Aan de orde is de behandeling van:

de brief over de Wet inschakeling werkzoekenden.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter! Afgelopen dinsdag is de problematiek van de ex-banenpoolers aan de orde geweest in het vragenuurtje. De beantwoording door de bewindslieden was naar ons idee en dat van een groot aantal andere fracties in deze Kamer onbevredigend. In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is over dit onderwerp een brief aan de minister gevraagd en deze brief is nu onderwerp van dit debat.

Wat is er aan de hand? Vandaag is het 1 juli, de eerste dag van het nieuwe huursubsidiejaar. Bijna 7000 ex-banenpoolers, nu WIW'ers, zijn de dupe van een hogere vaststelling van hun bruto-inkomen bij een gelijkblijvend netto besteedbaar inkomen. Vele inkomensafhankelijke regelingen worden gebaseerd op bruto of belastbaar inkomen. Daardoor worden deze voormalige banenpoolers geconfronteerd met een plotselinge inkomensachteruitgang. De minister schrijft in zijn brief dat de voormalige banenpoolers een relatief voordeel hebben gehad ten opzichte van andere groepen rond het minimum, maar daar wil ik toch wat over zeggen. De achteruitgang in besteedbaar inkomen druist in tegen de uitkomsten van een parlementaire behandeling van de Wet inschakeling werkzoekenden. Voor deze specifieke groep, de voormalige banenpoolers, is een afbouwregeling noodzakelijk. Om die reden wil ik de volgende motie voorstellen, mede namens de fracties van de PvdA, D66, het CDA en de SP.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Kamer op 25 juni 1997 de motie-Kalsbeek-Jasperse heeft aangenomen, waarin gevraagd wordt om maatregelen waardoor voor banenpoolers die voor 1 januari 1996 een banenpoolplaats bezetten en die per 1 januari 1998 zijn overgegaan naar de WIW, het netto besteedbaar inkomen stijgt en armoedeval wordt voorkomen;

constaterende, dat door de getroffen maatregelen bij een gelijkblijvend netto-inkomen het belastbaar inkomen van deze voormalige banenpoolers stijgt, waardoor deze groep zonder overgang geconfronteerd wordt met een sterke inkomensachteruitgang, ten gevolge van een forse verlaging van de huursubsidie en andere inkomensafhankelijke regelingen;

verzoekt de regering op korte termijn maatregelen te nemen om te voorkomen dat deze groep minder te besteden heeft, gedurende één jaar, met ingang van 1 juli 1999;

en verzoekt de regering de Kamer een voorstel te doen voor een afbouwregeling van vijf jaar voor genoemde groep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Spoelman, Schimmel, Bijleveld-Schouten en De Wit.

Zij krijgt nr. 76 (26200 XV).

Mevrouw Spoelman (PvdA):

Voorzitter! Ik wil graag de minister dankzeggen voor het feit dat hij op zo korte termijn de Kamer heeft geïnformeerd. De brief van de minister die wij vanochtend hebben ontvangen, kan ik in de analyse volgen. Inderdaad heeft de betreffende groep mensen een aantal jaren relatief voordeel genoten, doordat deze groep door de wet-Vermeend/Moor een lager belastbaar inkomen had.

De conclusie die de minister daar vervolgens aan verbindt, kan ik echter helemaal niet onderschrijven. Het gaat hier namelijk om een groep mensen, die een inkomen op of net boven het minimuminkomen heeft en plotseling wordt geconfronteerd met een terugval in een besteedbaar inkomen van soms wel ƒ 300 per maand. Dat komt bij deze groep wel heel erg hard aan. Het probleem doet zich met name nu voor, omdat deze week de toekenning van huursubsidies zijn ontvangen. Maar er is ook sprake van andere vormen van armoedeval, onder andere door het verminderen van rechten op inkomensafhankelijke regelingen, zoals bijzondere bijstand en kwijtschelding.

Wij pleiten er dan ook voor om dit probleem in de inkomenssfeer op te lossen. Het is niet de bedoeling om voor deze groep opnieuw een blijvend voordeel te creëren, maar een nette overgangsregeling is wel op haar plaats wat ons betreft. Dat geldt met name omdat de Kamer al eerder via de motie-Kalsbeek-Jasperse/Bakker heeft aangegeven dat er maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat deze groep er in netto besteedbaar inkomen op achteruitgaat én dat armoedeval moet worden voorkomen.

Mevrouw Schimmel (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ook wij danken de minister voor de brief. Daarmee wordt echter niet tegemoetgekomen aan datgene wat in de motie-Kalsbeek-Jasperse/Bakker is opgenomen. Met de brief wordt ook niets gedaan aan de plotselinge inkomensachteruitgang, die voor de desbetreffende groep toch vrij groot is en kan oplopen tot een aantal honderden guldens per maand. Daarom hebben wij de motie van mevrouw Van Gent en mevrouw Spoelman medeondertekend. Bekeken moet worden of per 1 juli iets kan worden gedaan. Bovendien moet de inkomensachteruitgang veel geleidelijker verlopen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA heeft de motie medeondertekend. Ik wil er wel expliciet op wijzen dat de fractie het niet op prijs stelt als er een extra tabel in de huursubsidieregeling komt. Die oplossing heeft niet de voorkeur van mijn fractie.

Minister De Vries:

Mevrouw de voorzitter! Geheel anders dan de geachte afgevaardigde mevrouw Van Gent had ik het gevoel dat het vragenuur dinsdag heel voorspoedig was verlopen. Immers, mevrouw Van Gent was de enige die vragen stelde. Ik was ervan overtuigd dat mijn antwoorden de hele Kamer bevredigden, uiteraard behalve mevrouw Van Gent. Zij liet dat merken. Maar dat blijkt dus niet het geval te zijn.

Ik heb gisteren het verzoek gekregen om nog een brief te schrijven. Dat heb ik gedaan. Thans ligt een motie voor waarin staat: gehoord de beraadslaging. Maar die is er eigenlijk nog niet geweest. Wij hebben nog geen kans gehad om eens grondig met elkaar over de problematiek te spreken. Met alle respect, het is niet zó simpel dat wij dit even met elkaar kunnen afkaarten zonder dat wij er echt naar gekeken hebben.

Ik ben erkentelijk dat van alle zijden, blijkens de thans ingediende motie, wordt aangegeven dat er reden is voor een afbouwregeling. Zoals ik dinsdag en gisteren in de brief heb geconstateerd, is er sprake van een voordeel. Er zijn anderen, zo'n 31.000 mensen, die in precies dezelfde situatie verkeren en die dat voordeel nooit hebben gehad. Je moet je dan afvragen of die situatie moet worden gecontinueerd. Ik til daar zwaar aan. Bijna iedereen heeft kunnen zien aankomen dat dit zou gaan gebeuren. Ik neem aan dat de Kamer indertijd in het debat met minister Melkert ervoor heeft gezorgd dat de motie van mevrouw Kalsbeek en de heer Bakker adequaat is uitgevoerd. Ik meen ook dat mijn ambtsvoorganger dat heeft gedaan.

Kern van de motie is: zorg ervoor dat het besteedbaar inkomen nog een jaar gelijk blijft en zorg voor een afbouwregeling, maak een voorstel en legt dat voor aan de Kamer. Afgelopen dinsdag had ik nog het genoegen om de staatssecretaris van VROM aan mijn zijde te hebben die met deze problematiek alles te maken heeft. Ik heb het de afgelopen dagen niet urenlang kunnen analyseren, maar het effect dat optreedt, ontstaat eigenlijk door toepassing van de huursubsidieregeling. Dat heeft te maken met de relatie met het belastbaar inkomen. Voordat ik dus een uiteindelijk oordeel kan geven over de motie, moet ik ten minste met de heer Remkes gesproken hebben. Ik wil nader bezien wat hij dinsdag met zijn opmerkingen impliciet aan de Kamer heeft meegedeeld. Ik begrijp dat mevrouw Bijleveld in die richting geen oplossing wil zoeken. Maar er moet wel een oplossing komen. Ik heb vandaag ook een fax van AbvaKabo onder ogen gekregen waarin men het probleem beschrijft dat wij vandaag bespreken. Men is van mening dat dit probleem eigenlijk het beste kan worden opgelost via de Huursubsidiewet. Ik heb er minder zicht op dan de heer Remkes. Ik zal dat dan ook met hem moeten bezien. Kern van de vraag is of je ten principale voor deze groep, die inmiddels is geslonken tot zo'n 7000, een zekere continuering wilt van het voordeel dat men heeft gehad. In het dictum staat: doe een voorstel aan de Kamer. Dat is een heldere vraag. Ik begrijp volstrekt wat men vraagt. Ik zou kunnen toezeggen om dat zeer serieus te nemen en er in de komende dagen overleg over te hebben met de naaste collega op dit dossier en natuurlijk ook met het kabinet, want wij moeten even kijken wat dit impliceert. Ik zou dan aan de Kamer kunnen berichten hoe het kabinet met de problematiek wil omgaan. Een voorstel aan de Kamer kan natuurlijk pas op de eerste dag na het reces worden behandeld. Dan zal ik ervoor moeten zorgen dat wij het op dat moment kunnen bespreken.

Ik wijs er nog op dat er in uitvoeringstechnische zin een paar problemen zijn. Wij kunnen wel in alle haast vaststellen dat het gaat om een groep van 7000 mensen, maar het is absoluut niet zeker dat het effect al die mensen in gelijke mate treft. Het is een effect van de huursubsidieregeling, maar er zijn misschien mensen bij die geen huurwoning hebben. Dat weten wij helemaal niet. De methodiek om aan een afbouwperiode te kunnen werken is ook niet volstrekt eenduidig. Nogmaals, ik zal dat grondig moeten bestuderen voordat ik daarover veel meer aan de Kamer kan zeggen. U vraagt mij om er in ieder geval grondig over na te denken. Dat zal ik doen. Ik kan niet zeggen of ik een voorstel zal doen; dat kan pas als ik er grondig over heb nagedacht. Ik zal u zo snel mogelijk in de gelegenheid stellen om met mij hierover van gedachten te wisselen. Mochten wij tot de conclusie komen dat er een maatregel moet worden genomen, dan lijkt het mij voor de hand te liggen dat die eventueel terugwerkende kracht krijgt. Ik zeg absoluut niet toe dat ik dat zal voorstellen, want daarvoor heb ik overleg nodig. Ik wil wel voorkomen dat wij in deze zomer een gat slaan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik heb snel overleg gehad met de andere indieners. Wij zullen de motie toch in stemming brengen, wellicht ook ter ondersteuning van datgene wat de minister gaat proberen.

Minister De Vries:

Ik zie de motie absoluut niet als een ondersteuning. Als het de bedoeling is om mij te steunen, kunt u dit gebaar wat mij betreft ook terugnemen. Ik begrijp dat het meer is bedoeld als ondersteuning in de geest dan naar de letter. In ieder geval zal ik mij aan mijn afspraak houden.

De voorzitter:

Het is net zo'n understatement als de woorden "gehoord de beraadslaging" bovenaan de motie. Onderaan staat "en gaat over tot de orde van de dag". Dat doen wij ook niet altijd meteen na zo'n debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven