Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg van heden over de nertshouderij.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben vanmorgen een indringend debat gevoerd over de nertshouderij. Dat was het zoveelste op rij, sinds het begin van de jaren negentig. Voor mijn fractie stond tijdens al die discussies die zich toespitsten op de welzijnsproblematiek van de voor bontproductie gehouden nertsen, steeds voorop dat het hier om roofdieren gaat die naar onze mening niet kunnen worden gehouden zonder dat het welzijn wordt aangetast. Ik zal die discussie nu niet overdoen. Maar belangrijk om ook hier te melden, is dat de ethische afweging of het überhaupt verantwoord is om het risico van welzijnsaantasting te nemen en te blijven nemen nu het om de productie van bont gaat en het bedrijfsmatig houden onzes inziens geen redelijk doel dient, ons tot het oordeel bracht en brengt dat aan het bedrijfsmatig houden van nertsen een eind moet komen.

Voorzitter! Wij realiseren ons dat het voor de sector een enorme beslissing is, en wat dat voor de sector betekent. Wij menen dan ook dat tot een goede, fatsoenlijke wijze van afbouw dient te worden gekomen. Mijn fractie heeft er alle begrip voor dat deze minister, geconfronteerd met het beleid zoals hij het bij zijn aantreden aantrof, niet anders kon dan zeggen dat hij kennisnam van ons standpunt, maar dat hij het beleid zoals het er ligt in eerste instantie zou moeten uitvoeren. Maar wij waren zeer verheugd van de minister te mogen vernemen dat hij oren heeft voor wat het parlement ervan vindt. Wij hadden van hem niet anders verwacht. Hij heeft ons toegezegd om, als de Kamer besluit dat het deze kant opgaat, de zaak zeer serieus te bekijken vanuit de sociaal-economische, de financiële en de juridische kant. Ook zal gelet worden op de betekenis vanuit Brussel. Die opstelling van de minister hebben wij buitengewoon gewaardeerd. Maar het betekent wel dat wij de minister een handvat willen geven, en willen aangeven welke richting wij bij het oplossen van het probleem voor ogen hebben. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat nertsen van nature solitair levende roofdieren zijn die bij bedrijfsmatige productie in hun welzijn worden aangetast;

overwegende, dat het bedrijfsmatig houden van nertsen is gericht op bontproductie;

overwegende, dat het doel van bontproductie de instandhouding van de bedrijfsmatige nertshouderij niet rechtvaardigt;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een groeistop op het bedrijfsmatig houden van nertsen af te kondigen;

en verzoekt de regering maatregelen voor te bereiden, teneinde het bedrijfsmatig houden van nertsen te beëindigen en de Kamer daarover op korte termijn te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Swildens-Rozendaal, Augusteijn-Esser, M.B. Vos, Poppe en Stellingwerf.

Zij krijgt nr. 63 (26200 XIV).

De heer Oplaat (VVD):

Pleit u voor een verbod alleen in Nederland, of ook in Europa? Heeft u hierbij een dekking aangegeven? De minister heeft vanmorgen in het algemeen overleg immers gezegd dat hij al denkt aan meer dan 300 mln.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Beide punten zijn buitengewoon interessant. Zoals vanmorgen al door mij is gesteld, richt deze motie zich uiteraard op het nationaal beleid. Dat betekent overigens niet dat de minister niet alles op alles zou kunnen zetten, ook in Brussel, om voor het standpunt gehoor te vinden, met name omdat wij, zoals vanmorgen tijdens het debat bleek, met verschuivingen te maken hebben. Ik meen dat Nederland een voortrekkersrol heeft en daarom de plicht heeft om zich in Europees verband in te spannen voor het vinden van oplossingen voor dit ethische probleem.

De minister heeft vanmorgen aangegeven dat hij serieus wil nadenken over de aanpak als wij deze kant opgaan. Ik vind het een goede zaak dat de minister daar een aanzet toe geeft. Hij heeft toegezegd om de Kamer in september een voorstel te doen. Dan kunnen wij bezien welke aanpak de voorkeur heeft. Mijn motie is ook een uitnodiging aan de regering om nu te komen met een voorstel voor een werkwijze of maatregelen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Mevrouw Swildens zei het al, het is een ethisch beladen onderwerp en het is een principezaak. Ik ben het met haar eens dat wij daar een inhoudelijk debat over hebben gevoerd. Ik ben blij te kunnen zeggen dat de inbreng van de minister een heel goede was. Hij heeft het dilemma heel helder geschetst. Een ethische insteek, waaraan een persoonlijke mening ten grondslag lag. Hij heeft ook kenbaar gemaakt dat goed bestuur van belang is, evenals een betrouwbare overheid. Hij wees op sociale aspecten, financieel-economische aspecten en hij gaf juridische overwegingen met zijn interpretatie van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Ook wees hij op de Europese ontwikkelingen, op Europees-rechtelijke en internationaal-rechtelijke aspecten. Hij verzocht de Kamer hem ruimte te geven om al die dingen op zich te laten inwerken, zegde toe daarover de Kamer een notitie voor te leggen, aan de hand waarvan een inhoude lijke discussie kan worden gevoerd over de vraag hoe nu verder moet worden gegaan. Daarover heeft hij een dialoog toegezegd met de sector en met relevante maatschappelijke organisaties. Hij heeft gezegd: laten wij deze discussie nu niet polariseren.

En dan komt er toch een motie, zojuist ingediend door mevrouw Swildens, die – en ik zeg dat met grote spijt – voor de SGP-fractie een afknapper is. Die motie komt heel gauw in de sfeer van de polarisatie. Als je voor die motie stemt, ben je zus en als je tegen die motie stemt, ben je zo. En dat gaat mij aan het hart, want ik denk dat ik mij daar op voorhand ten enenmale niet in kan herkennen. Als je je afvraagt of er een verbod moet komen – en ik sluit dat, zeker op termijn, niet uit – wil ik voordat ik die beslissing neem, weten of dat kan, hoe dat kan en onder welke voorwaarden dat gebeurt. Daarop zou deze minister zich nu juist bezinnen en daarom loopt deze motie de minister en in ieder geval de SGP-fractie driftig voor de voeten. Dat betreur ik heel ernstig en ik hou ervan dat eerlijk te zeggen.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Dat laatste is heel duidelijk. Ik betreur het dat de heer Van der Vlies zegt dat er nu sprake is van polarisatie, want het debat vond plaats in grote harmonie over het algemeen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Die harmonie hadden we moeten bewaren. Ik vind het daarom ook zo'n afknapper dat die motie er aan het eind van dat debat toch moet komen.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Als wij aan de minister vragen om een bepaalde procedure of maatregel uit te werken, heeft de minister er recht op om te weten hoe de Kamer erover denkt. De minister heeft ook gezegd dat hij dualistisch genoeg is ingesteld om dat zeer serieus te nemen en dat hij het niet als een directe uitnodiging ziet. Ik zie het als een stuk fatsoen naar de minister toe om duidelijk aan te geven hoe de Kamer erover denkt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De minister heeft er vanmorgen blijk van gegeven goed te kunnen luisteren. Hij heeft alle woordvoerders gehoord. Het niveau van het debat was waardig, correct, op harmonie gericht. Ik erken dat. De minister wist dus heel goed hoe de hazen liepen.

Nogmaals, ik vind het bijzonder betreurenswaardig dat aan het eind van het ook in mijn ogen en belevingswereld hoogstaande debat, het mes toch op tafel komt. Want daar gaat het natuurlijk om, zeker in de richting van de sector, die we met eerdere acties in een bepaalde richting hebben gestimuleerd. Jammer!

De heer Mosterd (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik kan mijzelf in veel van wat de heer Van der Vlies zojuist gezegd heeft herkennen. Ik vond ook dat wij vanmorgen een heel goed debat gehad hebben. Voor de CDA-fractie speelt bij de nertsenhouderij enerzijds het ethische aspect een rol: mag je een dier alleen houden vanwege luxeartikelen voor de mens? Anderzijds gaat het om de sector zelf die al vanaf het begin van deze eeuw legaal werkt en in overleg met de overheid bezig is een plan van aanpak uit te voeren om het welzijn van de nertsen te verbeteren. Dat plan blijkt te werken. Er zijn vele miljoenen door de individuele bedrijven geïnvesteerd. Kan een betrouwbare overheid bij de evaluatie van een plan van aanpak dat volgens deskundigen werkt, nu zeggen: stopt u maar? De CDA-fractie vindt van niet. Eerst zou ten minste de door de overheid in het vooruitzicht gestelde notitie, waarin alle aspecten nog eens op een rij worden gezet, aan de orde moeten komen. Er zou niet nu bij motie gezegd moeten worden: laten we gaan stoppen op termijn.

De CDA-fractie vindt verder dat men deze problematiek Europees moet aanpakken. De minister heeft dat zelf vanmorgen ook gezegd. Als de nertsen uit Nederland verdwijnen naar andere landen waar de welzijnseisen minder hoog zijn, hebben we voor het welzijn van de nertsen weinig tot niets gedaan, misschien wel averechts gewerkt. De minister heeft voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat welzijnseisen vanuit Nederland gesteld, in Europees verband vruchten afwerpen. Dit is een reden temeer om te zeggen: laten we daar nadrukkelijk op insteken!

Een ander bijkomend punt is dat de kans groot is dat vanaf heden, als die motie straks aanvaard is, alle positieve uitwerkingen van het plan van aanpak stilvallen. Dit legt een zware hypotheek op het verdere overleg met de sector en de mensen in de sector. Daarom meent de CDA-fractie deze motie op dit moment niet te moeten steunen. De CDA-fractie wil nader overleg met de minister voeren in september, waarbij zij de oplossingen zoekt in welzijnsverbetering in Europees verband.

Voorzitter: Van der Hoeven

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD heeft met verbazing kennisgenomen van de motie van een aantal partijen in deze Kamer. Ik heb het vanmorgen al meerdere keren gezegd en ik herhaal het hier vanavond: deze hele discussie heeft een hoog hypocrisiegehalte, en wel om twee redenen.

Ten eerste gaat het om de vrije keuze van de consument. Een aantal fracties schermt met het feit dat er voldoende alternatieven voor bont voorhanden zijn. Waar houdt dit op? Kippenvlees hebben wij in Nederland strikt genomen ook niet nodig. Er is kalkoen voorhanden. Sigaren kunnen ook wel verdwijnen. Er zijn sigaretten genoeg. Iemand maakte net de opmerking dat D66 ook wel kan verdwijnen, wij hebben immers al liberalen. Zover zou ik echter niet willen gaan in deze discussie. Hoever wil men gaan? Mogen cavia's nog of goudvissen in een kom? Wij moeten oppassen dat wij in dit gidsland niet eindigen met een goudvissen- en slakkenbesluit!

Ten tweede is de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de overheid in het geding. Er kunnen hier plannen worden gemaakt, maar waar blijven wij als de financiële dekking voor die plannen ontbreekt? Als men een verbod wil, moet men ook zo reëel zijn om vooraf de financiële kaders van de plannen te schetsen. Dat is het minste wat men kan doen in de richting van de ondernemers wiens brood men nu uit de mond stoot. Bovendien zijn er in 1995 heldere afspraken gemaakt met de sector. Afspraken waaraan deze ondernemers hun bestaansrecht ontlenen. Ik kan dat niet anders zien.

Voorzitter! Er resteert een punt. Het wetsvoorstel voorziet in een standstillsituatie voor de pluimveehouderij en bepaalt dat pluimveehouders hun latente ruimte kunnen omzetten in andere mestproductierechten, bijvoorbeeld voor nertsen. Hoe zit dat als het kabinet ineens anders besluit? Wat zijn de gevolgen voor de behandeling van dit wetsvoorstel?

Voorzitter! Het standpunt van de VVD is kort maar krachtig. Men kan deze sector niet zomaar afschaffen en al helemaal niet zonder er financiële middelen tegenover te stellen. De minister heeft vanmorgen aangegeven geen middelen te hebben op de LNV-begroting. De minister heeft ook aangegeven dat de kosten van een verbod nu al kunnen oplopen tot ver boven de 300 mln. Hij heeft dan nog niet eens alles meegeteld. Ik wijs daarbij op de visserij.

Ik verzoek daarom de mensen die pleiten voor een verbod, daarvoor een dekking aan te geven. Mensen die pleiten voor een verbod op de nertsenhouderij in Nederland, pleiten daarmee overigens tevens voor een verslechtering van het dierenwelzijn. Vandaag een verbod en morgen verplaatst de productie zich naar het buitenland. Daar is het welzijn van de nerts bepaald niet mee gediend.

Als er al sprake zou zijn van enige vorm van maatregelen in de richting van de pelsdierhouderij, dan moeten die wat de VVD betreft een Europees karakter krijgen. De VVD wijst een Alleingang af en daarmee ook deze motie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Volgens mij is hetgeen de heer Oplaat hier naar voren brengt over de financiële regeling feitelijk onjuist. Het financiële plaatje dat de minister ons vanochtend voorhield, was gebaseerd op een onmiddellijke stop. De motie vraagt echter om een afbouwregeling, waar tien of meerdere jaren mee zijn gemoeid. Dat wordt aan de minister overgelaten. De minister kon daarbij geen financieel plaatje geven. De motie vraagt om een plan te maken. Vervolgens komt daar het financiële verhaal bij. Als de heer Oplaat dus met bedragen van meer dan 300 mln. gaat gooien, klopt dat niet.

De heer Oplaat (VVD):

Ik ben, voor alle duidelijkheid, niet degene die met het bedrag van 300 mln. op de proppen is gekomen. Dat was de minister. Die kwam zelfs uit op 350 mln. Toen heb ik gevraagd of hij ook de restproducten van de visserij had meegenomen. Dat had hij niet. Daar ging hij ook nog naar kijken.

Alles bij elkaar opgeteld, kan het nog wel eens oplopen tot 450 of 500 mln. Dat is gewoon mijn bezwaar. Het is heel normaal in deze Kamer dat als je een plan hebt, je daarbij ook de dekking aangeeft. Het lijkt mij alleszins te rechtvaardigen dat u als u een plan heeft, daarbij ook de dekking aangeeft.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik blijf erbij dat de minister een rekensommetje heeft gemaakt over de kosten bij een onmiddellijk stoppen met de sector. Daar gaat het hier niet om. Het gaat er wel om dat wij duidelijk maken dat de sector beëindigd gaat worden. Een afbouwregeling van een flink aantal jaren hoort daarbij. Daarvoor heeft de minister geen financieel verhaal neergelegd.

De heer Oplaat (VVD):

Dat neemt niet weg dat alle plannen die worden gemaakt voor verbieden, afschaffen of wat dan ook, gefinancierd moeten worden. Ik heb er zelf de Pluimveewet bijgehaald, waarin staat dat pluimveehouders hun rechten mogen omzetten in nertsen. Als dat niet meer mag, zal dat ook gefinancierd moeten worden. We komen wel op een hellend vlak terecht. Daaraan wenst mijn fractie absoluut niet mee te doen. Daarom wijst de VVD deze motie af en tevens de Alleingang van Nederland.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ook ik vond dat wij vanochtend een zeer inhoudelijk overleg hebben gehad met deze minister over de evaluatienotitie nertsenhouderij. Dat is al jaren een gevoelig onderwerp. En zoals steeds weer bij dit thema, ging het vervolgens over de toekomst, het toekomstperspectief van deze sector of misschien ook wel het gebrek aan perspectief. Dat wij het over een evaluatienotitie hadden, geeft aan dat er een voorgeschiedenis is. Ik denk dat wij daar in alle nuchterheid over moeten kunnen spreken, wat wij vanochtend ook hebben gedaan.

Vier jaar geleden heeft onze fractie reeds duidelijk gemaakt dat het met betrekking tot de pelsdierhouderij niet alleen over het dierenwelzijn moet gaan, maar ook over het doel en de middelen. Wij hebben in die discussies altijd gezegd dat het doel van de bontproductie het middel van de nertsenhouderij niet rechtvaardigt. Wij vinden dan ook dat op enig moment tot afbouw van deze bedrijfsmatige activiteit moet worden gekomen. Daar is natuurlijk tijd voor nodig, misschien zelfs een behoorlijk lange tijd. Daarin moet de overheid zorgvuldig handelen en zich een betrouwbare overheid tonen, hoe cynisch dit wellicht ook klinken moge in de oren van sommigen. Ik meen vanochtend voldoende duidelijk te hebben gemaakt wat ik onder een betrouwbare overheid versta.

Vanuit die uitgangspunten hebben wij vanochtend gediscussieerd en nu de motie ondersteund. Ik ben ervan uitgegaan dat als de minister bereid is de motie uit te voeren, in de notitie in september al die aspecten, samenhangend met deze motie, zullen worden uitgewerkt. Ik zie er met belangstelling naar uit, omdat daarmee op een groot aantal terreinen de nodige duidelijkheid zal moeten worden geschapen over de consequenties.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! In de Nederlandse samenleving en ook in dit parlement wordt al enige jaren intensief gediscussieerd over de nertsenhouderij en over de vraag of hetgeen daar gebeurt wel in verhouding staat tot het welzijn van deze dieren. Vandaag is een belangrijk moment, vindt mijn fractie. Er heeft een evaluatie plaatsgevonden van de huidige situatie in de sector en de resultaten van een plan van aanpak. Voor ons is de conclusie helder. Wij vinden dat het doel van deze productie, namelijk het produceren van bont, in geen enkele verhouding staat tot de aantasting die dat betekent voor het dierenwelzijn van de nertsen. Die afweging van doel tegen betekenis voor het dierenwelzijn heeft bij ons tot de conclusie geleid dat wij zullen moeten zeggen: deze sector heeft geen toekomst, want het dierenwelzijn is op geen enkele manier goed te garanderen. Wij pleiten dan ook voor beëindiging van deze sector. Wij hebben dan ook de motie ondersteund die ingediend is. Wij vinden het van belang dat er juist vandaag helderheid komt richting de sector en ook richting de minister, zodat hij weet waar hij zich op moet richten bij de verdere uitwerking van plannen.

Wij vinden dat de afbouw op een verantwoorde wijze moet geschieden. Je kunt natuurlijk niet van vandaag op morgen zeggen: mensen, kappen ermee. Wij vinden wel dat er nu onmiddellijk een groeistop moet worden ingesteld. De afbouw moet op een voor de sector financieel verantwoorde wijze gebeuren. Wij zouden dan ook graag, zoals in de motie staat, de minister willen uitnodigen om daarvoor een plan te ontwerpen. Wij kunnen ons voorstellen dat er een jaar of tien voor de afbouw nodig zal zijn.

Ten slotte is het van groot belang om dit debat juist ook in Europees verband aan te gaan. Het kan niet zo zijn dat er alleen in Nederland iets gebeurt. Wij denken dat het juist vanuit de heldere positie die Nederland inneemt, op een goede wijze mogelijk is om ook in Europees verband de discussie over de toekomst van deze sector aan te gaan.

De heer Oplaat (VVD):

U zegt dat men op lange termijn moet afbouwen. Nu bestaat er een plan van aanpak, waarmee investeringen gemoeid zijn. Moet de sector dit nog uitvoeren, moet de sector die miljoenen er nog insteken? Of moet men het plan van aanpak maar laten liggen en de welzijnseisen niet meer uitvoeren?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Dat is een heldere en belangrijke vraag. Juist het antwoord daarop wil ik aan de minister overlaten; die moet nog eens bezien wat nog wel en wat niet in redelijkheid aan deze sector kan worden gevraagd. Uiteraard moet het dierenwelzijn ook in de sector zoals hij nu is zoveel mogelijk zijn gewaarborgd. Maar dit lijkt mij een heel belangrijk discussiepunt bij de uitvoering van de motie. Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie zo redelijk is om de sector niet te vragen om nog grote investeringen te doen, terwijl zij tegelijkertijd zegt dat het over een aantal jaren afgelopen moet zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

De laatste zin van mevrouw Vos gaf de helderheid waarom ik wilde vragen. Wij hebben allemaal onze contacten in de sector. Nog vandaag belde iemand die, in de sfeer van het plan van aanpak, investeringen wilde doen voor het welzijn van zijn dieren. Hij vroeg zich af hoe het debat was afgelopen, want hij wilde natuurlijk geen handtekeningen zetten als hij over tien of vijftien jaar dicht moet gaan. Dat is begrijpelijk en eigenlijk ongewenst.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik vind dat een belangrijk punt. Ik ben natuurlijk ook van mening dat men nog steeds aan bepaalde welzijnsnormen en vergunningen moet voldoen. Het is inderdaad reëel om kritisch te kijken naar wat in de afbouwperiode nog van de sector mag worden gevraagd. Ik hoor hierover in september graag een duidelijk antwoord van de minister.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Voor mijn fractie heeft de discussie over nertsen altijd twee kanten gehad. Enerzijds speelde de welzijnsdiscussie: hoe zijn de dieren gehuisvest, hoe worden zij behandeld? Anderzijds gold altijd de ethische discussie. In onze eerdere bijdragen is dat ethische aspect altijd duidelijk naar voren gekomen. Vanmorgen heb ik het al gezegd en ik herhaal het graag plenair: bij het houden van pelsdieren gaat het om de vraag of dit ethisch kan worden verantwoord. Daarbij moet worden gekeken naar de noodzaak en de redelijkheid van het doel, naar de mate waarin het welzijn is verstoord en naar de intrinsieke waarde van het dier, zoals ook is geregeld in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Mijn fractie gaat uit van het voorzorgprincipe "nee, tenzij", waarbij mensen geen inbreuk mogen maken op de eigenwaarde van dieren, tenzij daar een zwaarwegende reden toe is. Die zwaarwegende reden ziet mijn fractie onder andere in de voedselvoorziening, maar dat is een heel andere discussie. Ik zeg dit tegen de heer Oplaat, die van een heleboel zaken een karikatuur maakte. De voedselvoorziening is een heel andere discussie. Voor ons is het fokken van nertsen, met als doel de productie van bontjassen, geen zwaarwegende reden, zeker omdat er – en daar blijf ik bij – voldoende alternatieven zijn.

Als men kiest voor een beëindiging op ethische gronden – ik daag iedereen uit om daar iets op af te dingen, ook de heer Van der Vlies...

De voorzitter:

Mevrouw Augusteijn, wij hebben geen tijd om het debat te heropenen, dus ik verzoek u vriendelijk om niemand uit te dagen tot een reactie.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik zou vanavond de eerste niet zijn, voorzitter.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik voel er helemaal niets voor om bestraffend te worden toegesproken. Is dat het geval, dan kom ik naar de microfoon en gaan wij ook echt een debat voeren. Mevrouw Augusteijn moet mij niet gaan tergen.

De voorzitter:

Mevrouw Augusteijn, de afspraak is dat het een tweeminutendebat is. Dit betekent dat u twee minuten de tijd heeft om uw mening te geven en, desgewenst, een motie in te dienen. U mag die twee minuten echter niet gebruiken om een nieuw debat uit te lokken. Anders heeft de heer Van der Vlies gelijk. Ik verzoek u dringend zich aan die afspraak te houden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

U hebt gelijk, voorzitter. Ik zal mij houden aan uw regels. Jammer genoeg hebt u het eerste deel van deze discussie niet meegemaakt.

Voorzitter! Als wij overgaan tot beëindiging, vraagt dit grote zorgvuldigheid. Erkend moet worden dat de sector zeer veel maatregelen heeft genomen ter verbetering van het welzijn van de dieren. Daarom moeten ook hun belangen in het oog worden gehouden. Daarom ook kiest mijn fractie niet voor een onmiddellijke sluiting van de sector. Zo'n sluiting kan niet, is niet in redelijkheid te eisen en zou bovendien in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel en het beeld van een betrouwbare overheid. Het uitgangspunt blijft voor mijn fractie wel het afschaffen van de nertsenhouderij op termijn. De weg daartoe en de middelen, ook de financiële, vergen nader onderzoek en moeten nader worden geformuleerd. Het doel moet duidelijk zijn: het toewerken naar beëindiging van deze sector.

Voorzitter! De motie vraagt om het nu nemen van het besluit om in ieder geval geen toestemming te verlenen voor uitbreiding, om het ontwerpen van een overgangsregeling en om het aan de Kamer presenteren van een plan van aanpak, bij voorkeur in september of oktober aanstaande.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! De Kamer gaat niet over één nacht ijs. Vijf jaar is hierover discussie geweest. Vanmorgen hebben wij er nog een debat over gehad. Het was kort, maar had een goede diepgang. Ik vind het jammer dat de heer Oplaat namens de VVD hier overheen zeilde met de diepgang van een surfplank, maar het zij zo.

Als je een beleid wijzigt, ontstaan altijd problemen. Wij zitten hier om problemen te voorkomen en om toch ontstane problemen op te lossen. Ik denk dat ik de argumenten die ik vanmorgen met de minister heb gewisseld niet hoef te herhalen. De redenen waarom wij de motie onderschrijven zullen de minister duidelijk zijn. De belanghebbenden hebben die vanmorgen denk ik wel gehoord. Er is geen sprake van nut en noodzaak. Roofdieren blijken ook na een plan van aanpak, onderzoek en aanpassingen niet in een kooi te houden te zijn. Het beeld van een gekooide tijger blijft bestaan. En als iets niet nodig is, moet je het afbouwen.

Ik heb vanmorgen gezegd – en dat wil ik in dit plenaire debat even herhalen – dat de problematiek zo grondig aangepakt moet worden dat wij geen varkenssituatie krijgen. In het kader daarvan voerden wij wel een langdurig debat, maar dat had niet zoveel diepgang, althans wat de sociale kanten betreft. Voorkomen moet worden dat wij maatregelen nemen en door de eerste de beste rechter al teruggefloten worden. De beëindiging van het bedrijf van degenen onder de 200 nertsenfokkers die zich weinig of niets gelegen hebben laten liggen aan de wens van een groot deel van de bevolking en de Kamer, kan vrij snel plaatsvinden. Bij de afbouw moet rekening worden gehouden, ook in financieel opzicht, met degenen die investeringen hebben gedaan om verbeteringen aan te brengen. Degenen die klaar zitten om nog dergelijke investeringen te doen, adviseer ik om even te wachten.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben, zoals mevrouw Swildens zei, vanmorgen een heel indringend debat gehad. Ik wil graag aan de kortheid van dit debat bijdragen door niet in herhaling van zetten te vervallen.

Het is evident dat de Tweede Kamer worstelt met dit probleem. Ik heb vanmorgen gezegd: als persoon worstel ik daar ook mee. Duidelijk is dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid draagt. De Kamer heeft haar verantwoordelijkheid: in de motie wordt aangedrongen op een bepaalde duidelijkheid. De verantwoordelijkheid waar ik voor sta als lid van deze regering, is om betrouwbaar en zorgvuldig te zijn. De inzet van de regering vanmorgen was een evaluatie van het bestaande beleid te geven. Als de motie wordt aangenomen, zal ik de evaluatie doen in het perspectief van datgene wat ik vanmorgen zei. Daarbij zijn verschillende aspecten genoemd, zoals de sociale dimensie. Voor alle duidelijkheid zeg ik tegen de heer Poppe dat de sociale dimensie vooropstaat, zoals dat ook bij andere delen van het beleid het geval is. Ik heb ook de economische, de financiële, de juridische en de Europese dimensie genoemd. Wat ook de uitkomst van de stemming over de motie zal zijn, ik zal de dialoog met de verschillende sectoren, dus zowel de producerende als de kritiserende, niet schuwen. Dat is naar mijn mening een onderdeel van de waardigheid die dit debat heeft gekenmerkt. Ik zeg graag alle geachte afgevaardigden dank voor hun bijdragen, hoe verschillend hun invalshoek ook was. Zij hebben allemaal getoond dat dit typisch niet een zwart-witaangelegenheid is. Dat is ook het element dat in deze motie tot uitdrukking wordt gebracht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven