A. TITEL

Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, betreffende de strafbaarstelling van handelingen van racistische of xenofobische aard verricht via computersystemen;

Straatsburg, 28 januari 2003

B. TEKST

De tekst van het Protocol is geplaatst in Trb. 2003, 60.

C. VERTALING

Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, betreffende de strafbaarstelling van handelingen van racistische of xenofobische aard verricht via computersystemen

De Lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die Partij zijn bij het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, opengesteld voor ondertekening te Boedapest op 23 november 2001, die dit Protocol ondertekenen;

Overwegende dat het doel van de Raad van Europa is het tot stand brengen van een grotere eenheid tussen zijn leden;

In herinnering roepend dat alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren;

Benadrukkend de noodzaak zorg te dragen voor een volledige en doeltreffende verwezenlijking van alle mensenrechten zonder discriminatie of onderscheid, zoals vastgelegd in Europese en andere internationale instrumenten;

Ervan overtuigd dat handelingen van racistische en xenofobische aard een schending van de mensenrechten en een bedreiging voor de rechtsstaat en democratische stabiliteit vormen;

Overwegende dat het nationale en internationale recht dienen te voorzien in passende juridische antwoorden op propaganda van racistische en xenofobische aard die wordt verspreid via computersystemen;

Zich bewust van het feit dat de propaganda voor dergelijke handelingen dikwijls strafbaar wordt gesteld in de nationale wetgeving;

In acht nemend het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, dat voorziet in moderne en flexibele middelen voor internationale samenwerking, en overtuigd van de noodzaak tot harmonisatie van bepalingen van materieel recht betreffende de bestrijding van racistische en xenofobische propaganda;

Zich ervan bewust dat computersystemen een unieke mogelijkheid bieden tot wereldwijde bevordering van de vrijheid van meningsuiting en communicatie;

Erkennend dat de vrijheid van meningsuiting een van de wezenlijke grondvesten vormt van een democratische samenleving, en een van de basisvoorwaarden is voor de vooruitgang hiervan en voor de ontwikkeling van elk mens;

Bezorgd, evenwel, over het risico op verkeerd gebruik of misbruik van deze computersystemen om racistische en xenofobische propaganda te verspreiden;

Indachtig de behoefte zorg te dragen voor een juist evenwicht tussen de vrijheid van meningsuiting en een doeltreffende bestrijding van handelingen van racistische en xenofobische aard;

Erkennend dat dit Protocol niet beoogt gevestigde beginselen met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting in de nationale rechtsstelsels aan te tasten;

In acht nemend de relevante internationale juridische instrumenten op dit terrein, in het bijzonder het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en Protocol nr. 12 daarbij, betreffende het algemeen verbod van discriminatie, de bestaande verdragen van de Raad van Europa inzake samenwerking op het gebied van strafrecht, in het bijzonder het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, het Internationaal Verdrag van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 21 december 1965, het Gemeenschappelijk optreden van de Europese Unie van 15 juli 1996, door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake maatregelen ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat;

Toejuichend de recente ontwikkelingen ter bevordering van het internationale begrip en de internationale samenwerking bij de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken en van racisme en vreemdelingenhaat;

Tevens gelet op het Actieplan, aangenomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de Raad van Europa tijdens hun Tweede Top (Straatsburg, 10 en 11 oktober 1997), teneinde gemeenschappelijke – op de normen en waarden van de Raad van Europa gebaseerde – antwoorden te vinden op de ontwikkeling van de nieuwe technologie;

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I

gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 1 Doel

Het doel van dit Protocol is, tussen de Partijen bij dit Protocol, een aanvulling te vormen op de bepalingen van het Verdrag inzake strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken, opengesteld voor ondertekening te Boedapest op 23 november 2001 (hierna te noemen „het Verdrag"), wat betreft de strafbaarstelling van handelingen van racistische en xenofobische aard verricht via computersystemen.

