Rijkswet van 20 februari 2010 tot goedkeuring en uitvoering van het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied (Trb. 2003, 82 en Trb. 2004, 54)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan worden gebonden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied, waarvan de tekst is geplaatst in Tractatenblad 2003, 82 en de vertaling in het Nederlands in Tractatenblad 2004, 54, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.

Artikel 2

De strafwetten van de landen van het Koninkrijk zijn toepasselijk op ieder die zich in het Caribisch gebied zoals omschreven in artikel 1, onderdeel j en artikel 39 van het in artikel 1 genoemde Verdrag buiten de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk Aruba schuldig maakt aan een van de feiten die de landen overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van het op 20 december 1988 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 1990, 94) in hun strafwet hebben strafbaar gesteld, wanneer:

  • a. het strafbare feit wordt begaan in de aansluitende zone van het Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied;

  • b. het strafbare feit wordt begaan aan boord van een vaartuig zonder nationaliteit of een daarmee gelijk gesteld vaartuig uit hoofde van het internationale recht, dat zich zeewaarts van de territoriale zee van enige staat bevindt;

  • c. het strafbare feit wordt begaan aan boord van een vaartuig dat de vlag voert van, of de registratiekenmerken of enige andere indicatie van de nationaliteit vertoont van een andere staat die partij is bij het in artikel 1 genoemde Verdrag en dat zich zeewaarts van de territoriale zee van enige staat bevindt.

Artikel 3

Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze zal worden geplaatst in het Staatsblad, in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad van Aruba en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Lech, 20 februari 2010

Beatrix

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de negenentwintigste april 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 31 355 (R 1848)

Naar boven