A. TITEL

Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

New York, 18 december 2002

B. TEKST

De Engelse en de Franse tekst van het Protocol zijn geplaatst in Trb. 2005, 243.

1

C. VERTALING

Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing

PREAMBULE

De Staten die Partij zijn bij dit Protocol,

Opnieuw bevestigend dat foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing verboden zijn en ernstige schendingen van de rechten van de mens vormen,

Ervan overtuigd dat nadere maatregelen noodzakelijk zijn teneinde de doelstellingen van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (hierna te noemen het Verdrag) te verwezenlijken en de bescherming van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te versterken,

In herinnering roepend dat artikel 2 en artikel 16 van het Verdrag elke Staat die Partij is verplichten doeltreffende maatregelen te nemen ter voorkoming van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing binnen elk onder zijn rechtsmacht vallend gebied,

Erkennend dat Staten primair verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van die artikelen, dat versterking van de bescherming van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd en volledige eerbiediging van hun mensenrechten tot de gezamenlijke verantwoordelijkheid behoren van allen en dat internationale uitvoeringsorganen de nationale maatregelen aanvullen en versterken,

In herinnering roepend dat voorlichting en een combinatie van diverse wetgevende, bestuurlijke, gerechtelijke en andere maatregelen nodig zijn teneinde foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing doeltreffend te voorkomen,

Tevens in herinnering roepend dat de Wereldconferentie inzake de Rechten van de Mens nadrukkelijk heeft verklaard dat pogingen tot het uitbannen van foltering eerst en vooral gericht moeten zijn op de voorkoming ervan en heeft opgeroepen tot aanneming van een facultatief protocol bij het Verdrag teneinde een preventief systeem met periodieke bezoeken aan plaatsen van detentie in het leven te roepen,

Ervan overtuigd dat de bescherming van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing versterkt kan worden met niet-juridische middelen met een preventief karakter, gebaseerd op regelmatige bezoeken aan plaatsen van detentie,

Zijn het volgende overeengekomen:

DEEL I

ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 1

De doelstelling van dit Protocol is een systeem in het leven te roepen van periodieke bezoeken door onafhankelijke internationale en nationale organen aan plaatsen waar personen gedetineerd worden teneinde foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen.

Artikel 2

1. Onder het Comité tegen Foltering wordt een Subcomité ter preventie van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (hierna te noemen het Subcomité ter Preventie) ingesteld dat de in dit Protocol neergelegde taken zal vervullen.

2. Het Subcomité ter Preventie verricht zijn werkzaamheden binnen het kader van het Handvest van de Verenigde Naties en laat zich leiden door de doelstellingen en grondbeginselen daarvan alsmede door de normen van de Verenigde Naties inzake de behandeling van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd.

3. Het Subcomité ter Preventie laat zich voorts leiden door de beginselen van vertrouwelijkheid, onpartijdigheid, non-selectiviteit, universaliteit en objectiviteit.

4. Het Subcomité ter Preventie en de Staten die Partij zijn, werken samen bij de uitvoering van dit Protocol.

Artikel 3

Elke Staat die Partij is, stelt op nationaal niveau een of meer visitatieorganen ten behoeve van de voorkoming van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing in, wijst deze aan of houdt deze in stand (hierna te noemen nationaal preventiemechanisme).

Artikel 4

1. Elke Staat die Partij is, staat bezoeken in overeenstemming met dit Protocol, overeenkomstig het stelsel bedoeld in de artikelen 2 en 3 toe aan elke plaats onder zijn rechtsmacht en invloedssfeer waar personen gedetineerd worden of kunnen worden, hetzij uit hoofde van een bevel of op aanstichten van het openbaar gezag of met zijn instemming of berusting (hierna te noemen plaatsen van detentie). Deze bezoeken worden afgelegd met het oogmerk de bescherming van deze personen tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing zo nodig te versterken.

2. Voor de toepassing van dit Protocol wordt onder vrijheidsberoving verstaan elke vorm van detentie of gevangenschap of het plaatsen van een persoon in een publieke of private inrichting die deze persoon niet naar believen kan verlaten op last van een gerechtelijke, bestuursrechtelijke of andere autoriteit.

DEEL II

SUBCOMITÉ TER PREVENTIE

Artikel 5

1. Het Subcomité ter Preventie bestaat uit tien leden. Na de vijftiende bekrachtiging van of toetreding tot dit Protocol, zal het aantal leden van het Subcomité ter Preventie toenemen tot vijfentwintig.

2. De leden van het Subcomité ter Preventie worden gekozen uit personen van hoogstaand zedelijk karakter bekend wegens hun beroepservaring op het gebied van de rechtsbedeling, in het bijzonder van het strafrecht, het gevangeniswezen of de politie, of op de verschillende gebieden die betrekking hebben op de behandeling van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd.

3. Bij de samenstelling van het Subcomité ter Preventie dient voldoende acht te worden geslagen op een billijke geografische verdeling en vertegenwoordiging van de uiteenlopende beschavingen en rechtsstelsels van de Staten die Partij zijn.

4. Bij de samenstelling dient tevens rekening te worden gehouden met een evenwichtige vertegenwoordiging van de seksen op basis van de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie.

5. In het Subcomité ter Preventie mogen geen twee onderdanen van dezelfde Staat zitting nemen.

6. De leden van het Subcomité ter Preventie nemen op persoonlijke titel zitting, zijn onafhankelijk, onpartijdig en beschikbaar om op doeltreffende wijze in het Subcomité te fungeren.

Artikel 6

1. Elke Staat die Partij is, kan in overeenstemming met het tweede lid van dit artikel ten hoogste twee kandidaten voordragen die beschikken over de kwalificaties en voldoen aan de vereisten omschreven in artikel 5, en verstrekt daarbij gedetailleerde informatie over de kwalificaties van de genomineerden.

2. a. De genomineerden dienen de nationaliteit te hebben van een Staat die Partij is bij dit Protocol;

  • b. Ten minste een van de twee kandidaten dient de nationaliteit te hebben van de Staat die Partij is en hen voordraagt;

  • c. Van een Staat die Partij is mogen ten hoogste twee onderdanen worden voorgedragen;

  • d. Alvorens een onderdaan van een andere Staat die Partij is voor te dragen, dient de Staat die Partij is die Staat die Partij is te verzoeken om toestemming en deze te verkrijgen.

3. Ten minste vijf maanden voor de datum van de vergadering van de Staten die Partij zijn, gedurende welke de verkiezingen zullen worden gehouden, richt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een brief aan de Staten die Partij zijn, met de uitnodiging binnen drie maanden hun voordrachten in te zenden. De Secretaris-Generaal legt een alfabetische lijst voor van alle aldus voorgedragen personen onder vermelding van de Staten die Partij zijn, die hen hebben voorgedragen.

Artikel 7

1. De leden van het Subcomité ter Preventie worden op de volgende wijze gekozen:

  • a. Voorop dient te staan of de kandidaten voldoen aan de vereisten en criteria van artikel 5 van dit Protocol;

  • b. De eerste verkiezing wordt niet later gehouden dan zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Protocol;

  • c. De Staten die Partij zijn, kiezen de leden van het Subcomité ter Preventie bij geheime stemming;

  • d. De verkiezingen van de leden van het Subcomité ter Preventie worden gehouden op door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties te beleggen tweejaarlijkse vergaderingen van de Staten die Partij zijn. Tijdens deze vergaderingen, waarvoor twee derde van de Staten die Partij zijn, het quorum vormen, zijn degenen die in het Subcomité ter Preventie zijn gekozen die personen die het grootste aantal stemmen op zich hebben verenigd, alsmede een absolute meerderheid van de stemmen van de aanwezige vertegenwoordigers van de Staten die Partij zijn, die hun stem uitbrengen.