Artikel 2 Begripsomschrijving

1. Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

„racistisch en xenofobisch materiaal", schriftelijk materiaal, beelden of elke andere weergave van ideeën of theorieën, waarin haat, discriminatie of geweld, tegen een individu of groep van individuen, op grond van ras, kleur, afkomst of nationaliteit of etnische herkomst, alsmede godsdienst, voor zover deze wordt gebruikt als aanleiding voor een van deze elementen, wordt bevorderd, aangemoedigd dan wel hiertoe wordt aangezet.

2. De termen en uitdrukkingen die in dit Protocol worden gebruikt, worden op dezelfde wijze uitgelegd als waarop zij ingevolge het Verdrag worden uitgelegd.

HOOFDSTUK II

op nationaal niveau te nemen maatregelen

Artikel 3 Verspreiding van racistisch en xenofobisch materiaal via computersystemen

1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de volgende gedragingen in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen wanneer deze opzettelijk en onrechtmatig plaatsvinden:

het publiekelijk verspreiden, of op andere wijze voor het publiek beschikbaar maken van racistisch en xenofobisch materiaal via een computersysteem.

2. Een Partij kan zich het recht voorbehouden de gedragingen omschreven in het eerste lid van dit artikel niet strafbaar te stellen wanneer het materiaal, zoals omschreven in artikel 2, eerste lid, discriminatie bevordert, aanmoedigt of hiertoe aanzet die geen verband houdt met haat of geweld, mits andere doeltreffende rechtsmiddelen beschikbaar zijn.

3. Niettegenstaande het tweede lid van dit artikel kan een Partij zich het recht voorbehouden het eerste lid niet toe te passen in die gevallen van discriminatie ten aanzien waarvan zij, als gevolg van gevestigde beginselen in haar nationale rechtsstelsel betreffende de vrijheid van meningsuiting, niet kan zorgen voor doeltreffende rechtsmiddelen bedoeld in het genoemde tweede lid.

Artikel 4 Bedreiging met een racistische en xenofobische motivering

Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de volgende gedragingen in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen wanneer deze opzettelijk en onrechtmatig plaatsvinden:

het bedreigen, via een computersysteem, met het begaan van een ernstig strafbaar feit zoals vastgelegd in haar nationale wetgeving, van (i) personen op grond van het feit dat deze behoren tot een groep, onderscheiden door ras, kleur, afkomst of nationale of etnische herkomst, alsmede godsdienst, voor zover deze wordt gebruikt als aanleiding voor een van deze elementen, of (ii) van een groep van personen die wordt onderscheiden door een van deze kenmerken.

Artikel 5 Belediging met een racistische en xenofobische motivering

1. Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om de volgende gedragingen in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen wanneer deze opzettelijk en onrechtmatig plaatsvinden:

het publiekelijk beledigen, via een computersysteem, van (i) personen op grond van het feit dat deze behoren tot een groep, onderscheiden door ras, kleur, afkomst of nationale of etnische herkomst, alsmede godsdienst, voor zover deze wordt gebruikt als aanleiding voor een van deze elementen; of (ii) van een groep van personen die wordt onderscheiden door een van deze kenmerken.

2. Een Partij kan hetzij:

  • a. vereisen dat het in het eerste lid van dit artikel bedoelde strafbare feit tot gevolg heeft dat de in het eerste lid bedoelde persoon of groep van personen wordt blootgesteld aan haat, minachting of spot; of

  • b. zich het recht voorbehouden het eerste lid van dit artikel gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen.

Artikel 6 Ontkenning, grove bagatellisering, goedkeuring of rechtvaardiging van volkerenmoord of van misdaden tegen de menselijkheid

1. Elke Partij neemt de wetgevende maatregelen die nodig kunnen zijn om de volgende gedragingen in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen wanneer deze opzettelijk en onrechtmatig plaatsvinden:

het publiekelijk verspreiden of op andere wijze voor het publiek beschikbaar maken, via een computersysteem, van materiaal waarin handelingen van volkerenmoord of misdaden tegen de menselijkheid, zoals vastgesteld in het internationale recht en als zodanig erkend door de definitieve en bindende besluiten van het Internationaal Militair Tribunaal, ingesteld bij de Overeenkomst van Londen van 8 augustus 1945, of van andere door relevante internationale instrumenten ingestelde rechtscolleges wier rechtsbevoegdheid door die Partij wordt erkend, worden ontkend, op grove wijze worden gebagatelliseerd, worden goedgekeurd of worden gerechtvaardigd.

2. Een Partij kan hetzij:

  • a. vereisen dat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde ontkenning of grove bagatellisering wordt begaan met het oogmerk aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld tegen een individu of groep van individuen, op grond van ras, kleur, afkomst of nationale of etnische herkomst, alsmede godsdienst, voor zover deze wordt gebruikt als aanleiding voor een van deze elementen, of

  • b. zich het recht voorbehouden het eerste lid van dit artikel gedeeltelijk of in het geheel niet toe te passen.

Artikel 7 Medeplichtigheid en uitlokking

Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om in haar nationale wetgeving strafbaar te stellen de opzettelijke en onrechtmatige medeplichtigheid aan of uitlokking tot het plegen van een van de in overeenstemming met dit Protocol strafbaar gestelde feiten, met het oogmerk dat een dergelijk feit wordt begaan.

HOOFDSTUK III

verhouding tussen het verdrag en dit protocol

Artikel 8 Verhouding tussen het Verdrag en dit Protocol

1. De artikelen 1, 12, 13, 22, 41, 44, 45 en 46 van het Verdrag zijn, mutatis mutandis, van toepassing op dit Protocol.

2. De Partijen breiden de werkingssfeer van de maatregelen bedoeld in de artikelen 14 tot en met 21 en de artikelen 23 tot en met 35 van het Verdrag uit tot de artikelen 2 tot en met 7 van dit Protocol.

HOOFDSTUK IV

slotbepalingen

Artikel 9 Uitdrukking van instemming te worden gebonden

1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door de Staten die het Verdrag hebben ondertekend, die hun instemming te worden gebonden tot uitdrukking kunnen brengen door hetzij:

  • a. ondertekening zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of

  • b. ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

2. Een Staat mag dit Protocol niet ondertekenen zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, of een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring nederleggen, tenzij hij reeds een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van het Verdrag heeft nedergelegd of tegelijkertijd nederlegt.

3. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

Artikel 10 Inwerkingtreding

1. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum waarop vijf Staten in overeenstemming met de bepalingen van artikel 9 hun instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking hebben gebracht.

2. Met betrekking tot iedere Staat die later zijn instemming door het Protocol te worden gebonden tot uitdrukking brengt, treedt het Protocol in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ondertekening zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring of van de nederlegging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

Artikel 11 Toetreding

1. Na de inwerkingtreding van dit Protocol kan iedere Staat die is toegetreden tot het Verdrag tevens toetreden tot dit Protocol.

2. Toetreding geschiedt door middel van nederlegging van een akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa en wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgende op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van nederlegging daarvan.

Artikel 12 Voorbehouden en verklaringen

1. Door een Partij gemaakte voorbehouden en afgelegde verklaringen ten aanzien van de bepalingen van het Verdrag zijn eveneens op dit Protocol van toepassing, tenzij die Partij anderszins verklaart op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

2. Door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa kan elke Partij, op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, verklaren dat zij gebruik maakt van het voorbehoud of de voorbehouden bedoeld in de artikelen 3, 5 en 6 van dit Protocol. Op hetzelfde tijdstip kan een Partij, ten aanzien van de bepalingen van dit Protocol, gebruikmaken van de voorbehouden bedoeld in artikel 22, tweede lid, en artikel 41, eerste lid, van het Verdrag, ongeacht de uitvoering die die Partij aan het Verdrag heeft gegeven. Andere voorbehouden kunnen niet worden gemaakt.

3. Door middel van een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa kan elke Staat, op het tijdstip van ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, verklaren dat hij gebruik maakt van de mogelijkheid aanvullende elementen te vereisen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel a, en artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van dit Protocol.

Artikel 13 Status en intrekking van voorbehouden

1. Een Partij die in overeenstemming met artikel 12 hierboven een voorbehoud heeft gemaakt, trekt dit voorbehoud geheel of ten dele in zodra de omstandigheden dit toelaten. Deze intrekking wordt van kracht op de datum van ontvangst van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. Indien in de kennisgeving wordt vermeld dat deze van kracht moet worden op een daarin nader aangeduide datum, en deze datum later valt dan de datum waarop de kennisgeving door de Secretaris-Generaal wordt ontvangen, wordt de intrekking op die latere datum van kracht.

2. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa kan met regelmatige tussenpozen bij de Partijen die in overeenstemming met artikel 12 een of meerdere voorbehouden hebben gemaakt, informeren naar de mogelijke intrekking daarvan.

Artikel 14 Territoriale toepassing

1. Elke Partij kan, bij de ondertekening of bij de nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, het gebied of de gebieden waarop dit Protocol van toepassing is nader aanduiden.

2. Elke Partij kan, op elk later tijdstip, door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring, de toepassing van dit Protocol uitbreiden tot ieder ander in de verklaring aangewezen grondgebied. Ten aanzien van dit grondgebied treedt dit Verdrag in werking op de eerste dag van de maand na het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de verklaring door de Secretaris-Generaal.

3. Iedere overeenkomstig de twee voorgaande leden afgelegde verklaring kan, met betrekking tot elk in die verklaring aangewezen grondgebied, worden ingetrokken door middel van een aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte kennisgeving. De intrekking wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst door de Secretaris-Generaal van een dergelijke kennisgeving.

Artikel 15 Opzegging

1. Iedere Partij kan dit Protocol te allen tijde opzeggen door middel van een kennisgeving gericht aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.

2. Deze opzegging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

Artikel 16 Kennisgeving

De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa stelt de lidstaten van de Raad van Europa, de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan de opstelling van dit Protocol alsmede iedere Staat die tot dit Protocol is toegetreden, in kennis van:

  • a. iedere ondertekening;

  • b. de nederlegging van iedere akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding;

  • c. iedere datum van inwerkingtreding van dit Protocol in overeenstemming met de artikelen 9, 10 en 11;

  • d. iedere andere handeling, kennisgeving of mededeling met betrekking tot dit Protocol.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.

GEDAAN te Straatsburg, op 28 januari 2003, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in een enkel exemplaar, dat zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa doet een gewaarmerkt afschrift toekomen aan iedere lidstaat van de Raad van Europa, aan de niet-lidstaten die hebben deelgenomen aan de opstelling van dit Protocol en aan iedere Staat die is uitgenodigd tot dit Verdrag toe te treden.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2003, 60.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie Trb. 2003, 60.

PartijOndertekeningRatificatieType1)InwerkingOpzeggingBuitenwerking
Albanië26-05-0326-11-04R   
Armenië28-01-03     
België28-01-03     
Denemarken11-02-04     
Duitsland28-01-03     
Estland28-01-03     
Finland28-01-03     
Frankrijk28-01-03     
Griekenland28-01-03     
IJsland09-10-03     
Kroatië26-03-03     
Letland05-05-04     
Luxemburg28-01-03     
Malta28-01-03     
Moldavië25-04-03     
Nederland, het Koninkrijk der28-01-03     
Oostenrijk30-01-03     
Polen21-07-03     
Portugal17-03-03     
Roemenië09-10-03     
Slovenië26-02-0408-09-04R   
Zweden28-01-03     
Zwitserland09-10-03     

1) DO=Definitieve ondertekening, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2003, 60.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2003, 60.

Verbanden

Titel:Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken; Boedapest, 23 november 2001
Laatste Trb. :Trb. 2004, 290
Overige verwijzingen
Titel:Statuut van de Raad van Europa; Londen, 5 mei 1949
Laatste Trb. :Trb. 2003, 83
Titel:Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Rome, 4 november 2000
Laatste Trb. :Trb. 2004, 229
Titel:Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992
Laatste Trb. :Trb. 2004, 122

Voor wijzigingen van bovengenoemd Verdrag van 7 februari 1992 zie rubriek J van Trb. 2004, 119.

Uitgegeven de drieëntwintigste februari 2005

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT

Naar boven