33 240 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aangeboden 16 mei 2012

Gerealiseerde uitgaven van het departement 2011 verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelenGerealiseerde uitgaven 2011 totaal € 11 438,5 miljoen

Gerealiseerde uitgaven van het departement 2011 verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelenGerealiseerde uitgaven 2011 totaal € 11 438,5 miljoen

Gerealiseerde ontvangsten van het departement 2011 verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelenGerealiseerde ontvangsten 2011 totaal € 1 521,6 miljoen

Gerealiseerde ontvangsten van het departement 2011 verdeeld over de beleidsartikelen en niet-beleidsartikelenGerealiseerde ontvangsten 2011 totaal € 1 521,6 miljoen

Inhoudsopgave

   

blz.

     

A.

ALGEMEEN

7

1

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot déchargeverlening

7

     

2

Leeswijzer

11

     

B.

BELEIDSVERSLAG

15

3

Beleidsprioriteiten

15

     

4

Beleidsartikelen

20

11

Nederlandse rechtsorde

20

12

Rechtspleging en rechtsbijstand

27

13

Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

39

14

Jeugd

63

17

Internationale rechtsorde

75

21

Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid

79

23

Veiligheidsregio’s en Politie

91

25

Veiligheid en bestuur

104

29 

 Inspectie openbare orde en veiligheid

112

     

5

Niet beleidsartikelen

115

91

Apparaatsuitgaven kerndepartement

115

92

Nominaal en onvoorzien

116

93

Geheime uitgaven

116

     

6

Bedrijfsvoeringsparagraaf

117

     

7

De Raad voor de rechtspraak

121

     

C.

JAARREKENING

124

De departementale verantwoordingsstaat

124

     

9

De departementale saldibalans

125

     

10

De baten-lastendiensten

133

1

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

134

2

Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB)

144

3

Nederlands Forensisch Instituut (NFI)

149

4

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening (Dienst Justis)

157

5

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT (GDI)

163

6

Korps landelijke politiediensten (KLPD)

168

     

11 

Publicatieplicht op grond van de wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens bij het ministerie van veiligheid en justitie 

173

     

12

Toezichtsrelatie ZBO’s en RWT’s

174

     

D.

BIJLAGEN

178

13

Overzicht niet-financiële informatie over de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

178

     

14

Overzicht van in 2011 tot stand gekomen wetten

180

     

15

Lijst met afkortingen

182

     

16

Trefwoordenlijst

189

     

17

Stroomschema’s

191

A. ALGEMEEN

HOOFDSTUK 1 – AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het departementale jaarverslag van het jaar Ministerie van Veiligheid en Justitie over het jaar 2011 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Veiligheid en Justitie decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

HOOFDSTUK 2 – LEESWIJZER

Algemeen

In dit departementaal jaarverslag 2011 legt de Minister van Veiligheid en Justitie, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verantwoording af over het gevoerde beleid, de bereikte resultaten van dit beleid en de kosten van het beleid in 2011.

In dit departementaal jaarverslag wordt verantwoord over het gevoerde beleid en beheer over het jaar 2011. Daarbij geldt als uitgangspunt dat dit jaarverslag de spiegel is van de begroting.

In oktober van 2010 is het kabinet Rutte-Verhagen aangetreden, hetgeen voor het toenmalige Ministerie van Justitie heeft geresulteerd in een aantal wijzigingen. De beleids- en interdepartementale herkavelingen die de resultante zijn van het Regeerakkoord resulteerden in (inhoudelijke) aanpassingen van de begrotingen. Daaraan is uiting gegeven door het opstellen van de Incidentele Suppletoire begroting (ISB) (TK 32 780, nr. 1). In dit jaarverslag wordt dan ook gekeken naar de realisatiestanden over het jaar 2011 in vergelijking tot de begroting na de wijzigingen voortvloeiend uit de Incidentele Suppletoire Begroting.

Dit jaarverslag valt uiteen in:

  • deel A Algemeen;

  • deel B Beleidsverslag;

  • deel C Jaarrekening;

  • deel D Bijlagen.

Deel A – Algemeen

In deel A zijn opgenomen het verzoek tot dechargeverlening aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer van de Staten-Generaal en deze leeswijzer.

Deel B – Beleidsverslag

In deel B wordt ingegaan op de beleidsmatige resultaten. Hoofdstuk 3 «Beleidsprioriteiten» geeft inzicht in de voortgang van de kabinetsdoelstellingen. Het begrotingsjaar 2011 is het eerste jaar waarin dit kabinet invulling heeft gegeven aan de in het Regeer- en Gedoogakkoord geformuleerde beleidsprioriteiten en -doelstellingen

Hoofdstuk 4 «Beleidsartikelen» schetst per beleidsartikel de resultaten van het in 2011 gevoerde beleid. Dit op basis van de doelstellingen zoals geformuleerd in de begroting 2011. De realisatie van deze doelstellingen wordt in dit jaarverslag toegelicht.

Hoofdstuk 5 bevat de niet-beleidsartikelen. In deel B is tevens de Bedrijfsvoeringparagraaf (hoofdstuk 6) en het hoofdstuk Raad voor de rechtspraak (hoofdstuk 7) opgenomen.

De indeling van de beleidsartikelen volgt de indeling van de Incidentele Suppletoire Begroting, te weten:

  • 11. Nederlandse rechtsorde

  • 12. Rechtspleging en rechtsbijstand

  • 13. Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

  • 14. Jeugd

  • 17. Internationale rechtsorde

  • 21. Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid

  • 23. Veiligheidsregio’s en Politie

  • 25. Veiligheid en bestuur

  • 29. Inspectie openbare orde en veiligheid.

Naast deze beleidsartikelen kent Veiligheid en Justitie ook een drietal niet-beleidsartikelen, te weten:

  • 91. Algemeen

  • 92. Nominaal en onvoorzien

  • 93. Geheim

Het beleidsverslag bevat zowel financiële als niet-financiële informatie. Deze zijn aan verschillende kwaliteitsnormen onderhevig. De auditdienst controleert de comptabele rechtmatigheid van de financiële informatie. Zij geeft in de controleverklaring bij het jaarverslag een oordeel over het getrouwe beeld van de financiële informatie. Van de niet-financiële informatie wordt door de auditdienst alleen onderzocht of ze op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en of ze niet strijdig is met de financiële informatie.

Deel C – Jaarrekening

Deel C bestaat uit de verantwoordingsstaat van het departement, de departementale saldibalans en de samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten. Per baten-lastendienst wordt de balans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht gepresenteerd. Ook is hier het overzicht van de uit publieke middelen gefinancierde topinkomens opgenomen.

In de beleidsartikelen in deel B is het jaarrekeninggedeelte terug te vinden in de tabellen budgettaire gevolgen van beleid met bijbehorende financiële toelichting. In de toelichtende paragraaf zijn verschillen en mutaties toegelicht die groter zijn dan € 5 miljoen, dan wel politiek of anderszins relevant. Mutaties die in eerdere begrotingsstukken (waaronder suppletoire begrotingen) aan de Tweede Kamer zijn gemeld, zijn in de financiële toelichting op hoofdlijnen toegelicht.

Deel D – Bijlagen

Deel D bevat de volgende bijlagen:

  • Een overzicht toezichtrelatie ZBO/RWT

  • Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

  • Overzicht in 2011 in werking getreden wetsvoorstellen

  • Lijst met afkortingen en

  • Trefwoordenlijst

Tevens zijn als sluitstuk van het jaarverslag stroomschema’s opgenomen voor de strafrechtsketen, voor de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften en voor bestuurlijke boete. Deze schema’s bieden inzicht in de diverse organisatieonderdelen die deel uitmaken van de keten en hun onderlinge relaties.

Afspraken ten aanzien van de begroting 2011

Zoals in de begroting 2011 is vermeld, zijn over een aantal punten specifieke afspraken gemaakt met het Ministerie van Financiën. De afspraken die ook doorwerken in deze verantwoording worden hieronder gememoreerd.

Met het aantreden van het nieuwe Kabinet, in oktober 2010, is de verantwoordelijkheid voor een samenhangend jeugdbeleid overgegaan van de voormalige Minister voor Jeugd en Gezin naar de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Beleidsverantwoordelijkheden die voor de totstandkoming van Jeugd en Gezin behoorden tot de verantwoordelijkheid van andere ministeries dan VWS – zoals beleid rond kinderbescherming en rond inkomensondersteuning van gezinnen – zijn belegd bij de ministeries van Veiligheid en Justitie (VenJ) respectievelijk Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het onderdeel jeugdbescherming valt sindsdien onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. Jeugdbescherming is toegevoegd aan operationele doelstelling 14.1. De formulering van de operationele doelstelling 14.1 «een zorgvuldige uitvoering van en toezicht op interlandelijke adoptie en zaken van internationale kinderontvoering in het licht van de relevante verdragen en Europese verordeningen op dit terrein» is in dit jaarverslag daarop niet aangepast.

Met ingang van diezelfde datum is de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien vreemdelingenzaken, met inbegrip van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de grensbewaking in vreemdelingenzaken. De Rijkswet op het Nederlanderschap valt sindsdien onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.

Over de voormalig artikelonderdelen 15.3.1 «DJI-Vreemdelingenbewaring» en 15.3.2 «DJI-Uitzetcentra» wordt in dit jaarverslag verantwoord in het nieuwe artikel-onderdeel 13.7 «Vreemdeligenbewaring en uitzetten».

De aangelegenheden op het terrein van veiligheid, behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), vallen thans onder verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. Het betreft de artikelen 21 tot en met 29. Waarbij opgemerkt dat de middelen voor terrorismebestrijding niet langer worden verantwoord op operationele doelstelling 13.6 «terrorismebestrijding» maar onder de nieuwe operationele doelstelling 21.4 «Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding».

De onderdelen van de voormalig BZK-artikelen 21 tot en met 29, die betrekking hebben op apparaat, zijn gecentraliseerd op het artikel 91 «Algemeen».

Positionering apparaatsuitgaven

Alle apparaatsbudgetten van beleids- en stafdirecties zijn – met uitzondering van het apparaatsbudget van de Directie Wetgeving – bij het niet-beleidsartikel 91 «Effectieve besturing van het Justitie-apparaat» ondergebracht. De apparaatsbudgetten van de Directie Wetgeving staan op de artikelen 11 «Nederlandse rechtsorde» en 17 «Internationale rechtsorde».

Subsidies

Bij de tabellen met de budgettaire gevolgen van beleid worden subsidieverplichtingen niet gespecificeerd.

Toelichten van programma- en apparaatsuitgaven met volume- en prijsgegevens

In overleg met het Ministerie van Financiën zijn apparaats- en programma-uitgaven niet toegelicht met volume- en prijsgegevens indien het Ministerie van Veiligheid en Justitie dit niet zinvol acht.

Raad voor de rechtspraak

In de Wet op de rechterlijke organisatie is de verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering geattribueerd aan de gerechten en aan de Raad voor de rechtspraak. Daarmee heeft de Minister van Veiligheid en Justitie geen directe verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering. Wel heeft de Minister een verantwoordelijkheid als toezichthouder.

De bekostigingswijze van de Raad is volledig gebaseerd op outputfinanciering. Over de Raad voor rechtspraak is een apart hoofdstuk opgenomen (deel B, hoofdstuk 7).

Gehanteerde toerekeningssleutels

Het komt voor dat een budgethouder of een organisatie-eenheid een bijdrage levert aan meerdere doelstellingen. Indien geen betere informatie voorhanden is, zijn bij de verantwoording over de begroting van het jaar 2011 de toerekeningssleutels toegepast zoals werden gehanteerd bij de begroting 2011.

Derdeninformatie

Daar waar informatie van derden is opgenomen, wordt dit specifiek in de toelichting bij de betreffende operationele doelstelling vermeld.

Positionering baten-lastendiensten

De bijdragen aan alle uitvoerende diensten, inclusief de baten-lastendiensten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, worden wat betreft de begrotingsindeling aangemerkt als programma-uitgaven.

Overige punten

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie draagt aan de diverse baten-lastendiensten (DJI, CJIB, NFI, Dienst Justis, GDI en KLPD) een jaarlijkse bijdrage af. Omdat deze diensten vaak beschikken over meerdere inkomstenbronnen en zij onder andere hun uitgaven ten laste moeten brengen van het jaar waarin de prestatie is geleverd is het niveau van de gerealiseerde uitgaven ten laste van het ministerie (de rijksbijdrage) meestal niet gelijk aan de kosten van het agentschap in het betreffende kalenderjaar. In de begroting en het jaarverslag zijn de (gerealiseerde) rijksbijdragen op de betreffende operationele doelstellingen vermeld. Voor een juist beeld van de kosten en het exploitatieresultaat van de baten-lastendiensten wordt verwezen naar de specifieke verantwoording over de baten-lastendiensten (deel C, hoofdstuk 10).

In dit jaarverslag voor het eerst wordt verantwoord over het KLPD. Dit is het eerste verslagjaar dat deze dienst deel uitmaakt van de begroting van Veiligheid en Justitie. Met ingang van het jaar 2011 wordt de bijdrage voor de IND verantwoord in het departementaal jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

B. BELEIDSVERSLAG

HOOFDSTUK 3 – BELEIDSPRIORITEITEN

1. Inleiding

Het kabinet maakt op het gebied van Veiligheid en Justitie duidelijke keuzes en hecht aan een daadkrachtige aanpak. Het resultaat is er dan ook naar. Een aanzienlijk aantal maatregelen is in 2011 uitgevoerd. Er zijn grote wetgevingstrajecten gestart en belangrijke koerswijzigingen in gang gezet.

In de brief van de Minister-President aan de Tweede Kamer (TK 32 773, nr. 1) waarin de 17 hervormingen van dit kabinet zijn beschreven, worden op het terrein van Veiligheid en Justitie twee hervormingen aangekondigd: de vorming van een nationale politie en de aanscherping van het strafrecht. In dit jaarverslag wordt de stand van zaken gegeven van deze hervormingen. Daarnaast geeft het jaarverslag in dit hoofdstuk een overzicht van de uitvoering van het Regeerakkoord.

Hervormingen

De belangrijkste hervorming op het gebied van Veiligheid en Justitie is, zoals gesteld, de invoering van de nationale politie. Een nieuwe efficiënte en effectiever opererende politieorganisatie onder één beheer, met minder bureaucratie en méér kwaliteit is cruciaal voor het daadwerkelijk veiliger maken van Nederland. In maart 2011 werd het Uitvoeringsprogramma nationale politie naar de Tweede Kamer gezonden en in mei van dat zelfde jaar werd de kwartiermaker nationale politie benoemd. Het wetsvoorstel (wijziging Politiewet) werd in juni naar de Tweede Kamer gezonden. Het wetsvoorstel is in november 2011 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aanvaard en vervolgens naar de Eerste Kamer gezonden voor verdere behandeling (TK 30 880).

De tweede hervorming is de aanscherping van het strafrecht. Het kabinet is van oordeel dat taakstraffen ongeschikt zijn voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. Het wetsvoorstel, dat de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven, is op 15 november 2011 door de Eerste Kamer aanvaard en op 1 januari 2012 in werking getreden. Ook wordt voor ernstige gewelds- en zedendelicten de verjaringstermijn verlengd. Een wijziging van het Wetboek van Strafrecht dat dit regelt is in september 2011 naar de Tweede Kamer gezonden.

Het kabinet heeft in maart 2011 een wetsvoorstel in consultatie gedaan dat regelt dat minimumstraffen opgelegd kunnen worden in geval van recidive bij misdrijven waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld.

De positie van slachtoffers van criminaliteit wordt versterkt. Daartoe is in 2011 een aantal wetsvoorstellen in consultatie gegaan.

2. Realisatie beleidsprioriteiten

Bij het aantreden van het nieuwe kabinet is het hoofdstuk Veiligheid uit het Regeerakkoord nader uitgewerkt, waarbij 4 grote thema’s zijn geïdentificeerd, te weten:

  • De buurt veiliger, voor bewoner en ondernemer.

  • Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit.

  • Slagkracht voor professionals.

  • Versterking van de rechtsstaat.

Over deze thema’s zijn resultaatafspraken gemaakt met alle partners in de veiligheidsketen.

2.1. De buurt veiliger, voor bewoner en ondernemer

Burgers moeten veilig door het leven kunnen gaan; thuis, op straat en bij evenementen, tijdens het werk of waar dan ook. Overlast en criminaliteit moet stoppen, intimidatie, agressie en geweld worden hard aangepakt. Overheid, bedrijven en burgers nemen ieder hun eigen verantwoordelijkheid in deze en werken samen aan meer veiligheid.

Het kabinet heeft een breed scala aan maatregelen aangekondigd waarvan een aantal resultaten al zichtbaar is:

  • De hardere aanpak van overvalcriminaliteit onder sturing van de Taskforce Overvallen heeft in 2011 geleid tot een daling van 12% vergeleken met 2010.

  • De overlast van problematische jeugdgroepen is door intensieve samenwerking tussen Openbaar Ministerie (OM), politie en gemeenten aangepakt en heeft geleid tot doorbreking van de groepsdynamiek. Alles wijst er op dat nu reeds (zomer 2011) 41% van de 89 in beeld gebrachte problematische jeugdgroepen is aangepakt.

  • Met betrekking tot de aangekondigde invoering van adolescentenstrafrecht (mede ter ondersteuning van de aanpak van bovengenoemde jeugdgroepen) is 2011 een jaar van beleidsvorming en -voorbereiding geweest. Het wetsvoorstel (de wijziging van een aantal wetten) dat hiervoor nodig is, is eind 2011 in consultatie gegaan.

  • De pakkans voor high impact delicten is gestegen naar 31%.

  • In mei en oktober 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop dit kabinet het coffeeshopbeleid gaat aanscherpen (TK 24 077, nr. 259 en 265). De gedoogcriteria zijn aangescherpt: coffeeshops worden besloten clubs alleen toegankelijk voor leden, een coffeeshop heeft maximaal 2000 leden, geen lidmaatschap voor anderen dan ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder, en de minimale afstand tussen coffeeshops en scholen bedraagt 350 meter. In december 2011 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de gefaseerde invoering van het nieuwe beleid (TK 24 077, nr. 266).

  • Met het oog op de invoering van een dierenpolitie is in 2011 gestart met een specifieke, hierop gerichte opleiding. Eind 2011 waren er 131 dierenagenten full time aan de slag. Het meldnummer 1-4-4 Red een dier is in oktober operationeel geworden. Tegelijkertijd werd door het OM met ingang van 1 oktober het strafvorderingsbeleid verzwaard.

  • Op 7 december is het Wetsvoorstel verruiming fouilleringsbevoegdheden naar de Tweede Kamer gezonden (TK 33 112).

2.2. Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit

Georganiseerde misdaad is een sluipende bedreiging voor de integriteit van ons financieel-economische stelsel en ondermijnt het functioneren van de rechtsstaat. Veel lokale, zichtbare overlast en criminaliteit zijn een rechtstreeks gevolg van niet zichtbare, criminele organisaties.

  • Het kabinet heeft als een van de doelstellingen van de aanpak van georganiseerde criminaliteit een verdubbeling van het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden van 20% in 2009 tot 40% in 2014. De nadruk ligt hierbij op de aanpak van mensenhandel en -smokkel, drugscriminaliteit, milieucriminaliteit, witwassen en cybercrime. In 2011 is het aantal projectmatige onderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden verder gestegen, waarmee in de eerste fase van de opsporingsketen een realisatie van 30% is bereikt. Deze stijging komt overeen met de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de landelijke prioriteiten voor de politie. Het is op dit moment nog te vroeg om te beoordelen in hoeverre deze stijging van het aantal gestarte onderzoeken zich ook evenredig doorvertaalt naar opgelegde sancties (strafrechtelijk dan wel anderszins) tegen (leden van) criminele samenwerkingsverbanden. De cijfers van strafrechtelijke veroordelingen in 2011 wijzen daar nog niet op. Maar omdat het hier doorgaans langdurige en complexe onderzoeken betreft wordt doorwerking in de sanctie-oplegging naar verwachting pas in 2013 zichtbaar.

  • Om het motto van deze regering «Misdaad mag niet lonen!» kracht bij te zetten is het OM dit jaar gestart met het programma «Afpakken». Dit samenwerkingsverband tussen OM, politie en bijzondere opsporingsdiensten heeft geleid tot de vorming van twee landelijke specialistische teams die zich, in samenwerking met onder andere de FIOD en de Nationale recherche, bezighouden met de aanpak van criminele, financiële dienstverleners.

  • Op 1 juli 2011 is de wetgeving ter verruiming van de mogelijkheden om crimineel vermogen af te pakken, in werking getreden.

  • De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit is versterkt door structurele financiering van de Regionale informatie- en expertise Centra op basis van het beleidskader (TK 29 911, nr. 54) en het verruimen van de mogelijkheden die Bibob biedt.

  • Witwassen van door criminaliteit verkregen vermogen is een bedreiging van de rechtsstaat doordat het de verwevenheid van onder- en bovenwereld mogelijk maakt. Om hiertegen drempels op te werpen is in 2011 een tweetal wetsvoorstellen naar de Tweede Kamer gezonden (het wetsvoorstel naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Hammerstein en het wetsvoorstel informatieplicht derdegeldenrekening notarissen (TK 32 250 en TK 32 700)

  • Met het oog op digitale veiligheid en de aanpak van digitale criminaliteit is in februari de Nationale Cyber Security Strategie naar de Tweede Kamer gezonden (TK 26 643, nr. 174). Hierin beschrijft het kabinet de aanpak van cyber security. In juni werd de Cyber Security Raad geïnstalleerd die het kabinet adviseert over de uitvoering van de strategie. In de Raad hebben publieke, private en wetenschappelijke partijen zitting. De samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven is in de Diginotar-kwestie beproefd en effectief gebleken. De geleerde lessen worden benut bij de uitwerking van de strategie. Ten slotte werd eind december het Cyber Security Beeld Nederland naar de Tweede Kamer gezonden (TK 26 643, nr. 220).

  • In december 2011 werd een wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in consultatie gegeven waarin een meldplicht voor datalekken wordt geregeld.

  • Het controleren, identificeren en overdragen van illegale vreemdelingen aan de strafrechtsketen is versterkt. In 2011 is daartoe de implementatie van Progis afgerond.

2.3. Slagkracht voor professionals

Dit kabinet werkt aan slagvaardig opererende opsporings- en vervolgingsdiensten. Onnodige bureaucratie wordt verminderd waardoor er meer blauw op straat komt. In de uitvoering van hun publieke taak worden professionals beter beschermd tegen agressie en geweld. Prioriteit werd in 2011 gegeven aan:

  • De voorbereiding van de invoering van de nationale politie (zoals reeds eerder gemeld).

  • De bestrijding van bureaucratie. Op 18 februari 2011 is het Actieprogramma «Minder regels, meer op straat» aan de Tweede Kamer gestuurd. Dit actieprogramma, waarin Veiligheid en Justitie nauw samenwerkt met politie en OM, moet leiden tot 25% minder administratieve lasten voor de politie in 2014 (in 2012 5%, 2013 10% en in 2014 de laatste 10%). Door het wegnemen van ergerlijke bureaucratie, het slimmer organiseren van politiewerk en versterking van het vakmanschap wordt het aantal direct inzetbare uren politiewerk verhoogd met een equivalent van circa 1 000 fte. In 2013 en 2014 is dat respectievelijk 3 000 en 5 000 fte. Deze uren komen binnen de afgesproken operationele sterkte van 49 500 fte in de vorm van productiviteitsverhoging beschikbaar voor uitvoering van de primaire politietaken.

  • Om de heterdaadkracht bij de politie te vergroten zijn in 2011 enkele pilots gestart. Doel van de pilots is meer heterdaad aanhoudingen en snellere afdoening.

  • Ten slotte is een uitgebreid aanvalsprogramma ICT opgesteld. Dit programma moet leiden tot een landelijke, uniforme informatiehuishouding. Het aanvalsprogramma werd in september 2011 naar de Tweede Kamer gezonden.

2.4. Versterking van de rechtsstaat

In een rechtsstaat dient de overheid borg te staan voor onder meer de beschikbaarheid van onafhankelijke en goede rechtspraak, adequate toegang tot het recht, vlot verlopende procedures, een snelle en consequente tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen en zorg voor slachtoffers. Om deze borging houdbaar en betaalbaar te houden dient de strafrechtsketen effectiever ingericht te worden en geschikt gemaakt te worden voor de toekomst.

  • Om de kwaliteit van de rechtspleging voor de toekomst te borgen en de rechtspraak slagvaardiger te maken, is in september 2011 het wetsvoorstel Herziening gerechtelijke kaart aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 32 891, nr. 2). Het wetsvoorstel is in december door de Tweede Kamer aangenomen.

  • Om de toegang tot het recht in stand te houden, zijn financiële en innovatieve maatregelen nodig. In het Regeerakkoord is de maatregel geformuleerd dat de rechtspraak meer dan tot nu toe moet worden bekostigd door degenen die daar gebruik van maken. Procederende partijen gaan daarom een hogere bijdrage leveren in de kosten van deze procedures. Personen met lage inkomens worden gecompenseerd. De voorstellen tot wijziging van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand zijn met de Tweede Kamer besproken (TK 31 753, nr. 39 en TK 33 071, nr. 6). Het stelsel van geschiloplossing dient bij de tijd te zijn, in te spelen op veranderende wensen en behoeften in de samenleving. Om dit stelsel ook in de toekomst goed te laten functioneren, is innovatie noodzakelijk. In 2014 dient geschiloplossing voor de burger merkbaar beter (eenvoudiger, sneller en/of effectiever) te verlopen. Daartoe is in 2011 een innovatieagenda opgesteld, die in oktober aan de Tweede Kamer is verzonden (bijlage bij TK 33 071, nr. 5).

  • Om te komen tot een betere en snellere afdoening van strafzaken zijn in 2011 twee initiatieven in gang gezet. In april is in een drietal regio’s het programma herontwerp keten strafrechtelijke handhaving van start gegaan. Doel van het programma is dat ketenbreed (van politie tot en met rechtspraak) professionals zelf komen tot optimalisering van de eigen werkprocessen. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie biedt hierbij een methodiek aan en externe begeleiding. Daarnaast is in een vijftal andere regio’s door politie en Openbaar Ministerie (OM) met ingang van maart gestart met snelle selectie en afdoening van eenvoudige strafzaken van veel voorkomende criminaliteit aan de voorkant. Doel is om binnen 3 dagen na aanhouding te komen tot eerste èn finale beoordeling van de zaak.

In het Regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd om slachtoffers een sterkere positie te geven.

Daartoe is in 2011 een aantal wetsvoorstellen in consultatie gegaan en naar de Tweede Kamer gezonden:

  • Wetsvoorstel conservatoir beslag door de staat ten behoeve van het slachtoffer.

  • Wijziging van het wetboek van Strafvordering in verband met regeling herziening ten nadele (Wet herziening ten nadele (TK 32044. ). Dit wetsvoorstel is in december 2011 in de Tweede Kamer aangenomen.

  • Wetsvoorstel nadere voorzieningen voor het slachtoffer (onder andere uitbreiding spreekrecht).

  • Ten slotte is er reeds op 1 januari 2011 een aanwijzing van het OM uit gegaan waarin is vastgelegd dat personen die zichzelf in eigen huis of bedrijf verdedigen tegen overvallers of inbrekers niet worden geconfronteerd met een aanhouding, tenzij de rechter-commissaris op vordering van het OM besluit tot inbewaringstelling van de zelfverdediger.

Andere onderwerpen die in het regeerakkoord aan de orde zijn gesteld en hierboven niet genoemd zijn, betreffen:

  • Prioritaire handhaving van het kraakverbod;

  • Beperking instroom Tbs en andere maatregelen op dat terrein;

  • Intensivering snelheidscontroles en zwaardere boetes bij substantiële snelheidsovertredingen;

  • Verbetering van de aanrijtijden van de politie;

  • Cybercrime

Deze onderwerpen komen aan de orde in hoofdstuk 4 «Beleidsartikelen», onder andere in de artikelen 13 en 23.

HOOFDSTUK 4 – BELEIDSARTIKELEN

11. NEDERLANDSE RECHTSORDE

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 11 Nederlandse rechtsorde 0,13%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 11 Nederlandse rechtsorde 0,13%

Algemene doelstelling

Een goed functionerende rechtsorde waarbinnen samenleving en burger tot hun recht komen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Zorg voor een goed functionerende rechtsorde komt onder meer tot uitdrukking in het beheer en onderhoud van de algemene wetboeken op het terrein van strafrecht en strafvordering, burgerlijk recht en burgerlijk procesrecht en de Algemene wet bestuursrecht. Ook blijft het, ongeacht de politieke context, noodzakelijk om de kwaliteit van wetgeving te bewaken en te bevorderen. Deze taak strekt zich steeds meer uit tot internationale regelgeving die haar weerslag heeft op de nationale rechtsorde. In 2011 lagen zwaartepunten bij:

  • stroomlijning van bestuurlijke processen en een effectiever bestuur;

  • waarborgen van de toegang tot het recht en betere dienstverlening door de overheid;

  • een betrouwbare en slagvaardige rechtspleging;

  • coherentie tussen nationale en Europese rechtsorde en uitvoering van Europees rechtelijke instrumenten.

De verwezenlijking van deze doelstelling vindt in belangrijke mate plaats door uitvoering van het wetgevingsprogramma van het kabinet op het terrein van Veiligheid en Justitie. De voortgang wordt gevolgd door de bewindspersonen en de Ministerraad. Onder «Doelbereiking» wordt meer specifiek ingegaan op de stand van zaken.

Externe factoren

Nieuwe sociale, culturele en economische ontwikkelingen hebben hun weerslag op het recht en de wet. Hetzelfde geldt voor zeer uiteenlopende factoren als demografische ontwikkelingen, (terrorisme)dreigingen, de bevolkingsintensiteit en de betekenis daarvan voor economie en milieu.

De uitvoering van het wetgevingsprogramma is afhankelijk van democratische besluitvorming en de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van de wettelijke instrumenten.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Onder «Doelbereiking» wordt specifiek ingegaan op de stand van zaken en op de realisatie van de doelstellingen op regeldruk en administratieve lasten.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       

Nationale wetgeving en wetgevingsbeleid

11.1

2011

2011

 
         

Overig evaluatieonderzoek

       

Praktijkervaringen in België met de ontbinding van de overeenkomst door de misleide consument

11.1

2010

2011

www.wodc.nl

Ontwikkeling aantal regels

Figuur: Aantal geldende wetten, amvb’s en ministeriële regelingen per 1 januari 2004–2012 zoals opgenomen in het Basiswettenbestand (exclusief BES-regelgeving en materieel uitgewerkte regelingen)

Figuur: Aantal geldende wetten, amvb’s en ministeriële regelingen per 1 januari 2004–2012 zoals opgenomen in het Basiswettenbestand (exclusief BES-regelgeving en materieel uitgewerkte regelingen)

In verband met een gewijzigde meetmethodiek verschillen deze getallen van die in voorgaande jaren gepresenteerd zijn. Zo vallen bijvoorbeeld regelingen die gepubliceerd, maar nog niet of niet meer (materieel) in werking waren op de peilmomenten thans buiten de tellingen.

Eén element van kwalitatief goede wetgeving is dat geen onnodige regelgeving wordt gemaakt. Het aantal geldende regelingen op een bepaald moment zegt niets over de vraag of regelgeving wel of niet onnodig is, maar het aantal regelingen is wel medebepalend voor de regeldruk die wordt ervaren. Waar in het rapport «Alle regels tellen» (2004) nog een gestage groei van het regelingenbestand sinds 1980 werd geconstateerd, is in de periode sinds 2004 het aantal geldende wetten, AMvB’s en ministeriële regelingen min of meer constant gebleven. Per 1 januari 2012 bedroeg het totaal aantal regelingen 9 568 (tegen 9 419 per 1 januari 2011).

De ontwikkeling van de administratieve lasten

Met de komst van het kabinet Rutte per oktober 2010 en de wijzigingen in de departementale indeling zijn nieuwe beginstanden voor de administratieve lasten vastgesteld en zijn tevens nieuwe streefwaarden geformuleerd. De streefwaarden uit de begroting voor 2011 zijn daarom niet meer van toepassing.

In het regeerakkoord is een streefwaarde voor de reductie van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven opgenomen van 10% tot en met 2012. Voor de reductie van de administratieve lasten voor burgers geldt tot en met 2012 een nullijn. De administratieve lasten voor burgers worden berekend in tijd en geld. De uitvoering van de streefwaarden tot en met 2012 op het terrein van Veiligheid en Justitie verloopt volgens planning.

Streefwaarden administratieve lasten
 

Realisatie 2011

Begroting 2011

Administratieve lasten bedrijven uit regelgeving van Veiligheid en Justitie

7,1%

10 % t/m 2012

Administratieve lasten burgers (in tijd) uit regelgeving van Veiligheid en Justitie

1,8%

0 % t/m 2012

Administratieve lasten burgers (in out-of-pocket kosten) uit regelgeving van Veiligheid en Justitie

5,8% 

0 % t/m 2012

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

11 450

12 289

17 149

17 515

13 293

14 596

– 1 303

                 

Apparaat-uitgaven

11 237

12 187

15 322

18 454

14 737

14 596

141

                 

11.1

(Nationale) wetgeving

6 238

6 219

7 528

7 820

6 501

6 125

376

11.1.1

Directie Wetgeving

6 238

6 219

7 528

7 820

6 501

6 125

376

                 

11.2

Wetgevingskwaliteitsbeleid

4 999

5 968

7 794

10 634

8 236

8 471

– 235

11.2.1

Directie Wetgeving

4 999

5 968

7 794

10 634

8 236

8 471

– 235

                 

Ontvangsten

608

34

34

886

32

0

32

Financiële toelichting

Binnen dit artikel hebben zich geen wijzigingen voorgedaan die een toelichting behoeven.

Operationele doelstelling 11.1

Het tot stand brengen van wet- en regelgeving ter uitvoering van de grondwettelijke opdracht het burgerlijk recht, het strafrecht en het burgerlijk- en strafprocesrecht in algemene wetboeken en algemene regels van bestuursrecht bij wet vast te leggen.

Coherente rechtsorde

Doelbereiking

De wetten Herziening regeling processtukken en Versterking positie rechter-commissaris zijn tot stand gebracht. Het WODC-onderzoek «Vergroting slagvaardigheid strafrecht» is afgerond.

Boek 10 BW is in 2011 door de Eerste Kamer aanvaard en op 1 januari 2012 in werking getreden. De Europese regels over consumentenkrediet hebben voor een deel hun beslag gekregen in titel 2A van boek 7 BW, die op 25 mei 2011 in werking is getreden. Een ontwerp voor huurkoop en een ontwerp voor modernisering van de pandbelening zijn in 2011 op www.internetconsultatie.nl verschenen.

Het bevorderen van toegang tot het recht

Nieuwe wetsvoorstellen die de toegang tot het recht op een effectieve en efficiënte wijze willen bevorderen zijn het in 2011 door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en het in 2011 ingediende wetsvoorstel aanpassing Wet collectieve afwikkeling massaschade.

Het wetsvoorstel Verhoging griffierechten is in 2011 bij de Tweede Kamer ingediend. Ook het wetsvoorstel disclosure ligt in de Tweede Kamer. Ter uitvoering van een toezegging aan de Eerste Kamer is een wetsvoorstel ingediend dat enkele technische onvolkomenheden repareert in de in 2010 in werking getreden wet griffierechtenstelsel burgerlijke zaken.

De geschillenregeling collectief beheer is in 2011 gestart op vrijwillige basis, vooruitlopend op behandeling van het wetsvoorstel Versterking toezicht collectieve beheerorganisaties in de Tweede Kamer in 2012. De schriftelijke behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel aanpassing bestuursprocesrecht, dat onder meer is gericht op versobering en finale geschilbeslechting, is afgerond in 2011. Ook de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel digitale aanbrenging dagvaarding is afgerond.

Vertrouwen in de rechtsorde

Het wetsvoorstel herziening ten voordele is door de Tweede Kamer aangenomen. De Tweede Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel Herziening ten nadele afgerond.

Inspelen op behoeften van de economie

In mei 2011 ontvouwde de staatssecretaris zijn plannen voor een modern auteursrecht in het digitale tijdperk in de beleidsnota Auteursrecht 20@20. De Afdeling advisering van de Raad van State bracht advies uit over het wetsvoorstel auteurscontractenrecht. In mei 2011 ging de Eerste Kamer akkoord met de invoering van het monistisch bestuursmodel voor naamloze vennootschappen. Ondernemingen kunnen kiezen voor een model met een bestuursorgaan en afzonderlijk toezichthoudend orgaan, of het in Anglo-Amerikaanse bedrijven gebruikelijke model met uitvoerende en toezichthoudende bestuurders in één orgaan. In het najaar is het wetsvoorstel aanpassing wetten aan de flex BV door de Tweede Kamer aanvaard. Daarmee wordt ook overige, waaronder fiscale, wetgeving in overeenstemming gebracht met de nieuwe flexibele BV vorm. In nauwe samenwerking met het Ministerie van SZW zijn de wetsvoorstellen die zien op de verhoging van de pensioenleeftijd en de verhoging van de AOW aan de Tweede Kamer aangeboden. De aanvaarding door de Tweede Kamer van het wetsvoorstel buitengerechtelijke incassokosten in 2011 brengt verduidelijking van de aanvaardbaarheid van incassokosten dichterbij en maakt inning van vorderingen gemakkelijker en goedkoper.

Betere dienstverlening door de overheid

Het wetsvoorstel elektronische burgerlijke stand is in 2011 aanvaard door de Tweede Kamer.

Bevorderen dat mensenrechten gerespecteerd worden

In 2011 is het wetsvoorstel College voor de rechten van de mens aanvaard. Dit college zal als taak krijgen om de rechten van de mens, in het bijzonder het recht op gelijke behandeling, in Nederland te beschermen en de naleving ervan te bevorderen. Verder is in 2011 veel energie besteed aan de hervormingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de toetreding van de Europese Unie tot het EVRM, hetgeen onder andere heeft geresulteerd in een Kamerbrief van 3 oktober waarin een kabinetsstandpunt is neergelegd. Het Ministerie heeft een actieve rol gespeeld in de onderhandelingen op internationaal niveau op dit terrein. Bij de verantwoordelijkheid om mensenrechten te bevorderen kan tevens worden gewezen op de ongeveer 250 adviezen die gegeven zijn bij de totstandkoming van regelgeving en beleid. Ten slotte houdt de bevordering van mensenrechten ook in dat verantwoording wordt afgelegd aan internationale toezichtmechanismen. Zo heeft het Ministerie in 2011 veel aandacht besteed aan het bezoek van het CPT (Committee for the prevention of torture) aan ons land en aan enkele honderden zaken die tegen Nederland aanhangig zijn bij het EHRM en de diverse VN-comités. Dit betreft individuele klachten tegen een (vermeende) schending van verdragen door de Nederlandse Staat.

Implementatie Europese en internationale regelgeving

In 2011 is de parlementaire behandeling afgerond van het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn dataprotectie. Onderhandelingen zijn gestart over de richtlijn toegang raadsman tot politieverhoor, de richtlijn inzake het Europees onderzoeksbevel en de richtlijn inzake het recht op informatie in het strafproces. De Tweede Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel uitvoering richtlijn mediation.

Ook in 2011 is veel regelgeving tot stand gekomen ter uitvoering van Europese richtlijnen of werking van verordeningen, waaronder de wet verzekering zeeschepen, de wet uitvoering verdrag en verordening internationale inning levensonderhoud, goedkeuring van het adoptieverdrag, uitvoering van de aanpassing van het verdrag van Montreal over schade als gevolg van ongevallen met vliegtuigen, uitvoering van de EU richtlijn consumentenkrediet, uitvoering van de EU richtlijn verslaggevingvoorschriften bij fusie en splitsing, uitvoering van de EU richtlijn financiële zekerheidsovereenkomsten en de uitvoering EU richtlijn timeshare overeenkomsten.

Indicator

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

In hoofdstuk 14 is de voortgang van de belangrijkste onderwerpen en wetgevingsinitiatieven weergegeven die in de begroting 2011 expliciet zijn genoemd.

Kwaliteit algemene wetboeken en wetgeving (operationele doelstelling 1) 

(sub) doelstelling

Indicator/verwijzing

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Coherentie tussen nationale en Europese rechtsorde

Snelheid implementatie Europese richtlijnen, percentage binnen de Europese normen, zoals beschreven in het Scoreboard van de interne markt

– In 0% van de geldende richtlijnen termijnoverschrijding van meer dan 2 jaar (Nederland 0%)

Achterstand per 10 mei 2011: 1 richtlijn (dit is 0.0007% op het totaal van de geldende richtlijnen).

– In ten hoogste 1% van de geldende richtlijnen termijnoverschrijding (Nederland nu: 0,5%)

Achterstand per 10 mei 2011: 1,3%

Bron: Interne Markt-scoreboard, nr. 23, september 2011

Operationele doelstelling 11.2

Het bevorderen van de kwaliteit van wetten en regels, van de onderlinge samenhang en consistentie van de wetgeving en het versterken van de juridische functie binnen de Rijksoverheid.

Doelbereiking

Heldere, uitvoerbare en rechtmatige wetgeving is noodzakelijk voor een rechtsorde waarin mensen vertrouwen stellen. Mensen moeten ruimte krijgen zich te ontplooien en hun onderlinge relaties vorm te geven. Bedrijven moeten kunnen ondernemen en zo bijdragen aan economisch herstel. De leefomgeving moet worden beschermd.

Wetgeving kan daaraan bijdragen door duidelijke regels en kaders te bieden. Regelgeving moet daarvoor voldoen aan hoge kwaliteitseisen en departementen dienen voldoende juridische kwaliteit te leveren. Speerpunten in 2011 waren: aandacht voor nut en noodzaak van wetgeving en voor de uitvoerbaarheid ervan, ruimte voor burgers, professionals, bedrijven en medeoverheden en versnelling van procedures en van het wetgevingsproces zelf.

Kwaliteit van wetgeving

De kwaliteit van wetgeving wordt structureel bewaakt met de volgende instrumenten: opleiding (Academies voor wetgeving en voor overheidsjuristen), kennisdeling (Kenniscentrum wetgeving), interdepartementale samenwerking en beleidsontwikkeling (ICCW, ICER) en toetsing aan algemeen aanvaarde kwaliteitscriteria (Aanwijzingen voor de regelgeving).

Vernieuwing en verbetering van het wetgevingsproces

In 2011 heeft het kabinet besloten tot structurele toepassing van internetconsultatie over nieuwe voorstellen tot regelgeving en tot toepassing van het integraal afwegingskader voor beleid en wetgeving. De digitale ondersteuning van het wetgevingsproces (het programma Legis) is verder ontwikkeld – internetconsultatie is een van de producten van het programma – en ondersteunt onder andere de toepassing van het systeem van vaste verandermomenten. Door nieuwe regelgeving alleen op een beperkt aantal momenten in het jaar in werking te laten treden, worden de uitvoeringslasten van bedrijfsleven en uitvoeringsorganisaties beperkt.

Door tijdens de voorbereiding doorlopend teksten te produceren vergemakkelijkt het programma de kennisneming van nieuwe regelgeving.

Integraal afwegingskader beleid en regelgeving

Het kabinet heeft in 2011 besloten dat voorstellen voor nieuw beleid en regelgeving aan het integraal afwegingskader worden getoetst en aldus de gemaakte keuzes aan de hand van zeven concrete vragen duidelijk te verantwoorden.

Versterking van de juridische functie van het Rijk

Tegelijk met de invoering van het nieuwe functiegebouw Rijk is besloten dat voor de medewerkers die belast zijn met de juridische kerntaken rijksbreed dezelfde functie-eisen gaan gelden. Zo wordt een gezamenlijk personeelsbeleid bevorderd (bijvoorbeeld op het punt van opleiding) en de mobiliteit van juristen tussen de ministeries vergemakkelijkt. Stroomlijning van werkprocessen draagt daar ook aan bij. De beschikbare capaciteit is ingezet op de belangrijkste kabinetsdoelstellingen.

Indicator

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Rijksbrede wetgevingskwaliteit (operationele doelstelling 2) 

(sub) doelstelling

Indicator/verwijzing

Streefwaarde 2011

Realisatie 2011

Systematisch monitoren wetgevingskwaliteit en daar algehele beleidslijn t.b.v. wetgevingskwaliteit uit destilleren

Wetsevaluaties worden systematisch bijeengebracht in het clearing house wetsevaluatie en daar aan de hand van een analysekader geanalyseerd om informatie te verzamelen over de werking van wetgeving.

Nieuwe wetsevaluaties bijeenbrengen in het clearing house wetsevaluatie. Het clearinghouse wetsevaluatie stelt in 2011 een tussenrapportage op, die door de Minister van Veiligheid en Justitie aan het parlement wordt gezonden

31 wetsevaluaties zijn geplaatst op de website kenniscentrum wetgeving.

Integrale voorbereiding van beleid en wetgeving en verantwoording van gemaakte keuzes

Toepassing werkwijze van het integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) en verantwoording van gemaakte keuzes in beleid- en regelgevingsvoorstellen.

Zoveel mogelijk beleidsnota’s en wetsvoorstellen worden voorbereid met behulp van het IAK en dat de gemaakte keuzes expliciet worden verantwoord in de beleidsnota of toelichting bij een wetsvoorstel.

Kabinetsbesluit april 2011 dat elk voorstel voor beleid en regelgeving een adequaat antwoord moeten geven op de zeven IAK-vragen.

Vaste verandermomenten (VVM)

Toepassing VVM en verantwoording hierover in de toelichting bij een wettellijke regeling.

Systematisch monitoren hoeveel van de in werking getreden regelingen toepassing geven aan VVM en in hoeverre hierover verantwoording wordt afgelegd in de toelichting bij een wettelijke regeling.

In 2011 is een digitaal systeem ontwikkeld om toepassing VVM systematisch te monitoren. In 2012 vindt evaluatie plaats.

Voor een overzicht van de in 2011 tot stand gekomen wetten wordt verwezen naar Hoofdstuk 14 «Overzicht van de in 2011 tot stand gekomen wetten».

12. RECHTSPLEGING EN RECHTSBIJSTAND

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 12 Rechtspleging en rechtsbijstand 13,4%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 12 Rechtspleging en rechtsbijstand 13,4%

Algemene doelstelling

Een doeltreffend en doelmatig rechtsbestel.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De activiteiten in 2011 zijn er op gericht geweest om de afspraken uit het Regeerakkoord uit te voeren. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de rechtspraak op civiel en bestuursrechtelijk terrein vanaf 2013 zo veel mogelijk wordt bekostigd door degenen die daar gebruik van maken. De ingangsdatum van deze maatregel is met een half jaar vervroegd, zodat de besparingen zich eerder voordoen.

Voorts is het de inzet van het kabinet te komen tot een beter functionerend rechtsbestel. De versterking van het toezicht op de juridische beroepen is een van de maatregelen die daar aan bijdraagt.

Externe factoren

Het goed functioneren en de inrichting van de (stelsels van) rechtspraak en rechtsbijstand wordt mede beïnvloed door een aantal externe factoren. Dit betreft met name Europese wetgeving en jurisprudentie. Daarnaast wordt het beroep op het rechtsbestel mede beïnvloed door economische, demografische en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

De bevoegdheid van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van het rechtsbestel is beperkt, slechts voorwaardenscheppend. Toch is de Minster van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het rechtsbestel als zodanig.

Deze «normen» voor een adequaat rechtsbestel laten zich niet in indicatoren vatten, die in één oogopslag de beleidseffectiviteit in beeld brengen. Met behulp van monitoren, trendrapportages, beleidsdoorlichtingen en beleidsevaluaties wordt op kwantitatieve, maar ook op kwalitatieve wijze inzicht verkregen in de effecten van het beleid om de toegang tot de rechtspleging te bevorderen (12.2). Voor de rechtspraak (12.3) kan dit slechts met kwalitatieve indicaties.

Daarnaast zijn bij de operationele doelstellingen een aantal input, throughput en outputindicatoren opgenomen die samen inzicht bieden in de effectiviteit van beleidsinstrumenten op de geformuleerde doelstellingen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

       

Monitor rechtsbijstand en geschiloplossing

12.2

2011

2012

 

Raadslieden bij politieverhoor

12.3

2010

2012

 

Monitor rechtsbijstand en geschiloplossing

De uitgaven aan gesubsidieerde rechtsbijstand zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen. Deze monitor behoort bij het Programma Rechtsbijstand en Geschiloplossing, een programma van het Ministerie van Veiligheid en Justitie dat gericht is op het realiseren van zowel verbeteringen in de kwaliteit van de dienstverlening door de overheid binnen het justitiedomein als structurele besparingen op de gesubsidieerde rechtsbijstand en de rechtspraak. Naast de maatregelen zelf bespreekt deze nulmeting ook de terreinen waarop deze maatregelen betrekking hebben. Zoals de aantallen toevoegingen die zijn vastgesteld, de aantallen rechtszaken die zijn gestart of gevoerd en de uitgaven die aan deze toevoegingen en rechtszaken zijn gedaan over de periode 2000–2009.

Raadslieden bij politieverhoor

Naar aanleiding van Europese rechtspraak (onder andere Salduz) is er een nieuwe regeling ontworpen om tegemoet te komen aan het recht van de verdachte op rechtsbijstand voorafgaand aan en – in sommige gevallen ook – tijdens het politieverhoor. De betreffende regeling, de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (2010A007), is per 1 april 2010 in werking getreden en blijft in beginsel in de huidige vorm van kracht tot uiterlijk 1 april 2014.

De regeling wordt op dit moment onderzocht door de Erasmus Universiteit. Dit onderzoek betreft een procesevaluatie, een planevaluatie, rechtsvergelijking met de regeling en de praktijkervaringen in Engeland en Wales en een outputevaluatie naar de implicaties bij de politieorganisatie, de piketcentrale en de Raad voor Rechtsbijstand van de invoering van de regeling. Aandachtspunten zijn de samenwerking tussen de genoemde organisaties, de omvang van de verleende rechtsbijstand, de vraag hoe jongeren deze rechtsbescherming ervaren en hoe zij ermee omgaan. Een andere vraag is of de waarde van het verhoor als opsporingsmethode is gedaald, met als mogelijk gevolg een grotere inzet van andere opsporingsmethoden zoals observatie en tappen. Het onderzoek wordt medio 2012 afgerond.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

1 359 205

1 314 339

1 490 881

983 503

1 534 994

1 466 004

68 990

waarvan garanties

             
                 

Programma-uitgaven

1 314 684

1 346 680

1 435 514

1 436 132

1 536 183

1 466 004

70 179

                 

12.2

Adequate toegang tot het rechtsbestel

447 536

444 942

482 093

483 277

524 239

513 200

11 039

12.2.1

Raden voor rechtsbijstand

419 619

420 012

455 200

458 368

495 618

481 901

13 717

12.2.2

Overig

27 917

24 930

26 893

24 909

28 621

31 299

– 2 678

                 

12.31

Slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging

867 148

901 738

953 421

952 855

1 011 944

952 804

59 140

12.3.1

Raad voor de rechtspraak – gerechten

825 370

857 353

907 413

904 692

962 718

913 197

49 521

12.3.2

Hoge Raad

28 057

28 671

30 546

32 949

33 227

24 168

9 059

12.3.3

Overige diensten

13 721

15 714

15 462

15 214

15 999

15 439

560

                 

Ontvangsten

176 444

182 519

194 389

199 380

249 019

218 882

30 137

Waarvan griffieontvangsten

156 305

162 850

185 140

190 743

241 433

211 026

30 407

X Noot
1

miv de ontwerpbegroting 2010 is de beleidsdoelstelling 12.1 hernummerd tot 12.3.

Verplichtingen

Financiële toelichting

De verschillen tussen vastgestelde begroting 2011 en realisatie 2011 zijn in overeenstemming met hetgeen onder uitgaven wordt toegelicht.

Uitgaven

Op operationele doelstelling 12.2 «adequate toegang tot het rechtsbestel» is € 11,1 miljoen aan het budgettaire kader toegevoegd. In de uitvoering van het optimaliseringsprogramma verkeershandhaving zijn door sterke afhankelijkheid van andere partijen onvoorziene vertragingen ontstaan. Zo moeten gemeenten bij de vervanging van flitspalen in veel gevallen nieuwe bouwvergunningen afgeven en heeft Rijkswaterstaat als wegbeheerder veel invloed bij de plaatsing van trajectcontrolesystemen langs rijkswegen.

Een deel van de subsidie voor de Raad voor Rechtsbijstand bestemd voor het jaar 2010 is pas in 2011 tot uitbetaling gekomen. Daarvoor is het budget in 2011 opgehoogd.

Op operationele doelstelling 12.3 «slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging» is een toename geweest van het aantal zaken voor de rechtspraak. Ook de bestuursrechtspraak heeft te maken gehad met een stijgende capaciteitsbehoefte, onder andere door een toename van bijstandszaken en sociale verzekeringszaken. Het ministerie heeft € 25 miljoen bijgedragen ter dekking van de toename van het aantal zaken.

Daarnaast is een vordering van de Raad voor de rechtspraak op het ministerie inzake de egalisatierekening van bijna € 17 miljoen afgelost. Deze vordering is ontstaan bij het inwerkingtreden van het baten-lastenstelsel per 2005. Daarnaast heeft de Raad voor de rechtspraak een bijdrage ontvangen van € 1,5 miljoen om de implementatiekosten samenhangende met het wetsvoorstel verhoging griffierechten te kunnen financieren.

Ontvangsten

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de gerealiseerde ontvangsten wordt met name verklaard door inwerkingtreding van de nieuwe Wet griffierechten burgerlijke zaken (WGBZ). Hierdoor zijn de griffieontvangsten met 5% stegen. De ontvangstenraming is bij Voorjaarsnota reeds aangepast.

Operationele doelstelling 12.2

Burgers en bedrijven hebben toegang tot een passende en effectieve vorm van geschillenbeslechting en/of rechtspleging.

Doelbereiking

In 2011 heeft de toegang tot het rechtsbestel in relatie met de financiële taakstellingen op de gefinancierde rechtsbijstand en de verhoging van de griffierechten in de politieke en publieke belangstelling gestaan. Bij de uitvoering van de financiële taakstellingen is veel aandacht besteed aan het toegankelijk houden van het rechtsbestel. Daarbij is in het bijzonder gelet op een evenredige verdeling van lasten en bijzondere aandacht gegeven aan de gevolgen van de taakstellingen voor de personen met een gering inkomen.

De verschillende instrumenten die bijdragen aan de toegankelijkheid van het rechtsbestel hangen met elkaar samen en beïnvloeden elkaar in meer of mindere mate. Wijzigingen in de gefinancierde rechtsbijstand beïnvloeden zowel de rechtshulpverlening door advocaten als het aanbod en de kwaliteit van zaken die aan de rechterlijke macht worden voorgelegd. Dat betekent dat steeds een balans moet worden gevonden tussen enerzijds de doelmatigheid van de rechtspleging en geschillenoplossing en de daarmee gemoeide uitgaven en anderzijds de kwaliteit en rechtstatelijkheid van het stelsel. Vanuit dit beleidsperspectief zijn de onderstaande instrumenten in 2011 ingezet.

Rechtsbijstand en alternatieve geschillenbeslechting

Programma rechtsbijstand en geschiloplossing

Op 1 juli 2011 is de AMvB diagnose en triage (Stb. 2011, 322) van kracht geworden. Deze maatregel heeft tot doel de zelfredzaamheid van de burger te versterken en door financiële prikkels te stimuleren dat het juridische probleem aan het Juridisch Loket voorgelegd wordt op een moment dat de kwestie nog niet is geëscaleerd en oplossingen buiten rechte nog mogelijk zijn.

Juridische beroepsgroepen

Raadsman en politieverhoor

Het wetvoorstel Raadsman en politieverhoor is in de maanden april tot en met juni 2011 aan een openbare consultatieprocedure onderworpen. De resultaten van de consultatie zijn geanalyseerd en besproken met de meest betrokken partijen, wat heeft geleid tot een aangepast wetsvoorstel dat – na verkregen advies van de Raad van State – naar verwachting medio 2012 aan de Tweede Kamer wordt voorgelegd.

Op 15 november 2011 is de AMvB Salduz van kracht geworden (Stb. 2011, 526). Deze AMvB voorziet in een vergoedingsregeling voor de advocaat die een verdachte voorafgaande aan het politieverhoor bijstaat (het zogenoemde Salduz consult). De AMvB bevat tevens een vergoedingsregeling voor de bijstand van een advocaat aan minderjarige verdachten tijden het politieverhoor.

Verbeteren van maatschappelijk vertrouwen in notariaat en het professioneel handelen van advocatuur

In 2011 is de wijziging van de Wet op het notarisambt door het parlement aanvaard (Besluit van 13 december 2011) in verband met de invoering van een informatieplicht ten aanzien van gegevens betreffende de bijzondere rekening, bedoeld in artikel 25 van die wet (informatieplicht derdengeldenrekening notariaat) (Stb. 2011, 557) ). Deze wet treedt in de loop van 2012 inwerking. De wijziging van de Advocatenwet (TK 32382) is in 2011 in de Tweede Kamer in behandeling genomen. De voorbereidingen voor een wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn in 2011 aangevangen.

Het WODC heeft in 2011 een rapport uitgebracht inzake de kwaliteit van de notariële dienstverlening (Bijlage bij TK 23 706 nr. 71).

Hierin wordt geconcludeerd dat het notariaat te lijden heeft van de economisch moeilijke vastgoedmarkt. Het WODC signaleert daarbij dat vaste notaristarieven geen oplossing bieden voor het geringere aanbod van werk. Het WODC stelt dat notarissen hun kantoororganisatie moeten aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden, meer moeten innoveren en zich meer moeten profileren op andere aspecten van de notariële dienstverlening dan de vastgoedpraktijk.

Kwaliteit juridische beroepen

In de hiervoor genoemde wetsvoorstellen wordt door het versterken van het wettelijk toezicht en de wettelijke tuchtrechtspraak de basis gelegd voor het vergroten en bestendigen van het maatschappelijk vertrouwen in het functioneren van de juridische beroepen. Voorts wordt in de wetsvoorstellen de taakopdracht en de daarbij behorende bevoegdheden inzake het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening expliciet neergelegd bij de onderscheiden beroepsorganisaties. De kwaliteit van de beroepsuitoefening kan door de beroepsorganisaties worden bevorderd door het stellen van verplichte kwaliteitsnormen in verordeningen en het monitoren daarvan door middel van peerreviews.

Schuldsanering

Als gevolg van de economische recessie heeft de groei van de schuldenproblematiek natuurlijke personen zich ook in het jaar 2011 doorgezet. Het beroep op de Wet schuldsanering nam zowel bij particulieren als bij ondernemers toe. In samenwerking met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verder vorm gegeven aan een samenhangend stelsel van eerstelijns schuldhulp waarna schuldsanering via de rechter mogelijk is. De Raad voor rechtsbijstand heeft met het oog daarop in het voorjaar 2011 een advies uitgebracht omtrent de verbindingen tussen het buitengerechtelijke en het gerechtelijke traject en de toegang tot de rechter in schuldsaneringszaken. De Raad voor rechtsbijstand blijft zich inzetten voor een kwalitatief goede beroepsgroep van bewindvoerders, bijvoorbeeld door een nieuwe auditronde op te starten. Centraal staat dat de insolventierechter die de benoemingen verricht kan vertrouwen op de afwikkeling door de bewindvoerder.

Kengetallen

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Alternatieve geschillenbeslechting

Mediation

           

Aantal

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Slagingspercentage mediations binnen het justitiële domein (%)

57

59

58

60

56

60

– 4

Verwijzing door de rechter

3 355

3 708

4 183

4 500

3 067

4 500

– 1433

Verwijzing door het Juridisch Loket

2 137

2 419

2 198

2 500

4 274

2 500

1 774

Afgegeven mediation toevoegingen

4 570

5 524

6 798

6 500

7 341

6 500

841

Bron: Raad voor de Rechtsbijstand en Raad voor de rechtspraak

Er is sprake van een toename van het aantal toevoegingen mediation van 13% ten opzichte van zowel de begroting 2011 als de realisatie 2010. Met name de verhoogde inzet vanuit het Juridisch Loket verklaart deze toename.

Geschillencommissies

Het jaarverslag van de stichting geschillencommissies consumentenzaken kan worden gedownload via: www.degeschillencommissie.nl

Rechtsbijstand

Rechtsbijstand x € 1 000
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Programmauitgaven Rechtsbijstand

             
               

Strafzaken (ambtshalve)

             

Aantal afgegeven toevoegingen

102 617

105 534

101 467

99 927

99 451

99 804

353

Uitgaven (mln.)

€ 110,7

€ 115,5

€ 114,4

€ 111,5

€ 120,5

€ 111,4

– € 9,1

               

Strafzaken (regulier)

             

Aantal afgegeven toevoegingen

50 688

51 596

54 079

54 412

50 096

56 468

– 6 372

Uitgaven (mln.)

€ 34,9

€ 36,2

€ 39,7

€ 41,7

€ 37,2

€ 43,2

– € 6,0

               

Civiele zaken

             

Aantal afgegeven toevoegingen

216 888

222 715

234 890

243 281

227 199

241 117

– 13 918

Uitgaven (mln.)

€ 153,6

€ 167,9

€ 185,9

€ 199,8

€ 195,0

€ 197,6

– € 2,6

               

Inverzekeringstellingen

             

Aantal toevoegingen

82 465

82 368

85 579

90 678

125 916 

93 647

32 269

Uitgaven (mln.)

€ 20,8

€ 21,4

€ 23,2

€ 24,8

€ 30,5 

€ 26,1

€ 4,4

               

Lichte adviestoevoeging

             

Aantal afgegeven toevoegingen

19 846

24 000

15 155

12 257

8 363 

12 157

– 3 794

Uitgaven (mln.)

€ 4,8

€ 5,6

€ 3,8

€ 2,8

€ 2,0 

€ 2,7

– € 0,7

               

Asiel

             

Instroom asielzoekers in AC

8 384

14 173

16 163

15 150

14 630 

17 000

– 2 370

Aantal afgegeven toevoegingen

16 038

19 230

23 267

27 000

28 728 

25 500

3 228

Uitgaven (mln.)

€ 21,7

€ 34,3

€ 33,2

€ 45,2

€ 46,3 

€ 49,2

– € 2,9

               

Het Juridisch Loket

             

Aantal klantencontacten

599 383

639 000

770 252

777 955

755 821

785 657

– 29 836

Uitgaven (mln.)

€ 20,7

€ 21,5

€ 21,8

€ 21,8

€ 24,0 

€ 21,8

€ 2,2

               

Uitvoeringslasten Rechtsbijstand

             

Raad voor Rechtsbijstand

€ 22,2

€ 23,6

€ 30,5

€ 29,7

€ 29,2 

€ 29,5

– € 0,3

               

Totaal uitgaven (mln.)

€ 389,2

€ 426,0

€ 452,4

€ 477,1

€ 484,8 

€ 481,5

€ 3,3

Bron:Raad voor de Rechtsbijstand

De aantallen afgegeven toevoegingen wijken af van de aantallen die vermeld worden in het Jaarverslag van de Raad voor de rechtsbijstand. Dit heeft te maken met het feit dat voor de financiering de aantallen over de periode september t-1 tot en met augustus jaar t worden gehanteerd.

Toelichting kengetallen

In het «Overzicht budgettaire gevolgen van beleid» staat voor de Raad voor rechtsbijstand een bedrag van € 458,4 miljoen opgenomen voor het jaar 2010. Het verschil met de bovengenoemde € 477,1 miljoen is te verklaren door een kasschuif van € 7,8 miljoen naar 2011 en een eenmalige afboeking van € 10 miljoen in het kader van de afbouw van de voorschotregeling aan advocaten. Daarnaast worden via de rechtspraak kosten rechtsbijstand betaald die te maken hebben met de inzet van deurwaarders en deskundigen.

Voor 2011 staat in het overzicht budgettaire gevolgen van beleid een uitgave van € 495,4 miljoen. Het verschil met de bovenstaande uitgave van € 484,8 miljoen heeft te maken met de kasschuif van € 7,8 miljoen toegepast in 2010 en de kosten die via de rechtspraak worden betaald voor rechtsbijstand op het gebied van deurwaarders en deskundigen van in totaal € 2,8 miljoen.

In ambtshalve strafzaken zijn de gemiddelde kosten per toevoeging toegenomen ten opzichte van de begroting. Dit is een gevolg van een toename van de bewerkelijke strafzaken waarvoor meer uren worden toegekend.

Reguliere straftoevoegingen zijn met 11% ten opzichte van de begroting afgenomen. Vanaf 2009 zien we een afname van het aantal toevoegingen in reguliere strafzaken. Dit beeld komt ook naar voren uit de PMJ-cijfers voor strafzaken.

Het aantal toevoegingen in civiele zaken is afgenomen met 6% ten opzichte van de begroting 2011. Het ingezette beleid op het gebied van de proactieve overheid en de introductie van diagnose en triage bij het Juridisch Loket per 1 juli 2011 zouden bijgedragen kunnen hebben aan deze afname. Dit beleid vormt onderdeel van de taakstelling van € 50 miljoen uit het Programma «Rechtsbijstand en Geschiloplossing».

Door invoering van consultatie voorafgaand aan het politieverhoor is het aantal piketdiensten met 32 269 toegenomen ten opzichte van de begroting. Een stijging van 34%. Ten opzichte van 2010 is sprake van een toename van 25%. De uitgaven zijn met € 3,5 miljoen gestegen ten opzichte van voorgaand jaar.

De invoering van een hogere eigen bijdrage heeft geleid tot een geleidelijke afname van het aantal lichte adviestoevoegingen. Dit is een dalende trend vanaf 2008, die zich nu lijkt te stabiliseren.

De invoering van de nieuwe asielprocedure per 1 juli 2010 heeft geleid tot een toename van 12,6% ten opzichte van de begroting. Echter ten opzichte van 2010 is sprake van een lichte daling van 1,6%. Per ingestroomde asielzoeker worden gemiddeld bijna 2 toevoegingen voor een procedure afgegeven.

De invoering van diagnose en triage bij het Juridisch Loket betekent een toename van de inzet en dus de kosten, die er toe moeten leiden dat uiteindelijk minder toevoegingen hoeven te worden afgegeven. Doordat gemiddeld meer tijd wordt besteed per klant is het aantal contacten met 4% afgenomen ten opzichte van de begroting.

In totaal wijken de totale kosten voor rechtsbijstand niet veel af van het begrote bedrag van € 481,5 miljoen. De afname van de kosten voor regulier straf, civiele zaken en asielzaken van in totaal € 11,6 miljoen worden teniet gedaan door de toename van de kosten betreffende ambtshalve strafzaken, piketdiensten en het Juridisch Loket van in totaal € 15,7 miljoen.

Voor meer informatie over de rechtsbijstand wordt verwezen naar de jaarlijks uit te brengen Monitor Gesubsidieerde Rechtsbijstand.

Schuldsanering

Voor meetbare gegevens ten aanzien van schuldsanering wordt verwezen naar de Monitor Wet Schuldsanering natuurlijke personen, Zevende meting (TK 33 000 VI, nr. 10). De raad voor rechtsbijstand heeft in samenspraak met de faillissementsrechters, verenigd in Recofa, de modellen voor de Wsnp-rechtspraktijk in 2011 vernieuwd.

De monitor verschaft een trendmatig en cijfermatig beeld van de uitvoeringspraktijk van de Wsnp, zoals het aantal aanvragen, de instroom in de Wsnp, uitkomsten van Wsnp-trajecten, dwangakkoorden, doorlooptijden en proces en aanbod van bewindvoerders. Daarnaast beoogt de monitor antwoord te geven op de vraag naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Wsnp. Uit de monitor blijkt onder andere dat het percentage succesvol afgeronde schuldsaneringsprocedures stabiel rond de 70% blijft liggen. Naast voormelde reguliere onderwerpen is aandacht besteed aan een aantal beleidsontwikkelingen op het terrein van de Wsnp, zoals de pilot toevoegingen bewindvoerders, jurisprudentie ten aanzien van de 285-verklaring, het breed wettelijk moratorium incassostop en de vergoeding van bewindvoerders.

Operationele doelstelling 12.3

Optimale randvoorwaarden voor een doelmatig en doeltreffend rechtsbestel.

Doelbereiking

Mede door de instelling van de Raad voor de rechtspraak en de invoering van het principe van integraal management bij het besturen van de gerechten is de rechtspraak zelf verantwoordelijk voor het eigen beheer. De Minister van Veiligheid en Justitie is niet verantwoordelijk voor de doelmatigheid van de rechterlijke organisatie, wel heeft de minister een toezichthoudende verantwoordelijkheid.

Dit betekent dat in dit beleidsartikel de beleidsdoelstelling van de Minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van de rechtspleging wordt toegelicht. Daarnaast is in dit jaarverslag een apart hoofdstuk (7) Raad voor de rechtspraak opgenomen, waarin de feitelijke vertaling van de aan de rechterlijke organisatie ter beschikking gestelde bijdrage in concrete beleidsdoelstellingen en prestaties van de Raad en de gerechten wordt gegeven.

In 2011 is, evenals in de afgelopen jaren, ingezet op een doelmatig functionerend rechtsbestel. Door samenwerking in de keten wordt bereikt dat het rechtsbestel doelmatig functioneert. Aan het efficiënt en doelmatig werken binnen het rechtsbestel is gewerkt door het uitvoeren van de herziening van de gerechtelijke kaart, de verbetering van de digitale toegankelijkheid en het bevorderen van het gebruik van moderne technologie. Wegens de stijgende instroom bij de rechtspraak zijn deze projecten ook noodzakelijk.

Herziening gerechtelijke kaart

Met het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart (TK 32 891, nr. 1, 2, 3) wordt de gebiedsindeling van de rechtbanken (arrondissementen) en gerechtshoven (ressorten) gewijzigd. Het aantal arrondissementen wordt teruggebracht van negentien naar tien en het aantal ressorten van vijf naar vier. Zo ontstaan mogelijkheden om de behandeling van zaken beter te organiseren. De rechtspraak krijgt ook meer ruimte om zich te specialiseren. Verder biedt de nieuwe indeling meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en de rechtspraak zichtbaarder te maken voor de burger.

Voor het Openbaar Ministerie betekent het wetsvoorstel een vermindering van het aantal arrondissementsparketten tot tien. De grenzen van de nieuwe gerechtelijke kaart zijn bovendien leidend voor de vorming van de nationale politie (wetsvoorstellen TK 30 880 en TK 32 822). Met een volledige geografische congruentie van de organisatie van eerstelijnsrechtspraak, Openbaar Ministerie en politie wordt de eenduidigheid bevorderd. De Tweede Kamer heeft op 6 december 2011 ingestemd met het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel is thans in behandeling bij de Eerste Kamer.

Visie toekomst forensisch onderzoek

De evaluatie van het experiment met de inschakeling van particuliere forensische onderzoeksinstituten is begin 2012 gereed gekomen. Met gebruikmaking daarvan wordt in de eerste helft van dit jaar een standpunt bepaald over een mogelijke structurele rol van particuliere forensische onderzoeksinstituten.

Betere digitale toegankelijkheid en bevorderen gebruik moderne technologie

De digitale toegankelijkheid van de rechtspraak is op een aantal punten verbeterd, bijvoorbeeld doordat advocaten per 1 augustus de mogelijkheid hebben gekregen digitaal te procederen bij de bestuursrechter. Ook is het gezagsregister en het huwelijksgoederenregister beter digitaal ontsloten. Forse vooruitgang is geboekt op het terrein van videoconferentie (telehoren). Vijftien van de negentien rechtbanken hebben op dit moment zittingszalen met voorzieningen voor telehoren. De goede ervaringen van Nederland worden gedeeld met andere EU-landen, waardoor het grensoverschrijdend gebruik van videoconferentie wordt bevorderd.

Normstellende rol Hoge Raad

In 2011 is gewerkt aan de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie normstellende rol Hoge Raad (Commissie Hammerstein). De aanbevelingen van deze commissie hebben geleid tot twee wetsvoorstellen; het wetsvoorstel prejudiciële vragen en het wetsvoorstel Versterking cassatierechtspraak (TK 32 576).

College voor Mensenrechten en Gelijke Behandeling

Op 22 november 2011 is het wetsvoorstel (TK 32 467, Handelingen 2011–2012, nr. 8, item 3) College voor de rechten van de mens (CRM) door de Eerste Kamer aanvaard.

Griffierechten

In het Regeerakkoord is de maatregel geformuleerd dat de rechtspraak meer dan tot nu toe wordt bekostigd door degenen die daar gebruik van maken. Slechts vijf procent van de geschillen komt voor de rechter. Het gebruik van de rechtspraak is niet gelijk verdeeld over alle Nederlanders. Het kabinet vindt het daarom gerechtvaardigd dat procederende partijen een hogere bijdrage leveren in de kosten van deze procedures. Personen met lage inkomens worden gecompenseerd.

Op 31 oktober 2011 is het wetsvoorstel verhoging griffierechten naar de Tweede Kamer verzonden (TK 33 108, nr. 1, 2, 3). In het nieuwe stelsel worden on- en minvermogenden en de middeninkomens – in totaal zestig procent van de bevolking – gecompenseerd, waardoor de toegang tot het recht gewaarborgd blijft. Het kabinet streeft naar inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 juli 2012.

Gelijktijdig met het wetsvoorstel is een innovatieagenda rechtsbestel naar de Tweede Kamer verzonden (TK 33 071, nr. 5).

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Belangrijke kengetallen voor het functioneren van de rechtspraak zijn de verwachte instroomontwikkelingen in relatie tot de financiering van de rechtspraak. Meer informatie daaromtrent is te vinden in hoofdstuk 7 «Raad voor de rechtspraak». In het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak wordt ingegaan op de volume- en prestatiegegevens, concrete ontwikkelingen en de gevolgen voor de doorlooptijden.

Kengetallen

Meerjarige instroomontwikkeling rechtspraak 
   

Realisatie

Begroting1

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Totaal instroom

1 732 646

1 833 438

1 961 242

1 975 184

 1 801 177

1 987 063

– 185 886

Jaarlijkse mutatie

– 1%

6%

7%

1%

 -9%

   

Bron: Raad voor de rechtspraak

X Noot
1

Vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product; indien dit wel het geval zou zijn, zou de mutatie in 2011 + 3% bedragen.

Meerjarige productieontwikkeling rechtspraak 
   

Realisatie

Begroting1

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Totaal productie

1 725 301

1 827 279

1 934 225

1 959 617

1 806 870

1 880 382

– 1 880 382

Jaarlijkse mutatie

– 1%

6%

6%

1%

– 8%

– 2,4%

 

Bron: Raad voor de rechtspraak

X Noot
1

Vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product; indien dit wel het geval zou zijn, zou de mutatie in 2011 -2% bedragen.

Toelichting kengetallen

Zowel de instroom als het aantal afgehandelde zaken is in 2011 afgenomen ten opzichte van 2010. In 2011 stroomde er ongeveer 1,8 miljoen zaken in bij de gerechten. Het aantal afgehandelde zaken bedroeg eveneens ongeveer 1,8 miljoen.

De daling ten opzichte van 2010 is ogenschijnlijk groter dan in de werkelijkheid het geval is: vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product. Rekening houdend met deze technisch correctie is er nog steeds sprake een daling van het aantal zaken.

De daling zit met name bij het relatief goedkope product kanton en bij de vreemdelingenkamers. Bij de andere producten is er sprake van een stijging. Rekening houdend met de diverse zaakzwaarten, uitgedrukt in de diverse prijzen, is er in 2011 sprake van een stijging van werklast ten opzichte van 2010.

Gerealiseerde instroom Hoge Raad

Gerealiseerde instroom Hoge Raad

Gerealiseerde uitstroom Hoge Raad

Gerealiseerde uitstroom Hoge Raad
Gerealiseerde instroom en uitstroom Hoge Raad
   

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Straf

             

Instroom

3 943

3 685

3 554

3 685

3 919 

3 450

469

Uitstroom

3 419

3 375

3 695

3 681

4 070 

3 700

370

               

Civiel

             

Instroom

582

585

569

653

557 

620

– 63

Uitstroom

498

588

586

627

652 

650

2

               

Belasting

             

Instroom

760

748

868

1 030

1 042 

1 000

42

Uitstroom

939

1 037

1 079

1 081

1 038 

1 050

– 12

               

Totaal

             

Instroom

5 285

5 018

4 991

5 368

5 518

5 070

448

Uitstroom

4 856

5 000

5 360

5 389

5 760

5 400

360

Bron: Hoge Raad

Toelichting kengetallen

De instroom bij straf is aanmerkelijk hoger uitgekomen dan verwacht. Bij de sector civiel was voor het eerst in jaren de instroom substantieel lager dan het jaar ervoor. De totale uitstroom van zaken is bijna 7% hoger geweest dan opgenomen in de ontwerpbegroting. Deze stijging kwam bijna geheel voor rekening van de strafsector. Als gevolg van deze uitkomsten is de werkvoorraad ten opzichte van 2010 met circa 5% afgenomen.

13. RECHTSHANDHAVING EN CRIMINALITEITSBESTRIJDING

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 13 Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding 27,5%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 13 Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding 27,5%

Algemene doelstelling

Het bestrijden van criminaliteit en terrorisme door een doelmatige en effectieve preventie, rechtshandhaving en sanctietoepassing.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De trend dat de criminaliteit in Nederland daalt, heeft zich ook in 2011 doorgezet (bron: Integrale Veiligheidsmonitor 2010, politiestatistiek 2010). De aanpak van georganiseerde criminaliteit is verder verstevigd. Dat geldt evenzeer voor de bestrijding van cybercrime en financieel-economische criminaliteit. Voor elk van deze onderwerpen is een versterkingsprogramma uitgevoerd door het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Ook het openbaar bestuur speelt een steeds belangrijkere rol bij het tegengaan van dit soort criminaliteit.

Externe factoren

Het goed functioneren van de strafrechtketen wordt mede bepaald door externe factoren. Opvallend is dat, anders dan menigeen verwachtte, de economische crisis en stijging van de werkloosheid geen, althans nog geen, aantoonbaar effect hebben gehad op de criminaliteit. De uitbouw van de ketensamenwerking gaat gestaag voort en uiteraard hebben ook op het internationale vlak in 2011 ontwikkelingen plaatsgevonden. De val van het kabinet Balkenende IV heeft wel op een aantal beleidsterreinen tot een zekere vertraging geleid, omdat bepaalde beleidsdossiers, zoals het drugsbeleid, «controversieel» zijn verklaard tot het moment van aantreden van het nieuwe kabinet.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Indicatoren

 

Nulwaarde

 

Doel

 

 Realisatie

   

2012

2014

2015

2011

Gewelddadige vermogenscriminaliteit

         

aantal overvallen1

 2 572

2 100

< 1 900

 

2 275

percentage overvallers dat binnen twee jaar recidiveert2

54% 

nnb

40%

 

PM

percentage bedrijven dat preventieve maatregelen neemt3

73% 

nnb

>85%

 

PM

           

ondermijnende en financieel-economische criminaliteit

         

aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden (csv’s)4

20% 

27%

40%

40%

30%

           

Afnemen crimineel vermogen

         

crimineel vermogen dat langs strafrechtelijke weg wordt afgepakt

€ 30,8 mln.

€ 35,8 mln.

€ 55,8 mln.

€ 75,8 mln.

€ 28,9 mln.

           

Aanpak cybercrime

         

aantal grote internationale zaken dat wordt opgepakt door het Team High Tech Crime 5

5

8–10

 

20

8

           

Aanpak kinderporno

         

percentage aan OM aan te leveren zaken6.

480 

516

600

 

385

X Noot
1

Bron: LORS. Het jaar 2010 wordt als nulwaarde gehanteerd.

X Noot
2

Bron: Fijnaut c.s., 2010. In 2012 wordt (cf methodiek Fijnaut) onderzoek gedaan naar recidive van overvallers (binnen 2 jaar) op basis van de gegevens van 2011.

X Noot
3

Bron: Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2010 (de monitor met cijfers over 2011 verschijnt in de zomer van 2012).

X Noot
4

Eind 2009 wordt als nulsituatie gehanteerd. De genoemde percentages gelden nadrukkelijk als globale streefwaarden. Criminele samenwerkingsverbanden zijn namelijk vaak fluïde werkverbanden die in een bepaalde periode actief zijn en geen vaste groepen die kunnen worden uitgedrukt in mathematische rekeneenheden. Voor 2011 was het streefcijfer 24%, de realisatie ligt daar met 30% ruim boven. De cijfers hebben betrekking op het aantal opgestarte en nog lopende opsporingsonderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden, nog niet op het verdere vervolg in de strafrechtelijke keten (veroordelingen).

X Noot
5

De gepresenteerde cijfers hebben betrekking op de bedragen die strafrechtelijk zijn ontnomen via de zgn. Plukzewetgeving. Daarnaast worden ook bezittingen en financiële middelen afgenomen via verbeurdverklaring, maar die cijfers zijn in deze tabel niet meegenomen.

Bron: KLPD (2011). In 2011 zijn 8 volwaardige high tech crime onderzoeken afgerond en zijn 5 nieuwe onderzoeken opgestart. Vier onderzoeken lopen door naar 2012.

X Noot
6

Bron: Jaarbericht OM 2010. De daling ten opzichte van 2011 is vooral te verklaren doordat veel opsporingscapaciteit uit verschillend korpsen is ingezet in de zaak tegen Robert M..

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoek ex ante

       

Proces- en effectevaluatie van een in het buitenland effectief gebleken preventieve aanpak van geweld

13.1

2007

2011

www.wodc.nl

         

Overig evaluatieonderzoek

       

Proces- en effectevaluatie Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan

13.1

2010

2011

www.wodc.nl

Evaluatie aanpak huiselijk geweld periode 2002–2011

13.1

2010

2011

www.wodc.nl

Beleidsmonitor bestrijding witwassen

13.3

2010

2011

www.wodc.nl

Handhavingsstelsels

13.3

2011

2011

www.wodc.nl

Monitor experiment inschakeling particuliere forensische onderzoeken

13.3

2010

2012

 

Effectiviteit van opsporingsmiddelen: DNA-V

13.3

2010

2012

1

Effectiviteit van opsporingsmiddelen: ANPR

13.3

2010

2012

1

Proces- en effectevaluaties gedragsinterventies:

       

– Arva

13.4

   

1

– CoVa

13.4

2008

2012

 

– Leefstijltraining

13.4

   

2

– Korte leefstijltraining

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

– Agressie Regulatie Training in een niet-justitiële setting (scholen)

13.4

2009

2011

www.wodc.nl

Literatuursynthese effectiviteit interventies voor risicogroepen voor geweldpleging

13.4

2009

2011

www.wodc.nl

Evaluatie verplichting tot aangifte door Tbs-kliniek van eenvoudige mishandeling

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

Evaluatie verzelfstandiging Van Mesdagkliniek

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

Procesevaluaties Justitiële Voorwaarden

13.4

   

3

Procesevaluatie observatieafdelingen Teylingereind

13.4

2009

2011

www.wodc.nl

Evaluatie nieuw slachtofferloket

13.5

2008

2011

www.wodc.nl

Ontwikkelingstraject Monitor slachtofferzorg

13.5

2010

2011

www.wodc.nl

Oorzaken van tegenvallende opbrengsten uit boetes en transacties a.g.v. verkeersovertredingen

13.3

2010

2011

www.wodc.nl

Evaluatie vervroegde invrijheidstelling

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

Vraag en aanbod gedragsinterventies

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

Monitor nazorg 2009–2010

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

Procesevaluatie van de gedragsinterventie Cova+

13.4

2010

2011

www.wodc.nl

X Noot
1

Het project is uitgesteld.

X Noot
2

Het project is niet doorgegaan.

X Noot
3

Noottekst niet aanwezig.

In oktober 2011 is de evaluatie van het landelijk beleid met betrekking tot huiselijk geweld van 2002–2011 gereedgekomen. Uit dit onderzoek blijkt dat er dankzij de in die jaren geleverde inspanningen veel is bereikt om geweld in huiselijke kring in Nederland tegen te gaan. Evengoed blijft een krachtige aanpak nodig; het onderzoek doet daarvoor waardevolle aanbevelingen.

In maart 2011 is de tweede monitor Nazorg ex-gedetineerden gepubliceerd door het WODC. In de monitor wordt de situatie van (ex-) gedetineerden onderzocht op de volgende vijf leefgebieden: ID-bewijs, onderdak, inkomen, schulden en zorg. De tweede monitor Nazorg ex-gedetineerden is grotendeels op dezelfde manier uitgevoerd als de eerste meting, waardoor ook is gekeken naar de verschillende resultaten tussen de twee metingen. In de zomer van 2012 wordt de derde monitor Nazorg ex-gedetineerden opgeleverd.

Voorts heeft het WODC onderzoek verricht naar de volgende onderwerpen:

  • evaluatie verzelfstandiging FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (TK 24 587 nr. 453 );

  • Tbs-behandeling geprofileerd: een gestructureerde casussenanalyse (TK 29 452 nr. 144);

  • evaluatie verplichte aangifte strafbare feiten in de Tbs;

De eerste twee rapporten zijn, voorzien van een beleidsreactie, aan de Tweede Kamer gezonden.

Beleidsmonitor bestrijding witwassenverzameling statistische gegevens tbv FATF-evaluatie

De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen genomen ter verbetering van de bestrijding van witwassen. In 2008 verscheen een rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) over het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. In dat rapport concludeert de AR dat de verantwoordelijke departementen onvoldoende inzicht hebben in de prestaties van de handhaving en dat de Ministeries (Veiligheid en Justitie, Financiën en BZK) onvoldoende regie voeren en sturen op handhavingsprestaties. De nu te ontwikkelen beleidsmonitor heeft als doel deze departementen inzicht te verschaffen zodat de departementen beter in staat zijn om regie te voeren en doelmatiger te sturen op prestaties.

De monitor moet uitvoering geven aan een aanbeveling uit het rapport en beoogt inzicht te bieden in prestaties en middelen. Daarnaast worden binnen de FATF landen onderworpen aan wederzijdse evaluaties. De monitor besteedt aandacht aan de vraag of witwassen door het ingezette beleid meer en beter wordt bestreden en gaat tevens na of middelen effectief worden ingezet. Met het oog op de evaluatie wordt de monitor nader uitgebreid.

Handhavingsstelsels

Aan de hand van wetten (Wetboek van Strafrecht; wetten met een bestuurlijke boete), het beleid (Polaris-richtlijnen, rechterlijke oriëntatiepunten straftoemeting, beleidsregels) en toelichtende documenten heeft in het onderzoek een reconstructie plaatsgevonden van de factoren die de hoogte van boetes en de vormgeving van het boetestelsel bepalen. Daarbij is tevens een vergelijking tussen straf- en bestuursrecht gemaakt.

Monitor experiment inschakeling particuliere forensische instituten

Bij politie, OM, rechtspraak en verdediging is sprake van een groeiende behoefte aan snelle, specialistische en kwalitatief goede forensische dienstverlening. Particuliere instituten kunnen hier een rol van betekenis spelen, ook uit het oogpunt van contra-expertise. Onderzocht wordt het aanbod en gebruik van deze diensten, expertise, doorlooptijden en de kwaliteit van de dienstverlening.

Het experiment heeft een looptijd van twee jaar en is gestart op 1 februari 2010. De evaluatie van het experiment is toegezegd in een brief van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer (TK 31 700-VI, nr. 150). In deze brief is daarnaast een onderzoek toegezegd waarin wordt nagegaan welke instituten de afgelopen jaren al zijn ingezet bij de uitvoering van forensisch onderzoek en welke forensische expertise in dat onderzoek is ingezet. In dat onderzoek wordt ook in kaart gebracht welke voorwaarden er in Nederland gelden op het terrein van kwaliteit, veiligheid en snelheid bij de uitvoering van forensisch onderzoek en hoe experts de effecten en neveneffecten beoordelen van het inschakelen van particuliere en universitaire instituten bij het forensische onderzoek in Nederland. Dit onderzoek is inmiddels in uitvoering. De twee onderzoeken samen moeten een fundament opleveren voor de ontwikkeling van een visie op de vormgeving van forensisch onderzoek op de lange termijn.

Effectiviteit van opsporingsmiddelen

Binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt momenteel een visie ontwikkeld op het thema technologie en opsporing. De bedoeling is om technologie (waaronder cameratoezicht, biometrie, netwerkanalyses en DNA-onderzoek) meer en beter in te zetten in de opsporing. Om na te gaan welke technologieën kansrijk zijn in de opsporing is effectiviteitsonderzoek wenselijk.

Een onderdeel hiervan is het ontwikkelen van methodologie om vast te stellen hoe relatief nieuwe technieken doorwerken in de keten. Door dit steeds op dezelfde manier vast te stellen kunnen technologieën met elkaar worden vergeleken en kunnen gefundeerde (investerings)keuzes worden gemaakt.

Automatic NumberPlate Recognition (ANPR) is een technologie waarbij «intelligente» camera’s worden gebruikt om kentekens van voertuigen vast te leggen. Op dit moment is er weinig zicht op wat ANPR oplevert. Hoewel er tal van aanwijzingen zijn dat ANPR een substantiële bijdrage kan leveren aan de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten, is onduidelijk om welke aantallen het gaat, of hierin nog andere factoren dan ANPR een rol spelen en of de mogelijkheden bij de uitvoering en implementatie optimaal benut worden. Uit dit onderzoek moet blijken welke resultaten er met ANPR behaald kunnen worden. Ook moet duidelijk worden hoe de bijdrage van ANPR aan het ophelderingspercentage verder vergroot kan worden.

Op 1 februari 2005 is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-V) in werking getreden. Op dit moment is er weinig inzicht in wat de wet DNA-V oplevert. Hoewel er tal van aanwijzingen zijn dat de wet DNA-V een substantiële bijdrage levert aan de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten, is onduidelijk om welke aantallen het gaat, of hierin nog andere factoren dan de wet DNA-V een rol spelen en of de mogelijkheden bij de uitvoering van de wet DNA-V optimaal benut worden. Uit dit onderzoek moet blijken welke resultaten er met DNA-onderzoek behaald zijn sinds de wet is ingevoerd. Ook moet duidelijk worden hoe de bijdrage die de wet DNA-V levert aan het opsporingspercentage verder vergroot kan worden. Hierbij wordt ook de ontwikkeling van de groei van de DNA-databank meegenomen.

Daarnaast loopt er nog een evaluatieonderzoek naar opsporingsmiddelen, te weten aftappen.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

2 349 592

2 722 045

2 938 544

3 075 007

3 160 590

3 015 024

145 566

waarvan garanties

3 631

134

293

286

773 

   
                 

Programma-uitgaven

2 504 516

2 694 104

2 939 067

2 913 129

3 146 012

3 015 024

130 988

               

13.1

Preventieve maatregelen

11 865

15 322

19 315

27 793

33 959

24 499

9 460

13.1.1

Dienst Justis

596

4 313

4 537

9 501

14 944

9 739

5 205

13.1.2

Overig

11 269

11 009

14 778

18 292

19 015

14 760

4 255

                 

13.2

Opsporing en forensisch onderzoek1

72 929

0

0

0

0

0

0

13.2.1

NFI

57 911

0

0

0

0

0

0

13.2.2

Overig

15 018

0

0

0

0

0

0

                 

13.3

Handhaving en vervolging1

564 701

716 149

794 078

811 137

836 973

805 007

31 966

13.3.1

Rechtshandhaving

19 774

82 941

115 972

129 084

120 580

139 369

– 18 789

13.3.2

Openbaar Ministerie

544 927

570 903

611 165

615 642

641 026

594 017

47 009

13.3.3

NFI

0

62 305

66 941

66 411

75 367

71 621

3 746

                 

13.4

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

1 793 652

1 886 853

2 055 808

2 000 713

2 072 595

1 989 876

82 719

13.4.1

DJI-gevangeniswezen regulier

1 103 134

1 043 547

1 164 888

1 035 610

1 089 129

996 535

92 594

13.4.2

DJI-Forensische zorg

403 169

532 803

577 162

672 255

675 146

691 467

– 16 321

13.4.3

Reclasseringsorganisaties

148 227

211 715

236 982

241 569

241 589

266 433

– 24 844

13.4.4

SRN – taakstraffen

41 403

0

0

0

0

0

0

13.4.5

CJIB

92 221

93 503

70 050

43 978

60 022

28 340

31 682

13.4.6

Overig

5 498

5 285

6 726

7 301

6 709

7 101

– 392

                 

13.5

Slachtofferzorg

31 001

32 331

33 996

33 072

48 147

48 183

– 36

13.5.1

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

13 334

14 706

15 407

17 384

32 222

26 725

5 497

13.5.2

Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

17 667

17 625

18 589

15 688

15 925

21 458

– 5 533

                 

13.6

Terrorismebestrijding

30 368

43 449

35 870

40 414

0

0

0

13.6.12

NCTb

27 241

40 352

32 697

37 374

0

0

0

13.6.23

IND

3 127

3 097

3 173

3 040

0

0

0

                 

13.74

Vreemdelingenbewaring en uitzetten

255 514

203 288

185 782

167 128

154 338

147 459

6 879

13.7.14

Vreemdelingenbewaring

205 606

160 693

142 443

127 648

119 586

112 227

7 359

13.7.24

Uitzetcentra

49 908

42 595

43 339

39 480

34 752

35 232

– 480

                 

Ontvangsten

841 973

818 542

846 774

842 826

839 386

914 428

– 75 042

Waarvan Boeten en Transacties

718 012

731 143

763 625

746 106

732 241

859 705

– 127 464

Waarvan Pluk-ze

23 572

23 401

39 116

33 885

30 820

30 820

0

X Noot
1

In 2007 heeft er een wijziging plaatsgevonden in de budgettenstructuur. Hierdoor is een aantal budgetten verplaatst.

X Noot
2

Naar 21.4.1

X Noot
3

Overgeheveld naar Begrotingshoofdstuk VI, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

X Noot
4

Voorheen 15.3.1 en 15.3.2

Verplichtingen

Financiële toelichting

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door reallocatie van budgetten vanuit andere begrotingsartikelen naar artikel 13. Zie voor een verdere toelichting onderstaande toelichting bij Uitgaven.

Uitgaven

Operationele doelstelling 13.1 «Preventieve maatregelen»

Op dit artikelonderdeel is meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere bijdrage aan Justis, extra ontvangen middelen voor de Taskforce overvallen en de bijdrage aan het Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (CCV).

Operationele doelstelling 13.3 «Handhaving en vervolging»

Op dit artikelonderdeel is meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit is voor een deel te wijten aan de extra middelen voor het aanpakken van meer misdaadgroepen. Dit moet leiden tot een verdubbeling van gepakte criminele organisaties. De uitbreiding vraagt om extra personele inzet en investeringen en technische voorzieningen zoals het Vastgoed Intelligence Centre (VIC). Ook zijn er aanvullend middelen ter beschikking gesteld voor het bestrijden en vervolgen van misdaden met een groot maatschappelijk effect (High Impact Crime). Dit betreft het aanpakken van kinderporno en roofovervallen maar ook het oplossen van zogenaamde «Cold Cases». Ook zijn extra kosten gemaakt om te zorgen dat slachtoffers beschikken over goede en actuele informatie over de voortgang van dossiers. Daarnaast zijn er middelen beschikbaar gesteld voor de versterking van de positie van de slachtoffers.

Operationele doelstelling 13.4 «Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties»

Op dit artikelonderdeel is meer uitgegeven dan oorspronkelijk begroot. Dit is met name veroorzaakt door hogere kosten bij de Dienst Justitiële Inrichtingen voor Functioneel Leeftijdsontslag en Tweede Carrière. Daarnaast is aan het CJIB een vordering afbetaald. In het verleden is niet alle productie van het CJIB gefinancierd waardoor een vordering op het moederdepartement is ontstaan van circa € 1,7 miljoen. Deze vordering is in 2011 afgelost zodat het CJIB over voldoende kasmiddelen kan beschikken. Vanwege minder instroom van (verkeers)boetes valt ook de doorbelasting van de administratiekosten lager uit. Hierdoor is een tekort ontstaan op de financiering van het CJIB, waardoor aanvullende bijdrage vanuit het moederdepartement noodzakelijk was.

Ontvangsten

  • Het verschil tussen de vastgestelde begroting en gerealiseerde ontvangsten wordt met name verklaard door lagere ontvangsten op Boeten en Transacties. Daar is een tekort ontstaan van circa € 127 miljoen. Het aantal opgelegde (verkeers)boetes is teruggelopen. Verder heeft een aantal technische mutaties plaatsgevonden waardoor meer ontvangsten zijn ontvangen. Zo heeft de DJI de definitieve productiecijfers over het jaar 2010 afgerekend, zodat wordt bekostigd op de geleverde output. Ook zijn er bij de eindafrekening van de subsidies van de drie reclasseringsorganisaties over de jaren 2008 tot en met 2010 middelen teruggevloeid naar het departement.

Operationele doelstelling 13.1

Het voorkomen en verder terugdringen van criminaliteit en het effectief bestrijden van huiselijk geweld.

Doelbereiking

Een effectieve en efficiënte rechtshandhaving is gebaat bij een combinatie van preventie en repressie. Bij preventie van criminaliteit heeft niet alleen de rijksoverheid verantwoordelijkheden, maar ook de samenleving als geheel. Elke burger, elke ondernemer, maar ook elke organisatie en overheid kan bijdragen aan de preventie van criminaliteit.

De aanpak van geweld

Instrumenten

In 2011 is het programma «Expressief geweld in het (semi-)publieke domein» afgerond. In het programma is gewerkt aan de aanpak van geweld in buurten en op scholen door:

  • het ontwikkelen van een dadergerichte aanpak voor geweldplegers.

  • het stimuleren van buurtbemiddeling, leerlingbemiddeling, gedragscodes, de ontwikkeling van preventieprojecten op scholen en het opzetten van preventienetwerken tegen geweld.

  • het treffen van maatregelen tegen risicofactoren voor geweldpleging: alcohol, wapenbezit en schadelijk beeldmateriaal. Zo zijn de consequenties van de invoering van alcoholregistratie door de politie bij geweld inzichtelijk gemaakt, is het NFI gevraagd te onderzoeken wat de drempelwaarden voor alcohol en drugs als strafverzwaringsgrond bij geweld kunnen zijn, is het wettelijk verbod op vlindermessen, valmessen en stiletto's geregeld, zijn checklisten voor preventieve controle op wapens in de horeca en op scholen verspreid en is de naleving van de leeftijdsgrenzen van Kijkwijzer voor films en PEGI voor games aanzienlijk verbeterd.

  • de inzet van Agressie Regulatie Training op scholen en het in kaart brengen van effectieve interventies bij de aanpak van risicogroepen voor geweld.

Tegengaan van huiselijk geweld

In 2011 is nadruk gelegd op kinderen in een huiselijk geweldsituatie. Dit betreft zowel kinderen die zelf mishandeld worden, als kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld tussen hun ouders.

Voor de aanpak van kindermishandeling is een nieuw Actieplan aanpak kindermishandeling «Kinderen Veilig» 2012–2016 gereed gekomen (TK 31 015, nr. 69). Uit in 2011 afgerond onderzoek naar de omvang van kindermishandeling blijkt dat er in 2010 naar schatting 119 000 kinderen slachtoffer waren van kindermishandeling. In 2011 ondernomen acties uit het Actieplan zijn:

  • 1. het meer bekendmaken van ketenpartners met de mogelijkheid en wenselijkheid van het inzetten van huisverbod in geval van kindermishandeling. Daartoe is er onder andere een bijeenkomst georganiseerd in december 2011, in samenwerking met het Ministerie van VWS en de VNG. Grotere bekendheid met het huisverbod maakt dat het middel wellicht vaker wordt ingezet.

  • 2. het ondersteunen en evalueren van regionale initiatieven voor een nieuwe multidisciplinaire aanpak van kindermishandeling. Op 28 november 2011 zijn de eerste multidisciplinaire centra voor kindermishandeling in Leeuwarden en Haarlem door de Staatssecretarissen van VenJ en van VWS geopend.

Om de steunpunten huiselijk geweld en de advies- en meldpunten kindermishandeling beter op elkaar aan te sluiten is -als eerste stap- de samenwerking tussen beide instanties verplicht gesteld in het wetsvoorstel verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het wetsvoorstel voor een verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling is op 27 oktober 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 33 062, nr. 2).

In 2011 is een nieuwe gedragsinterventie voor daders van partnergeweld ontwikkeld die helaas niet is goedgekeurd door de Erkenningscommissie Gedragsinterventie Justitie. Besloten is daarom de Terugvalpreventietraining Huiselijk geweld die Reclassering Nederland heeft ontwikkeld kwalitatief te laten verbeteren.

In 2011 is een databank met effectieve interventies voor geweld in huiselijke kring gelanceerd. In deze databank zijn methoden uit de praktijk verzameld, inclusief beschrijvingen. Aan de hand hiervan kunnen professionals vaststellen of de methode geschikt is voor hun eigen praktijksituatie. De databank bevat inmiddels 15 interventies.

In het najaar van 2011 is de effectevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) gestart, in samenwerking met het Ministerie van VWS. Deze effectevaluatie volgt op de procesevaluatie naar de Wth, die eind 2010 gereed is gekomen en die in februari 2011 naar de Tweede Kamer is verstuurd (TK, 28 345, nr. 112).

Aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven

Bij de aanpak van criminaliteit tegen het bedrijfsleven lag de nadruk sterk op het terugdringen van winkelcriminaliteit. De eerder opgestarte proeftuinen onder meer gericht op de aanpak van rondtrekkende dadergroepen en interne criminaliteit zijn in 2011 voortgezet. Naast de proeftuinen is er een landelijke vertrouwenslijn voor slachtoffers van afpersing ingericht. Bij de aanpak van transportcriminaliteit is het daarop gerichte convenant in uitvoering. Voor de aanpak van koperdiefstal is een convenant gesloten om het anoniem aanbieden van koper te verminderen en gestolen koper beter op te sporen.

Herziening Toezicht Rechtspersonen

Om de controle op rechtspersonen te verbeteren, is onder het vorige kabinet gestart met het project Herziening Toezicht Rechtspersonen. Dit project heeft onder andere geleid tot de inwerkingtreding van de Wet controle op rechtspersonen op 1 juli 2011. De verklaring van geen bezwaar, die vereist was bij de oprichting en bij een statutenwijziging van een besloten vennootschap of naamloze vennootschap, is komen te vervallen. In plaats daarvan vindt op basis van de nieuwe wet doorlopende screening van rechtspersonen plaats. Deze doorlopende screening maakt het mogelijk om rechtspersonen vaker te controleren op mogelijk misbruik. De controle op rechtspersonen is in 2011 beperkt en beheerst gestart en zal zich de komende jaren verder ontwikkelen en verfijnen.

Verklaring Omtrent het Gedrag

Bij de beoordeling van een aanvraag voor de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) beoordeelt de Dienst Justis of een persoon een relevant antecedent op zijn naam heeft staan, dat een risico oplevert voor een goede uitoefening van de functie of taak.

In 2011 is gestart met de continue screening van taxichauffeurs (in plaats van eens in de vijf jaar) om daarmee te voorkomen dat chauffeurs na het plegen van bepaalde delicten langer dan wenselijk op de taxi blijven rijden.

Mede op basis van de aanbevelingen van de Commissie Gunning naar aanleiding van de Amsterdamse zedenzaak heeft het kabinet besloten een vorm van continue screening tot stand te brengen van personen die werkzaam zijn in de kinderopvang (TK 32 500 VI, nr. 95). In dit verband is ook gestart met het betrekken van justitiële gegevens uit het buitenland bij de beoordeling van de VOG van personen uit EU-lidstaten die in Nederland met kinderen willen gaan werken. Het Europees Parlement heeft op 27 oktober 2011 ingestemd met de richtlijn tot bestrijding van seksueel misbruik en uitbuiting van kinderen, die dient als juridische basis voor de uitwisseling van justitiële gegevens met het buitenland. Vooruitlopend op de definitieve invoering van de richtlijn in 2013 worden justitiële gegevens uit andere EU-lidstaten opgevraagd voor de beoordeling van VOG-aanvragen in enkele gemeenten, waaronder Amsterdam.

Het doel van de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) is te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert.

Als gevolg van de gewijzigde begrotingspresentatie wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 25 «Veiligheid en bestuur».

Vrijwilligers

Vrijwilligersorganisaties die met kinderen werken, kunnen bij het voorkomen en signaleren van integriteitsschendingen gebruikmaken van het stappenplan en de toolkit «In Veilige Handen». Om te voorkomen dat een begeleider met ongepast gedrag opnieuw bij een (andere) organisatie aan de slag gaat, heeft de vrijwilligerssector zich uitgesproken voor een registratielijst. Op deze lijst worden alleen mensen opgenomen die volgens een vastgestelde tuchtprocedure zijn veroordeeld. In 2011 heeft het College Bescherming Persoonsgegevens toestemming verleend voor het beheren van een dergelijke registratielijst. Aan de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) is een driejarige projectsubsidie verleend voor het opstarten van een registratielijst en het inrichten van een tuchtcommissie. Met ingang van januari 2012 is gestart met het verstrekken van de gratis VOG aan de vrijwilligers die met kinderen werken bij de scouting, sportclubs en werken als begeleiders van jeugdkampen.

Kansspelbeleid

Het kansspelbeleid voorziet in een gereguleerd aanbod van kansspelen en is gericht op het bestrijden van excessen, zoals verslaving, witwassen en andere vormen van criminaliteit. In 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de visie van Veiligheid en Justitie op modernisering van het kansspelbeleid (TK 24 557, nr. 124). Het parlement heeft ingestemd met de hiertoe benodigde wijziging van de Wet op de kansspelen. In april 2012 is de Kansspelautoriteit ingesteld.

Indicator

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

1. Wapengerelateerd geweld

Wapengerelateerd geweld
         

In %

     

Realisatie

Streefwaarde

Verschil

 

2007*

2010**

2011

2011

 

Incidenten in percentages op scholen

24,0

20

n.n.b.

20,4

 

Rond scholen

18,0

15

n.n.b.

15,3

 

In de horeca

7,0

5

n.n.b.

6,0

 

Rond horeca

23,0

21

n.n.b.

19,6

 

* Bron: SGBO «Wapens weren – onderzoek naar de aanpak van wapenbezit op het voortgezet onderwijs en in de horeca (nulmeting)»

** Bron: BMC «Wapens weren – Onderzoek naar de aanpak van wapenbezit op het voortgezet onderwijs en in de horeca (éénmeting)»

2. Naleving van de leeftijdsgrenzen Kijkwijzer en PEGI

De naleving verschilt per branche, maar is gestegen van gemiddeld 14% in 2008 naar gemiddeld 46,4% bij de laatste meting in september 2011. De doelstelling van gemiddeld 70% is niet gerealiseerd door het achterblijven van onder andere de videotheek- en de warenhuisbranche.

3. Daling criminaliteit tegen ondernemingen.

Daling criminaliteit tegen ondernemingen
         

Doelstelling

 

2007

2008

2009

2010

2011

Diefstal bij detailhandel

1 500 000

1 727 000

1 527 000

1 674 000

1 125 000

Geweld tegen bedrijfsleven (% slachtoffer)

         

– bouw

2,2%

1,8%

1,7%

1,7%

1,5%

– detailhandel

6,7%

5,6%

5,4%

5,9%

5,25%

– transport

7,3%

4,2%

4,6%

5,3%

5,25%

– zakelijke dienstverlening

3,6%

2,8%

2,6%

2,4%

3,0%

– horeca

10%

9,1%

8,0%

8,5%

7,5%

Bron: Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2010.

Sinds 2010 wordt de monitor Criminaliteit en Bedrijfsleven om het jaar uitgevoerd. Over het jaar 2011 zijn er geen actuele cijfers beschikbaar.

Kengetallen

4. Integriteit

Integriteit (aantal Bibob-adviezen en Bibob-adviezen ernstig gevaar)
   

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 2011

Aantal adviezen

197

265

237

212

240

400

– 160

Waarvan ernstige mate van gevaar

118

113

100

92

107

n.v.t

n.v.t.

Bron: Justis

Het Bureau Bibob heeft het afgelopen jaar 240 adviezen afgegeven. Dit betekent dat sprake is van een stijging ten opzichte van de afgegeven adviezen in 2010. Tegelijkertijd zijn er minder adviezen aangevraagd dan was begroot voor 2011 mede doordat de voorziene wetswijziging Bibob vertraging heeft opgelopen.

Aantal aangevraagde en geweigerde VOG’s 
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

Aantal aangevraagde VOG’s

373 072

471 300

460 073

504 033

538 771

500 000

38 771

Waarvan geweigerd in de beschikkingsfase op basis van antecedenten

     

4 064

3 332

3 000

332

Bron: Justis

Operationele doelstelling 13.3

Het bestrijden van criminaliteit door een effectief en doelmatig instrumentarium van opsporing en vervolging

Doelbereiking

In 2011 is een krachtige en noodzakelijke impuls gegeven aan de aanpak van gewelddadige vermogenscriminaliteit (met name overvallen) en criminele jeugdgroepen. Hetzelfde geldt voor de geïntegreerde aanpak van minder zichtbare, maar voor de samenleving en voor de rechtsstaat zeer ondermijnende vormen van criminaliteit zoals georganiseerde misdaad en financieel-economische criminaliteit. Belangrijk thema daarbinnen was de geïntensiveerde aanpak van georganiseerde hennepteelt, die in 2011 en forse impuls heeft gekregen. De geïntegreerde aanpak van georganiseerde en financieel-economische criminaliteit is in 2011 verder uitgebouwd, goede voorbeelden daarvan zijn het succesvol afgeronde project Emergo (aanpak verwevenheid onderwereld en bovenwereld in de binnenstand van Amsterdam) en de eerste resultaten van het in 2011 gestarte aanpak van georganiseerde misdaad in Brabant (B5) waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd (TK 29 911, nr. 49). Ook de aanpak van vastgoedfraude en daaraan gerelateerde witwaspraktijken heeft in 2011 veel aandacht gekregen. In de omvangrijke vastgoedfraudezaak «Klimop» heeft de rechter in eerste aanleg inmiddels uitspraak gedaan: op 27 januari 2012 heeft de rechtbank Haarlem tot vier jaar celstraffen opgelegd in de strafzaken tegen 11 verdachten en 4 aan hen gelieerde BV's. De uitvoering van het beleidsprogramma «aanpak misbruik en criminaliteit in de vastgoedsector 2008–2011» ligt op koers. Internationale samenwerking is een steeds vanzelfsprekender onderdeel van de criminaliteitsbestrijding, al is het alleen al omdat veel vormen van criminaliteit grensoverschrijdend van aard zijn. Er is sprake van goede operationele samenwerking met buurlanden maar ook met herkomst- en transitlanden van grensoverschrijdende criminaliteit, daarbij maken Openbaar Ministerie en politie waar nodig goed gebruik van EU-organisaties als Europol en Eurojust en de inzet van gemeenschappelijke onderzoeksteams.

Versterkingsprogramma’s voor aanpak georganiseerde misdaad, financieel-economische criminaliteit en cybercrime;

Instrumenten

Georganiseerde misdaad en financieel economische criminaliteit zijn sluipende bedreigingen voor de integriteit van ons financieel-economische stelsel en ondermijnen het functioneren van de rechtsstaat. Fraude en corruptie tasten het vertrouwen in onze samenleving aan. Witwassen van criminele opbrengsten vormt een bedreiging voor de integriteit van de financiële markten. Veel lokale, zichtbare overlast en criminaliteit zijn een rechtstreeks gevolg van niet zichtbare, criminele organisaties.

  • Bij de aanpak van georganiseerde misdaad is het accent gelegd op mensenhandel en -smokkel, drugscriminaliteit, (ernstige) milieucriminaliteit, witwassen en cybercrime. Deze prioriteiten zijn opgenomen in de «landelijke prioriteiten» van de politie en het OM voor de periode 2011–2014. Ook in de beleidsbrief voor de bijzondere opsporingsdiensten (2011–2014) zijn doelstellingen geformuleerd voor de aanpak van fraude en ondermijnende criminaliteit.

    Concrete doelstelling is verdubbeling van het aantal aangepakte criminele organisaties, waardoor het percentage aangepakte groepen moet stijgen van 20% (= nulsituatie in 2009) naar 40% (= eindsituatie in 2014), met als tussendoelen: 21,4 % (2010), 24% (2011), 27% (2012), 33% (2013). Deze kwantitatieve doelstellingen zijn opgenomen in de landelijke prioriteiten voor de politie.

  • Misdaad mag niet lonen! Om dit motto kracht bij te zetten zijn de afgelopen periode verschillende maatregelen genomen om het afnemen van crimineel vermogen verder te intensiveren. In 2011 is het programma «afpakken» van het OM, de politie en de bijzondere opsporingsdiensten gestart. Er zijn door de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (FIOD) en de Nationale Recherche (NR) gezamenlijk twee landelijke specialistische teams ingesteld die zich specifiek bezig houden met de aanpak van criminele financiële dienstverleners die faciliteren bij het buiten het zicht van Veiligheid en Justitie brengen van criminele vermogens. In overleg met onder meer de Belastingdienst is de integrale aanpak van afnemen van crimineel vermogen verder ontwikkeld.

  • Op 1 juli 2011 is de wetgeving ter verruiming van de mogelijkheden om wederrechtelijk verkregen voordeel af te nemen in werking getreden. Deze wetgeving biedt meer mogelijkheden om in een vroeg stadium beslag te leggen op crimineel vermogen en geeft in executiefase meer opsporingsbevoegdheden om criminele vermogens op te sporen.

