Aan de orde zijn de stemmingen over acht moties, ingediend tijdens het notaoverleg over het landenbeleid structurele bilaterale hulp, te weten:

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven/Karimi over Albanië (26433, nr. 4);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. over Indonesië (26433, nr. 5);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. over inzicht in de begrote kosten (26433, nr. 6);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over Jemen (26433, nr. 7);

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over Pakistan en Zimbabwe (26433, nr. 8);

- de motie-Dijksma c.s. over de westelijke Balkan (26433, nr. 9);

- de motie-Karimi over ecoregio's (26433, nr. 11);

- de motie-Van Middelkoop over Irian Jaya (26433, nr. 12).

(Zie notaoverleg van 28 juni 1999.)

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven stel ik voor, haar motie (26433, nr. 7) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De motie-Dijksma c.s. (26433, nr. 9) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Nederlandse regering een militaire inspanning levert aan het oplossen van conflicten in Zuidoost-Europa;

voorts overwegende, dat ontwikkelingssamenwerking een positieve bijdrage kan vervullen in de wederopbouw van deze regio;

constaterende, dat in de voorstellen voor het nieuwe landenbeleid Macedonië in aanmerking komt voor structurele, bilaterale hulp;

van mening, dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de noodzaak dat ook in andere landen binnen de regio, zoals Albanië en Bosnië, instrumenten van bilateraal beleid worden ingezet;

verzoekt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de Kamer vóór 1 oktober a.s. te rapporteren waar en op welke wijze in de regio zij de haar ter beschikking staande instrumenten van (bilaterale) ontwikkelingssamenwerking wil inzetten;

verzoekt de minister tevens aan te geven op welk moment de vestiging van een Nederlandse ambassade in Tirana tot stand komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Dijksma, Voorhoeve en Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (26433).

De gewijzigde motie is reeds rondgedeeld. Ik neem aan, dat wij hierover nu kunnen stemmen.

In stemming komt de motie-Van Ardenne-van der Hoeven/Karimi (26433, nr. 4).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks en het CDA voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. (26433, nr. 5)

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ardenne-van der Hoeven c.s. (26433, nr. 6).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Ardenne-van der Hoeven (26433, nr. 8).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van SP tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor zodat zij is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Dijksma c.s. (26433, nr. 13).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Karimi (26433, nr. 11).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fractie van GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Middelkoop (26433, nr. 12).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven