30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2011

Zorg voor een vrije en veilige samenleving is de belangrijkste taak van de overheid. Het voorkomen dat de samenleving ontwricht raakt, ziet het kabinet als één van de belangrijke opgaven om die zorg voor veiligheid waar te maken. 100% veiligheid kan de overheid niet garanderen, wel kan en moet het kabinet juist in tijden van bezuinigingen keuzes maken en prioriteiten stellen bij de inzet van mensen en middelen. Het doel van dit kabinet is om nuchter om te gaan met risico’s, maar daarnaast minder vrijblijvendheid op het moment dat er actie moet worden ondernomen. Het kabinet wil hiertoe (internationale) ontwikkelingen en dreigingen die op Nederland afkomen en een risico vormen voor de nationale veiligheid in een vroegtijdig stadium signaleren, prioriteren en waar nodig aanpakken. Een ieder dient daarin zijn verantwoordelijkheid te nemen: overheid, burgers en bedrijfsleven.

Hierbij bied ik u de bevindingenrapportage van de Nationale Risicobeoordeling 2010 (NRB) aan1 en informeer ik u namens het kabinet over de belangrijkste nieuwe accenten die het kabinet, met het regeerakkoord in de hand, wil leggen op het terrein van de Nationale Veiligheid2. Via de bijlage bij deze brief informeer ik u tevens over de voortgang op de onderwerpen zoals genoemd in de derde voortgangsbrief Nationale Veiligheid van 22 februari 20103 en zoals toegezegd in het Algemeen Overleg van 9 december jl. (kamerstuk 29 517, nr. 45).

Een veilig Nederland in een veranderende samenleving

Nederland behoort tot de welvarendste en veiligste landen in de wereld. De Nederlandse welvaart is te danken aan onze open en veilige samenleving, internationale oriëntatie en een geografische positie op een knooppunt in een mondiaal netwerk van water, land, lucht en tegenwoordig ook digitale wegen. Onze veiligheid hebben wij te danken aan een robuuste rechtsstaat, een lange traditie van samenwerken aan veiligheid en welvaart die zijn wortels heeft in het bedwingen van het water en een actieve internationale samenwerking in onder andere de EU, de NAVO en de VN. Op deze fundamenten heeft Nederland een krachtige internationale politieke en economische positie gebouwd. Een positie die wij willen beschermen en versterken.

De dreigingen waarmee wij nu en in de toekomst steeds meer te maken krijgen, zijn dreigingen die inherent voortvloeien uit een moderne, open, internationale samenleving, zoals het risico van een cyberaanval, het risico van een geopolitiek veroorzaakte energie- of grondstoffen schaarste of het risico van een terroristische aanslag.

De Strategie Nationale Veiligheid

In de afgelopen jaren heeft de Strategie Nationale Veiligheid, met als belangrijk onderdeel de Nationale Risicobeoordeling (NRB), een belangrijke rol gespeeld bij het identificeren van risico’s en het omgaan met crises. Zo is in 2008 een mogelijke grieppandemie als één van de grootste risico’s voor Nederland geïdentificeerd. Deze inzichten hebben ertoe geleid dat de vitale sectoren en overheidsinstellingen zich op een grieppandemie hebben voorbereid, onder meer in de vorm van continuïteitsplannen op dit terrein. Inzichten die opgedaan zijn bij de risicobeoordeling op bijvoorbeeld het gebied van overstromingen, polarisatie en radicalisering en extreem weer, hebben het beleid rond deze thema’s verder verstevigd. Internationaal wordt de Nederlandse aanpak in de combinatie van risicobeoordeling en crisismanagement als voorbeeld gezien voor een zorgvuldige omgang met nationale veiligheidsvraagstukken. Samen met het Verenigd Koninkrijk loopt Nederland hierbij voorop in Europa. In Europees verband wordt momenteel hard gewerkt om richtlijnen te ontwikkelen voor risicobeoordelingen, waarbij de ervaring die in Nederland is opgedaan wordt benut. Ook in NAVO-verband wordt de werkwijze uitgerold.

Dit kabinet wil de werkwijze, zoals vastgesteld door het vorige kabinet, voortzetten. Met de werkwijze worden potentiële risico’s scherp in beeld gebracht en zijn we in staat om ons voor te bereiden op mogelijke gevaren om zo maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Daarbij combineert dit kabinet nuchterheid met doortastendheid.

Thema’s voor de toekomst

Onderstaand risicodiagram geeft inzicht in de uitkomst van de Nationale Risicobeoordeling 2010 waarbij op basis van scenario’s de impact en waarschijnlijkheid van dreigingen in kaart zijn gebracht. Er zijn dit jaar zes scenario’s toegevoegd. Deze betreffen een cyberconflict scenario, twee schaarste scenario’s (voedselschaarste en mineralen geopolitiek), een tweetal ongevalscenario’s (spoorwegongeval en maritiem ongeval) en de uitval van een internet exchange.

Op basis van de NRB 2010 wil het kabinet in het kader van de nationale veiligheid de komende jaren extra inzetten op de thema’s cybersecurity en internationale bedreigingen van de nationale veiligheid, waaronder schuivende (economische) machtsverhoudingen en geopolitieke invloed op energie-, grondstof- en voedselzekerheid.

Cybersecurity

De ontwikkeling van ICT biedt ongekende mogelijkheden. Digitale systemen (ICT) zijn fundamenteel voor onze samenleving en economie en een katalysator voor (verdere) duurzame economische groei. De maatschappij wordt steeds meer afhankelijk van het gebruik van ICT. Uitval van systemen, misbruik van ICT door kwaadwillenden en het onbetrouwbaar worden van data kunnen ernstige gevolgen hebben. Zo bedraagt de schade door cybercrime mondiaal naar schatting één biljoen dollar per jaar. Inmiddels zijn tijdens interstatelijke conflicten ook gecoördineerde cyberaanvallen door overheden of aan overheden gelieerde actoren geconstateerd. Voorbeelden zijn de cyberaanvallen op Estland (april–mei 2007), Georgië (augustus 2008) en Kirgizië (februari 2009) en Iran (zomer 2010). Ook maakt de ontstane afhankelijkheid en vervlechting ons steeds vatbaarder voor spionage, zoals ook geconstateerd in de Kwetsbaarheidsanalyse Spionage. Het kabinet zal in een separate reactie op dit rapport de ambities op het thema «weerbaarheid tegen spionage» schetsen.

Uit de Nationale Risicobeoordeling 2010 komt naar voren dat een grootschalig cyberconflict leidt tot grote maatschappelijke ontwrichting. Het is een voorstelbaar scenario met een hoge kwetsbaarheid. Experts achten het waarschijnlijk dat de verdediging tegen een aanval tekort zal schieten, omdat het op dit moment nagenoeg onmogelijk is om snel vast te stellen waar een aanval vandaan komt en wie daar achter zit. Waar mogelijk moet worden ingezet op het voorkomen van cyberaanvallen. Mocht het onverhoopt toch gebeuren dan moet Nederland adequaat kunnen reageren. Dit alles maakt het van cruciaal belang dat het kabinet prioriteit geeft (net als veel andere landen waar onder de VK en VS) aan het versterken van cyber security (civiel en militair, publiek en privaat, nationaal en internationaal).

Hiertoe komt het kabinet uiterlijk maart 2011 met een Nationale Cyber Security Strategie (NCSS) en een concreet actieplan waarin uiteen zal worden gezet hoe preventie, detectie en respons zullen worden versterkt, met behoud van de open structuur van internet.

Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak in het regeerakkoord om te komen tot een integrale aanpak van cybercrime, die verbreed wordt naar cyber security en daarmee past bij de eerdere toezegging aan de Tweede Kamer om te komen tot een rijksbrede cyber security strategie op basis van de motie Knops4. Centraal in de strategie staan een aanpak met meer regie op overheidstaken, het versterken van publiek-private samenwerking en het waarborgen van een open en vrije digitale samenleving die bijdraagt aan economische ontwikkeling, welvaart en welzijn.

De cyber security strategie is op hoofdlijnen uitgewerkt in een aantal acties. De hoofdpunten hieruit zijn:

  • Cybersecurity wordt integraler aangepakt door publieke en private partijen.

  • Het zicht op dreigingen wordt vergroot door integrale dreigings- en risicoanalyses.

  • De weerbaarheid van de vitale infrastructuur tegen ICT-dreigingen en cyberaanvallen wordt vergroot;

  • Responscapaciteit om ook in het digitale domein effectief te kunnen opereren wordt versterkt, onder andere bij Defensie;

  • De keten van opsporing en vervolging wordt versterkt. De komende jaren wordt capaciteit vrijgemaakt voor de opsporing en vervolging van cybercriminaliteit;

  • Bestaande publieke en zo mogelijk wetenschappelijke en private onderzoeksprogramma’s en -budgetten worden op elkaar afgestemd.

De minister van VenJ neemt, i.s.m. de ministers van EL&I en Defensie, het voortouw bij de ontwikkeling en uitwerking van deze strategie en het bijbehorende actieplan.

Risico's en dreiging op het snijvlak van internationale en nationale veiligheid

Nationaal en internationaal (veiligheids)beleid zijn twee kanten van dezelfde medaille. Het kabinet is van mening dat het Nederlandse buitenlandbeleid, bilateraal en in het kader van de EU, NAVO en VN in belangrijke mate bijdraagt aan de veiligheid van Nederland. Ontwikkelingen in het buitenland kunnen immers – direct of indirect – van invloed zijn op de veiligheidssituatie in Nederland. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan economische veiligheid. Voor onze energie- en grondstoffenzekerheid is internationale (economische) stabiliteit en veiligheid van eminent belang. Onze samenleving is in steeds sterkere mate (economisch) afhankelijk van producten en diensten uit het buitenland. Een deel van onder meer de grondstoffen voor onze industrie en energievoorziening komt uit instabiele regio’s in de wereld, waardoor de onderlinge economische afhankelijkheid naast economische voordelen ook nadelen kent.

De minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Veiligheid en Justitie zullen het voortouw nemen om de samenhang tussen het internationale en nationale veiligheidsbeleid verder te versterken. Onder andere door alert te zijn op (voor Nederland) essentiële belangen in het buitenland en het ontwikkelen van beleid om deze belangen te behartigen (samenhang defensiebeleid, economische veiligheid in buitenlandbeleid). De recent uitgevoerde «Defensie verkenningen5» zullen hierbij een belangrijk startpunt zijn. Het ministerie van EL&I is reeds gestart met het in kaart brengen van kritische grondstoffen die Nederland in belangrijke mate uit het buitenland haalt en die van cruciaal belang zijn voor de Nederlandse economie.

Daarnaast wordt in het kader van het Europese programma voor de bescherming van vitale infrastructuur (EPCIP) door de ministeries van EL&I en I&M i.s.m. het ministerie van VenJ gekeken, welke infrastructuren binnen de sector energie en transport die gelegen zijn in andere Europese landen van vitaal belang zijn voor Nederland. In 2011 zal de Tweede Kamer over de uitkomsten en de betekenis daarvan voor beleid op het terrein van bescherming van vitale infrastructuur worden geïnformeerd.

Continuering van aandacht

Naast de hiervoor genoemde dreigingen vragen ook in eerdere versies van de Nationale Risicobeoordeling6 geconstateerde dreigingen blijvende aandacht. Dit geldt met name voor natuurlijke dreigingen en terroristische dreigingen.

Natuurlijke dreigingen

De grieppandemie die de wereld in 2009 in haar greep had, benadrukte het belang om in deze zich snel ontwikkelende samenleving ook oog te blijven houden voor vraagstukken die de wereld van oudsher treffen. De afgelopen jaren zijn potentiële overstroming- en pandemiescenario’s uitgewerkt en zijn maatregelen en voorbereidingen getroffen om ons als maatschappij te wapenen tegen dit soort dreigingen. Grieppandemie en overstroming blijven ook in het licht van huidige NRB (2010) vraagstukken met een potentieel groot risico. De aanscherpingen die gevraagd worden, komen ondermeer voort uit de nu lopende evaluatie van de aanpak van de grieppandemie (Nieuwe influenza A (H1N1)), die ons land in 2009 trof. De minister van VWS zal u hierover later nader informeren. In 2011 zullen de griepscenario’s op basis van de evaluatie t.b.v. de NRB geactualiseerd worden.

Terroristische dreiging

Sinds de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten staat terrorisme wereldwijd op de agenda. Ook in Nederland heeft deze dreiging volop de aandacht. In de afgelopen jaren heeft onder coördinatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding een groot aantal ontwikkelingen plaatsgevonden om er voor te zorgen dat Nederland beter in staat is om te gaan met mogelijke terroristische dreigingen. Op dit terrein heeft de Nederlandse samenleving dan ook veel bereikt en geleerd. Aangezien een terroristische dreiging kan leiden tot aantasting van één of meer vitale belangen en maatschappelijke ontwrichting, vormt dit dreigingstype ook in de context van de nationale veiligheid een belangrijk vraagstuk. Over de voortgang van terrorismebestrijding wordt gerapporteerd via de Voortgangsrapportages Terrorismebestrijding. Voor een analyse van de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland, en Nederlandse belangen in het buitenland verwijzen wij u naar het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) van de NCTb en het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding. Waar sprake is van generieke capaciteiten die over en weer bruikbaar zijn wordt intensief samen uitgewerkt, zodat we op alle gebieden van de nationale veiligheid weerbaarder zijn.

Een toekomstvaste aanpak

In de afgelopen jaren is de nationale crisisstructuur versterkt, is recent de wet op de veiligheidsregio’s ingevoerd en zijn de mogelijkheden vergroot van de hulpdiensten en defensie om gezamenlijk effectief op te kunnen treden bij een mogelijke crisis.  De nationale risicobeoordeling laat zien dat nieuwe typen dreigingen en crisis vragen om een sectoroverstijgende en bovenregionale of nationale aanpak. Dit vraagt om een adequaat instrumentarium waarbij de mogelijkheden om regie te voeren aansluiten bij de vraagstelling die deze ontwikkelingen met zich meebrengen. Vóór de zomer van 2011 zal dit kabinet met een voorstel komen om op die elementen waar dat nodig is de regierol van de rijksoverheid bij (dreigende) crises te versterken. In ieder geval zal dit verkend worden voor de crisiscommunicatie, optreden van landelijke operationele diensten en opschaling. Bij dit voorstel worden uiteraard de lessen uit de evaluatie van de aanpak van de Q-koorts en de griep (Nieuwe influenza A (H1N1)) betrokken. Daarnaast zal dit later in lijn gebracht moeten worden met de uitkomsten van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de ramp in Moerdijk.

De afgelopen periode is de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven (en in het bijzonder de vitale infrastructuur) sterk verbeterd waar het gaat om het vergroten van de continuïteit en daarmee het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting. Zo zijn er convenanten in voorbereiding of reeds gesloten tussen veiligheidsregio’s en vitale sectoren (drinkwater, gas, elektriciteit en telecom) over intensievere samenwerking op het gebied van crisisbeheersing.

Het kabinet zal de samenwerking met bedrijven die van vitaal belang zijn voor onze maatschappij versterken door strategisch overleg op topniveau te organiseren met VNO-NCW over de thema’s die de nationale veiligheid aangaan. En ook tijdens crisis moet helder zijn waar het vitale bedrijfsleven terecht kan. De overheid moet met één stem spreken en acteren, zodat overheid en bedrijfsleven elkaar willen en weten te vinden, voor, tijdens en na een crisis.

Dit kabinet staat voor een participerend veiligheidsbeleid. Dat betekent dat het kabinet burgers en bedrijven zelfredzaam en weerbaar wil maken, onder andere op het terrein van mogelijke crises. Dat betekent overigens niet dat burgers en bedrijven aan hun lot worden overgelaten. Er ligt nadrukkelijk een rol voor de overheid om die zelfredzaamheid en weerbaarheid te faciliteren. Het kabinet zal daarom op basis van de NRB in 2011 concrete handelingsperspectieven ontwikkelen voor burgers, overheid en bedrijfsleven, op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Daarnaast speelt crisiscommunicatie een belangrijke rol. Crisiscommunicatie tijdens een dreigingssituatie en/of een daadwerkelijke crisis is namelijk niet alleen bedoeld om algemene informatie te verstrekken, maar is juist ook een belangrijk instrument om de effecten van een dreigende situatie of een crisis te kunnen beperken. Burgers en bedrijven moeten in crisistijd kunnen rekenen op duiding van bestuurders, hebben behoefte aan snelle, duidelijke en eenduidige informatie van de overheid over wat er gebeurt en hoe zij zelf zouden kunnen handelen om schade te beperken. Op deze manier kunnen de (potentiële) effecten van een dreiging of crisis beïnvloed worden. Dit betekent dat crisiscommunicatie stevig ingebed moet worden in de crisis- en opschalingsstructuur, waarbij het mandaat en de regie helder is. Hierbij spelen social media in toenemende mate een belangrijke rol. De rol die crisiscommunicatie kan spelen en de manier waarop dit gebeurt, zal de komende periode verder worden verbeterd mede op basis van de ervaringen die zijn opgedaan bij onder andere de behandeling van de Q-koorts en Nieuwe Influenza A (H1N1). De informatie die voortkomt uit de onderzoeken naar de recente ramp in Moerdijk zal hier ook voor gebruikt worden. En deze zal conform de motie Dijkstra ook gedeeld worden met alle veiligheidsregio’s7.

Dit kabinet wil actuele ontwikkelingen in binnen- en buitenland snel in termen van nationale veiligheid kunnen beoordelen en keuzes kunnen maken. Dit mede in het licht van de huidige financieel economische situatie, die ons de komende jaren dwingt tot nuchtere en duidelijke keuzes hoe we ons geld besteden. De nationale risicobeoordeling ondersteunt deze keuzes.

Eind 2011 wordt u geïnformeerd over de resultaten die de komende periode op dit terrein worden bereikt. In bijlage 1 treft u een korte stand van zaken aan op de onderwerpen uit de «agenda voor 2010», zoals genoemd in de derde voortgangsbrief Nationale Veiligheid van 22 februari 20108.

Dit kabinet vindt het ten slotte ook belangrijk dat zij zelf goed geëquipeerd is op haar rol in tijden van crisis. Niet alleen lokaal, regionaal of ambtelijk interdepartementaal moet oefenen het credo zijn, ook het kabinet heeft haar rol. Daarom is besloten om voor de zomer een extra kabinetsoefening te organiseren.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

BIJLAGE 1 Stand van zaken mbt ambities zoals genoemd in de derde voortgangsbrief Nationale Veiligheid van 22 februari 2010

Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten, die naast de Nationale Risicobeoordeling en capaciteitenanalyse 2010, het afgelopen jaar geboekt zijn op het terrein van de Nationale Veiligheid:

  • 1. Om de weerbaarheid en de respons op grootschalige verstoring van ICT en elektriciteit te verbeteren zijn, met intensieve betrokkenheid van de sectoren telecommunicatie en elektriciteit, maatregelen in kaart gebracht waarmee de weerbaarheid bij vitale sectoren kan worden vergroot. Door dit gezamenlijk te doen is het bewustzijn van vitale sectoren vergroot en is het inzicht in de gevolgen van grootschalige verstoring van ICT en elektriciteit versterkt. De gevolgen van grootschalige verstoring van ICT en elektriciteit kunnen groot zijn als vitale sectoren onvoldoende zijn voorbereid en de continuïteit van vitale processen gevaar loopt. Daarom is besloten om in de sectoren openbare orde en veiligheid en openbaar bestuur worden continuïteitsplannen voor uitval van ICT en elektriciteit op te stellen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de ervaringen die reeds zijn opgedaan bij het opstellen van continuïteitsplannen voor griep.

  • 2. Voor de respons op ICT-incidenten is een ICT-responsboard in oprichting. De ICT-responsboard is een publiek-private samenwerking en heeft als doel de overheid direct te adviseren in geval van grootschalige ICT-incidenten. Dit samenwerkingsverband heeft al in beperkte vorm mee geoefend tijdens de recente oefening Cyberstorm III.

  • 3. Een groot aantal partijen, publiek en privaat, nationaal en decentraal, heeft meegeoefend tijdens de internationale oefening Cyberstorm III. Deze oefening onder leiding van de Verenigde Staten had tot doel de respons op een breed opgezette cyberaanval te beoefenen. De evaluatie van Cyberstorm III zal in het voorjaar naar de Tweede Kamer worden gestuurd.

  • 4. In het afgelopen jaar zijn onder regie van het veiligheidsberaad convenanten ontwikkeld voor samenwerking tussen de vitale sectoren drinkwater, elektriciteit, gas en telecom (nog niet afgerond) en veiligheidsregio’s. Aan de hand van deze convenanten kan de samenwerking tussen de vitale sectoren en veiligheidsregio’s versterkt worden.

  • 5. Op nationaal niveau is de Landelijke Operationele Staf vormgegeven, die bij activering door de voorzitter van de ministeriële commissie crisisbeheersing, de taak heeft binnen de nationale crisisbesluitvormingsstructuur operationeel advies te leveren over de beschikbaarheid van mensen en middelen ten behoeve van nationale rampenbestrijding en crisisbeheersing in het kader van openbare orde.

  • 6. Met alle betrokken ketenpartners is een belangrijke start gemaakt voor de ontwikkeling van een multidisciplinaire aanpak voor de bestrijding van CBRN (Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair) incidenten. In het kader van de intensivering van de civiel-militaire samenwerking (ICMS) zijn afspraken gemaakt met Defensie over multidisciplinaire trainingsfaciliteiten en over de toekomstige inzet bij CBRN-incidenten. De implementatie van de Europese richtlijn voor de bescherming van de vitale infrastructuur is per 11 januari 2011 geheel uitgevoerd.

  • 7. De Nederlandse manier van kijken naar risico’s en dreigingen vindt internationaal steeds meer navolging. Individuele landen, maar ook EU en NAVO ontwikkelen een systematiek van risicoanalyse en -beoordeling die sterk lijkt op de Nederlandse aanpak

  • 8. De lessen die geleerd zijn op het terrein van de grieppandemie waar Nederland in 2009 mee te maken heeft gehad zullen u binnenkort door de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport worden voorgelegd.

  • 9. Het project Zelfredzaamheid bij rampen en crises9 heeft waardevolle kennis en inzichten opgeleverd, die in de komende periode benut zullen worden. De belangrijkste conclusie is dat de neiging tot zelfredzaam handelen bij noodsituaties een gegeven is, maar dat de kwaliteit en uitkomst ervan beïnvloedbaar zijn en vatbaar voor verbetering.

    De ambitie van dit kabinet is dat veiligheidsregio’s en de politieorganisatie (zelf)redzaamheid van burgers en bedrijven over twee jaar zodanig in hun processen geïntegreerd hebben, dat er geen actieve betrokkenheid van de rijksoverheid meer nodig is. Regio’s dragen dan op eenduidige wijze bij aan risicobewustzijn van burgers en bedrijven, en burgers en bedrijven realiseren zich op hun beurt dat zij zelf mede verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding op deze risico’s. Hulpdiensten gaan slim om met (zelf)redzame burgers en ondervinden daarbij geen belemmeringen.

    Om dit te realiseren wil het kabinet de komende twee jaar regio’s optimaal ondersteunen om deze rol te pakken, en barrières zoveel mogelijk wegnemen:

    • Omdat informatievoorziening tijdens een noodsituatie essentieel is voor zelfredzaam handelen, streeft dit kabinet ernaar dat, met behulp van NL Alert10, iedereen die dat wil bij noodsituaties met zijn mobiele telefoon wordt gealarmeerd en een concreet handelingsperspectief krijgt geboden. Het streven is dat nog in 2011 mensen door middel van een landelijke publiekscampagne met een regionale doorvertaling bekend en wegwijs worden gemaakt met dit nieuwe alarmeringsinstrument.

    • Hulpverleners moeten op hun beurt in staat worden gesteld (zelf)redzaamheid afhankelijk van de situatie de ruimte te geven en te benutten. Het zelfredzame en redzame handelen van mensen moet worden geïntegreerd in hulpverleningsacties. In processen voor onder meer registratie en opvang en verzorging moet rekening worden gehouden met zelfredzaam handelen. Aansprakelijkheidsvraagstukken mogen geen beperking zijn voor het inzetten van burgers.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Andere adviezen uit de NRB 2010 worden door betrokken ministeries benut voor de aanscherping van bestaande beleidskaders en activiteiten.

X Noot
3

TK 2009–2010, 30 821, nr. 10.

X Noot
4

TK 2009–2010, 32 123 X, nr. 66.

X Noot
5

TK 2009–2010, 31 243, nr. 16.

X Noot
6

TK 2007–2008, 30 821, nr. 6 en TK 2008–2009, 30 821, nr. 8.

X Noot
7

TK 2010–2011, 26 956, nr. 81.

X Noot
8

TK 2009–2010, 30 821, nr. 10.

X Noot
9

TK 2007–2008, 30 821, nr. 6.

X Noot
10

TK 2009–2010, 29 668, nr. 30.

Naar boven