Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 juni 1999 over benchmarking energie-efficiency.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De Kamer heeft gisteren met de minister van Economische Zaken gesproken over het convenant benchmarking energie-efficiency. Zij heeft de Kamer gevraagd daarmee in te stemmen. Mijn fractie kan zich niet verenigen met het gestelde in het convenant en wil de Kamer daarom om een uitspraak vragen. Het lijkt mij belangrijk dit convenant te gebruiken voor een uitspraak. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat met de ondertekening van het convenant benchmarking energie-efficiency een nationale heffing voor grootverbruikers voor minimaal 12 jaar buiten de discussie wordt geplaatst;

voorts constaterende, dat vanwege het convenant benchmarking de regering zich ervoor inspant dat Europese maatregelen de uitvoering ervan niet doorkruisen;

voorts constaterende, dat daardoor de Nederlandse regering positief zal staan tegenover een in Europees verband geharmoniseerde vrijstelling voor aan dit convenant deelnemende inrichtingen;

van mening, dat dit een ongewenste verschuiving is van de Nederlandse inzet in het Europese milieubeleid;

Vendrikvoorts van mening, dat de relatieve bijdrage van de doelgroep van het convenant aan de Kyotoreductiedoel stelling te beperkt is;

verzoekt de regering het convenant benchmarking niet te ondertekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik.

Er zijn minstens vijf leden nodig om deze motie te steunen, maar die zijn op dit moment niet aanwezig. Ik zal voor de stemming de Kamer vragen of deze motie voldoende wordt ondersteund. Vooralsnog ga ik daar maar van uit.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik heb geen begrip voor de inhoud van deze motie. Volgens mij is die volkomen onjuist. Ik zal vooral benadrukken waarom mijn fractie wel instemt met de benchmarking. Zij doet dit enerzijds omdat dit een perspectiefvolle weg kan zijn om CO2-reducties te realiseren en anderzijds omdat wij tegelijkertijd door middel van jaarverslagen en evaluaties blijven controleren of het gaat zoals het moet gaan.

De minister heeft gisteren een toelichting gegeven op artikel 19.1.F. Zodra uit metingen blijkt dat het convenant voldoende oplevert, kan het doorgaan, maar als het niet voldoende oplevert – wat wij niet verwachten – dan zullen wij met de partijen opnieuw om de tafel gaan zitten om ervoor te zorgen dat alsnog de verwachte CO2-emissies worden gerealiseerd. Er is dan ook geen sprake van dat wij hiermee allerlei beleidsinstrumenten uit handen geven en tot 2012 niets meer kunnen doen. Integendeel, wij voegen nu een geheel nieuw instrument aan ons brede pakket toe. Alle andere instrumenten blijven intact. Wij roepen het kabinet op om met extra energie deze aanpak – inclusief de Europese energieheffing, ook voor grootverbruikers – met kracht in Europa te bepleiten.

Ten slotte hebben wij gisteren ook uitvoerig gesproken over het moment waarop verhandelbare rechten in het systeem een rol kunnen gaan spelen. Ook hier zullen wij via het kabinet vrij snel resultaat boeken, sneller dan veel mensen in Europa denken. Ik heb gisteren gewezen op de ontwikkelingen bij werkgevers in Engeland en in andere landen die nu juist sterker dan ooit willen komen tot een systeem van verhandelbare emissierechten.

De voorzitter:

Ik vraag de Kamer of de motie die de heer Vendrik zojuist heeft voorgelezen, voldoende wordt ondersteund. Dat is het geval.

Zij krijgt nr. 26 (25405).

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Alles wat in de motie staat, is gisteren aan de orde geweest, met uitzondering van de nationale heffing. Het kabinet is daarvan geen voorstander. Het milieu is er ook niet mee gediend. Het zou per saldo betekenen dat de concurrentiepositie zodanig wordt aangetast, dat het interessant wordt om op een plek te gaan zitten waar de eisen lager zullen zijn dan in Nederland. Ik kan niet anders doen dan deze motie zeer ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 11.26 uur tot 11.45 uur geschorst.

Naar boven