ik geef zo meteen als eerste het woord aan iemand die volgens mij in dit huis voor het eerst spreekt, maar geen maidenspeech houdt. Daarvan is pas sprake bij een echte speech. Ik wens haar toch veel succes. Er mag niet geïnterrumpeerd worden.

Naar boven