2. Indien gedurende het verkiezingsproces twee onderdanen van een Staat die Partij is, in aanmerking komen voor het lidmaatschap van het Subcomité ter Preventie, neemt de kandidaat die de meeste stemmen op zich heeft verenigd zitting in het Subcomité ter Preventie. Indien de onderdanen evenveel stemmen op zich hebben verenigd, is de volgende procedure van toepassing:

  • a. Indien een Staat die Partij is, slechts één onderdaan heeft voorgedragen, neemt deze zitting in het Subcomité ter Preventie;

  • b. Indien een Staat die Partij is, twee onderdanen heeft voorgedragen, wordt een afzonderlijke geheime stemming gehouden teneinde te bepalen welke kandidaat lid wordt;

  • c. Indien geen van de kandidaten is voorgedragen door de Staat die Partij is waarvan hij of zij onderdaan is, wordt een afzonderlijke geheime stemming gehouden teneinde te bepalen welke kandidaat lid wordt.

Artikel 8

Indien een lid van het Subcomité ter Preventie overlijdt of terugtreedt, of om enige andere reden zijn of haar taken niet langer kan vervullen, benoemt de Staat die Partij is die het lid had voorgedragen een andere daarvoor in aanmerking komende persoon die beschikt over de kwalificaties en voldoet aan de vereisten vervat in artikel 5, waarbij rekening wordt gehouden met een goede balans tussen de verschillende competentiegebieden, teneinde de taken te vervullen tot de volgende vergadering van de Staten die Partij zijn, zulks onder voorbehoud van de goedkeuring van de meerderheid van de Staten die Partij zijn. Deze goedkeuring wordt geacht gegeven te zijn, tenzij de helft of meer van de Staten die Partij zijn, binnen zes weken nadat zij door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van de voorgestelde benoeming in kennis zijn gesteld, afwijzend reageren.

Artikel 9

De leden van het Subcomité ter Preventie worden gekozen voor een tijdvak van vier jaar. Zij zijn eenmalig herkiesbaar indien zij opnieuw worden voorgedragen. De ambtstermijn van de helft van de bij de eerste verkiezing benoemde leden loopt na twee jaar af; terstond na de eerste verkiezing worden die leden bij loting aangewezen door de voorzitter van de in artikel 7, eerste lid, onderdeel d, bedoelde vergadering.

Artikel 10

1. Het Subcomité ter Preventie kiest zijn functionarissen voor een ambtstermijn van twee jaar. Zij zijn herkiesbaar.

2. Het Subcomité stelt zijn eigen reglement van orde vast. Daarin wordt onder meer bepaald dat:

  • a. de helft van de leden plus één het quorum vormt;

  • b. besluiten van het Subcomité ter Preventie worden genomen met een meerderheid van de door de aanwezige leden uitgebrachte stemmen;

  • c. het Subcomité ter Preventie achter gesloten deuren bijeenkomt.

3. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties belegt de eerste vergadering van het Subcomité ter Preventie. Na zijn eerste vergadering komt het Subcomité ter Preventie bijeen op de tijden voorzien in zijn reglement van orde. Het Subcomité ter Preventie en het Comité tegen Foltering komen ten minste eenmaal per jaar tegelijkertijd bijeen.

DEEL III

MANDAAT VAN HET SUBCOMITÉ TER PREVENTIE

Artikel 11

Het Subcomité ter Preventie zal:

  • a. de plaatsen bedoeld in artikel 4 bezoeken en aanbevelingen doen aan de Staten die Partij zijn, betreffende de bescherming van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

  • b. met betrekking tot de nationale preventiemechanismen:

    • i. Staten die Partij zijn, zo nodig adviseren en assisteren bij de instelling daarvan;

    • ii. directe en zo nodig vertrouwelijke contacten onderhouden met de nationale preventiemechanismen en daartoe trainingen en technische ondersteuning aanbieden teneinde de competenties te versterken;

    • iii. hen adviseren en assisteren bij de beoordeling van de behoeften en middelen die nodig zijn ter versterking van de bescherming van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

    • iv. de Staten die Partij zijn, aanbevelingen en commentaar doen toekomen teneinde de competenties en het mandaat van de nationale preventiemechanismen ter voorkoming van foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te versterken;

  • c. ter voorkoming van foltering in het algemeen samenwerken met de desbetreffende organen en mechanismen van de Verenigde Naties alsmede met de internationale, regionale en nationale instellingen of organisaties die zich inzetten voor de versterking van de bescherming van eenieder tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

Artikel 12

Teneinde het Subcomité ter Preventie in staat te stellen zijn mandaat als vervat in artikel 11 uit te voeren, verplichten de Staten die Partij zijn, zich:

  • a. het Subcomité ter Preventie te ontvangen op hun grondgebied en toegang te verschaffen tot de plaatsen van detentie omschreven in artikel 4 van dit Protocol;

  • b. alle relevante informatie te verschaffen waarom het Subcomité ter Preventie kan verzoeken teneinde de behoeften en de te treffen maatregelen te beoordelen die nodig zijn ter versterking van de bescherming van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

  • c. contacten tussen het Subcomité ter Preventie en de nationale preventiemechanismen aan te moedigen en te vergemakkelijken;

  • d. de aanbevelingen van het Subcomité ter Preventie te bestuderen en er de dialoog mee aan te gaan over mogelijke uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 13

1. Het Subcomité ter Preventie stelt, in eerste instantie bij loting, een programma op van periodieke bezoeken aan Staten die Partij zijn, teneinde zijn mandaat als vastgesteld in artikel 11 uit te voeren.

2. Na overleg stelt het Subcomité ter Preventie de Staten die Partij zijn, in kennis van zijn programma opdat zij onverwijld de nodige praktische maatregelen kunnen treffen voor de af te leggen bezoeken.

3. De bezoeken worden afgelegd door ten minste twee leden van het Subcomité ter Preventie. Deze leden kunnen zo nodig vergezeld worden door deskundigen met aantoonbare beroepservaring in en kennis van de terreinen waarop dit Protocol van toepassing is, die worden gekozen uit een dienstrooster van deskundigen dat is opgesteld op basis van voorstellen door de Staten die Partij zijn, het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties en het Centrum voor Internationale Misdaadpreventie van de Verenigde Naties. Bij de opstelling van het rooster stellen de Staten die Partij zijn, ten hoogste vijf nationale deskundigen voor. De desbetreffende Staat die Partij is, kan bezwaar maken tegen de betrokkenheid van een specifieke deskundige bij het bezoek, waarna het Subcomité ter Preventie een andere deskundige zal voorstellen.

4. Indien het Subcomité ter Preventie zulks dienstig acht, kan het na een regulier bezoek een kort vervolgbezoek voorstellen.

Artikel 14

1. Teneinde het Subcomité ter Preventie in staat te stellen zijn mandaat uit te voeren, verplichten alle Staten die Partij zijn, zich het Subcomité:

  • a. onbeperkt toegang te verschaffen tot alle informatie betreffende het aantal mensen die van hun vrijheid zijn beroofd in plaatsen van detentie als omschreven in artikel 4, alsmede het aantal inrichtingen en hun locatie;

  • b. onbeperkt toegang te verschaffen tot alle informatie met betrekking tot de behandeling van die personen alsmede de omstandigheden van de detentie;

  • c. met inachtneming van het tweede lid onbeperkt toegang te verschaffen tot alle plaatsen van detentie, hun installaties en hun voorzieningen;

  • d. de gelegenheid te bieden zonder getuigen vertrouwelijke gesprekken met mensen die van hun vrijheid zijn beroofd te onderhouden, hetzij persoonlijk hetzij via een vertaler indien zulks nodig wordt geacht, alsmede elke andere persoon van wie het Subcomité ter Preventie meent dat deze relevante informatie zou kunnen verschaffen;

  • e. alle gelegenheid te bieden de plaatsen te kiezen die het wenst te bezoeken alsmede de personen die het wenst te ondervragen.

2. Tegen een bezoek aan een specifieke plaats van detentie kan uitsluitend bezwaar worden gemaakt op dringende en zwaarwegende gronden van nationale defensie, openbare veiligheid, natuurrampen of ernstige ongeregeldheden op de te bezoeken plaats die het afleggen van het bezoek tijdelijk beletten. Het bestaan van een uitgeroepen noodtoestand als zodanig mag door een Staat die Partij is niet worden ingeroepen als reden om bezwaar te maken tegen een bezoek.

Artikel 15

Autoriteiten of functionarissen geven geen opdracht tot, verzoek om of toestemming voor sancties tegen een persoon of organisatie die het Subcomité ter Preventie of zijn afgevaardigden informatie heeft doen toekomen, ongeacht of deze op waarheid berust of niet, noch tolereren deze. Dergelijke personen of organisaties mogen op geen enkele andere wijze worden benadeeld.

Artikel 16

1. Het Subcomité ter Preventie doet zijn aanbevelingen en opmerkingen op basis van vertrouwelijkheid toekomen aan de Staat die Partij is en indien van toepassing aan het nationale preventiemechanisme.

2. Het Subcomité ter Preventie publiceert zijn verslag tezamen met het eventuele commentaar van de betrokken Staat die Partij is, indien deze Staat die Partij is daarom heeft verzocht. Indien de Staat die Partij is een deel van het verslag openbaar maakt, kan het Subcomité ter Preventie het verslag geheel of gedeeltelijk publiceren. Persoonsgegevens mogen evenwel niet gepubliceerd worden zonder de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene.

3. Het Subcomité ter Preventie presenteert een openbaar jaarverslag over zijn activiteiten aan het Comité tegen Foltering.

4. Indien de Staat die Partij is, weigert met het Subcomité ter Preventie samen te werken overeenkomstig de artikelen 12 en 14 of maatregelen te treffen teneinde de situatie in het licht van de aanbevelingen van het Subcomité ter Preventie te verbeteren, kan het Comité tegen Foltering beslissen, op verzoek van het Subcomité ter Preventie, bij meerderheid van stemmen van zijn leden nadat de Staat die Partij is in de gelegenheid gesteld is zijn standpunt kenbaar te maken, een openbare verklaring af te leggen over de aangelegenheid of het verslag van het Subcomité ter Preventie te publiceren.

DEEL IV

NATIONALE PREVENTIEMECHANISMEN

Artikel 17

Elke Staat die Partij is, zal uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding of bekrachtiging van dit Protocol, dan wel de toetreding ertoe één of meer onafhankelijke nationale preventiemechanismen onderhouden, aanwijzen of oprichten ter voorkoming van foltering op nationaal niveau. Ten behoeve van de uitvoering van dit Protocol kunnen door gedecentraliseerde eenheden opgerichte mechanismen worden aangewezen als nationale preventiemechanismen, indien zij voldoen aan de bepalingen ervan.

Artikel 18

1. De Staten die Partij zijn, waarborgen de functionele onafhankelijkheid van de nationale preventiemechanismen bij de uitoefening van hun taken, alsmede de onafhankelijkheid van hun personeel.

2. De Staten die Partij zijn, nemen alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat de deskundigen van de nationale preventiemechanismen beschikken over de vereiste capaciteiten en professionele kennis. Zij streven naar een evenwichtige verdeling tussen de seksen en adequate vertegenwoordiging van etnische en minderheidsgroeperingen in het land.

3. De Staten die Partij zijn, verplichten zich de nodige middelen ter beschikking te stellen ten behoeve van het functioneren van de nationale preventiemechanismen.

4. Bij het instellen van nationale preventiemechanismen houden de Staten die Partij zijn, naar behoren rekening met de Beginselen met betrekking tot de status van nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van mensenrechten.

Artikel 19

De nationale preventiemechanismen krijgen ten minste de bevoegdheid:

  • a. de behandeling van mensen die van hun vrijheid zijn beroofd in plaatsen van detentie als omschreven in artikel 4 periodiek te onderzoeken, met het oogmerk hun bescherming tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing zo nodig te versterken;

  • b. aanbevelingen te doen aan de desbetreffende autoriteiten teneinde de behandeling en omstandigheden van de mensen die van hun vrijheid zijn beroofd te verbeteren en foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, daarbij rekening houdend met de desbetreffende normen van de Verenigde Naties;

  • c. voorstellen en opmerkingen in te dienen betreffende bestaande of ontwerpwetgeving.

Artikel 20

Teneinde de nationale preventiemechanismen in staat te stellen hun mandaat uit te voeren, verplichten alle Staten die Partij zijn bij dit Protocol, zich hun:

  • a. toegang te verschaffen tot alle informatie betreffende het aantal mensen die van hun vrijheid zijn beroofd in plaatsen van detentie als omschreven in artikel 4, alsmede het aantal inrichtingen en hun locatie;

  • b. toegang te verschaffen tot alle informatie met betrekking tot de behandeling van die personen alsmede de omstandigheden van de detentie;

  • c. toegang te verschaffen tot alle plaatsen van detentie en hun installaties en voorzieningen;

  • d. de gelegenheid te bieden zonder getuigen vertrouwelijke gesprekken met mensen die van hun vrijheid zijn beroofd te onderhouden, hetzij persoonlijk hetzij via een vertaler indien zulks nodig wordt geacht, alsmede elke andere persoon van wie het nationale preventiemechanisme meent dat deze relevante informatie zou kunnen verschaffen;

  • e. alle gelegenheid te bieden de plaatsen te kiezen die zij wensen te bezoeken alsmede de personen die zij wensen te ondervragen;

  • f. het recht contact te onderhouden met het Subcomité ter Preventie, het informatie toe te zenden en ermee bijeen te komen.

Artikel 21

1. Autoriteiten of functionarissen geven geen opdracht tot, verzoek om of toestemming voor sancties tegen een persoon of organisatie die het nationale preventiemechanisme informatie heeft doen toekomen, ongeacht of deze op waarheid berust of niet, noch tolereren deze. Dergelijke personen of organisaties mogen op geen enkele andere wijze worden benadeeld.

2. Door het nationale preventiemechanisme verzamelde vertrouwelijke informatie wordt vertrouwelijk behandeld. Persoonsgegevens mogen niet gepubliceerd worden zonder de uitdrukkelijke toestemming van de betrokkene.

Artikel 22

De bevoegde autoriteiten van de betrokken Staat die Partij is, bestuderen de aanbevelingen van het nationale preventiemechanisme en gaan er de dialoog mee aan over mogelijke uitvoeringsmaatregelen.

Artikel 23

De Staten die Partij zijn bij dit Protocol, verplichten zich de jaarverslagen van de nationale preventiemechanismen te publiceren en te verspreiden.

DEEL V

VERKLARING

Artikel 24

1. Bij de bekrachtiging kunnen de Staten die Partij zijn, verklaren dat zij de uitvoering van hun verplichtingen uit hoofde van deel III of deel IV van dit Protocol opschorten.

2. Deze opschorting geldt voor ten hoogste drie jaar. Na naar behoren geformuleerde bezwaren aangetekend door de Staat die Partij is en na overleg met het Subcomité ter Preventie kan het Comité tegen Foltering dat tijdvak met nogmaals twee jaar verlengen.

DEEL VI

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 25

1. De door het Subcomité ter Preventie gemaakte kosten ter uitvoering van dit Protocol worden gedragen door de Verenigde Naties.

2. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de benodigde personeelsleden en voorzieningen ter beschikking ten behoeve van de doeltreffende uitvoering van de taken van het Subcomité ter Preventie uit hoofde van dit Protocol.

Artikel 26

1. In overeenstemming met de desbetreffende procedures van de Algemene Vergadering wordt een Speciaal Fonds ingesteld dat beheerd wordt overeenkomstig de financiële voorschriften en regels van de Verenigde Naties, teneinde de implementatie van de aanbevelingen gedaan door het Subcomité ter Preventie na een bezoek aan een Staat die Partij is alsmede voorlichtingsprogramma’s van de nationale preventiemechanismen te helpen financieren.

2. Het Speciale Fonds kan gefinancierd worden uit vrijwillige bijdragen van de Regeringen, intergouvernementele en non-gouvernementele organisaties en andere private of publieke entiteiten.

DEEL VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

1. Dit Protocol staat open voor ondertekening door elke Staat die het Verdrag heeft ondertekend.

2. Dit Protocol geldt onder voorbehoud van bekrachtiging door iedere Staat die het Verdrag heeft bekrachtigd of ertoe is toegetreden. Akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

3. Dit Protocol staat open voor toetreding door iedere Staat die het Verdrag heeft bekrachtigd of ertoe is toegetreden.

4. Toetreding geschiedt door nederlegging van een akte van toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

5. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt alle Staten die dit Protocol hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden in kennis van de nederlegging van elke akte van bekrachtiging of toetreding.

Artikel 28

1. Dit Protocol treedt in werking op de dertigste dag na de datum van nederlegging van de twintigste akte van bekrachtiging of toetreding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

2. Voor iedere Staat die dit Protocol bekrachtigt of ertoe toetreedt na de nederlegging bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties van de twintigste akte van bekrachtiging of toetreding, treedt dit Protocol in werking op de dertigste dag na de datum van de nederlegging van zijn eigen akte van bekrachtiging of toetreding.

Artikel 29

De bepalingen van dit Protocol strekken zich zonder beperking of uitzondering uit tot alle delen van federale Staten.

Artikel 30

Bij dit Protocol wordt geen voorbehoud gemaakt.

Artikel 31

De bepalingen van dit Protocol laten de verplichtingen van de Staten die Partij zijn, uit hoofde van regionale verdragen waarbij een stelsel van bezoeken aan plaatsen van detentie wordt ingesteld onverlet. Het Subcomité ter Preventie en de organen die uit hoofde van dergelijke regionale verdragen zijn ingesteld worden aangemoedigd met elkaar te overleggen en samen te werken teneinde dubbel werk te voorkomen en de doelstellingen van dit Protocol doeltreffend te bevorderen.

Artikel 32

De bepalingen van dit Protocol laten de verplichtingen van Staten die Partij zijn, bij de vier verdragen van Genève van 12 augustus 1949 en de aanvullende protocollen daarbij van 8 juni 1977 onverlet evenals de mogelijkheid waarover elke Staat die Partij is beschikt, het Internationale Rode Kruis te machtigen plaatsen van detentie te bezoeken in situaties waarop het internationale humanitaire recht niet van toepassing is.

Artikel 33

1. Iedere Staat die Partij is, kan dit Protocol te allen tijde opzeggen door een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, die vervolgens de andere Staten die Partij zijn bij dit Protocol en het Verdrag, in kennis stelt. De opzegging wordt van kracht één jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.

2. Een dergelijke opzegging heeft niet tot gevolg dat de Staat die Partij is, wordt ontslagen van zijn verplichtingen uit hoofde van dit Protocol met betrekking tot enig handelen of een situatie die zich voordoet voorafgaand aan de datum waarop de opzegging van kracht wordt of tot maatregelen waartoe het Subcomité ter Preventie heeft besloten of kan besluiten ten aanzien van de betrokken Staat die Partij is en de opzegging laat voorts onverlet voortzetting van de behandeling van een aangelegenheid die reeds voordat de opzegging van kracht wordt door het Subcomité ter Preventie in behandeling is.

3. Na de datum waarop de opzegging door de Staat die Partij is van kracht wordt, neemt het Subcomité ter Preventie geen nieuwe aangelegenheden die verband houden met die Staat in behandeling.

Artikel 34

1. Elke Staat die Partij is, kan een wijziging van dit Protocol voorstellen en indienen bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal deelt de voorgestelde wijziging vervolgens mede aan de Staten die Partij zijn bij dit Protocol, met het verzoek hem te berichten of zij een conferentie van Staten die Partij zijn, verlangen teneinde het voorstel te bestuderen en in stemming te brengen. Indien, binnen vier maanden na de datum van deze mededeling, ten minste een derde van de Staten die Partij zijn, een dergelijke conferentie verlangt, roept de Secretaris-Generaal de vergadering onder auspiciën van de Verenigde Naties bijeen. Iedere wijziging die wordt aangenomen door een meerderheid van twee derde van de aanwezige Staten die Partij zijn, en tijdens de conferentie hun stem uitbrengen, wordt ter aanvaarding voorgelegd door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aan alle Staten die Partij zijn.

2. Een in overeenstemming met het eerste lid van dit artikel aangenomen wijziging wordt van kracht indien deze is aanvaard door een twee derde meerderheid van de Staten die Partij zijn bij dit Protocol, in overeenstemming met hun onderscheiden grondwettelijke procedures.

3. Wanneer wijzigingen van kracht worden, zijn ze bindend voor de Staten die Partij zijn die de wijzigingen hebben aanvaard; andere Staten die Partij zijn, blijven gebonden door de bepalingen van dit Protocol en eventuele eerdere wijzigingen die zij hebben aanvaard.

Artikel 35

Aan de leden van het Subcomité ter Preventie en van de nationale preventiemechanismen worden de immuniteiten en voorrechten toegekend die nodig zijn teneinde hun taken op onafhankelijke wijze te kunnen vervullen. Aan de leden van het Subcomité ter Preventie worden de voorrechten en immuniteiten omschreven in artikel 22 van het Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties van 13 februari 1946 toegekend met inachtneming van de bepalingen van artikel 23 van dat Verdrag.

Artikel 36

Bij het bezoeken van een Staat die Partij is, zullen de leden van het Subcomité ter Preventie onverminderd de bepalingen en doelstellingen van dit Protocol en de voorrechten en immuniteiten die zij genieten:

  • a. de wetten en voorschriften van de te bezoeken Staat eerbiedigen;

  • b. zich onthouden van gedragingen of activiteiten die onverenigbaar zijn met het onpartijdige en internationale karakter van hun taken.

Artikel 37

1. Dit Protocol, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.

2. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties doet gewaarmerkte afschriften van dit Protocol toekomen aan alle Staten.


D. PARLEMENT

Zie Trb. 2005, 243.

E. PARTIJGEGEVENS

Zie Trb. 2005, 243.

PartijOnder-tekeningRatificatieType1)InwerkingOpzeggingBuitenwerking
Albanië 01-10-03T   
Argentinië30-04-0315-11-04R   
Azerbeidzjan15-09-05     
België24-10-05     
Benin24-02-05     
Brazilië13-10-03     
Burkina Faso21-09-05     
Cambodja14-09-05     
Chili06-06-05     
Costa Rica04-02-0301-12-05R   
Cyprus26-07-04     
Denemarken26-06-0325-06-04R   
Estland21-09-04     
Finland23-09-03     
Frankrijk16-09-05     
Gabon15-12-04     
Georgië 09-08-05T   
Guatemala25-09-03     
Guinee16-09-05     
Honduras08-12-04     
IJsland24-09-03     
Italië20-08-03     
Kroatië23-09-0325-04-05R   
Liberia 22-09-04T   
Liechtenstein24-06-05     
Luxemburg13-01-05     
Madagascar24-09-03     
Maldiven, de14-09-0515-02-06R   
Mali19-01-0412-05-05R   
Malta24-09-0324-09-03R   
Mauritius 21-06-05T   
Mexico23-09-0311-04-05R   
Moldavië16-09-05     
Nederlanden, het Koninkrijk der03-06-05     
Nieuw-Zeeland23-09-03     
Noorwegen24-09-03     
Oekraïne23-09-05     
Oost-Timor16-09-05     
Oostenrijk25-09-03     
Paraguay22-09-0402-12-05R   
Polen05-04-0414-09-05R   
Portugal15-02-06     
Roemenië24-09-03     
Senegal04-02-03     
Servië en Montenegro25-09-03     
Sierra Leone26-09-03     
Spanje13-04-05     
Togo15-09-05     
Tsjechië13-09-04     
Turkije14-09-05     
Uruguay12-01-0408-12-05R   
Verenigd Koninkrijk, het26-06-0310-12-03R   
Zweden26-06-0314-09-05R   
Zwitserland25-06-04     

1) DO=Definitieve ondertekening, NB=Niet bekend, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid

Verklaringen, voorbehouden en bezwaren

België, 24 oktober 2005

This signature also engages the French community, the Flemish community, the German-speaking community and the Waloon region.

Denemarken, 25 juni 2004

With a territorial exclusion in respect of the Faroe Islands.

Denemarken, 29 augustus 2005

... that Denmark withdraws its declaration made upon ratification of the said Protocol to the effect that until further notice the Optional Protocol should not apply to the Faroe Islands.

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 2005, 243.

J. VERWIJZINGEN

Zie Trb. 2005, 243.

Titel:Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties; Londen, 13 februari 19461)
Laatste Trb. :Trb. 1994, 210

1) In Trb. 2005, 243 is ten onrechte als datum van totstandkoming 3 februari 1946 vermeld.

Uitgegeven de vierentwintigste maart 2006

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. BOT


XNoot
*

In Trb. 2005, 243 is ten onrechte nummer 83 (2005) weergegeven

Naar boven