  • De laatste jaren is veel ervaring opgedaan met de geïntegreerde aanpak van ondermijnende criminaliteit waarbij het gaat om de samenwerking tussen overheidspartijen gericht op de meest effectieve inzet van preventieve, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en/of fiscale instrumenten. De ervaringen met deze aanpak zijn omgezet in structurele voorzieningen. De geïntegreerde aanpak is landelijk geborgd en bestendig gemaakt. Deze samenwerking vindt op vergelijkbare wijze in alle regio’s plaats door middel van de infrastructuur van de RIEC’s (zie ook bij operationele doelstelling 25.1).

  • Belangrijk onderdeel van de aanpak van georganiseerde misdaad is het tegengaan van witwassen (het witwassen van misdaadgeld via vastgoedtransacties en de focus op de rol van juridische en financiële dienstverleners). In 2011 is voortvarend uitvoering gegeven aan de maatregelen uit het beleidsprogramma «aanpak misbruik en criminaliteit in de vastgoedsector». Onder andere door het opwerpen van drempels door middel van wet- en regelgeving (de behandeling van het wetsvoorstel informatieplicht derdengeldenrekening notarissen, TK 32 700, nr. 2) en in diverse gezamenlijke projecten van operationele diensten. Ook de eerdergenoemde landelijke opsporings- en vervolgingsteams die zich exclusief richten op de belangrijkste «financiële dienstverleners» dragen bij aan de aanpak van witwasconstructies.

  • In februari 2011 is de Nationale Cyber Security Strategie aan de Tweede Kamer gezonden (TK 26 643, nr. 174). Deze strategie richt zich op een integrale aanpak voor cyber security, waarbij ieder z`n eigen verantwoordelijkheid neemt. Dit vormt de uitwerking van de maatregelen uit het Regeerakkoord: het kabinet komt met een integrale aanpak van cybercrime. In het kader hiervan is op 30 juni jl. de Cyber Security Raad geïnstalleerd, waarin wetenschap, publieke en private partijen zitting hebben. Deze Raad zorgt voor samenhang en afstemming in de activiteiten op het terrein van Cyber Security op strategisch niveau. Per augustus 2011 maakt Govcert deel uit van het Nationale Cyber Security Centrum dat per 1 januari 2012 operationeel is.

  • Zowel bij de inrichting van het Nationale Cyber Security Centrum als bij het Cyber Security Beeld Nederland en de visie op het brede juridische kader worden de recente ontwikkelingen met betrekking tot cybercrime in het algemeen en de recente digitale inbraak bij DigiNotar specifiek, meegenomen. Waar het gaat om de aanpak van cybercrime is een aantal resultaten geboekt: het organisatie en inrichtingsplan is gereed aan de hand waarvan het team high tech crime bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD) uitgebreid wordt. Er is een bedrijvenmeldpunt skimming geopend door de minister, het programma aanpak cybercrime voor de politie wordt gecontinueerd tot 2015 zodat ook tijdens de reorganisatie van de politie een blijvende impuls wordt gegeven aan de versterking van de aanpak van cybercrime en het Openbaar Ministerie sluit in haar planvorming met betrekking tot de aanpak van cybercrime aan bij de ontwikkelingen bij de politie.

  • Ten slotte werd eind december, in navolging van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, het Dreigingsbeeld Cybersecurity naar de Tweede Kamer gezonden (TK 26 643, nr. 220).

Programma versterking strafrechtelijke milieuhandhaving (in ontwikkeling)

Binnen het programma «Versterking strafrechtelijke milieuhandhaving» is verder gewerkt aan de uitvoering van acties ter verbetering van de aanpak van zware milieucriminaliteit: verbetering van de sturing op (zware) milieuzaken (instelling Strategische milieukamer en verbetering van het selectieproces binnen politie en Bijzondere Opsporingsdiensten), oplevering van onderdelen van de kwaliteitsmonitor voor de strafrechtelijke milieuhandhaving en een criminaliteitsbeeld, uitvoering van een samenwerkingsproject (proeftuin) in Rotterdam voor de aanpak van zware criminaliteit (thema: EVOA). Verder is gewerkt aan een adequate inrichting van de politiemilieutaak binnen de nationale politie en zijn binnen de politieonderwijsorganisatie de opleidingen t.a.v. milieuhandhaving en -opsporing verbeterd. De Algemene Maatregel van Bestuur Bestuurlijke strafbeschikking milieu  is in werking getreden. In de nieuwe Gerechtelijke kaart is de gespecialiseerde milieurechter opgenomen, omdat versterking van de strafrechtelijke milieuhandhaving alleen zin heeft als ook aan de kant van de bestuurlijke milieuhandhaving de noodzakelijke verbeteringen worden uitgevoerd. Daarom heeft het Ministerie van VenJ samen met het Ministerie van I&M en bestuurlijke partners gewerkt aan de totstandbrenging van Regionale uitvoeringsdiensten, waarin gemeenten, provincies en Rijk een deel van hun milieuhandhavingstaken onderbrengen, en waar sprake is van verbetering van de noodzakelijke afstemming en informatieuitwisseling tussen de bestuurlijke en strafrechtelijk handhaving.

Ontraceerbare veroordeelden

Het TES heeft tot september 2011 enkele duizenden vonnissen onderzocht. 1700 hiervan zijn in behandeling door bijvoorbeeld een EAB-signalering, paspoortsignalering en lopende rechtshulpverzoeken om uitlevering van de getraceerde veroordeelden.

De ervaringen en de resultaten van het TES en van de overeenkomstige teams bij de korpsen, zoals het Team Regionale Opsporing Gesignaleerden (ROG) van het korps Amsterdam-Amstelland, worden uitgewisseld als good practices.

Openbaar Ministerie

Wat betreft de bijdrage van het OM aan de versterking van de aanpak van georganiseerde misdaad, van financieel-economische criminaliteit en van cybercrime wordt verwezen naar de tekst hierover over de versterkingsprogramma’s op genoemde thema’s.

Kengetallen

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Productie en prestaties Openbaar Ministerie
         

Realisatie

Begroting

Verschil

Arrondissementsparketten

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Rechtbankzaken

             

Afdoeningen

261 500

264 900

260 000

210 100

229 400

250 100

– 20 700

Overdracht aan buitenland

200

200

100

100

100

300

– 200

Onvoorwaardelijk sepot

27 100

31 400

31 200

23 800

30 400

25 100

– 5 300

Transactie, strafbeschikking en voorwaardelijk sepot

73 500

72 800

77 100

60 700

67 100

75 000

– 7 900

Voegen (ter berechting of ad info)

11 600

12 000

8 600

5 100

4 600

12 200

– 7 600

Dagvaarding

149 200

148 500

143 000

120 500

127 200

137 600

– 10 400

w.v. Meervoudige kamer (inclusief economisch en militair)

13 800

14 500

14 800

13 900

15 300

13 100

2 200

Politierechter (inclusief economisch en militair)

121 100

119 600

115 500

96 300

102 000

112 100

– 10 100

Kinderrechter

14 300

14 500

12 700

10 300

9 800

12 400

– 2 600

Interventiepercentage (%)

88

86

87

88

85

90

– 5

Gemiddelde doorlooptijd (vanaf instroom OM in dagen)

137

158

174

171

167

130

37

               

Doorloopsnelheid jeugd binnen 3 maanden afgedaan (%)

77

79

79

81

76

80

– 4

               

Kantonzaken

             

Afdoeningen

268 700

241 000

243 000

209 400

181 100

235 800

– 54 700

waarvan sepot, transactie, strafbeschikking, voegen en overdracht buitenland

104 500

91 400

84 500

45 800

93 800

94 300

– 500

waarvan dagvaarding

164 200

149 600

158 500

163 500

87 300

141 500

– 54 200

               

Mulderzaken

             

Uitstroom beroepen Openbaar Ministerie

376 500

329 500

360 200

313 400

281 400

346 300

– 64 900

               

Hoger beroep (ressortsparketten) (uitstroom)

             

Rechtbankappellen (incl. intrekkingen)

16 100

12 800

13 600

15 700

16 900

14 000

2 900

Kantongerechtsappellen (incl. intrekkingen)

7 900

5 700

4 800

4 900

4 500

5 000

– 500

Mulderberoepen

1 700

1 600

2 300

2 300

1 800

2 300

– 500

Klachten artikel 12 Sv

2 300

2 500

2 400

2 500

2 400

2 600

– 200

Toelichting kengetallen

De productie van het aantal rechtbank- en kantonzaken is lager dan volgens de prognoses werd verwacht. Positieve ontwikkeling is dat de in- en uitstroom van rechtbankzaken in 2011 weer is gestegen, met respectievelijk 8% en 7% ten opzichte van 2010. Hierbij is de toepassing van de strafbeschikking meer dan verdubbeld naar 26 000 zaken.

De dalende trend in de instroom van kantonzaken is voornamelijk het gevolg van de implementatie van de OM-afdoening en het onder vigeur brengen van de WAHV (Wet Mulder) van art. 30 WAM (onverzekerd rijden). Daardoor daalt het aantal zaken dat aan de rechter wordt voorgelegd fors. Het OM zet de strafbeschikking ook in om de voorraden te verminderen. In 2011 zijn onder andere ongeveer 32 000 zittingsgerede zaken omgezet naar een strafbeschikking.

De doorlooptijd van afgeronde rechtbankzaken is per saldo nagenoeg onveranderd. 51% is binnen 180 dagen na het eerste verhoor afgedaan. Achter dit cijfer zitten twee grote bewegingen. Oude voorraden worden weggewerkt. Dit trekt de gemiddelde doorlooptijd van deze zaken omhoog. De invoering van ZSM leidt tot een versnelling van doorlooptijden.

ZSM leidt er ook toe dat zaken die voorheen door de politie werden geseponeerd nu aan de selectietafel door het OM worden beoordeeld en relatief vaak geseponeerd worden.

Daarnaast leidt het wegwerken van oude voorraden tot relatief veel sepots. Deze stijging van het sepotpercentage, alsmede een stijging van het percentage vrijspraken, verklaren de daling in het interventiepercentage.

Prestatiegegevens Financial Intelligence Unit Nederland (FIU NL)
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal ongebruikelijke transacties

214 042

388 800

163 900

183 400

167 200

403 000

– 235 800

Aantal verdachte transacties

45 656

54 600

32 100

29 800

23 200

58 000

– 34 800

Bron: FIU Net

Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie (CIOT)
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal aanbieders

64

101

114

153

172 

160

12 

Aantal v ragen

1 901 024

2 800 000

2 930 941

2 592 320

2 328 595 

3 200 000

– 871 405 

Hit-rate (%)1

84–94

88–94

90–94

93

 91

96

– 5 

Bron: Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie

X Noot
1

Hit-rate is het aantal hits gedeeld door het aantal vragen maal 100%. De hit-rate wordt bepaald door het aantal aangesloten aanbieders, de kwaliteit van de vragen en de kwaliteit van de aangeleverde gegevens. Een hit op een vraag kan een of meerdere antwoorden bevatten.

Toelichting kengetallen

De autonome realisatie van de bevragingsmodule van het CIOT is afhankelijk van de behoefte van de (bijzondere) opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten ((B)OID-en).

Volume en prestatiegegevens

Unit Landelijke Interceptie (ULI)
         

Realisatie

 

20071

2008

2009

2010

2011

Aantal telefoonnummers waarvoor een bevel tot aftappen is gegeven

12 4911

26 425

24 724

22 006

24 718

Gemiddeld aantal taps per dag

1 6811

1 946

2 121

1 635

1 638

Percentage taps op mobiele lijnen

84%1

90%

86%

   

Percentage taps op vaste lijnen

16%1

10%

14%

   

IP-taps2

     

1 704

3 331

Gemiddeld aantal IP- taps per dag

     

131

339

Aantal aanvragen op historische gegevens3

     

24 0124

49 695

Bron: Korps landelijke politiediensten

X Noot
1

Cijfers over de tweede helft 2007.

X Noot
2

Dit betreft zowel Internettaps als emailtaps.

X Noot
3

Zoals verkeersgegevens en identificerende gegevens.

X Noot
4

Cijfers over de tweede helft van 2010. De cijfers over de eerste helft van 2010 zijn niet betrouwbaar, omdat nog niet alle regiokorpsen al hun historische aanvragen indiende via de ULI

Toelichting kengetallen

De jaarlijkse tapstatistieken maken deel uit van het departementaal jaarverslag.

Dit is toegezegd bij brief van 13 november 2007 (TK 30 517, nr. 5) en daaropvolgend bij brief van 27 mei 2008 (TK 30 517, nr. 6)

Ten opzichte van 2010 is het aantal telefoontaps met 12,3% gestegen. Het aantal telefoontaps in 2011 ligt iets onder het aantal van 2009. Het onderscheid tussen vaste telefoonaansluitingen en mobiele telefoons is sinds 2010 komen te vervallen. Door ontwikkelingen in de markt zijn deze gegevens onbetrouwbaar geworden, omdat vaste aansluitingen steeds vaker zijn gekoppeld aan mobiele nummers.

Bij IP-taps gaat het zowel om internettaps als e-mailtaps. In vergelijking met 2010 is het het aantal IP-taps in 2011 bijna verdubbeld. Deze toename is toe te schrijven aan de enorme vlucht van het gebruik van smartphones. Een deel van de IP-taps op smartphones wordt dubbel geteld. De techniek laat het nu nog niet toe om deze cijfers afzonderlijk te meten.

Het WODC heeft het gebruik van de telefoon- en internettap onderzocht. De uitkomsten van dit onderzoek worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

FIU-NL is medio 2011 overgegaan op een nieuw ICT-systeem. Voor 2011 zijn de realisatiecijfers conform het nieuwe syssteem opgenomen. Dit zorgt voor een trendbreuk in de cijfers.

Doorontwikkeling Veiligheidshuizen

Om de samenwerking in Veiligheidshuizen daadkrachtig voort te zetten en verder te optimaliseren, geeft het kabinet een impuls aan de doorontwikkeling van Veiligheidshuizen. Via de samenwerking in Veiligheidshuizen wordt ernstige overlast en criminaliteit effectief en slagvaardig aangepakt. Het programma richt zich erop de Veiligheidshuizen en deelnemende organisaties te stimuleren en ondersteunen in het vormgeven en optimaliseren van de integrale probleemgerichte aanpak rond risicogroepen met complexe problematiek. Knelpunten in beleid en regelgeving die belemmerend werken voor de samenwerking, worden opgelost.

Doelstellingen programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen

De inspanningen binnen het Programma richten zich erop dat in 2014 een situatie is ontstaan waarin de Veiligheidshuizen:

  • een regionale functie hebben;

  • zich primair richten op ernstige overlast;

  • multidisciplinair zijn;

  • beschikken over heldere afspraken tussen de partners;

  • een helder besturingssysteem hebben en hanteren;

  • op casusniveau een volledig en integraal beeld hebben;

  • (meer) zicht hebben op de effectiviteit van de interventies en maatschappelijk rendement; en

  • structureel blijven werken aan innovatieve integrale werkwijzen.

Resultaten in 2011

  • Als onderdeel van de bekostiging van de Veiligheidshuizen is de nieuwe verdeelwijze van de structurele VenJ-bijdrage in de laatste fase van ontwikkeling. Deze verdeelwijze, via de 25 regiogemeenten van de veiligheidsregio’s, stimuleert regionalisering en benadrukt de regierol van gemeenten in het Veiligheidshuis.

  • Bij 25% van de Veiligheidshuizen is GCOS (Generiek Casusoverleg Ondersteunend Systeem), een informatiesysteem ter ondersteuning van casusoverleggen, inmiddels geïmplementeerd. Bij 35% van de veiligheidshuizen wordt de implementatie voorbereid.

  • Er zijn referentieprocessen ontwikkeld voor de vier meest voorkomende casusoverleggen in Veiligheidshuizen. Deze overleggen geven inzicht in de werkzame bestanddelen en betrokkenheid van individuele ketenpartners.

Operationele doelstelling 13.4

Het bestrijden van criminaliteit met een effectieve en doelmatige tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen.

Doelbereiking

Een groot deel van de maatschappelijke overlast als gevolg van criminaliteit wordt veroorzaakt door recidivisten. De aanpak om recidive terug te dringen is persoonsgericht: zowel bij de strafoplegging, de straftoepassing, als bij de nazorg wordt gekeken naar de specifieke problematiek van het individu en wordt bij voorkeur gekozen voor een traject waarbij repressie en preventie hand in hand gaan. Daarbij is het essentieel dat detentie wordt gevolgd door een goed nazorgtraject. Goede nazorg draagt bij aan het verminderen van de lokale overlast en het vergroten van de veiligheid.

Om de recidive te verminderen is verder een nauwe samenwerking tussen verschillende justitiepartners nodig, maar ook met niet-justitiële partners, zoals gemeenten, zorginstellingen en woningcorporaties. Zo worden justitiële en maatschappelijke interventies goed op elkaar afgestemd.

Ruimere toepassing justitiële voorwaarden

Instrumenten

In 2011 is verder ingezet op het beleid ten aanzien van meer voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden. De ketensamenwerking is in ieder arrondissement verbeterd, doordat de nadruk meer is komen te liggen op het nakomen van landelijk vastgestelde ketenafspraken en termijnen. De ketenpartners geven zelf aan dat een van de grote winsten van Justitiële Voorwaarden is dat de ketenpartners elkaar beter hebben gevonden. Daarnaast is het meer vanzelfsprekend dat er feedback wordt gegeven. Ook ervaren de ketenpartners dat de kwaliteit in de keten is verbeterd en dat structurele contactrollen zijn ingevuld.

De belangrijkste mijlpalen voor 2011 zijn:

  • De wetswijziging van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de wijziging van de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling treden op 1 april 2012 in werking (TK, 30 300 VI, nr. 164).

  • In 2011 heeft voor het eerst een peiling van de kwaliteit van reclasseringsadviezen onder Officieren van Justitie en rechters plaatsgevonden. Deze gaven aan dat de kwaliteit van adviezen sinds de introductie van de nieuwe adviesformats is verbeterd. Ook hebben zij rapportcijfers toegekend aan reclasseringsadvies en aan reclasseringsadvies beknopt, respectievelijk een 7.7 en een 7.1.

  • De toezichten duren gemiddeld langer en het mislukkingspercentage daalt.

  • Ten opzichte van 2010 is in 2011 het aantal schorsingen van de preventieve hechtenis met bijzondere voorwaarden met 3% gestegen. Het aantal gedetineerden dat naast de algemene voorwaarden ook met bijzondere voorwaarden voorwaardelijk in vrijheid is gesteld is in 2011 met 4% gestegen.

  • De groei van het aantal (deels) voorwaardelijke veroordelingen blijft uit. Er zijn twee maatregelen die zien op vergroting van het rendement van het adviesproces:

    • doelmatig laten groeien van het aantal adviesaanvragen met 6%;

    • stijgen van het aantal geleverde adviesrapporten met concrete bijzondere voorwaarden met 2 procentpunten.

  • In het kader van forensische zorg zijn in totaal 4 224 toeleidingen van verslaafden geweest in 2011. Hiermee zijn de groeidoelstellingen behaald.

Tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen

Een eerste vereiste is de beschikbaarheid van voldoende sanctiecapaciteit. In dat kader is in 2009 het Masterplan Gevangeniswezen 2009–2014 opgesteld. Belangrijk elementen van dit masterplan zijn enerzijds de doelmatige benutting van de totale celcapaciteit en anderzijds de regionale plaatsing van gedetineerden, zodat strafproces en reïntegratie beter op elkaar aansluiten. Over 2011 verbleef 63% van de gedetineerden volgens het regionaliteitsbeginsel in een penitentiaire inrichting.

Modernisering Gevangeniswezen (MGW)

De persoonsgerichte aanpak van gedetineerden is de kern van het programma «Modernisering Gevangeniswezen (MGW)», dat in 2011 verder geïmplementeerd is. Die aanpak bestaat onder meer uit regionale plaatsing van gedetineerden, het aanbieden van gedragsinterventies, evenals het aanbieden van een dagprogramma dat maximaal is ingericht op het bevorderen van een succesvolle terugkeer in de maatschappij. In 2011 is binnen MGW meer de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde bij de resocialisatie komen te liggen.

Het detentie- en re-integratieplan vormt de basis voor de resocialisatie van alle gedetineerden. Bij de invulling van het plan wordt gekeken naar: de criminogene factoren, het gedrag van de gedetineerde, recidive, de motivatie en de zorgbehoefte. Ten behoeve van dit plan is in alle penitentiaire inrichtingen in 2011 een gestandaardiseerde screening ingevoerd met als doel dat uiterlijk tien werkdagen na binnenkomst een conceptplan is opgesteld. Tijdens de detentieperiode wordt dit plan aangevuld.

Daarnaast is een nieuw beleidskader detentiefasering opgesteld (TK 27 270, nr. 61). In de nieuwe opzet worden keuzes voor detentiefasering integraal onderdeel van het detentie- en re-integratieplan en wordt verlof alleen toegekend als daarmee een re-integratiedoel wordt gediend. Maatschappelijke aspecten, zoals de belangen van slachtoffers en nabestaanden, inschatting van het recidiverisico, vluchtgevaar, en (de ernst van) het gepleegde delict dienen expliciet bij deze afweging te worden betrokken.

ISD-Maatregel

Het beleid ten aanzien van (zeer actieve) veelplegers is voortgezet, met name in het kader van de ISD-maatregel (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders).

Nazorg

Het programma «Sluitende aanpak nazorg» is per 1 april 2011 afgerond. Nazorg is nu een integraal onderdeel van de staande organisatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het Samenwerkingsmodel Nazorg is in 2011 geactualiseerd en herbevestigd. Hierin zijn ook de resultaten van de pilots schuldhulpverlening en arbeidstoeleiding opgenomen. Met het UWV zijn in november 2011 afspraken gemaakt om de (digitale) dienstverlening binnen de PI’s voort te zetten.

Eind 2011 waren er 406 gemeentelijke coördinatoren nazorg werkzaam bij verschillende gemeenten en Veiligheidshuizen. Deze coördinatoren vervullen, samen met de Medewerkers Maatschappelijk Dienstverlening (MMD’ers) binnen het Gevangeniswezen, een spilfunctie in het regelen van nazorg. Om de informatie-uitwisseling tussen het gevangeniswezen en de PI te verbeteren zijn er in het najaar van 2011 «gebruikersbijeenkomsten DPAN» georganiseerd. De uitkomsten hiervan moeten leiden tot een meer gebruiksvriendelijk Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN).

Tot slot zijn er in november van 2011 vier regionale bijeenkomsten Nazorg georganiseerd. Er is een werkwijze «Schuldhulpverlening vanuit detentie» ontwikkeld en een werkwijze «Arbeidstoeleiding vanuit detentie».

Tbs/forensische zorg

Het kabinet zet in op verhoging van kwaliteit en effectiviteit van de Tbs-maatregel (TK 29 452, nr. 138). Gedurende 2011 is dan ook verder gewerkt aan verbetering en veilige tenuitvoerlegging van de Tbs-maatregel. De ministeriële regeling «verlof terbeschikkinggestelden» is gewijzigd vanwege de maatregel «Eén jaar geen verlof». Op grond van deze maatregel is in 2011 18 maal het verlof voor de duur van een jaar ingetrokken, omdat de Tbs-gestelden in kwestie ongeoorloofd afwezig zijn geweest of als verdachte van een strafbaar feit zijn aangemerkt. Verder is samen met vertegenwoordigers van de FPC's een aantal prestatie-indicatoren vastgesteld. De prestaties van de afzonderlijke FPC's worden in 2012 aan ieder van de FPC's teruggekoppeld. Het aantal concludente rapportages van het Pieter Baan Centrum (PBC) nam toe in 2011, ook bij die verdachten die niet meewerkten aan het onderzoek of anderszins moeilijk observeerbaar waren. Met het PBC zijn afspraken gemaakt om de resultaten in 2012 verder te verbeteren.

Vernieuwing Forensische Zorg

Bij de uitvoering van het programma «Vernieuwing Forensische Zorg» in 2011 zijn de volgende doelstellingen behaald:

  • het Gevangeniswezen, de Reclasseringsorganisaties en het NIFP zijn voor alle justitiabelen die forensische zorg nodig hebben, gaan werken met een integraal informatiesysteem, dat zorgt voor een betere matching tussen zorgaanbod en zorgvraag;

  • vanaf eind 2011 worden alle justitiabelen in zorg geplaatst op basis van een plaatsingsbesluit namens de Minister van Veiligheid & Justitie;

  • de facturatie forensische zorgprestaties in Diagnose Behandel- en BeveiligingsCombinaties (DBBC’s) is op gang gekomen;

  • de Nota van wijziging bij het wetsvoorstel Forensische Zorg is bij de Tweede Kamer ingediend (TK 32 398, nr. 10);

  • het interim-besluit forensische zorg, dat vooruitlopend op inwerkingtreding van het wetsvoorstel forensische zorg een wettelijk kader voor het forensisch zorgstelsel creëert, is per 1 januari 2011 in werking getreden.

Indicatoren

Ontwikkeling recidive

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

In de periode van 2002–2010 dient de 7-jaarsrecidive onder ex-gedetineerden te dalen met 10%-punt en de 2-jaars recidive met 7,7%-punt. De WODC-Recidivemonitor is de belangrijkste informatiebron voor de uiteindelijke toets of deze doelstelling is behaald. In de brief aan de Tweede Kamer over sanctietoepassing en recidivebestrijding van 26 oktober 2011 (TK 29 270, nr. 60) is aangegeven dat we op de goede weg zijn. In 2002 bedroeg het 2-jarig recidivepercentage 55,1% en in 2007 49,4%. Er is inmiddels dus al sprake van een daling van 5,7%-punt. In 2013 wordt bekend of de recidivedoelstelling daadwerkelijk is gerealiseerd.

Vernieuwing forensische zorg

Het Programma Vernieuwing Forensische Zorg (VFZ) draagt bij aan vermindering van recidive. Een kwantitatieve indicator om te bepalen of de goede stappen worden gezet, is het aantal beschikbare zorgplaatsen in en ten behoeve van het gevangeniswezen. Evenals in 2010 bedroeg in 2011 het aantal plaatsen 700 in het gevangeniswezen en 320 in de geestelijke gezondheidszorg. De daadwerkelijke bezetting bedroeg in 2011 700, respectievelijk 197.

Justitiële voorwaarden

Kengetallen

     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal kandidaten voorwaardelijke invrijheidstelling1

30

430

1 076

1 0082

1 300

– 292

Aantal verslaafden dat onder justitiële voorwaarden naar zorg wordt geleid

3 736

4 000

4 096

4 224

6 0003

– 1 776

             

Instroom toezicht opdrachten reclassering

           

Toezicht schorsing preventieve hechtenis

2 934

3 186

3 608

4 501

   

Toezicht voorwaardelijke veroordeling

10 217

10 558

9 766

9 454

   

Totale instroom reclassering4

13 151

13 744

13 374

13 955

   

Bron: Impactanalyse voorwaardelijke invrijheidstelling 2007 en 2009 en Recidivebrief 2008 (TK 24 587, nr. 299)

X Noot
1

De instroom van de v.i. wordt bepaald door het aantal gedetineerden dat de aanvraagprocedure ingaan (kandidaten). Het aantal gedetineerden dat daadwerkelijk met v.i. gaat ligt lager.

X Noot
2

Dit betreft een voorlopig aantal, cijfers t/m november 2011

X Noot
3

Het begrotingscijfer voor het jaar 2011 is nog gebaseerd op initiële ramingen van extra in te kopen trajecten JVZ op basis van het in 2009 geraamde budget. In 2010 zijn deze ramingen echter bijgesteld omdat bleek dat met het aanbod van circa 4 000 extra trajecten in voldoende mate aan de vraag kon worden beantwoord.

X Noot
4

De instroom van toezichtsopdrachten bij de reclassering is verschoven van de voorwaardelijke veroordeling naar de preventieve hechtenis. Dit was op voorhand niet voorzien, de verschuiving komt mede doordat bij de implementatie van de ketenafspraken in eerste instantie is ingezet op het meer toepassen van schorsingen van de preventieve hechtenis met bijzondere voorwaarden. Het algemene beeld van de keten is dat voor de voorwaardelijke veroordeling wordt gewacht op de invoering van de wet voorwaardelijke sancties Stb. 2011, nr. 545. Voor 2012 wordt een groei verwacht van 6 procent op de totale instroom.

Toelichting Kengetal

Het begrotingscijfer voor het jaar 2011 is nog gebaseerd op initiële ramingen van extra in te kopen trajecten JVZ. In 2010 zijn deze ramingen bijgesteld, omdat bleek dat met het aanbod van circa 4 000 extra trajecten in voldoende mate aan de vraag kon worden beantwoord.

Kengetallen

Nazorg

Kengetal

     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011

 

Percentage screeningen en informatieoverdracht aan gemeenten1

60

80

90

90

100

– 10

Percentage dekking gemeentelijke contactpersonen

75

90

90

90

100

– 10

Bron: voortgangsrapportage VbbV

X Noot
1

Bij gedetineerden die korter dan twee weken verblijven, worden alleen naam, adres, woonplaats, datum van binnenkomst en verwachte ontslagdatum doorgegeven.

Toelichting kengetallen

In 90% van de gevallen is tijdig informatie overgedragen aan gemeenten via DPAN. In geval van zeer kortgestraften is screening op de leefgebieden niet haalbaar. In die gevallen wordt alleen melding van detentie gemaakt. Eind 2011 was in 98% van de gemeenten (406) een gemeentelijke nazorgcoördinator werkzaam.

Operationele doelstelling 13.5

Het bijdragen aan de beperking van schade van slachtoffers door een effectieve slachtofferzorg.

Doelbereiking

Op 1 januari 2011 is de Wet Versterking positie slachtoffers in het strafproces (Wet VPS) in werking getreden. Hiermee zijn de rechten van slachtoffers uitgebreid en is de positie van slachtoffers in het strafproces wettelijk verankerd. De dienstverlening aan slachtoffers is verder verbeterd door de komst van het Informatiepunt Detentieverloop (IDV) bij het openbaar ministerie, de uitbreiding van de dienstverlening van Slachtofferhulp Nederland met de voorziening casemanagement voor nabestaanden, die vanaf 2011 als reguliere voorziening beschikbaar is en de landelijke dekking van slachtofferloketten.

Versterking positie slachtoffers

Instrumenten

Met de inwerkingtreding van de Wet VPS is de positie van slachtoffers aanzienlijk versterkt. Volgens de Wet VPS hebben slachtoffers onder andere recht op informatie en correcte bejegening en is het voegingscriterium verruimd. Ook het onderdeel dat ziet op de verplichte verschijning van ouders ter terechtzitting is op 1 januari 2011 in werking getreden.

Meer doelmatigheid in de keten

Ketensamenwerking is essentieel voor een goede dienstverlening aan slachtoffers. Sinds 1 januari 2011 is het IDV operationeel, dat informatie verstrekt over het detentieverloop van veroordeelden aan slachtoffers en nabestaanden van spreekrechtwaardige delicten. Om de juiste informatie te verkrijgen wordt nauw samengewerkt met betrokken organisaties in de strafrechtsketen. Een kwalitatieve monitor (interviews met slachtoffers over de ervaren kwaliteit van de dienstverlening) is ontwikkeld om de uitvoering van de Wet VPS door de strafrechtsketen in kaart te brengen. De eerste resultaten worden in 2012 bekend.

Betere dienstverlening aan slachtoffers

In 2011 is de landelijke dekking van slachtofferloketten gerealiseerd. Hier werken Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp Nederland en politie samen en kunnen slachtoffers terecht voor ondersteuning en informatie. Het protocol Maatwerk is van kracht geworden, waarmee een uniforme werkwijze is vastgesteld voor de omgang van Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp Nederland en politie met nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten.

Kengetallen

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Aantal uitkeringen uit Schadefonds geweldsmisdrijven (SGM)
             

Aantal

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal positieve beslissingen SGM

4 689

4 459

5 459

5 266

4 481

6 4001

– 1919

Bron: Jaarverslagen SGM

X Noot
1

Kaderbrief SGM 2011

Toelichting kengetallen

Ten opzichte van 2010 is het aantal positieve beslissingen met circa 15% afgenomen. Het grote verschil ten opzichte van het voor 2011 geraamde aantal laat zich verklaren uit enerzijds de te hoog gebleken raming (gebaseerd op de periode januari tot en met mei 2010) en anderzijds uit méér afwijzingen (in verband met termijnoverschrijding, medeschuld en niet-voldoen aan het criterium «ernstig letsel»).

Aantal slachtoffer-dadergesprekken
             

Aantal

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal slachtoffer-dadergesprekken

366

904

1 050

1 075

1 211

1 250

– 39

Bron: Jaarverslagen Slachtoffer in Beeld

Toelichting kengetallen

De omvang van de dienstverlening door Slachtoffer in Beeld nam in 2011, zoals was voorzien in de ontwerpbegroting, substantieel toe.

Aantal slachtoffers dat juridische ondersteuning ontvangt van Slachtofferhulp Nederland (SHN)
             

Aantal

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Juridische ondersteuning

             
 

1

49 241

42 599

43 311

46 398

43 2002

3 198

X Noot
1

Vanwege een gewijzigde registratiewijze zijn cijfers over 2007 niet beschikbaar.

X Noot
2

Kaderbrief SHN 2011.

In toenemende mate verschuift de dienstverlening van SHN van vormen van emotionele ondersteuning naar de meer juridische vormen van dienstverlening, als «verhalen schade», «begeleiding in strafproces», «schriftelijke slachtofferverklaring», «spreekrecht» en «voegingscontroles». Ook in 2011 zette deze ontwikkeling zich door.

Aantal slachtoffers dat emotionele ondersteuning ontvangt van Slachtofferhulp Nederland (SHN)
             

Aantal

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Emotionele ondersteuning

1

43 544

39 678

34 471

31 977

34 0002

– 2 023

Bron: Jaarverslag Slachtoffer in Beeld (2008–2010)

X Noot
1

Vanwege een gewijzigde registratiewijze zijn cijfers over 2007 niet beschikbaar.

X Noot
2

Kaderbrief SHN 2011.

De verschuiving in vormen van dienstverlening heeft zich in 2011 ten aanzien van vormen van emotionele ondersteuning, meer dan was voorzien, voorgedaan.

Aantal slachtoffers dat praktische ondersteuning ontvangt van Slachtofferhulp Nederland (SHN)
             

Aantal

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Praktische ondersteuning

1

28 910

23 867

35 524

33 557

29 2002

4 357

Bron: Jaarverslagen Slachtofferhulp Nederland

X Noot
1

Vanwege een gewijzigde registratiewijze zijn cijfers over 2007 niet beschikbaar.

X Noot
2

Kaderbrief SHN 2011.

Toelichting kengetallen

De op basis van de realisatiecijfers over de eerste maanden van 2010 verwachte daling van de omvang van de praktische dienstverlening in 2011 heeft zich in veel geringere mate voorgedaan.

Operationele doelstelling 13.7

Vreemdelingenbewaring: het in detentie houden van personen die niet of niet meer rechtmatig in Nederland verblijven met het oog op het al dan niet gedwongen verlaten van Nederland.

Doelbereiking

De capaciteit voor vreemdelingenbewaring was voldoende om vreemdelingen in bewaring te stellen en te houden indien dit aangewezen was.

Voor een volledig overzicht van de gebleken capaciteitsbehoefte en beschikbaar gestelde capaciteit voor vreemdelingenbewaring wordt verwezen naar de baten-lastenparagraaf van DJI.

14. JEUGD

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 14 Jeugd 7,5%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 14 Jeugd 7,5%

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie op het terrein van interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering en het bestrijden en voorkomen van jeugdcriminaliteit.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Externe factoren

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft geen invloed op het aantal kinderen dat voor landelijke adoptie in aanmerking komt. Evenmin heeft hij invloed op het aantal kinderontvoeringen.

De omvang van jeugdcriminaliteit en de benodigde jeugdbescherming is deels afhankelijk van ontwikkelingen in de samenleving die niet direct door Veiligheid en Justitie zijn te beïnvloeden, zoals sociale problemen en demografische veranderingen.

Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen is in oktober 2010 de verantwoordelijkheid voor een samenhangend jeugdbeleid overgegaan van de voormalige Minister voor Jeugd en Gezin naar de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Beleidsverantwoordelijkheden die voor de totstandkoming van een afzonderlijke portefeuille «Jeugd en Gezin» behoorden tot de verantwoordelijkheid van andere ministeries dan VWS – zoals beleid rond kinderbescherming en rond inkomensondersteuning van gezinnen – zijn belegd bij de ministeries van Veiligheid en Justitie respectievelijk Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het onderdeel jeugdbescherming valt sindsdien onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Jeugdbescherming is toegevoegd aan operationele doelstelling 14.1.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       

Interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering

14.1

2011

2012

Tenuitvoerlegging van jeugdsancties

14.2

2009

2010

www.wodc.nl

         

Effectenonderzoek ex-post

       

Verschijningsplicht ouders minderjarige verdachten

14.2

2011

2011

www.wodc.nl

         

Overig evaluatieonderzoek

       

Evaluatie gedragsmaatregel jeugdstrafrecht

14.2

2005

2011

www.wodc.nl 1

Procesevaluatie gedragsinterventies:

       

– Procesevaluatie Agressie Regulatie op Maat

14.2

2009

2011

www.wodc.nl 1

– Procesevaluatie Sova op Maat

14.2

2010

2011

www.wodc.nl

         

Validering/verbetering landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen

14.2

2010

2011

www.wodc.nl

Evaluatie Verbetertraject Toezicht Jeugd

14.2

2010

2010

www.wodc.nl

Overkoepelend eindrapport PIJ

14.2

2011

2012

www.wodc.nl

X Noot
1

Herziene opleverdatum.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

1 015 149

481 470

528 109

419 600

892 592

898 952

– 6 360

waarvan garanties1

80 673

0

0

0

0

0

0

                 

Programma-uitgaven

802 018

517 921

526 011

445 169

857 624

898 952

– 41 328

                 

14.1

Uitvoering jeugdbescherming

339 487

8 635

7 020

6 721

384 049

430 732

– 46 683

14.1.1

RvdK – civiele maatregelen

115 593

4 960

5 070

4 798

90 867

90 523

344

14.1.2

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

4 206

0

0

0

3 609

3 502

107

14.1.3

Bureaus Jeugdzorg – voogdij en OTS

205 096

0

0

0

286 869

330 047

– 43 178

14.1.4

Overig

14 592

3 675

1 950

1 923

2 704

6 660

– 3 956

                 

14.2

Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

442 739

509 286

518 991

438 448

442 912

443 672

– 760

14.2.1

DJI – jeugd

337 872

333 010

324 912

253 982

267 399

251 362

16 037

14.2.2

RvdK – strafzaken

45 556

97 564

102 679

98 264

93 597

81 753

11 844

14.2.3

HALT

11 742

12 909

12 540

12 986

11 979

12 364

– 385

14.2.4

Bureaus Jeugdzorg – Jeugdreclassering

47 569

53 390

57 877

60 194

62 928

59 875

3 053

14.2.5

Overig

0

12 413

20 983

13 022

7 009

38 318

– 31 309

                 

14.3

Opvang AMV's

19 792

0

0

0

30 663

24 548

6 115

14.3.1

Opvang en Voogdij AMV's

19 792

0

0

0

30 663

24 548

6 115

                 

Ontvangsten

11 838

4 010

12 850

8 048

20 179

5 450

14 729

X Noot
1

Het feitelijk risico van de verleende garanties aan particuliere jeugdinrichting betreft borgstellingen ten behoeve van het restantbedrag van leningen die particuliere inrichtingen zijn aangegaan ter financiering van de gebouwen. Het daadwerkelijke risico dat het ministerie van Veiligheid en Justitie loopt vanwege de verleende garantie kan als laag worden gekwalificeerd.

Verplichtingen

Financiële toelichting

14.1 «Uitvoering jeugdbescherming»

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door het programma jeugdbescherming. De afrekening van de subsidie jeugdbescherming 2010 heeft een meevaller van circa € 4,9 miljoen opgeleverd. Daarnaast blijken de cliëntenaantallen in de jeugdbescherming lager geraamd. Ook is er sprake van minder partneralimentatie en dit heeft geleid tot minder uitgaven bij het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Door vertraging in de voortgang van het project werkstroommanagement is er minder uitgegeven.

14.2 «tenuitvoerlegging sancties Jeugd»

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door het programma «Jeugdcriminaliteit».

De vermindering instroom bij jeugdreclassering heeft zich in de praktijk niet in volle omvang voorgedaan zoals uitgegaan bij de najaarsnota. Er zijn minder gedragsbeïnvloedende maatregelen (GBM) opgelegd dan bij de start van GBM ingeschat. De implementatie van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafketen (LIJ)en Prokid is uitgesteld naar 2012 omdat de financieringskosten en het systeem nog niet aan de eisen voldoen.

In het kader van passende nazorg is circa € 2 miljoen minder subsidie verleend omdat de vraag minder was dan geraamd. Ook bij de Veiligheidshuizen is circa € 1,5 miljoen minder verplicht dan aanvankelijk geraamd vanwege het niet tijdig of niet in de begrote omvang starten van enkele (deel) onderzoeken. De overige circa € 3 miljoen heeft betrekking op diverse andere kleine projecten.

14.3 «opvang AMV’s»

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door het feit dat voor voogdij AMV’s verplichtingen zijn aangegaan in 2011 terwijl dit geraamd is 2012.

Uitgaven

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven wordt voornamelijk verklaard door hetgeen toegelicht bij de verplichtingen.

Daarnaast was op artikelonderdeel 14.1 «Uitvoering jeugdbescherming» in 2011 tijdelijk extra instroom geraamd bij de jeugdbescherming van bureau jeugdzorg als gevolg van de invoering van een project om de doorlooptijden in de totale jeugdbeschermingsketen te verbeteren. De verwachte extra instroom heeft zich echter niet in volle omvang voorgedaan waardoor het opwaartse effect in de uitgaven per saldo achterwege is gebleven.

Op artikelonderdeel 14.3 «opvang AMV’s» wordt het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven voornamelijk verklaard door extra instroom en betalingen voor GGZ ziektekosten en pleegvergoeding

Ontvangsten

  • Er hebben een aantal technische mutaties plaatsgevonden waardoor er meer ontvangsten zijn gerealiseerd. De outputfinanciering 2010 van DJI en de projectbijdragen 2010 zijn afgerekend zodat de bijdrage aansluit op de geleverde producten en diensten en er dus sprake is van een juiste financiering van de output.

  • Er zijn meer ontvangsten dan begroot. Dit heeft voornamelijk betrekking op bedrijfsvoeringgerelateerde opbrengsten en ontvangen zwangerschapsgelden vanuit UWV, die betrekking hebben op voorgaande jaren.

Operationele doelstelling 14.1

Een zorgvuldige uitvoering van en toezicht op interlandelijke adoptie en zaken van internationale kinderontvoering in het licht van de relevante verdragen en Europese verordeningen op dit terrein.

Doelbereiking

Om te voldoen aan de uitgangspunten en waarborgen van het Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het kind (IVRK) is gewaarborgd dat ouders voorlichting krijgen (uitgevoerd door de Stichting Adoptie Voorziening), wordt toezicht uitgeoefend op de vergunninghouders (deze zijn verantwoordelijk voor de adoptiebemiddeling) en is vormgegeven aan het gezinsonderzoek (uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming).

De Centrale Autoriteit internationale kinderontvoering voerde activiteiten uit ter bescherming van jeugdigen in het kader van internationale kinderontvoering onder meer door het geven van voorlichting en het bieden van procesvertegenwoordiging. In 2011 is de verkorting van de duur van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken geformaliseerd.

Interlandelijke adoptie

Instrumenten

In 2011 heeft een expertmeeting plaats gevonden over het thema special needs. Aanleiding hiervoor was de constatering dat het profiel van adoptiefkinderen in snel tempo verandert. In toenemende mate worden kinderen met «special needs» voor interlandelijke adoptie in aanmerking gebracht, terwijl gezonde jonge kinderen in toenemende mate in eigen land in gezinnen kunnen worden ondergebracht. Ook is in 2011 begonnen met de beleidsdoorlichting interlandelijke adoptie.

Om de kwaliteit van het adoptieproces te verbeteren is gedurende het jaar 2011 wederom ingezet op toezicht op de kwaliteit van de «matching».

  • In 2011 is gestart met de evaluatie van het Kwaliteitskader vergunninghouders interlandelijke adoptie. Deze evaluatie wordt begin 2012 afgerond.

  • Het wetsvoorstel wijziging Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) om de Regeling Tegemoetkoming adoptiekosten te kunnen invoeren, is in 2011 aangenomen en is op 1 januari 2012 in werking getreden. De regeling geldt tot 1 januari 2013. Het verzoek van de Tweede Kamer om met een mogelijk alternatief voor deze regeling te komen zal bij de herijking van het beleid en aanpassing van de Wobka in 2012 worden meegenomen.

Internationale kinderontvoering

  • De Centrale Autoriteit biedt ondersteuning bij teruggeleiding van het ontvoerde kind, zowel naar als uit Nederland. Daarnaast bemiddelt de Centrale Autoriteit ook in internationale omgangszaken. De procesvertegenwoordigende taken van de Centrale Autoriteit zijn per 1 januari 2012 beëindigd en overgedragen aan de advocatuur. Door de overgangsregeling in het ter zake aangenomen wetsvoorstel, oefent de Centrale Autoriteit nog enige maanden een procesvertegenwoordigende taak uit.

  • In 2011 is in inkomende zaken de doorlooptijd van de teruggeleidingsprocedure verkort tot in beginsel zes maanden, inclusief de gerechtelijke procedure(s) en de tenuitvoerlegging van de teruggeleidingsbeschikking. De mogelijkheid van cassatie is per 1 januari 2012 beperkt tot cassatie op initiatief van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Tarieven jeugdbescherming en jeugdreclassering

De Algemene Rekenkamer heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de kostprijs van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. De Rekenkamer constateert (TK 31 839 nr. 158) dat de administraties van de bureaus niet zodanig uniform zijn ingericht dat de kostprijs per maatregel kan worden berekend.

In het belang van de kinderen in de jeugdbescherming en jeugdreclassering was het echter noodzakelijk om in 2011 tot de vaststelling van de nieuwe tarieven over te gaan zodat de kinderen op adequate wijze beschermd worden. Het eerder uitgevoerde tariefherijkingsonderzoek van september 2010 is dan ook als uitgangspunt genomen voor het akkoord dat medio december 2011 met het IPO en de groot-stedelijke regio’s is bereikt over de nieuwe tarieven. Voor 2011 zijn met terugwerkende kracht de tarieven verhoogd, wat gecumuleerd tot een verhoging van € 7,5 miljoen heeft geleid.

Decentralisatie Jeugdzorg

Het kabinet wil een eenvoudiger stelsel van zorg en ondersteuning voor jeugd, waarin kinderen, ouders en andere opvoeders in elke gemeente gemakkelijker terechtkunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Zo worden zij eerder en sneller op maat geholpen, als het niet op eigen kracht lukt. Een stelsel dat kinderen stimuleert en ondersteunt om mee te doen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. In lijn met het regeer- en gedoogakkoord moet er ook één financieringsysteem komen voor het stelsel van de jeugdzorg.

Om de gefaseerde overheveling van taken naar de gemeente mogelijk te maken, zijn in 2011 bestuurlijke afspraken gemaakt tussen Rijk, VNG en IPO in de Bestuurlijke Afspraken 2011-2015. Daarbij zijn voorwaarden gesteld aan de bovenlokale uitvoering van de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstaken, kwaliteitscriteria voor gemeenten en uitvoerende instellingen, toezicht en financiering. Tevens zijn afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-GGZ), zorg voor jeugd met een licht verstandelijke handicap, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. In 2011 is gestart met het ontwikkelen van kwaliteitseisen voor instellingen die jeugdbescherming en jeugdreclassering gaan aanbieden aan gemeenten in het nieuwe stelsel jeugd.

Uiterlijk 2015 moet de decentralisatie van alle onderdelen van de jeugdzorg een feit zijn. De komende jaren worden gebruikt om de decentralisatie voor te bereiden (TK 31 839, nr. 142).

Beleidsontwikkeling jeugdketen Caribisch Nederland (CN)

Veiligheid en Justitie voert op de BES-eilanden gefaseerd verbetermaatregelen door.

▪ Civiele jeugdketen CN

In 2011 is verder gewerkt aan het opbouwen en versterken van de jeugdvoorzieningen op de BES-eilanden. In 2011 is een behoorlijke verbetering aan voorzieningen (ambulant, pleegzorg en residentiële zorg) gerealiseerd, waarmee de preventie beter tot uitvoering gebracht kan worden en meer passende hulp en jeugdbescherming kan worden geboden.

De Inspectie jeugdzorg heeft voor Caribisch Nederland een toezichtplan opgesteld voor 2011–2015.

▪ Strafrechtelijke jeugdketen CN

De uitvoering van de Jeugdreclassering staat nog in de kinderschoenen. Sinds juni 2010 worden jeugdreclasseringstaken uitgevoerd door de voogdijraad in samenwerking met het OM, de leerplichtambtenaar, de politie en de school. Er zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met de gezinsvoogdij en de ambulante jeugdzorg om de jeugdzorgketen sluitend te maken. Er is een casusoverleg gekomen voor jongeren die met het strafrecht in aanraking (dreigen) te komen en een casusoverleg jeugdzorg.

De Raad voor de Rechtshandhaving is verantwoordelijk voor de toezichthoudende taak op de (jeugd)strafrechtsketen.

De Raad voor de Rechtshandhaving kan aan de Inspectie Jeugdzorg vragen toezicht uit te oefenen op de detentie van jeugdigen in aparte jeugdcellen in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland op Bonaire (JICN). Dit vindt in goede afstemming met de Inspectie Sanctietoepassing/IOOV plaats.

De Raad voor de Rechtshandhaving heeft inmiddels aan de Inspectie Jeugdzorg gevraagd toezicht uit te oefenen op de strafrechtelijke taken van de voogdijraad in Caribisch Nederland.

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) int en stelt de ouderbijdragen vast op grond van de Wet op de jeugdzorg. Met ingang van 2010 is de pleegvergoeding verhoogd. De verwachting was dat de afschaffing van de ouderbijdragen (zie TK 31 279, nr. 9) halverwege 2011 zou zijn gerealiseerd. De staatssecretaris van VWS zal een voorstel doen voor het vervolg van het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders.

Regeldruk en administratieve lasten vermindering

In 2011 is de éénmeting «ervaren regeldruk» gedaan (bijlage bij TK 31 839, nr. 124). De ervaren regeldruk is hoog. Het onderzoek laat zien dat de stelselwijziging jeugdzorg een kans biedt om de landelijke regels terug te dringen. Maar dat is maar een deel van het verhaal. Een belangrijke oorzaak van de regeldruk is de wijze waarop het werk van professionals is ingericht en de wijze waarop jongeren, ouders en professionals zich tot elkaar verhouden en met elkaar omgaan. Mede op basis van de uitkomsten van de éénmeting is in 2011 besloten op welke wijze verder wordt samen gewerkt door politiek, overheid en veldpartners aan de vermindering van regeldruk en administratieve lasten.

Aan het verminderen van regeldruk en administratieve lasten wordt gewerkt langs drie lijnen:

  • Goede praktijkvoorbeelden van professionals en cliënten en succesvolle acties van het Programma Regeldruk Aanpakken (RAP) breed te verspreiden;

  • Quick wins te zoeken voor het verminderen van onnodige regeldruk in het huidige stelsel;

  • De zorg voor jeugd meer fundamenteel aan te pakken door de stelselwijziging en door ter sturen op professionaliteit en kwaliteit.

Kengetallen

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Kwaliteitverbetering en innovatie in de jeugdzorg

Inventarisatie kwaliteitstrajecten

In het nieuwe stelsel voor jeugd komen veel domeinen samen, wat een coherent kwaliteitsbeleid noodzakelijk maakt. In 2011 is samen met VWS een inventarisatie en vergelijking uitgevoerd om te bezien hoe initiatieven zich tot elkaar verhouden en of er mogelijke lacunes zijn.

Uit de inventarisatie blijkt dat er veel kwaliteitsinstrumenten zijn ontwikkeld. De inventarisatie is in juni 2011 voorgelegd aan experts en veldpartijen uit de brede zorg voor jeugd. Over de inventarisatie en vergelijking bestaat consensus met veldpartijen. Met experts van veldpartijen is over een toekomstvisie voor het kwaliteitsbeleid gesproken. De inventarisatie en uitkomsten van de consultatie dienen als uitgangspunt voor een visie op het kwaliteitsbeleid in de justitiële en brede jeugdzorg.

Professionalisering in de jeugdzorg

Op 1 december 2011 is overeenstemming bereikt over juridische vormgeving van de verplichte registratie en het tuchtrecht in de jeugdzorg.

Er komt een in de wet verankerd systeem met één register voor de beroepen jeugdzorgwerker (HBO) en gedragswetenschapper in de jeugdzorg (WO), alsmede tuchtrechtspraak in verschillende, aan de beroepsgroepen gerelateerde kamers van het in te stellen tuchtcollege.

Om te bereiken dat professionals met uitsluiting van anderen worden ingezet binnen de gebieden waarop zij deskundig zijn, moest een effectieve norm worden ontwikkeld die helder maakt met welke werkzaamheden alleen geregistreerde medewerkers mogen worden belast. Daarbij is aangesloten bij het begrip verantwoorde zorg zoals dat nu reeds is opgenomen in de Wet op de jeugdzorg. De wet geeft niet aan wat de norm precies inhoudt, doch gaat ervan uit dat professionals in concrete situaties zeer goed kunnen aangeven of er sprake is van verantwoorde zorg. Ook de Inspectie Jeugdzorg hanteert in toetsingskaders de norm verantwoorde zorg. Samen met relevante partners is de nadere uitwerking hiervan ter hand genomen.

Kengetallen inspectie Jeugdzorg
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal uitgebrachte rapporten

   

92

 

n.n.b.

75

 

Aantal behandelde klachten / signalen over de jeugdzorginstellingen

   

211

 

n.n.b.

270

 

Aantal behandelde meldingen / calamiteiten vanuit jeugdzorginstellingen

   

839

 

n.n.b.

900

 
Kengetallen Bureaus Jeugdzorg in %
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal voodij

5 198

5 402

6 071

6 694

6 726

6 950

– 224

Aantal voorlopige voogdij

369

208

167

136

210

212

– 2

Aantal ondertoezichtstelling (OTS)

28 279

30 212

32 775

33 118

37 772

40 407

– 2 635

Gemiddelde duur OTS in jaren

3,3

3,1

3,1

2,9 

2,9 

3,1

– 0,2

Bronnen: gegevens over de jaren 2007 t/m 2010 zijn realisatiecijfers, geleverd door Bureaus Jeugdzorg. De gegevens over de 2011 zijn gebaseerd op ramingen van Veiligheid en Justitie

Operationele doelstelling 14.2

Het voorkomen dat jeugdigen delicten plegen en wanneer zij dat wel doen, niet in herhaling vervallen (het verminderen van recidive).

Doelbereiking

Jeugdcriminaliteit brengt zowel de samenleving als de ontwikkeling van de individuele jongere veel schade toe en moet daarom worden voorkomen. In de aanpak is een samenhangend pakket aan maatregelen ondergebracht. Speerpunten vervat in het Programma «Aanpak Jeugdcriminaliteit» waren vroegtijdig ingrijpen, een persoonsgerichte aanpak, een snelle en consequente jeugdketen, passende nazorg en de aanpak van recidive onder strafrechtelijk werkgestrafte jeugdigen. De verbeterplannen van de Justitiële Jeugdinrichtingen zijn gericht op het verhogen van de kwaliteit van de opvoeding en effectiviteit van de behandeling in de Justitiële Jeugdinrichtingen.

Vroegtijdig ingrijpen/Aanpak 12-minners

Instrumenten

Jeugdigen die vroeg beginnen met het plegen van strafbare feiten, hebben een grote kans dit gedrag lange tijd voort te zetten. Het tijdig signaleren en beïnvloeden van dit gedrag draagt bij aan het voorkomen van criminele carrières. Daarom is – in het kader van de verbeterde aanpak van 12-minners – ingezet op:

  • 1. Vroegtijdige signalering van risico’s bij kinderen op basis van gegevens in de politieregistratie. Risicokinderen, die zijn gesignaleerd met Pro-kid, een in 4 pilots uitgetest en gevalideerd signaleringsinstrument, worden doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. Als gevolg van een aantal technische onvolkomenheden is de landelijke invoering uitgesteld naar 2012.

  • 2. Verbeterde politieregistratie 12-minners met delictgedrag: verbetering van de registratie is de basis voor risicosignalering door Pro-Kid en een sluitende aanpak van 12-min verdachten.

  • 3. Verhogen pakkans: Naar aanleiding van pilotprojecten is in 2011 een advies beschikbaar gekomen over hoe de pakkans het beste kan worden verhoogd. Pakkans verhogen kan door systematisch de uit onderzoek vastgestelde maatregelen toe te passen en uit te voeren op de diverse (criminele ) jeugdgroepen. De combinatie van gevalideerde maatregelen, focus en inzet van betrokken mensen vormen de kernelementen van de werkzame bestanddelen.

Persoonsgerichte aanpak

De effectiviteit van sancties neemt toe wanneer deze aansluit op de problematiek van de jongere. De persoonsgerichte aanpak is bevorderd door:

  • 1. Erkenning van een volledig pakket aan gedragsinterventies. Eind 2011 zijn er van het beoogd pakket van 21 gedragsinterventies voor jeugdige justitiabelen 16 gedragsinterventies erkend en 3 voorlopig erkend.

  • 2. De inzet van een gericht diagnose-instrumentarium voor de jeugdstrafketen. In september 2011 is tot de landelijke uitrol besloten.

Snelle en consequente Jeugdketen

Een sanctie dient snel te volgen op een overtreding of misdrijf gepleegd door een jongere. Op deze manier ervaart de jongere de relatie tussen de misstap en de straf.

  • 1. Het hanteren en naleven van realistische doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen. Een aantal verbetermaatregelen is geïmplementeerd (ook in de fase van hoger beroep) en de scores op de Kalsbeeknormen worden periodiek gemonitord.

  • 2. Beter toezicht op de naleving van de voorwaarden die worden opgelegd bij een vonnis. Op basis van het rapport Redesign Toezicht is geconcludeerd dat er verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn in de mate waarin de jeugdstrafrechtsketen consequent optreedt. Dit ziet met name toe op jeugdigen die veroordeeld zijn.

Aanpak recidive onder strafrechtelijke werkgestrafte jeugdigen

De Raad voor de Kinderbescherming is in september 2011 gestart met het project Kwaliteit van Werkstraffen als deelproject van het project Aanpak recidive werkstraffen jeugd. Dit project loopt tot het najaar 2012 en beoogt de werkstraffen kwalitatief te verbeteren opdat de slagingskans wordt vergroot. In 2011 zijn de volgende resultaten behaald:

  • 1. Er is een geactualiseerd werkproces werkstraffen opgesteld en in de regio geëvalueerd.

  • 2. Er is een plan ontwikkeld om te komen tot professionalisering van de coördinatoren taakstraffen. Dit plan wordt in 2012 uitgevoerd.

In verschillende deelprojecten wordt in 2012 verder toegewerkt naar resultaten.

Verbeterplannen Justitiële Jeugdinrichtingen

In voorgaande jaren zijn veel maatregelen gerealiseerd om de begeleiding en behandeling van jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) op een kwalitatief hoger plan te brengen. 2011 Heeft daarbij in het teken gestaan van borging van die kwaliteitsverbeteringen (onder andere bijscholing van huidig personeel) in een periode waarin de beschikbare capaciteit fors is verminderd.

  • 1. Op 1 juli 2011 is wetgeving in werking getreden die onderdeel uitmaakte van het kwaliteitsverbetertraject. Het betreft onder meer regeling van de verplichte nazorg, de pedagogische time-out regeling en de wettelijk regeling van nachtdetentie.

  • 2. In 2011 het onderzoek «Onderwijs in Justitiële Jeugdinrichtingen en gesloten jeugdzorg» uitgevoerd. Het onderzoek geeft informatie over de aansluiting van het onderwijs bij het onderwijsniveau en de specifieke behoefte van jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen. Ook is informatie verzameld over scholen die zijn aangesloten bij de Jeugdzorgplus

Het capaciteitsplan JJI’s (TK, 24 587 nr. 403) waarover de Tweede Kamer eind 2010 is geïnformeerd, is in 2011 uitgevoerd. Ten aanzien van de nieuwbouw van Teylingereind is een overeenkomst met VWS en Avenier gesloten ter exploitatie van plaatsen ten behoeve van Jeugdzorgplus.

Adolescentenstrafrecht

Met betrekking tot de aangekondigde invoering van adolescentenstrafrecht (mede ter ondersteuning van de aanpak van bovengenoemde jeugdgroepen) is 2011 een jaar van voorbereiding en beleidsvorming geweest. Het wetsvoorstel (wijziging van een aantal wetten) voor de invoering van een Adolescentenstrafrecht is eind 2011 in consultatie gegaan. Het adolescentenstrafrecht behelst een breed pakket aan maatregelen om de criminaliteit van risicojongeren effectiever aan te kunnen pakken, waarmee een samenhangend sanctiepakket voor 15 tot 23 jarigen wordt gerealiseerd. Het wetsvoorstel biedt meer flexibiliteit bij het opleggen van sancties rond de leeftijdsgrens van 18 jaar, waardoor beter rekening kan worden gehouden met de ontwikkelingsfase van jongvolwassenen. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in 2012 aan de Tweede Kamer gezonden.

Indicatoren

De belangrijkste indicator voor beoogde beleidseffecten vormt het recidivepercentage. Aanvullend worden indicatoren gehanteerd die inzicht geven in de doorlooptijd in de jeugdstrafrechtketen, de kwaliteit van de gedragsinterventies voor jeugdigen en het bereik van de nazorg. Deze gegevens bieden in gezamenlijkheid zicht op de effecten van verschillende in te zetten beleidsinstrumenten ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive.

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtketen

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtketen
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Percentage binnen de normtijd (%) voor:

Norm

             

1e verhoor:

               

Haltverwijzing

7 dgn

67

74

76

76

76

80

– 4

Ontvangst pv

1 mnd

74

74

82

80

78

80

– 2

Start Halt-afdoening

2 mnd

63

72

76

69

88

80

8

Afdoening OM

3 mnd

77

79

79

81

79

80

– 1

Vonnis ZM

6 mnd

57

54

62

62

61

80

– 19

                 

Melding Raad:

               

Afronding taakstraf

160 dgn

80

81

80

84

86

80

6

Rapport Basisonderzoek

40 dgn

60

63

65

72

65

80

– 15

Bron: Parket Generaal (factsheets doorlooptijden jeugdstrafketen)

Aan de hand van de factsheets kan worden geconcludeerd dat de doorlooptijden zijn gestabiliseerd in 2011. De WIA-werkgroep is ingesteld om er voor te zorgen dat de doorlooptijden een punt van aandacht blijven en derhalve wordt door deze werkgroep toegezien op de waarborging.

Nazorg na verblijf in een JJI op strafrechtelijke titel

Indicator

Bereik nazorgtraject
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Percentage jongeren dat nazorg krijgt aangeboden

70

80

85

100

100

100

 

Percentage jongeren waarvoor een trajectberaad is gehouden

– 

– 

90

95

95

97

 

Bron: Raad voor de Kinderbescherming

Toelichting indicator

Vroegtijdig ingrijpen

Begin 2012 is een één-meting uitgevoerd waarbij wordt gemeten over de periode september – oktober 2011. Daaruit wordt een landelijk beeld gebouwd, gebaseerd op de bevindingen in de 4 steekproefregio’s.

Verbetering JJI’s

In 2011 zijn alle JJI’s Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling Zorgsector (HKZ) gecertificeerd. Hiermee is een stevige basis gelegd voor de kwaliteit van de primaire processen en een sluitend systeem van periodieke toetsing, evaluatie en bijstelling ontwikkeld.

Operationele doelstelling 14.3

Voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Doelbereiking

De Minister van Veiligheid en Justitie draagt zorg voor het voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Hiertoe subsidieert het Ministerie van Veiligheid en Justitie op grond van het Besluit subsidie rechtspersonen voor voogdij en gezinsvoogdij vreemdelingen de Stichting Nidos die deze voogdijtaak uitoefent. In 2011 zijn nieuwe normprijzen vastgesteld voor de begeleidingskosten en de verzorgingskosten. De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is verantwoordelijk voor het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Instrumenten

De Minister van Veiligheid en Justitie subsidieert de Stichting Nidos, die de voogdijtaak voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen uitoefent. De Inspectie Jeugdzorg heeft in 2011 haar rapport uitgebracht over de wijze waarop Nidos zijn voogdijtaak uitoefent. In september 2011 is dit rapport aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 27 062, nr. 72).

Indicatoren

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Voogdij (prestatiegegevens NIDOS)
     

Realisatie1

Begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2011

 

Aantal jongeren onder voogdij aan het begin van het jaar

2 495

2 964

3 031

2 911

120

Aantal instroom jongeren onder voogdij

1 426

1 254

1 055

950

105

Aantal uitstroom jongeren onder voogdij

967

1 285

1 360

1 125

235

Gemiddelde bezetting voogdij

2 669

2 952

2 882

2 850

32

Gemiddelde bezetting opvang door Nidos

1 717

1 808

1 894

2 234

– 340

Gemiddelde prijs voogdij per jongere

5 228

5 258

5 866

5 838

28

Gemiddelde prijs verzorging jongere in Nidosopvang

5 083

5 384

5 280

4 809

471

Gemiddelde prijs opvang per jongere (inclusief voogdij)

10 311

10 642

11 228

10 647

581

Bron: Nidos

X Noot
1

Deze realisatiecijfers zijn voorlopig.

Toelichting Indicatoren

Door het lagere aantal jongeren in Nidos-opvang zijn de kosten voor begeleiding gestegen. De toename in voogdijkosten per jongere is hiermee verklaard.

17. INTERNATIONALE RECHTSORDE

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenArt. 17 Internationale rechtsorde 0,02%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenArt. 17 Internationale rechtsorde 0,02%

Algemene doelstelling

Bevorderen van de ontwikkeling van de Europese en internationale rechtsorde.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Veiligheid en Justitie heeft bijgedragen aan een slagvaardig en democratisch Europa door actief bij te dragen aan de totstandkoming en aanscherping van verschillende richtlijnen waarover in 2011 akkoord is bereikt, bij het geven van vorm en inhoud aan het Nederlandse voorzitterschap van de Benelux en door het uitvoeren van projecten in enkele lidstaten om het wederzijds vertrouwen in de rechtspleging te vergroten.

Externe factoren

De ontwikkeling van de Europese en internationale rechtsorde krijgt gestalte in onderhandelingen in de Europese Unie met de Europese lidstaten, in interactie met internationale organisaties, zoals de Raad voor Europa en de Verenigde Naties, en tussen staten onderling. De uitkomst van internationale besluitvorming is dan ook vrijwel altijd een onderhandelingsresultaat.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

De maatschappelijke effecten van de bijdrage van Nederland aan de ontwikkeling van de Europese en de internationale rechtsorde zijn moeilijk uit te drukken in indicatoren. Er worden wel doelen en voorwaarden geformuleerd voor de Nederlandse Veiligheid en Justitie-inzet (het zo optimaal mogelijk inventariseren van de Nederlandse belangen en de verspreiding daarvan in de internationale context). De inzet van het ministerie van Veiligheid en Justitie is vaak onderdeel van inspanningen van meerdere partijen, waardoor de effecten alleen als geheel zichtbaar zijn.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       

Internationale rechtsorde

17.1

nvt

nvt

n.v.t.

Veiligheid en Justitie evalueert de internationale functie periodiek. Daarmee probeert VenJ de effectiviteit van de internationale functie te borgen. Onder operationele doelstelling 17.1 is aangegeven op welke wijze Veiligheid en Justitie bijdraagt aan vrijheid, veiligheid en recht in Europa en internationaal. Daarbij worden ook meetbare gegevens benut (input en output). In 2010 (WODC/Clingendael) heeft de laatste evaluatie plaatsgevonden. In 2011 zijn aanpassingen gedaan, samenhangend met de nieuwe VenJ-organisatie. De uitkomsten van de evaluatie zijn daarbij leidend geweest.

De in 2011 geplande beleidsdoorlichting van artikel 17.1 is, na afstemming met het ministerie van Financiën, opgeschort. Dit mede met het oog op de wijzigingen die voorkomen uit de nieuwe begrotingssystematiek «Verantwoord Begroten». Die systematiek maakt dat artikel 17 met ingang van 2013 als zodanig geen onderdeel meer uitmaakt van de ontwerpbegroting, maar onderdeel wordt van artikel 91 «Apparaatsuitgaven» van het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

2 073

2 123

2 464

2 359

2 112

1 651

461

                 

Apparaat-uitgaven

2 030

2 113

2 444

2 415

2 116

1 651

465

                 

17.1

Internationale regelgeving

2 030

2 113

2 444

2 415

2 116

1 651

465

17.1.1

Directie Wetgeving

2 030

2 113

2 444

2 415

2 116

1 651

465

                 

Ontvangsten

90

4

4

87

4

0

4

Financiële toelichting

Binnen dit artikel hebben zich geen wijzigingen voorgedaan die een toelichting behoeven.

Operationele doelstelling 17.1

Het bijdragen aan een Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

Doelbereiking

Veiligheid en Justitie heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en instandhouding van de instituties die aan de Europese en internationale rechtsorde verbonden zijn, aan Europese en internationale regelgeving en structuren voor justitiële en politiële samenwerking. Daarbij is actief gestuurd op het realiseren van Nederlandse prioriteiten in het Stockholm Programma, in Europese wetgeving en in praktische en operationele samenwerking ter vergroting van vrijheid, veiligheid en recht binnen de Unie.

Op het terrein van Europees burgerschap en grondrechten, de Europese justitiële ruimte en veiligheid, heeft Veiligheid en Justitie actief bijgedragen aan de totstandkoming en aanscherping van verschillende richtlijnen waarover in 2011 akkoord is bereikt.

Veiligheid en Justitie heeft actief en met resultaat vorm en inhoud gegeven aan het Nederlandse voorzitterschap van de Benelux in 2011 en heeft op diverse niveaus met de counterparts in België en Duitsland samengewerkt op het justitieel en veiligheidsbeleid.

Slagvaardige instituties voor de mensenrechten

Instrumenten

Het mensenrechtenbeleid in Europees en internationaal verband vraagt om een slagvaardig Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken heeft de Minister van Veiligheid en Justitie in oktober 2011 een brief aan de Tweede Kamer gestuurd (TK 32 500-Y, nr. Y). Hierin is het kabinetsstandpunt ten aanzien van de hervormingen van het EHRM verwoord. Ook wordt onder andere de verdere inzet in het Interlaken-proces beschreven. De implementatie van de Interlaken- en Izmirverklaring is voortgezet in 2011. De laatste cijfers over de werkachterstanden van het EHRM lijken een voorzichtig positief effect van Protocol 14 te laten zien: er worden meer zaken afgedaan, de achterstand lijkt te slinken.

Veiligheid, vrijheid en recht binnen de Europese Unie

In 2011 is de uitvoering van het JBZ-beleidsprogramma 2010–2014 van de EU, het Stockholm Programma, voortgezet. Veiligheid en Justitie heeft actief aangestuurd op het concreet vormgeven van de Nederlandse prioriteiten in het Stockholm Programma en de Tweede Kamer is daar actief bij betrokken. De Tweede Kamer is in juni 2011 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van het Stockholm Programma (TK 32 317 nr. 63).

Opbouw van de nationale rechtsorde in andere landen en vertrouwen in de rechtsordes van de EU lidstaten

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie biedt hulp bij de opbouw van de rechtsstaat in derde landen en draagt bij aan de regeringsbrede inzet bij de opbouw van fragiele staten.

Kroatië, Roemenië en Bulgarije worden meerjarig geadviseerd over de hervorming en versterking van de justitieketen. In Bulgarije en Roemenië betrof dat in 2011 projecten gericht op mensenhandel, mediation, het gevangeniswezen en politiesamenwerking. Een project gericht op het versterken van een vakvereniging voor Bulgaarse rechters is in 2011 succesvol afgerond. In Kroatië betrof dat de structuur van het Ministerie van Justitie. In Indonesië vond kennis overdracht plaats over wetgevingskwaliteit en is met de anticorruptiecommissie kennis uitgewisseld over opsporingsmiddelen.

Met inzet van het Asser Instituut zijn een vijftigtal wetgevingsjuristen uit de landen van de Westelijke Balkan, Rusland en Turkije geschoold in het implementeren van regels die voortvloeien uit het EU-acquis. Ook zijn een vijftigtal magistraten uit die regio getraind in Nederlandse en internationale uitgangspunten van een solide en modern rechtsbestel.

Veiligheid en Justitie heeft in 2011 naast tientallen politiefunctionarissen tien civiele «Rule of Law»-experts gedetacheerd bij de EU-missies in Afghanistan, Irak en Kosovo.

In het kader van de bevordering van het wederzijds vertrouwen in de rechtspleging is ook een pilotproject gestart met Frankrijk en Duitsland betreffende rechtsstaatmonitoring. Ook zette in 2011 Nederland zich in om rechtstatelijke elementen in het nieuwe Schengen-evaluatiemechanisme op te nemen.

Indicatoren

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Bevorderen internationale rechtsorde
 

Indicator/

Realisatie

 

Streefwaarde

 

verwijzing

2010

2011

2011

Bevorderen mensenrechten

– Appèls tot tenuitvoerlegging van uitspraken van EHRM in bilaterale ministeriële contacten met Raad van Europa-lidstaten

 

In bilaterale contacten is, zo mogelijk, aandacht gevraagd voor de tenuitvoerlegging van uitspraken van het EHRM. Daarnaast is Nederland actief deelnemer aan het Comité ter toezicht op tenuitvoerlegging van Hof-uitspraken (CMDH)

– Sneller en adequater tenuitvoerlegging van uitspraken van het EHRM door lidstaten van de Raad van Europa

 

– Toetreding EU tot het EVRM

 

Nederland is actief deelnemer aan de toetredings-onderhandelingen. Zorgvuldigheid staat daarbij voorop.

– Voorspoedig verloop van de toetredings-onderhandelingen tussen de EU en de Raad van Europa in 2011

Nederlandse prioriteiten in JBZ-meerjarenprogramma

– Nederlandse prioriteiten en wensen uit het Stockholm-programma worden ook opgenomen in de voorstellen van de Europese Commissie

 

In de geannoteerde agenda en de verslagen van de JBZ-Raad wordt gerapporteerd over de wijze waarop Nederland heeft ingezet op het opnemen van Nederlandse prioriteiten in Europese wetgeving. In 2011 had dit onder meer betrekking op gegevensuitwisseling over kindermisbruik, versterking van de positie van slachtoffers, de toegang tot een advocaat bij het politieverhoor en de afschaffing van de exequaturprocedure in burgerlijke en handelszaken (Brussel I).

– Verwerking van de Nederlandse prioriteiten en wensen in de voor 2011 voorziene concrete voorstellen van de Europese Commissie. 

21. CONTRATERRORISME- EN NATIONAAL VEILIGHEIDSBELEID

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoen Art. 21 Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid 0,6%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoen Art. 21 Contraterrorisme- en nationaal veiligheidsbeleid 0,6%

Algemene doelstelling

Het voorkomen van en prepareren op dreigingen tegen de nationale veiligheid en zorgen dat burgers, bedrijfsleven en overheidsorganisaties goed voorbereid zijn op mogelijke crises.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Om tijdens een aanslag of crisis adequaat en effectief te kunnen reageren, is geïnvesteerd in oefeningen en opleidingen, op rijksniveau, op het niveau van de veiligheidsregio’s en op lokaal niveau. Burgers en bedrijfsleven zijn door voorlichtingscampagnes zich meer bewust geworden van hun eigen verantwoordelijkheid in het kader van de nationale veiligheid en de risico’s die aan de orde zijn (TK 30 821, nr. 12). Op internationaal niveau is gewerkt aan gezamenlijke methoden om risico’s in beeld te brengen, de aanpak van specifieke dreigingen, zoals terrorisme en cybersecurity, op elkaar af te stemmen en kennis en informatie te delen tijdens crisissituaties zoals de aardbeving in Japan, de EHEC-uitbraak en dergelijke.

Externe factoren

De voorbereiding op aanslagen en crises is in 2011 verder versterkt. Voor het realiseren van een samenleving waarin burgers en bedrijven goed worden beschermd tegen grootschalige dreigingen is steun, inzet en samenwerking van en tussen de partners in veiligheid van belang.

De snelle technologische ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie en de sterke verwevenheid van ICT met ons dagelijks leven, maken ons land kwetsbaarder voor verstoringen van deze techniek. Daarom is, samen met het bedrijfsleven en andere overheden, in 2011 stevig ingezet op de weerbaarheid tegen spionage en op cybersecurity.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

De maatschappelijke effecten in het kader van crisisbeleid en terrorismebestrijding laten zich door het grote aantal activiteiten en instrumenten en de afhankelijkheid van derden bij de realisatie van de doelstellingen niet in kwantitatieve maar kwalitatieve termen uitdrukken.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Overig evaluatieonderzoek

       

Analyse pilot dreigingsmanagement

21.4

2011

2012

 
Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

0

0

0

90 680

59 107

55 635

3 472

               

Programmauitgaven

0

0

0

85 415

70 217

56 969

13 248

                 

21.1

Nationale veiligheid

0

0

0

19 409

4 621

9 783

– 5 162

21.1.1

Nationale veiligheid

0

0

0

19 409

4 621

9 783

– 5 162

                 

21.2

Nationaal CrisisCentrum

0

0

0

19 217

19 535

14 794

4 741

21.2.1

Nationale veiligheid

0

0

0

19 217

19 535

14 794

4 741

                 

21.3

Onderzoeksraad voor veiligheid

0

0

0

9 415

11 587

11 236

351

21.3.1

Nationale veiligheid

0

0

0

9 415

11 587

11 236

351

                 

21.4

Terrorsimebestrijding

0

0

0

37 374

34 474

21 156

13 318

21.4.1

NCTV

0

0

0

37 374

34 474

21 156

13 318

                 

Ontvangsten

0

0

0

134

1 427

0

1 427

Uitgaven

Financiële toelichting

21.1 «nationale veiligheid»

In verband met de verdere ontwikkeling van de crisisstructuur op rijksniveau is een budget van € 1,8 miljoen gerealloceerd naar operationele doelstelling 21.2 «Nationaal CrisisCentrum». Naar aanleiding van de gateway review is NL-Alert in drie regio’s verder getest. Hierdoor is de planning van de invoering van NL-Alert aangepast. De bijbehorende publiekscampagne ad € 1,1 is miljoen uitgesteld tot 2012. De kosten voor het zogenaamde Analistennetwerk en de Denktank bleken € 0,9 miljoen lager te zijn dan begroot. Verder is de besteding achtergebleven omdat enkele projecten vertraging hebben opgelopen.

21.4 «Terrorismebestrijding»

  • Als voorbereiding op de vorming van het Nationaal Cyber Security Centrum is het Computer Emergency Response Team (CERT) van de Nederlandse overheid onderdeel geworden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De middelen (€ 6,5 miljoen) zijn aan het budgettaire kader van artikel 21.4 toegevoegd. Daarnaast is aanvullend een bedrag van € 2,2 miljoen geïnvesteerd door het kabinet waarmee een impuls wordt gegeven aan het actieplan van de Cyber Security Strategie.

  • In 2011 is een bedrag van € 2,3 miljoen extra geïnvesteerd in de beveiliging van de burgerluchthaven in Nederland waaronder beveiligingsmaatregelen in Caribische Nederland die vereist zijn als gevolg van internationale verdragen.

  • In 2011 is een tweetal projecten afgerond waarmee een bedrag van € 1,5 miljoen meer is uitgegeven dan geraamd: voor het project cameratoezicht is in 2011 € 0,5 miljoen extra uitgegeven en voor het project dat tot doel heeft de informatiepositie in de veiligheidsketen te verbeteren, is € 1 miljoen uitgegeven.

Operationele doelstelling 21.1

Het systematisch identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen op de nationale veiligheid en het in kaart brengen en waar nodig versterken van de strategische capaciteiten die nodig zijn om de dreigingen op de nationale veiligheid te voorkomen dan wel om er mee om te gaan.

Doelbereiking

Het kabinet Rutte-Verhagen heeft de werkwijze van de Strategie Nationale Veiligheid en de Nationale Risicobeoordeling, zoals vastgesteld door het vorige kabinet, voortgezet. Met deze werkwijze zijn potentiële risico’s scherp in beeld gebracht ter voorbereiding op mogelijke gevaren.

In 2010 heeft de Nationale Risicobeoordeling plaatsgehad. Naar aanleiding daarvan heeft het kabinet extra ingezet op de thema’s cybersecurity en internationale bedreigingen van de nationale veiligheid, waaronder schuivende (economische) machtsverhoudingen en geopolitieke invloed op energie-, grondstof- en voedselzekerheid.

Daarnaast is aangegeven dat, gezien nieuwe typen dreigingen en crises, een sectoroverstijgende en bovenregionale of nationale aanpak noodzakelijk is. Hiertoe is de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven (en in het bijzonder de vitale infrastructuur) sterk verbeterd waar het gaat om het vergroten van de continuïteit van de vitale processen en daarmee het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting.

Investeringen in een participerend veiligheidsbeleid hebben er toe geleid dat burgers en bedrijven hun eigen verantwoordelijkheden kennen en meer zelfredzaam en weerbaar zijn geworden, onder andere op het terrein van mogelijke crises.

Het systematisch identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen op de nationale veiligheid

Instrumenten

Nationale Risicobeoordeling en Strategische Verkenningen

In 2011 is de Nationale Risicobeoordeling 2010 uitgebracht, waarover in de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid aan de Tweede Kamer is gerapporteerd (TK 30 821, nr. 12). Inmiddels is gestart met de Nationale Risicobeoordeling 2011, waarbij een actualisatie van polarisatie- en radicalisering-scenario’s plaatsvindt, een nieuwe risicoanalyse met betrekking tot grieppandemie heeft plaatsgevonden naar aanleiding van geleerde lessen tijdens de recente Nieuwe Influenza A (H1N1) uitbraak en risicoanalyses worden uitgevoerd met betrekking tot elektromagnetische verstoringen, terrorisme en de internationale invloed op onze nationale veiligheid.

Europees programma voor de bescherming van Vitale Infrastructuur (EPCIP)

De implementatie van de richtlijn ten aanzien van de identificatie en aanmerking van Europese vitale infrastructuren (met betrekking tot transport en energie) is ruim gehaald waardoor Nederland heeft voldaan aan de rapportage-vereisten. Samen met het Ministerie van Infrastructuur & Milieu en het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is in Europees verband gewerkt aan de totstandkoming van het EPCIP-programma en aan de herziening van de richtlijn.

Het EPCIP-programma en de herziening van de richtlijn worden in 2012 nader uitgewerkt en vastgesteld.

EU-brede risico-analyse

In Europees verband is bijgedragen aan de ontwikkeling van de conclusies over de door de Europese Commissie opgestelde richtlijnen voor EU-brede risicoanalyse. Deze conclusies zijn in april door de Justitie en Binnenlandse Zaken Raad aangenomen en sluiten goed aan op de in Nederland ontwikkelde methodiek voor risicoanalyse.

Het in kaart brengen en waar nodig versterken van de strategische capaciteiten die nodig zijn om de dreigingen op de nationale veiligheid te voorkomen dan wel om er mee om te gaan.

Continueren van de samenwerking tussen veiligheidsregio’s, de vitale sectoren en de rijksoverheid en landelijke aanpak van veiligheidsregio’s met betrekking tot de bescherming van vitale infrastructuur

Eén van de eisen uit de Wet veiligheidsregio's betreft afspraken tussen regio's en crisispartners. In 2011 was het optimaal ondersteunen van de veiligheidsregio’s bij de daadwerkelijke samenwerking tussen veiligheidsregio’s en vitale sectoren inzake de (voorbereiding op de) rampenbestrijding en crisisbeheersing een belangrijke doelstelling. Het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft geld beschikbaar gesteld voor het project «Vitale Partnerschappen in Veiligheid». Hierin wordt samengewerkt op basis van convenanten die gelden als landelijk standaarddocument met de mogelijkheid om in de uitwerking regiospecifieke aandachtspunten te benoemen. Er zijn convenanten opgesteld voor vitale sectoren drinkwater, gas en elektra, en telecom. Er is blijvend aandacht voor het verhogen van het aantal geïmplementeerde convenanten. In 2011 is gestart met het ontwikkelen van samenwerking tussen de veiligheidsregio’s en andere sectoren zoals Rijkswaterstaat en de waterschappen, het spoor en defensie.

Verbeteren multidisciplinaire samenwerking bij CBRN

In 2011 zijn procesbeschrijvingen gemaakt van de multidisciplinaire CBRN-processen, voor een betere operationele samenwerking op het terrein van CBRN. Ook is een inventarisatie gemaakt van alle loketten waar hulpdiensten ten tijde van een CBRN-incident kennis en advies kunnen krijgen. Dit overzicht dient mede als basis voor de inrichting van een éénloketfunctie voor first-responders. Een multidisciplinaire kerngroep opleidingen is opgericht waarin opleidingsactiviteiten op het terrein van CBRN tussen de kolommen worden afgestemd en multidisciplinaire activiteiten worden vormgegeven. Interdepartementaal is een verdere invulling gegeven aan de implementatie van het EU CBRN Actieplan. Nederland ligt op schema bij de implementatie van dit Actieplan.

In oktober 2011 vond de nationale oefening 2011 plaats, Indian Summer, die zich richtte op een grootschalig CBRN-incident (zie ook OD 21.2).

Programma Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS)

In nauwe samenwerking met het Ministerie van Defensie is bijgedragen aan de implementatie van het programma Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS). De uitvoering hiervan verliep beleidsmatig en financieel volgens plan, zoals in 2006 medegedeeld aan de Tweede Kamer (TK 30 300, nr. 106). Naar verwachting wordt het traject op de voorziene einddatum, in december 2012, afgerond.

Daarnaast is in het kader van de in het Regeerakkoord gemaakte afspraken over het vaker inzetten van de krijgsmacht bij de vorming van gecombineerde teams met politie en andere diensten, samen met Defensie een toetsingskader aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 33 000, nr. 6). Hierin is conform de toezegging aan de Kamer een uiteenzetting gegeven van de uiteenlopende vormen van militaire bijstand aan de nationale civiele autoriteiten en van de toetsing die aan de besluitvorming vooraf gaat.

Nafase

Het is noodzakelijk om goed voorbereid te zijn op de fase ná de directe bestrijding van een ramp. Daartoe is het interdepartementale project «versterking van de nafase bij rampen» opgezet. Eén van de activiteiten bestond uit het verkrijgen van (meer) inzicht in rollen, taken en verantwoordelijkheden van de verschillende departementen die betrokken zijn bij de nafase. Ook zijn de momenten waarop besluitvorming over de nafase van een ramp moet plaatsvinden in kaart gebracht. Op basis hiervan is een eerste versie van een samenhangend kader gemaakt dat als handvat kan dienen om op het goede moment het proces van de nafase te starten en dit proces gestructureerd te laten verlopen. Dit concept-kader is ingezet bij de oefening Indian Summer en zal ook gebruikt worden bij daadwerkelijke crises.

Verbinding leggen tussen nationaal en regionaal veiligheidsbeleid

In 2011 is gewerkt aan de kwaliteit van de rampenbestrijding en crisisbeheersing door verbinding te leggen tussen nationaal en regionaal veiligheidsbeleid, ondermeer bij nationale en regionale crisisplannen en aansluiting tussen de nationale risicobeoordeling en regionale risicoprofielen. Zo is door verschillende regio's meegewerkt aan het opstellen van landelijke scenario's, zijn landelijke experts ingeschakeld bij regionale risicoprofielen, worden crisisthema's gezamenlijk nader uitgewerkt en vindt er bestuurlijk en operationeel overleg plaats over de verschillende crisisplannen. Ook is veel aandacht geweest voor opleiden, trainen en oefenen op nationaal en regionaal niveau, inclusief de afstemming tussen beide niveaus.

Vormgeven stelsel voor toezicht en monitoring op de veiligheidsregio’s

Naast de structurele en thematische onderzoeken van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is in 2011 met elke veiligheidsregio een voortgangsgesprek gevoerd. Ook is de eindrapportage van het project Aristoteles opgeleverd. Dit project was gericht op prestatiemeting en prestatieverantwoording voor en door veiligheidsregio's. Daarnaast zijn specifiek voor de brandweer binnen het project Cicero, dat tot doel had een kwaliteitsbeheersingssysteem voor de veiligheidsregio’s te ontwikkelen, een auditsystematiek en de bijbehorende kwaliteitsinstrumenten opgezet.

Opstellen interdepartementaal analysekader ten behoeve van toetsing van staatsnoodrecht

Doel was om een toetsings/analysekader op te leveren voor alle ministeries om te bezien of de huidige (sectorale) noodwetgeving nog aan de eisen van «moderne» crisisbeheersing voldoet. Omwille van de inhoudelijke samenhang is in 2011 besloten hier geen apart project voor op te zetten, maar de toetsing van het staatsnoodrecht mee te nemen in de ontwikkeling van voorstellen voor de versterking van de regierol van het rijk. De eerste resultaten hiervan worden in 2012 verwacht.

Participerend veiligheidsbeleid

Zelfredzaamheid van de burger verder versterken

Zoals aangegeven in de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid (TK 30 821, nr. 12) heeft het project Zelfredzaamheid bij rampen en crises belangrijke handvatten opgeleverd om de wijze waarop mensen zelfredzaam zijn te verbeteren. De inspanningen op rijksniveau hebben het bewustzijn van burgers dat ook zij een rol hebben tijdens noodsituaties verhoogd. Het verder stimuleren van zelfredzaamheid moet op lokaal en regionaal niveau gebeuren. In 2011 is door middel van regiobijeenkomsten en de stimulering van de oprichting van een kennis- en expertisecentrum Zelfredzaamheid de opgedane kennis overgedragen aan de veiligheidsregio’s. Brandweeropleidingen zijn zodanig aangepast dat hulpverleners al tijdens hun basisopleiding leren hoe (zelf)redzaamheid gestimuleerd kan worden en hoe er het beste mee kan worden omgegaan. Tijdens noodsituaties kan zelfredzaam handelen vergroot worden met behulp van NL-Alert. In verband met aanpassing van de planning voor de invoering van NL-Alert is de publiekscampagne naar 2012 verschoven.

Vergroten weerbaarheid vitale sectoren

In 2011 is gewerkt aan de vergroting van de weerbaarheid van de vitale sectoren. Zo heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een intentieverklaring afgesloten met VNO-NCW en MKB Nederland om de weerbaarheid tegen spionage door buitenlandse inlichtingendiensten te vergroten en is er een handleiding Kwetsbaarheidsanalyse Spionage (KWAS) ontwikkeld, waarmee bedrijven en overheden hun kernbelangen en de kwetsbaarheid ervan in kaart kunnen brengen en concrete maatregelen kunnen nemen. Verder zijn er awareness-presentaties over de gevaren van spionage gehouden, zijn vitale sectoren gestimuleerd continuïteitsplannen op te stellen voor uitval van elektriciteit en ICT, is voor de respons op ICT-incidenten een ICT-responsboard opgericht en de oprichting van een Nationaal Cyber Security Center gerealiseerd, waarin publieke en private partners samenwerken om de cyber security te versterken. Daarnaast wordt er in het kader van de Strategie Nationale Veiligheid nauw samengewerkt met de Commissie Vitale Infrastructuur bij VNO-NCW.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Zie de toelichting bij de algemene doelstelling.

Operationele doelstelling 21.2

Een effectieve nationale crisisresponsorganisatie voor de aansturing van crisisbeheersing.

Doelbereiking

Toenemende complexiteit vraagt van de overheid een eenduidig en daadkrachtig beleid voor crisisbeheersing. Snelheid en zorgvuldigheid zijn, hoewel onderling soms op gespannen voet, essentiële randvoorwaarden voor crisisbesluitvorming. In crisistijd gelden andere vormen van interdepartementale samenwerking, omdat de veiligheid dat vraagt. Het Nationaal Crisiscentrum (NCC) is de bestuurlijke responsorganisatie op nationaal niveau ten tijde van een crisis dat werkt voor en met departementen. Voor die samenwerking is de afgelopen jaren intensief geïnvesteerd in het traject Crisisstructuur op Rijksniveau. Om optimaal te kunnen functioneren in de responsfase lag in 2011 een belangrijke rol in de preparatiefase. Dat betekent dat activiteiten zijn ontplooid op het gebied van zowel de planvorming als het opleiden, trainen en oefenen en de inzet van technische middelen voor uitwisseling van informatie en voor crisiscommunicatie.

Interdepartementale samenwerking in crisissituatie

Instrumenten

Doorontwikkeling van de crisisstructuur op rijksniveau

De herziene crisisstructuur heeft onder meer geleid tot een opleidingsprogramma voor crisisbeleidsadviseurs van de diverse ministeries. Naast diverse kleinere oefeningen zijn er dilemmatrainingen voor de ministers en staatssecretarissen georganiseerd. De trainingen, gebaseerd op een terroristische dreiging vanuit de cyberproblematiek, hadden tot doel de ministers en staatsecretarissen tot afgewogen strategische besluiten te laten komen. Dit resulteerde vervolgens in de ministeriële desk top oefening «Copy Paste» op 28 april met het thema cybersecurity. Van belang was eveneens de oefening Indian Summer op 12 en 13 oktober. De oefening was een combinatie van de vijfjaarlijks terugkerende Nationale stafoefening Nucleair en de jaarlijkse grote nationale crisisoefening. Het doel was om de respons, zoals plannen, procedures en capaciteiten van de regionale en nationale crisisbeheersing te beoefenen, gericht op de nucleaire rampenbestrijding.

De inspanningen tot verbeterde interdepartementale samenwerking bewezen zich in 2011 bij een aantal incidenten, dreigingen en crises, zoals de brand bij Moerdijk, het schietincident in Alphen, de evacuatie na het vliegtuigongeval in Libië, de gevolgen van Fukushima, zowel hoog water in de winter als aanhoudende droogte in lente- en herfstmaanden, de EHEC-bacterie en de problematiek van beveiligingscertificaten bij DigiNotar. Onderdeel van de verbetering van de interdepartementale samenwerking ten behoeve van snelle crisisbesluitvorming is de realisatie van een technisch informatieknooppunt, een koppelvlak van crisismanagementsystemen. Alle aangesloten crisispartners kunnen zo eenduidig en tijdig informatie delen. In 2011 heeft de aanbesteding en gunning van dit interdepartementale informatieknooppunt plaatsgevonden.

Preparatie

Inzet van NL-Alert

Omdat informatievoorziening tijdens een noodsituatie essentieel is voor zelfredzaam handelen, is het project NL-Alert opgezet. Iedereen die dat wil, kan met behulp van NL-Alert, bij noodsituaties met zijn mobiele telefoon gealarmeerd worden en een concreet handelingsperspectief geboden krijgen. De uitkomst van een gateway review op het project NL-Alert toonde aan dat NL-Alert een hoog innovatief karakter, veel draagvlak maar ook risico’s kent. Voortzetting van het project NL-Alert werd wenselijk geacht, waarbij voorafgaand aan een eventuele landelijke invoering NL-Alert in drie regio’s verder getest moest worden. Dit leidde tot aanpassing van de planning. Uit de succesvolle testen tijdens de pilots is gebleken dat NL-Alert een waardevolle toevoeging is aan de bestaande alarmerings- en risicocommunicatiemiddelen. In 2011 zijn voorbereidingen getroffen om NL-Alert in 2012 in te voeren in alle veiligheidsregio's.

Vormgeven van het Nationaal Crisisplan, de LOS en evalueren en zonodig aanpassen van Nationaal handboek Crisisbesluitvorming

Het generieke nationale crisisplan is in conceptvorm gereed. De specifieke nationale crisisplannen «extreem weer» en «ICT-uitval» zijn in 2011 gerealiseerd.

De aanbevelingen die de evaluatie van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) in 2010 heeft opgeleverd, hebben in 2011 de basis gevormd voor de doorontwikkeling en verdere professionalisering van het LOCC. De intensivering van de samenwerking met het NCC heeft in 2011 geleid tot een gezamenlijke communicatiestrategie naar de veiligheidsregio’s en de eerste aanzet tot een professionalisering van de Frontofficefunctie voor onder andere LOCC en NCC. Ook is nadere invulling gegeven aan de uitbreiding van het LOCC met de gemeentelijke kolom. Per 1 maart 2011 is de opschaling van het LOCC naar de Landelijke Operationele Staf bij instellingsbesluit geregeld en zijn de voorzitter en leden van de Landelijke Operationele Staf (LOS) benoemd. Daarnaast is in 2011 een programma ontwikkeld en uitgevoerd voor de operationalisering van de LOS. Deze activiteiten leiden tot een effectievere crisisresponsorganisatie.

Inzet van Risico-signalering en – alertering

Op basis van actuele en korte termijn voorziene potentiële risico’s en dreigingen worden (interdepartementale) risicosignaleringen en factsheets gerealiseerd. Dit sluit aan bij de werkwijze van de Strategie Nationale Veiligheid en de Nationale Risicobeoordeling waarin potentiële risico’s voor de middellange en lange termijn in kaart worden gebracht.

Invoering van netcentrisch werken en LCMS

De implementatie van de netcentrische werkwijze is in bijna alle regio’s afgerond. Wat nog resteert, is de migratie naar een nieuw landelijk crisismanagementsysteem (LCMS). Met het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) zijn afspraken gemaakt over het onderbrengen van het beheer van de netcentrische werkwijze (inclusief het LCMS).

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Zie de toelichting bij de algemene doelstelling.

Operationele doelstelling 21.3

Wegnemen van structurele veiligheidstekorten binnen het Koninkrijk door de uitvoering van onafhankelijk onderzoek naar ernstige ongevallen, rampen of dreiging daartoe.

Doelbereiking

De Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV) fungeert als onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat op eigen gezag kan besluiten tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. De aanbevelingen van de OVV zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

Instrumenten

In de praktijk is de OVV actief binnen de sectoren: luchtvaart, scheepvaart, railverkeer, wegverkeer, defensie, gezondheid van mens en dier, industrie, buisleidingen en netwerken, bouw en dienstverlening, water en crisisbeheersing en hulpverlening.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

De werkzaamheden van de raad zijn gekoppeld aan het zich voordoen van een voorval of een reeks van voorvallen.

De minister heeft een toezichthoudende rol als het gaat om de bij algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur aangewezen voorvallen verplicht te onderzoeken.

De onderzoeken die zijn gedaan in 2011 zijn te vinden op www.onderzoeksraad.nl.

Operationele doelstelling 21.4

Het risico op en de vrees voor terroristische aanslagen in Nederland zo veel mogelijk verkleinen, alsmede het op voorhand beperken van schade als gevolg van een mogelijke aanslag.

Doelbereiking

In Nederland zijn ruim 20 instanties betrokken bij de bestrijding van terrorisme. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) heeft tot taak een doeltreffende coördinatie, samenwerking en afstemming van beleid en uitvoering te ontwikkelen. Dit betreft niet uitsluitend een preventieve taak, maar is ook noodzakelijk op het moment van concrete dreiging.

Wegnemen voedingsbronnen terrorisme

Instrumenten

Jihadisme

In 2011 is geïnvesteerd in kennis en handelingsperspectief van lokale professionals (jongerenwerkers, docenten, politieagenten, etcetera). Er zijn meer dan 450 lokale professionals getraind in het herkennen en omgaan met radicalisering, 162 van hun managers zijn voorgelicht, en voor rond de 2000 toekomstige professionals zijn op hogescholen gastlessen verzorgd. Er is een netwerk opgericht van een vijftigtal geselecteerde en getrainde professionals, dat in 2011 al tweemaal bijeengekomen is. In 2011 is geen beroep gedaan op het specialistennetwerk door lokale autoriteiten voor ondersteuning bij reïntegratie van gesignaleerde jihadisten.

Counter-narrative

Voor de aanpak van het jihadisme is in 2011 in samenwerking met internationale partners ingezet op het ondermijnen van extremistische boodschappen. Zo is een non-gouvernementele organisatie (NGO) ondersteund die zich sterk maakt voor de slachtoffers van terrorisme door het financieren van een vijftal mini-documentaires, dat het persoonlijk leed van slachtoffers en nabestaanden in beeld heeft gebracht. Verder heeft een drietal internationale expertmeetings in 2011 geresulteerd in een multilateraal gedragen project ter versterking van bestaande tegengeluiden tegen het jihadisme.

Internet

In 2011 is ingezet op het verminderen van de aanwezigheid van jihadistische boodschappen op het internet met een strafbare inhoud. Voorts is in 2011 op initiatief van Nederland een Europees project gestart met als doel een samenwerkingsverband te organiseren tussen de internetsector en lidstaten om het illegaal gebruik van internet voor terroristische doeleinden beter te kunnen tegengaan (het Clean IT-project).

Herkenning Digitale Informatie en Fingerprinting

Binnen dit programma worden projecten uitgevoerd die betrekking hebben op het beter en geautomatiseerd herkennen van objecten, personen en teksten uit websites of databestanden. In 2011 zijn 2 projecten afgerond, is besloten om 2 projecten te vervolgen en zijn 7 nieuwe projecten van start gegaan.

Het project «Videosearch Openbare Orde en Veiligheidsdomein» heeft door middel van deelname aan een internationale benchmark onderzocht wat er op technisch gebied mogelijk is bij het «zoeken in videocollecties». Daarnaast is het project «Optical Character Recognition» afgerond. Binnen dit project is onderzoek gedaan naar het geautomatiseerd lezen van tekst in Flash websites. Het project «Photo Response Non Uniformity» heeft een tool opgeleverd waarmee kan worden beoordeeld of beelden met een bepaalde camera zijn gemaakt. Besloten is dit project in 2012 voort te zetten. Het project «Entiteitsextractie» heeft een prototype applicatie opgeleverd waarmee het mogelijk is grote datasets structureel te doorzoeken. Ook dit project wordt vervolgd.

In 2011 is de Universiteit van Tilburg een onderzoek gestart naar de privacybestendigheid van de tools die in ontwikkeling zijn binnen het programma Herkenning Digitale Informatie en Fingerprinting. Daarnaast is het «iColumbo» project gestart. Dit project richt zich op de verduurzaming en verdere uitrol van het internet recherche netwerk (iRN) van de politie. In samenwerking met de Radboud Universiteit is een onderzoek gestart naar de veiligheid en privacybestendigheid van dit netwerk. Het project «Virtuele Muis» onderzoekt een techniek waarbij websites geautomatiseerd gelezen kunnen worden door middel van een virtuele gebruiker die op alle zichtbare onderdelen klikt. Ook is er een project gestart waarin wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn van een technologie die beeldmerken automatisch kan herkennen. Het project «Dreigtweets» richt zich op het ontwikkelen van een applicatie waarmee de ernst van bedreigingen via Twitter beter kan worden ingeschat.

Signaleren en wegnemen terrorismedreiging

Bewaken en beveiligen – solistische dreigers

In het stelsel Bewaken en Beveiligen werken verschillende organisaties, waaronder het OM, politie, bestuurlijke organisaties, inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de NCTV, samen om zorg te dragen voor het veilig en ongestoord functioneren van personen, objecten en diensten, ongeacht dreiging of risico. De groep solistische dreigers krijgt speciale aandacht binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen. Geradicaliseerde eenlingen (solistische dreigers van wie een terroristische dreiging uitgaat) vormen een strategische prioriteit in de Nationale Contraterrorismestrategie 2011–2015. De aanpak van solistische dreigers heeft zich in 2011 gericht op een beleidsmatige aanpak, een fenomeenduiding/analyse van deze groep en een operationele aanpak. In het kader van de beleidsmatige aanpak is in 2011 gestart met het ontwikkelen van preventietrainingen voor professionals. Ook is in samenwerking met politie Haaglanden, HALT en het Openbaar Ministerie een bewustwordingscampagne voor middelbare scholieren gestart. Afgelopen jaar zijn verschillende onderzoeken gestart om een fenomeenduiding van de groep te maken. De operationele inzet betreft de pilot dreigingsmanagement die in januari 2011 bij het KLPD van start is gegaan, waarin zorg, politie en inlichtingendiensten samenwerken om de preventieve aanpak bij gekende, verwarde bedreigers vorm te geven. Na signalering, identificatie en het taxeren van dreiging en risico's door het pilotteam zal, in geval van verwarde bedreigers waar dreiging en risico vanuit gaat, in overleg worden getreden met de gemeente of regio voor toeleiding naar een persoonsgerichte (zorg)aanpak. De NCTV coördineert dit project, dat moet leiden tot een betere informatiecoördinatie en zorgvoorziening aan solistische dreigers. In 2011 is bijzondere aandacht geschonken aan de juridische aspecten voor het delen van informatie tussen alle betrokken partners. Er is een start gemaakt met het opstellen van een juridisch kader waarin op alle onderdelen verwijzing naar wetgeving, toelichting en uitleg schriftelijk wordt vastgelegd. Het pilotteam is afgelopen jaar ook ingezet bij het beoordelen van de benodigde beveiligingsmaatregelen rondom solistische dreigers tijdens nationale evenementen zoals Koninginnedag, de Nationale Herdenking, Veteranendag en Prinsjesdag.

Beveiliging burgerluchtvaart – PNR

De NCTV was in 2011 betrokken bij de onderhandelingen over een voorstel van de Europese Commissie betreffende het verzamelen van Passenger Name Records (PNR-gegevens) in de EU ten behoeve van criminaliteits- en terrorismebestrijding. De onderhandelingen zijn nog gaande en worden in 2012 voortgezet.

(Zelfgemaakte) explosieven

Het deelprogramma «Zelfgemaakte explosieven» is erop gericht de fabricage en inzet van zelfgemaakte explosieven te bemoeilijken en loopt parallel aan het Europees Actieplan over de beveiliging van explosieven. Op nationaal niveau is de Strategie ter voorkoming misbruik (zelfgemaakte) explosieven gerealiseerd. Ook is in 2011 een technisch referentiesysteem voor explosieven opgeleverd: het nationale Bom Data Systeem.

CBRN-terrorisme

Gezien de disproportionele effecten die een aanslag met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN-) middelen teweeg kan brengen wordt de kans op CBRN-terrorisme geminimaliseerd door het treffen van weerstandsverhogende maatregelen bij risicovolle CBRN-onderzoeksinstellingen – zoals ziekenhuizen, laboratoria en universiteiten. Implementatie van deze maatregelen bij de objecten loopt tot 2013 en ligt op koers. Bij de betrokken instellingen wordt gewerkt aan het op niveau brengen en houden van de beveiliging, bijvoorbeeld door het verzorgen van security awareness trainingen en verschillende oefentrajecten. Ook heeft de derde in een reeks van multi-disciplinaire internationale CBRN/E oefeningen plaatsgevonden.

Security Awareness & Performance

Om het veiligheidsbewustzijn van medewerkers te stimuleren, is de workshop «Zeker van je Zaak» ontwikkeld in samenwerking met de Politieacademie en de TU Delft. Met de workshop hebben leidinggevenden een effectief instrument in handen om hun personeel aan de hand van divers lesmateriaal te leren waar ze op moeten letten en hoe ze bij afwijkend gedrag moeten handelen. Om deze workshop structureel te kunnen blijven aanbieden, is in 2011 voor het workshopmateriaal een e-learning module ontwikkeld. De e-learning module is beschikbaar via www.nederlandtegenterrorisme.nl. Het workshopmateriaal is ook in het Engels verkrijgbaar onder de naam «It’s your business to be sure». Tevens is een succesvolle bijeenkomst over security awareness (veiligheidsbewustzijn) voor het topmanagement van het bedrijfsleven georganiseerd. Dit jaar kregen de Nationale Cyber Security Strategie en de lessen van DigiNotar speciale aandacht. In 2011 is ook een aantal onaangekondigde realistische fysieke- en cybertesten (red teaming) bij een aantal objecten uitgevoerd. Door het koppelen van de expertise van diverse partijen wordt het realistische karakter versterkt. De eventuele kwetsbaarheden en beperkingen worden gedeeld in een trusted community, waardoor de lessen uit één oefening een zo groot mogelijk bereik krijgen.

Voorbereid zijn op een terroristische aanslag

Alertering

Het alerteringssysteem terrorismebestrijding (ATb) waarschuwt operationele diensten en bedrijfssectoren bij een verhoogde dreiging of bij een concrete aanslag. In 2011 zijn er oefeningen gehouden met de sector Nucleair en de sector Tunnels en Waterkeringen. Vanaf 2011 wordt gewerkt met een regiedocument dat de lessen en de aanbevelingen uit alle oefeningen waarborgt zodat zorg gedragen kan worden voor een integrale aanpak van de verbeterpunten. Daarnaast is er een handleiding geschreven voor de regionale politie ten behoeve van de externe beveiliging van nucleaire inrichtingen. In 2011 is Quick-Inform opgeleverd en getest. Quick-Inform is een systeem waarmee alle betrokken partners in het alerteringssysteem snel en accuraat kunnen worden geïnformeerd. Daarnaast zijn in 2011 alle afspraken met de sectoren over de A-locaties geactualiseerd en daar waar nodig aangepast aan de huidige situatie.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

De maatschappelijke effecten in het kader van de terrorismebestrijding zijn moeilijk meetbaar te maken. Voor kwalitatieve gegevens wordt verwezen naar de Voortgangsrapportage terrorismebestrijding die periodiek (jaarlijks) aan de Tweede Kamer gezonden wordt (TK 29 754, nr. 205). Hierin wordt een beeld geschetst van de stand van zaken van het terrorismebeleid in Nederland.

23. VEILIGHEIDSREGIO’S EN POLITIE

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenArt. 23 Veiligheidsregio’s en politie 48,31%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenArt. 23 Veiligheidsregio’s en politie 48,31%

Algemene doelstelling

Een veilige samenleving met behulp van een goed functionerende politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-Verhagen staat de ambitie vermeld om nationale politie te verwezenlijken Hiervoor is een aanpassing van de politiewet van 1993 (TK 29 628, nr. 110) nodig.

Het wetsvoorstel wijzigt de organisatie van de politie op een aantal onderdelen. De twee belangrijkste wijzigingen zijn de vorming van één politieorganisatie en de centralisatie van het beheer onder de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. Het doel van dit wetsvoorstel is een doeltreffender en doelmatiger politie. Meer eenheid en minder bestuurlijke drukte. Meer politiecapaciteit voor het primaire proces. En daarmee: meer veiligheid.

Het gezag over de politie blijft ongewijzigd berusten bij de burgemeester voor wat betreft de handhaving van de openbare orde en de Officier van Justitie voor wat betreft de strafrechtelijke handhaving. Ook de taken van politie, handhaving van de openbare orde, hulpverlening en strafrechtelijke handhaving, veranderen niet.

Het wetsvoorstel voor de nationale politie is eind 2011 door de Tweede Kamer aanvaard en eind 2011 aan de Eerste Kamer voorgelegd.

In 2011 is conform het Uitvoeringsprogramma vorming nationale politie (TK 29 628, nr. 241), gewerkt aan de voorbereiding op de nationale politie. Om dit mogelijk te maken zijn er in februari 2011 transitieafspraken tot stand gekomen met het bevoegde gezag. In mei 2011 is van start gegaan met de voorbereiding voor de vorming van één nationale politie.

In februari 2011 (TK 29 628, nr. 237) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de landelijke prioriteiten van het kabinet Rutte-Verhagen voor de politie, onder andere de aanpak van criminele jeugdgroepen, het vergroten van de pakkans, de komst van 500 dierenagenten en het verminderen van de administratieve lastendruk met 25%.

Externe factoren

De zorg voor het verbeteren van de kwaliteit van de hulpverleningsorganisatie, zoals beoogd met de Wet veiligheidregio's (Wvr), is de verantwoordelijkheid van de regionale besturen.

De complexiteit van het veiligheidsdomein leidt tot afstemming tussen de politie, brandweer en Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR). Tevens zijn de hulpdiensten mede afhankelijk van de inzet van bijvoorbeeld burgers, bedrijven en gemeenten.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Begin 2011 zijn er voor de periode 2011 tot en met 2014 voor de politie nieuwe landelijke prioriteiten vastgesteld. De eerder gemaakte afspraken zijn daardoor niet meer van toepassing. Voor sommige nieuwe landelijke prioriteiten zijn ontwikkelafspraken gemaakt die in 2011 niet leiden tot kwantitatieve uitkomsten. De landelijke prioriteiten die wel meetbare resultaten kennen in 2011 zijn:

Indicator/afspraak

Uitgangspositie

Realisatie 2011

500 fte dierenpolitie

0 in 2010

139 fte met certificaat

Vergroten pakkans High impact crimes met 25%

30 in 2009

33

Terugdringen aantal overvallen naar niveau 2006

1 900 in 2006

2 271

Verhoging verdachtenratio overvallen met 40%

23 in 2009

66

Aanpak criminele jeugdgroepen

89 in 2010

62 aangepakt

pm

Een aantal realisatiecijfers zijn nog niet beschikbaar. In het jaarverslag leggen korpsen hierover verantwoording af.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

0

0

0

5 433 100

6 107 517

5 754 848

352 669

               

Programmauitgaven

0

0

0

5 208 858

5 525 906

5 447 398

78 508

                 

23.1

Bekostiging Politie regionaal/ bovenregionaal

0

0

0

4 025 629

4 351 035

4 331 910

19 125

23.1.1

Veiligheidsregio's en Politie

0

0

0

4 025 629

4 351 035

4 331 910

19 125

                 

23.2

Bekostiging Politie landelijk

0

0

0

663 894

651 464

625 204

26 260

23.2.1

Veiligheidsregio's en Politie

0

0

0

663 894

651 464

625 204

26 260

                 

23.3

Kwaliteit Politie en Veiligheidsregio's

0

0

0

400 232

349 482

369 036

– 19 554

23.3.1

Veiligheidsregio's en Politie

0

0

0

400 232

349 482

369 036

– 19 554

                 

23.4

Bekostiging Veiligheidsregio's

0

0

0

119 103

173 925

121 248

52 677

23.4.1

Veiligheidsregio's en Politie

0

0

0

119 103

173 925

121 248

52 677

                 

Ontvangsten

0

0

0

4 767

406 877

400 750

6 127

Verplichtingen

Financiële toelichting

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door meerjarige verplichtingen die in 2011 zijn aangegaan voor het jaar 2012.

Uitgaven

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven wordt voornamelijk verklaard door:

23.1 «Bekostiging Politie regionaal/bovenregionaal»

Er zijn meer uitgaven gedaan dan op dit artikelonderdeel begroot. Dit is veroorzaakt door technische mutaties onder andere door loon- en prijsbijstellingen.

23.2 «Bekostiging Politie landelijk»

Er zijn meer uitgaven op dit artikelonderdeel gedaan dan begroot. Dit wordt verklaard door technische mutaties zoals uitkeren van de loonbijstelling en de prijsbijstelling. Tevens zijn uitgaven voor de uitzending politiefunctionarissen naar internationale crisisgebieden op artikel 23.2 geplaatst.

23.3 «Kwaliteit Politie en Veiligheidsregio’s»

Op dit artikelonderdeel zijn minder uitgaven gedaan door de vorming van de nationale politie. De budgetten voor Brandweer en GHOR zijn gerealloceerd naar artikelonderdeel 23.4.

23.4 «Bekostiging Veiligheidsregio’s»

Er zijn meer uitgaven gedaan op dit artikelonderdeel dan oorspronkelijk begroot. Dit komt met name doordat de uitgaven ten behoeve van de brandweer en de GHOR niet ten laste zijn gekomen van artikelonderdeel 23.3 maar van dit artikel. In verband met inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s kunnen de Veiligheidsregio’s voor de wettelijke taken de BTW niet meer compenseren via de deelnemende gemeenten (de zogenaamde transparantieregeling). Ter compensatie van deze extra kosten worden middelen structureel toegevoegd vanuit het BTW Compensatiefonds.

Ontvangsten

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de ontvangsten wordt voornamelijk verklaard door ontvangsten betrekking hebben op het medegebruik van opstelpunten C2000 door providers. Het ministerie ontvangt hiervoor jaarlijks een bedrag.

Operationele doelstelling 23.1

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen op regionaal en bovenregionaal niveau.

Doelbereiking

Om te voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door regionale korpsen op regionaal en bovenregionaal niveau:

  • Is door de bij Regeerakkoord beschikbaar gestelde intensivering voor de politie een structurele operationele sterkte van 49 500 fte betaalbaar gemaakt. (TK 29 628, nr. 239);

  • Op grond van artikel 3 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (Bfrp) zijn in 2011 in totaal € 75 miljoen aan artikel 3 bijdragen verstrekt ter dekking van onder meer financiële problematiek bij de Nederlandse Politie. Deze bijzondere bijdragen zijn verstrekt op grond van het in 2009 gesloten meerjarige onderhandelingsakkoord met het dagelijkse bestuur van het Korpsbeheerdersberaad;

  • Worden aspiranten centraal bekostigd (TK 29 628, nr. 239). Voor de bekostiging van aspiranten is in de maartcirculaire 2011 € 181 miljoen aan artikel 3 Bfrp-bijdragen verstrekt;

  • Is naast deze aan de sterkte gerelateerde bekostiging in 2011 nog voor in totaal € 11 miljoen aan artikel 3 Bfpr-bijdragen verstrekt voor vijf onderwerpen, waaronder Burgernet en een versterking van de strafrechtelijke milieuhandhaving.

Preventief toezicht

Instrumenten

  • Op basis van de in november 2010 ingediende begrotingen zijn negen regiokorpsen onder preventief toezicht gesteld. Dit zijn de volgende korpsen: Fryslân, Drenthe, Gelderland Zuid, Kennemerland, Hollands Midden, Zuid Holland Zuid, Brabant Noord, Limburg Noord en Limburg Zuid. Van deze korpsen zijn niet direct aanvullende maatregelen verlangd, aangezien het Regeerakkoord in de middelen voorzag om de financiële problematiek op te lossen. In de maartcirculaire 2011 (TK 29 628, nr. 260) zijn deze aanvullende middelen opgenomen, waardoor alle korpsen een sluitende begroting 2011 hebben kunnen opstellen. In deze begrotingen is gevraagd het perspectief van de te bereiken sterkte eind 2015 op te nemen.

Repressief toezicht

  • Op basis van de in november 2010 ingediende begrotingen konden zestien regiokorpsen direct onder repressief toezicht worden gesteld. Zolang een regionaal politiekorps een evenwichtig en verantwoord financieel beleid voert, behoeft de begroting geen goedkeuring van de Minister en kan worden volstaan met repressief toezicht. In juni 2011 is voor de overige negen regiokorpsen de status van preventief toezicht opgeheven.

De cyclus rondom landelijke prioriteiten

  • Op 18 februari 2011 is de Tweede Kamer (TK 29 628, nr. 237) geïnformeerd over de landelijke prioriteiten voor de politie over de periode 2011–2014. Op 2 mei 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de concreet te bereiken doelstellingen op deze prioriteiten. In onderstaande tabel is de realisatie weergegeven.

Toekenning bijdragen

Voor het kunnen toekennen van de diverse bijdragen worden adequate bekostigingsstelsels ontwikkeld en in stand gehouden. Daarnaast wordt met een systeem van monitoring adequate sturingsinformatie opgeleverd.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Bijdragen aan de korpsen (x € 1 mln)
         

Realisatie1

Begroting2

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2011

 

Algemene bijdragen aan regionale politiekorpsen

3 605

3 687

3 637

3 754

3 566

188

Bijzondere bijdragen aan regionale politiekorpsen1

101

359

355

530

342

188

Dit betreft de bijzondere bijdragen exclusief de prestatiebekostiging. Verschil ontstaat door verschil in hoogte prestatiebekostiging 2010 en 2011 en Regeerakkoord Politie-intensivering.

X Noot
1

Bron: decembercirculaire 2011.

X Noot
2

Bron: junicirculaire 2010.

Operationele doelstelling 23.2

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op landelijk niveau.

  • De operationele sterkte van de politie is geïntensiveerd om de slagkracht van de professional te optimaliseren. De nieuwe sterkteafspraak van structureel 49 500 fte is betaalbaar gesteld door een intensivering van € 300 miljoen in 2011 oplopend tot € 370 miljoen in 2015. Het benodigd aantal aspiranten is opgeleid, conform de strategische personeelsvoorziening en -planning en het zittende politiepersoneel is opgeleid en bijgeschoold conform programma Versterking Politieprofessie die het bestaande politieonderwijs moest vervolmaken en actualiseren.

  • In 2010 is het rapport van de Inspectie OOV «Politieonderwijs, kwaliteit afgestudeerden geborgd?» uitgebracht. Op basis van de uitkomsten van dit rapport is een aantal maatregelen doorgevoerd, waaronder het verplicht stellen van de leeropdrachten en uitbreiding van het aantal contacturen tussen docent en student. Deze maatregelen hadden tot doel de examinering op een hoger peil te brengen.

  • Uitkomst van de evaluatie van het bekostigingsstelsel was dat er meer duidelijkheid moest komen over de positionering van de Politieacademie binnen het nieuwe politiebestel. Daartoe wordt een businesscase onderwijs, kennis en onderzoek uitgevoerd en gerealiseerd.

Doelbereiking

Politieacademie

Instrumenten

Ten behoeve van de onafhankelijke kwaliteit van het onderwijs, kennis en onderzoek blijft de rechtpersoon Politieacademie naast nationale politie bestaan. Wel wordt het beheer van de Politieacademie onder de verantwoordelijkheid van de korpschef gebracht. Medio 2013 komt er een wetswijziging op de wet nationale politie om dit te regelen. Deze wetswijziging zorgt dat de behoeften van de nationale politie aan onderwijs en onderzoek goed kunnen worden doorvertaald in het onderwijs- en onderzoeksaanbod. Verder wordt de Politieacademie op deze wijze onderdeel van de efficiencyoperatie van de nationale politie.

Het Regeerakkoord kondigt diverse veranderingen aan in de inrichting van het politieonderwijs. Twee daarvan zijn:

  • aspiranten bij de politie ontvangen niet langer een salaris, maar een bijdrage in hun kosten voor levensonderhoud;

  • het bekorten van de opleidingsduur aan de Politieacademie met behoud van kwaliteit. De maatregelen voor de bekorting zijn in 2011 ingevoerd en gerealiseerd.

Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD)

Met de bekostiging van het KLPD is dit onderdeel in staat de politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Voor specifieke informatie over het KLPD wordt verwezen naar de paragraaf van de baten-lastendiensten van dit jaarverslag.

Operationele doelstelling 23.3

Verhogen van het prestatievermogen en de professionaliteit van de politie-, brandweer- en geneeskundige hulpverleningsorganisatie.

Doelbereiking

Een doelstelling voor de Nederlandse politie is een grotere eenheid en een verbetering van de prestaties van de politie. Om dit doel te bereiken is er naast de vorming van een nationale politie gewerkt aan diverse criminaliteitsbestrijdingsprogramma’s en professionalisering van de politieorganisatie.

Instrumenten

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie, brandweer en GHOR wordt ondersteund door de volgende instrumenten.

Sturen op prestaties van de politie via landelijke prioriteiten

  • Jeugdcriminaliteit

    De politie heeft de jeugdgroepen met een landelijk vastgesteld instrumentarium binnen de shortlistmethodiek «problematische jeugdgroepen» in kaart gebracht. De informatie uit de shortlist wordt met een advies ingebracht in de driehoek. De leden van de driehoek, de Korpsbeheerder, de Hoofdofficier van Justitie en de Korpschef, besluiten op basis van dit advies over de aanpak van de problematische jeugdgroepen.

  • Geweld

    In 2011 is het Programma «Aanpak Geweld» van start gegaan waarmee wordt beoogd de pakkans met 25% te verhogen.

  • Veilige wijken

    De politie heeft in de periode 2008–2011 639 fte extra wijkagenten aangesteld. Op verzoek van gemeenten levert de politie gegevens op wijkniveau aan als input voor het integrale veiligheidsbeleid

  • Opsporing

    Op 18 februari 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de vaststelling van nieuwe landelijke prioriteiten voor de politie. Deze prioriteiten liggen (ook) op het terrein van opsporing, dat met deze prioriteiten zowel kwalitatief als kwantitatief wordt versterkt (zie Programma’s verbonden aan landelijke prioriteiten 2008–2011).

Programma’s verbonden aan landelijke prioriteiten 2008–2011

  • Intensiveren aanpak van cybercrime

    Binnen het programma cybercrime is in 2011 waar het gaat om de bestrijding van cybercriminaliteit gericht tegen bedrijven, het bedrijvenloket geopend en waar het gaat om veiliger betalingsverkeer is het landelijk skimmingpoint geopend. Hierdoor kunnen bedrijven ook in 2012 eenvoudiger aangifte doen en wordt samenwerking tussen bedrijven en politie gestimuleerd om zo cybercriminaliteit effectiever te bestrijden. Deze gezamenlijkheid is fundamenteel voor een effectieve bestrijding. Daarnaast participeert de politie in het Nationaal Cyber Security Centrum en was in 2011 bij de oprichting hiervan betrokken. Het programma cybercrime voor de politie wordt gecontinueerd tot 2015 zodat, als onderdeel van de landelijke prioriteiten 2011-2014, ook tijdens de reorganisatie van de politie een blijvende impuls wordt gegeven aan de versterking van de aanpak van cybercrime. Het Openbaar Ministerie sluit in haar planvorming over de aanpak van cybercrime aan bij de ontwikkelingen bij de politie.

  • Intensiveren aanpak financieel-economische criminaliteit

    In de afgelopen vier jaar (2008–2011) heeft de politie met het programma FinEC invulling gegeven aan de versterking van de aanpak van financieel-economische criminaliteit. Hiertoe was ook in 2011 een budget voor de politie beschikbaar van € 13 miljoen. De versterking is conform het programmaplan FinEC gerealiseerd in een aantal regiokorpsen en het KLPD. De afgelopen vier jaar zijn middels pilotprojecten de korpsen versterkt met deskundige zij-instroom. Gerealiseerde instroom eind 2011 bedroeg 126 fte. In 2011 zijn de verschillende FinEC pilotprojecten conform de gestelde doelstelling succesvol opgeleverd. Als gevolg hiervan is het totaal door de politie ontnomen crimineel vermogen en gerealiseerd conservatoir beslag sinds 2009 aantoonbaar toegenomen. Dit is in het bijzonder het geval bij de pilotkorpsen.

  • Intensiveren aanpak georganiseerde criminaliteit

    Het jaarverslag RIEC’s en het beleidskader RIEC’s en LIEC zijn aan de Tweede Kamer (TK 29 911, nr. 54) aangeboden. Uit het jaarverslag blijkt ondermeer dat een krachtiger aanpak van georganiseerde misdaad nodig blijft en een toename van het aantal gemeenten dat is aangesloten bij een RIEC (75%: 314 van de 418 gemeenten). Het structureel voortzetten van de RIEC’s en het LIEC vergt een nadere duiding van de taken en samenstelling van de centra. Het beleidskader voorziet in deze nadere duiding op het terrein van doelstelling en takenpakket, geografisch gebied, financiering en (aan)sturing.

  • Aanrijtijden

    De normering van de aanrijtijden worden meegenomen in het inrichtingsplan van de Nationale Politie. Dit inrichtingsplan wordt t.z.t. naar de Tweede Kamer gestuurd.

  • Versterking opsporing

    In 2010 is het programma versterking opsporing en vervolging afgerond (TK 32 123 VI, nr. 117).

Verhogen van het prestatievermogen van de politieorganisatie

  • Doorontwikkeling Politieorganisatie

    Onderdeel van de plannen voor de nationale politie is de realisatie van het politiedienstencentrum en de in het Regeerakkoord afgesproken besparingen. Dit alles met als doel een efficiëntere politieorganisatie te creëren waarin veiligheid voor de burger en het werk van de agent centraal staan.

  • Politietop divers

    Politietop Divers is in februari 2008 ingesteld als interventiestrategie door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om afgesproken streefcijfers voor kroonbenoemingen voor 2011 te realiseren. Deze cijfers zijn in september 2007 met de korpsbeheerders afgesproken.

Het programma had een looptijd tot februari 2011. De diversiteit (vrouwen en allochtonen) in de top is in de drie jaar dat Politietop Divers actief was meer toegenomen dan was afgesproken:

Streefcijfers

gerealiseerd 2011

50% diversiteit op korpsleidingniveau

65%

30% diversiteit op 2e echelon

43%

Deze meer diverse benoemingen hebben geleid tot een toename in de:

  • Diversiteit in de top 150 kroonbenoemden van 8% naar 22%

  • Diversiteit in de Raad van Korpschefs van 11% naar 31%

  • Divers samengestelde korpsleidingen van 42% naar 85%

  • Havank

    In 2011 is Invoering Wet en Protocol op de identiteitsvaststelling (IWPI), fase 2 afgerond. En is er een start gemaakt met Progis fase 3, die onder andere zal zorgen voor de verdere uitrol van de ID-zuilen en het mobiele werken bij de politie. Verder is het budget gebruikt voor de exploitatie door de VtsPN voor de ID-module.

  • Burgernet

    De doelstelling in 2011 was dat 50 gemeenten participeren. Deze doelstelling is gehaald. Daarnaast heeft Burgernet eind 2011 600 000 deelnemers, is werkzaam in alle politieregio’s en in 280 gemeenten. Er zijn circa 400 Burgernetacties per maand gestart, waarvan 10% rechtstreeks heeft geleid tot aanhouding van een verdachte of het oplossen van een vermissing. In circa 40% levert een Burgernetactie een waardevolle indirecte bijdrage aan het opsporingsproces.

  • Veiligheid BES-eilanden

    In de periode tussen 10 oktober 2010 tot 1 januari 2011 is geïnventariseerd welke onderwerpen bij de politie- en brandweerorganisatie met voorrang opgepakt dienden te worden. Dit heeft er toe geleid om in 2011 de nadruk te leggen op de onderdelen: personeel, opleidingen, materieel, huisvesting, informatievoorziening en financiën.

    Het onderdeel Basis Politiezorg is op een aanvaardbaar niveau gebracht. De bezetting van het onderdeel Opsporing is – ondanks de tijdelijke versterking vanuit de Koninklijke Marechaussee – nog niet op het gewenste niveau. Bij de brandweer is de personele bezetting op peil gebracht. Voor beide organisaties is een meerjarig opleidingplan opgesteld en in uitvoering.

    Bij brandweer en politie is aangevangen met de vernieuwing van het wagenpark en reddingsapparatuur. Verder is begonnen met het onderhoud van de bestaande huisvesting en de realisatie van nieuwe huisvesting.

    In 2011 is begonnen met het structureel registreren van criminaliteitscijfers voor het genereren van veiligheidsrapportages en -analyses, opdat trends gesignaleerd kunnen worden en er een betere sturing door het Openbaar Ministerie en de lokale besturen kan plaatsvinden. Daarnaast zullen deze cijfers vergelijkingsmateriaal bieden voor de komende jaren. Het brandweerkorps richt zich naast repressie thans ook op andere schakels van de veiligheidsketen, zoals pro-actie, preventie, preparatie en nazorg.

    Voor de politie en brandweerkorpsen is een begroting opgesteld en de uitgaven worden maandelijks gevolgd. Hiermee is een begrotingsdiscipline bereikt. De reguliere P&C-cyclus is ingevoerd.

  • Bewapening en uitrusting politie

    Conform planning is de pilot met het stroomstootwapen «taser» afgesloten. Op basis van het evaluatierapport (TK 29 628 nr. 246) is besloten de taser als aanvullende bewapening toe te wijzen aan de arrestatie-eenheden. Verder is in 2011 een pilot gestart voor het gebruik van een in- en uitschuifbare wapenstok voor speciale politie eenheden (DKDB en Rijksrecherche) en normale politiediensten. Verder is in 2011 gewerkt aan een nieuw dienstpistool voor de politie. Over het gunningsproces voor het nieuwe dienstpistool is de Tweede Kamer op 5 april 2011 (TK 29 628, nr. 245) en op 8 november 2011 (TK 29 628, nr. 281) geïnformeerd.

  • Diversiteit

    De samenwerkingsafspraken inzake diversiteit tussen de Minister van BZK en het Korpsbeheerdersberaad zijn behaald met uitzondering van het streefcijfer voor het aandeel allochtonen in het personeelsbestand. De afspraak was 8,5%, de realisatie is, mede vanwege de demografische samenstelling van een aantal regio’s, blijven steken op 6,8%.

    De Taskforce Diversiteit die hiervoor was ingesteld, heeft met het aflopen van de samenwerkingsafspraken haar werkzaamheden beëindigd. Zij heeft haar aanjagende, stimulerende en faciliterende rol, blijkens de evaluatie ervan, goed ingevuld.

  • Personele capaciteit van de politie 

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

1. Gerealiseerde sterkte korpsen

Nvt: andere definitie

Nvt: andere definitie

Operationele sterkte: 49 597

Operationele sterkte:

49 745

50 587

49 500

1 087

In 2011 zijn volgens opgave van de korpsen 1 890 aspiranten aangesteld. Hiermee is ruimschoots voldaan aan het benodigde aantal van 1 850 aspiranten, dat nodig was om de operationele sterkte op peil te houden.

  • CAO-Politie

    Op 31 december 2011 is de CAO met de politie afgelopen. De werkgeversinzet is medio december bekend gemaakt. Direct daarna zijn de onderhandelingen van start gegaan.

  • Integriteit

    Ter vergroting van de weerbaarheid tegen schending van de integriteit heeft het Landelijke Programma HRM ook in 2011 ingezet op het stimuleren van integriteitbeleid bij de korpsen.

    Daarnaast is een handboek Integriteitonderzoeken ontwikkeld om sanctionering van integriteitschendingen eenduidig aan te pakken. Er is een verslag Registratie Interne Onderzoeken 2008, 2009 en 2010 bij de Nederlandse Politie openbaar gemaakt. Wat betreft morele weerbaarheid is een ontwikkelgroep met korpsen en politieacademie samengesteld met als doel binnen de vormende opleidingen deze morele competentie in te bouwen. Om onder andere de positie van klokkenluiders te verbeteren is een professionaliseringsdag voor de vertrouwenspersonen Integriteit bij de korpsen gehouden.

  • Administratieve Lastendruk

    Er is een fors aantal maatregelen in gang gezet die eind 2012 al leiden tot een reductie van de administratieve lastendruk van omgerekend minimaal 1 000 FTE. De maatregelen en de verdere aanpak zijn beschreven in de 1e voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer (TK 29 628, nr. 285).

Verhogen prestatievermogen van politie, brandweer, en geneeskundige hulpverleningsorganisaties

–Wet Veiligheidsregio’s

De veiligheidsregio’s hebben in het afgelopen jaar gewerkt aan een verdere kwaliteitsverhoging overeenkomstig de vereisten uit de Wet veiligheidsregio’s en onderliggende besluiten. In 2011 heeft de Inspectie OOV onderzoek gedaan naar de brandbestrijding bij Chemie-Pack in Moerdijk op 5 januari 2011. Mede naar aanleiding van dit onderzoek is door het Veiligheidsberaad in samenwerking met VenJ gestart met het ontwikkelen van een concept voor expertregio’s, waarbij regio’s meer samenwerken op het gebied van risico’s, waar specifieke kennis, kunde of materieel voor nodig is.

In 2011 is het wetsvoorstel ten behoeve van de nationale politie ingediend. Het wetsvoorstel is zodanig vormgegeven dat een goede en essentiële aansluiting tussen politie en de veiligheidsregio's blijft bestaan. De nodige voorzieningen worden getroffen, opdat voor het bestuur van de veiligheidsregio's en de operationele hulpverleningsdiensten helder is wie binnen de regionale eenheid van politie het aanspreekpunt met voldoende mandaat is in de koude en warme fase.

– Oprichting Instituut Fysieke Veiligheid

Het voorstel tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s waarmee onder meer het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) wordt opgericht, is medio 2011 bij de Tweede Kamer ingediend. Gestart is met de organisatorische inrichting van het IFV. Het nieuwe instituut gaat de veiligheidsregio’s over de volle breedte ondersteunen

– Verhogen van het prestatievermogen van de brandweer

Voor de brandweer is een professionaliseringstraject ingezet. Er is een aanvang gemaakt met het opstellen van het Landelijk Dekkingsplan, dat een beeld geeft van de brandweerdekking en brandweerspecialismen in Nederland. In 2011 is een project opgestart voor variabele voertuigbezetting, dat in 2012 zal leiden tot aanbevelingen. Een gezamenlijk door het ministerie van VenJ, de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) en de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) geïnitieerd project zal in 2012 leiden tot aanbevelingen voor het binden en behouden van de brandweervrijwilligers.

Tevens is in 2011 begonnen met een project om de aansluiting tussen rijk en regio, waar het onder meer gaat om uniformiteit en afstemming tijdens de opschaling en informatie-uitwisseling tijdens crises, te verbeteren. Ten slotte is met het Veiligheidsberaad en de regio’s het project gestart om een pool van crisiscommunicatieprofessionals voor interregionale bijstand bij een lokale/regionale crisis op te zetten.

– Nationaal Brandweermonument en overige subsidies

Eind 2011 is een fusie tot stand gekomen van het Nationaal Brandweermuseum en het Nederlands Politiemuseum. Tevens is de oprichting van de Stichting Nationaal Veiligheidsinstituut een feit geworden. Het instituut wordt in Almere gevestigd. De voorbereiding van de realisatie van een Nationaal Brandweermonument is in 2011 voortgezet. Een aantal organisaties, zoals het Nederlandse Rode Kruis en de Reddingsbrigades Nederland, is betrokken bij en levert in nauwe samenwerking met de veiligheidsregio’s hun aandeel in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Om hun rol te kunnen vervullen verstrekt het Ministerie van Veiligheid en Justitie financiële bijdragen aan deze organisaties.

– Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR)

Met het inwerking treden van de wet tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in mei 2011 is de publieke gezondheidszorg beter afgestemd op de crisisstructuur in Nederland. De kerntaken en de daarbij behorende competenties van de leidinggevende en coördinerende GHOR-functionarissen zijn geregeld in de Regeling personeel veiligheidsregio’s, die eind 2010 in werking is getreden. In 2011 is de Inspectie OOV begonnen met het monitoren van de ontwikkelingen met betrekking tot het operationeel presterend vermogen van de GHOR.

Verbeteren prestatievermogen politie, brandweer en GHOR via ICT

  • Beleid Infrastructuur en meldkamerdomein

    In 2011 heeft het Veiligheidsberaad voorbereidingen getroffen om te komen tot een nieuw Nationaal Meldkamersysteem. Voorbereidingen zijn getroffen door verdere invulling dan wel uitwerking van de projectplannen, uitwerking van programma van eisen en standaardisatie en harmonisatie van de werkprocessen in de meldkamer.

    Daarnaast zijn samen met de betrokken partners mogelijke modellen voor de meldkamer vergeleken onder andere voor wat betreft de functionele verschillen en de financiële implicaties. Over de modelvergelijking vindt nog besluitvorming plaats.

  • C2000

    In het project ODIN fase 1 (Oplossing Dekkings Issues Nederland) is uitgebreid onderzoek gedaan naar optimale oplossing voor de gesignaleerde dekkingsproblemen bij het C2000 netwerk. De locaties voor de nieuw te bouwen opstelpunten zijn zeker gesteld. Ook is er inzichtelijk gemaakt wat er aan extra frequentieruimte nodig is. Met het ministerie van Defensie is een convenant afgesloten over het tijdelijk medegebruik van Defensie frequenties. Tevens is een projectplan opgesteld voor ODIN Fase 2 op basis waarvan in 2012 wordt gestart met de verwerving van grond en de bouw van extra opstelpunten. Onderdeel van het projectplan is ook onderzoek naar een definitieve oplossing voor de frequentiebehoefte van C2000.

    Er is begonnen met de voorbereiding van de aanbesteding van het onderhoudscontract C2000 dat in 2014 afloopt. Het strategisch- en tactisch beheer is verder ingericht. Daarnaast is een campagne ontwikkeld voor de hulpverleners met als doel het creëren van bewustzijn en het aanleren van de basisvaardigheden. Deze campagne wordt in 2012 gelanceerd.

  • Datainterceptie en datarententie

    Voor de jaren 2011 tot en met 2013 zijn overeenkomsten afgesloten tussen de Staat en zes grote aanbieders van telecommunicatie-diensten en netwerken. Daarmee zijn afspraken gemaakt met meer dan 95% van de bevragingsmarkt over samenwerking, kwaliteit en financiële vergoedingen.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

1. Gerealiseerde sterkte korpsen1

52 003

52 322

53 348

53 692

50 587

49 500

1 087

2. Aantal extra wijkagenten in fte (cumulatief)

n.v.t.

118

201

478

639

500

139

3. Aantal extra forensisch assistenten in fte (cumulatief)

n.v.t.

140

233

355

407

500

93

4. Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen korpsleiding

23,1%

42,9%

55%

63%

33%

50%

17%

5. Percentage vrouwen en/of allochtonen in vacatures in Kroonbenoemingen in schalen 15 en 16, niet zijnde korpsleiding

18,8%

0,0%

25%

45%

29%

30%

1%

6. Percentage allochtonen in personeelsbestand bij korpsen en politieondersteunende organisaties

6,5%

6,7%

6,8%

7%

7%

8,5%

1,5%

7. Tijdige afhandeling incidenten binnen C2000infrastructuur

95%

96%

97,7%

97,4%

99,3 %

95–98%

1,3 %

8. Beschikbaarheid systeem C2000

99,8%

_> 99,9%

99,8%

99,9%

99,9 %

98%

1,9 %

9. Radiodekking C2000

97,4%

> 97,4%

97,4%

97,4%

97,4 %

95%

2,4 %

Bron: Jaarverslag Nederlandse Politie.

X Noot
1

In 2009 is een nieuwe definitie «operationele sterkte» afgesproken (TK 29 628, nr. 160). Per 2010 wordt via deze definitie gerapporteerd.

Operationele doelstelling 23.4

Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate brandweerzorg en geneeskundige hulpverlening.

Doelbereiking

Met de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsrisico’s is de bestuurlijke en operationele slagkracht versterkt door de samenwerkingsverbanden van gemeenten onder één regionale, bestuurlijke regie te brengen en door de overheveling van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing van de rijksoverheid naar de besturen van de veiligheidsregio’s.

Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDUR)

Instrumenten

Van het totaal aan uitgaven voor de brandweer op lokaal en regionaal niveau wordt ongeveer 90% bekostigd door de gemeenten uit de algemene uitkering van het gemeentefonds. Uit deze uitkering worden door de gemeenten de bijdragen betaald die zij aan de veiligheidsregio’s verstrekken voor de regionaal uit te voeren taken. Daarnaast ontvangen de veiligheidsregio’s op grond van het Besluit veiligheidsregio’s een bijdrage, in casu de Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDUR), in de kosten die zij maken in verband met de uitvoering van de taken, die in de Wvr zijn opgenomen.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Het aantal regio’s dat aan de wettelijke verplichting voldoet conform de Ontwerpwet Veiligheidsregio’s om uiterlijk, na één jaar beschikt over a) een risicoprofiel, b) beleidsplan en c) een crisisplan.

       

25

25

 

Toelichting:

Eind 2011 beschikken alle 25 regio’s, conform de Wet veiligheidsregio’s, over een risicoprofiel, een beleidsplan en een crisisplan.

Toelichting kengetallen

Kengetallen brandweer (2011)

 

waarde

waarde

waarde

waarde

waarde

 

2006

2007

2008

2009

2010

1. Meldingen brand

49 700

47 300

45 300

47 100

40 800

2. Meldingen hulpverlening

40 000

49 400

43 900

41 800

48 600

3. Doden bij brand

80

68

97

57

65

4. Gewonden bij brand

1 073

843

874

1 018

1 000

5. Reddingen bij brand

586

576

880

609

600

6. Vrijwillig operationeel personeel

21 644

21 429

21 417

21 587

21 407

7. Waarvan vrouwen

1 188

1 300

1 300

1 300

1 300

8. Beroeps operationeel personeel

5 440

5 424

5 468

5 522

5 460

9. Waarvan vrouwen

313

307

300

300

300

10. Niet operationeel personeel1

3 396

3 271

3 582

3 921

4 200

Bron: CBS Brandweerstatistiek

X Noot
1

Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie. De cijfers voor 2011 komen in november 2012 ter beschikking.

25. VEILIGHEID EN BESTUUR

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenArt. 25 Veiligheid en bestuur 0,35%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenArt. 25 Veiligheid en bestuur 0,35%

Algemene doelstelling

Een veiligere samenleving door de bestuurlijke kracht van de decentrale overheden en hun partners in veiligheid te versterken.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De aanpak van onveiligheid voor burgers en ondernemers thuis, op straat en bij evenementen is in 2011 verbeterd. Het beleid om overlast en criminaliteit bijvoorbeeld rond coffeeshops, in uitgaansgebieden of bij voetbalwedstrijden is vormgegeven.

De bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit heeft zich, met het offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit, doorontwikkeld.

Het bevorderen van de fysieke en brandveiligheid is in 2011 voortgezet. Dit door het verder versterken en ondersteunen van het fysieke veiligheidsbeleid van het lokaal en regionaal bestuur, het waarborgen van de belangen van de hulpverlening en rampenbestrijding in interdepartementaal verband en het ontwikkelen van beleidsvoorstellen om de actieve participatie van burger en bedrijfsleven op het terrein van veiligheid te kunnen vergroten.

Externe factoren

Het vergroten van veiligheid vergt een overheidsbrede, en waar nodig geïntegreerde, aanpak. Gemeenten vervullen hierbij vaak een voorname rol, via onder meer het vormgeven evenementenbeleid, het screenen van vergunningen en de handhaving van de leefbaarheid (onder meer via de inzet van de wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast). In 2011 heeft de aanpak van onveiligheid onverminderd prioriteit gekregen in gemeenten.

Indicatoren

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

In de Begroting 2011 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn als meetbare gegevens de concrete doelstellingen van het project «Veiligheid begint bij Voorkomen» genoemd. Deze hadden betrekking op de periode 2002-2010 en betroffen inhoudelijk de reductie van criminaliteit (gewelds- en vermogensdelicten en fietsendiefstallen), fysieke verloedering en ernstige sociale overlast. In het Jaarverslag 2010 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn reeds de eindwaardes voor het jaar 2010 opgenomen (TK 32 710 VII, nr. 1). In de Begroting 2011 zijn geen andere meetbare gegevens geformuleerd bij de algemene doelstelling van artikel 25.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       

De veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen.

25

2011

2012

 
         

Effectenonderzoek ex-post

       
         

Overig evaluatieonderzoek

       

De effectiviteit en de vergoedingsregeling van de Bestuurlijke Boete overlast en de Bestuurlijke Strafbeschikking

25

2011

2012

 

Fatale woningbranden 2003, 2008, 2009 en 2010

25

2010

2011

www.wodc.nl

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

0

0

0

45 947

35 035

85 307

– 50 272

               

Programmauitgaven

0

0

0

32 158

40 143

85 307

– 45 164

                 

25.1

Veiligheid en bestuur

0

0

0

14 729

13 417

22 430

– 9 013

25.1.1

Veiligheid en bestuur

0

0

0

14 729

13 417

22 430

– 9 013

                 

25.2

Veiligheid, informatie en technologie

0

0

0

17 429

26 726

62 877

– 36 151

25.2.1

Veiligheid en bestuur

0

0

0

17 429

26 726

62 877

– 36 151

                 

Ontvangsten

0

0

0

1 733

467

0

467

Verplichtingen

Financiële toelichting

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt verklaard doordat er budgetten zijn gerealloceerd naar andere begrotingsartikelen.

Uitgaven:

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven wordt voornamelijk verklaard door:

25.1. «Veiligheid en bestuur»»

Vertraging bij enkele kleine projecten op het gebied van fysieke veiligheid, polarisering en radicalisering waardoor € 0,8 miljoen minder is besteed en door diverse andere mutaties. Onder andere heeft een budgetmutatie plaatsgevonden naar het Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid (€ 2,5 miljoen).

25.2 «Veiligheid, informatie en technologie»

Er zijn minder uitgaven gedaan op dit artikelonderdeel doordat er technische mutaties hebben plaatsgevonden naar andere begrotingsartikelen. De Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid (MIA-V) is een project van de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Vanuit VenJ zijn budgetten gerealloceerd naar Defensie € 5,8 miljoen en EL&I € 12,8 miljoen.

Voor het overige wordt het verschil onder meer verklaard door reallocatie van budgetten voor de pilot online forensische diensten (€ 0,8 miljoen), Real time Identification (€ 0,6 miljoen), virtuele veiligheidsarena (€ 0,5 miljoen), innovatieprojecten (€ 1,2 miljoen) en loonprijsbijstelling voor C2000 (€ 1,9 miljoen).

Operationele doelstelling 25.1

De veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen.

Doelbereiking

Rijk, gemeenten en andere veiligheidspartners nemen onverminderd hun verantwoordelijkheid voor veiligheid. Het integrale veiligheidsbeleid vormt de kern van de lokale aanpak. De gemeente bepaalt hierin, samen met OM, de prioriteiten in de (lokale) veiligheidsaanpak, brengt partners samen en regisseert. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft de «gereedschapskist» voor een geïntegreerde en effectieve aanpak van onveiligheid verder ontwikkeld en ondersteund.

Instrumenten

In 2011 is doorgegaan met activiteiten om de overlast en verloedering terug te dringen en Nederland veiliger te maken.

De uitvoering van het Actieplan Overlast en Verloedering

  • De Van Montfransgelden en Leefbaarheidsmiddelen zijn evenals in 2010 aan 40 gemeenten toegekend, die het Manifest «bestrijding overlast en verloedering» in 2009 hebben ondertekend. De 40 gemeenten hebben in totaal een bedrag van € 65 miljoen ontvangen, waarvoor zij maatregelen nemen om overlast en verloedering terug te dringen.

  • Het beleid richtte zich vooral op overlast van dronken mensen op straat, drugsoverlast en overlast door groepen jongeren. Daartoe zijn gemeenten ondersteund met de inzet van praktijkteams onder andere bij de aanpak van overlast door jongeren, bijvoorbeeld door overmatig alcoholgebruik. Voorts is in 2011 gestart met een team dat zich richt op overlast door mensen met onaangepast gedrag.

  • De Tweede Kamer heeft de wijziging van de Drank- en Horecawet (DHW) in juni aanvaard. Thans is dit wetsvoorstel aanhangig gemaakt bij de Eerste Kamer (EK, 32 022). Een van de grootste wijzigingen van de DHW is de overdracht van het toezicht van de Voedsel en Warenautoriteit (VWA) naar gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van de DHW en moeten dus ook toezichthouders gaan aanwijzen. Om gemeenten zo goed mogelijk voor te bereiden op de overdracht van het toezicht wordt door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en VenJ gewerkt aan de overdracht van deze taken.

  • Het terugdringen van het aantal fietsendiefstallen heeft  onverminderd aandacht gekregen. Door het verstrekken van een financiële bijdrage heeft VenJ het Centrum Fietsendiefstal ondersteund. Dit centrum (een samenwerkingsverband tussen het CCV en de Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit) voert activiteiten uit gericht op het terugdringen van fietsdiefstal en het terugbezorgen van fietsen bij de eigenaar.

Handhaving van de openbare orde en toezicht en handhaving op het gebied van sociale veiligheid.

  • In 2011 zijn de voorbereidingen getroffen voor het wetsvoorstel «tijdelijk en flexibel cameratoezicht» dat in 2012 in procedure wordt gebracht. Bedrijven en gemeenten zijn gestimuleerd om cameratoezicht effectiever in te zetten op bedrijventerreinen. Lokale driehoeken zijn geïnformeerd over de mogelijkheden om cameratoezicht in te zetten voor leefbaarheidsovertredingen en deze beelden door te zetten naar gemeentelijke handhavers. Het ministerie subsidieert diverse innovatieprojecten, die de gemeenten ondersteunen bij de verbetering van cameratoezicht.

  • Het wetsvoorstel verruiming fouilleerbevoegdheden bestaat uit een vereenvoudigde bevoegdheid voor de burgemeester om sneller tot preventief fouilleren over te gaan, en uit vereenvoudigde fouilleerbevoegdheden voor de politie bij te vervoeren of in te sluiten personen. Dit wetsvoorstel is in december 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 33112).

  • Samen met de VNG, politie en OM is een koers uitgezet (actieplan «Toezicht en handhaving in de openbare ruimte») om te komen tot eenduidiger en professioneler toezicht en handhaving door gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in de openbare ruimte. Er zijn stappen gezet om te komen tot aangescherpte opleidingseisen en herscholingseisen voor boa’s, die in 2012 hun beslag krijgen. De politie is in 2011 gestart met de uitwerking van een landelijk uniforme toezichts- en regierol.

  • De wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (wet mbveo) is van september 2010 tot en met april 2011 gemonitord (TK 25 232 nr. 58). Gemonitord is hoe vaak de wet is ingezet voor verschillende vormen van overlast en welke knelpunten bij de uitvoering van de wet worden ervaren door het gemeentebestuur, OM en politie. Tevens is het Kader voor Beleid Voetbal en Veiligheid vernieuwd (TK 25 232 nr. 57). De Tweede Kamer is geïnformeerd (TK 25 232 nr. 59) over de plannen om voetbalgerelateerde overlast en criminaliteit steviger aan te pakken. Onderdeel hiervan is vaststellen van het Landelijk actieplan Voetbal en Veiligheid (TK 25 232 nr. 60). Samen met de betrokken burgemeesters, politie, openbaar ministerie, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond en betaald voetbal organisaties (bvo's) wordt ingezet op drie sporen:

    • Versterking van de operationele aanpak van burgemeesters, politie, OM, bvo’s en KNVB;

    • Vervroegde evaluatie van de wet mbveo;

    • Zwaardere strafrechtelijke aanpak.

  • Naar de mogelijkheden om de beleving van overlast te beïnvloeden is in 2011 onderzoek gedaan. Op grond van het rapport «Schaken op verschillende borden» is een aantal vervolgacties ingezet, zoals het inventariseren van alle (inter)nationale literatuur over totstandkoming van beleefde overlast en verloedering en het op basis hiervan bij geselecteerde gemeenten in de praktijk toepassen van concrete interventies om te zien of deze wel of niet effect opleveren. Daarnaast is in 2011 gestart met het organiseren van verschillende bijeenkomsten over overlastbeleving voor veiligheidsprofessionals en het op aanvraag adviseren van individuele gemeenten die met problemen op het gebied van overlastbeleving zitten. Tevens is in 2011 een onderzoek afgerond naar instrumenten die verschillende vormen van feitelijke overlast en verloedering meten. De resultaten hiervan moeten leiden tot een verbeterde analyse van overlastproblemen door het beter meten van overlast in onder meer de politieregistratie en de Integrale Veiligheidsmonitor.

  • Aan de Tweede Kamer is in mei, oktober en december 2011 gerapporteerd over de voortgang van de ontwikkeling van het aangescherpte coffeeshopbeleid, dat in de komende jaren gefaseerd zal worden ingevoerd (TK 24 077 nr. 259, 265 en 267). Gedurende het jaar zijn hierover afspraken gemaakt met gemeenten. Coffeeshops worden omgevormd tot besloten clubs met maximaal 2 000 leden, alleen toegankelijk voor ingezetenen van Nederland. Daarnaast gaat een afstandscriterium gelden van 350 meter van een coffeeshop tot een school voor voortgezet- of middelbaar beroepsonderwijs. De gedoogcriteria in de Aanwijzing Opiumwet van het OM zijn hierop aangepast.

Bestuurlijke aanpak van ernstige criminaliteit en criminaliteit in het bedrijfsleven

  • Er is veel geïnvesteerd in de versterking van de bestuurlijke aanpak. Het aantal gemeenten dat zich bij de Regionale Informatie- en ExpertiseCentra (RIEC’s) heeft aangesloten is in 2011 gestegen. Dit geldt in het bijzonder ook voor de gebieden waar het animo tot nu toe enigszins is achtergebleven. Bij brief van 25 augustus 2011 is het jaarverslag RIEC’s en het beleidskader RIEC’s aan de TK aangeboden (TK 29 911, nr. 54). Uit het jaarverslag blijkt ondermeer dat een krachtiger aanpak van georganiseerde misdaad nodig blijft. Per 1 januari 2012 hebben de RIEC’s structureel bij wijze van co-financiering vervolg gekregen. Op internationaal vlak is thans een informeel netwerk bestuurlijke aanpak van start.

  • Daarnaast wordt een bredere, effectievere en efficiëntere inzet van Bibob voorzien, waartoe het wetsvoorstel Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob (TK 32676) aan Tweede Kamer is gezonden. De wijziging van het Besluit Bibob is per 14 september 2011 jl. gerealiseerd (Stb, 2011, nr. 418).

  • Het is noodzakelijk om de misstanden in de prostitutiesector aan te pakken. De Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (met o.a. verhoging minimumleeftijd naar 21 jaar) helpt daarbij. De wet is in 2011 aanvaard door de Tweede Kamer en ligt thans voor bij de Eerste Kamer (EK 32 211, A).

  • Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) is een instrument om lokale samenwerking tussen publieke en private partijen vorm te geven en te borgen, gericht op het terugdringen van criminaliteit in winkelgebieden (KVO-W) en op bedrijventerreinen (KVO-B). Winkelgebieden en bedrijventerreinen komen voor het KVO in aanmerking als zij een aantal structurele maatregelen op het gebied van veiligheid treffen. In 2011 zijn er rond de 100 certificaten uitgereikt en hebben er circa 200 hercertificeringen plaatsgevonden. Onderzoek laat zien dat waar volgens de KVO methodiek wordt samengewerkt het inderdaad zowel subjectief als objectief veiliger wordt. Bovendien treedt er verbetering op in de samenwerking tussen de verschillende partners. Daarmee is het een succesvol voorbeeld van publiek-private samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding.

Actieplan Polarisatie en Radicalisering

De uitvoering van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007–2011 (TK 29 754, nr. 103) is in 2011 met kracht voortgezet. Over de looptijd van het actieplan hebben circa 150 gemeenten met Rijkssteun projecten uitgevoerd op het terrein van bewustwording, deskundigheidsbevordering en weerbaarheidsversterking. Daarnaast zijn tientallen landelijke projecten uitgevoerd, vooral voor jongeren, op het gebied van democratische ontwikkeling en conflicthantering. De meeste activiteiten die in het kader van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering 2007–2011 een decentralisatie-uitkering of subsidie verkregen, hebben een evaluatie ondergaan. De lessen hieruit zijn op internet ter beschikking gesteld: www.Nuansa.nl.

De weerbaarheid van personen of bedrijven die te maken hebben met acties van extremisten is vergroot met gerichte bijeenkomsten en tools. In 2011 zijn in alle regio’s trainingsbijeenkomsten gehouden voor eerstelijnswerkers van onderwijs, welzijnswerk en politie.

De uitvoering van het actieplan is hiermee afgerond. Komende jaren zal de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Nationale Veiligheid (NCTV) instellingen en gebieden waar zich verhoogde risico’s voordoen op extremistische radicalisering, waar nodig bijstaan met een gerichte inzet.

De verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, burgers en bedrijven op het terrein van fysieke veiligheid en zelfredzaamheid van burgers

Om de verantwoordelijkheden op het terrein van veiligheid evenwichtiger te verdelen tussen overheid, burger en ondernemer zijn in 2011 acties uitgezet op het gedrag van publieke- en private veiligheidspartners dat kan leiden tot het verder vergroten van de veiligheid. Concrete voorbeelden zijn: onderzoeken in het kader van het project «Nodeloze Uitrukken Terugdringen» (NUT) naar de financiële, organisatorische en juridische consequenties van uiteenlopende voorstellen om het nodeloos uitrukken van de brandweer substantieel te verlagen. Verder is een publiek-privaat meerjarenprogramma gestart ter voorkoming, beperking en bestrijding van natuurbranden. Op het terrein van brandveiligheid is het project «Verbeteren Brandweerstatistiek» opgezet waarin gewerkt wordt aan het verbeteren van de informatievoorziening van de jaarlijkse CBS Brandweerstatistiek.

Er is onderzoek gedaan hoe gemeenten zelfredzaamheid van burgers kunnen vergroten. Dit heeft geresulteerd in de praktische handreiking «Hoe kunnen gemeenten de zelfredzaamheid van burgers bevorderen?» voor werkbare communicatiestrategieën met aanbevelingen en voorbeelden van successen en valkuilen.

Veiligheidsregio’s

Ter ondersteuning van Veiligheidsregio's bij bovenregionale taken zijn subsidies verstrekt aan ondermeer het Landelijk Expertisecentrum Brandweer/BRZO, het Platform Transportveiligheid en het Landelijk Informatiepunt Ongevallen Gevaarlijke Stoffen. Tevens zijn bijdragen geleverd aan de dossiers (weg- en spoor)tunnel veiligheid en de in gang gezette organisatie van de nieuwe Regionale UitvoeringsDiensten (RUD’s) op het terrein van BRZO. Verder is de interdepartementale coördinatie uitgevoerd voor alle activiteiten die volgden na de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

De instrumenten onder deze operationele doelstelling dragen bij aan de realisatie van de indicatoren onder de algemene doelstelling. Er zijn hier dan ook geen aparte meetbare gegevens opgenomen.

Operationele doelstelling 25.2

De veiligheidspartners in staat stellen efficiënt en effectief gebruik te maken van informatie en technologie.

Doelbereiking

Informatie en innovatie zijn belangrijke middelen voor de veiligheidspartners om hun presterend vermogen en daarmee de fysieke, sociale en nationale veiligheid van burgers te verbeteren.

Het project «Veilig door Innovatie» heeft nieuwe werkwijzen en technologieën opgeleverd die bijdragen aan het presterend vermogen van de veiligheidspartners (politie, brandweer, GHOR en andere betrokken partijen). Tevens is EU regelgeving voor de uitwisseling van opsporingsinformatie op nationaal niveau geïmplementeerd. Ook is uitvoering gegeven aan het Informatie Beleid Veiligheid, waardoor het hebben en delen van informatie tussen de veiligheidpartners verder is verbeterd.

Het Informatie Beleid Veiligheid

Instrumenten

Samenhangende informatievoorziening voor de brandweer, GHOR en politie

Het Veiligheidsberaad heeft een meerjarenprogramma Informatievoorziening 2012–2015 vastgesteld. Hierin staan de prioriteiten voor de komende periode benoemd, zoals de meldkamer als regie- en informatieknooppunt en de doorontwikkeling van de netcentrische werkwijze.

De politie heeft het aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie 2011–2014 opgeleverd met als beoogd resultaat in 2017 een gebruiksvriendelijke, toekomstvaste en betaalbare informatievoorziening te realiseren. Er is een start gemaakt met de migratie van het Nationaal Noodnet naar de Noodcommunicatievoorziening. Inmiddels is een plan opgesteld voor de volledige migratie met ingang van oktober 2012.

Implementatie van Europese besluiten en intergouvernementele verdragen.

Nederland heeft de hit/no-hit vergelijking van vingerafdrukken en de uitwisseling van voertuiggegevens tussen de lidstaten conform de raadsbesluiten 2008/615/JBZ en 2008/616/KBZ geïmplementeerd. Verder is het Kaderbesluit 2006/960/JBZ (Zweeds kaderbesluit) op nationaal niveau geïmplementeerd.

Project Veiligheid door Innovatie

Het kabinet heeft de inzet om op innovatie en veiligheid de weerbaarheid tegen terrorisme, criminaliteit en rampen onder andere via de maatschappelijke innovatieagenda Veiligheid te verbeteren.

De werkzaamheden binnen het innovatieprogramma hebben onder andere de volgende producten opgeleverd:

  • procesbesturingssystemen Hermes, Castor en Midas. Deze systemen dragen bij aan de veiligheid van netwerksystemen die in gebruik zijn bij vitale sectoren;

  • virtuele rook & vuur module. Hierin zijn realistische «serious games» ontwikkeld voor de operationele hulpverleners om bestrijding van branden te oefenen.

    De Nederlandse belangen zijn behartigd binnen het 7e Kaderprogramma van de EU (thema security). In dit programma wordt nieuwe kennis en technologie ontwikkeld voor crisismanagement en de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad.

    Daarnaast is aansluiting gevonden bij het nieuwe Topsectorenbeleid van het kabinet. Om ook maatschappelijke veiligheid een plek te geven binnen deze Topsectoren is aangesloten bij de Roadmap Security van de Topsector High Tech Systemen en Materialen (HTSM).

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Kengetal
             

In %

         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Bereikbaarheid 112-netwerk

99,9

≥99,9

≥99,9

99,9%

99,9%

≥99,9

 

Misbruik 112 terug brengen

70

65

60

71%

68,8%

50

18,8%

Bron: Korps landelijke politie diensten (KLPD)

Het misbruikpercentage bij alarmnummer 112 is in 2011 slechts licht gereduceerd tot 68,8% ten opzichte van 70,9% in 2010 (cijfers KLPD). Het bleek om technische redenen in 2011 nog niet mogelijk SIM-kaartloze oproepen uit te sluiten van het alarmnummer 112. In 2012 gaat dat naar verwachting wel lukken en leidt dat tot een drastische daling van het misbuik.

29. INSPECTIE OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

Realisatie Inspectie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoen Art. 29 Inspectie openbare orde en veiligheid 0,05%

Realisatie Inspectie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoen Art. 29 Inspectie openbare orde en veiligheid 0,05%

Algemene doelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten door onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek en het doen van aanbevelingen die verantwoordelijken in staat stellen de veiligheid te verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) heeft, op basis van haar werkplan 2011, onderzoek verricht naar (aspecten van) de kwaliteit waarmee brandweer, geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR), politie-, rampenbestrijdings- en crisisbeheersingstaken worden uitgevoerd. De rapportages bevatten conclusies en aanbevelingen die verantwoordelijken in staat hebben gesteld de kwaliteit van de uitvoering van hun veiligheidstaken te verbeteren.

Door jaarlijks een risicoanalyse uit te voeren kijkt de Inspectie waar zij optimaal toegevoegde waarde kan realiseren en op welke wijze de beoogde effecten van wet- en regelgeving en gevoerd beleid vergroot kunnen worden.

In toenemende mate doen bestuurders en veiligheidsregio’s een beroep op de expertise en inzet van de Inspectie bij het evalueren van incidenten. De Inspectie benoemt met incidentonderzoek binnen een kort tijdsbestek leerpunten voor betrokken organisaties. Bij dit soort onderzoeken vindt, om doublures te voorkomen, afstemming plaats met de Onderzoeksraad voor de Veiligheid.

Externe factoren

Willen de door de Inspectie voorgestelde verbeteringen effect hebben, dan moeten de verantwoordelijke besturen en organisaties op het terrein van openbare orde en veiligheid ook daadwerkelijk aandacht en bestuurlijke kracht inzetten om met deze verbeteringen aan de slag te gaan.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Meetgegevens ten aanzien van de resultaten van het toezicht door de Inspectie zijn vooraf moeilijk te formuleren. Het daadwerkelijke effect van toezicht ligt niet aan de hoeveelheid gerealiseerde onderzoeken en rapporten, maar in kwaliteitsverbetering van de taakuitvoering in de praktijk. De Inspectie investeert daar waar mogelijk in effectmeting van haar toezichtactiviteiten door middel van follow-up onderzoek (de opvolging van aanbevelingen en de werking van verbetermaatregelen) en evaluaties van toezichtmethoden. Over de uitkomsten van deze onderzoeken wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

0

0

0

5 538

6 144

4 924

1 220

               

Programmauitgaven

0

0

0

5 540

5 559

4 924

635

                 

29.1

Toezicht onderzoek en aanbevelingen

0

0

0

5 540

5 559

4 924

635

29.1.1

Inspectie IOOV

0

0

0

5 540

5 559

4 924

635

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

34

0

34

Financiële toelichting

Binnen dit artikel hebben zich geen wijzigingen voorgedaan die een toelichting behoeven.

Operationele doelstelling 29.1

Het vergroten van de kwaliteit van de taakuitvoering en de organisatie van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) en rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties door toezicht en onderzoek.

Doelbereiking

Het bevorderen van veiligheid is een verantwoordelijkheid van de overheid. Een van de doelstellingen van het kabinet is daarom het verder verbeteren van de organisatie van politie, brandweer, GHOR, rampenbestrijding en crisisbeheersing (veiligheidsregio’s). De activiteiten in het werkplan 2011 van de Inspectie zijn afgeleid van de beleidsdoelstellingen van het kabinet.

Een belangrijk aandachtspunt bij het toezicht van de Inspectie is selectief en slagvaardig toezicht. Intensief waar nodig en op afstand waar mogelijk. De Inspectie houdt toezicht door systematische en thematische onderzoeken. Ook kan de Inspectie besluiten onderzoek te verrichten naar aanleiding van een incident, ongeval of ramp.

In 2011 heeft de Inspectie de volgende onderzoeken uitgevoerd:

Systematisch toezicht op de voorbereiding van rampenbestrijding en crisisbeheersing door veiligheidsregio’s.

De toenmalige Minister van BZK heeft de Tweede Kamer toegezegd dat de Inspectie OOV over de periode tot eind 2012 een nieuwe «Staat van de rampenbestrijding» uitbrengt. De Inspectie heeft in 2011 systematisch toezicht op de voorbereiding van de rampenbestrijding en crisisbeheersing door veiligheidsregio’s verricht. Begin 2012 publiceert de Inspectie een tussenrapportage. De tussenrapportage geeft een trend weer en biedt de regio’s de mogelijkheid om nog voor eind 2012 verbeteringen door te voeren.

Thematisch toezicht: onderzoek naar risico’s in de in de taakuitvoering binnen de verschillende domeinen van openbare orde en veiligheid.

Incidenteel onderzoek en advisering naar aanleiding van politieke of maatschappelijke actualiteiten of incidenten.

Een aantal onderzoeken is in 2011 gestart, deze worden in 2012 afgerond:

  • Aangiften: onderzoek naar de vormgeving en werking van het melding- en aangifteproces bij de politie

  • Diginotar: evaluatieonderzoek naar het functioneren van de crisisstructuur op rijksniveau

  • Onderzoek naar de kwetsbaarheid van de telecom-infrastructuur en de effecten voor vitale sectoren

  • Opkomsttijden en dekkingsplannen: onderzoek naar de opkomsttijden bij de brandweer en de wijze waarop wordt omgegaan met afwijkingen van de norm

  • FinEC: onderzoek naar financieel opsporen door de politie na implementatie van het landelijk beleidsprogramma FinEC

Het onderzoek «Kwaliteit van de opsporing» is geschrapt. Een aantal elementen van het opsporingsproces zijn en worden meegenomen in de onderzoeken «Aangiften» (2011), «Kwaliteit van processen verbaal» (2012) en de effectmeting naar de invoering en werking van verbetermaatregelen die naar aanleiding van het inspectierapport «Zicht op zaken» (TK 29 628, nr. 157) zijn toegezegd.

Follow up – onderzoek (de opvolging van aanbevelingen en de werking van verbetermaatregelen)

De Inspectie investeert daar waar mogelijk in effectmeting van haar toezichtactiviteiten door middel van follow-up onderzoek (de opvolging van aanbevelingen en de werking van verbetermaatregelen) en evaluaties van toezichtmethoden.

Naar aanleiding van het rapport «In beslagname en beheer drugs» (2009) is in 2011 een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de verbetermaatregelen bij de afhandeling van in beslag genomen drugs bij de Nederlandse politie. Uit het onderzoek van de Inspectie en de Rijksauditdienst (TK 29 628, nr. 258) bleek dat de invoering en uitrol van een uniform landelijk protocol niet geslaagd was. Aan de Tweede Kamer is toegezegd (TK 29 628, nr. 266) dat de Inspectie in 2012 opnieuw onderzoek verricht naar dit proces. Hierin wordt ook nadrukkelijk de invoering en de werking van maatregelen die naar aanleiding van het vorige inspectieonderzoek zijn toegezegd meegenomen.

HOOFDSTUK 5 – NIET-BELEIDSARTIKELEN

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenNiet-beleidsartikelen (91, 92, 93) 2,1%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenNiet-beleidsartikelen (91, 92, 93) 2,1%

Niet beleidsartikel 91. Algemeen

Algemene doelstelling

Effectieve besturing van het Veiligheid en Justitie-apparaat.

Artikel 91 Algemeen
Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2010

 

Verplichtingen

237 449

185 624

251 375

220 109

263 954

236 015

27 939

               

Programma-uitgaven

31 539

0

0

0

0

0

0

               

91.1 Algemeen

31 539

0

0

0

0

0

0

91.1.1 Effectieve besturing van het VenJ apparaat

31 539

0

0

0

0

0

0

               

Apparaat-uitgaven

196 627

185 032

218 652

257 433

237 344

236 015

1 329

               

91.1 Algemeen

196 627

185 032

218 652

257 433

237 344

236 015

1 329

91.1.1 Effectieve besturing van het VenJ apparaat

196 627

185 032

218 652

257 433

237 344

236 015

1 329

               

Ontvangsten

5 317

5 386

7 584

6 445

4 165

2 073

2 092

Financiële toelichting

Op dit niet-beleidsartikel staan apparaatsuitgaven (personeel en materieel) van stafdiensten die voor het gehele ministerie werkzaamheden verrichten, ook worden hier de uitgaven opgenomen van de vier Directoraten-generaal, alsmede de uitgaven van de ambtelijke en politieke leiding.

Verplichtingen

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen bedraagt € 27,9 miljoen en wordt voornamelijk verklaard door dat de kosten voor de nieuwbouw van het Bestuursdepartement pas tot uitbetaling komen in 2012–2013. Deze verplichtingen zijn in het budget voor het jaar 2011 opgenomen. Daarnaast is er op een aantal kleinere posten minder verplichtingen aangegaan dan gebudgetteerd, onder andere voor de projectorganisatie voor de nieuwbouw.

Ook zijn de salariskosten lager uitgevallen vanwege een aantal openstaande vacatures in 2011.

Niet beleidsartikel 92 Nominaal en onvoorzien

Algemene doelstelling

Artikel 92: Nominaal en onvoorzien.
Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

0

0

0

0

0

34 196

– 34 196

                 

Apparaat-uitgaven

0

0

0

0

0

34 196

– 34 196

92.1

Nominaal en onvoorzien

0

0

0

0

0

34 196

– 34 196

92.1.1

Nominaal en onvoorzien

0

0

0

0

0

34 196

– 34 196

                 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

De grondslag voor het in de begroting opnemen van het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» staat in artikel 6, lid 1c van de Comptabiliteitswet 2001 (CW). Niet-beleidsartikel 92 wordt bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet gebruikt voor het aanhouden van middelen ter dekking van onvoorziene uitgaven. Dit niet-beleidsartikel wordt uitsluitend gebruikt voor het tijdelijk «parkeren» van nog te verdelen loon- en prijsbijstellingen, andere nog te verdelen middelen en nog te verdelen taakstellingen.

Niet beleidsartikel 93. geheim

Algemene doelstelling

Geheime uitgaven.

Artikel 93: geheim
Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

2 649

2 808

2 611

2 428

2 665

2 981

– 316

                 

Programma-uitgaven

2 629

2 828

2 611

2 429

2 666

2 981

– 315

93.1

Geheim

2 629

2 828

2 611

2 429

2 666

2 981

– 315

93.1.1

Geheime uitgaven

2 629

2 828

2 611

2 429

2 666

2 981

– 315

                 

Ontvangsten

53

627

111

254

19

0

19

De grondslag voor het in de begroting opnemen van geheime uitgaven staat in artikel 6, lid 1b van de Comptabiliteitswet 2001 (CW).

HOOFDSTUK 6 – BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Verslagjaar 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie verklaart dat:

In het begrotingsjaar 2011 is, uitgaande van het normenkader bedrijfsvoering, op een gestructureerde wijze aandacht besteed aan de primaire- en ondersteunende processen en de hiermee samenhangende beheertaken bij de organisatieonderdelen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De in het jaar 2010 aan de Algemene Rekenkamer gedane toezeggingen maakten hier onderdeel van uit.

De naar aanleiding van de departementale herindeling uit te voeren integratie en overdracht van organisatie onderdelen en de daarmee gepaard gaande aanpassingen in de financiële administratie hebben in het jaar 2011 hun beslag gekregen.

Op basis van risicoanalyses is een systematische afweging gemaakt inzake de in te zetten instrumenten van sturing en beheersing. Dit omvat mede het vaststellen van het van toepassing zijnde normenkader en de uitgangspunten voor opname van de relevante aandachtspunten in deze bedrijfsvoeringsparagraaf.

Een en ander heeft in het jaar 2011 geresulteerd in beheerste bedrijfsprocessen. Daarbij zijn de volgende punten van aandacht naar voren gekomen:

Rechtmatigheid (en getrouwheid)

Vastgesteld is dat niet in voldoende mate gesteund kan worden op de accountantscontrole van de SiSa-bijlage van de gemeenten en provincies over het jaar 2010. Het niet kunnen steunen op deze derdengegevens dient aangemerkt te worden als een tekortkoming in de werking van het onderdeel accountantscontrole in het M&O-beleid. Hierdoor wordt de artikeltolerantie op artikel 14 met € 182,7 miljoen overschreden. De financiële overzichten geven verder een getrouw beeld van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering. In de toelichting is één en ander nader uiteengezet.

Totstandkoming beleidsinformatie

De betrouwbaarheid van centrale (management) informatie uit decentrale systemen is in het jaar 2011 een continu aandachtspunt geweest. Op basis van de beschikbare informatie zijn geen tekortkomingen in de totstandkoming van beleidsinformatie op artikelniveau geconstateerd.

Financieel en materieel beheer

De inzet van de organisatie op een verbetering van het inkoopbeheer heeft geleid tot een verscherpte monitoring van het bedrag aan onrechtmatige inkopen en een verbetering van het inkoopproces.

Het betaalproces heeft naar aanleiding van de rijksbrede gemaakte afspraken continu aandacht gekregen. De rijksbrede doelstelling van 90% van de facturen tijdig betaald, is ondanks de stijgende lijn in het jaar 2011 uiteindelijk niet gerealiseerd. Er zal daarom in het jaar 2012 wederom extra inzet worden gepleegd om organisatiebreed verbeteringen van het betaalgedrag te realiseren.

De invoering van P-Direkt heeft in het jaar 2010 o.a. geleid tot onvolkomenheden in personeels- en salarisgegevens. Deze onvolkomenheden zijn door de getroffen maatregelen binnen het personeelsbeheer grotendeels weggenomen en heeft ook de hiermee in verband staande onvolledigheid van personeelsdossiers aandacht gekregen. In het jaar 2011 hebben verdere inspanningen het personeelsbeheer grotendeels op orde gebracht.

Uit onderzoek in IODAD-verband naar de werkzaamheden van accountants inzake specifieke uitkeringen bij gemeenten (en provincies) is gebleken dat er een onzekerheid bestaat met betrekking tot de accountantscontrole van de specifieke uitkeringen in de jaarrekeningen 2010 van gemeenten en provincies. Daardoor kan niet in voldoende mate op die accountantscontrole worden gesteund.

De SiSa-bijlage vormt de basis voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De voorschotten staan los van de SiSa-bijlage en zijn gebaseerd op andere informatie dan in de SiSa-bijlage is vermeld. Samen met mijn ambtsgenoten van BZK en Financiën worden er maatregelen uitgewerkt die tot verbetering van de werking van de SiSa-systematiek moeten leiden. Deze zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie van BZK, omdat BZK beleidsverantwoordelijke is voor SiSa.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Het betaalproces heeft naar aanleiding van de rijksbrede gemaakte afspraken continu aandacht gekregen. De rijksbrede doelstelling van 90% van de facturen tijdig betaald is, ondanks de stijgende lijn in het jaar 2011 uiteindelijk niet gerealiseerd. Er zal daarom in het jaar 2012 wederom extra inzet worden gepleegd om organisatiebreed verbeteringen van het betaalgedrag te realiseren.

Er hebben zich geen knelpunten voorgedaan die buiten mijn verantwoordelijksgebied liggen en die een belemmering vormen voor het leveren van de prestaties.

De bovengenoemde punten verdienen de aandacht maar zijn niet zodanig dat deze een bedreiging vormen voor de goede uitvoering van de taken van het ministerie. Ik heb er alle vertrouwen in dat de getroffen maatregelen effect sorteren. De bedrijfsvoering van de organisatieonderdelen voldoen, met inachtneming van bovenstaande punten, aan de daaraan te stellen eisen.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Toelichting

Rechtmatigheid (en getrouwheid)

De resterende onzekerheid op artikel 14 bedraagt € 209 miljoen en daarmee wordt de artikeltolerantie overschreden. Dit wordt vrijwel geheel verklaard door het feit dat uit reviews onder regie van het IODAD is gebleken dat niet zonder meer gesteund kon worden op de accountantscontrole bij gemeenten en provincies (SiSa-verantwoording) over specifieke uitkeringen. Met deze omvang aan onzekerheden wordt de tolerantiegrens van € 26 miljoen voor het totaal van uitgaven en ontvangsten op artikel 14 overschreden.

Het betreft hier de verstrekte doeluitkeringen op basis van de Wet op de jeugdzorg. De doeluitkeringen worden betaald aan de provincies en aan drie stadsregio’s. Uit één nadere risicoanalyse en aanvullende werkzaamheden is voor de stadsregio Amsterdam en de provincies Overijssel, Zeeland en Groningen gebleken dat voldoende zekerheid is verkregen over de daar verstrekte specifieke uitkeringen. Dit heeft ertoe geleid dat de totale onzekerheid van € 349 miljoen met een bedrag van € 140 miljoen kon worden verminderd.

In 2012 zal in overleg met het ministerie van BZK dat verantwoordelijk is voor de SiSa-verantwoordingssystematiek, worden nagegaan welke beheersmaatregelen dat ministerie zal treffen en welke eventuele aanvullende maatregelen bij het ministerie van VenJ met betrekking tot specifieke uitkeringen nodig zijn. De beleidsdirecties zullen risicoanalyses opstellen en waar nodig andere maatregelen treffen om te voorkomen dat vergelijkbare onzekerheden zich volgend jaar zullen voordoen. De overige fouten en onzekerheden, genoemd bij financieel en materieel beheer, vormen een blijvend aandachtspunt.

Totstandkoming beleidsinformatie

De veelheid en diversiteit van onder verantwoordelijkheid van het ministerie fungerende organisaties is een reden dat de aggregatie en betrouwbaarheid van beleidsinformatie binnen het ministerie permanente aandachtspunten zijn binnen de bedrijfsvoering. De toevoeging van een omvangrijke organisatie als de Politie onderstreept deze aandacht des te meer. De implementatie van nieuwe bedrijfsprocessystemen binnen het ministerie maakt deze aandacht ook noodzakelijk. Naast de integratie en met het opzetten van de nieuwe hoofdstructuur van het ministerie is de verbetering van de (bestuurlijke) informatievoorziening en de centrale regie daarop daarom van groot belang. In 2011 zijn de introductie en implementatie van nieuwe systemen op het bestuursdepartement en binnen de financiële bedrijfsvoering voorbeelden die moeten leiden tot een bijdrage aan een verdere verbetering van de totstandkoming van de beleidsinformatie.

Financieel en materieelbeheer

Het financieel beheer is voor het ministerie een belangrijk aandachtspunt. Dit naar aanleiding van ontwikkelingen in de rechtmatigheid, maar ook zoals die zich op andere punten in het financieel beheer hebben voorgedaan.

Het inkoopproces, en meer in het bijzonder de naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijnen, is in 2009 door Algemene Rekenkamer bestempeld tot een kritiek onderdeel binnen de bedrijfsvoering van het ministerie. In 2010 was sprake van een substantiële verbetering van het inkoopbeheer: het bedrag aan onrechtmatigheden bedroeg toen € 29,7 miljoen tegenover € 50 miljoen in 2009. De doelstelling van het ministerie was om in 2011 maximaal € 10 miljoen aan onrechtmatigheden te verwezenlijken. Mede in het licht van de toename in omvang van de inkopen ten gevolge van de departementale herindeling is informeel samen met de Algemene Rekenkamer geconstateerd dat dit geen reëel streven is. In 2011 is vooralsnog een bedrag van € 24,8 miljoen aan onrechtmatige inkoopuitgaven geconstateerd.

Het uitvoeren van het plan van aanpak Verbetering Inkoopbeheer heeft echter wel tot resultaat geleid. Het plan van aanpak betreft een verscherpte monitoring en sturing op de kwaliteit van het inkoopbeheer, onder andere door een verplichte maandelijkse rapportage door de betreffende diensten. Ook de verbetering van de opzet en werking van het management controlsysteem (op centraal en decentraal niveau), en versterking van de concerncontrol op inkoop hebben geleid tot een toenemende aandacht voor de inkoop als onderdeel van het bedrijfsvoeringsproces.

In het jaar 2011 zijn verder doorlichtingen naar het inkoopproces uitgevoerd, waarvan een doorlichting naar de interne controle en de control op de inkoop bij alle zelfstandig aanbestedende diensten (m.u.v. het KLPD) een belangrijk onderdeel was. Een belangrijke bevinding was dat er veel is geïnvesteerd in de versterking van de interne controle en control. De aandachts- en verbeterpunten die uit deze doorlichting naar voren kwamen zijn middels maatregelen geborgd in de organisatie.

De Tweede Kamer is verder specifiek geinformeerd over de rechtmatigheid van de aanbestedingsprocedures rond de vervanging van dienstwapens en politievoertuigen bij de Politie.

Het betaalproces heeft naar aanleiding van de rijksbreed getroffen maatregelen binnen het ministerie extra aandacht gehad. De maatregelen hebben geleid tot een betere bewaking van betalingstermijnen en invoering van een aangepast betaalregiem. Weliswaar was in december 87% van de facturen tijdig betaald, maar de doelstelling voor 2011 om 90% van de facturen tijdig betaald te hebben, is nog niet gerealiseerd. Het implementatietraject in 2012 van een nieuw systeem voor de financiële bedrijfsvoering kan mogelijk een negatieve invloed hebben op het behalen van de betalingstermijn in 2012. Het nieuwe systeem is echter wel een belangrijke voorwaarde om in de toekomst te kunnen voldoen aan die norm.Uiteraard wordt al het mogelijke gedaan om dit tot een minimum te beperken.

De implementatie van een groot aantal controlemaatregelen binnen P-Direkt is inmiddels gerealiseerd. De controle van de reiskosten en IKAP-regeling is hiermee mogelijk gemaakt. De personeelsdossiers en de rapportage functionaliteit binnen P-Direkt blijven echter een nadrukkelijk punt van aandacht.

Overige aspecten van bedrijfsvoering

Het betaalproces heeft naar aanleiding van de rijksbrede getroffen maatregelen binnen het ministerie extra aandacht gehad. De maatregelen hebben geleid tot een betere bewaking van betalingstermijnen en invoering van een aangepast betaalregiem. Weliswaar was in december 87% van de facturen tijdig betaald, maar de doelstelling voor 2011 om 90% van de facturen tijdig betaald te hebben, is nog niet gerealiseerd. Het implementatietraject in 2012 van een nieuw systeem voor de financiële bedrijfsvoering kan mogelijk negatieve invloed hebben op het behalen van de betalingstermijn in 2012. Het nieuwe systeem is echter wel een belangrijke voorwaarde om in de toekomst te kunnen voldoen aan die norm. Uiteraard wordt al het mogelijke gedaan om dit tot een minimum te beperken.

d.d. 16 maart 2012

HOOFDSTUK 7 – RAAD VOOR DE RECHTSPRAAK

Beleidsmatige ontwikkelingen

Algemeen

Zowel de instroom als het aantal afgehandelde zaken is in 2011 afgenomen ten opzichte van 2010. In 2011 stroomde er ongeveer 1,8 miljoen zaken in bij de gerechten. Het aantal afgehandelde zaken bedroeg eveneens ongeveer 1,8 miljoen. De daling ten opzichte van 2010 is ogenschijnlijk groter dan in de werkelijkheid het geval is: vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product. Rekening houdend met deze technische correctie is er nog steeds sprake een daling van het aantal zaken.

Hieronder is de realisatie weergegeven over het aantal afgedane zaken door de rechtspraak en de doorlooptijden in het jaar 2011. In het jaarverslag van de rechtspraak, uitgebracht door de Raad voor de rechtspraak, dat tevens aan de Staten-Generaal wordt aangeboden, wordt meer gedetailleerd ingegaan op de diverse ontwikkelingen binnen de rechtspraak in 2011.

Onderstaande tabel geeft de realisatie weer van het aantal afgedane zaken door de rechtspraak en de doorlooptijden in het jaar 2011.

Productie
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

20111

20112

2011 

Totaal

1 725 301

1 827 279

1 934 225

1 959 617

1 806 870

1 880 383

– 73 513

               

Gerechtshoven

             

Civiel

14 709

15 038

16 136

16 661

17 308

16 107

1 201

Straf

38 075

36 767

37 612

37 815

38 789

39 773

– 984

Belasting

3 300

2 793

3 371

3 657

4 130

2 760

1 370

               

Rechtbanken

             

Civiel

262 368

261 299

280 107

288 057

340 531

283 581

56 950

Straf

216 017

219 498

217 460

195 955

196 996

194 785

2 211

Bestuur (exc;.VK)

49 039

45 457

44 409

46 963

47 668

47 432

236

Bestuur (VK)

56 816

45 090

45 858

50 739

43 519

53 336

– 9 817

Kanton

1 052 913

1 168 785

1 258 442

1 288 999

1 083 128

1 214 326

– 131 198

Belasting

24 606

25 177

23 286

23 221

27 326

20 402

6 924

               

Bijzondere colleges

             

Centrale Raad van beroep

7 458

7 375

7 544

7 550

7 475

7 881

– 406

X Noot
1

vanaf 2011 worden gezamenlijk gezagsverzoeken (circa 43 000) bij civiel geteld in plaats van bij kanton;

X Noot
2

vanaf 2011 worden akten en verklaringen bij kanton niet meer meegeteld als product.

Toelichting

Het aantal zaken is, rekening houdend met de technische correctie met betrekking tot akten en verklaringen, met circa 2% gedaald naar circa 1,8 miljoen. De daling zit met name bij het relatief goedkope product kanton en bij de vreemdelingenkamers. De stijging bij civiel wordt deels verklaard door een technische correctie met betrekking tot gezamenlijk gezagsverzoeken: vanaf 2011 worden deze producten geteld bij civiel in plaats van bij kanton. Ook bij de andere producten is er sprake van een stijging.

Rekening houdend met de zaakzwaarte, uitgedrukt in de diverse prijzen, is er in 2011 sprake van een stijging van werklast ten opzichte van 2010.

Doorlooptijden

Doorlooptijden

 In %

 

norm

realisatie

realisatie

realisatie

realisatie

streefwaarde

 

2011

2008

2009

2010

2011

2011

rechtbanken sector kanton

binnen:

         

Handelszaken met verweer

1 jaar

95%

96%

95%

95%

90

 

6 mnd

81%

81%

78%

79%

75

Beschikking arbeidsontbinding op tegenspraak

3 mnd

96%

95%

96%

94%

90

Handelszaken zonder verweer (verstek)

15 dagen

92%

91%

84%

77%

90

Beschikking geregelde arbeidsontbinding

15 dagen

79%

77%

83%

86%

90

Kort geding

3 mnd

96%

95%

95%

97%

90

Overtreding

1 mnd

89%

88%

88%

92%

80

Mulderzaak

3 mnd

74%

80%

80%

78%

80

             

Rechtbanken, sector civiel

           

Handelszaken met verweer

2 jaar

85%

86%

87%

87%

80

 

1 jaar

62%

62%

63%

62%

70

Handelszaken zonder verweer (verstek)

1 mnd

69%

73%

76%

72%

90

Verzoekschriftprocedure handel (vooral insolventie)

3 mnd

84%

86%

84%

83%

90

Beëindigde faillissementen

3 jaar

73%

72%

77%

81%

90

Scheidingszaak

1 jaar

91%

94%

93%

94%

95

 

2 mnd

60%

58%

62%

65%

50

Alimentatie en bijstandsverhaal

1 jaar

94%

94%

93%

93%

90

Omgangs- en gezagszaken

1 jaar

83%

82%

81%

84%

80

Beschikking verzoekschriftprocedure kinderrechter

3 mnd

90%

90%

92%

91%

90

Kort geding

3 mnd

91%

91%

92%

92%

90

             

Rechtbanken, sector straf

           

Strafzaak MK (=meervoudig behandeld)

6 mnd

86%

85%

84%

83%

90

Politierechterzaak (incl. economische)

5 weken

85%

86%

84%

85%

90

Strafzaak bij de kinderrechter (enkelvoudig)

5 weken

84%

83%

82%

77%

85

Raadkamerzaken m.b.t. voorlopige hechtenis

2 weken

99%

100%

99%

100%

95

Raadkamerzaken niet voorlopige hechtenis

4 mnd

82%

81%

80%

83%

85

             

Rechtbanken, sector bestuur

           

Bodemzaak bestuur regulier

1 jaar

73%

71%

68%

77%

90

 

9 mnd

47%

47%

49%

60%

70

Voorlopige voorziening bestuur regulier

3 mnd

95%

95%

94%

95%

90

Bodemzaak belasting lokaal

9 mnd

44%

42%

48%

62%

90

Bodemzaak rijksbelastingen

1 jaar

51%

51%

53%

63%

90

Bodemzaak vreemdelingen

9 mnd

68%

67%

57%

75%

90

             

Gerechtshoven

           

Handelszaak dagvaarding

2 jaar

67%

71%

74%

79%

80

Handelsrekest

3 mnd

57%

70%

70%

71%

90

Familierekest

1 jaar

88%

87%

85%

88%

90

Belastingzaak

1 jaar

33%

30%

42%

48%

85

Strafzaak MK (=meervoudig behandeld)

9 mnd

74%

67%

55%

55%

85

Strafzaak EK

6 mnd

59%

44%

36%

29%

90

Strafzaak EK kantonzaak

6 mnd

64%

55%

67%

70%

90

Raadkamerzaken m.b.t. voorlopige hechtenis

2 weken

50%

45%

55%

55%

95

Raadkamerzaken niet voorlopige hechtenis

4 mnd

32%

61%

46%

54%

85

Toelichting

In de jaren 2010 en 2011 is de tijdigheid van het behandelen van rechtszaken bij de gerechtshoven, rechtszaken bij de bestuurssectoren van de rechtbanken en van de afhandeling van faillissementen sterk verbeterd. Desondanks is bij genoemde zaken in 2011 nog niet aan de doorlooptijdnormering voldaan. Ook niet aan de normering voldeden de strafsectoren van de rechtbanken, uitgezonderd voor raadkamerzaken, en de civiele sectoren, uitgezonderd bij faillissementen en kort gedingen. De procedureduur bij deze sectoren lagen echter niet ver meer van de norm af.

De familierechtelijke procedures en procedures bij de kantonrechter voldoen al geruime tijd aan de normering voor de duur ervan.

C. JAARREKENING

HOOFDSTUK 8 – DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingstaat 2011 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI)x € 1 000

Artikel

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting incl. ISB

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

TOTAAL

11 570 133

11 264 017

1 541 583

12 071 825

11 438 507

1 521 609

501 692

174 490

– 19 974

                     
 

Totaal beleidsartikelen

11 296 941

10 990 825

1 539 510

11 805 206

11 198 497

1 517 425

508 265

207 672

– 22 085

                     

11

Nederlandse rechtsorde

14 596

14 596

0

13 293

14 737

32

– 1 303

141

32

12

Rechtspleging en rechtsbijstand

1 466 004

1 466 004

218 882

1 534 994

1 536 183

249 019

68 990

70 179

30 137

13

Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

3 015 024

3 015 024

914 428

3 160 590

3 146 012

839 386

145 566

130 988

– 75 042

14

Jeugd

898 952

898 952

5 450

886 414

857 624

20 179

– 12 538

– 41 328

14 729

17

Internationale rechtsorde

1 651

1 651

0

2 112

2 116

4

461

465

4

21

Nationale crisis- en veiligheidsbeleid en terrorismebestrijding

55 635

56 969

0

59 107

70 217

1 427

3 472

13 248

1 427

23

Veiligheidsregio's en politie

5 754 848

5 447 398

400 750

6 107 517

5 525 906

406 877

352 669

78 508

6 127

25

Veiligheid en bestuur

85 307

85 307

0

35 035

40 143

467

– 50 272

– 45 164

467

29

Inspectie openbare orde en veiligheid

4 924

4 924

0

6 144

5 559

34

1 220

635

34

                     
 

Totaal niet-beleidsartikelen

273 192

273 192

2 073

266 619

240 010

4 184

– 6 573

– 33 182

2 111

                     

91

Algemeen

236 015

236 015

2 073

263 954

237 344

4 165

27 939

1 329

2 092

92

Nominaal en onvoorzien

34 196

34 196

0

0

0

0

– 34 196

– 34 196

0

93

Geheim

2 981

2 981

0

2 665

2 666

19

– 316

– 315

19

                     

HOOFDSTUK 9 – DEPARTEMENTALE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2011 van het ministerie van Veiligheid en Justitie

Bedragen X € 1 000

1

Uitgaven ten laste van de begroting

11 438 501

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1 521 614

3

Liquide middelen

163

     

4

Rekening-courant RHB

 

4a

Rekening-courant RHB

9 595 554

5

Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)

9 049

6

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

330 545

7

Openstaande rechten

0

7a

Tegenrekening openstaande rechten

0

8

Extra-comptabele vorderingen

672 701

8a

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

672 701

9a

Tegenrekening extra-comptabele schulden

0

9

Extra-comptabele schulden

0

10

Voorschotten

6 716 262

10a

Tegenrekening voorschotten

6 716 262

11a

Tegenrekening garantieverplichtingen

1 873 951

11

Garantieverplichtingen

1 873 951

12a

Tegenrekening openstaande verplichtingen

4 696 517

12

Openstaande verplichtingen

4 696 517

13

Deelnemingen

0

13a

Tegenrekening deelnemingen

0

           
 

Totaal

25 407 144

 

Totaal

25 407 144

De saldibalans per 31 december 2011 geeft de financiële posten weer die bij de afsluiting van de begrotingsboekhouding aan het einde van 2011 bestonden en meegenomen worden naar volgende begrotingsjaren. Hieronder worden de onderdelen van de saldibalans nader toegelicht.

ad 1 en 2) Begrotingsuitgaven en -ontvangsten

bedragen x € 1 000
 

2011

2010

uitgaven ten laste van de begroting 2010

0

6 239 600

uitgaven ten laste van de begroting 2011

11 438 501

0

Totaal

11 438 501

6 239 600

bedragen x € 1 000

Begrotingsontvangsten

2011

2010

ontvangsten ten gunste van de begroting 2010

 

1 064 851

ontvangsten ten gunste van de begroting 2011

1 521 614

 

Totaal

1 521 614

1 064 851

Onder de post uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting zijn de gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten van het jaar 2011 opgenomen, met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

ad 3) Liquide middelen

Het totaalbedrag van € 163 000 is als volgt opgebouwd:

bedragen x € 1 000

Liquide middelen

2011

2010

Kas

145

171

ING Bank

24

19

Royal Bank of Scotland

– 6

0

     

Saldo liquide middelen

163

190

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift van het jaar 2011) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders.

ad 4 en 4a) Rekening-courant RHB

bedragen x € 1 000
 

2011

2010

Rekening Courant RHB

9 595 554

4 718 857

Het saldo van deze post geeft de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weer. Het saldo sluit aan bij het Rekening-courant overzicht van de afdeling Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën.

ad 5 en 6) Uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband

De uitgaven buiten begrotingsverband worden als volgt gespecificeerd:

Uitgaven bedragen x € 1 000

Buiten begrotingsverband

2011

2010

Door te belasten uitgaven

5 020

4 332

Salarisvoorschotten

3 469

2 567

Nog te verantwoorden salarisjournaal

560

0

Totaal

9 049

6 899

Door te belasten uitgaven

Het saldo van deze post wordt gevormd door projecten die door het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden uitgevoerd en waarbij de uitgaven en ontvangsten niet binnen hetzelfde jaar worden verantwoord doordat de projectafrekening achteraf op declaratiebasis plaatsvindt.

Salarisvoorschotten

Op deze rekeningen worden de salarisvoorschotten verantwoord die door de decentrale diensten zijn verstrekt na goedkeuring van de salarisadministratie. Het verstrekte voorschot wordt vervolgens op het salaris van de medewerker ingehouden.

Nog te verantwoorden salarisjournaal

Het betreft hier mutaties uit het salarisjournaal waarvan niet duidelijk is ten laste van welke rekening deze dienen te worden verantwoord. Na beoordeling van de salarisadministratie worden deze posten alsnog verwerkt.

De ontvangsten buiten begrotingsverband worden als volgt gespecificeerd:

Ontvangsten bedragen x € 1 000

Buiten begrotingsverband

2011

2010

RC-kasbeheerders

8

15

Vooruitontvangen bedragen

22 885

38 050

af te dragen inhoudingen

39 349

41 826

tussenrekening liquide middelen

18 281

13 194

af te wikkelen proceskosten

2 203

2 429

Af te wikkelen OM

96 400

78 913

Conservatoir IBG

120 431

115 631

Gedeponeerde geldsommen

9 175

8 985

Nog te betalen premies

21 813

22 746

Nog te verantwoorden salarisjournaal

495

Salarisvoorschotten

Totaal

330 545

322 284

Vooruit ontvangen bedragen

Het saldo van deze rekening bestaat voornamelijk uit sociale lasten over de maand december 2011 die bij de agentschappen in rekening zijn gebracht. Deze bedragen zijn in januari 2012 aan de diverse instanties afgedragen. Daarnaast wordt het creditsaldo opgenomen van de projecten die door het Ministerie van Veiligheid en Justitie worden uitgevoerd en waarbij de uitgaven en ontvangsten niet in hetzelfde jaar worden verantwoord.

Af te dragen inhoudingen

Op de rekening af te dragen inhoudingen is met name de loonheffing verantwoord, die in de maand december 2011 op de ambtenarensalarissen is ingehouden. In de maand januari 2012 is deze post aan de Belastingdienst afgedragen.

Tussenrekening liquide middelen

Op deze rekening worden ontvangsten verantwoord, waarover op het moment van ontvangst nog geen zekerheid bestaat over de bestemming van het geld.

Af te wikkelen proceskosten

Deze rekening geeft het saldo weer van de proceskosten die nog met partijen moet worden afgerekend.

Af te wikkelen OM

Bedragen die in het kader van het «vrijlaten op borgtocht» van een verdachte zijn ontvangen, worden op deze rekening verantwoord. Daarnaast wordt deze rekening gecrediteerd voor de gelden die in beslag genomen zijn. De uiteindelijke bestemming van de gelden wordt bepaald door een uitspraak van de rechter in de desbetreffende zaak of door het Openbaar Ministerie. Een dergelijke beslissing kan leiden tot geheel of gedeeltelijke teruggave of verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld.

Conservatoir in beslaggenomen gelden

Het creditsaldo op deze rekening wordt gevormd door de gelden waarop in het kader van ontnemingsmaatregelen conservatoir beslag is gelegd.

Gedeponeerde geldsommen

Betreft ontvangsten van partijen in rechtszaken waarvan de rechter een deskundigenonderzoek heeft gelast. De kosten van het deskundigenonderzoek worden hiermee gefinancierd.

Nog te betalen premies

Deze premies zijn afkomstig uit het salarisjournaal van december 2011 en zijn in januari 2012 betaalbaar gesteld.

ad 8 en 8a) Extra-comptabele vorderingen

In 2011 is er een zichtbare toename bij de debiteuren die bij CJIB in beheer zijn. De verwachting is dat deze posten in 2012 voldaan worden.

bedragen x € 1 000

Liquide middelen

2011

2010

Kas

145

171

ING Bank

24

19

Royal Bank of Scotland

– 6

0

     

Saldo liquide middelen

163

190

bedragen x € 1 000

extra-comptabele vorderingen

2011

2010

vorderingen binnen begrotingsverband

672 701

587 888

Totaal

672 701

587 888

bedragen x € 1 000

onderscheiden naar Justitie-organisatie

2011

2010

Justitiebrede vorderingen

bestuursdepartement

10 454

13 791

Jeugdbescherming en reclassering

 

72

Rechtspleging

21 356

33 334

CJIB

640 891

540 691

Totaal

672 701

587 888

bedragen x € 1 000

ingedeeld naar aard

2011

2010

salarisvorderingen op ex-personeel

1 867

1 994

Ministeries

3 195

1 703

Semi-overheden/gesubsidieerde instellingen

2 145

2 422

Voorlopig buiten invordering gestelde vorderingen

3 100

3 513

Eénmalige debiteuren

11 447

16 510

advocaten rechtspraak

5 180

9 124

Strafrechtelijke boetes (STRABIS)

109 446

115 728

Sancties (wet Mulder)

268 095

208 254

Vorderingen opgelegde ontnemingsmaatregelen

263 349

216 710

Derden

4 887

11 930

Totaal

672 701

587 888

bedragen x € 1 000

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

2011

2010

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

672 701

587 888

Totaal

672 701

587 888

ad 10 en 10a) Voorschotten

Het saldo van 2011 wijkt aanzienlijk af ten opzichte van het jaar 2010. Dit wordt veroorzaakt door de bijdragen aan de Politie- en veiligheidsregio’s. De afrekening volgt in 2012 na het intern opmaken van de jaarrekeningen.

De post voorschotten wordt als volgt gespecificeerd:

bedragen x € 1 000

voorschotten

   

Voorschotten gesubsidieerde instellingen

6 643 669

1 519 921

Incidentele reisvoorschotten

158

182

Doorlopende reisvoorschotten

7

9

Kasvoorschothouders

21

23

Overige voorschotten

72 407

62 155

     

Saldo voorschotten

6 716 262

1 582 290

Bedragen x € 1 000

ouderdom van voorschotten

   

Jaar

Subsidies

Overige voorschotten

< 2007

17 364

3 131

2007

10 970

120

2008

40 784

225

2009

38 651

2 451

2010

228 980

1 131

2011

6 306 920

65 349

Totaal

6 643 669

72 407

Overeenkomstig de subsidievoorschriften dienen de gesubsidieerde instellingen binnen dertien weken na afloop van het boekjaar een door een registeraccountant gecertificeerde jaarrekening bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie in te dienen. Na controle en akkoordbevinding van de stukken wordt de subsidie definitief vastgesteld en vindt verrekening met de verstrekte voorschotten plaats. Indien in afwijking van de wens van een gesubsidieerde instelling een of meerdere posten uit de jaarrekening niet subsidiabel worden verklaard, vindt overleg met betrokkenen plaats, alvorens tot vaststelling van de exploitatiesubsidie wordt overgegaan. Bij de overige voorschotten bestaat het saldo voornamelijk uit betalingen waarbij de bijbehorende prestatie op het moment van de betaling nog niet is verricht.

Bedragen x € 1 000

ouderdom van afgerekende voorschotten in 2011

   

Jaar

Subsidies

Overige voorschotten

2007

16 028

830

2007

9 350

213

2008

24 639

267

2009

483 230

427

2010

1 121 936

53 342

2011

3 629 465

232

Totaal

5 629 465

55 329

ad 11 en 11a) Garantieverplichtingen

Onder de post garantieverplichtingen in de saldibalans worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een verleende garantie wordt gezien als een verplichting en moet op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling leidt.

De garantieverplichtingen, die een onderdeel zijn van de openstaande verplichtingen, dienen apart te worden toegelicht.

bedragen x 1 000

Tegenrekening garantieverplichting

2011

2010

Tegenrekening garantieverplichtingen

1 873 951

79 310

De tegenrekening garantieverplichtingen maakt onderdeel uit van de obligoboeking garantieverplichtingen.

bedragen x 1 000

Garantieverplichting

2011

2010

Garantieverplichtingen

1 873 951

79 310

De door het Ministerie van Veiligheid en Justitie afgegeven garanties betreffen ultimo 2011:

Bedragen x € miljoen

Afgegeven garanties

 

Politieregio’s

1 861,9

Procesrisico’s faillissementscuratoren

12,1

Garanties politieregio’s

De politieregio’s, politieacademie (PA) en de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtSPN), kunnen in het kader van schatkistbankieren een rekening-courantkrediet en een leenovereenkomst aangaan met het Ministerie van Financiën. Voorafgaand aan het afsluiten van een kredietovereenkomst tussen het Ministerie van Financiën en de betreffende politieorganisatie geeft het vakdepartement een garantie af voor de vervallen termijnen van rente en aflossing indien de politieorganisatie de uit de kredietovereenkomst voortkomende verplichting niet nakomt.

Naast de leenfaciliteiten, waarvan de politieorganisaties op vrijwillige basis gebruik van kunnen maken, zijn zij verplicht hun creditsaldo aan te houden bij de schatkist. Ultimo 2011 zijn voor rekening-courantkredieten en leningen garanties afgegeven van € 1 861,9 miljoen. Ten opzichte van ultimo 2010 is dat een stijging van € 456,9 miljoen)

Naast bovenvermelde afgegeven garanties is er nog een wettelijke garantie voor gerechtsdeurwaarders en notarissen.

Gerechtsdeurwaarders

Voor zover de verplichtingen die krachtens artikel 480 Rechtsvordering op de gerechtsdeurwaarder rusten, niet worden nageleefd, is op grond van lid 3 van dit artikel de Staat jegens belanghebbenden voor de daaruit voor hen voortvloeiende schade met de gerechtsdeurwaarder hoofdelijk aansprakelijk.

Het risico voor Veiligheid en Justitie is echter klein. Het afgelopen decennium betrof dit enkele gerechtsdeurwaarders, met vorderingen variërend van enkele tienduizenden tot ruim € 2 miljoen.

Notarissen

Een soortgelijke regel is opgenomen in artikel 3:270 lid 6 BW ten aanzien van de (opbrengst) van de executie van registergoederen door notarissen.

Artikel 3:270 lid 6 BW is in de afgelopen 10 jaar niet toegepast.

ad 12 en 12a) Openstaande verplichtingen

De stand per 31 december 2011 vertoont een aanzienlijke stijging door de registratie van de bijdragen 2012 aan de Politie- en Veiligheidsregio’s van 4,1 miljard.

bedragen x € 1 000

Openstaande verplichtingen

2011

2010

Openstaande verplichtingen

4 696 517

380 940

bedragen x € 1 000

Openstaande verplichtingen

   

Openstaande verplichtingen per 1 januari 2011

 

380 940

Aangegane verplichtingen in 2011

 

10 152 656

Tot betaling gekomen in 2011

5 837 079

 

Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen in eerdere begrotingsjaren

0

0

Openstaande verplichtingen per 31 december 2011

 

4 696 517

In het bedrag aangegane verplichtingen 2011 zijn inbegrepen de openstaande verplichtingen per 1 januari 2011 van DGVeiligheid (voormalig BZK) die nieuw in de administratie van Veiligheid en Justitie zijn opgenomen.

Een opgave per begrotingsartikel van de stand per 31 december 2011 van het deel van de aangegane verplichtingen dat nog niet tot uitgaven heeft geleid (bedragen op duizenden euro's naar boven afgerond), geeft het volgende beeld:

Art

Omschrijving

bedragen x € 1 000

11

Nederlandse rechtsorde

13

12

Rechtspleging en Rechtsbijstand

1 958

13

Rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding

284 391

14

Jeugd

5 562

17

Internationale rechtsorde

0

21

Nationale crisis- en veiligheid

17 649

23

Veiligheidregio’s en Politie

4 329 063

25

Veiligheid en Bestuur

11 216

29

IOOV

452

91

Algemeen

46 213

92

Nominaal en onvoorzien

0

93

Geheim

0

totaal aangegane verplichtingen die nog niet tot uitgaven hebben geleid

4 696 517

bedragen x € 1 000

Tegenrekening

   

Openstaande verplichtingen

2011

2010

Tegenrekening openstaande verplichtingen

4 696 517

380 940

De tegenrekening openstaande verplichtingen maakt onderdeel uit van de obligoboeking openstaande verplichtingen.

HOOFDSTUK 10 – BATEN-LASTENDIENSTEN

10.0 SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT 2011 INZAKE BATEN-LASTENDIENSTEN VAN HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE (VI)

x € 1 000

Omschrijving

(-1)

(-2)

(3) = (2)-(1)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Dienst Justitiële Instellingen

     
       

Totale baten

2 203 673

2 279 260

75 587

Totale lasten

2 203 673

2 334 576

130 903

Saldo van baten en lasten

0

– 55 316

– 55 316

       

Totale kapitaalontvangsten

40 000

19 804

– 20 196

Totale kapitaaluitgaven

– 75 241

– 65 440

9 801

       

Centraal Justitieel Incasso Bureau

     
       

Totale baten

112 692

106 826

– 5 866

Totale lasten

112 692

112 850

158

Saldo van baten en lasten

0

– 6 024

– 6 024

       

Totale kapitaalontvangsten

5 625

11 025

5 400

Totale kapitaaluitgaven

– 14 704

– 24 151

– 9 537

       

Nederlands Forensisch Instituut

     
       

Totale baten

72 889

78 836

5 947

Totale lasten

72 889

77 127

4 238

Saldo van baten en lasten

0

1 709

1 709

       

Totale kapitaalontvangsten

4 501

4 923

422

Totale kapitaaluitgaven

– 8 900

– 8 990

– 872

       

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening

     
       

Totale baten

32 156

34 201

2 045

Totale lasten

32 156

33 621

1 465

Saldo van baten en lasten

0

580

580

       

Totale kapitaalontvangsten

3 395

0

– 3 395

Totale kapitaaluitgaven

– 4 641

– 108

4 533

       

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT

     
       

Totale baten

33 915

39 178

5 263

Totale lasten

33 915

39 614

5 699

Saldo van baten en lasten

0

– 436

– 436

       

Totale kapitaalontvangsten

2 873

1 478

– 1 395

Totale kapitaaluitgaven

6 431

8 192

1 761

       

Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)

     
       

Totale baten

583 708

607 907

24 199

Totale lasten

583 708

595 122

11 414

Saldo van baten en lasten

0

12 785

12 785

       

Totale kapitaalontvangsten

37 100

1 990

– 35 110

Totale kapitaaluitgaven

87 563

– 33 984

53 579

10.1 DIENST JUSTITIËLE INRICHTINGEN (DJI)

Toelichting exploitatie 2011

Baten

Omzet Moederdepartement

De bijdrage 2011 van het Moederdepartement is gedurende het jaar per saldo met € 97,1 miljoen opwaarts bijgesteld in verband met beleidsmatige mutaties (€ 23,0 miljoen), compensatie hogere kosten verlofregeling substantieel bezwarende functies (SBF) en regeling 2e carrière (€ 40,1 miljoen), loonbijstelling 2011 en doorwerking prijsbijstelling 2010 (€ 29,3 miljoen), (inter)departementale overboekingen (€ 6,4 miljoen), kortingen en taakstellingen (-€ 7,6 miljoen) en technische bijstellingen (€ 5,9 miljoen).

Het bedrag van de beleidsmatige mutaties (in- en extensiveringen) heeft betrekking op:

  • de autonome groei van de forensische zorg in het strafrechtelijk kader (€ 5,0 miljoen);

  • inkoop van Justitiële verslavingszorg (€ 8,0 miljoen);

  • activeren reservecapaciteit Gevangeniswezen in verband met oplopende bezetting (€ 5,7 miljoen);

  • terugkeeractiviteiten in het kader van het programma Modernisering Gevangeniswezen (€ 4,3 miljoen).

De bijdrage van het Moederdepartement wordt verstrekt op kasbasis. De Dienst Justitiële Inrichtingen is een baten-lastendienst. Als gevolg van de verschillende stelsels wijkt de stand van de definitieve kasbijdrage 2011 circa € 47,4 miljoen af van de omzet Moederdepartement in de gespecificeerde staat van baten en lasten 2011. Dit bedrag is het saldo van onder andere de terug te betalen bijdrage in het kader van outputfinanciering, de terug te betalen projectbijdragen en de in de balans opgenomen vooruitontvangen en nog te ontvangen bijdragen.

Omzet derden

De gerealiseerde opbrengsten van derden zijn ten opzichte van de oorspronkelijke begroting € 18,1 miljoen hoger uitgekomen. In het kader van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België zijn in 2011 extra plaatsen ingezet ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bij Belgische veroordelingen opgelegde vrijheidsstraffen. Hierdoor is een hogere opbrengst ad € 8,6 miljoen gerealiseerd. Daarnaast zijn hogere opbrengsten gerealiseerd als gevolg van subsidie- en inkoopvaststellingen over voorgaande jaren. Met name als gevolg van het definitief vaststellen van de inkoop forensische zorg 2010 is een incidentele meevaller ontstaan.

Rentebaten

Door gebruik te maken van de depositofaciliteit van het Ministerie van Financiën is in 2011 ruim € 0,5 miljoen aan rentebaten gerealiseerd.

Bijzondere baten

De bijzondere baten zijn het gevolg van vrijval uit de balanspost voorzieningen. Verderop in dit hoofdstuk worden de mutaties van de voorzieningen afzonderlijk toegelicht.

Met de bijdrage van het Moederdepartement en de overige opbrengsten dient DJI de kosten af te dekken die worden gemaakt om de afgesproken productietaakstelling en de opdrachten voor derden te realiseren. De gerealiseerde productie is opgenomen en nader toegelicht bij de betrokken operationele doelstellingen.

Lasten

Apparaatskosten

De apparaatskosten zijn circa € 49,7 miljoen (circa 2,4%) hoger uitgekomen dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting. De uitvoering van de voornoemde beleidsintensiveringen en het beschikbaar stellen van extra capaciteit aan derden heeft geleid tot hogere kosten. Voorts heeft de prijsontwikkeling in 2011 geleid tot een stijging van de kosten. Hier staat tegenover dat de kosten die samenhangen met het afbouwen van de capaciteit van de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) lager zijn uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. Het inrichten van lokale mobiliteitsbureaus is hierbij een succesvolle aanpak gebleken.

Rentelasten

De rentelasten hebben betrekking op de leningen van het Ministerie van Financiën. Omdat de afgelopen jaren voor een lager bedrag aan nieuwe leningen is afgesloten dan oorspronkelijk geraamd, zijn de totale rentekosten lager uitgekomen.

Afschrijvingskosten

Per saldo zijn de gerealiseerde afschrijvingskosten € 2,1 miljoen (4%) lager uitgekomen dan begroot. Dit is onder meer het gevolg van de krimp van de capaciteit in de rijkssector van DJI, waardoor minder investeringen hebben plaatsgevonden dan geraamd.

Voorzieningen
Bedragen x € 1 000

 Omschrijving

Stand per 31-12-2010

Vrijval in

2011

Dotatie in 2011

Onttrekking in 2011

Stand per 31-12-2011

Functioneel leeftijdsontslag

42 493

0

1 509

– 19 600

24 402

Substantieel bezwarende functies

21 093

– 1 295

34 658

– 14 374

40 082

FPU-plus

17 305

0

620

– 8 190

9 735

Wachtgelden

2 113

– 271

0

– 565

1 277

Afkoop boekwaarde gebouwen

18 327

– 3 102

41 588

– 8 066

48 747

Reorganisatie

14 926

– 2 152

16 760

– 6 400

23 306

Verzelfstandiging Mesdagkliniek

13 231

0

0

– 520

12 711

Verlieslatende contracten

977

– 631

0

– 346

0

Totaal

130 465

– 7 451

95 135

– 58 061

160 088

Functioneel leeftijdsontslag (FLO)

De omvang van de voorziening is gebaseerd op de bestaande verplichting aan personeelsleden die op 31 december 2011 nog gebruik maakten van de FLO-regeling. De in 2011 betaalde FLO-uitkeringen ter grootte van € 19,6 miljoen zijn aan de voorziening onttrokken.

Substantieel bezwarende functies (SBF)

De dotatie aan de voorziening SBF houdt verband met de nieuwe instroom in de SBF. De werkgever is wettelijk verplicht de kosten per werknemer voor de gehele looptijd van de regeling (circa 3 jaar) in één keer te doteren aan de voorziening. De in 2011 betaalde verlofuitkeringen ad € 14,4 miljoen zijn aan de voorziening onttrokken.

FPU-plus

In 2004 is een voorziening gevormd in verband het gebruikmaken van het FPU-plus arrangement door DJI-medewerkers. De betalingen ad € 8,2 miljoen aan de ex-medewerkers, die van dit arrangement gebruikmaken, zijn aan de voorziening onttrokken.

Wachtgelden

Met ingang van 2007 is een voorziening wachtgelden gevormd voor ex-DJI-medewerkers die op deze datum onder de wachtgeldregeling vallen. De omvang van de voorziening is berekend op basis van het aantal deelnemers en de verwachte einddatum van de uitkering.

Afkoop boekwaarde gebouwen

DJI heeft ten aanzien van een aantal van de RGD gehuurde panden de beslissing genomen deze af te stoten. Aan deze beslissingen zijn veelal kosten verbonden, zoals nog resterende huren, kosten wederoplevering en sloopkosten. Per 7 maart 2013 verlopen de planologische vergunningen voor een tweetal drijvende detentieplatforms in de gemeente Zaandam. Besloten is deze detentiecapaciteit voor vreemdelingenbewaring te vervangen door permanente capaciteit. De kosten die samenhangen met het afstoten van de detentieplatforms (€ 41,2 miljoen) zijn in 2011 gedoteerd aan de voorziening. Hierin zijn de kosten van sloop inbegrepen.

Reorganisatie

In verband met de verplichtingen die voortvloeien uit (voorgenomen) reorganisaties zijn reorganisatie-voorzieningen gevormd. De dotaties in 2011 vloeien voornamelijk voort uit reorganisaties die verband houden met de capacitaire krimp (het sluiten van delen van inrichtingen en het buitengebruikstellen van plaatsen).

Verzelfstandiging Mesdagkliniek

Per 1 januari 2008 is de Van Mesdagkliniek verzelfstandigd in de vorm van een private stichting. Dit heeft tot gevolg dat de medewerkers van de Van Mesdagkliniek zijn overgegaan naar een ander pensioenfonds. In verband met de kosten die hiermee samenhangen is een voorziening gevormd.

Verlieslatende contracten

In verband met diverse contracten waarvoor door een handeling van door DJI veroorzaakt verlies, een vergoeding aan een leverancier dient te worden betaald, is een voorziening gevormd. In 2011 is een bedrag van € 0,3 miljoen onttrokken. Het restant van de voorziening is vrijgevallen.

Bijzondere lasten

Omdat in 2011 de subsidierelatie met de Justitiële jeugdinrichting Avenier ‘t Anker is beëindigd, is een vergoeding van de afbouwkosten ad € 14,1 miljoen toegekend. Voorts is in samenwerking met het Ministerie van VWS bereikt dat twee buiten gebruik gestelde (delen van) Justitiële jeugdinrichtingen per 2012 in gebruik worden genomen als gesloten jeugdzorgvoorziening. Om dit mogelijk te maken wordt een tweetal bestaande gesloten jeugdzorg-voorzieningen gesloten. DJI heeft in 2011 in totaal € 24 miljoen bijgedragen aan de transitiekosten van deze operatie. Hier staat tegenover dat DJI de komende jaren circa € 7 miljoen per jaar bespaart op de leegstandskosten van de betreffende inrichtingen.

Saldo Baten en Lasten

Over 2011 is een negatief exploitatieresultaat ad € 55,3 miljoen gerealiseerd. Dit komt overeen met circa 2,4% van de totale omzet in 2011. Dit saldo is het resultaat van de consolidatie van de administraties van de onder de DJI ressorterende inrichtingen en diensten.

In overeenstemming met de Regeling baten- en lastendiensten 2011 wordt voorgesteld het negatieve exploitatieresultaat ten laste te brengen van de exploitatiereserve. De omvang van de exploitatiereserve bedraagt voor resultaatsverdeling € 49,8 miljoen. Na het volledig inzetten van de exploitatiereserve resteert nog een negatief resultaat van € 5,5 miljoen. Conform artikel 17, lid 4c, van de Regeling baten-lastendiensten 2011 mag het eigen vermogen van een baten-lastendienst per ultimo het jaar niet minder bedragen dan nul. Volgens artikel 19, lid 2, dient bij een overschrijding van de in artikel 17, lid 4 genoemde grens bij eerst volgende suppletoire wet te worden aangegeven hoe dit wordt hersteld binnen het lopende begrotingsjaar. Hiervoor zijn reeds afspraken vastgelegd in het door de Minister van Financiën goedgekeurde meerjarenplan DJI.

Doelmatigheid

Doelmatigheid 2011
       

Realisatie

Begroting

Verschil

Omschrijving

2008

2009

2010

2011

2011

 

DJI-totaal:

           

FTE-totaal

18 175

17 221

16 698

16 2851

15 865

420

Saldo van baten en lasten in %

– 3,7%

2,1%

– 0,6%

– 2,4%

0%

– 2,4%

             

Productiviteitsindicatoren

           

1. gemiddeld aantal tbs-passanten

120

76

32

22

– 

– 

2a. gemiddeld aantal personen in PP’s (equivalentplaatsen)

442

466

450

407

– 

– 

2b. verhouding equivalentplaatsen/gemiddelde bezetting

3,9

4,2

4,2

3,9

– 

– 

X Noot
1

exclusief SBF-verlof

FTE-totaal

Het gerealiseerde aantal fte in 2011 is hoger dan in de oorspronkelijke begroting geraamd. De hogere realisatie is voornamelijk te verklaren door de hogere productie in het gevangeniswezen en de extra capaciteit die is geleverd aan het Koninkrijk België.

Toelichting productiviteitsindicatoren

  • 1. Tbs-passanten verblijven in het gevangeniswezen in afwachting van plaatsing in een forensisch psychiatrisch centrum (FPC). Het gemiddeld aantal Tbs-passanten geeft een indicatie van de mate van druk op de capaciteit van FPC’s weer. Als gevolg van de afname van het aantal opleggingen Tbs met bevel tot verpleging is het gemiddeld aantal Tbs-passanten de afgelopen jaren gestaag gedaald.

  • 2. Als gevolg van de inzet van penitentiaire programma’s (PP’s) heeft DJI in 2011 407 intramurale plaatsen «bespaard». In 2011 is de verhouding tussen de gemiddelde bezetting GW-strafrechtelijk verblijvenden en het aandeel PP’s uitgekomen op een niveau van 3,9. Met andere woorden: bijna 4 per 100 bezette GW-plaatsen.

Doelmatigheid per operationele doelstelling

In de onderstaande tabellen worden doelmatigheidsgegevens gepresenteerd. De verschillen bij de omzet (PxQ) kunnen zowel het gevolg zijn van volumeverschillen als van prijsverschillen ten opzichte van de oorspronkelijke begroting.

Operationele doelstelling 13.4

Sanctiecapaciteit volwassenen
       

Realisatie

Begroting

verschil

 Gemiddelde prijs ( x € 1)

2008

2009

2010

2011

 2011

 

Operationele intramurale sanctiecap. per plaats per dag

208

216

229

232

231

1

Reservecapaciteit per plaats per dag

   

133

121

130

– 9

Omzet operationele en res.capaciteit (p*q * € 1 miljoen)

1 126,7

1 089,7

1 004,7

1 010,3

964,7

45,6

Bezettingsgraad operationele intramurale capaciteit (%)

77,3

90,4

90,9

91,1

91,3

– 0,2

             

Extramurale sanctiecapaciteit per plaats per dag

60

85

51

34

43

– 9

Omzet extramurale sanctiecapaciteit (p*q * € 1 miljoen)

12,8

19,1

9,6

5,1

7,8

– 2,7

             

Operationel Tbs-capaciteit per plaats per dag

455

478

480

479

483

– 4

Reservecapaciteit per plaats per dag

     

221

282

– 61

Omzet operationele en res.capaciteit (p*q * € 1 miljoen)

322,8

363,6

377,6

360,6

386,6

– 26,0

Bezettingsgraad Tbs-klinieken (%)

96,8

94,6

91,9

92,0

91,3

0,7

             

Gemiddelde prijs per dag per plaats intramurale inkoopplaats forensische zorg in gevangeniswezen

 

328

367

360

362

– 2

Omzet (p*q * € 1 miljoen)

 

23,2

93,8

92,1

92,6

– 0,5

             

Gemiddelde prijs per dag per plaats intramurale inkoop-plaats strafrechtelijke forensische zorg in GGz en Ghz

 

283

285

294

290

4

Omzet (p*q* € 1 miljoen)

 

107,0

129,4

146,7

158,4

– 11,7

In verband met de hogere behoefte aan capaciteit zijn in het Gevangeniswezen 556 operationele intramurale sanctieplaatsen meer gerealiseerd dan in de oorspronkelijke begroting waren geraamd. In 2011 is de capaciteitsvraag enigszins toegenomen waardoor het noodzakelijk is geweest reservecapaciteit te activeren. Dit verklaart in belangrijke mate het verschil in de omzet van de operationele- en reservecapaciteit.

In 2011 zijn slechts vijf Tbs-reserveplaatsen gerealiseerd terwijl er oorspronkelijk 73 plaatsen waren begroot. De gemiddelde prijs van de gerealiseerde plaatsen is lager uitgekomen dan begroot. Vanwege het lage aantal gerealiseerde plaatsen mag deze prijs niet als representatieve prijs voor de reservecapaciteit in de komende jaren worden gezien. Omdat zowel de productie van de operationele capaciteit als de reservecapaciteit lager zijn uitgekomen dan oorspronkelijk begroot en vanwege de lagere gerealiseerde prijzen, is de omzet van de Tbs-capaciteit € 26 miljoen lager uitgekomen.

Het aantal inkoopplaatsen voor forensische zorg voor gedetineerden in de GGz is in 2011 123 plaatsen lager uitgekomen dan oorspronkelijk begroot. Voornamelijk hierdoor is de omzet van dit product € 11,7 miljoen lager uitgekomen.

Volume- en prestatiegegevens

Sanctiecapaciteit
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Intramurale capaciteit verdeeld naar:

14 818

14 840

13 822

12 167

12 152

11 727

425

Strafrechtelijke sanctiecapaciteit

14 705

14 730

12 578

11 657

11 519

10 963

556

In stand te houden capaciteit

   

799

       

Reservecapaciteit

   

285

350

479

580

– 101

In bewaringgestelden op politiebureaus

17

14

64

64

58

70

– 12

VN-cellen

84

84

84

84

84

84

0

Internationaal Strafhof

12

12

12

12

12

30

– 18

Bezettingsgraad direct inzetbare capaciteit (%)

83,3

77,3

90,4

90,9

91,1

91,3

– 0,2

               

Extramurale capaciteit verdeeld naar:

685

584

615

517

407

498

– 91

(Bijzonder) penitentiaire programma’s met of zonder elektronisch toezicht

524

442

466

450

407

498

– 91

Elektronische Detentie

161

142

149

67

0

0

0

               

Capaciteit FPC’s / forensische zorg verdeeld naar:

1 836

1944

2 084

2 156

2 067

2 223

– 156

Rijks Tbs-klinieken

578

411

427

427

427

427

0

Particuliere Tbs-klinieken

1 064

1 271

1 383

1 456

1 379

1 467

– 88

Tbs-contractplaatsen in GGz- en GHZ-instellingen

194

262

274

273

256

256

0

Reservecapaciteit

       

5

73

– 68

Bezettingsgraad Justitiële Tbs-klinieken (%)

96,2

96,8

94,6

91,9

92,0

91,3

0,7

               

Intramurale inkoopplaatsen forensische zorg in GW

   

194

700

700

700

0

               

Inkoopplaatsen for. zorg in GGz/GHz verdeeld naar:

 

834

1 036

1 244

1 369

1 494

– 125

Inkoop forensische zorg in het strafrechtelijk kader

 

770

925

1 052

1 172

1 174

– 2

Inkoop forensische zorg voor gedetineerden

 

64

111

192

197

320

– 123

Toelichting kengetallen

In verband met de hogere behoefte aan intramurale sanctiecapaciteit zijn in het Gevangeniswezen per saldo 425 plaatsen meer gerealiseerd dan oorspronkelijk begroot.

De capacitaire taakstelling 2011 van de extramurale sanctiecapaciteit is bij 1e suppletoire begroting 2011 met 48 plaatsen neerwaarts bijgesteld tot 450 plaatsen. Door een lagere instroom zijn uiteindelijk 407 plaatsen gerealiseerd.

In verband met de lagere instroom is de taakstelling voor de tbs-capaciteit 2011 bij 1e suppletoire begroting 2011 met 88 plaatsen neerwaarts bijgesteld tot 2 062 plaatsen. De bijgestelde taakstelling is volledig gerealiseerd. Omdat het enige tijd heeft geduurd om met het tbs-veld overeenstemming te bereiken over het realiseren van reservecapaciteit, is de gemiddelde productie uiteindelijk uitgekomen op slechts 5 plaatsen.

Bij 1e suppletoire begroting 2011 is de capacitaire taakstelling voor de inkoop van forensische zorgplaatsen voor gedetineerden in de GGz met 72 plaatsen neerwaarts bijgesteld tot 248 plaatsen. Ten opzichte van de bijgestelde taakstelling is de daadwerkelijke gemiddelde productie 51 plaatsen lager uitgekomen.

Naast de inkoop van intramurale plaatsen is voor bijna € 52,5 mln. van ambulante forensische zorg ingekocht.

Operationele doelstelling 13.7
       

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011 

 

Vreemdelingenbewaring

           

Gemiddelde prijs operationele cap. p.p.p.d. (x € 1)

159

170

193

195

197

– 2

Gemiddelde prijs reservecapaciteit p.p.p.d. (x € 1)

   

134

75

132

– 57

Gem.prijs aan te houden cap. kort p.p.p.d. (x € 1)

   

79

38

76

– 38

Gem.prijs aan te houden cap. lang p.p.p.d. (x € 1)

   

23

5

17

– 12

Omzet (p*q* € 1 miljoen)

125,8

135,6

132,9

114,5

122,1

– 7,6

Bezettingsgraad operationele capaciteit. (%)

64,6

72,6

70,9

71,8

91,3

– 19,5

             

Uitzetcentra

           

Gemiddelde prijs operationele cap. p.p.p.d. (x € 1)

159

170

193

195

197

– 2

Gemiddelde prijs reservecapaciteit p.p.p.d. (x € 1)

   

134

75

132

– 57

Gemiddelde prijs aan te houden cap. p.p.p.d. (x € 1)

   

79

38

76

– 38

Omzet (p*q* € 1 miljoen)

34,8

37,0

38,1

32,8

35,7

– 2,9

Omdat de niet-operationele capaciteit in 2011 voornamelijk in het detentiecentrum Alphen a/d Rijn is gerealiseerd, is de prijs van deze capaciteit lager uitgekomen dan oorspronkelijk begroot. In verband met de gebouwelijke problemen bij dit detentiecentrum is door de Rijksgebouwendienst in 2011 geen gebruiksvergoeding in rekening gebracht.

Volume- en prestatiegegevens

Capaciteit vreemdelingenbewaring
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Capaciteit vreemdelingenbewaring

3 063

2 168

2 185

2 181

2 181

2 181

0

Verdeeld naar:

             

Vrijheidsbeneming (art. 6 Vw)

218

223

96

195

108

168

– 60

Vreemdelingenbewaring (art. 59 Vw)

2 833

1937

1 648

1 568

1 421

1 357

64

In bewaring gestelden op politiebureau’s

12

8

25

2

1

5

– 4

Reservecapaciteit

   

102

102

102

102

0

In stand te houden capaciteit korte termijn

   

314

314

179

179

0

In stand te houden capaciteit lange termijn

       

370

370

0

Bezettingsgraad (%) direct inzetbare capaciteit

63,9

64,6

72,6

70,9

71,8

91,3

– 19,5

Capaciteit uitzetcentra
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Capaciteit uitzetcentra

744

599

596

600

600

600

0

Verdeeld naar:

             

Direct inzetbare capaciteit

744

599

482

486

421

421

0

Reservecapaciteit

   

28

28

28

28

0

In stand te houden capaciteit

   

86

86

151

151

0

Toelichting kengetallen

De capacitaire taakstellingen van beide categorieën capaciteit zijn in 2011 gerealiseerd. Als gevolg van het lagere aanbod voor vreemdelingenbewaring is de bezetting van de capaciteit lager uitgekomen dan begroot.

Operationele doelstelling 14.2

Justitiële Jeugdinrichtingen
       

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011 

 

Gemiddelde prijs operationele capaciteit p.p.p.d. (x € 1)

398

436

510

543

515

28

Gemiddelde prijs reserve capaciteit p.p.p.d. (x € 1)

   

153

143

144

– 1

Gemiddelde prijs aan te houden cap. p.p.p.d. (x € 1)

     

92

144

– 52

Omzet (p*q * € 1 mln.)

320,6

299,7

246,1

186,2

219,9

– 33,7

Bezettingsgraad operationele capaciteit (%)

81,5

67,4

52,8

72,3

90,0

– 17,7

In verband met de afnemende behoefte aan strafrechtelijke capaciteit voor jeugdigen is in 2010 het Capaciteitsplan Justitiële Jeugdinrichtingen opgesteld. Dit Capaciteitsplan is bij brief van 16 november 2010 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangeboden aan de TK (24 587, nr. 403). Op grond van het Capaciteitsplan is de capacitaire taakstelling 2011 bijgesteld tot 838 operationele plaatsen (oorspronkelijk 1052), 150 reserveplaatsen (oorspronkelijk 300) en 363 aan te houden plaatsen (oorspronkelijk 123). Voornamelijk als gevolg van kleinschaligheidseffecten en loon- en prijsbijstelling is de prijs van de operationele capaciteit hoger uitgekomen dan oorspronkelijk begroot. Door de vertraagde oplevering van de nieuwbouw Teylingereind is de gerealiseerde prijs van de aan te houden capaciteit lager uitgekomen dan begroot.

Volume- en prestatiegegevens
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Capaciteit JJI verdeeld naar:

2 768

2 207

1 883

1 331

1 351

1 475

– 124

Rijks Jeugdinrichtingen

1 235

1 232

990

688

454

523

– 69

Particuliere Jeugdinrichtingen

1 445

887

865

630

384

529

– 145

Inkoopplaatsen (niet justitieel)

88

88

28

0

0

0

0

Reservecapaciteit

       

150

300

– 150

In stand te houden capaciteit

     

13

363

123

250

Bezettingsgraad intramurale capaciteit (%)

87,8

81,5

67,4

52,8

72,3

90,0

– 17,7

Toelichting kengetallen

In verband met de afnemende behoefte aan strafrechtelijke capaciteit voor jeugdigen is in 2010 het Capaciteitsplan Justitiële Jeugdinrichtingen opgesteld. Dit Capaciteitsplan is bij brief van 16 november 2010 door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 24 587, nr. 403). Op grond van het Capaciteitsplan is de capacitaire taakstelling 2011 bijgesteld tot 838 operationele plaatsen, 150 reserveplaatsen en 363 aan te houden plaatsen. De bijgestelde capacitaire taakstelling is volledig gerealiseerd. Door het lagere aanbod van strafrechtelijke jeugdigen bedroeg de gemiddelde bezetting van de capaciteit in 2011 72,3%.

Balans per 31 december 2011 x € 1 000
 

2011

2010

Activa

   

Immateriële activa

7 333

7 455

Materiële activa

   

– grond en gebouwen

 

– 

– installaties en inventarissen

145 536

163 021

– overige materiële vaste activa

9 722

12 121

Voorraden

2 460

3 515

Debiteuren

18 690

9 495

Nog te ontvangen

92 840

102 450

Liquide middelen

162 189

149 416

Totaal activa

438 770

447 473

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

49 798

62 805

– verplichte reserves

– 

– 

– onverdeeld resultaat

– 55 316

– 13 007

Leningen bij het Ministerie van Financiën

72 860

81 100

Voorzieningen

166 088

130 465

Crediteuren

6 020

9 254

Nog te betalen

205 320

176 856

Totaal passiva

438 770

447 473

Gespecificeerde staat van baten en lasten 2011 Bedragen X € 1 000
 

-1

-2

(3)=(2) – (1)

 
 

 Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement 

2 088 923

2 138 654

49 731

2 127 317

Omzet overige departementen 

   

Omzet derden 

114 500

132 628

18 128

133 990

Rentebaten 

250

527

277

285

Bijzondere baten 

7 451

7 451

– 

Totaal baten

2 203 673

2 279 260

75 587

2 272 279

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

905 100

1 030 264

125 1641

1 031 344

– materiële kosten

1 178 492

1 110 975

– 67 5171

1 122 772

Rentelasten

3 147

2 702

– 445

2 397

Afschrijvingskosten

       

– materieel

57 964

51 492

-6 472

52 024

– immaterieel

5 909

5 909

4 268

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

58 971

95 135

36 164

46 726

– bijzondere lasten

 

38 100

38 100

25 756

Totaal lasten

2 203 673

2 334 576

130 903

2 285 286

         

Saldo van baten en lasten

0

– 55 316

– 55 316

– 13 007

X Noot
1

In de oorspronkelijke begroting 2011 zijn de kosten van het inkopen van forensische zorg in het Gevangeniswezen ten onrechte volledig geraamd onder de materiële kosten. In de uitvoering is de personele component die verband houdt met deze plaatsen onder de personele kosten verantwoord. Dit verklaart een verschil van circa € 50 miljoen tussen de geraamde en gerealiseerde personele- en materiële kosten.

X € 1 000
 

Kasstroomoverzicht per 31 december 2011

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening Courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

91 487

147 473

55 986

         

2

Totaal operationele kasstroom

26 300

58 573

32 273

         
 

Totaal investeringen

– 57 000

– 47 199

9 801

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen

– 

9 804

9 804

3

Totaal investeringskasstroom

– 57 000

– 37 395

19 605

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 

– 

– 

 

Eenmalige storting door moederdepartement

– 

– 

– 

 

Aflossing op leningen

– 18 241

– 18 241

0

 

Beroep op leenfaciliteit

40 000

10 000

– 30 000

4

Totaal financieringskasstroom

21 759

– 8 241

– 30 000

         

5

Rekening Courant RHB 31 december 2011

82 546

160 410

77 864

 

+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

     
Toelichting op kasstroomoverzicht
De operationele kasstroom is als volgt te specificeren (x € 1 000,-):

saldo van baten en lasten

– 55 316

afschrijvingen (incl. afschr. interne overboekingen)

57 401

mutaties voorzieningen

29 623

mutaties werkkapitaal

26 865

Totaal operationele kasstroom

58 573

De mutaties in het werkkapitaal is voornamelijk het gevolg van de toename van de post kortlopende schulden (€ 15,1 miljoen) en de afname van de post kortlopende vorderingen (€ 2,8 miljoen).

Omdat een hoger bedrag aan langlopende voorzieningen beschikbaar is voor de financiering van vaste activa, is het beroep op de leenfaciliteit lager uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd.

De desinvesteringen komen voort uit correcties binnen de activa-administratie van DJI. Evenals in voorgaande jaren zijn activa verschoven tussen de verschillende activaklassen en de verschillende bedrijven van DJI. Het grootste deel van de betreffende desinvesteringen is weer opgevoerd onder de investeringen.

10.2 CENTRAAL JUSTITIEEL INCASSOBUREAU (CJIB)

Toelichting exploitatie 2011

Baten

De hogere «Omzet moederdepartement» is hoofdzakelijk te verklaren door extra ontvangen middelen in verband met projecten (onder andere «Voorschotregeling slachtoffers») en met de implementatie en uitvoering van de OM-afdoening. Deze middelen zijn vooral ingezet ter dekking van de hogere personeelskosten.

De lagere «Omzet overige departementen» is vooral het gevolg van lagere door te belasten kosten aan het College van Zorgverzekeraars (op basis van nacalculatie) in verband met het feit dat er minder zaken doorstromen naar de deurwaarder dan verwacht.

Door lagere aantallen WAHV-sancties blijven de ontvangen administratiekosten («omzet derden») achter bij de begroting.

Lasten

De hogere personele kosten worden hoofdzakelijk veroorzaakt door inzet ten behoeve van de implementatie van de OM-afdoening en de invoer van strafbeschikkingen.

De lagere materiele kosten houden onder meer verband met de lagere productie ten opzichte van de begroting.

De lagere gerechtskosten zijn hoofdzakelijk te verklaren door lagere kosten ten behoeve van de uitvoeringsactiviteiten voor het College van Zorgverzekeraars, dit als gevolg van latere instroom dan voorzien.

De totale afschrijvingslasten liggen in lijn met de begroting. Ten opzichte van vorig jaar zijn de lagere immateriële afschrijvingskosten te verklaren door versnelde afschrijving van het Programma NoorderWint in 2010.

Voorzieningen

Voorzieningen 2011 x € 1 000

 Omschrijving

Stand per 01-01-2011

Vrijval in 2011

Dotatie in 2011

Onttrekking in 2011

Stand per 31-12-2011

FPU-plus

359

   

– 148

211

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de rijksdiensten de mogelijkheid geschapen om medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een FPU-plus arrangement aan te bieden. De onttrekkingen betreffen de feitelijke uitbetalingen.

Saldo Baten en Lasten

Het CJIB heeft over 2011 een negatief exploitatieresultaat van € 6 miljoen behaald. Het gevolg hiervan is dat het eigen vermogen onder de nulstand uitkomt. Volgens de regeling baten-lastendiensten is aanvulling tot tenminste de nulstand vereist. In overeenstemming met de Regeling baten- en lastendiensten 2011 wordt voorgesteld het negatieve exploitatieresultaat van 6 miljoen bij de voorjaarsnota te gaan herstellen binnen het lopende begrotingsjaar.

Doelmatigheid 2011 Bedragen x € 1
       

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011

2011

CJIB-totaal:

           

FTE-totaal

 

913

929

943

943

0

Saldo van baten en lasten in %

 

– 2,4

1,8

– 6,0

0

– 6,0

             

WAHV- Sancties

           

Aantal

11 647 249

11 960 177

11 285 857

9 772 320

13 179 760

– 3 407 440

Kostprijs (x € 1)

4,15

4,94

5,18

5,42

5,76

– 0,34

Omzet (p*q)

48 336 083

59 083 274

58 460 739

52 965 974

75 915 418

– 22 949 443,2

% geïnde zaken binnen 1 jaar

95,7

95,7

95,6

95,5

95

0,5

             

Boetevonnissen 

           

Aantal

200 027

183 473

147 156

151 842

130 523

21 319

Kostprijs (x € 1)

54,54

69,92

70,70

68,87

48,94

19,93

Omzet (p*q)

10 909 473

12 828 432

10 417 173

10 457 359

6 387 796

4 069 563

% afgedane OH-zaken binnen 1 jaar

71,6

72,5

70,8

71,2

70

1,2

             

Transacties (t/m 2010 incl. OM-afdoeningen)

           

Aantal

561 801

565 804

467 155

290 142

155 472

134 670

Kostprijs (x € 1)

16,58

23,40

34,76

15,33

13,67

1,66

Omzet (p*q)

9 314 661

13 239 814

16 238 308

4 447 877

2 125 302

2 322 574,62

% geïnde zaken binnen 1 jaar

65,7

65,2

64,9

62,7

65

– 2,3

             

OM-afdoening

           

Aantal

   

39 105

180 464

277 983

– 97 519

Kostprijs (x € 1)

     

65,86

42,14

23,72

Omzet (p*q)

     

11 885 359

11 714 204

171 155

% geïnde zaken binnen 1 jaar

     

87,5

ntb.

 
             

Vrijheidsstraffen

           

Aantal

 

25 036

23 568

23 267

18 335

4 932

Kostprijs (x € 1)

 

115,97

73,35

98,78

58,70

40,08

Omzet (p*q)

 

2 903 425

1 728 713

2 298 314

1 076 265

1 222 050

             

Taakstraffen

           

Aantal

 

40 324

36 996

33 238

30 260

2 978

Kostprijs (x € 1)

 

50,38

25,90

40,18

31,33

8,85

Omzet (p*q)

 

2 031 523

958 196

1 335 503

948 046

387 457

             

Schadevergoedingsmaatregelen

           

Aantal

13 660

12 426

11 671

10 973

9 563

1 410

Kostprijs (x € 1)

489,42

449,67

438,47

468,03

348,91

119,12

Omzet (p*q)

6 685 477

5 587 599

5 117 383

5 135 693

3 336 626

1 799 067

% afgedane zaken binnen 3 jaar

83

84,8

87,4

87,3

84

3,3

             

Ontnemingsmaatregelen

           

Aantal

1 375

1 232

1 150

1 152

1 748

– 596

Kostprijs (x € 1)

1 994,72

3 029,50

3 745,49

4 435,43

2 245,64

2 189,79

Omzet (p*q)

2 742 740

3 732 344

4 307 314

5 109 615

3 925 379

1 184 237

% afgedane zaken binnen 3 jaar

53,6

56,1

       

% afgedane A-zaken binnen 3 jaar

   

64,3

67,3

60

7,3

% afgedane B-zaken binnen 5 jaar

     

(-41,3)

80

10,1

Doelmatigheid

Toelichting op de doelmatigheidstabel

Het negatieve exploitatieresultaat van 6% is voornamelijk veroorzaakt door incidentele tegenvallers. Dit kent twee oorzaken: er is geen financiering geweest voor de invoer BSB/PSB ter waarde van € 3,5 miljoen. Daarnaast is de ontwikkelde functionaliteit in OIS niet geactiveerdd (€ 1,5 miljoen) in verband met de grote onzekerheden omtrent het doorgang vinden van het project Rijksincasso

Over de gehele linie zijn de productieaantallen in meer of mindere mate lager uitgekomen, met uitzondering van boetevonnissen. Vooral de instroom en daarmee ook de uitstroom van WAHV-sancties waren lager dan begroot. De belangrijkste oorzaak zijn de lagere aantallen constateringen door trajectcontrolesystemen. Ook is er sprake van een daling als gevolg van minder staandehoudingen.

Aan de afgesproken indicatoren wordt (ruimschoots) voldaan. Uitzondering hierop is het inningspercentage transacties. Deze blijft met 62,7% achter bij de norm. De oorzaak is dat de zaken waarvoor nog een transactie moet worden aangeboden, door hun aard een relatief lager inningspercentage hebben.

Voor alle producten, met uitzondering van de WAHV-sancties, geldt dat de kostprijzen hoger zijn uitgekomen dan begroot.

Daar waar de gerealiseerde aantallen lager zijn dan begroot heeft dit een kostprijsverhogend effect, omdat de vaste kosten over dat lagere aantal zaken wordt verdeeld.

Balans per 31 december 2011 x € 1 000
 

Balans 2011

Balans 2010

Activa

   

Immateriële activa

611

1 110

Materiële activa

   

– grond en gebouwen

2 255

2 779

– installaties en inventarissen

5 169

3 413

– overige materiële vaste activa

9 610

5 592

Voorraden

– 

– 

Debiteuren

115

41

Nog te ontvangen

3 006

19 196

Liquide middelen

18 780

9 606

Totaal activa

39 546

41 737

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

2 254

421

– onverdeeld resultaat

– 6 024

1 833

Leningen bij het Ministerie van Financiën

18 721

22 257

Voorzieningen

211

359

Crediteuren

6 570

6 297

Nog te betalen

17 814

10 570

Totaal passiva

39 546

41 737

Gespecificeerde staat van baten en lasten 2011 x € 1 000
 

– 1

– 2

(3)=(2) – (1)

 
 

oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement 

28 340

48 765

20 425

47 963

Omzet overige departementen 

13 700

7 353

– 6 347

6 604

Omzet derden 

70 602

50 706

– 19 896

59 253

Rentebaten 

50

2

– 48

– 

Bijzondere baten 

       

Totaal baten

112 692

106 826

– 5 866

113 820

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

52 705

60 515

7 810

58 117

– materiële kosten

38 959

36 722

– 2 237

32 247

Rentelasten

985

826

– 159

1 066

Gerechtskosten

14 077

9 128

– 4 949

7 350

Afschrijvingskosten

       

– materieel

1 292

4 339

3 047

4 084

– immaterieel

3 671

499

– 3 172

8 544

Dovergelden

1 003

821

– 182

579

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

– 

– 

– 

– 

– bijzondere lasten

– 

– 

– 

– 

– bijzondere waardevermindering

– 

– 

– 

– 

Totaal lasten

112 692

112 850

160

111 987

         

Saldo van baten en lasten

0

– 6 024

– 6 024

1 833

x € 1 000

Kasstroomoverzicht per 31 december 2011

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening Courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

9 455

9 600

145

         

2

Totaal operationele kasstroom

4 963

22 293

17 331

         
 

Totaal investeringen

– 5 625

– 9 589

– 3 964

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen

– 

– 

– 

3

Totaal investeringskasstroom

– 5 625

– 9 589

– 3 964

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 

– 

– 

 

Eenmalige storting door moederdepartement

– 

– 

– 

 

Aflossing op leningen

– 9 079

– 14 562

– 5 483

 

Beroep op leenfaciliteit

5 625

11 025

5 400

4

Totaal financieringskasstroom

– 3 454

– 3 537

– 83

         

5

Rekening Courant RHB 31 december 2011 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

5 338

18 768

13 429

 

(* noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)

     

De operationele kasstroom is hoger dan begroot doordat o.a. de vordering op het moederdepartement ultimo 2010 in 2011 volledig is ontvangen (circa € 17 miljoen). In de operationele kasstroom is ook het negatieve exploitatieresultaat verwerkt.

De investeringen in het nieuwe pand (installaties en dergelijke) zijn a fonds perdu gefinancierd en verwerkt als investering in 2011. Deze investeringen waren voor 2012 voorzien.

In de afgelopen jaren is meer leenfaciliteit afgeroepen dan nodig was op basis van de geactiveerde uitgaven. Om dit verschil recht te trekken heeft in 2011 een vervroegde aflossing plaatsgevonden, die in de begroting niet was voorzien.

10.3 NEDERLANDS FORENSISCH INSTITUUT (NFI)

Toelichting exploitatie 2011

Baten

Omzet moederdepartement

De onderstaande posten zijn de belangrijkste verklarende factoren dat de bijdrage moederdepartement € 1,8 miljoen hoger is uitgevallen dan begroot:

  • project Xiraf online € 0,8 miljoen

  • project multimodale antropometrie uit videobeelden € 0,1 miljoen

  • project NFI.com € 0,6 miljoen

Omzet overige departementen en omzet derden

De gerealiseerde omzet derden is circa € 4,3 miljoen hoger dan begroot. Dit heeft 2 oorzaken:

  • Het NFI voert in samenwerking met andere partijen activiteiten uit waarvoor het NFI in voorkomende gevallen geheel of gedeeltelijk wordt gecompenseerd voor gemaakte kosten.

  • Het NFI werkt in toenemende mate voor betalende overheidsklanten in binnen en buitenland.

Rentebaten

De rentebaten waren circa € 0,079 miljoen lager dan begroot vanwege lagere dan geplande deposito’s en de renteontwikkeling.

Lasten

Apparaatskosten

De gerealiseerde personeelskosten zijn circa € 1 miljoen hoger uitgevallen dan begroot.

De gemiddelde bezetting was in 2011 ruim 10 fte’s hoger dan in 2010.

Het gemiddelde aantal fte’s ambtelijk personeel over 2011 bedroeg 537 fte (537 fte is gemiddelde van stand januari 2011 en december 2011). De bijbehorende gemiddelde loonsom bedroeg ongeveer € 71 000***,-. Om meer inzicht te verstrekken in de realisatie van de personele- en materiële kosten, zijn onderstaande overzichten opgenomen.

Specificatie personele kosten
x € 1 000

Omschrijving

Realisatie 2011

Realisatie 2010

Ambtelijk personeel

37 985

35 652

Overig personeel

   

– Uitzendkrachten1

832

723

– Inhuur externe dienstverlening2

   

– Post-actief personeel

 

0

– Niet actief personeel

 

0

– Niet regulier

 

364

Reiskosten woon-/standplaats

588

605

Overige personeelskosten

75

1 544

Ontvangsten personeel

– 404

– 184

Totaal3

39 076

38 704

X Noot
1

Hieronder vallen «Inhuur personeel op formatie», «Inhuur personeel boven formatie» en «Interim functievervulling».

X Noot
2

Inhuur externe dienstverlening is opgenomen in de materiële kosten.

X Noot
3

Totaal personele kosten minus uitzendkrachten gedeeld door gemiddelde aantal fte’s ambtelijk personeel

Tabel geraamde en gerealiseerde fte’s

Omschrijving

Begroting 2011

Realisatie 2011

Verschil

Ambtelijk personeel (x 1 fte)

5601

5372

– 23

Gemiddelde kosten per fte (x € 1 000,-)

(incl. toelagen en vergoedingen)

68

71

3

X Noot
1

560 fte betreft de omvang van de formatie.

X Noot
2

537 fte betreft de gemiddelde bezetting van de formatie in 2011.

Materiële kosten

Specificatie materiële kosten

x € 1 000

Omschrijving

Realisatie 2011

Realisatie 2010

Huisvestingskosten

10 881

9 926

Bureaukosten

1 518

1 622

Reis- en verblijfkosten

916

824

Kosten documentatie en publicatie

118

158

Kosten pers en publieksvoorlichting

334

301

Werving & selectiekosten

49

75

Kosten kinderopvang en studiefaciliteiten

132

85

Onderhoud en exploitatiekosten bedrijfsmiddelen

6 408

4 195

Uitrusting, dienst- en werkkleding/sport

134

178

Kosten deskundigen/adviseurs

2 886

2 324

Laboratoriumkosten

8 565

6 305

Overige exploitatiekosten

868

643

Totaal

32 809

26 636

De gerealiseerde materiële kosten zijn circa € 4,3 miljoen hoger uitgevallen dan begroot.

Een belangrijk deel van het verschil (circa de helft) wordt veroorzaakt door het feit dat er in 2011 circa € 2 miljoen aan het budget van het NFI is toegevoegd door het moederdepartement (voor XIRAF online en NFI.com). De beschikbaarstelling daarvan heeft met name effect gehad op de hoogte van de materiële kosten. Verder zal er ook een belangrijk effect zijn op de materiële kosten als gevolg van het werken voor betalende klanten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de afschrijvingen op:

x € 1 000

Omschrijving

Afschrijvingstermijn

Afschrijvingskosten

Verbouwingen (> € 45 000)

10 jaar

81

Installaties

15 jaar

377

Meubilair

10 jaar

750

Kantoormachines

5 jaar

– 

Audiovisuele middelen

5 jaar

72

Laboratoriumapparatuur

7 jaar

837

Overige inventaris

5 jaar

1 540

Hardware

3 jaar

858

Technische infrastructuur hardware

3 jaar

47

Netwerk

3 jaar

16

Overige vervoersmiddelen

5 jaar

237

Totaal

 

4 815

De gerealiseerde afschrijvingskosten zijn circa € 0,952 miljoen lager uitgevallen dan begroot.

Voorzieningen
Voorzieningen 2011x € 1 000

 Omschrijving

Stand per 01-01-2011

Vrijval in 2011

Dotatie in 2011

Onttrekking in 2011

Stand per 31-12-2011

FPU

148

   

98

50

Wachtgelden

178

   

65

113

Totaal

326

0

0

163

163

Saldo Baten en Lasten

Doelmatigheid

De doelmatigheidsparagraaf is gewijzigd ten opzichte van de begroting 2011. Belangrijkste reden hiervoor is een wijziging in de organisatiestructuur van het NFI per 1 april 2011. Op deze datum zijn ook het productie- en financieel systeem aangepast, waardoor de realisatie uitsluitend in de nieuwe organisatiestructuur beschikbaar is.

Toelichting doelmatigheid

De voor 2011 geplande productie telt in bovenstaand overzicht op tot 81.273 producten. Eerder is in de begroting 2011 een raming van de productie-omvang 2011 gegeven die uitkomt op 84.969 producten. Dit verschil heeft te maken met de periode van het jaar waarin de begroting voor het volgend jaar wordt opgesteld en de periode waarin het NFI afspraken maakt met haar opdrachtgevers (m.n. politie en OM).

De productie die voor 2011 is begroot is gebaseerd op de beschikbare capaciteit. De oorzaak voor het verschil tussen begrote en gerealiseerde productie 2011 is dat OM en politie de bij het NFI beschikbare capaciteit voor het verwerken van onderzoeksaanvragen in het kader van de uitvoering van de Wet DNA-Veroordeelden niet volledig hebben benut. De door het NFI te leveren DNA-V-onderzoeksproducten zijn relatief eenvoudige producten en leggen slechts een beperkt beslag op de DNA-onderzoekscapaciteit van het NFI. Met betrekking tot de meer complexe, tijdrovender DNA-onderzoeken is er juist sprake van een grote vraag van politie en OM. Per saldo is de DNA-onderzoekscapaciteit van het NFI volledig bezet.

Doelmatigheid

Doelmatigheid 2011 x € 1

Aantal geleverde producten forensisch

     

Realisatie

SLA

Verschil

onderzoek (extern product in hondertallen)

2008

2009

2010

2011

2011

 

NFI-totaal:

           

FTE-totaal

 

516

524 

537 

560

– 23 

Saldo van baten en lasten in %

 

– 1,5

– 0 

2,2

0

 
             

1. DNA-Databank

   

22

73

75

– 2

2. Biologisch Sporenonderzoek

   

4 205

6 408

7 480

– 1 072

3. Haaronderzoek

   

105

116

120

– 4

4. DNA

   

24 659

31 288

58 744

– 27 456

5. Verdovende middelen

   

4 411

5 231

4 805

426

6. Chemisch Identificatieonderzoek

   

380

371

415

– 44

7. Schotresten

   

269

240

209

31

8. Niet humane biologische sporen

   

91

88

90

– 2

9. Pathologie

   

1 000

1 114

915

199

10. Antropologie

   

305

280

90

190

11. Geneeskunde

   

229

426

330

96

12. Toxicologie

   

4 055

3 957

4 845

– 888

13. Beeldonderzoek en biometrie

   

119

126

90

36

14. Digitale technologie

   

248

307

350

– 43

15. Document en printeronderzoek

   

110

91

115

– 24

16. Hand- en machineschriftonderzoek

   

94

76

55

21

17. KECIDA

   

0

4

6

– 2

18. Spraak en audio

   

36

54

55

– 1

19. Vingersporen

   

358

362

845

– 483

20. Afvalstoffen en risico's

   

97

83

87

– 4

21. Brand, technisch en materiaalonderzoek

   

69

45

50

– 5

22. Explosies en explosieven

   

145

199

187

12

23. Verkeersongevallenonderzoek

   

59

64

50

14

24. Wapens en munitie

   

427

490

518

– 28

25. Mobiel forensisch team

   

192

198

193

5

26. Interdisciplinair forensisch onderzoek

   

18

19

33

– 14

27. Vezels & textiel

           

28. Verf, glas en tape

           

29. Forensische Elementenanalyse

           

30. Kras-, indruk- en vormsporen

   

426

502

521

– 19

             

Totaal (afgerond op honderdtallen)

53 500

46 200

42 100

52 200

81 300

– 29 100

waarvan Humane biologische sporen

38 000

31 100

29 000

37 800

66 300

– 28 500

Balans per 31 december 2011 x € 1 000
 

Balans 31/12/2011

Balans 31/12/2010

Activa

   

Immateriële activa

   

Materiële vaste activa

   

– grond en gebouwen

 

– 

– installaties en inventarissen

13 850

13 771

– overige materiële vaste activa

1 113

1 290

Voorraden

10

26

Debiteuren

799

502

Nog te ontvangen

829

3 181

Liquide middelen

14 615

2 234

Totaal activa

31 216

21 004

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

   

– exploitatiereserve

1 889

1 956

– verplichte reserves

– 

– 

– onverdeeld resultaat

1 709

– 67

Leningen bij het Ministerie van Financiën

12 363

12 262

Voorzieningen

163

326

Crediteuren

4 787

374

Nog te betalen

10 305

6 153

Totaal passiva

31 216

21 004

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2011 x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

(4)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2011

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement 

71 621

73 386

1 765

66 311

Omzet overige departementen 

     

0

Omzet derden 

1 157

5 418

4 261

4 258

Rentebaten 

111

32

– 79

24

Bijzondere baten 

     

0

Totaal baten

72 889

78 836

5 947

70 593

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

38 060

39 076

1 016

38 704

– materiële kosten

28 488

32 809

4 321

26 637

Rentelasten

574

427

– 147

541

Afschrijvingskosten

       

– materieel

5 767

4 815

– 952

4 719

– immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

0

0

0

59

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

72 889

77 127

4 238

70 660

         

Saldo van baten en lasten

0

1 709

1 709

– 67

x € 1 000
 

Kasstroomoverzicht

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

 

 per 31 december 2011

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening Courant RHB 1 januari 2011

6 920

2 2251

– 4 279

 

+ stand depositorekeningen

     
         

2

Totaal operationele kasstroom

5 767

16 454

11 469

         

3a

Totaal investeringen

– 4 643

– 4 591

– 730

3b

Totaal boekwaarden desinvesteringen

0

422

422

3

Totaal investeringskasstroom

– 4 643

– 4 169

– 308

         

4a

Eenmalige uitkering aan Moederdepartement

0

0

0

4b

Eenmalige storting door Moederdepartement

0

0

0

«4c

Aflossing op leningen

– 4 855

– 4 399

456

4d

Beroep op leenfaciliteit

4 643

4 501

– 142

4

Totaal financieringskasstroom

– 212

102

314

         

5

Rekening Courant RHB 31 december 2011

7 832

14 612

7 196

 

+ stand depositorekeningen1

(5)= (1+2+3+4)

(*noot: maximale roodstand € 0,5 mln.)

     
X Noot
1

De eindstand van het kasstroomoverzicht in de jaarrekening 2010 is per 31-12-2010 € 2,641 miljoen In het kasstroomoverzicht van de jaarrekening 2010 is een bedrag van € 0,416 miljoen dubbel opgenomen onder de post totaal operationele kasstroom. De beginstand van € 2,225 miljoen per 01-01-2011 sluit aan met de stand van de rekening courant van het ministerie van Financiën per 31-12-2010 die is opgenomen in de jaarrekening 2010.

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De operationele kasstroom met behulp van onderstaande opstelling specificeren en toelichten:

Saldo baten en lasten

1 709

+

Afschrijvingen1

4 267

+

Mutaties voorzieningen

– 163

+

Mutaties werkkapitaal2

10 641

   
 

Operationele kasstroom

16 454

X Noot
1

exclusief gefinancierd door derden

X Noot
2

afname voorraad +/- toename kortlopende vorderingen +/- afname kortlopende schulden.

Toelichting op post 3a:

Specificatie MVA, excl. derden

Investeringen 2011

Verbouwingen

 

Installaties

 

Meubilair

 

Kantoormachines

 

Audiovisuele middelen

 

Laboratoriumapparatuur en -meubilair

 

Overige inventaris

 

Netwerk en computers

 

Vervoermiddelen

 

Totaal

4 591

Een onderverdeling van de investeringen per klasse kan vanwege de Leonardo-problematiek momenteel niet worden gegenereerd. In 2011 is in totaal € 4,8 miljoen geïnvesteerd. Het geïnvesteerde bedrag is lager dan gepland.

Toelichting op post 3b:

Desinvesteringen

1 037

Waarvan gefinancierd door derden

0

Afschrijving op desinvestering

– 615

Waarvan gefinancierd door derden

0

   

Boekwaarde desinvesteringen

422

Toelichting op post 4c:

Het NFI heeft vanaf 2005 toestemming om voor gebouwgebonden installaties een afschrijftermijn van 15 jaar te hanteren. De afschrijvingskosten worden daardoor over meer jaren verspreid. Het aflossingsschema van de leningen met betrekking tot deze investeringen zijn daarom niet meer in overeenstemming met de afschrijvingstermijnen van deze investeringen.

Verder komt het soms voor dat tijdens de uitvoering van een begrotingsjaar het noodzakelijk is om investeringen anders aan te wenden dan begroot, omdat anders de productie stil komt te liggen. Bijvoorbeeld laboratoriumapparatuur (7 jaar afschrijvingstermijn) die kapot gaat, wordt vervangen ten laste van de begrote netwerkvervanging (3 jaar afschrijvingstermijn. Wij vragen leningen aan het einde van het begrotingsjaar op. Op dat moment is het niet meer mogelijk om de 3 jarige lening in te ruilen voor een 7 jarige lening. Ook hierdoor ontstaat een verschil tussen de aflossingen op de leningen en de afschrijvingstermijn.

10.4 JUSTITIËLE UITVOERINGSDIENST TOETSING, INTEGRITEIT, SCREENING (DIENST JUSTIS)

Toelichting exploitatie 2011

Baten

De baten laten een overschot zien van € 2 miljoen.

De stijging van de omzet moederdepartement wordt veroorzaakt door een extra bijdrage ad € 5,9 miljoen voor de hogere kosten voor het project HTR en Elovog als gevolg van het niet mogen activeren van de kosten, en het wegvallen van de inkomsten vVvGB. Een gedeelte van de bijdrage moederdepartement is als vooruitontvangen post verwerkt ad € -0,6 miljoen. Deze post bestaat uit een aantal projecten waarvoor in 2011 wel veel activiteiten zijn verricht, maar nog niet alle geplande werkzaamheden zijn uitgevoerd of zijn uitgesteld naar 2012. Het verschil omzet derden wordt veroorzaakt door het wegvallen van het product VvGB vanaf juli 2011.

Lasten

De lasten zijn € 1,5 miljoen hoger dan verwacht. De personeelsuitgaven zijn gedaald met € 1,8 miljoen en de materiële uitgaven zijn gestegen met € 4,5 miljoen. De rentelasten en de afschrijvingskosten zijn samen € 1,4 miljoen gedaald. Tot slot is een voorziening van € 0,2 miljoen opgenomen.

Personeel:

Doordat diverse teams nog niet hun volledige bezetting hebben ingevuld volgens het nieuwe Organisatie & Formatierapport blijft de uitputting van de personeelskosten achter. Daarnaast zijn een aantal teams efficiënter gaan werken waardoor minder personeel kon worden ingezet.

Materieel en overige lasten:

De activa in aanbouw van de projecten Elovog en HTR zijn in overleg met de Auditdienst naar de kosten geboekt.

Als bijkomend gevolg zijn de afschrijving en de rente inzake Elovog en HTR komen te vervallen.

Tot slot is een reorganisatievoorziening opgenomen van € 0,2 miljoen

Voorzieningen

Voorzieningen 2011 x € 1 000

Omschrijving

Stand per 01-01-2011

Vrijval in 2011

Dotatie in 2011

Onttrekking in 2011

Stand per 31-12-2011

Voorziening FPU

143

   

91

52

Reorganisatievoorziening

308

274

220

34

220

Voorziening wachtgeld

128

   

42

86

Totaal

579

274

220

167

358

Saldo Baten en Lasten

Conform Regeling Baten- en lastendiensten 2011 is het eigen vermogen gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Op grond van de gemiddelde omzet over de jaren 2009, 2010 en 2011, bedraagt de maximumomvang van het eigen vermogen € 1 481 miljoen

Het onverdeeld resultaat over 2011 bedraagt € 580 000. Dit voorlopig resultaat over 2011 wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve.

Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve en het onverdeelde resultaat uit het lopende boekjaar. De balanswaarde van het eigen vermogen bedraagt per 31 december 2011 € 1 305 000.

Doelmatigheid

Justis is in 2011 doelmatiger geworden, omdat de producten over het algemeen met minder fte zijn geproduceerd, of met hetzelfde aantal fte meer producten zijn geproduceerd.

Productievolume

De productie van de Verklaring van Geen Bezwaar (VvGB) en VIV zijn gestopt per juli 2011 als gevolg van de inwerkingtreding van wet Herziening Toezicht Rechtspersonen die de oude wet waaruit VvGB voortkwam vervangt. HTR is een nieuw product. De kostprijs is zowel bij begroting als in de realisatie niet realistisch en daardoor niet vergelijkbaar, ook omdat het product HTR inmiddels is uitgesplitst is in HTR en TIV.

Er is daling van de aantallen bij Bibob waardoor de kostprijs is gestegen. De Bibob zaken worden complexer, waardoor de capaciteit per product toeneemt.

De productie van de VOG en de IVB is sterk gestegen. In het productieproces is efficiënter gewerkt, waardoor het product met minder capaciteit is voortgebracht en de kostprijs daardoor gedaald is.

Ook bij GSR is efficiënter gewerkt wat resulteert in een lagere kostprijs.

Doorlooptijden

De doorlooptijden van de producten is in vrijwel alle gevallen conform de voor 2011 aangescherpte normen. Justis heeft in vrijwel alle gevallen de wettelijk vastgestelde doorlooptijden gerealiseerd. Alleen bij WWM en Naamswijziging zijn de doorlooptijden niet gerealiseerd, doordat in 2011 meer aanvragen moesten worden verwerkt dan was voorzien.

Kwaliteit

Kwaliteit heeft betrekking op klachten, ombudsman-, bezwaar- en beroepszaken.

In 2011 is, gezien over alle producten, 21% van de bezwaarzaken gegrond verklaard. Bij Covog is in 86% van de gegronde bezwaren sprake van nieuwe informatie die in de bezwaarfase naar voren is gekomen. In mei 2011 is de kwaliteitscommissie Bibob formeel van start gegaan. De commissie heeft een aantal adviezen bekeken en beoordeeld, en is positief over de kwaliteit van de adviezen. Het Jaarverslag van de commissie wordt in 2012 aan de minister en de Tweede Kamer aangeboden.

Doelmatigheid 2011
       

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011

 2011

Dienst Justis -totaal:

           

FTE-totaal

233

219

234

237,47

240

2,53

Saldo van baten en lasten in %

18,2

7,0

– 3

1

0

 
             

Beleidsartikel 13.1

           

Verklaring van Geen Bezwaar (VvGB)

           

Kostprijs (x € 1)

48,19

54,52

39,77

33,33

n.v.t.

 

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

7 081

6 445

3 145

   

Doorlooptijd: oprichten % in 6 dagen

92

97

98

54

   
             

HTR

           

Kostprijs (x € 1)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

109 337,46

2 633,69

– 106 703,8

Omzet (p*q)(x € 1000)

     

1 093

6 321

5 228

             

TIV

           

Kostprijs (x € 1)

     

32,07

n.v.t.

 

Omzet (p*q)(x € 1000)

     

n.v.t.

n.v.t.

 

Doorlooptijd: verstrekkingen in 2 weken

     

54

n.v.t.

 

Doorlooptijd: faillissementen in 8 weken

     

96

n.v.t.

 
             

GSR

           

Kostprijs (x € 1)

   

675,49

852,22

1 124,64

272,42

Omzet (p*q)(x € 1000)

   

n.v.t.

n.v.t.

843

 

Doorlooptijd: positieve beslissingen in 4 weken

   

95

90

90

0

Doorlooptijd: negatieve beslissingen in 8 weken

     

71

100

– 29

             

Bibob

           

Kostprijs (x € 1)

9 755,92

11 208,99

19 105,65

18 755,86

15 250,53

– 3 505,33

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

2 600

4 622

4 931

5 338

407

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

19

58

52

68

60

8

             

Verklaring omtrent het Gedrag (VOG NP)

           

Kostprijs (x € 1)

13,82

17,37

16,41

18,01

20,32

2,31

Omzet (p*q) (x € 1000)

 

11 201

12 134

11 845

10 568

1 277

Doorlooptijd: % binnen 2 weken

92

98

95

 

n.v.t.

 

Doorlooptijd: % binnen 4 weken

99

n.v.t.

100

100

95

5

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

 

56

74

85

90

– 5

             

Verklaring omtrent het Gedrag (VOG RP)

           

Kostprijs (x € 1)

69,11

86,84

142,17

134

106,42

– 27,58

Omzet (p*q)(x € 1000)

     

1 210

745

– 465

Doorlooptijd: % binnen 4 weken

91

97

 

100

n.v.t.

 

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

 

50

99

100

95

5

Doorlooptijd: % binnen 12 weken

 

n.v.t.

83

100

90

10

             

Verklaring omtrent het Gedrag (VOG RP)

           

Kostprijs (x € 1)

69,11

86,84

142,17

134

106,42

– 27,58

Omzet (p*q)(x € 1000)

     

1 210

745

– 465

Doorlooptijd: % binnen 4 weken

91

97

 

100

n.v.t.

 

Doorlooptijd: % binnen 8 weken

 

50

99

100

95

5

Doorlooptijd: % binnen 12 weken

 

n.v.t.

83

100

90

10

             

IVB

           

Kostprijs (x € 1)

   

108,26

85,30

81,49

– 3,81

Omzet (p*q)(x € 1000)

     

246

489

– 243

Doorlooptijd:

       

Zie VOG

 
             

Naamswijziging (NM)

           

Kostprijs (x € 1)

518,15

759,32

532,50

646,29

739,62

93,33

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

684

769

1 029

1 664

635

Doorlooptijd: % binnen 20 weken

90

87

94

82

95

– 13

             

Beleidsartikel 13.2

           

Wet Wapens en Munitie / Flora- en Faunawet

           

Kostprijs (x € 1)

1 847,58

1 770,27

 

n.v.t.

n.v.t.

 

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

13

13

 

n.v.t.

 

Doorlooptijd administratief beroepen:% binnen 16 weken

6

16

12

51

n.v.t.

 

Doorlooptijd ontheffing: % binnen 12 weken

91

84

89

80

n.v.t.

 
             

WWM beroepen

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

6 679,16

7 064,20

4 433,29

– 2630,93

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

n.v.t.

n.v.t.

443

 

Doorlooptijd: % binnen 16 weken

 

– 

12

51

90

– 39

             

WWM ontheffingen

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

436,57

347,70

386,89

39,19

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

n.v.t.

15

95

– 80

Doorlooptijd: % binnen 12 weken

 

– 

89

80

95

– 15

             

Buitengewone opsporingsambtenaren (BOA)

           

Kostprijs (x € 1)

103,21

116,45

116,88

139,37

198,49

59,12

Omzet (p*q)

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

1 687

 

Doorlooptijd: binnen 16 weken (verzoek art. 1a)

97

82

100

100

95

5

Doorlooptijd: binnen 4 weken (verzoek art. 1b/art. 1c)

100

n.v.t.

100

100

95

5

             

WPBR ondernemingen

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

919,54

890,53

578,92

– 311,61

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

356

276

486

210

Doorlooptijd: % binnen 16 weken

 

– 

92

94

95

– 1

             

WPBR leidinggevenden

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

312,40

493,53

276,52

– 217,01

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

n.v.t.

38

314

276

Doorlooptijd: binnen 16 weken

 

– 

93

96

95

1

             

WPBR weigeringen en intrekkingen

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

   

n.v.t.

 

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

   

n.v.t.

 
             

WPBR beslissingen

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

 

n.v.t.

n.v.t.

 

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

   

n.v.t.

 
             

WBP

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

320,06

298,63

271,86

– 26,77

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

n.v.t.

n.v.t.

35

 

Doorlooptijd: % binnen 16 weken

 

– 

n.v.t.

88

90

– 2

             

EG-verklaringen

           

Kostprijs (x € 1)

 

– 

654,89

1 2140,93

812,17

– 402,76

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

– 

n.v.t.

n.v.t.

24

 

Doorlooptijd: % binnen 16 weken

 

– 

56

94

90

4

             

Particuliere beveiliging en opsporing

           

Kostprijs (x € 1)

 

278,7

 

Zie WPBR

   

Omzet (p*q)(x € 1000)

 

360

       

Doorlooptijd: % binnen 16 weken

85

95

       
             

Beleidsartikel 13.4

           

Gratie

           

Kostprijs (x € 1)

374,77

617,43

629,39

516,68

747,11

230,43

Omzet (p*q)

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

1 569

 

Doorlooptijd: % binnen 6 maanden

85

84

96

89

95

– 6

Balans per 31 december 2011 x € 1 000
 

Balans 2011

2010

Activa

   

Immateriële activa

0

2 622

Materiële activa

131

231

– grond en gebouwen

   

– installaties en inventarissen

130

229

– overige materiële vaste activa

0

2

Voorraden

   

Debiteuren

909

2 851

Nog te ontvangen

120

189

Liquide middelen

9 306

1 198

Totaal activa

10 465

7 091

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

1 306

726

– exploitatiereserve

726

2 031

– onverdeeld resultaat

580

– 1 305

Leningen bij het Ministerie van Financiën

37

136

Voorzieningen

358

579

Crediteuren

592

1 086

Vooruitontvangen bedragen

970

461

Nog te betalen

7 202

4 103

Totaal passiva

10 465

7 091

Gespecificeerde Staat van baten en lasten per 31 december 2011 x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

10 759

16 699

5 940

8 252

Vooruitontvangen moederdepartement

 

– 600

– 600

 

Omzet derden

21 397

17 747

– 3 650

19 831

Rentebaten

 

81

81

 

Vrijval voorzieningen

 

274

274

 

Bijzondere baten

       

Totaal baten

32 156

34 201

2 045

28 083

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

15 806

13 957

– 1 849

13 784

– materiële kosten

14 860

19 330.

4 470

15 165

Rentelasten

244

5

– 239

10

Afschrijvingskosten

       

– materieel

1 246

109

– 1 137

121

– immaterieel

       

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

 

220

220

308

– bijzondere lasten

       

Totaal lasten

32 156

33 621

1 465

29 388

         

Saldo van baten en lasten

0

580

580

– 1 305

x € 1 000
 

Kasstroomoverzicht

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

 

 per 31 december 2011

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening Courant RHB 1 januari 2011 + stand depositorekeningen

1 336

1 197

– 139

2

Totaal operationele kasstroom

1 246

8 216

6 970

         

3a

Totaal investeringen

– 3 395

– 9

3 386

3b

Totaal boekwaarden desinvesteringen

0

   

3c

Totaal investeringskasstroom

– 3 395

– 9

3 386

– 

       

4a

Eenmalige uitkering aan Moederdepartement

0

   

4b

Eenmalige storting door Moederdepartement

0

   

4c

Aflossing op leningen

– 1 246

– 99

1 147

4d

Beroep op leenfaciliteit

3 395

 

– 3 395

4

Totaal financieringskasstroom

2 149

– 99

– 2 248

         

5

Rekening Courant RHB 31 december 2011

+ stand depositorekeningen* (=1+2+3+4)

(*noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)

1 336

9 305

7 969

Als gevolg van de bevingen van de departementale auditdienst dat de systemen van HTR en Elovog geen toekomstig economisch voordeel opleveren, konden deze kosten niet als investering worden aangemerkt. Hierdoor zijn de investeringen en daarmee ook het beroep op de leenfaciliteit en de aflossing lager dan begroot.

10.5 GEMEENSCHAPPELIJK DIENSTENCENTRUM ICT (GDI)

Toelichting exploitatie 2011

Baten

De hogere omzet van € 5,2 miljoen ten opzichte van de begroting komt voornamelijk door € 3,8 miljoen extra projectopbrengsten. Daarnaast is sprake van € 0,9 miljoen extra beheeropbrengsten als saldo van nieuwe beheerdiensten, uitbreiding van bestaande beheerdiensten en vervallen beheerdiensten. De bijzondere baten van € 0,6 miljoen zijn het gevolg van een omzetkorting mobiele telefoniekosten en vrijgevallen kosten en baten uit vorige jaren.

Door de departementale herindeling vallen de opbrengsten voor de beheerdiensten voor IND en DT&V onder de omzet overige departementen. Daaronder vallen ook de opbrengsten van projecten voor andere departementen zoals Verbetering Grensmanagement, consolidatie datacenters en ICT Nieuwbouw. Daarmee is de omzet voor overige departementen met € 2 miljoen gestegen.

Lasten

De hogere lasten zijn het gevolg van meer personeelskosten en de bijzondere lasten, maar daartegen over minder materiele kosten, rentelasten en afschrijvingskosten.

De personeelskosten zijn € 6,5 miljoen hoger door meer inzet van personeel voor projecten. Deze kosten zijn gedekt door ontvangsten van opdrachtgevers. De extra personeelskosten zijn lager dan de extra ontvangsten omdat GDI in 2011 extra capaciteit heeft ingezet op eigen investeringsprojecten. Dit betreft onder andere de uitvoering van het nieuwe financiële systeem Leonardo (trainings- en inwerkuren), de upgrade van de door GDI beheerde infrastructuur voor de werkomgeving en de upgrade van het GDI-brede beheer- en procesmanagementtool. Deze investering leiden tot lagere beheerslasten de komende jaren.

De bijzondere lasten van € 2,1 miljoen zijn het gevolg van achterstallige kosten voor Microsoft licenties.

De materiele kosten zijn € 1,1 miljoen lager dan begroot als saldo van meer automatiseringskosten vanwege de extra projecten en minder huisvestings- en facilitaire kosten.

De lagere rentelasten zijn het gevolg van minder openstaande leningen dan begroot.

Door uitstel van vervangingsinvesteringen naar 2012 zijn de afschrijvingskosten in 2011 € 1,2 miljoen lager dan begroot.

Voorzieningen
Voorzieningen 2011 x € 1 000

 Omschrijving

Stand per 01-01-2011

Vrijval in 2011

Dotatie in 2011

Onttrekking in 2011

Stand per 31-12-2011

FPU-plus

228

0

0

74

154

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft voor de rijksdiensten de mogelijkheid geschapen aan medewerkers die daarvoor in aanmerking komen een FPU-plus arrangement aan te bieden. De onttrekkingen betreffen uitbetalingen aan ex-medewerkers die gebruik maken van deze regeling.

Saldo Baten en Lasten

Het onverdeelde resultaat van 2011 komt uit op een verliessaldo van € 0,4 miljoen als gevolg van de bijzondere lasten. Dit verliessaldo komt ten laste van het eigen vermogen.

Het eigen vermogen van GDI per 31-12-2011 is € 2 miljoen, dat na verwerking van het verlies terugvalt naar € 1,6 miljoen. Dat blijft binnen het 5% plafond voor de omvang van het eigen vermogen op basis van Regeling baten-lastendiensten 2011. Voor GDI is dat € 1,96 miljoen op basis van de omzetten van de afgelopen drie jaar.

Het eigen vermogen van GDI per 31-12-2011 is als volgt tot stand gekomen:

Bedrag x € 1 000

Eigen vermogen per 31-12-2010

–/– 492

– Toevoeging resultaat 2010

+4 766

– Restitutie opdrachtgevers (resultaatbestemming 2010)

– /– 2 286

Saldo per 31-12-2011

1 988

Doelmatigheid

Doelmatigheid 2011
       

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2011

2011

2011

 

GBO

GDI

GDI

GDI

GDI

GDI

GDI-totaal:

           

FTE-totaal

133

162

176

178,5

168

+9,5

Saldo van baten en lasten in % van totale baten

– 1,09%

5,58%

11,2%

– 1,1%

0

– 1,1%

Gemiddeld uurtarief in € 

97,95

100,47

102,55

NB

101

NB

Omzet (p*q) (x € 1 000)

25 994

38 492

40 142

39 178

33 915

5 263

             

Beheerdiensten (incl. opleidingen)

           

Omzet (p*q)

19 052

31 502

30 628

28 941

28 060

881

Gewogen kostprijs beheer

           
             

Consultancy en projecten

           

Omzet (p*q)

6 581

6 990

9 514

9 680

5 855

3 825

Gewogen kostprijs ontwikkeling

           
             

Doelmatigheidsverbetering op de kostprijs van bestaande diensten

   

7,29%

NB

5%

NB

Benchmark ten opzichte van vergelijkbare ICT-organisaties

+1,6%

– 4,4%

NB

NB

2%

NB

Kwaliteitsindicatoren:

           

Beschikbaarheid systemen

99,87%

99,95%

99,99

99,98%

99,90%

+0,08%

Betrouwbaarheid dienstverlening

97,34%

97,0%

91,1%

95,8

98,0%

– 2,2%

Klanttevredenheid

6,9

6,8

7,3

8

7

+1

Tot 2009 zijn de kengetallen van GBO (voor zover beschikbaar) vermeld. Vanaf 2009 is sprake van GDI. In september 2011 is GDI overgegaan op het nieuwe financiële systeem Leonardo; nog niet alle kengetallen zijn hierin beschikbaar. Hieronder een korte toelichting op de kengetallen:

  • Aantal FTE is inclusief leerwerkplekken, exclusief inhuur. In 2011 is de personeelsomvang toegenomen dankzij formatie uitbreiding om de gevraagde projecten te kunnen uitvoeren leveren en tegelijkertijd inhuur te beperken.

  • Baten-lasten saldo: in 2011 een klein negatief saldo € 0,4 miljoen vanwege de bijzondere lasten (Microsoft Licenties).

  • Het nacalculatorisch gemiddeld uurtarief was nog niet beschikbaar vanwege de overstap naar het nieuwe financieel systeem. Verwachting is wel dat de lagere loonkosten en lagere inhuurtarieven tot een lager gemiddeld uurtarief hebben geleid.

  • De totale omzet is met 14% hoger dan begroot, als gevolg van de extra projecten.

  • De omzet van Beheerdiensten is met 3% iets gestegen.

  • De omzet van Consultancy en projecten in 2011 is 65% hoger dan de begroting, maar ten opzichte van de realisatie 2010 maar beperkt gestegen. De projectomzet in de begroting 2011 was gebaseerd op de vrije projectcapaciteit binnen het formatiekader van GDI.

  • Doelmatigheidsverbetering op de kostprijs van bestaande diensten: deze berekening is nog niet beschikbaar vanwege de overstap naar het nieuwe financieel systeem

  • Er is in 2011 geen financiële benchmark uitgevoerd vanwege de overstap naar het nieuwe financieel systeem.

  • De beschikbaarheid van de systemen van GDI tijdens de afgesproken openingstijden is hoger dan de gestelde norm.

  • De betrouwbaarheid (het aantal afgesproken serviceniveau’s dat is gehaald) is in 2011 lager dan de norm, maar verbeterd ten opzichte van 2010.

  • De klanttevredenheid is in 2011 gemeten onder deelnemers van de gebruikerstrainingen en gebruikers van de Servicedesk. Er heeft geen uitgebreid klanttevredenheidsonderzoek plaatsgevonden.

Balans per 31 december 2011 x € 1 000
 

Balans 2011

2010

Activa

   

Immateriële activa

0

0

Materiële activa

3 688

4 323

– grond en gebouwen

65

80

– installaties en inventarissen

271

320

– overige materiële vaste activa

3 354

3 923

Voorraden

0

0

Debiteuren

4 334

2 824

Nog te ontvangen

881

982

Liquide middelen

4 298

7 612

Totaal activa

13 201

15 741

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

1 552

4 274

– exploitatiereserve

1 988

– 492

– onverdeeld resultaat

– 436

4 766

Leningen bij het Ministerie van Financiën

4 572

5 287

Voorzieningen

154

228

Crediteuren

2 012

1 105

Nog te betalen

4 911

4 847

Liquide middelen

0

0

Totaal passiva

13 201

15 741

Gespecificeerde Staat van baten en lasten per 31 december 2011 x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

32 709

35 400

2 691

38 876

Omzet overige departementen

1 206

3 221

2 015

1 267

Omzet derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

557

557

2 423

Totaal baten

33 915

39 178

5 263

42 566

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

16 242

22 741

6 499

20 142

– materiële kosten

13 145

11 975

– 1 170

12 536

Rentelasten

528

107

– 421

131

Afschrijvingskosten

       

– materieel

4 000

2 724

– 1 276

2 833

– immaterieel

0

0

0

0

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

2 066

2 066

21 570

Totaal lasten

33 915

39 614

5 699

37 799

         

Saldo van baten en lasten

00

– 436

– 436

4 767

x € 1 000
 

Kasstroomoverzicht 2011

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening Courant RHB 1 januari 2011

7 612

7 612

0

         

2

Totaal operationele kasstroom

1 482

1 611

129

         

3a

Totaal investeringen

– 3 350

– 1 924

1 426

3b

Totaal boekwaarden desinvesteringen

0

0

 

3c

Totaal investeringskosten

– 3 350

– 1 924

1 426

         

4a

Eenmalige uitkering aan Moederdepartement

– 2 500

– 2 286

214

4b

Eenmalige storting door Moederdepartement

0

0

 

4c

Aflossing op leningen

– 1 768

– 2 515

– 747

4d

Beroep op leenfaciliteit

3 350

1 800

– 1 550

4

Totaal financieringskasstroom

– 918

– 3 001

– 2 083

         

5

Rekening Courant RHB 31 december 2011

+ stand depositorekeningen* (=1+2+3+4)

(*noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)

4 826

4 298

– 528

De lagere investeringskosten zijn het gevolg van naar 2012 uitgestelde vervangingsinvesteringen en investeringen welke door de klant zelf zijn gedaan in plaats van door GDI.

Het totale bedrag aan uitstaande leningen is € 0,9 miljoen hoger dan de boekwaarde van de activa per 31 december 2011. Oorzaak is dat de afgelopen jaren de beroepen op de leenfaciliteit naar boven zijn afgerond op makkelijk deelbare bedragen. Door vervroegde aflossingen of lager beroep op de leenfaciliteit 2012 komt het totaal aan uitstaande leningen weer in balans met de boekwaarde van de activa per 31 december 2012.

Onderdeel van de financieringskasstroom is de eenmalige uitkering aan het Moederdepartement; deze bestaat uit een restitutie aan opdrachtgevers van € 2,2 miljoen conform afspraak met de eigenaar. Vanwege de liquiditeitspositie zijn enkele leningen vervroegd afgelost. Door minder vervangingsinvesteringen was er minder beroep nodig op nieuwe leningen.

De Rekening Courant is met 12 % gestegen als effect van de verschillende mutaties.

10.6 KORPS LANDELIJKE POLITIEDIENSTEN (KLPD)

Toelichting exploitatie 2011

De baten en lasten laten afwijkingen zien tussen de realisatie en de ontwerpbegroting. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting is uitgegaan van de voorziene ontwikkelingen waarvan de financiële effecten waren vast te stellen. De afwijking tussen realisatie en ontwerpbegroting wordt voornamelijk veroorzaakt door voorziene ontwikkelingen, die niet financieel waren in te schatten en onvoorziene ontwikkelingen..

Baten

Omzet Moederdepartement

De omzet van het moederdepartement bestaan uit de algemene en bijzondere bijdragen. De afwijking van de algemene bijdrage ten opzichte van de ontwerpbegroting wordt voornamelijk veroorzaakt door toevoeging van de bijdrage vanuit het regeerakkoord (€ 5,0 miljoen), loonbijstelling 2011 (1,9 miljoen), Rijks Alarm Centrale (€ 1,2 miljoen) en de brutering C2000 (€ 4,1 miljoen).

De bijzondere bijdragen zijn ten opzichte van de ontwerpbegroting gestegen door taken en projecten die niet waren meegenomen in de ontwerpbegroting. Voorbeelden hiervan zijn de ontvangen bijdragen zoals impuls instroom aspiranten, Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie (BVOM), Financieel-Economische criminaliteit (FINEC) en Inmotion. In totaal gaat het om een bedrag van € 17,3 miljoen. Deze afwijkingen dienen te worden beoordeeld in relatie tot de ontwikkelingen in de diverse kostencategorieën.

Omzet overige departementen

De afwijking van de omzet overige departementen ten opzichte van de ontwerpbegroting wordt veroorzaakt doordat een aantal bijdragen zoals BVOM, FINEC, Liasons VS en RAC-centrale in de ontwerpbegroting onder deze post is opgenomen. In de realisatie is deze verwerkt in de algemene bijdrage c.q. bijzondere bijdragen van het moederdepartement. Dit maakt onderdeel uit van de afwijking van deze post ten opzichte van de begroting.

Lasten

Apparaatskosten

De overschrijding op de personele kosten kan op hoofdlijnen worden onderverdeeld in een overschrijding op de salariskosten van € 4,1 miljoen en een overschrijding op de post inhuur externe deskundigen van € 4,4 miljoen.

De overschrijding op de salariskosten wordt voornamelijk veroorzaakt door een prijsverschil. Dit verschil ontstaat door een afwijking in het gerealiseerde kopbedrag versus het begrootte kopbedrag. Oorzaak hiervan is onder andere de stijging van de sociale lasten. Deze zijn gecompenseerd in de baten van het moederdepartement.

De post inhuur externe deskundigen laat een overschrijding zien, die met name wordt veroorzaakt door internationale projecten bij de Dienst Internationale Politie-informatie (IPOL). Over deze projecten bestond nog geen duidelijkheid bij het opstellen van de begroting.

Voor wat betreft de materiële kosten geldt een onderschrijding van € 7,0 miljoen ten opzichte van de begroting. Belangrijke oorzaak hiervan zijn de lagere kosten voor verbindingen & automatisering. Oorzaak van de ontwikkeling van deze post is enerzijds de lagere eindafrekening 2010 van de vtsPN alsmede projecten die overlopen naar de begroting 2012.

De hogere afschrijvingskosten houden verband met het doorvoeren van het in 2010 ingezette beleid, namelijk het vooruitlopend op de vorming van de nationale politie in lijn brengen van de waarderingsgrondslagen met de regiokorpsen.

Naast de hiervoor genoemde ontwikkelingen is een bedrag van € 3,9 miljoen gedoteerd aan de voorzieningen. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden. In onderstaande tabel is het verloop van de post voorzieningen weergegeven.

Voorzieningen

Voorzieningen 2011 x € 1 000

 Omschrijving

Stand per 01-01-2011

Overige mutaties

Dotatie in 2011

Onttrekking in 2011

Stand per 31-12-2011

Reorganisatie Nationale Recherche

204

   

– 97

107

Ambtsjubilea

5 487

 

1 735

– 646

6 576

Schade

522

 

743

 

1 265

Toelage W&B Nationale Recherche

1 200

 

600

 

1 800

RST Arbeidsvoorwaarden

   

750

 

750

Reorganisatie bedrijfsvoering (KLPD)

8 689

– 176

 

– 2841

5 672

Implementatie Wet Politiegegevens

411

 

40

– 308

144

Totaal

16 513

– 176

3 868

– 3891

16 314

Saldo Baten en Lasten

Wordt afzonderlijk aangeverd.

Het jaar 2011 is afgesloten met een positief resultaat van € 12,8 miljoen. Het resultaat van 2011 is onder andere beïnvloed door het vervallen van de verplichting voor de vorming van een pensioenvoorziening.

Terughoudendheid als gevolg van de vorming van de nationale politie heeft tevens een positief effect gehad op de ontwikkeling van het resultaat.

In onderstaande tabel is het verloop van het eigen vermogen weergegeven.

Eigen vermogen x € 1 000

Omschrijving

2007

2008

2009

2010

2011

2011

Eigen vermogen begin jaar

10 894

13 578

13 783

15 928

13 783

16 979

Saldo baten en lasten KLPD

2 684

205

2 145

951

0

12 785

uitkering aan min VenJ

       

0

 

bijdrage min VenJ ter versterking EV

       

0

 

directe mutaties in het EV

       

0

 

overige mutaties

       

0

 
             

Eigen vermogen ultimo jaar

13 578

13 783

15 928

16 879

13 783

29 664

EV als % van totale baten

2,00%

4,20%

1,80%

2,10%

2,20%

4,90%

Toelichting:

Over de aanwending van het eigen vermogen wordt expliciet en separaat besloten door de eigenaar van het agentschap. Het onverdeelde resultaat wordt na vaststelling van de jaarrekening ten gunste van het eigen vermogen gebracht. Het eigen vermogen dient als buffer voor incidentele onvoorziene tegenvallers en overlopende projecten.

In de Regeling baten-lastendiensten is vastgelegd dat het eigen vermogen van een baten-lastendienst is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Per eind 2011 geldt voor het KLPD een omvang van 4,9% en blijft hiermee binnen de gestelde norm.

Doelmatigheid

Doelmatigheid 2011
 

2010

Realisatie 2011

Begroting 2011

Verschil 2011

KLPD-totaal:

       

FTE-totaal

4 933

5 162

4 910

252

Saldo van baten en lasten in % van totale baten

0,2%

2,1%

0,0%

2,1%

         

Specifiek

       

Kwaliteitsindicatoren:

       

Ontwikkelingsgericht Personeelsbeleid (OPB)

83,2%

72,0%

90,0%

-18,0%

Ziekteverzuim

6,5%

7,1%

5,5%

1,6%

Inhuur externen

3,7%

6,6%

6,0%

0,6%

Voor wat betreft de doelstelling 95% van de facturen binnen 30 dagen betalen geldt dat het korps een percentage heeft gerealiseerd van 72%. Voor het jaar 2012 worden maatregelen getroffen om de genoemde doelstelling te realiseren.

Balans per 31 december 2011 x € 1 000
 

Balans 2011

2010

Activa

   

Immateriële activa

– 

0

Materiële activa

159 550

189 804

– grond en gebouwen

– 

0

– installaties en inventarissen

8 671

20 408

– overige materiële vaste activa

150 879

169 396

Voorraden

– 

 

Debiteuren

14 806

12 290

Nog te ontvangen

– 

0

Liquide middelen

91 212

57 911

Totaal activa

265 568

260 005

     

Passiva

   

Eigen Vermogen

29 664

16 879

– exploitatiereserve

16 879

15 928

– onverdeeld resultaat

12 785

951

Leningen bij het Ministerie van Financiën

99 090

112 025

Voorzieningen

16 314

16 513

Crediteuren

120 500

114 588

Nog te betalen

– 

0

Totaal passiva

265 568

260 005

Gespecificeerde Staat van baten en lasten per 31 december 2011 x € 1 000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2010

Baten

       

Omzet moederdepartement

533 075

565 769

32 694

574 097

Omzet overige departementen

30 838

22 714

– 8 124

17 426

Omzet derden

19 281

19 355

74

14 954

Rentebaten

– 

28

28

– 

Bijzondere baten

– 

41

41

3 997

Totaal baten

583 194

607 907

24 713

610 474

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

372 075

381 204

9 129

389 865

– materiële kosten

163 078

156 074

– 7 004

159 123

Rentelasten

6 348

4 375

– 1 973

4 841

Afschrijvingskosten

       

– materieel

41 693

48 903

7 210

42 442

– immaterieel

– 

– 

– 

– 

Overige lasten

       

– dotaties voorzieningen

– 

4 227

4 227

11 008

– bijzondere lasten

– 

339

339

2 244

Totaal lasten

583 194

595 122

11 928

609 523

         

Saldo van baten en lasten

 

12 785

12 785

951

x € 1 000

Kasstroomoverzicht 2011

(1)

(2)

(3) = (2)-(1)

   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1

Rekening Courant RHB 1 januari 2011

64 972

59 579

– 5 393

         

2

Totaal operationele kasstroom

40 674

66 954

26 280

         

3a

Totaal investeringen

– 70 100

– 21 049

49 051

3b

Totaal boekwaarden desinvesteringen

2 000

1 990

– 10

3c

Totaal investeringskosten

– 68 100

– 19 060

49 040

         

4a

Eenmalige uitkering aan Moederdepartement

– 

– 

– 

4b

Eenmalige storting door Moederdepartement

– 

– 

– 

4c

Aflossing op leningen

– 17 463

– 12 935

4 528

4d

Beroep op leenfaciliteit

35 100

– 

– 35 100

4

Totaal financieringskasstroom

17 637

– 12 935

– 30 572

         

5

Rekening Courant RHB 1 januari 2011

(5)= (1+2+3+4)

55 183

94 538

39 355

Het saldo van de rekening courant is ten opzichte van 1 januari 2011 gestegen met € 34,9 miljoen. De stijging van de operationele kasstroom wordt veroorzaakt door hogere afschrijvingskosten en een toename van de overige kortlopende schulden.

Voor het achterblijven van de investeringen zijn een aantal oorzaken te noemen. Allereerst is sprake van een ophoging van de activeringsgrens. Hierdoor is sprake van een verschuiving van de investeringen naar de exploitatie. Daarnaast is sprake van terughoudendheid ten aanzien van het doen van investeringen als gevolg van de vorming van de Nationale Politie. In lijn hiermee geldt dat minder leningen zijn aangegaan.

HOOFDSTUK 11: PUBLICATIEPLICHT OP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het jaarverslag meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000,–. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Het betreft hier medewerkers waarvan het uitbetaalde belastbare loon ten laste is gekomen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie geldt dat er 5 functionarissen werkzaam zijn waarvan het inkomen (gemiddeld belastbaar loon) over 2011 uitstijgt boven de grens van € 193 000,–.

Functie

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioenaf-dracht etc. 2010

Totaal 2010

Belastbaar jaarloon 2011

Pensioenaf-dracht etc. 2011

Ontslagver-goeding

Totaal 2011

Motivering & opmerkingen

AG bij het OM

€ 113 558

€ 27 768

€ 141 326

€ 212 589

€ 28 595

 

€ 241 184

Overgang OM naar ZM (Stimuleringspremie)

Korpschef KLPD

€ 173 333

€ 44 495

€ 217 628

€ 165 742

€ 45 970

 

€ 211 713

Bezoldiging berust op afspraak tussen voormalig MInBZK en betrokkene

Medewerker

€ 55 084

€ 11 082

€ 66 166

€ 63 029

€ 11 259

€ 140 294

€ 214 582

Vaststellingsovereenkomst in kader SFB

Afdelingshoofd

€ 85 260

€ 20 446

€ 105 706

€ 89 828

€ 21 454

€ 105 780

€ 217 062

Vaststellingsovereenkomst in kader SFB

Medewerker

€ 39 891

€ 8 621

€ 48 512

€ 40 514

€ 8 757

€ 219 300

€ 268 561

Vaststellingsovereenkomst in kader SFB

Toelichting bij Korpschef KLPD: Aanstelling voor 39,6 uur per week.

Gegeven de aard van de informatie bestaat er een inherente onzekerheid omtrent de volledigheid van dit overzicht. Dit heeft te maken met de inrichting van de financiële systemen en de afhankelijkheid van derden voor wat betreft de aanlevering van de benodigde informatie.

HOOFDSTUK 12: TOEZICHTSRELATIE ZBO’S EN RWT’S

 

Naam organisatie

RWT

ZBO

Artikel

Financiering van RWT's en ZBO's

Verwijzing (URL-link) naar website RWT/ZBO

Verwijzingen (URL-link) naar toezichtvisies/-arrangementen (zie 8 bij toelichting)

Het bestuur en/of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is (zie 9 bij toelichting)

         

Begrotings-ramingen 2011 (x 1 000 euro)

Realisatie-cijfers 2010 (x 1 000 euro)

Premies (zie 7 bij toelichting)

Tarieven (zie 7 bij toelichting)

     

1

Bureau Financieel Toezicht, BFT ( zie 1 bij toelichting)

 

x

12.2.2

5 940

5 113

n.v.t.

n.v.t.

www.bureauft.nl

n.n.b.

n.n.b.

2

College Bescherming Persoonsgegevens (CBP)

 

x

12.1.3

7 631

8 130

n.v.t.

n.v.t.

www.cbpweb.nl

v

v

3

College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten (zie 2 bij toelichting)

 

x

n.b.

4401

440

n.v.t.

n.v.t.

www.cvta.nl

n.n.b.

n.n.b.

4

College van Toezicht op de Kansspelen (CvTK)

 

x

13.1.2

493

498

n.v.t.

n.v.t.

www.toezichtkansspelen.nl

n.n.b.

n.n.b.

5

Commissie Gelijke Behandeling (CGB)

 

x

12.1.3

5 010

5 387

n.v.t.

n.v.t.

www.cgb.nl

v

v

6

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

x

x

13.5.2

21 458

15 688

n.v.t.

n.v.t.

www.schadefonds.nl

n.n.b.

n.n.b.

7

Gerechtsdeurwaarders, cluster. (zie 3 bij toelichting)

 

x

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.n.b.

n.n.b.

8

HALT

x

 

14.2.3

11 979

12 986

n.v.t.

n.v.t.

www.halt.nl

v

 

9

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

 

X

 

3 609

6 861

n.v.t.

n.v.t.

www.lbio.nl

v

v

10

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, NIFV. (zie 4 bij toelichting)

x

x

23

9 540

6 907

n.v.t.

n.v.t.

www.nifv.nl

v

v

11

Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD)

 

x

13.3.1

1 764

1 571

n.v.t.

n.v.t.

www.nrgd.nl

v

v

12

Notarissen, cluster. (zie 5 bij toelichting)

 

x

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

n.v.t.

n.v.t.

13

Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV)

x

x

21

       

www.onderzoeksraad.nl

n.n.b.

n.n.b.

14

Particuliere Jeugdinrichtingen

x

 

14.2.1

117 800

94 583

n.v.t.

 

www.dji.nl

www.jaarverslagzorg.nl

v

15

Particuliere Tbs-inrichtingen

x

 

13.4.2

238 600

212 810

n.v.t.

 

www.dji.nl

ww.jaarverslagzorg.nl

v

16

Politieacademie (PA)

x

x

23

n.b.

beschikbaar april 2012

n.b.

n.b.

www.politieacademie.nl

n.n.b.

n.n.b.

17

Politieregio's

x

 

23

n.b.

beschikbaar april 2012

n.b.

n.b.

Jaarverslag politie 2010

n.n.b.

n.n.b.

18

Raad voor Rechtsbijstand (RRB)

x

x

12.2.1

481 057

458 368

Zie operationele doelstelling 12.2

Zie operationele doelstelling 12.2

www.rvr.org

v

 

19

Reclasseringsorganisaties

x

 

13.4.3

210 000

222 693

n.v.t.

n.v.t.

 

n.n.b.

v

20

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

x

 

13.5.1

16 032

14 999

n.v.t.

n.v.t.

www.slachtofferhulp.nl

n.n.b.

n.v.t.

21

Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, SDKB. (zie 6 bij toelichting)

 

x

 

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.donorgegevens.nl

n.v.t.

n.v.t.

22

Stichting Nidos

x

   

30 663

24 872

n.v.t.

n.v.t.

www.nidos.nl

v

v

X Noot
1

Ontwerpbegroting 2012.

Functie:

  • 1 Bureau Financieel Toezicht, BFT ( zie 1 bij toelichting)

    Toezicht op notarissen en gerechtsdeurwaarders, toezicht naleving wet identificatie bij dienstverlening (WID) en wet melding ongebruikelijke transacties (MOT)

  • 2 College Bescherming Persoonsgegevens (CBP)

    Ziet erop toe dat persoonsgegevens zorgvuldig worden gebruikt en beveiligd en dat privacy blijft gewaarborgd.

  • 3 College van Toezicht Auteursrechten en naburige rechten (zie 2 bij toelichting)

    Toezicht op de naleving van auteursrechten

  • 4 College van Toezicht op de Kansspelen (CvTK)

    Toezicht op de naleving van de Wet op de kansspelen

  • 5 Commissie Gelijke Behandeling (CGB)

    Ziet toe op de naleving van haar oordelen, adviseert en geeft voorlichting over gelijke behandeling.

  • 6 Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

    Stelt financiële tegemoetkoming ter beschikking aan slachtoffers van een geweldsmisdrijf voor opgelopen letselschade

  • 7 Gerechtsdeurwaarders, cluster. (zie 3 bij toelichting)

  • 8 HALT

    Preventie en bestrijding jeugdcriminaliteit. Jongeren kunnen recht zetten wat zij hebben fout gedaan, waardoor zij niet in aanraking komen met de rechter.

  • 9 Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

    Innen van alimentatie, indien dit niet vrijwillig wordt afgedragen.

  • 10 Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, NIFV. (zie 4 bij toelichting)

    Met actuele kennis, advisering, toegepast onderzoek, vraaggerichte opleidingen en oefeningen en leiderschapsontwikkeling helpt het NIFV professionals binnen de brandweer, GHOR en crisisbeheersing, beleidsmakers en bestuurders zich optimaal voor te bereiden om de fysieke veiligheid van onze samenleving te borgen.

  • 11 Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD)

    Het register waarborgt en bevordert een constante kwaliteit van de inbreng van deskundigen in de rechtsgang.

  • 12 Notarissen, cluster. (zie 5 bij toelichting)

  • 13 Onderzoeksraad voor veiligheid (OVV)

    Doet onafhankelijk onderzoek naar oorzaken of vermoedelijke oorzaken van «voorvallen» en categorieën voorvallen.

  • 14 Particuliere Jeugdinrichtingen

    Behandeling van jeugdigen op grond van strafrechtelijke titel

  • 15 Particuliere Tbs-inrichtingen

    Behandeling van Tbs-gestelden

  • 16 Politieacademie (PA)

    Het nationale wervings-, selectie-, opleidings- en kennisinstituut voor de Nederlandse politie.

  • 17 Politieregio's

  • 18 Raad voor Rechtsbijstand (RRB)

    heeft toezicht op en draagt zorg voor de organisatie en van de verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand

  • 19 Reclasseringsorganisaties

    Voorkomen en verminderen van crimineel gedrag door begeleiding aan personen die ene strafbaar feit hebben gepleegd of daarvan worden verdacht

  • 20 Slachtofferhulp Nederland (SHN)

    Ondersteuning aan slachtoffers van misdrijven.

  • 21 Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting, SDKB. (zie 6 bij toelichting)

    Sinds 2004 worden de gegevens van sperma- eicel- en embryodonoren landelijk geregistreerd. Beheer van deze gegevens en verstrekken deze op verzoek aan het donorkind, ouders of huisarts.

  • 22 Stichting Nidos

    Voert als onafhankelijke (gezins-)voogdij instelling, op grond van de wet, de voogdijtaak uit voor Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers.

D. BIJLAGEN

HOOFDSTUK 13: OVERZICHT NIET-FINANCIELE INFORMATIE OVER DE INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijke personeel (inhuur externen)

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Verslagjaar 2011 X € 1 000

1

Interim-management

943

2

organisatie- en formatieadvies

12 506

3

Beleidsadvies

3 465

4

Communicatieadvisering

1 603

 

Beleidsgevoelig (Som 1 tot en met 4)

18 517

     

5

Juridisch advies

5 298

6

Advisering opdrachtgevers automatisering

58 612

7

Accountancy, financiën en administratieve organisatie

2 916

 

Beleidsondersteunend (Som 5 tot en met 7)

66 827

     

8

Uitzendkrachten (formatie en piek)

69 554

 

Ondersteuning bedrijfsvoering (Som 8)

69 554

     
 

Totaal uitgaven inhuur externen

154 897

Toelichting

Het overzicht betreft de inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel bij het bestuursdepartement en de baten-lastendiensten van Veiligheid en Justitie (DJI, CJIB, NFI, Dienst Justis, GDI en KLPD)

Deze opgave is exclusief de Raad voor de rechtspraak.

Het ministerie gaf in het jaar 2011 € 154,9 miljoen uit aan externe inhuur. De uitgaven voor ambtelijk personeel inclusief externen bedroegen € 1 860,7 miljoen. Het inhuurpercentage over het jaar 2011 bedraagt dan 8,3%.

Ten aanzien van de motie de Pater kan worden gemeld dat er 14 keer is ingehuurd voor een uurtarief dat de in de motie gestelde norm overschrijdt.

Inhuur externen buiten mantelcontracten

2011

Aantal overschrijdingen maximum uurtarief

14

Toelichting:

 

1. Betreft inzet (20 uur voor € 240) t.b.v. juridische ondersteuning van de Ondernemingsraad.

 

2. Betreft inzet (8 uur voor € 420,17 incl. reis- en bureaukosten) t.b.v. lezing en workshop

 

3. Betreft inzet (4 uur voor € 240 excl. 6% extra kosten welke ook in rekening gebracht worden t.b.v. inleiden/presentatie geven workshop)

 

4. Betreft inzet (80 uur voor € 250) t.b.v. advies, begeleiding en klankbordactiviteiten voor de positie van IOOV in nieuwe politiebestel.

 

5. Betreft onderzoek Nederlandse markt voor kansspelen via internet. (46 uur voor € 553,

165 uur voor € 312)

 

6. Betreft inzet (200 uur voor € 250) t.b.v. onderzoek interne en externe meldingen NFI

 

7. Advies ingehuurd t.b.v. een zaak tegen de Staat (73 uur voor € 305,-)

 

8. Advies ingehuurd t.b.v. een zaak tegen de Staat ( ca. 5 uur voor € 486 en 1 uur voor € 351)

 

9. Een zestal keer is juridische expertise ingehuurd voor advieswerkzaamheden GOR (42,5 uur voor € 240,-)

 

HOOFDSTUK 14: OVERZICHT VAN IN 2011 TOT STAND GEKOMEN WETTEN

Wetsvoorstel

Staatsblad

Datum inwerkingtreding

Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

Stb. 2010, 1

deels 01-01-2011

Aanpassing van de Wet op de rechtsbijstand in verband met de bestuurlijke centralisatie van de raden voor rechtsbijstand

Stb. 2010, 2

1-7-2010

Goedkeuring en uitvoering van het te Tilburg tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België over de terbeschikkingstelling van een penitentiaire inrichting in Nederland ten behoeve van de tenuitvoerlegging van bij Belgische veroordelingen opgelegde vrijheidsstraffen (Trb. 2009, 202)

Stb. 2010, 21

23-1-2010

Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de opheffing van de nevenvestigingsplaats Schiedam

Stb. 2010, 22

1-4-2010

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek (opneming verhuiskostenvergoeding bij renovatie)

Stb. 2010, 90

27-2-2010

Goedkeuring van het te Warschau tot Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34)

Stb. 2010, 120

24-3-2010

Crisis- en herstelwet

Stb. 2010, 135

31-3-2010

Wijziging van artikel 5.10, eerste lid, van de Crisis- en herstelwet

Stb. 2010, 136

31-3-2010

Goedkeuring en uitvoering van het te San José tot Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribische gebied (Trb. 2003, 82 en Trb. 2004, 54)

Stb. 2010, 167

30-4-2010

Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter

Stb. 2010, 173

1-7-2010

Wijziging van de Wet op de Raad van State in verband met de herstructurering van de Raad van State

Stb. 2010, 175

1-9-2010

Wijziging van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek en de Kadasterwet in verband met de inschrijving in de openbare registers van netwerken

Stb. 2010, 188

27-5-2010

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie

Stb. 2010, 190

1-7-2010

Implementatie van het kaderbesluit nr. 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie (PbEU L 220)

Stb. 2010, 200

1-7-2010

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

Stb. 2010, 202

1-7-2010

Wijziging van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers in verband met de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de instelling van een raad van toezicht

Stb. 2010, 203

1-1-2011

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven

Stb. 2010, 205

deels 01-07-2010

Goedkeuring van het te Straatsburg tot Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, betreffende de strafbaarstelling van handelingen van racistische en xenofobische aard verricht via computersystemen (Trb. 2003, 60 en Trb. 2005, 46)

Stb. 2010, 214

16-6-2010

Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade

Stb. 2010, 221

1-7-2010

Wijziging van enige bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek teneinde naast het in deze bepalingen gestelde vereiste van schriftelijkheid ook ruimte te bieden aan de ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer

Stb. 2010, 222

1-7-2010

Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwesties

Stb. 2010, 242

deels 01-10-2010

 

deels 01-01-2011

Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een recht voor de ondernemingsraad van naamloze vennootschappen om een standpunt kenbaar te maken ten aanzien van belangrijke bestuursbesluiten en besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en commissarissen alsmede ten aanzien van het bezoldigingsbeleid

Stb. 2010, 250

1-7-2010

Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht er uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184)

Stb. 2010, 257

1-7-2010

Goedkeuring van het op 18 december 2002 te New York tot Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005, 243 en Trb. 2006, 64)

Stb. 2010, 267

9-7-2010

Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (Aanpassingen Tbs met voorwaarden)

Stb. 2010, 270

1-9-2010

Tijdelijke verruiming van de mogelijkheid in artikel 668a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek om arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aan te gaan in verband met het bevorderen van de arbeidsparticipatie van jongeren

Stb. 2010, 274

9-7-2010

Wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet documentatie vennootschappen in verband met het vervallen van de verklaring van geen bezwaar en het verbeteren en uitbreiden van de controle op rechtspersonen met het oog op de voorkoming en bestrijding van misbruik van rechtspersonen

Stb. 2010, 280

 

Wet modern migratiebeleid

Stb. 2010, 290

 

Wijziging van de Gemeentewet, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht ter regeling van de bevoegdheid van de burgemeester en de bevoegdheid van de officier van justitie tot het treffen van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme, ernstige overlast of ernstig belastend gedrag jegens personen of goederen (maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast)

Stb. 2010, 325

1-9-2010

Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen

Stb. 2010, 333

deels 15-09-2010

 

deels 10-10-2010

Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie

Stb. 2010, 335

10-10-2010

Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Stb. 2010, 336

10-10-2010

Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Stb. 2010, 337

10-10-2010

Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving

Stb. 2010, 338

10-10-2010

Reglement voor de Gouverneur van Sint Maarten

Stb. 2010, 340

10-10-2010

Reglement voor de Gouverneur van Curaçao

Stb. 2010, 341

10-10-2010

Wet bescherming persoonsgegevens BES

Stb. 2010, 349

10-10-2010

Veiligheidswet BES

Stb. 2010, 362

10-10-2010

Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES

Stb. 2010, 364

10-10-2010

Wet griffierechten burgerlijke zaken

Stb. 2010, 715

1-11-2010

Wijziging van het Wetboek van Militair Strafrecht in verband met het opnemen van een strafuitsluitingsgrond voor rechtmatig geweldgebruik door militairen

Stb. 2010, 745

6-11-2010

Goedkeuring van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173)

Stb. 2010, 772

24-11-2010

Uitvoering van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning (Trb. 2008, 173)

Stb. 2010, 773

1-1-2011

   

Wijziging van de Uitvoeringswet EG-executieverordening ter uitvoering van het op 30 oktober 2007 te Lugano tot stand gekomen Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, met Protocollen, Verklaringen en Bijlagen (PbEU L 339)

Stb. 2010, 780

26-11-2010

Goedkeuring van het op 2 mei 1996 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1996 tot wijziging van het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976 (Trb. 1997, 300 en Trb. 2006, 17)

Stb. 2010, 782

1-12-2010

Goedkeuring van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329)

Stb. 2010, 783

1-12-2010

Wijziging van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek ter uitvoering van het op 23 maart 2001 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, 2001 (Trb. 2005, 329)

Stb. 2010, 784

1-1-2011

Wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten, in verband met de aanpassing van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende jeugdsancties

Stb. 2010, 818

 

Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de herziening van de functie

Stb. 2010, 857

1-1-2011

HOOFDSTUK 15 LIJST MET AFKORTINGEN

A

 

ACVZ

Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

AFBZ

Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten

AID

Algemene Inspectie Dienst

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

AJB

Arrondissementaal Justitieel Beraad

AMK

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Nederland

Amv

Alleenstaande minderjarige vreemdeling

AMvB

Algemene maatregel van bestuur

ANPR

Automatic Number Plate Recognition

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

ARAR

Algemeen Rijksambtenarenreglement

ATb

Alerteringssysteem Terrrorismebestrijding

Awb

Algemene Wet Bestuursrecht

AZ

Ministerie van Algemene Zaken

B

 

BDUR

Brede doelUitkering Rampenbestrijding

BES-eilanden

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BFrP

Besluit Financiën regionale politiekorpsen

BFT

Bureau Financieel Toezicht

BHV

Bedrijfshulpverlening

Bibob

Bevordering Integere Besluitvorming Openbaar Bestuur

BJZ

Bureau Jeugdzorg

BNC

Beoordeling Nieuwe (EU) Commissievoorstellen

BOA

Buitengewone Opsporingsambtenaar

BOD

Bijzondere Opsporingsdienst

BOOM

Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie

BPP

Basis Penitentiair Programma

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BS/GBA

Burgerlijke stand/ Gemeentelijke Basis Administratie

BUZA

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BVS

Budgetverdeelsysteem

BW

Burgerlijk Wetboek

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

C

 

CAO

Collectieve arbeidsovereenkomst

CBIB

Coördinerend Beraad Integrale Beveiliging

CBP

College bescherming persoonsgegevens

CBRN

Chemisch Biologisch Radiologisch en Nucleair

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCV

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid

CERT

Computer Emergency Response Team

CGB

Commissie gelijke behandeling

CIO

Centrale Informatie Organisatie

CIOT

Centraal Informatiepunt Onderzoek & Telecommunicatie

CJIB

Centraal Justitieel Incasso Bureau

CMDH

Comité ter toezicht op tenuitvoerlegging van Hofuitspraken

COA

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

Comensha

Coördinatiecentrum Mensenhandel

COVOG

Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag

CPT

Committee for the prevention of torture

CRvB

Centrale Raad van Beroep

CTOV

Camera Toezicht Openbaar Vervoer

CTR

Centraal Testamenten Register

CVOM

Centrale Verwerkingseenheid Openbaar Ministerie

CvTK

College van Toezicht op de Kansspelen

CW

Comptabiliteitswet

C&SCO

Conflicthantering & Sociale Competentie in het Onderwijs

D

 

DBBC

Diagnose Behandeling en Beveiliging Combinaties

DBM

Detentie en behandeling op maat

DBM-V

Detentie en behandeling op maat – Volwassenen

DCL

Detentieconcept Lelystad

DEMO

Stichting Door, Vereniging Exodus Nederland, Stichting Moria en Stichting de Ontmoeting

DG

Directoraat-Generaal

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

DNA

Deoxyribose Nucleic Acid

DPAN

Digitaal Platform Aansluiting Nazorg

DSI

Dienst Speciale Interventies

DTN

Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland

DTV

Dienst Terugkeer en Vertrek (BZK)

DWO

Digitale Werkplekomgeving

E

 

EAB

Europees Arrestatiebevel

ECM

Enterprise Content Management

ED

Elektronische detentie

EG

Europese Gemeenschap

EHRM

Europese Hof voor de Rechten van de Mens

EIS

Europol Informatie Systeem

EK

Eerste Kamer der Staten-Generaal

EL&I

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

ENISA

European Network and Information Security

EPCIP

Europees Programma voor de bescherming van vitale Infrastructuur

ERP

Enterprise Resource Planning

ESF

Europese Sociale Fondsen

ET

Elektronisch toezicht

EU

Europese Unie

EU-VIS

Europees Visum Informatiesysteem

EVF

Europees Vluchtelingen Fonds

EVRM

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden

EZ

Ministerie van Economische Zaken

F

 

FES

Fonds Economische Structuurversterking

Finec

Fiancieel-Economische Criminaliteit

FIOD-ECD

Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst – Economische Controle Dienst

FIU

Financial Intelligence Units

FMP

Fraudemeldpunt

FoBo

Frontoffice Backoffice

FPC

Forensisch Psychiatrisch Centrum

FPT

Forensisch Psychiatrisch Toezicht

FPU

Flexibele Pensioen Uitkering

Frontex

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen

FSO

Forensische Samenwerking in de Opsporing

FZG

Forensische Zorg

G

 

GBM

Gedragsbeïnvloedende maatregelen

GBO

Gemeenschappelijke Beheerorganisatie

GDI

Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT

GGD

Gemeentelijke Geneeskundige Diensten

GGZ

Geestelijke Gezondheidszorg

GHOR

Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de regio

GOA

Gemeentelijke Onderwijsachterstanden

GPS

Geïntegreerd Proces Systeem

GSB

Grote Stedenbeleid

GSR

Garantstellingregeling

GW

Gevangeniswezen

H

 

HALT

Het Alternatief

HAVO

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

H1N1

Nieuwe Influenza A

HKZ

Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling Zorg

HRM

Human Resource Management

HTR

Herzien Toezicht Rechtspersonen

HTSM

High Tech Systemen materialen

I

 

I&A

Immigratie en Asiel

IAK

Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving

IBG

In Beslaggenomen Gelden

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

IBS

Inbewaringstelling

IBV

Informatie Beleid Veiligheid

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICCW

Interdepartementale Commissie voor Constitutionele aangelegenheden en wetgevingsbeleid

ICMS

Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IFZO

Informatievoorziening Forensische Zorg

IGC

Inter-governmental Consultations on Asylum, Refugee and Migration Policies

IMO

International Maritime Organization

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOM

International Organization for Migration

IOOV

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

IPR

Internationaal Privaatrecht

IRN

Internet Recherche Netwerk

ISD

Inrichting voor Stelselmatige Daders

ISt

Inspectie voor de Sanctietoepassing

ITB

Individuele Trajectbegeleiding

IVB RP/NP

Integriteitsverklaring Beroepsgoederen Rechtspersonen/Natuurlijke Personen

IVJ

Inspectie Veiligheid en Justitie

IVM

Integrale Veiligheidsmonitor

IVRK

Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind

J

 

JBZ

Justitie en Binnenlandse Zaken

JiB

Justitie in de buurt

JIT

Joint Investigation Team

JJI

Justitiële Jeugdinrichtingen

JNP

Jaarverslag Nederlandse Politie

Just-ID

Justitiële informatiedienst

JUSTIS

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening

J&G

Jeugd en Gezin

K

 

KCW

Kenniscentrum Wetgeving

KLPD

Korps Landelijke Politie Diensten

Kmar

Koninklijke Marechaussee

KNB

Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie

KTV

Kwaliteitsregister Tolken & Vertalers

KVO

Keurmerk Veilig Ondernemen

KVU

Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan

KWAS

Kwetsbaarheidsanalyse Spionage

KWE

Kleine Woon Eenheden

KWG

Kleinschalige Woongroepen

L

 

LBIO

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

LCA

Landelijke Coördinatie Arrestatiebevelen

LCMS

Landelijk Crisismanagement Systeem

LIEC

Landelijk Informatie en Expertise Centrum

LIJ

Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafketen

LKNP

Landelijk Kader Nederlandse Politie

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit

LOCC

Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum

LOS

Landelijk Operationele Staf

M

 

MAOC-N

Maritieme Analyse en Operatie Centrum Narcotica

MARIJ

Model Architectuur Rijksdienst

MCB

Monitor Criminaliteitsbestrijding

MDI

Meldpunt Discriminatie Internet

MGw

Modernisering Gevangeniswezen

MIA-V

Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid

MMD

Medewerker Maatschappelijke Dienstverlening

MPC

Meerpersoonscel

MR

Ministerraad

MTV

Mobiel Toezicht Vreemdelingen

MvF

Ministerie van Financiën

N

 

Nbbe

Nederlands bureau brandweerexamens

NCC

Nationaal Crisis Centrum

NCIPS

Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking

NCSS

Nationale Cyber Security Strategie

NCTb

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding

NCTV

Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

NDM

Nationale Drugsmonitor

NFI

Nederlands Forensisch Instituut

NGO

Non-gouvernementele organisatie

NIFV

Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid

NICC

Nationale Infrastructuur Cybercrime

Nidos

Jeugdbescherming voor Vluchtelingen

NIFP

Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie

NJCM

Nederlands Juristencomité voor de mensenrechten

NPP

Nationaal Platform Personenschade

NRM

Nationale Rapporteur Mensenhandel

NTP

Nederlands Taxanomie Project

NORA

Nederlandse Overheid Referentie Architectuur

NovA

Nederlandse Orde van Advocaten

NUT

Nodeloze Uitrukken Terugdringen

NVIS

Nieuwe Visum en Informatie Systeem

NVvK

Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet

NVvR

Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak

O

 

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ODA

Official Development Assistance

OH

Onderherroepelijk(e)

OM

Openbaar Ministerie

OPF

Outputfinanciering

OTIF

Organisation Intergouvernementale pour les transports internationaux ferroviaires

OTS

Ondertoezichtstelling

OVA

Overheidsbijdrage in de arbeidsontwikkeling

OVS

Optimalisering voorwaardelijke sancties

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

OVSE

Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

P

 

PA

Politie Academie

PBC

Pieter Baan Centrum

PBO

Particuliere Beveiliging en Opsporing

PBV

Programma Bureau Veiligheid

PEGI

Pan European Game Information

PI

Penitentiaire Inrichting

PIDS

Platform Interceptie Decryptie en Signaalanalyse

PIJ

Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen

PM

Pro Memorie

PMJ

Prognosemodel Justitiële Ketens

PNR

Passenger Name Record

PP

PPC

Penitentiair Programma

Penitentiar Psychiatrisch Centrum

PROGIS

Programma Informatievoorziening Strafrechtketen

PROMIS

Project Motiveringsverbetering in Strafvonnissen

PV

Proces Verbaal

PVAGM

Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad

PVJFR

Programma Versterking Juridische Functie Rijk

R

 

RAP

Regeldruk Aanpakken Programma

RC

Rekening-courant

REAN

Return and Emigration of Aliens from the Netherlands

ReIS

Rechterlijk Informatiesysteem

RGD

Rijksgebouwendienst

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIEC

Reginale Informatie- en Expertise Centra

RISc

Recidive Inschattings Schalen

RM

Rechterlijke macht

RRB

Raden voor rechtsbijstand

RSJ

Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming

RSM

Rechtsstaatmonitoring

RUD

Regionale Uitvoeringsdiensten.

RVA

Regeling Verstrekkingen aan Asielzoekers

Rvb

Regeling Verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

RvdK

Raad voor de Kinderbescherming

Rvdr

Raad voor de rechtspraak

RvS

Raad van State

RWI

Raad voor Werk en Inkomen

RWT

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

3RO

Drie Reclasseringsorganisaties

S

 

SCC-ICT

Samenwerking Service Centrum-ICT

SER

Sociaal-Economische Raad

SGM

Schadefonds Geweldsmisdrijven

SHN

SlachtofferhulpNederland

SHNA

Staatkundig Hervorming Nederlandse Antillen

SIB

Stichting Slachtoffer In Beeld

SIN

Sporen Identificatie Nummer

Stb

Staatsblad

Stcrt

Staatscourant

STP

Scholings- en Trainingsprogramma’s

STV

Stichting tegen Vrouwenhandel

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

T

 

Tbs

Terbeschikkingstelling

TES

Team Executie Strafvonnissen

TGO

Team Grootschalige Opvang

TK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TNV

Tijdelijke Noodvoorzieningen Vreemdelingen

U

 

UAH

Uitvoerbaarheids- en Handhaafbaarheidstoets

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNCITRAL

United Nations Commission on International Trade Law

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

V

 

VbbV

Veiligheid begint bij Voorkomen

VBV

Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers

VIA

Veiligheidsverbetering door Information Awareness

VIC

Vastgoed Intelligence Centre

VIS

Visum Informatie Systeem

VIV

Vennoot Inlichtingen Verstrekkingen

VK

Vreemdelingenkamer

VMBO

Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs

VMR

Veiligheidsmonitor Rijk

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VOG

Verklaring omtrent het gedrag

VON

Vluchtelingen organisaties Nederland

VOV

Versterking Opsporing en Vervolging

VP

Vreemdelingenpolitie

VPS

Versterking Positie Slachtoffers

VRIS

Vreemdelingen in de Strafrechtketen

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VT

Verdachte transacties

VtsPN

Voorziening tot samenwerking Politie Nederland

VvGB

Verklaring van Geen Bezwaar

VVm

Vaste verandermomenten

VVR

 

VW

Vreemdelingenwet

VWA

Voedsel- en Warenautoriteit

VWN

Vluchtelingenwerk Nederland

VWO

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

W

 

WAHV

Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften

WAM

Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen

Wbp

Wet Bescherming Persoonsgegevens

WIPO

World Intellectual Property Organization

WNA

Wet op het Notarisambt

Wobka

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

WO

Wetenschappelijk Onderwijs

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

WPBR

Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Wrb

Wet op de rechtsbijstand

Wsnp

Wet schuldsanering natuurlijke personen

Wth

Wet tijdelijk huisverbod

Wvr

Wet veiligheidsregio’s

WVPS

Wet Pensioenverevening bij echtscheiding

WWFT

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

WWM

Wet wapens en munitie

X

 

XBRL

eXtensible Business Reporting Language

Z

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZM

Zittende Magistratuur

HOOFDSTUK 16 TREFWOORDENLIJST

Aanbestedingsprocedure 120

Adoptie 24, 63, 66, 187

Afdoeningen 52, 145

Afschrijvingskosten  135, 142, 144, 147, 151, 154, 155, 157, 161, 163, 166, 169, 171

Algemene wet bestuursrecht 20

Alleenstaande minderjarige vreemdeling 73, 182

Benchmark 87, 164, 165

BES-eilanden 68, 98, 182

Bibob 17, 47, 49, 108, 113, 158, 159, 182

Buitengewone Opsporingsambtenaar 182

Bureau Financieel Toezicht 174, 176, 182

Celcapaciteit 56

Comensha 182

Commissie Gelijke Behandeling 174, 176

Criminaliteitspreventie 44, 106, 182

Crisis 39, 79, 80, 82, 83, 84, 85, 86, 93, 100, 101, 103, 111, 114, 124, 132, 180, 185

Crisisbeheersing 82, 83, 84, 85, 86, 101, 102, 112, 113, 176

Cybercrime 17, 19, 39, 40, 50, 51, 52, 97, 185

Discriminatie 185

DNA 40, 42, 43, 152, 183

Elektronisch toezicht 139, 183

Financieringskasstroom 143, 147, 154, 162, 166, 167, 171

Fraudemeldpunt 183

Georganiseerde misdaad 16, 49, 50, 52, 97, 108, 111

Gerechtskosten 144, 147

Geschilbeslechting 23

Griffieontvangsten 29, 30

Griffierechten 23, 29, 30, 36, 181

Grootschalige dreiging 79

Grote Stedenbeleid 184

Halt 72, 174

Hoge Raad 23, 29, 35, 37, 38, 67

Homogene Groep Internationale Samenwerking 184

Huiselijk geweld 40, 41, 45, 46

Inkoopbeheer 117, 119

Integriteit 4, 16, 47, 49, 50, 99, 100, 133, 184

Interlandelijke adoptie 13, 63, 64, 66

Jeugd 4, 11, 12, 16, 48, 49, 52, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 91, 92, 96, 124, 132, 136, 141, 176, 181, 182, 184, 185, 186

Jeugdbescherming 13, 63, 64, 65, 67, 68, 128, 185, 186

Jeugdcriminaliteit 63, 65, 70, 72, 96, 176

Jeugdinrichtingen 70, 71, 135, 136, 141, 175, 176, 181, 184

Jeugdreclassering 64, 68

Jeugdzorg 65, 67, 68, 69, 71, 119, 136

Justitie in de buurt 184

Kansspelen 48, 174, 176, 179, 182

Kasstroomoverzicht 12, 143, 147, 154, 155, 162, 166, 171

Kinderbescherming 12, 63

Mediation 24, 32, 77

Mot 17, 50, 57, 61, 168, 176, 178

Naamswijziging 158, 159

Nationale veiligheid 79, 80, 81, 82, 110

Navo 51, 173

Oda 27, 42, 45, 51, 56, 66, 67, 76, 84, 90, 97, 100, 118, 149, 185

Official Development Assistance 185

Preventie 39, 40, 43, 44, 45, 46, 50, 55, 56, 59, 68, 87, 88, 94, 95, 99, 103, 107, 176

Raad van State 23, 30, 180, 186

Raad voor de Kinderbescherming 66, 71, 72, 186

Radicalisering 81, 87, 105, 109

Rechtsbijstand 4, 11, 18, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 124, 132, 175, 176, 180, 186, 187

Rechtshandhaving 4, 11, 39, 43, 45, 68, 124, 132, 181

Rechtsorde 4, 11, 13, 20, 22, 23, 24, 75, 76, 77, 78, 124, 132

Rechtspleging 4, 11, 18, 20, 27, 29, 30, 34, 75, 77, 124, 128, 132

Rechtsstaatmonitoring 77, 186

Recidive 15, 40, 55, 56, 57, 58, 59, 70, 71, 72, 186

Reclassering 43, 45, 46, 56, 58, 59, 65, 67, 68, 128, 175, 176, 186

RvdK 64, 186

Sanctiecapaciteit 56, 138, 139

Schadefonds Geweldsmisdrijven 44, 174, 176, 180, 186

Schuldsanering 31, 34, 187

Slachtofferhulp 44, 60, 61, 175, 176, 186

Slachtofferzorg 41, 44, 59

Strafrechtsketen 12, 17, 18, 60, 68, 71, 190, 191

Strafvonnis 186, 187

Subsidies 13, 45, 101, 109, 129, 130

Taakstraffen 15, 43, 71, 145

Tbs 19, 41, 57, 58, 137, 138, 139, 175, 176, 180, 187

Terrorisme 4, 11, 13, 20, 39, 41, 44, 51, 79, 80, 81, 87, 88, 89, 90, 109, 110, 111, 124, 180, 183, 185, 187

VbbV 59, 187

Veelplegers 57

Veiligheid begint bij Voorkomen 105, 187

Veiligheid 1, 4, 7, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 26, 27, 28, 34, 39, 42, 44, 47, 48, 50, 54, 55, 56, 57, 58, 63, 64, 65, 68, 70, 73, 75, 76, 77, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 115, 116, 117, 118, 124, 125, 126, 127, 129, 130, 131, 132, 141, 173, 174, 176, 178, 181, 182, 184, 185, 186, 187

Verkeersvoorschriften 12, 187, 191

Verklaring omtrent het Gedrag 159

Verklaring van geen bezwaar 47, 158, 181, 187

Visum 183, 185, 187

Vitale infrastructuur  81, 82

Vluchtelingenwerk Nederland 187

Voogdij 64, 65, 68, 70, 73, 74, 177

Vreemdelingenbewaring 13, 44, 62, 136, 140, 141

Wobka 66, 187

Strafrechtsketen

Strafrechtsketen: strafbeschikkingen

Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften («Mulder»)

Bestuurlijke boete

Naar boven