33 108 Wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wetstechnische gebreken en leemten te herstellen in de Wet griffierechten burgerlijke zaken en dat daartoe deze wet en in verband hiermee ook enkele andere wetten dienen te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet griffierechten burgerlijke zaken wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, eerste zin, wordt na «ter terechtzitting» ingevoegd: of bij gebreke daarvan vanaf de eerste roldatum.

2. In het vierde lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onder c, wordt na «derde lid,» ingevoegd: 361, vierde lid,.

2. In het tweede lid wordt onder verlettering van onderdeel d tot en met j tot onderdeel e tot en met k, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • d. het indienen van een zelfstandig verzoek als bedoeld in artikel 282, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

3. In het tweede lid, onder h (nieuw), wordt «onder b tot en met f» vervangen door: onder b tot en met g.

4. Aan het tweede lid, onder i (nieuw), wordt aan het slot onder vervanging van de puntkomma door een komma toegevoegd: alsmede voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van deze aangifte;

5. In het tweede lid, onder j (nieuw), wordt voor «en» ingevoegd: alsmede voor het aanwenden van een rechtsmiddel tegen de afwijzing van dit verzoek,.

6. In het tweede lid, onder k (nieuw), wordt «verzoekschriften» vervangen door: een verzoek.

C

In artikel 5, eerste lid, wordt de laatste volzin, vervangen door: Van hem wordt een bedrag aan griffierecht geheven met betrekking tot de vordering in de oorspronkelijke zaak op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. Geen griffierecht wordt geheven van de partij die zich voegt aan de zijde van de gedaagde als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b.

D

In artikel 6, eerste lid, wordt de zinsnede na de komma vervangen door: wordt een bedrag aan griffierecht geheven gelijk aan dat van een gedaagde in de oorspronkelijke zaak op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

E

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

2. In het derde lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

F

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

2. In het vierde lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

G

Aan artikel 10, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

In cassatie wordt het griffierecht geheven ter hoogte van de vordering van onbepaalde waarde op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

H

Artikel 15 komt te luiden:

Artikel 15

  • 1. Van partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen of gelijkluidend verweer voeren, wordt slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven. Hetzelfde geldt voor verzoekers en belanghebbenden die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende verzoekschriften of verweerschriften indienen.

  • 2. Indien tot partijen of tot verzoekers of belanghebbenden als bedoeld in het eerste lid, zowel niet-rechtspersonen als rechtspersonen behoren, wordt het griffierecht geheven dat rechtspersonen verschuldigd zijn. Behoren tot degenen bedoeld in het eerste lid, zowel onvermogenden als anderen, dan wordt het griffierecht geheven dat deze laatsten verschuldigd zijn.

I

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat het inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.

2. In het derde lid wordt «artikel 28 respectievelijk 33» vervangen door: artikel 28 of artikel 33.

J

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

  • 1. Geen griffierecht wordt geheven voor beëdigingen die ingevolge wettelijk voorschrift plaatsvinden.

  • 2. Voor de afgifte van afschriften van de akte van beëdiging wordt eveneens geen griffierecht geheven.

K

In artikel 26 wordt «reisen verblijfkosten» vervangen door: reis- en verblijfkosten.

L

In artikel 29, eerste lid, wordt «voorschotten» vervangen door: verschotten.

M

Aan artikel 30 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 5. Voor de indiening van het verzoekschrift, bedoeld in het derde lid, wordt geen griffierecht geheven.

N

De bijlage behorend bij de wet wordt als volgt gewijzigd:

1. De tabel, aanhef en eerste kolom, betreffende griffierechten bij de sector kanton van de rechtbank komt te luiden:

Aard c.q hoogte van de vordering of het verzoek

Griffierecht voor niet-natuurlijke personen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor onvermogenden

Griffierechten bij de sector kanton van de rechtbank

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

  • van onbepaalde waarde of

  • met een beloop van niet meer dan € 500

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 500 en niet meer dan € 12 500

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500

2. De tabel, eerste kolom, betreffende griffierechten bij de sector civiel van de rechtbank komt te luiden:

Griffierechten bij de sector civiel van de rechtbank

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

  • van onbepaalde waarde of

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van niet meer dan € 100 000

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000

3. De tabel, aanhef en eerste kolom, betreffende griffierechten bij de gerechtshoven komt te luiden:

Aard c.q hoogte van de vordering of het verzoek

Griffierecht voor niet-natuurlijke personen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor onvermogenden

Griffierechten bij de gerechtshoven

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

  • van onbepaalde waarde of

  • met een beloop van niet meer dan € 12 500

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000

4. De tabel, aanhef en eerste kolom, betreffende griffierechten bij de Hoge Raad komt te luiden:

Aard c.q hoogte van de vordering of het verzoek

Griffierecht voor niet-natuurlijke personen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor onvermogenden

Griffierechten bij de Hoge Raad

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

  • van onbepaalde waarde of

  • met een beloop van niet meer dan € 12 500

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000

ARTIKEL II

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 71, vierde lid, wordt de tweede volzin vervangen door: Artikel 111, tweede lid, aanhef en onderdeel k en onderdeel l, is van overeenkomstige toepassing.

B

Artikel 111, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel i wordt na «sector kanton» ingevoegd: of zaken in kort geding.

2. Onderdeel k, aanhef, komt te luiden:

de mededeling of van gedaagde bij verschijning in de procedure griffierecht zal worden geheven en binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden met verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven, heeft overgelegd:.

3. Onderdeel k, onder 2°, komt te luiden:

  • 2°. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;

4. In onderdeel l vervalt «of gemachtigde» en wordt na «conclusies nemen» ingevoegd: of gelijkluidend verweer voeren.

C

In artikel 140 wordt onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onder verschenen gedaagde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gedaagde die in het geding is verschenen en tijdig het griffierecht heeft voldaan.

D

In artikel 147, derde lid, eerste zin, wordt «tweede lid» vervangen door: derde lid.

E

Aan artikel 237 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De rechter kan bepalen dat het griffierecht tot betaling waarvan de partij, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt veroordeeld, niet hoger is dan het griffierecht dat van deze partij is geheven of, in het geval dat deze partij gedaagde is in een zaak bij de kantonrechter en van haar geen griffierecht is geheven, het griffierecht dat deze partij verschuldigd zou zijn geweest als zij eiser was geweest. De rechter kan hiertoe besluiten indien hij van oordeel is dat veroordeling tot betaling van het hogere griffierecht, gelet op de proceshouding van de in het gelijk gestelde partij, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Hiertegen is geen hogere voorziening toegelaten.

F

In artikel 254 wordt onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. De artikelen 127a en 128, tweede lid en zesde lid, zijn niet van toepassing.

G

Artikel 276 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, aanhef, komt te luiden: De oproeping bevat tevens de mededeling of voor de indiening van een verweerschrift griffierecht zal worden geheven, binnen welke termijn dit griffierecht betaald dient te worden, alsmede een verwijzing naar een vindplaats van de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken waarin de hoogte van de griffierechten staan vermeld. Hierbij wordt vermeld dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:.

2. Het tweede lid onder 2° komt te luiden:

  • 2°. een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens, bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien het een zaak betreft waarbij meerdere belanghebbenden zijn betrokken, bevat de oproeping tevens de mededeling dat van belanghebbenden die bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende verweerschriften indienen, op basis van artikel 15 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht wordt geheven.

H

Artikel 282a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

2. In het derde lid wordt «verweerder» vervangen door: belanghebbende.

I

In artikel 411, eerste lid, komt «met redenen omklede» te vervallen en wordt «om in cassatie te komen» vervangen door: om verweer in cassatie te voeren of om van zijn zijde in cassatie te komen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IV

Deze wet wordt aangehaald als: Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven