29 628 Politie

Nr. 266 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 3 augustus 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1 heeft op 16 juni 2011 overleg gevoerd met minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief d.d. 21 april 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie over het onderzoek naar beloningen, toelagen en declaraties van de politietop (29 628, nr. 247);

  • de brief d.d. 29 april 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie over invoering dierenpolitie en meldnummer dieren in nood (29 628, nr. 257);

  • de brief d.d. 2 mei 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie over de landelijke prioriteiten van de politie (29 628, nr. 256);

  • de brief d.d. 4 mei 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie inzake de rapportage van het onderzoek naar de verbetermaatregelen bij de afhandeling van in beslag genomen drugs bij de Nederlandse politie (onderzoek is gedaan door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Rijksauditdienst (RAD)) (29 628, nr. 258);

  • de brief d.d. 15 juni 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie over de verwachte datum van indiening van de nota van wijziging op het wetsvoorstel nationale politie (30 880, nr. 10);

  • de brief d.d. 15 juni 2011 van de minister van Veiligheid en Justitie over de sterkteontwikkeling politie 2010 (29 628, nr. 261).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie,

Nava

Voorzitter: Helder

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten: Brinkman, Van Raak, Kuiken, Çörüz, Hennis-Plasschaert, Berndsen, Peters en Helder,

en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie, de leden van de Tweede Kamer en de mensen op de publieke tribune welkom. De spreektijd per Kamerlid is vijf minuten en gezien de agenda sta ik twee interrupties toe.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Excuus voor het feit dat ik misschien een beetje langzaam ga spreken; ik heb mijn bril niet op. Ik heb al lettertype 16 gebruikt, maar dat zal volgens mij ook niet echt helpen.

Deze minister gaat voortvarend te werk wat betreft de reorganisatie van de politie. Ik geef de minister allereerst een welgemeend compliment voor die voortvarendheid. Ik wil de minister echter ook een welgemeende waarschuwing meegeven. Den Haag mag voortvarend te werk gaan, maar de cultuur binnen de politie, vaak ook binnen de politietop, is weerbarstig. Door uitlatingen van korpschefs die nog steeds geloven dat zij God in hun eigen regio zijn, hebben we de laatste tijd opnieuw kunnen zien dat zij beleid van Den Haag aan hun laars kunnen lappen. Ik denk aan sommige korpschefs die toch de bonnenquota handhaven of allerlei gelogen verhaaltjes over de dierenpolitie in de wereld brengen en dit zelfs smalend «caviapolitie» noemen. Ik hoop dat de minister deze cultuur onderkent en beseft dat er met de komst van een nieuwe slagvaardige en efficiënte nationale politie ook een einde aan deze arrogante zelfverrijkende regentencultuur moet komen.

Om met dit laatste te beginnen: hoe staat het met de verrekening en terugbetaling van de te veel genoten toelage van een aantal leden van de politietop? Zijn deze toelagen nu allemaal terugbetaald of verrekend? Kan de minister garanderen dat deze terugbetaling van hun eigen rekening is betaald? Ik hoor geluiden dat toch weer via een bepaalde constructie de te veel betaalde toelagen met belastinggeld worden betaald. Hoe kun je tot verrekening overgaan, terwijl iemand bijvoorbeeld een schadeloosstelling krijgt? Ik lees in de brief van de minister niet over de wens om voor de politietop tot één toelage te komen. Net zoals Kamerleden maar één toelage kunnen krijgen, hadden wij volgens mij afgesproken dat dit ook zou gelden voor de politietop. Hoe zit dat precies? Kan de minister in dit kader verzekeren dat in de nieuwe politietop geen voormalig gajes komt en dat daarin geen personen komen die aantoonbaar misbruik hebben gemaakt van toelagen? Dat geldt wat ons betreft ook voor personen die weliswaar formeel juridisch niet fout zijn geweest, maar die moreel gezien wel buitensporig misbruik hebben gemaakt van regelingen. Iedereen kan fouten maken, maar het wanstaltige graaigedrag binnen de politietop moet echt afgelopen zijn. Dit is voor de PVV-fractie een zeer belangrijk punt.

Gisteren zijn aan de agenda nog twee punten toegevoegd: een onbelangrijke brief over een nota van wijziging en een brief over de sterkteontwikkeling bij de politie in 2010. Dit soort brieven moet ruim op tijd op de agenda staan. Ik hoop dat het eenmalig is dat we deze brieven nu toch gaan behandelen. Ik zeg dit omdat ik ervaring heb met de trucjes van Defensie. Defensie doet dit veelvuldig en ik heb mij daar altijd ontzettend boos over gemaakt. Ik hoop niet dat we dit vaker krijgen. Ik heb hier nu minder moeite mee, want de brief over de sterkteontwikkeling is weinig schokkend, om niet te zeggen: redelijk verheugend. Ik ben echter wel benieuwd naar de visie van de minister op de niet-operationele sterkte. Hoe ver hoopt de minister deze sterkte nog te kunnen laten dalen? Bij de cijfers staat ook de vtsPN genoemd. Is in deze cijfers ook de externe inhuur betrokken? Hoe gaat het met de externe inhuur bij de vtsPN op dit moment? Wat wordt er gedaan met lopende contracten die verlengd zouden worden? Wanneer kunnen we de oplossing van de minister verwachten voor het ICT-probleem met de diverse politiesystemen, zoals we volgens mij hebben afgesproken?

Wat niet op de agenda staat, maar waarover wij na het reces zeker nog gaan praten, is geweld tegen gezagsdragers in het algemeen en de politie in het bijzonder. Het IOOV heeft in haar verslag Politie en de veilige publieke taak een verontrustend beeld geschetst, maar heeft daarin ook aangegeven dat de politie inhoudelijk ook behoorlijk wat steekjes laat vallen. Misschien kan de minister ter geruststelling van mij daar iets over zeggen. Voortvarend als hij is, verwacht ik eigenlijk dat hij al actie heeft ondernomen. In het algemeen maak ik mij buitengewoon zorgen over het toegenomen, vaak zware geweld, zeker de laatste tijd, tegen politieambtenaren. Ik heb eerlijk gezegd de neiging om te zeggen dat we daar te weinig aan doen. Behoort er voor aanpak, vervolging en nazorg ook geen landelijke taskforce te zijn?

Ik feliciteer de minister met zijn beleid op het punt van de dierenpolitie en met de invoering van de 500 dierenpolitieagenten en ik condoleer eenieder die met een chagrijnige bui zich hier smalend over wil uitlaten of met een flutonderzoek komt dat totaal niet representatief is en dat totaal geen waarde hecht aan nut en noodzaak van de dierenpolitie. Een hardere repressieve aanpak van de criminaliteit in Nederland betekent ook eindelijk invulling geven aan de lang gekoesterde wens van voornamelijk linkse partijen om iets te doen aan dierenwelzijn en iets te doen tegen dierenmishandeling en -kwelling. Dit kabinet doet dat nu eindelijk; daarvoor alle hulde. De plannen zien er goed uit: een dierenpolitie die goed wordt geïntegreerd binnen de toekomstige nationale politie en de tien territoriale eenheden; politiemensen die allround inzetbaar zijn en bij rampen of, indien de taken dit toelaten, ook voor ander politiewerk in te zetten zijn.

De voorzitter: Kunt u tot een afronding komen?

De heer Brinkman (PVV): Ik lees natuurlijk veel zure berichten over dienders die dit, aangespoord door de linkse propagandamachine, niks vinden. Dit is een beetje populistisch, maar dat is sommige andere partijen ook niet vreemd. Ik begrijp dat voornamelijk hondengeleiders naar de eerste cursussen worden gestuurd. Ik vraag de minister of het in dit kader niet handiger is om hiervoor intern een sollicitatieprocedure te starten. Ik weet dat er binnen de politie honderden mensen werken die dit werk dolgraag zouden willen doen. Waarom geven wij personen die dit werk niet zien zitten, niet de kans op ander werk binnen de organisatie en zorgen wij voor een contingent zeer gemotiveerde dierenpolitie? Ik ben ervan overtuigd dat motivatie een belangrijke factor zal zijn voor het slagen van dit project.

Een ander aandachtspunt binnen de ontwikkeling van de dierenpolitie is de afhandeling van de tweedelijnsmeldingen. De rol van de nVWA en de stichting LID wordt in convenanten vastgelegd en financieel verzwaard. Ik denk dat dit een goede lijn is, maar de nVWA en zeker de LID hebben in het verleden wanprestaties geleverd. Hoe ziet de minister de operationele samenwerking praktisch voor ogen? Worden systemen met elkaar verbonden? Komen er overlegstructuren? Wie is uiteindelijk aansprakelijk als de dierenpolitie bijvoorbeeld constateert dat de convenanten niet worden nageleefd? Wat gaan we daar dan aan doen?

De heer Van Raak (SP): Geen enkel Kamerlid is tegen een betere bescherming van dieren. Ook agenten vinden de bestrijding van dierenleed ontzettend belangrijk. Zij hebben echter om twee redenen, die heer Brinkman ook noemt, kritiek op deze plannen. Ten eerste: de plannen gaan ten koste van de huidige capaciteit. Waarom richten we geen dierenpolitie op met nieuwe mensen en nieuwe investeringen? Ten tweede: het gaat vooral om hondengeleiders, mensen die zijn aangewezen om naar de opleiding te gaan. Zij zeggen dat de opleiding te snel is en zij zijn bang dat ze op dierendag in oktober naast de minister op het bordes moeten gaan staan voor een mooi plaatje, maar dat de dieren daarmee in Nederland niet geholpen zijn. Kunnen we niet een betere dierenpolitie maken die niet ten koste gaat van de huidige capaciteit? En kunnen we er niet voor zorgen dat mensen wel goed worden opgeleid?

De heer Brinkman (PVV): Ik ben het met collega Van Raak eens dat wij mensen moeten hebben die dit werk graag willen doen; ik heb daar in mijn bijdrage iets over gezegd. Ik vind het ook niet goed om zomaar hondengeleiders daarvoor aan te wijzen, naar een cursus te sturen en met die taak op te zadelen, terwijl ze dat misschien niet willen en daar geen motivatie voor hebben. Het is echter zeker niet zo dat dit extra politiemensen kost. Sterker nog, de politie heeft straks eindelijk een keer de tijd om deze taken uit te voeren. Dat zijn taken die ook de SP altijd zo belangrijk heeft gevonden. Ik noem maar even op: de politie doet niets meer aan blikschades, parkeercontroles, evenementenbegeleiding, aanwezigheid in stadions, controles beroepsgoederenvervoer et cetera. De politie gaat in een nationale politie functioneren en reorganiseren. Daardoor zullen wij ongelofelijk veel kunnen snijden in de administratievelastendruk. De minister heeft daarvoor een geweldig plan. De heer Van Raak heeft de minister zelf lof gegeven voor de manier waarop hij de bonnenquota heeft aangepakt. De heer Van Raak kwam met een aantal wijkteams die bonnenquota toch nodig vond. Ik ben benieuwd naar de telefoontjes – ik zal er niet naar vragen – die vervolgens zijn gepleegd met de betreffende leidinggevenden, maar de heer Van Raak heeft de voortvarendheid van de minister gezien en ik heb alle vertrouwen in het terugbrengen van de bureaucratie en de administratievelastendruk. Met andere woorden: er zal alleen maar meer politie komen. Het door de heer Van Raak geschetste beeld dat door de dierenpolitie bepaalde zaken op de plank blijven liggen, is volksverlakkerij. Dat kan hij absoluut niet stellen, want dat is niet waar. Deze minister gaat taskforces creëren voor kinderporno, geweldsaanwending en allerlei andere zaken.

De voorzitter: Mijnheer Brinkman, zo wordt het een verkapte tweede spreektekst. Gelet op de tijd, moeten wij dat niet doen.

De heer Van Raak (SP): Ik zeg niet dat door de instelling van deze dierenpolitie meer zeden- en geweldszaken op de plank blijven liggen. Dat zeggen agenten; die zijn daar heel bang voor. Zij zien wat er op de bureaus gebeurt; zij zien de grote capaciteitstekorten die er nu zijn en zij zeggen: als er 500 van ons naar deze dierenpolitie gaan, gaat dat ten koste van andere zaken. Dat doet deze mannen en vrouwen pijn. Snapt de heer Brinkman dat? Kunnen we dat verbeteren door een echte politie te maken voor dieren, met echte animal cops en met nieuwe mensen?

De heer Brinkman (PVV): Nogmaals, het moeten gemotiveerde mensen zijn en niet alleen hondengeleiders die deze taak krijgen en er moeten open vacatures komen. Ik ben blij met deze vraag, want ik ben ook naar een aantal korpsen gegaan en ik heb bekeken hoe dat flutonderzoekje van de heer Van Raak in elkaar steekt. Ik heb gehoord dat zowel in Amsterdam als in de regio Hollands Midden door representanten van de SP specifiek mensen zijn gevraagd om mee te doen aan dit onderzoekje. Hoe heeft hij dat onderzoekje gedaan?

De heer Van Raak (SP): Dat zal ik direct uitleggen; dit is echt flauwekul. Kom op!

De heer Brinkman (PVV): De voorstanders van de dierenpolitie zijn namelijk niet gevraagd om mee te werken.

De heer Van Raak (SP): Ik zal dat de heer Brinkman uitleggen. Hij weet dat wij een aantal jaren geleden onderzoek hebben gedaan onder politiemensen. Duizenden politiemensen hebben aangegeven ...

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter, is de heer Van Raak nu bezig met zijn eigen inbreng?

De heer Van Raak (SP): Ik wil graag een reactie geven.

De heer Brinkman (PVV): Dat kan natuurlijk niet, hè?

De voorzitter: De heer Van Raak krijgt nog twee zinnen. Niet? Dan is het woord aan mevrouw Peters voor haar interruptie.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Waarmee is de heer Brinkman zo blij als de dierenpolitie er komt? De dierenpolitie krijgt immers ook andere taken die normale agenten hebben; de verhouding tussen de reguliere taken en de dierenpolitietaken is dus niet duidelijk. Dit kan heel verschillend worden ingevuld. Je weet dus eigenlijk niet hoeveel daadwerkelijke operationele dierenpolitiesterkte je erbij krijgt. Ook het aantal dierenpolitieagenten is niet duidelijk. Als je de prestatie-indicatoren leest, zie je dat er na 125 opleidingen geëvalueerd wordt en dat daarna wordt bekeken hoe we verder gaan. Je weet dus niet hoeveel dierenpolitieagenten je krijgt. De samenwerking met de LID en de nVWA is niet duidelijk. Het convenant moet nog gesloten worden; deze organisaties hebben overlappende taken en dreigen elkaar voor de voeten te lopen. Je weet dus niet of het in de praktijk allemaal gaat lopen. Er komt geen versterking bij voor de tweedelijnshulp; het gaat dus allemaal vastlopen als er meldingen binnenkomen. Waar is de heer Brinkman dan precies blij mee?

De heer Brinkman (PVV): Ik hoor drie vragen. Waar ben ik blij mee? Ik ben blij dat er eindelijk gehoor wordt gegeven aan het geluid van voornamelijk linkse partijen in de Tweede Kamer dat de politie meer moet doen voor dierenwelzijn en tegen dierenkwelling en -mishandeling. Dierenpolitieagenten zitten in een geïntegreerde organisatie en hebben daadgericht dierenwelzijn als eerste prioriteit. Als er meldingen binnenkomen via de politielijnen, zal de politie dus bekijken of het gaat om eerstelijnsmeldingen die meteen afgehandeld moeten worden of om tweedelijnsmeldingen die door de nVWA, de LID of de politie ook als preventieve aanpak afgemeld moeten worden. Er zit nu echter een structuur in en het zijn mensen met expertise en kwaliteit; er wordt niet alleen naar kwantiteit gekeken. Sterker nog, er wordt straks gelukkig helemaal niet meer naar kwantiteit gekeken en er wordt eindelijk een slag gemaakt naar kwaliteit. Daar ben ik heel blij om.

Wat betreft de aantallen: hoe de minister dit doet, interesseert mij niet. In het gedoogakkoord staan 500 dierenpolitiemensen en die gaan er komen; daar vertrouw ik op. Als dat in vier tranches van 125 is en als er na elke tranche een evaluatie komt, lijkt mij dat niet meer dan verstandig, want voordat je het weet, zit er ergens een foutje dat we er met een evaluatie uit hadden kunnen halen. Dat ondervangt de minister door na elke tranche en elk jaar te gaan evalueren. Dit lijkt mij een goed idee. Ik kom op de samenwerking.

De voorzitter: Dit wordt uw laatste zin; ik moet een beetje aan de tijd denken.

De heer Brinkman (PVV): Het waren drie vragen en ik wil het graag uitleggen. Ik ben het met mevrouw Peters eens dat samenwerking erg belangrijk is. Ik heb aan het eind van mijn betoog daarover vragen gesteld: hoe gaat het met de convenanten, wie is daarvoor uiteindelijk verantwoordelijk, wie stuurt wie aan als het niet goed gaat en hoe zit het met de overlegstructuren? Ik ben het met mevrouw Peters eens: ook ik wil daar het een en ander van weten, maar ik ben ervan overtuigd dat de minister daar uiteindelijk in de totale uitwerking een compleet plan voor heeft.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Toch vrees ik voor de heer Brinkman dat hij een beetje te vroeg juicht. Hij weet nog helemaal niet hoe de dierenpolitie er precies uit gaat zien. Volgens mij loopt hij op de conclusies vooruit en misschien voelt hij zich aan het eind van de dag een beetje gepiepeld als hij nu al zo juicht. Hij weet helemaal niet of er wel 500 dierenpolitieagenten komen. De heer Brinkman zegt: ik hecht niet aan kwantiteit. Hij verlaat dan echter zijn verkiezingsbelofte aan de kiezers: het is helemaal niet duidelijk of er 500 dierenpolitieagenten komen. Die samenwerking is er ook nog helemaal niet. Hij zou als parlementariër de minister heel goed moeten ondervragen hoe dit eruit komt te zien: eerst het bewijs voordat je weet of je je verkiezingsbelofte hebt ingevuld.

De heer Brinkman (PVV): Met mijn opmerking dat ik niet aan kwantiteit hecht, bedoel ik dat ik niet hecht aan kwantiteit op het punt van de producten. Ik hecht niet aan bonnenquota, aan zoveel zaken die voor bepaalde delicten moeten worden afgehandeld. Als wij er echter 500 afspreken, zijn het er 500. Als dat niet gaat lukken, heeft deze minister een probleem, maar ik ben ervan overtuigd dat het gaat lukken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): De bonden brachten gisteren in het nieuws dat zij zich ernstig zorgen maken over de slagkracht van de politie. Dat komt deels doordat de coalitie de bureaucratie terugdringt, maar onder andere ook omdat er te veel taken op het bordje van de politie liggen. Ik vraag de heer Brinkman: wat gaat de politie niet meer doen? Als je 500 dierenpolitieagenten in verhouding afzet tegen het feit dat we in Nederland ongeveer 600 zedenrechercheurs hebben, vindt de heer Brinkman 500 dan een gerechtvaardigd aantal? Of zouden we moeten zeggen: de politie richt zich op de primaire taken zoals zeden, overlast en jeugd, maar de dierenpolitie organiseren we anders omdat we de prioriteiten van de politie echt anders zien?

De heer Brinkman (PVV): Ik hoor twee dingen. Wat de hoeveelheden betreft, doet mevrouw Kuiken kennelijk mee aan de volksverlakkerij door aan de ene kant zedendelinquenten en -delicten af te zetten tegenover dierenwelzijnzaken. Ik vind dit werkelijk schandalig. Dit is appels met peren vergelijken. Zedendelicten zijn buitengewoon zware en ernstige delicten, waarvan de minister heeft aangegeven dat hij daar extra op gaat letten door een taskforce in te stellen, extra personeel beschikbaar te stellen en extra rechercheurs op te leiden die dat werk gaan doen. Ik vind het echt schandalig dat hier het beeld wordt geschapen dat deze minister niets zou gaan doen aan zedendelicten. Dat is pertinent niet waar. Dit kabinet durft het aan om gigantisch te gaan hakken in de bureaucratie en de administratievelastendruk van de politie door eindelijk te doen wat het vorige kabinet met de PvdA niet aandurfde, namelijk het centraliseren van het beheer en het invoeren van een nationale politie. Het vorige kabinet kwam met 500 wijkagenten. Dat was een lachertje; dat wisten wij allemaal. Dat was een cijferexercitie, want het ging om 500 wijkagenten die er allang waren. De korpsen hoefden alleen een beetje te schuiven met de cijfertjes en dan waren die 500 wijkagenten zichtbaar. Mevrouw Kuiken vraagt naar de bekende weg wat betreft de taken die de politie niet gaat doen: blikschades, parkeercontroles, evenementenbegeleiding, aanwezigheid in stadions en controles op het beroepsgoederenvervoer. De politie gaat ook niet meer naar eenvoudige inbraken.

De voorzitter: Dat hebt u zojuist al gezegd.

De heer Brinkman (PVV): Precies, mevrouw Kuiken vroeg dus naar de bekende weg.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat lijstje had de heer Brinkman al opgelezen. Ik zal zijn vermoeide ogen dus sparen. Het is aan de politiek om prioriteiten te stellen. Wij hebben heel veel wensen op het terrein van de politie ten aanzien van de bestrijding van woonoverlast, jeugdcriminaliteit, verloedering en zedenzaken. Wij als politiek moeten kiezen. Als de heer Brinkman er serieus van overtuigd is dat de politie dit allemaal kan doen zonder dat wij daar keuzes in maken, kan ik helaas maar één ding constateren, namelijk dat hij in fabeltjesland leeft, waar alle dieren het prettig hebben. Dit is echter Nederland en hier moeten wij keuzes maken voor de politie. Anders mist de politie de slagkracht die nodig is om zichzelf overeind te houden. Het is jammer dat de PVV, sinds zij in het kabinet zit, schijnbaar is vergeten dat zij veiligheid heel belangrijk vond; nu vindt zij veiligheid niet meer belangrijk.

De voorzitter: Dat was een constatering.

De heer Brinkman (PVV): Ja, maar daar wil ik wel op reageren.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat is niet nodig.

De voorzitter: Nee, ik geef het woord nu echt aan de heer Van Raak. O, ik heb nog een interruptie over het hoofd gezien.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik heb veel respect voor de passie van de heer Brinkman, maar ik heb wel een vraag. Vier tranches van 125 leiden inderdaad tot 500. Daar zitten evaluatiemomenten tussen. Ik hoop dat de heer Brinkman het met mij eens is dat het aantal van 500 geen doel op zich is geworden. Het doel op zich is het stoppen of het aanpakken van dierenkwelling en dierenmishandeling. Wij moeten dus af van het beeld dat het aantal van 500 ineens een doel op zich is.

De heer Brinkman (PVV): Ik heb niet gezegd dat het aantal van 500 een doel op zich is. Ik heb gezegd dat de dierenpolitie een doel op zich is, maar wij hebben wel het aantal van 500 afgesproken. Wat u daarvan vindt, zal mij verder een biet zijn; dat aantal van 500 staat.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. De afgelopen tijd heb ik veel verontruste agenten aan de lijn gekregen en heb ik veel mails ontvangen over de animal cops, de dierenpolitie. Vorige week heb ik daarom een meldweek geopend om in kaart te brengen welke argumenten agenten hebben tegen deze plannen voor een dierenpolitie. Daar hebben 425 agenten aan meegedaan. Die mensen zijn boos. Een agent zei: «Ik vind het een farce en de maatschappij wordt weer eens belazerd met een politiek spelletje.» Van de 425 agenten die hebben meegedaan, vond 4% de huidige plannen goed; 90% vond die plannen slecht. Als mijn buurman zegt dat dit een flutonderzoek is, zegt hij eigenlijk dat de mening van deze agenten niet telt. Dat vind ik eigenlijk bestuurlijke arrogantie. Luister naar agenten die dit moeten gaan uitvoeren! Wat zeggen die agenten? Elke agent is begaan met dierenleed, maar agenten zeggen: dit kan niet op dit moment, op deze manier; als wij dit nu gaan invoeren, gaat dat ten koste van de bestaande capaciteit; we zitten al crepeersterkte. Een agent zei: «Als er een dierenpolitie moet komen – dat vind ik echt wel een goed idee – moeten dat 500 dienders extra zijn.» Zij zijn namelijk wel degelijk bang dat zaken zoals zedenzaken en geweldszaken op de plank blijven liggen.

Zij zeggen ook: «Een collega die bij een verwaarloosde hond, een verwaarloosd paard of what ever komt, onderneemt ook actie zonder het stempel «dierenpolitie» op zijn rug, maar als wij nu op deze manier een dierenpolitie gaan maken, zullen er zaken blijven liggen.» Zij wijzen erop dat de politie al veel doet en zij wijzen op de Algemene Inspectiedienst, de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Het bijzondere is dat er de afgelopen jaren fors is bezuinigd op deze diereninspecties. Hoeveel mensen zijn er verdwenen bij deze inspecties, die zich bezighouden met dierenwelzijn? Bij die inspecties zijn 500 mensen verdwenen en nu moeten er 500 animal cops, dierenagenten, bij komen uit de bestaande capaciteit. Dat klopt niet.

Het moet ook heel snel. Er worden hondengeleiders aangewezen. Agenten worden aangewezen: jij, jij en jij gaan naar de opleiding. Dan komen zij op die opleiding, maar die is slecht voorbereid. De tijdsdruk is groot, de agenten zijn niet op orde en de benodigde kennis is er niet. Mensen klagen over het niveau van de opleiding en zeggen: «Ik ben bang dat ik straks op dierendag, in oktober, met een extra mooi pakkie naast de minister kan gaan staan, maar dat de dieren in Nederland daar niet mee geholpen zijn.» Zij zijn bang dat het in de praktijk niet veel zal voorstellen. Zij zeggen dat de politiek gewoon prioriteiten moet stellen. Als wij iets willen doen aan dierenwelzijn – dat willen agenten – moeten wij daarvoor kiezen. Kiezen betekent ook: nieuwe mensen opleiden, nieuw geld ernaartoe en nieuwe bevoegdheden. Het moet gewoon goed worden gedaan. Een agent zei: «De partij die deze minister heeft voortgebracht, mag meestal op mijn steun rekenen, maar deze minister is toch vaak in de war.»

Agenten zeggen ook dat in het verleden niet alleen bij de inspecties maar ook bij de politie deskundigheid is wegbezuinigd. Waar zijn de veldwachter en de veldpolitie gebleven? Agenten zeggen dat dit een prestigeproject wordt; laten we dat vooral niet doen! Een agent zegt: «Binnen de politie ligt de aanstelling van dierenagenten nogal gevoelig. Het betreft een project dat moet slagen. Als de korpsleiding zich daar niet aan conformeert, zal minister Opstelten zich daar persoonlijk mee bemoeien. Dat is heel goed, behalve als het om iets slechts gaat. Dit is een ondoordacht verhaal, alleen om de coalitie met gedoogsteun van de PVV tegemoet te komen, denk ik dan maar. Komen er 500 dierenagenten bij? Nee, er gaan 500 collega’s af.» Dat zeggen agenten. Zij vinden het een farce. Zij vinden de bescherming van dieren belangrijk, maar niet op deze manier. Deze mensen zien van binnenuit hoe het gaat. Zij moeten het gaan doen en zij zeggen dat wij het anders moeten doen: als wij een dierenpolitie willen, moeten wij daarin investeren en moeten wij daar goede mensen voor opleiden en het moet meer zijn dan een politiek spelletje. Daar ben ik het mee eens.

Ik wil de minister dus vragen om deze plannen van de tafel te gooien en te gaan praten met de vakbonden, de ondernemingsraden, de hondengeleiders, de Algemene Inspectiedienst, de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit en de Landelijke Inspectie Dierenbescherming. Ga opnieuw om de tafel zitten en bekijk hoe wij goede animal cops, een goede dierenpolitie, kunnen maken. Dit politieke vluggertje leidt immers tot niets, alleen tot problemen bij de politie, waar de dieren niet mee geholpen zijn. Ik hoop dat de minister naar deze oproep wil luisteren; anders zal ik daar een motie over moeten indienen. Deze weg is niet de goede weg. Het valt mij ook tegen van de minister en van de partijen die deze regering steunen. Zij nemen de agenten en veiligheid altijd serieus; neem dan ook deze berichten van de werkvloer serieus. Ga geen dingen doen die niet kunnen.

De voorzitter: Wilt u tot een afronding komen?

De heer Van Raak (SP): Ja. Op het punt van de slagkracht is er weer gedoe over cijfers.

De heer Brinkman (PVV): Ik zat even te wachten op de wetenschappelijke onderbouwing van dat flutonderzoekje van de SP. Hoe zit dat nou precies? U zei dat u dat in uw inbreng zou verduidelijken, maar ik heb dat niet gehoord. Hoe hebt u die mensen geworven? Is dat in het openbaar gegaan? Heeft iedereen zich kunnen aanmelden of zijn er specifiek mensen geworven? Of hebt u een bepaalde achterban benaderd? Hoe is dat precies gegaan, mijnheer Van Raak?

De heer Van Raak (SP): Hoe doen wij dat? Wij openen een meldpunt op onze website, een meldkamer. Op politie@sp.nl kunnen agenten reageren. Wij hebben ook een bestand van politiemensen. Dat zijn mensen die aan eerdere onderzoeken hebben meegedaan; daar zitten duizenden mensen in. Wij vragen ook die mensen of zij aan het onderzoek willen meedoen. Dat is een grote groep mensen, ongeveer 3000 mensen. Wij vragen die mensen af en toe om raad. Wij vragen bijvoorbeeld naar hun ideeën over de dierenpolitie. Wij vragen niet alleen of zij voor of tegen de dierenpolitie zijn. Wij vragen ook naar hun argumenten. Daar hebben 425 agenten aan meegedaan. Daarom is dit een inventarisatie van de mening van agenten over de dierenpolitie. Wat vinden zij ervan? Vinden zij het een goed idee? Het gaat echter ook om de vraag welke problemen en welke oplossingen zij zien. Ik ben heel graag bereid om de heer Brinkman die 425 mails geanonimiseerd toe te sturen. Dan kan hij ook zien wat de mening is van deze agenten.

De heer Brinkman (PVV): Ik ken dat bestand van de SP; dat zijn bijna allemaal, voor 99%, SP-stemmers. Ik snap dus wel hoe het zo gekomen is. Wat vindt de heer Van Raak bijvoorbeeld van de poll in de Telegraaf van vandaag? Daarop hebben 6300 mensen gereageerd. Iedereen kan daarop reageren, ook de PVV’ers. In die poll is 50%, de meerderheid, het gewoon eens met de plannen van dit kabinet voor animal cops. Even voor de duidelijkheid: 6 300 reacties zijn er veertien zoveel als waar de SP mee gekomen is. Volgens mij is dat onderzoekje veel representatiever – ook al is het natuurlijk ook niet wetenschappelijk onderbouwd – dan waar de SP mee gekomen is. Ik wil ook even aangeven dat ook ik vragen heb gesteld over de motivatie van de mensen; ik hoop dat de heer Van Raak het daarmee eens is. Waarom moeten het nou specifiek die hondengeleiders zijn? Als de minister aangeeft dat het wat hem betreft ook andere mensen kunnen zijn, is de heer Van Raak dan voor de plannen?

De voorzitter: Ik verzoek de heer Van Raak om na zijn antwoord tot afronding te komen.

De heer Van Raak (SP): Ik vind het echt bestuurlijke arrogantie om de boodschapper de schuld te geven. «Het zijn allemaal SP-stemmers.» Dat weet ik niet. Het zijn allemaal agenten die meedenken en die eerder aan onderzoeken hebben meegedaan. Daar zitten vast heel veel PVV’ers en CDA’ers bij. In het onderzoek van de Telegraaf was de vraag: «Bent u voor een dierenpolitie?» Ja, heel veel mensen zijn voor de bestrijding van dierenleed, maar in dat onderzoek van de Telegraaf zegt bijna iedereen ook dat dit niet ten koste moet gaan van de huidige capaciteit. Op dat punt moeten wij elkaar zien te vinden. Daarom moet de heer Brinkman niet denigrerend doen over de analyses en de woorden van agenten. Wij moeten samen optrekken en tegen deze minister zeggen: deze dierenpolitie moet niet ten koste gaan van de bestaande capaciteit en moet geen politiek vluggertje worden. Er moeten geen mensen worden aangewezen die naar een flutcursus moeten gaan en straks niet precies weten wat zij moeten gaan doen. We moeten dit goed doen. Dat ben ik met de heer Brinkman eens. Laten wij nou samen optreden in de richting van de minister en tegen hem zeggen: ga even terug naar het ministerie en naar de agenten en maak nieuwe, goede en beter doordachte plannen met mensen en met middelen. Ik had gehoopt dat ik daarvoor de steun van de heer Brinkman zou krijgen. Laten wij vandaag eens bekijken hoever wij kunnen komen, want dierenleed gaat ons allemaal aan.

Nog een korte opmerking over de slagkracht. Er is weer gezeur over cijfers. Dat kunnen wij niet hebben. De minister stuurt dikke pakketten met cijfers, liefst een paar uur voor het debat. De ACP stuurt cijfers en andere bonden sturen cijfers. Het maakt mij allemaal niet uit, maar ik wil dat het cijfermateriaal goed is. Ik ben het wel met de bonden eens dat het vooral gaat om de slagkracht en niet alleen om de operationele sterkte. Het gaat om de agenten die op straat zijn. Er komen heel veel taken bij en er wordt veel gesneden in administratief personeel, zodat agenten zelf meer papierwerk moeten gaan doen. Ook bijvoorbeeld de dierenpolitie leidt weer tot minder agenten. Ik zou graag zien dat een onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer, gaat bekijken wat de slagkracht van de politie in Nederland is. Ik vind het onacceptabel dat ik de ene minuut de ene stapel cijfers krijg van de ene instantie en de andere minuut een stapel andere cijfers van een andere instantie. Zo kan ik als Kamerlid mijn werk niet doen. Ik wil goede cijfers en eenduidige definities. Daar kan de minister mee komen, maar ik zou graag zien dat een onafhankelijke instantie voor eens en voor altijd gaat uitmaken wat «blauw» op straat is en wat de slagkracht van de politie in Nederland is. Ik zou het mooi vinden als de Algemene Rekenkamer daar eens naar gaat kijken.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. De PvdA wil voldoende agenten op straat en voor de opsporing, zowel in de wijken als voor het bestrijden van zedenzaken. De geluiden die ook gisteren weer van de bonden naar buiten kwamen, namelijk dat de slagkracht van de politie onder druk staat, baren ons dan ook zorgen. Wij moeten allemaal alle zeilen bijzetten om ervoor te zorgen dat de slagkracht van de politie in ieder geval wordt gehandhaafd. Dan kunnen wij daarna bekijken of wij die slagkracht kunnen versterken.

Daar liggen ook meteen mijn vragen aan de minister. Wat vindt hij van de signalen van de bonden dat de slagkracht van de politie vermindert? En wat gaan wij nu niet meer doen? Het kabinet heeft op het punt van veiligheid immers allerlei extra ambities, maar geeft – afgezien van het terugdringen van de bureaucratie, maar dat is meer bedoeld om vervolgens gaten op te vullen en om voldoende agenten op straat te houden – nog onvoldoende aan hoe die ambities moeten worden gerealiseerd. En hoe zit het met de bezuinigingen die nog op ons afkomen? De politietoezichthouders komen er niet meer, maar daarmee moet wel een gat van 30 mln. à 40 mln. gedekt worden. Het ICT-systeem moet nog vervangen worden; ook daar is geld mee gemoeid. Wij zouden ook graag willen investeren in het versterken van de weerbaarheid of de nazorg van agenten, maar ook de extra taken moeten ingevuld worden. Hoe worden die bezuinigingen ingevuld? Hoe voorkomen wij dat ook zij weer ten koste gaan van de taken die de politie moet gaan doen? Dan zwijg ik nog maar even over de komende cao die moet worden afgesloten en waarvoor wij – dat zal niemand verbazen – ook graag wat geld gereserveerd zouden willen zien.

Ik meen mij te herinneren dat Politie & Wetenschap in 2009 heeft aangekondigd dat zij bezig is met een onderzoek, juist naar de effectiviteit en de slagkracht van de politie. Kent de minister dat onderzoek en zo ja, wanneer kunnen wij dat verwachten? Ik ben niet tegen weer een onderzoek van de Algemene Rekenkamer, maar de huidige definities komen juist van de Algemene Rekenkamer. Er is dus iets meer nodig, ook in vergelijking met de effectiviteit en de slagkracht van de politie in andere landen.

En dan de dierenpolitie. Ook de PvdA steunt natuurlijk het streven om het dierenwelzijn zo goed mogelijk te beschermen. Dat doen wij zowel door het tegengaan van de bio-industrie als door concrete maatregelen. Ik sta open voor suggesties en misschien doen wij ook zelf voorstellen om de boetes en straffen voor dierenmishandeling te verhogen, maar ik vraag mij echt af of er extra politie ingezet moet worden om dierenmishandeling aan te pakken en het dierenwelzijn te verbeteren. In het verleden hebben wij juist gekozen voor de bestuurlijke lijn, dus voor het versterken van andere instanties om het dierenwelzijn te verbeteren. Nu wordt er weer voor de strafrechtelijke aanpak gekozen. Moeten wij dat willen? Betekent dit dat wij straks ook allerlei extra dierenrechters en een dierenofficier van justitie krijgen, waar de Dierenbescherming – vanuit haar optiek terecht – om vraagt? Ik vraag de minister en de PVV dus dringend: bezin eer u begint. De caviapolitie helpt niet tegen het leed dat achter dierenmishandeling zit. Nu extra taken op het bordje van de politie schuiven doet ons allemaal geen goed. Ik maakte al de vergelijking van 600 zedenrechercheurs met 500 mensen die zich met de dierenpolitie bezighouden. Ik kan dat niet uitleggen op straat.

Wij vrezen vooral dat door dit gehele geweld, door het hele takenpakket en door alles wat wij willen, de slagkracht op straat en in de wijk uiteindelijk onder druk zal komen te staan en dat landelijke prioriteiten ervoor zullen zorgen dat de wijkveiligheid in het geding komt. Als ik last heb van mijn buurman, kan ik de politie niet meer bellen. Dat kan niet de bedoeling zijn. Hoe gaat de minister hiermee om? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de slagkracht gehandhaafd wordt, dat het kabinet straks niet loze beloften blijkt te hebben gedaan over de veiligheid, dat er geen sprake is van fabeltjesland maar van een land waar wij daadwerkelijk prettig met elkaar kunnen wonen en dat het veiliger wordt? Ik verwacht daarop een heel serieus antwoord.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik begin met het belangrijke onderwerp van de inbeslagname van drugs, die nog steeds niet goed gaat. Als je niet weet wat je in beslag neemt, weet je ook niet wat je vernietigt. Dat raakt de integriteit van de politie. Men is hier al jaren mee bezig. Hoe kan het dat wij niet goed registreren wat de politie en de daarop volgende keten in beslag heeft genomen en heeft vernietigd? Ik vraag de minister dan ook om per 1 januari 2012 de IOOV om een nieuw onderzoek te vragen. Hij kondigt immers een aantal maatregelen aan en die moeten wel werken.

Mij is ter ore gekomen – ik weet niet of dat klopt en ik vraag de minister om daarop te reageren – dat bij het opdoeken van een wietplantage de daar aangetroffen wiet wordt vernietigd, maar dat alle spullen, bijvoorbeeld de grote lampen, naar Domeinen gaan en vervolgens worden verkocht, eventueel aan dezelfde criminelen. Laat ik het zo formuleren: iedereen kan zich daarvoor inschrijven. Dat is de kat op het spek binden. Is dit zo? Als dat zo is, lijkt mij dat echt schandalig. Als wij het verkopen, verkoop het dan bijvoorbeeld aan tuinders of in ieder geval aan mensen die beroepsmatig daadwerkelijk een nummer hebben bij de Kamer van Koophandel. Verkoop het in ieder geval niet aan mensen die een dag daarna met die lampen op zolder een nieuw zaakje beginnen. Daarop krijg ik graag antwoord van de minister.

Bij de dierenpolitie moet het natuurlijk gaan om de doelstelling om verwaarlozing, misbruik en mishandeling van dieren tegen te gaan. De dierenpolitie kan daar een heel goed middel voor zijn. Het is goed om dat te zeggen en wij staan daar ook achter, maar het is altijd goed om de vinger aan de pols te houden. Ik zeg dit om twee redenen. Enkele collega’s hebben al gezegd dat er al enkele – ook particuliere – initiatieven zijn, zoals de Dierenbescherming, de LID en ook de nVWA, die ook actief zijn op het terrein van dierenwelzijn en de aanpak van dierenmishandeling. Het zou goed zijn als de afspraken in die convenanten heel duidelijk zijn. Ik heb al eerder gezegd dat wij er niets aan hebben als werk dubbel of driedubbel wordt gedaan. Die afspraken zijn nodig om efficiënt te werken. Mag ik het even oneerbiedig zeggen? Als de politie een fiets onbeheerd aantreft, neemt zij die fiets mee, maar hoe gaat dat met dieren? Je kunt niet al die mishandelde, misbruikte of verwaarloosde dieren op een parkeerplaats van een politiebureau stallen. Zijn daar goede afspraken over gemaakt? Als dit gaat lopen, gaat dit volgens mij op een gegeven moment ook snel lopen. Wat zijn de afspraken bij het OM? Ik vind het helemaal geen gekke gedachte om bij het landelijk parket één gespecialiseerd persoon aan te stellen, zoals wij ook een verkeersofficier hebben. Dat komt de eenduidigheid in de strafvervolging ten goede.

De landelijke prioriteiten moeten natuurlijk uitgevoerd worden, maar dat mag nooit ten koste gaan van de lokale prioriteiten. Er moet altijd ruimte zijn voor lokale inkleuring. Mijn collega Brinkman noemde een aantal lijstjes van wat de politie allemaal niet meer doet of niet meer gaat doen, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er ook taken bij zijn gekomen. Ik zou op korte termijn een goede brief van de minister willen krijgen. Ik heb recentelijk in een overleg over de JBZ-raad gezegd dat er ook vanuit Europa taken komen die moeten worden uitgevoerd en die een belasting zijn voor onze politiemensen. Ik wil die lijstjes gewoon eens bij elkaar hebben. Dan voeren wij een eerlijke discussie. Aan de ene kant zeggen de bonden of de politie dat zij iets niet meer kunnen doen omdat zij geen geld of geen capaciteit meer hebben. Aan de andere kant zeggen anderen dat de politie minder taken uitvoert. De heer Brinkman heeft daar een hele lijst van genoemd. Ik wil hierover een objectief debat kunnen voeren: welke taken zijn eraf gegaan en welke taken zijn erbij gekomen? Dan kunnen wij daar een realistisch debat over voeren.

Ik heb al eerder gememoreerd dat ik geen quota-afspraken wil, maar als wij de politie intensiveren met 300 mln., oplopend naar 370 mln., en nog eens met 120 mln. voor de transitie naar de nationale politie, moeten wij daar ook wel iets voor kunnen krijgen. Op een gegeven moment wil ik hier dus ook lijstjes zien van al die plankzaken, want alles blijft op de plank liggen. Wij moeten kunnen zeggen: dit is eraf gegaan, dit is erbij gekomen, dit is het geld en dit willen wij ervoor hebben. Die lokale afspraken wil ik van de minister krijgen.

Ik ga nu naar de beloningen.

De voorzitter: Wilt u gaan afronden?

De heer Çörüz (CDA): Ja. Binnenkort benoemt de minister de tien kwartiermakers. Ik wil dat de minister duidelijke, eenduidige en sobere afspraken maakt. Anders lopen wij weer aan tegen allerlei toeslagen en declaraties waar wij hier helaas keer op keer over debatteren. Ik wil ook dat de minister uitvoering geeft aan mijn motie, zodat nieuwe korpschefs daadwerkelijk in de regio gaan wonen. Ik wil ook weten hoe het zit met de wervingsactiviteiten, want in de brief staan termen zoals «wervingsactiviteiten bovenover». Ik dacht dat wij met elkaar hadden afgesproken dat alle wervingactiviteiten worden gecentreerd bij de Politieacademie; sterker nog: dat staat in een motie van de Kamer. Gaan de korpsen nu toch weer bovenlangs allerlei wervingsactiviteiten ontplooien? Begrijp ik dat goed? Dat zou niet mijn insteek en de insteek van de Kamer zijn.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik heb twee vragen. Begrijp ik het goed dat de CDA-fractie ook bij de officieren van justitie en bij de rechterlijke macht extra capaciteit wil vrijmaken, specifiek voor de aanpak van dierenmishandeling? En heb ik het goed gehoord dat de CDA-fractie voorstander is van herinvoering van quota, dus van de bonnenquota en allerlei andere zaken?

De heer Çörüz (CDA): Nee, op beide punten hebt u het niet goed gehoord. Sterker nog: u geeft mij nu even de gelegenheid om te reageren op het punt van de bonnenquota. Daar zijn wij absoluut niet voor. Wij hebben hier allemaal gezegd: geen bonnenquota. Wij zien tegenwoordig echter wel dat boa’s nu bonnen moeten schrijven; die berichten bereiken mij ook. Als wij afstappen van de bonnenquota bij de politie, moeten wij niet weer een bonnenquota hebben voor boa’s. Dat is mijn antwoord. Ik wil dat dus absoluut niet, maar als controleur wil ik op een gegeven moment ook kunnen zien welke prestatieafspraken er zijn, ook lokaal. Ik krijg heel vaak te horen dat alle zaken op de plank blijven liggen. Laten we een eerlijk en realistisch debat voeren. De politie doet een aantal taken niet en er komen taken bij vanuit Europa. Laten wij die lijstjes maken en laten wij ook zeggen hoeveel plankzaken er per jaar af zijn gegaan. Die afspraken bedoel ik. Ik heb het dus helemaal niet over bonnenquota.

Ik wil ook geen dierenrechters en ook geen extra officieren. Ik bedoelde dit net zoals wij de verkeersofficier hebben; dat is dus iemand die al officier is en die specifiek daarvoor is aangesteld ten behoeve van de uniformiteit: hoe pakt men dierenmishandeling in het oosten van het land aan in vergelijking met het westen? Op dat punt moeten lijnen worden uitgezet. Dat is het.

Mevrouw Berndsen (D66): Op het CDA-congres is een buitengewoon verstandige motie aangenomen. Het dictum daarvan is: «het CDA-congres is van mening dat het aantal van 500 voltijds dierenpolitieagenten veel te hoog is, zolang niet is uitgezocht hoeveel er nodig zijn en wat zij moeten gaan doen». Er moet dus uitgezocht worden hoeveel dierenagenten nodig zijn en zolang die onderzoeken lopen, mogen die politieagenten er maar mondjesmaat en met een deeltaak bij komen. Ik vraag de heer Çörüz of hij achter deze motie staat.

De heer Çörüz (CDA): De heer Çörüz en het CDA staan achter het regeerakkoord en luisteren ook heel goed naar onze leden van het congres. Volgens mij zit daar niet veel lucht of ruis tussen. De motie roept er niet toe op om geen dierenpolitie te maken. De motie roept ertoe op om een vinger aan de pols te houden. Er komt een evaluatie, zoals duidelijk in de brief is aangegeven. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om het doel, het tegengaan van mishandeling, verwaarlozing en misbruik van dieren. Die gaan wij dus aanpakken en daar gaat de dierenpolitie een belangrijke rol in spelen, maar ik heb ook gezegd dat er goede afspraken moeten worden gemaakt met het veld. U bent eigenlijk al een beetje laat, want uw collega Dibi heeft hierover al een motie ingediend en daar hebben wij al lang en breed over gediscussieerd.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik maak zelf wel uit of ik dit hier nog aan de orde wil stellen. Er staat in de motie nadrukkelijk dat het aantal van 500 veel te hoog is, dat eerst uitgezocht moet worden wat de dierenpolitie moet doen en dat nu dus nog maar mondjesmaat aangesteld mag worden. Wat is voor u dan «mondjesmaat»?

De heer Çörüz (CDA): Allereerst is 125 al «mondjesmaat», maar laten wij eerlijk met elkaar debatteren. Wij hebben onze handtekening gezet voor die 500. Daar staan wij als CDA achter, maar wij luisteren ook heel goed naar ons congres. Het congres is kritisch. Ik ben in die zin ook kritisch en wij zijn allemaal kritisch. Dat mag ook, maar volgens mij sluit het een het ander niet uit. De motie roept ertoe op om heel prudent en heel kritisch naar die 500 te kijken. We kijken ook naar de taken van de dierenpolitie en ik heb daarover volgens mij een aantal zinnige opmerkingen gemaakt.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het is het een of het ander, want deze twee zaken zijn onderling tegenstrijdig. Zij kunnen niet samen naast elkaar bestaan. Er komen er linksom of rechtsom gewoon 500, zoals de heer Brinkman zei, of wij beginnen eerst met die 125 en dan bekijken wij of het allemaal verstandig is ingericht en hoe wij door moeten gaan. Tot dat laatste roept de CDA-resolutie op. Bij het een is het aantal het doel en bij het ander is het aantal geen heilig doel. U spreekt uzelf tegen. U moet zeggen waar het CDA voor kiest.

De heer Çörüz (CDA): De GroenLinkswereld is volgens mij heel vaak zwart-wit. Zo is mijn wereld niet. Volgens mij kan het een heel goed samen met het ander. Je maakt in een regeerakkoord afspraken. Zoals wij ook afspraken met elkaar hebben gemaakt over aantallen in de zorg en in andere sectoren, hebben wij ook afspraken gemaakt over de operationele sterkte van de politie en de dierenpolitie. Dat weerhoudt ons er toch niet van om de vinger aan de pols te houden en om effectief te bekijken hoe de dierenpolitie gaat functioneren? Daar roept die motie toe op.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het gaat er niet om of u ergens van weerhouden wordt. Het gaat erom of u eerlijk bent over het doel van de instelling van de dierenpolitie. Is het doel het halen van die 500 of is het doel om daarvoor het aantal in te zetten dat in de praktijk nodig zal blijken te zijn, waarbij het aantal vooraf niet vaststaat?

De heer Çörüz (CDA): Ik kan mijzelf herhalen. Ik heb zojuist gezegd dat het door ons allen onderschreven doel is dat wij mishandeling, verwaarlozing en misbruik van dieren tegengaan; de dierenpolitie is daartoe een middel. Ik heb gezegd: ga nou ook goed en kritisch bekijken wat er al gebeurt in het veld en stem dat met elkaar af. Ik zie dus geen zwart-witverhaal. Ik zie ook geen tegenstelling. Onze congresmotie roept ertoe op om een vinger aan de pols te houden. Dat doen wij en dat heb ik zojuist ook gedaan.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Die vinger aan de pols houden en dat kritisch kijken stellen niets voor als de uitkomst daarvan al van tevoren vaststaat. Als je serieus met het veld wilt bekijken hoe je de dierenpolitie moet inrichten, moet je je niet van tevoren vastpinnen op het aantal dat daaruit moet komen.

De heer Çörüz (CDA): Ik kan mijzelf herhalen. Wij maken afspraken, wij staan achter onze handtekening en wij luisteren heel goed naar ons congres. Volgens mij kunnen die twee dingen heel goed samen.

De voorzitter: Omwille van de tijd wil ik een beetje in de gaten houden dat er maximaal twee interrupties, met per interruptie een vervolgvraag, mogen worden gepleegd. Dus niet daarna nog een vervolgvraag. Dat had ik in het begin niet gezegd; excuus.

De heer Van Raak (SP): Het CDA, de VVD en de PVV hebben afspraken gemaakt over een dierenpolitie. De dierenpolitie is een goed ding en kan heel mooi worden, maar tijdens het maken van de plannen blijkt dat de agenten deze vorm van dierenpolitie niet zien zitten. Ook het CDA-congres en de CDA-leden zien dit niet zitten. Als het niet goed loopt, kun je dat toch veranderen? Dan kun je toch iets maken wat wel goed is? Moet het doel zijn dat de minister op dierendag, in oktober, met een paar dierenagenten op het bordes staat? Of gaan wij in Nederland echt iets doen om dierenleed aan te pakken? Is de heer Çörüz bereid om samen met de oppositie maar ook samen met de coalitiepartijen tegen de minister te zeggen: «Dit gaat niet helemaal goed; hier is eigenlijk niemand blij mee en hier is niemand mee gediend; ga even nieuwe plannen maken die wel op draagvlak binnen de politie kunnen rekenen en die ook op draagvlak in de Kamer en onder dierenvrienden kunnen rekenen; ga betere plannen maken en neem daar iets meer tijd voor»? Misschien kunnen wij als Kamer de minister ook wat meer geld en middelen geven. Is de heer Çörüz bereid om de minister die ruimte te geven?

De heer Çörüz (CDA): Ik zou daar twee dingen op willen zeggen. Ik zou het prudent vinden als mijn collega Van Raak de CDA-resolutie goed citeert. Daarin staat niet dat het CDA dit niet ziet zitten. Het CDA zegt: houd een vinger aan de pols, wees kritisch, bekijk elke keer wat je nodig hebt en stem dat goed af. Dat staat in die resolutie. Natuurlijk zeg ik op het tweede deel van de vraag volmondig «ja», maar daarvoor hebben wij natuurlijk eerst de plannen nodig en een periode waarin hiermee wordt gewerkt. Vervolgens vindt de evaluatie plaats. Als uit die evaluatie blijkt dat bepaalde dingen niet goed gaan en dat zij beter kunnen of anders moeten, komen wij hier toch terug? Wij zouden geen knip voor de neus waard zijn als wij dan zouden zeggen: dit en dat gaan niet goed, maar wij gaan op dezelfde manier verder. Volgens mij heeft collega Brinkman in precies dezelfde bewoordingen gereageerd.

De heer Van Raak (SP): Als u met uw auto heel hard een doodlopende weg in rijdt en als u het bordje ziet dat aanduidt dat het een doodlopende weg is, wacht u dan echt totdat u tegen de muur bent gereden? Of moeten wij dan zeggen dat alle seinen op rood staan en dat wij moeten stoppen, omdraaien en een andere weg nemen? Dat laatste lijkt mij veel handiger. Er worden nu mensen aangewezen, hondengeleiders en anderen. Die mensen zeggen dat de opleiding niet goed is, dat het niet goed gaat en dat dit niet is wat wij moeten hebben. Als vanuit de politie en vanuit de wereld van dierenbeschermers de signalen dat dit het niet is, zo duidelijk zijn, moeten wij onszelf als parlement toch serieus nemen? Dan moeten wij toch zeggen dat wij iets beters gaan maken? Het doel moet toch niet zijn dat de minister op dierendag met animal cops naast zich staat? Het doel moet toch zijn dat wij iets aan het dierenleed gaan doen? Is de heer Çörüz bereid om met ons de minister de ruimte te geven om iets meer tijd te nemen en met betere plannen te komen?

De heer Çörüz (CDA): Ik ben niet bereid om met de SP plannen te maken. We hebben plannen gemaakt en daar hebben wij onze handtekening onder gezet. We moeten reëel zijn: we zijn nog niet eens begonnen. We weten nog niet eens wat dit gaat brengen. We zitten nog in de voorfase. U zegt dat ik in een auto zit en tegen een blinde muur rijd, maar volgens mij zitten wij nog niet eens in die auto. Daar gaan wij mee beginnen. Laten wij eerst even rijden. Dan gaan wij bekijken of wij 30 km of 50 km per uur moeten rijden en dan gaan wij dit evalueren. Dat is toch ook niet voor niets, collega Van Raak? Dan komen wij met elkaar terug en dan zeggen we: dit gaan wij anders doen of dit gaat fantastisch. Zo gaan wij dit verder oppakken.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Ik moet eerlijk bekennen dat ik ietwat verrast ben door het feit dat collega’s een mening menen te moeten hebben over het CDA-congres. Ik ben geen lid van het CDA en zal dat, ter geruststelling, ook nooit worden, maar volgens mij hebben alle partijen wel eens zo’n moment waarop een congres zich kritisch uitlaat. Dat is maar goed ook, want dat houdt een fractie scherp, maar dit betreft wel een interne partijaangelegenheid. Ik herinner de D66-fractie aan de onlangs aangenomen motie over koosjer slachten, terwijl de fractie in de Tweede Kamer een andere afweging lijkt te maken.

Mevrouw Berndsen (D66): Dat weet u helemaal niet.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Nee, maar ik wil er toch op wijzen dat een interne partijaangelegenheid gekoesterd moet worden, juist omdat de fracties daarmee scherp worden gehouden.

Het voorstel voor de dierenpolitie kent onmiskenbaar vele criticasters. Ook ik ben niet helemaal zonder kritiek. Tegelijkertijd behoort het soort mens dat slecht is voor dieren, vaak ook anderszins tot een doelgroep van de politie en uiteraard heb ik begrip voor het feit dat de minister met dit voorstel uitvoering geeft aan het regeerakkoord. Voor mij blijft het de vraag waarom nooit is besloten om de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming gewoon te versterken. Als je al over een legertje beschikt, waarom is er dan niet voor gekozen om dat uit te breiden tot een 24/7-dienst? Ik realiseer mij heel goed dat de politieke werkelijkheid inmiddels een andere is, maar ik wil dit toch even gezegd hebben.

Ook ik heb in de aanloop naar dit AO veel mensen gesproken: agenten, maar ook experts. Tijdens die gesprekken gaven enkele experts aan dat zij de animal cops wel degelijk zinvol achten, maar daaraan verbinden zij een aantal voorwaarden. Kort samengevat worden animal cops vooral zinvol geacht als:

  • een link wordt gelegd met ander geweld, waaronder huiselijk geweld;

  • dit niet wordt gezien als een extra taak maar vooral als het openhouden van oren en ogen en dus als een taakaccent;

  • een goed vangnet wordt gerealiseerd;

  • de verschillende politiedisciplines informatie delen en samenwerken.

«Scholing» is bij dit alles uiteraard het sleutelwoord en de meldcodes – dus vooral geen plicht – voor huiselijk geweld en dierenmishandeling zouden gekoppeld moeten worden. Het gaat, aldus de experts, niet om meer werk op je hals halen maar om de vraag waar je het werk kwijt moet. Ik krijg hierop graag een concrete reactie van de minister: voldoet zijn voorstel hieraan?

Over de implementatie en de uitvoering ontvang ik vanuit het veld verschillende geluiden. Er zou sprake zijn van aanzienlijke verschillen tussen de korpsen. Ik weet niet of die geluiden kloppen, maar ik wil die wel even delen. Binnen korps A worden de beoogde animal cops uit de noodhulpdienst geplukt en opgeleid om inderdaad op 4 oktober, dus op dierendag – dat vond ik ook een beetje treurig – het diploma in ontvangst te nemen. Binnen korps B wordt er echter inderdaad voor gekozen om hondengeleiders in te zetten met een extra taakaccent. Dat laatste spreekt mij zeer aan en doet ook geen afbreuk aan de beoogde doelstellingen, maar met het oog op de nationale politie wil ik wel weten of deze geluiden kloppen. Ik vind het immers ietwat vreemd als regio’s in dezen een geheel eigen koers lijken te varen.

Er is ook onrust over het takenpakket, dat onvoldoende duidelijk zou zijn. Komen er richtsnoeren? En hoe wordt er eigenlijk gecommuniceerd naar de dienders die het werk moeten doen?

De verwachting is dat het aantal meldingen zal toenemen. Een deel hiervan kan worden afgedaan met informatie en voorlichting, maar vermoedelijk niet alles. Ik ben het zeer met de minister eens dat het op dit moment nog te vroeg is om te kunnen kwantificeren hoe groot de eventuele extra vraag naar inzet zal zijn. Vragen zoals wat er is geregeld voor in beslag genomen dieren, hoe de zorgplicht wordt ingevuld en of de Dierenbescherming zo vroeg mogelijk in het traject hierbij wordt betrokken – die vragen zijn al door collega’s gesteld – zijn wel degelijk allemaal relevant.

Het ligt ook voor de hand dat veel meldingen zullen worden overgedragen aan de zogenoemde tweedelijns gespecialiseerde diensten. Is de minister het met mij eens dat een uitbreiding van de toezichthoudende bevoegdheden van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming dan voor de hand ligt? Is de wetgeving op het punt van dierenwelzijn, handhaving en de gerechtelijke afhandeling wel volledig? En hoe zit het met de specifieke kennis bij het OM en de rechterlijke macht?

Tot slot een aantal niet mis te verstane woorden over de afhandeling van in beslag genomen drugs. De aanpak blijft stagneren. Toezeggingen worden niet nagekomen en het afgesproken resultaat blijft uit. Ik vind dit eerlijk gezegd tenenkrommend, schandalig en onacceptabel. Zorgvuldigheid staat in dezen voorop. Collega Çörüz wees er al op dat de politie en het OM zich dit absoluut niet kunnen veroorloven. Ik vermoed dat de minister op geheel eigen wijze al heeft gebulderd. Hij heeft conform zijn brief van 4 mei jongstleden ook heel concrete maatregelen aangekondigd, maar wie is verantwoordelijk gesteld voor dit falen? Ik vind dit immers nogal wat. Of gaan wij nu vaststellen – ik hoop van niet – dat al die jaren niemand probleemeigenaar was? Is de minister het met de VVD eens dat een nationale politieorganisatie ook met het oog op dergelijk falen gepaard zal moeten gaan met een cultuuromslag, uitmondend in assertief optreden en een strenge controle op de resultaten? Ik verwijs daarbij naar het NYPD, het New York City Police Department. Wij hebben daar laatst een werkbezoekvoorstel voor ingediend. Daar worden het middenkader en hoger kader aangestuurd door middel van direct meetbare resultaten binnen specifieke tijdvakken. Indien doelstellingen zonder geldige reden niet worden gehaald, wordt er ook gewoon keihard afgerekend. Ik stel voor dat wij die cultuur gaan invoeren in de politieorganisatie.

De voorzitter: Wilt u tot een afronding komen?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ja. Ook ik ontvang in toenemende mate verhalen over bonnenquota voor de lokale handhavers ofwel de boa’s. Kan ik ervan uitgaan dat de minister wederom heel hard buldert? Wij kunnen de bonnenquota immers niet bij de politie opheffen om die vervolgens bij de boa’s weer in te voeren.

De heer Brinkman (PVV): Ik heb twee vragen aan mevrouw Hennis-Plasschaert. Zij had het over hondengeleiders met een taakaccent. Ik herinner haar eraan dat er is afgesproken dat de dierenpolitie primair de taak heeft om het dierenwelzijn te verbeteren. Het is niet een diender met een taakaccent, maar een dierenpolitieman met als primaire taak het verbeteren van het dierenwelzijn. Ik wil graag weten of zij het daarmee eens is. Zij zei ook dat zij het een goed idee vindt dat hondengeleiders hiervoor worden opgeleid. Ik vraag mij af of dat zo is, want de Raad van Hoofdcommissarissen heeft de hondengeleiders naar die cursus gestuurd. Die raad heeft dat besluit genomen; niet de minister. Ik vraag mij af of wij niet meer moeten kijken naar gemotiveerde mensen binnen het politieapparaat die deze taak willen uitvoeren. Is mevrouw Hennis-Plasschaert het met mij eens dat dit interne vacatures moeten zijn die opengesteld worden, zodat mensen daarop kunnen solliciteren?

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ten aanzien van punt 1: waarvan akte. Ten aanzien van punt 2: ja, het lijkt mij een goed plan om mensen die enthousiast zijn, hiervoor te benaderen of in ieder geval de vacature open te stellen. Ik blijf bij mijn opmerking: de VVD vindt het een goed idee om hondengeleiders in te zetten, maar uiteraard is enige vrijwilligheid op haar plaats.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Voordat u de tijdknop indrukt, wil ik graag een puntje van orde maken. De eerste zin van het regeerakkoord is: «Het bestuur zal worden georganiseerd vanuit de principes «Je gaat erover of niet» en «Je levert tijdig».» Met name dit laatste wordt door deze minister met voeten getreden. Dat was gisteren niet de eerste keer. We kregen laat in de middag een brief van de minister met niet onbelangrijke informatie. Ik vind dit niet «tijdig leveren» en dit doet geen recht aan het democratische proces. Andere commissies hanteren de stelregel dat de informatie 24 uur van tevoren aanwezig moet zijn. Anders wordt die informatie niet geagendeerd. Ik zal in de eerstvolgende procedurevergadering van onze commissie voorstellen om dat ook voor deze commissie te laten gelden. Nu begin ik met mijn tekst.

De brief over de ontwikkeling van de politiesterkte roept bij mijn fractie een aantal vragen op. De afgelopen jaren is er sprake van een knipperlicht. Dan weer moeten de aspiranten worden meegeteld in de sterkte en dan weer niet. Zo kan er goed worden gegoocheld met de getallen en kan de minister zich rijk rekenen. Het voor 40% meetellen van de aspiranten in de sterkte van de politie zegt niets over de beschikbare capaciteit. Immers, zolang studenten nog in opleiding zijn, zijn zij niet volledig inzetbaar. Dit vertekent dus de capaciteit van de politie en stelt die rooskleuriger voor dat zij in werkelijkheid is. Mijn fractie wil dat dit expliciet wordt gemaakt. Dat wij eind 2010 een operationele sterkte van 49 745 fte’s hadden, wil niet zeggen dat de minister daarmee ruimschoots aan zijn afspraken met de Kamer heeft voldaan. De afspraak met de Kamer is dat de komende jaren ten minste 49 500 fte’s aan agenten overeind worden gehouden. Dat heeft hij ons toegezegd, met de wassen neus van de 3000 agenten extra. Kan de minister toelichten welke criteria hij verder hanteert om de instroom van nieuw politiepersoneel te bepalen? Korpsen krijgen tot 2015 de gelegenheid om de verschuiving in sterkte en personeel te realiseren. Welke ruimte krijgen zij om daarbij rekening te houden met zowel de landelijke als de lokale prioriteiten?

Dan de landelijke prioriteiten. De politie krijgt er steeds meer taken bij. De noodzaak van efficiënter werken is er. Niettemin dienen wij ook verstandig om te gaan met het aantal prioriteiten dat wij bij de politie neerleggen en de zwaarte die wij daaraan toekennen. Mijn fractie snapt dan ook de zorgen van de politievakbonden over het feit dat de druk bij agenten oploopt door het toenemende aantal taken en door bezuinigingen. De minister schrijft dat 2011 een transitiejaar is. Toch doet de minister met zijn plannen alsof er sprake is van een nationale politie. Het is immers een plan voor 2011–2014. Hoe verhoudt dit zich tot de ruimte die er moet overblijven voor lokale prioriteiten? Wat dat betreft, sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Çörüz.

Over de animal cops is al heel veel gezegd. Mijn fractie is er vanaf het begin volstrekt helder over geweest dat wij het niet zien zitten dat er 500 fte’s vrij worden gemaakt. Dat hoor ik de heer Brinkman echt zeggen. Er wordt dus niet met taakaccenten gewerkt, maar er moet een echte dierenpolitie komen. Mijn fractie vindt dat die 500 beter kunnen worden ingezet voor de andere politieprioriteiten. Ik zou het net als de heer Van Raak heel verstandig vinden als nog eens heel goed wordt bekeken hoe je die dierenpolitie gaat inrichten en wie je welke taken geeft. De landelijke inspectiedienst en de Dierenbescherming zijn bereid om er taken bij te nemen, maar zorg ervoor dat dit uit de politiecapaciteit verdwijnt, want die 500 fte’s zijn buitengewoon hard nodig voor de prioriteiten die de minister ook voortdurend stelt, zoals de aanpak van kindermisbruik, mensenhandel, roofovervallen enzovoorts. Ik hoef die prioriteiten niet allemaal te noemen; de minister kent die als geen ander. Bovendien geeft de minister een opsomming van de zaken waartegen de dierenpolitie moet optreden. Zeven van die punten zijn al bij wet verboden. De minister stelt dus eigenlijk voor dat de politie deze wetten nu actief moet gaan handhaven. Daar heb je dus geen aparte dierenpolitie voor nodig.

De minister pakt de verbetermaatregelen voor de afhandeling van in beslag genomen drugs met zijn bekende voortvarendheid op, maar zowel in zijn brief als in de brief van de inspectie lees ik niet waarom de politie die verbeteringen niet eerder zelf heeft doorgevoerd. Hoe komt het dat de Raad van Korpschefs er niet in is geslaagd om zelf tot een modelprotocol te komen voor alle korpsen? Nu ligt dat protocol er en de afhandeling van in beslag genomen drugs wordt prioritair opgepakt, zoals wij in de brief lezen. Welke garantie biedt de minister dat de inbeslagname van drugs per 1 oktober bij alle korpsen volgens dit protocol zal verlopen? Wat is overigens de reactie van de politie op het rapport van de inspectie? Herkent en deelt zij de constateringen? Ik wacht het antwoord van de minister graag af.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Nationale politie, dierenpolitie ... De politie is in aantocht, behalve bij de politie zelf. De in het regeer- en gedoogakkoord beloofde 3000 extra agenten, die ook wij graag zouden zien komen, komen er immers niet. En dat terwijl er wel allerlei prioriteiten bij zijn gekomen: de aanpak van illegalen en krakers, de pees- en wietpas et cetera. Daarmee is de facto sprake van een onverholen bezuiniging op de politie. Mijn fractie heeft keer op keer pogingen gedaan om van de minister een realistisch zicht te krijgen op de daadwerkelijke operationele sterkte van de politie.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Deze grammofoonplaat van GroenLinks kennen wij zo langzamerhand wel, maar bent u het met mij eens dat dit kabinet bijna 0,5 mld. investeert in de veiligheidsketen, waarvan het grootste deel in de politie, en dat daarmee ten aanzien van de veiligheid en de politie een enorme inspanning wordt geleverd in een tijd waar elders harde klappen worden uitgedeeld?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Dat klinkt allemaal mooi en heel goed, maar wij zijn, zoals ik al zei, al heel lang op zoek naar de daadwerkelijke slagkracht en operationele sterkte van de politie op straat. Als er allerlei prioriteiten bijkomen en als er geen extra agenten bij komen, kun je niet anders concluderen dan dat de spoeling dun wordt en dat er eigenlijk sprake is van minder politie op straat. Dat is een bezuiniging.

Aan de definitie van «operationele sterkte» is in het verleden een boekhoudkundige invulling gegeven. Ik snap wel dat dit handig is voor de planners, maar dit strooit zand in de ogen van de mensen op straat. Van een kabinet van «law and order» en heldere taal mag je meer verwachten. Als aspiranten, die verminderd inzetbaar zijn, worden meegeteld en als er allerlei extra taken bijkomen, zal de operationele sterkte afnemen.

Op de dag waarop de politiebonden in klare taal met zeer kritische geluiden komen omdat de slagkracht van de politie inderdaad vermindert, ontvangt de Kamer een brief waarin de minister wel inzicht geeft in de aantallen aspiranten. Waarom was het zo moeilijk om met die cijfers over de brug te komen? Nu blijkt dat zich onder de circa 49 700 operationeel inzetbare agenten 5 200 aspiranten bevinden. In werkelijkheid zijn er dus slechts 44 500 operationeel volledig inzetbare agenten. Dat klopt toch gewoon? Waarom moeten wij daar moeilijk over doen? Daarbij komt dat die operationele agenten meer ondersteunende taken krijgen omdat er wordt gekort op administratief personeel én dat vacatures niet worden ingevuld; zo lees ik het rapport van de bonden. Ik krijg graag een reactie van de minister op elk van deze punten.

De slagkracht voor regulier politiewerk wordt ook verminderd door de invoering van de dierenpolitie. Dit politieke gedoogproject had voor GroenLinks niet gehoeven. We hebben al een gedreven en professionele Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de nVWA. Waarom is niet gekozen voor versterking van die diensten? Zij hebben al de bijbehorende strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhavingsbevoegdheden en zij kunnen, zoals zij zelf aangeven, omkleed worden met meer toezichthoudende bevoegdheden. Dan was men ook snel thuis geweest. Het is goed om het verder op te nemen voor de belangen van dieren. Dierenwelzijn gaat ook GroenLinks aan. Dat betreft niet alleen de huisdieren, maar ook de dieren in de bio-industrie. Het gaat GroenLinks echter een brug te ver om agenten hiervoor af te halen van het normale politiewerk. Zij zitten er niet op te wachten om zedenzaken op de plank te laten liggen en er als dierenpolitie op uit te moeten. Het prachtige onderzoek van de SP, waarmee ik mijn collega Van Raak graag wil complimenteren, vertelt nog meer van dit soort verhalen. Wat ons het meest stoort aan dit project, is het amateuristische gegoochel waarmee wordt geprobeerd te verhullen hoe het kabinet met cosmetische trucs de PVV gerust probeert te stellen, ten koste van – dat wil ik benadrukken – de agenten. Er komen immers helemaal geen 500 animal cops. Er worden er 125 gecertificeerd en aan het eind van 2014 wordt er geëvalueerd en gaan wij bekijken hoe wij verder moeten met de dierenpolitie; zo moet ik de prestatie-indicatoren lezen. Wat gebeurt er als de uitkomsten van die evaluatie negatief zijn? Gaat het gewenste aantal van 500 dan niet door? Dat zou verstandig zijn. Nog verstandiger is echter om er eerlijk over te zijn dat het aantal van 500 niet in beton gegoten is en dat van de evaluatie afhankelijk is hoeveel er moeten komen.

De animal cops behouden hun gewone politietaken en krijgen de dierentaken er als primaire taak bij. Dat kun je op heel veel manieren lezen. Kunnen ze gewoon rustig de agent zijn die zij al zijn en af en toe in actie komen als er een melding komt? Of moeten zij de hele dag actief achter dierenleed aangaan? Dat is iets heel anders. Als het eerste het geval is, wordt de PVV bedonderd. Als het tweede het geval is, betekent dat een gigantische verdere afname van de operationele sterkte voor de overige prioriteiten; dan is het zaak om daarover goudeerlijk te zijn.

Animal cops krijgen andere taken, taken die de andere dierenbeschermingsdiensten al hebben. Gaan zij elkaar dan niet makkelijk voor de voeten lopen? De mensen van de LID vrezen dat door het alarmnummer het aantal meldingen hun capaciteit te boven zal gaan en zeggen onomwonden dat het plan van de minister zonder extra capaciteit «niet uitvoerbaar» is. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister.

Hoe moet ik de prestatie-indicatoren lezen? Het plan voor de nationale politie, voor vier jaar, past op een A4’tje. Paradepaardje is natuurlijk de focus op cyber crime en kinderporno, maar hoe moet ik dit nu lezen? Kunnen wij de minister na vier jaar afrekenen op de vraag of het kinderpornoplan is gerealiseerd? Wat betekent dat nou? Is dat nou een prestatie-indicator? Ik heb als voormalig ambtenaar ook wel eens «SMARTe» dingen moeten opschrijven. Dan zou ik hiermee, met de mededeling dat wij een plan gaan maken, niet voorbij mijn baas zijn gekomen. En hoeveel ruimte laat deze tabel nog voor lokale prioriteiten? Gelet op de brief van de minister, moeten de regionale beleidsplannen immers deze landelijke prioriteiten invullen. Dat vind ik toch iets anders dan ruimte laten aan de regio’s.

De voorzitter: De minister gaat per onderwerp antwoorden. Hij zal aangeven wanneer hij aan het eind van een onderwerp is gekomen. Dan hebben de Kamerleden de mogelijkheid om over dat onderwerp te interrumperen. We gaan uit van twee interrupties, allebei met een vervolgvraag.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank alle Kamerleden voor hun interventies, die ik zeer waardeer. Het is goed om elkaar scherp te houden. Daar is het onderwerp belangrijk genoeg voor. Wij zijn daar allemaal dag en nacht mee bezig. Ik dank de heer Van Raak voor zijn geluiden uit de samenleving, vanuit de politie. Ik ben daar niet kritisch over. Hij doet dat vaker en ik waardeer dat gewoon. Ik hoef de daaruit voortgekomen conclusies niet altijd te delen, maar ik moet wel kennis nemen van wat er leeft en dat vind ik belangrijk. Ik zit natuurlijk ook met betrekking tot de dierenpolitie, waar wij uitgebreid op terugkomen, niet stil en volg alle peilingen van alle weekbladen en kranten. Dat zal de komende dagen, misschien ook in het weekend, wel doorgaan. Het is altijd goed om je beleid getoetst te zien.

Mevrouw Berndsen had een punt van orde. Ik hecht daar veel belang aan en ik begrijp het punt ook heel goed. Als de brief laat komt, is dat vervelend, maar men moet mij ook begrijpen. Als ik stukken krijg en in het pinksterweekend lees, kan ik twee dingen doen. Ik kan die stukken even vasthouden omdat er een vergadering komt of ik kan besluiten om die stukken, als ik het daarmee eens ben, naar de Kamer te sturen. Ik heb mijn hele leven altijd voor de laatste richting gekozen. Dat hoort nu eenmaal bij openbaar bestuur. Als ik informatie heb, stuur ik die naar de Kamer. Het is dan aan de Kamer om te beoordelen of zij die stukken wil bespreken of niet. Dat is het punt. Er kan wel worden gezegd dat ik het zo zou kunnen sturen dat die informatie tijdig voor de vergadering komt, maar er was helemaal geen sturing over dit punt met betrekking tot deze vergadering. Ik hoop dat er begrip is voor deze werkwijze van mij. Het is niet zo dat er stukken komen omdat er een AO is; dat had er niets mee te maken. Ik heb even afgewogen dat dit zou kunnen betekenen dat de commissie dit vervelend vindt, maar het is misschien nog vervelender als men denkt dat ik drie dagen met een stuk zit te wachten en het stuk morgen verstuur omdat de vergadering er dan geen last van heeft. Het is een dynamiek in ons dualistisch proces. Daar houd ik ook zeer van, maar ik heb wel begrip voor de opmerking van mevrouw Berndsen. Dit is uiteindelijk echter ook de verantwoordelijkheid van de Kamer.

Ik kom nu bij de punten die eigenlijk overal centraal staan, de slagkracht en de landelijke prioriteiten. Ik kom daar specifieker op terug, natuurlijk gerelateerd aan de sterkte. We hebben er volgens mij al twintig keer over gediscussieerd. Sommige inbrengen zijn uitermate consistent. Dat vind ik ook wel aangenaam, want daardoor is ook mijn positie ten opzichte van die inbreng, bijvoorbeeld over de sterkte, geen verrassing. Ik ben daar ook glashelder over geweest. Nogmaals: wij redeneren vanuit die sterkte. Dit kabinet heeft 470 mln. beschikbaar gesteld voor vier jaar ten behoeve van de aanpak van de criminaliteit: 300 mln., oplopend naar 370 mln. voor de politie en 100 mln. voor het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en andere instanties. Dit is ook structureel. Bij de begroting zal te zien zijn hoe dit wordt ingezet. Dat is gewoon het beeld. Ik ga de hele geschiedenis niet opnieuw langs, want ik ken de verhalen van de Kamerleden uit mijn hoofd en zij kennen mijn verhaal uit hun hoofd. Het gaat erom dat wij een afspraak hebben dat we bij de structurele operationele sterkte op basis van de door de Kamer vastgestelde en door mij gehanteerde definities uitkomen op 49 500 operationele dienders. Ik heb gegarandeerd dat dit betaalbaar is. Daar wil ik continu aan herinnerd worden en ik wil daar politiek ook op afgerekend worden, want ik vind dit een heel belangrijk punt. Het is voor het eerst dat door de minister heel hard wordt gestuurd op dit verhaal. Dat geeft ook een bepaalde rust in het politieveld, omdat men weet waar men aan toe is.

In antwoord op een vraag van mevrouw Kuiken: eventuele bezuinigingen gaan niet ten koste van de sterkte van de politie. Ik heb dit zowel in de Kamer als in een brief glashelder aangegeven. Dat was een opluchting voor de politie en de politiebonden. Binnen 24 uur, op de Vismarkt in Leiden, in de pauze van de Matthäus-Passion, heb ik dat bericht via het NOS Journaal naar buiten gebracht en dat gaf opluchting. Ik heb ook gezegd dat ik ergens anders geld moet vinden, maar dit gaat niet ten koste van de sterkte van de politie. Dat heb ik gezegd en daar sta ik voor. De Kamer hoort van mij. Ik weet wel wat mijn antwoord is. Toen ik sprak met het NOS Journaal, wist ik al wat mijn antwoord zal zijn, maar dat zal de Kamer zien op Prinsjesdag. Dat zijn de lijnen die wij hebben afgesproken.

Daarmee staat die sterkte er duidelijk. Ook het door mevrouw Peters en mevrouw Berndsen genoemde punt van de aspiranten is duidelijk aangegeven. Dat is gewoon een definitie. Dat is niets nieuws. Dit ligt vast en wordt vertaald. Ik voer het uit en ik ben verantwoordelijk. Het is geen vergaarbak van allerlei berichten, zoals vroeger. Ik stuur en daarmee is het klaar. Onafhankelijk onderzoek is zinloos en niet nodig. De Kamer krijgt dit gewoon en ik ben er in alle scherpte mee bezig. Toen ik aantrad, trof ik grote financiële tekorten aan, waarbij allerlei korpsen onder curatele waren. Door het optreden van het kabinet, in goed overleg met de Kamer, ook op het punt van de sterkteherverdeling, gaat die curatele overal weg. Men zit nu goed in de jas om het werk goed te kunnen doen. Dat wilde ik zeggen over de sterkte. Op specifieke opmerkingen kom ik later terug.

Over de prioriteiten heb ik een ongelooflijk positief verhaal. Eerst heb ik in een brief aan de Kamer de landelijke prioriteiten aangegeven. Wat is mijn positie daarin? Er is geen sprake van een minister die met een paar goede medewerkers allerlei dingen zit te verzinnen die wel goed vallen. Nee, de minister analyseert hoe het vroeger ging, wil natuurlijk consistentie betrachten, wil gewoon verbeteringen en scherpte aanbrengen en luistert daarvoor naar de korpsbeheerders, die al hun burgemeesters vertegenwoordigen, naar het OM en naar de politie. Vervolgens zegt de minister, als een soort laatste station: zijn wij het eens met waar wij nu mee komen en zijn dat de prioriteiten? Dit is dus een gezamenlijke actie. Dit zijn de prioriteiten die ik al eerder aan de Kamer heb meegedeeld en daar hebben wij in de Kamer al eerder over gesproken. Vervolgens neem ik de Kamer inderdaad mee bij de uitwerking; daar gaat mijn brief over. Daar komt natuurlijk een reactie op. Ik moet zeggen dat ik eigenlijk bijna uitsluitend positieve reacties, met een zeker enthousiasme, heb gekregen. Dit zijn de prioriteiten waarin men zich lokaal en regionaal herkent. Dat heb ik altijd gezegd: als je landelijke prioriteiten stelt en als men daar lokaal en regionaal anders over denkt, heb je het niet helemaal goed gedaan. Je moet immers daarop aansluiten. Zo is het in het verleden gegaan en zo gaat het nu ook. Ik krijg alle reacties binnen en die zijn eigenlijk enthousiast.

In de richting van mevrouw Hennis: ik ben altijd zeer gecharmeerd van het New York Police Department. Ik ben daar recent ook weer even geweest; dat is natuurlijk heel prettig. Er wordt daar afgerekend op de resultaten die je aangeeft. Dat is cijfermatig maar ook kwalitatief. Hier zit een kwalitatieve impuls in. Dat wil ik echt duidelijk zeggen, want dat is een trendbreuk met wat men gewend was. Dat is dus belangrijk.

Alle plannen worden nu verwerkt. De heer Çörüz heeft er volkomen gelijk in dat het heel belangrijk is waarop je heel concreet kan worden afgerekend. Dat zoek ik ook op, want ik wil in die verhouding met de Kamer verkeren. Ik wil staan voor een aantal dingen waarop de Kamer mij gaat afrekenen. Dat vind ik een prettige manier van werken. Ik wil daarbij ook gesteund zijn door het feit dat dit realistisch is, zodat de regionale colleges, de politiekorpsen in het huidige bestel, daar straks makkelijker «ja» op zeggen. Ik kom daar na de zomer mee. Ik denk dat die rapportage op Prinsjesdag in de begrotingsstukken wordt gepresenteerd. Dan weet de Kamer ook waar ik sta.

Een van die prioriteiten is natuurlijk de dierenpolitie. Ook daarover hebben wij heel vaak gesproken. Dat ga je telkens uitvoeren. Andere prioriteiten zijn natuurlijk de aanpak van de overvallen en de aanpak van de grote georganiseerde criminaliteit. Wij hebben echter ook de scherpe prioriteit van het afbreken van de bureaucratie waarmee wij te maken hebben en van het bekijken van de arbeidsvoorwaarden om die – als dat kan en natuurlijk in goed overleg met de bonden – flexibel te maken. Dat zijn de punten waar ik voor sta.

Ik ben zelf niet bevreesd voor de slagkracht. Integendeel, op basis van mijn contacten en mijn ervaringen als ik voor grote zalen met politiemensen spreek, weet ik dat er elan is: «We zijn iets aan het veranderen en wij voelen dat dit noodzakelijk is.» Dat is geen politiek verhaal. Zo zit ik hier helemaal niet in. Waarom gaan wij met de nationale politie aan de slag? Dat is niet een soort machtsgevecht tussen een aantal burgemeesters en een minister. Nee, het gaat om het verbeteren van de slagkracht van de politie. Mijn motivatie is om het voor de politie mogelijk te maken om haar werk beter te doen, om de agenten plezier te geven in hun werk en om hun gezag als diender op straat te vergroten. Dat is wat mij beweegt. Ik vind vragen altijd heel goed, maar ik herken mij totaal niet in het beeld dat de slagkracht afneemt. Dat is gewoon niet waar. Er is duidelijkheid; dat is belangrijk. Vroeger waren er ook prioriteiten. Er is een verschuiving van de prioriteiten. Op het lokale en het regionale niveau steunt men de prioriteiten. Dat is heel goed. Ik vind het ook goed dat een bondsvoorzitter zegt: als het gezag zegt dat dit moet gebeuren, volgen wij dat als politie. Dat las ik in een krant; ik neem aan dat hij goed geciteerd is. Dat vind ik een goede manier. Dat waren mijn algemene opmerkingen over de prioriteiten, waar ik straks misschien nog op terugkom.

Over de sterkte heb ik volgens mij de meeste vragen al beantwoord. Er is gevraagd of de cijfers tot op de komma kloppen. Er zijn natuurlijk altijd accountants bij de korpsen en straks bij de nationale politie. Zij gaan dit controleren; dat is logisch. Zij checken uiteraard ook de salarisadministratie. Er is geen reden voor extern onderzoek. Ik heb de Kamer ook al een- en andermaal aangegeven wat mijn visie op de niet-operationele sterkte is. Dat is geen politiek punt of correctheid. Ik sta er vierkant achter dat 25% van de overhead gaat verdwijnen. Dat staat ook in al onze stukken. Dat is niet alleen een bezuiniging. Het levert natuurlijk wel wat geld op. Dat is allemaal heel transparant geboekt, maar dit is ook noodzakelijk voor de slagkracht. Ik zal hier natuurlijk zeer zorgvuldig mee omgaan, in goed overleg met de bonden. Daar zullen de mensen zich ook geen zorgen over hoeven te maken, want in een belangrijk proces zoals dat van de nationale politie is het heel belangrijk dat dit goed en zorgvuldig gebeurt, in goed overleg met alle betrokkenen.

Gaat de werving van aspiranten nu centraal? «Bovenover» betekent gewoon dat de werving centraal plaatsvindt. Anders zou het van onderop gebeuren. De heer Çörüz is hiervan de initiator; die eer moet ik hem geven. Ik heb toen ook meteen gezegd dat de werving gewoon bij de NPA moet plaatsvinden. Ik wil één contact hebben; ik wil één mijnheer of één mevrouw bellen: «Ik wil dat; lukt dat je?» Dan kijken we elkaar aan en dan zie ik aan de ogen of datgene wat hij of zij zegt, klopt. Dat hebben wij dus met de Politie Academie. De cijfers kloppen dus; dit is geconcentreerd bij de NPA.

Het punt van de aspiranten heb ik al een paar keer toegelicht. Mevrouw Kuiken zei terecht dat wij het daarover hebben gehad. De definities zijn helder. Aspiranten tellen mee omdat zij daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de operationele sterkte en omdat zij gewoon in ontwikkeling zijn. Het zijn de talenten van straks. Ik denk dat wij zo naar de politie moeten kijken. Hier en daar mag ik dat de Kamer ook wel vragen. Je kunt voortdurend je zorgen uiten, maar wees ook een beetje trots op de politie. In Intermediair stond een onderzoek: wat is de beste werkgever in Nederland? Daarbij stonden een heleboel bedrijven, maar wat is verreweg de beste werkgever bij de overheid? De politie, op nummer 6. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Waar wil men het liefst werken? Bij de politie. Laten wij dat ook even verzilveren.

Mevrouw Berndsen sprak over de criteria voor verschuiving van de sterkte. We gaan naar een nationale politie; laat ik dat duidelijk zeggen. Ik heb de Kamer daarover een brief geschreven. Ik mag van de premier nooit voor mijn beurt spreken, maar ik zal het wetsvoorstel heel snel bij de Kamer indienen. Ik hoop dat de Kamer daarmee met enorm veel slagkracht aan het werk gaat; daarmee hanteer ik even het thema van vandaag, want dat is belangrijk. De uitgangspunten voor de sterkte bij de politie zijn volstrekt helder en staan in de maartcirculaire, die de Kamer heeft ontvangen. De korpsen hebben vier jaar de tijd om hun afspraken na te komen. Dat is in het huidige bestel. Als het eerder nationaal is, doe ik dat. Nee, daarna doet de korpschef dit.

Naast kwantiteit is ook een kwalitatieve instroom aan de orde. Ik noem bijvoorbeeld de nieuwe prioriteiten, zoals cyber crime. En in de richting van mevrouw Peters: precies op de met de Kamer afgesproken datum en precies uitgaande van de hier afgesproken voorwaarden heb ik het actieprogramma voor de aanpak van kinderporno naar de Kamer gestuurd. Daarbij is dus concreet aangegeven wat wij op welk moment gaan doen. De politie heeft daar helemaal op ingespeeld. Dat is dus ook een beetje sturing, maar dit is met instemming van de politie gedaan. Dit betekent dus: investeringen in personeel, namelijk in deskundigheid en opleiding. Dat doen wij op een aantal punten. Ik noem nu even dit voorbeeld, want dat is kwalitatief. Ik heb een Taskforce Instroom ingesteld. Die adviseert mij hierover.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik heb twee vragen. Waar moeten al die landelijke activiteiten gezamenlijk toe leiden? U hebt een heel duidelijke ambitie op het punt van de administratieve lasten, maar krijgen wij nu al een overallcijfer voor wat u wilt op het punt van de veiligheid? U zegt – dat is een beetje uw handelsmerk – dat men zich geen zorgen hoeft te maken. Dat zegt u in de Kamer, tegen de bonden en tegen de mensen op straat: «Ik ben Opstelten en ik regel dat voor u.» De bonden maken zich echter wel zorgen, onder andere omdat zij zien dat vacatures niet ingevuld worden.

Minister Opstelten: Is dat zo?

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat is wat zij zeggen. Zij zien ook dat een deel van de ondersteuning wegvalt en dat het takenpakket wordt uitgebreid. Dan hebben wij het nog niet eens over de dierenpolitie, maar de prioriteiten worden opgestapeld. Wat valt er weg en hoe gaat u het gesprek met de bonden hierover aan? Deze signalen zijn er niet voor niets. Het onderzoekje van de SP toont dat aan, maar ik hoor dit ook in mijn gesprekken met agenten en vanuit de bonden. U kunt daar dus niet zo makkelijk aan voorbij gaan.

Minister Opstelten: Ik ga daar ook helemaal niet aan voorbij. Ik houd er helemaal niet van om te zeggen: houd u nu allemaal uw mond, want vader regelt dit wel. Ik zeg echter wel wat ik doe. Ik vind ook dat u mij erop moet aanspreken – dat doet u gelukkig ook en dat waardeer ik – dat ik duidelijk en consistent moet zijn en niet de ene dag dit zeg en de volgende dag dat en dat ik de lijnen trek. Dan komen wij ergens. Dat is geen naïef, optimistisch verhaal. Dat is gewoon de realiteit en wat ik zie. De reacties op die prioriteitenlijst maken mij enthousiast, want die mensen zijn allemaal enthousiast. Zij zeggen: wij gaan dit met zijn allen doen. Dat is toch mooi? Als er zorgen zijn bij de bonden ... Ik heb altijd geleerd dat je niet hoeft te praten met je supporters en helemaal niet met je fans; daar moet je zelfs voor uitkijken. Je moet gewoon de mensen opzoeken die kritisch zijn. Daarom waardeer ik af en toe ook het contact met de heer Van Raak. Dat is echt zo. Ik ga dus natuurlijk met de bonden in gesprek. Dacht u dat er geen contact met de bonden is geweest na hun voor mij verrassende uitlating van gisteren? Natuurlijk is er even contact geweest. Natuurlijk praten we informeel en, als het nodig is, natuurlijk ook formeel. Natuurlijk doe ik dat. Waar leidt dat toe? Dat heb ik duidelijk gezegd en dat staat ook in de brief. Dat is alleen een procesbrief, die aangeeft hoe ik dit doe. Dit leidt tot concreet afrekenbare zaken, in een pakket. Of begrijp ik mevrouw Kuiken niet goed? Ik wil namelijk graag op een prestatie en een resultaat worden afgerekend.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Uiteindelijk draait het er natuurlijk om dat wij willen dat de mensen in Nederland zich veiliger voelen, zowel subjectief als objectief. Kunnen wij de minister op dat punt afrekenen op een aantal cijfers of percentages? Zo ja, welke cijfers of percentages zijn dat dan? Die zijn voor mij immers niet helder. Ik maak mij ernstig zorgen of de minister zijn eigen ambities gaat waarmaken, maar dat zullen wij zien in de loop van het proces, gelet op het takenpakket en de bezuinigingen die er nog aan komen. Ik ben het er echter mee eens dat er nu continu wordt gegoocheld met cijfers. Ik heb ook nog een vraag over een rapport dat, als ik het goed heb, nu wordt geschreven door Politie & Wetenschap. Dat gaat over de vraag hoe effectief de politie nu is en wat de slagkracht van de politie is.

Minister Opstelten: Dit is precies wat ik wil. We hebben natuurlijk elk jaar de monitoring. Die krijgt de Kamer en daarin zitten zowel de volstrekt onafhankelijke feiten als de subjectieve veiligheid. Dat was ook mijn opmerking na de AD Misdaadmeter: het gaat ook om subjectieve veiligheid en die is de afgelopen jaren wat gestagneerd. Ik vind dat ik ook die subjectieve veiligheid moet verbeteren. Die afrekenbaarheid zit dus in het systeem. Vervolgens rapporteer ik periodiek aan de Kamer over mijn prioriteiten.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Maar wat is uw ambitie?

Minister Opstelten: Dat zijn mijn prioriteiten. Dat is mijn ambitie.

Mevrouw Kuiken (PvdA): De minister geeft gewoon geen antwoord op mijn vraag.

De voorzitter: Toch zult u het hiermee moeten doen, want u hebt al een vervolgvraag gesteld.

Minister Opstelten: Ik denk niet dat mevrouw Kuiken een percentage wil horen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Zeker wel. Dat is precies wat ik wil horen. Ik zal dit in een VAO moeten regelen.

De voorzitter: De minister stelde een vraag en dan krijgt mevrouw Kuiken dus toch even het woord. Zij moet echter niet door mij heen praten, want ik wilde haar juist de kans geven om antwoord te geven op de vraag van de minister.

Minister Opstelten: Ik hoop dat mevrouw Kuiken al mijn stukken heeft gelezen. Natuurlijk heeft zij dat gedaan; dat is een misplaatste opmerking. De prioriteiten inzake de aanpak van overvallen, de georganiseerde criminaliteit et cetera staan daarin, heel concreet, ook cijfermatig en in kwalitatieve punten. Wij zijn nu bezig met het invullen daarvan om dit zo concreet mogelijk te maken met degenen die het in het huidige bestel moeten doen. Ik kan er ook niets aan doen dat wij dit bestel nog hebben. Dit doen wij en daar rapporteer ik zo snel mogelijk over.

Het tweede punt is dat de monitor er komt. Verder heb ik gezegd dat wij dit land een stuk veiliger willen maken. Dat heb ik continu gezegd. Om die reden en om geen enkele andere reden zit ik op deze stoel, namelijk om dat voor elkaar te krijgen. Ik zal bij de komende rapportage in september ten aanzien van de landelijke prioriteiten – er is terecht op gehamerd dat daar rekening mee moet worden gehouden – precies aangeven waar ik sta en wat ik wil bereiken, zowel op het punt van de objectieve veiligheid als op het punt van de subjectieve veiligheid. Daarbij gaat het niet alleen om 2015, vlak voor de verkiezingen. Ik wil dit in jaartranches doen, zoals ik ook bij de aanpak van kinderporno heb gedaan. Ik wil op die manier werken met de Kamer, in een dualistisch spanningsveld. Dan kan de Kamer van jaar tot jaar tegen mij zeggen: je hebt gezegd dat je daar staat en we staan nu daar. De Kamer krijgt van mij dus heel concreet en heel precies die gegevens. Zo werk ik altijd. Ik ben op weg om dat te bereiken en ik neem de Kamer mee om dat te zien en transparant te volgen in het proces.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik bespeur een discrepantie. De minister herkent zich niet in een gebrek aan slagkracht. Tegelijkertijd signaleren de bonden dat de druk op de politiemensen toeneemt door de toename van het aantal taken en het aantal prioriteiten. Het lijkt mij verstandig dat de minister daar toch aandacht aan gaat besteden, want hij heeft de politieorganisatie straks heel hard nodig om die reorganisatie goed tot stand te brengen. Ik vind het een vorm van miskenning als de minister zegt dat hij zich niet herkent in het beeld op het punt van de slagkracht, terwijl aan de andere kant wordt gesignaleerd dat de druk enorm oploopt.

Minister Opstelten: Mag ik zeggen wat mijn registratie is? Dat is één. Wij zien de slagkracht toenemen door de investeringen en onze werkwijze. Ik ben begonnen met de opmerking dat ik de geluiden die hier op tafel komen en die ik in de samenleving hoor, serieus neem. Ik ben niet gek. In dit kleine land is dat gelukkig heel overzichtelijk te traceren en kan iedereen daar meteen op worden aangesproken. Toen wij gisteren die signalen vernamen, werd door ons dus contact opgenomen en wij gaan luisteren naar wat er precies bedoeld werd. Natuurlijk luister ik daarnaar. Natuurlijk heb ik contact met alle burgemeesters, het OM en de politiechefs maar ook met de samenleving, met de politiek; daar is dit debat voor. Ik neem de signalen zeer serieus, maar ik mag ook aangeven wat mijn inzet is en waar wij naar mijn gevoel mee bezig zijn. Dat is belangrijk, want het proces waar wij mee bezig zijn, is een ongelooflijke verandering, een enorme transformatie van de politie tot een nationale politie. Naast die structuurverandering is de cultuurverandering een tweede proces en het gaat ook om het boeken van resultaat. Dit moet allemaal plaatsvinden en we moeten ook tot een wijziging van de gerechtelijke kaart komen. Hierbij zijn een bepaalde lijn, consistentie, duidelijkheid en guidance noodzakelijk. Die guidance probeer ik te geven, maar ik neem alle signalen dus serieus. Ik neem ook alle signalen vanuit de Kamer serieus. Ik ben hier niet alleen met optellen en aftrekken bezig. Ik neem alle signalen serieus, maar dat weet de Kamer ook van mij.

Mevrouw Berndsen (D66): Dat is nou juist altijd het lastige met deze minister, want hij neemt alles serieus, hij neemt alles mee en hij staat voor zijn prioriteiten, maar daar kan ik zo weinig mee. Die prioriteiten stapelen zich immers op zonder dat echt helder wordt gemaakt wat dit aan capaciteit kost. Als ik constateer dat in de sterkte de aspiranten, die niet volledig inzetbaar zijn, ook nog voor 40% worden meegenomen ...

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Dat was altijd al zo.

Mevrouw Berndsen (D66): Nee, dat was niet altijd al zo.

De voorzitter: Ik snap de commotie, maar mevrouw Berndsen heeft het woord.

Mevrouw Berndsen (D66): De aspiranten zijn er inderdaad ooit in geweest. Toen zijn zij eruit gegaan en nu zitten zij er weer in. Dit is dus helemaal niet altijd zo geweest. Het is heel discutabel om de aspiranten voor 40% mee te tellen, want hoe je hen eventueel kunt meetellen, hangt helemaal af van de vraag in welk jaar van hun opleiding zij zitten. Ik maak mij dus zorgen over de druk die ontstaat op politiemensen, doordat zij in een reorganisatie terechtkomen en doordat steeds meer prioriteiten – «topprioriteiten» noemt de minister dit – bij de politiemensen terechtkomen. De minister zegt dat hij dit serieus neemt; ik zal dat afwachten.

Minister Opstelten: Ik moet de Kamer en mijn voorgangers serieus nemen en ik moet consistent zijn. Wat dat betreft, moet ik over de sterkte telkens hetzelfde zeggen. Ik ken het politievak al ongeveer 30 jaar. Vroeger werd, met alle respect, zelfs de koffiejuffrouw meegerekend voor de sterkte. Het is nu gewoon uitgesaneerd en er is duidelijkheid over. Mag ik de Kamer vragen om zich neer te leggen bij de definities waarvan wij zijn uitgegaan? Als dat niet gebeurt, leidt dat immers alleen tot onrust en verkeerde verwachtingen. Het is gewoon niet anders. Dit is het: dit is het geld, dit is het budget, dit is de minister. Als u het anders wilt ... Het is gewoon niet anders. Dit zijn de feiten; ik ben daar duidelijk over en daar ga ik mee aan de slag. Een ander punt is dat er niet telkens nieuwe prioriteiten komen. Het zijn telkens dezelfde proriteiten. Het lijstje is zo oud als wat. Ik vind de negen maanden die ik hier zit, al ongelooflijk lang, maar ik vind het steeds leuker worden. Ik heb het daarbij voortdurend over dezelfde prioriteiten. Als u mij erop betrapt dat ik telkens iets erbij doe, hebt u gelijk, maar het zijn geen nieuwe prioriteiten. Het zijn dezelfde prioriteiten en die verdiep ik; die verstevigen we. Ik ben mevrouw Kuiken dan ook dankbaar voor het scherpe debatje van zojuist over de vraag waartoe ik wil komen. Dit zijn de zowel objectieve als subjectieve resultaten waarop ik kan worden afgerekend, maar ik ben nu bezig om in het proces alle burgemeesters, de regio’s, de politie en het OM daarbij te betrekken en aan te geven dat ik daarop afgerekend kan worden. Dat zou ik dus wel willen vragen. Ik ben de laatste die een prioriteit zou willen stellen als die prioriteit niet wordt uitgevoerd. Dat wil ik niet op mijn geweten hebben. Het zijn dus geen luchtballonnen. Het zijn gewoon reële wapenfeiten waarop ik afgerekend wil worden en zij zijn telkens dezelfde.

De heer Van Raak (SP): De vraag is: wat is «blauw op straat»? Dat is niet een wijkagent achter zijn bureau. De minister gaat bezuinigen op de ondersteuning, maar die ondersteuners halen heel veel papierwerk weg bij de agenten op straat. Ik wil de minister waarschuwen: gaat hij er bij de bezuinigingen voor zorgen dat de agenten al dat papierwerk straks niet zelf moeten gaan doen?

Minister Opstelten: Zeker, dat is een onderwerp in het antibureaucratieprogramma, de zogenaamde FOBO. Mij werd recent ook gevraagd of de toekomst van de politie niet op straat ligt maar achter de computer. Nee, die toekomst ligt op straat, natuurlijk wel met de moderne digitale middelen. We moeten natuurlijk zorgen voor een effectieve achtervang. Bij de «operatie 49 500» gaat het echter om mensen die bij de recherche, met de openbare orde of op straat bezig zijn. Actiegericht en operationeel, that’s it. Als zij in opleiding zijn, zoals de aspiranten, moet je ook eerlijk zijn en moet je hen voor 40% meetellen. Het is niet anders, maar daarna heb je heel goede dienders. Ik wil dus echt af van die definitiekwestie en van nader onderzoek. Het is bij ons op het departement overigens niet bekend dat Politie & Wetenschap daar een onderzoek naar doet, maar het is juist de kracht van Politie & Wetenschap dat die zo onafhankelijk is dat wij worden verrast. Dat mag ook best. Ik heb trouwens recent een overleg over de positie van Politie & Wetenschap gehad met de voorzitter, de heer Vreeman.

De heer Van Raak (SP): Ik wil de minister wel waarschuwen, want de korpschefs moeten bezuinigen. Dat mag niet ten koste gaan van «blauw op straat». De korpschefs bezuinigen dus vaak in de ondersteuning, maar die is er niet voor niets en haalt de agenten een hoop papierwerk uit handen. Wil de minister in ieder geval voorkomen dat agenten door de bezuinigingen al dat papierwerk straks zelf moeten doen? Dan zouden wij immers nog verder van huis zijn.

Minister Opstelten: Ik heb over de overhead gesproken. Je hoeft er niet voor doorgeleerd te hebben om te begrijpen dat er in een nationale politie minder PIOF-functies zijn. Dat aspect wordt meer «lean and mean». Ik vind ook dat dat moet. Als ik zo’n grote organisatie vergelijk met andere grote organisaties, kan dat ook. De verhouding tussen «operationeel» en «overhead» moet gewoon meer in balans worden gebracht. Ik vind het een plicht van mij – dat heb ik ook tegen de bonden gezegd – om dit ongelooflijk zorgvuldig te doen. Ik durf hier in de openbaarheid te zeggen dat de mensen die daar werkzaam zijn, zich als zodanig geen zorgen hoeven te maken. We gaan dit immers natuurlijk heel nadrukkelijk op een rustige en geleidelijke manier doen. Ik zal dit ook doen in goed overleg met de bonden, maar het moet natuurlijk wel helder zijn dat dit gebeurt. Ik begrijp op zich ook best dat mensen die daar werkzaam zijn, zeggen «Wat gebeurt daar?» en dat zij daar af en toe zorgen over hebben. Daarom is het ook belangrijk dat ik daar zo snel mogelijk duidelijkheid over creëer en dat ik hier transparant in ben.

Mevrouw Peters (GroenLinks): De minister spreekt het verlangen uit dat het nou maar eens afgelopen moet zijn met die definitiekwesties. Mijn fractie wil daarop terug blijven komen zolang daar onduidelijkheid over is. We hebben inmiddels immers niet alleen te maken met de subjectieve veiligheid, waar de minister het over heeft; er is nu ook een subjectieve definitie van «slagkracht». Er is de cijfermatige, boekhoudkundige definitie van «operationele sterkte». Op basis van die definitie blijft de sterkte gelijk. Daarnaast is er de door de minister gehanteerde subjectieve definitie van «slagkracht». Op basis daarvan neemt de slagkracht toe. En dan zijn er de bonden, die zeggen dat de slagkracht afneemt. De minister kan wel zeggen dat hij de bonden zo goed in de ogen kijkt en dat hij zo’n goed contact met de bonden heeft, maar dat heeft tot nu toe heel weinig opgeleverd. Het verhaal van de minister over de definitie is dan niet helder genoeg of misschien niet begrijpelijk genoeg, misschien omdat het niet te begrijpen is. Anders zouden de bonden gisteren niet met zo’n kritisch geluid zijn gekomen. Zij zeggen niets minder dan dat de cijfers van de minister over slagkracht «een vertroebeld beeld» geven en dat «de minister getuigt van weinig realiteitszin». Dat zijn letterlijke citaten van de bonden. Als de minister de communicatie met de bonden inderdaad zo op prijs stelt, wat moet die communicatie dan opleveren en hoe kan de Kamer controleren welke resultaten dat overleg in gezamenlijkheid oplevert? Als de minister zegt dat datgene wat de bonden zeggen, gewoon niet waar is, heeft communicatie geen zin. Als de minister zegt dat hij met de bonden gaat praten omdat dit mogelijk waar is, is er echt sprake van overleg, waar de minister zo graag prat op gaat.

Minister Opstelten: Volgens mij moet ik mevrouw Peters even helpen, want anders halen wij twee punten van een ingewikkeld dossier door elkaar en dat is niet goed. Bij de sterkte gaat het om de cijfers. Daarover hebben wij heldere afspraken gemaakt. De cijfers en de sterkte gaan niet over de prestaties; dan heb je het over de slagkracht. Ik heb het over de cijfers van de sterkte. Als u het over aspiranten hebt, hebt u het ook over cijfers. Degenen die hier namens GroenLinks eerder over spraken, hadden het ook daarover. Daar zijn wij en de definitie glashelder over. Dat moeten wij gewoon blijven controleren. Ik heb gezegd waar ik sta: 49 500 en that’s it. Het tweede punt wordt gevormd door de prestaties. Dan hebben wij het over de slagkracht. Dan gaat het ook over de prioriteiten. Ik heb nu luid en duidelijk gezegd waar ik op dat punt sta, waar wij voor staan en waar ik op afgerekend wil worden. Dat is duidelijk. We gaan natuurlijk zien of wij dit met elkaar kunnen waarmaken. Ik ben ervan overtuigd dat dit gebeurt. Sterker nog: ik vind dat dit moet en dat dit zal gebeuren. Zo zit ik erin en ik zal er op mijn manier ook alles aan doen dat wij die resultaten gaan halen. Dat zijn de prioriteiten die wij in overleg met iedereen tot stand brengen. Natuurlijk heb ik, zoals ik al zei, contact met degenen die daar zorgen over hebben. Natuurlijk heb ik contact met de bonden. Als het nodig is, hebben wij dag en nacht contact, ook met anderen. Het bericht van gisteren was trouwens van de ACP; dat was geen bericht van alle bonden. Dan nemen wij contact op met de ACP. Dat is ook al gebeurd en ik zal informeel met de ACP spreken over de positie van de ACP: wat bedoelt de ACP, wat zijn de zorgen en hoe kunnen wij daar rekening mee houden? Dit is echter wel de lijn die ik inzet en daarover moet ik ook glashelder zijn ten opzichte van de Kamer.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Twee bonden zeggen onomwonden dat zij niet alleen zorgen hebben over de slagkracht; zij stellen dat de slagkracht afneemt. De minister heeft op dit punt een belangrijke doelstelling: hij wil de slagkracht niet op hetzelfde niveau houden; hij wil meer slagkracht. De minister is dus heel ver verwijderd van de belevingswereld van de bonden. Hoe kan de Kamer op de hoogte worden gebracht – en wat gaat de minister daarvoor doen? – van de resultaten van dat overleg met de bonden, die de mensen verenigen die de slagkracht voor elkaar moeten krijgen?

Minister Opstelten: Dat heb ik al gezegd. Ik heb duidelijk gezegd wat ik concreet doe en wanneer ik met wat kom. Dat is het. Ik heb natuurlijk te maken met de bonden, de politie, de burgemeesters als zijnde gezagsdragers, het Openbaar Ministerie en anderen die daar een idee over hebben. Daar ben ik mee aan de slag. Ik geef u concreet aan wat ik doe. In september kom ik met de hele positie, met een concrete uitwerking van alle prioriteiten en van wat ik ga halen. Ik zal niets opschrijven wat ik niet realistisch vind. Tot nu toe, vanaf mijn aantreden, is mij op geen enkel punt gebleken dat wat ik zeg, niet realistisch is. Dat wil ik alvast even meegeven. Ik heb de indruk dat datgene waar ik straks mee kom, niet anders zal zijn dan zoals ik hier nu in sta, maar ik zal dat altijd bij iedereen gecheckt hebben. Over de prioriteiten zal ik natuurlijk ook met de bonden spreken. Dat is duidelijk en dat was ik al van plan. Dat is onze normale attitude; dat is niets nieuws. Dat heeft niets te maken met de uitlatingen van gisteren; dat is gewoon de normale werkwijze, zoals het moet. Het is ook een normale werkwijze om van jaar tot jaar je prioriteiten te evalueren: waar sta je, zijn zij nog nodig, hoe gaat het ermee, moet het anders? Dat is een normale bestuurlijke aanpak. Als je resultaten wilt halen, moet je het op die manier doen.

De voorzitter: Voordat u doorgaat met het volgende onderwerp, moet ik helaas wijzen op de klok. Hierna is er immers een ander AO. Het zou dus fijn zijn als de interrupties en ook de antwoorden korter worden, want anders blijven er vragen onbeantwoord.

Minister Opstelten: Ik kom nu op het punt van de dierenpolitie. Ik zeg nadrukkelijk dat dit een van de prioriteiten is. Er is veel aandacht aan geschonken. Dank daarvoor, want dat verdiept het gesprek. Ik zal de vragen hierover graag beantwoorden. De brief over de dierenpolitie is volgens mij helder. Ik heb ook al in eerdere overleggen aangegeven dat het om niets meer en niets minder gaat dan om uitvoering van het regeerakkoord. Ik verschuil mij als minister trouwens niet achter dat regeerakkoord, want ik vind dit noodzakelijk. Dat betekent dat agenten in vier tranches van 125 worden opgeleid tot dierenpolitie. Daar zijn wij dit jaar mee begonnen. Elk begin is moeilijk, want dit is een verandering. Je merkt dus ook dat daar reacties op komen.

Ik begin met de vraag hoe de werving is gegaan. Daarover is gesproken door de heer Brinkman, de heer Van Raak en mevrouw Hennis. Het gaat erom dat het gewone politiemensen zijn die een korte, effectieve extra opleiding krijgen. Daar is goed naar gekeken en de opleiding is adequaat. We zijn inderdaad begonnen met hondengeleiders, maar op basis van vrijwilligheid. Er is niemand aangewezen die dit moest doen. Ja, ik heb mij er zelf bij de Raad van hoofdcommissarissen van vergewist dat het op die manier is gebeurd en dat is zo.

De heer Van Raak (SP): Dat is niet waar.

Minister Opstelten: Ik zeg het zoals ik het heb gehoord: de kern is dat dit gebeurt op basis van vrijwilligheid. Dat zijn er 48. Dat was om een snelle stap te kunnen maken en dat is gelukt. Iedereen die daar zit, doet dit met genoegen. De rest betreft vrijwillige aanmeldingen. Ik ben daar eigenlijk wel enthousiast en enigszins verbaasd over. Er is een groot enthousiasme. We hoeven niets te doen om enige aansporing te creëren om mensen hiervoor te interesseren. Er is gewoon enthousiasme om dit te gaan doen. Ik wil niet overdrijven, maar dat zijn de feiten en de mededelingen die ik krijg. Het gaat natuurlijk om mensen die een beetje affiniteit met het onderwerp hebben. Zij zijn dus gemotiveerd en dat is belangrijk. In de loop van dit jaar kunnen de eerste 125 aan de slag gaan, langs de lijnen van de brief.

Mevrouw Hennis gaf vijf punten aan. Op alle vijf die punten zeg ik «ja». Die horen hier natuurlijk bij; dat is vanzelfsprekend. Natuurlijk moet je met de nVWA, de LID en met anderen overeenstemming hebben. Dat overleg loopt heel goed. We zijn er nog niet, maar op het moment waarop wij starten met de eerste generatie van de dierenpolitie, zal ook het convenant er zijn. Je moet immers weten hoe het met 1-4-4 werkt, dat de opvang gegarandeerd is en dat er, niet alleen op papier, een goede samenwerking is. Ik vind niet alleen de handtekening belangrijk, maar spreek ook altijd even met de mensen. Er moet natuurlijk een informatiepunt zijn en de meldcodes moeten helder zijn. Zij zijn ook oren en ogen. In het hele dossier en ook in de publiciteit wordt niet belicht dat er, zoals mevrouw Hennis zei, natuurlijk een relatie is tussen dierenmisbruik en thema’s zoals huiselijk geweld. Dat komt niet naar voren, maar dat moet wel eens nadrukkelijker naar voren komen. Wij hebben heel zorgvuldig gekeken naar de zeven onderwerpen die ik in de brief heb aangegeven. Er is nu een portefeuillehouder bij het Openbaar Ministerie. Dat is dus echt een portefeuille. Ik moet zeggen dat ik op dit moment niet weet of de Raad voor de rechtspraak uit alle macht bezig is om zich op dit terrein te bekwamen. Ik zal mij daar verder op oriënteren, maar dat zijn in feite de punten.

Ik ben het dus niet met de heer Van Raak eens dat hiermee nu moet worden gestopt. Een belangrijke verschuiving in het debat is dat iedereen wel voor de dierenpolitie is. Alleen zeggen sommigen dat het iets extra’s moet zijn ten opzichte van de sterkte en dat het iets anders moet. Daarmee is het onderwerp aan het verschuiven, want er was eerst een duidelijke tegenstelling omdat sommigen liever geen dierenpolitie zouden hebben. Nu is het geluid: doe het wel maar doe het anders. Het kan zijn dat ik dit niet goed heb begrepen, maar dat hoor ik dan vanzelf. Ik mag het in ieder geval toch wel proberen, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter: Van mij wel.

Minister Opstelten: Wij gaan dit jaarlijks evalueren. Dat betekent niet dat wij jaarlijks gaan bepalen of wij weer 125 mensen moeten inzetten. Ik zeg eerlijk tegen iedereen dat we langs het patroon gewoon vier maal 125 gaan doen; zo hebben wij het ook in de structuur en in de afspraken met de NPA ingezet. Daar moet je ook rust in creëren, want dan ben je bezig met een duidelijke investering. Het is natuurlijk ook niet goed als in een AO over de Nederlandse politie de helft van de tijd wordt besteed aan 125 van de 49 500 operationele mensen; laten wij dat ook zeggen. Het is natuurlijk een nieuw onderwerp, een verandering en een eerste aanzet. Ik hoor dus graag nog impulsen, maar dit is wel de lijn zoals wij het gaan doen.

De heer Van Raak (SP): De minister zegt dat hij met de korpschefs heeft gebeld en heeft gehoord dat de mensen vrijwillig toestromen. Dat is gewoon niet waar. Hondengeleiders worden hiervoor aangewezen: jij zult naar de cursus gaan. Aangekomen op die cursus krijgen die hondengeleiders een cursus waar de honden geen brood van lusten. Het is een slechte cursus. Dat probleem hebben wij nu. Ja, elk begin is moeilijk, maar laten wij het dan goed doen. Er zijn twee grote problemen. Aan mijn onderzoek hebben veel mensen meegedaan, hondengeleiders en anderen die op die cursus zitten. Daar is heel veel kritiek op; neem die kritiek serieus. Alle agenten zijn voor dierenwelzijn, maar zij pikken het niet dat deze dierenpolitie ten koste gaat van 500 collega’s. Neem dat ook serieus. Dat zijn twee voorwaarden. Wij willen een goede dierenpolitie, geen slechte dierenpolitie. Is de minister toch bereid om nog eens met de agenten, de bonden, de ondernemingsraden en ons te gaan praten om ervoor te zorgen dat dit beter kan worden?

Minister Opstelten: Ik ben daartoe natuurlijk altijd bereid. Zo ken ik de heer Van Raak. Als er kritiek is, breng ik die kritiek direct ter plaatse bij degenen die het werk doen. Dan heb ik het daarover en luister ik naar de reactie. Als er kritiek is op de opleiding, neem ik die dus serieus en zal ik dat checken. Ik heb dit natuurlijk van tevoren gecheckt, want ik dacht al dat deze opmerkingen gemaakt zouden worden Naar mijn mening deugt die opleiding absoluut. Ik geef de signalen daar natuurlijk door, maar ik zal deze lijn absoluut doorzetten, zodat we inderdaad in de loop van dit jaar van start gaan. Dat zou in oktober kunnen zijn; daar is de planning op gericht. Ik weet niet of dat op 4 oktober zal zijn, maar die 125 gaan er dan in ieder geval komen. Als er onrust is, neem ik die ook serieus, maar dat heb ik al gezegd. Ik wil die kritiek dus altijd doornemen. Ik wil er ook graag nog eens apart met de heer Van Raak over spreken, maar wij hebben het gesprek nu hier. De heer Van Raak weet nu dat ik de lijn doorzet – dat is duidelijk – maar ik neem gegevens en signalen natuurlijk mee en hanteer die.

De heer Van Raak (SP): Ik snap natuurlijk wel dat de minister zich moet houden aan het regeerakkoord. Daarin staat dat er 500 animal cops moeten komen. Regeren is echter ook vooruit zien en signalen serieus nemen. Ik roep het CDA, de VVD en de PVV ertoe op om nog eens met elkaar te overleggen: is dit het nou wel? De minister-president zei dat het regeerakkoord kan worden aangepast als iedereen het daarmee eens is. Ik vraag het CDA dus om de kritiek in het CDA serieus te nemen. Ik vraag de VVD om de kritiek van de agenten serieus te nemen. Ik vraag de PVV om nog eens goed na te denken: is dit wat de PVV wil? Volgens mij moeten jullie daaruit kunnen komen. Volgens mij moeten wij hier met zijn allen een beter plan kunnen maken. Ik hoop dat wij als Kamer de minister die ruimte geven.

Minister Opstelten: Ik zal natuurlijk aan de Kamer rapporteren over de inhoud van die twee convenanten, want de Kamer wil die controleren. Dat begrijp ik. Die convenanten komen eraan. Ik zal ook rapporteren over onze ervaringen met de opleiding. Die twee rapportages krijgt de Kamer na oktober van mij. Dan heeft de Kamer dit scherp in beeld en dan kunnen wij het hier opnieuw over hebben.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Politiek is keuzes maken en prioriteiten stellen. Het is geen keuze tussen dierenwelzijn of niet. Het gaat om de vraag welke instantie het geschiktst is om daarop toe te zien. De PvdA-fractie vindt dat het dierenwelzijn niet moet worden neergelegd bij dierenagenten. Laat dit doen door andere instanties, die dit beter kunnen, vooral omdat het takenpakket van de politie al huizenhoog en de plankzaken zich nog steeds opstapelen. Wat betekent dit voor de officieren van justitie? Komen er ook dierenrechters? Wij vragen immers niet alleen iets van de politie; wij vragen ook extra capaciteit bij het OM en de rechterlijke macht, die ook al behoorlijk verstopt zijn.

Minister Opstelten: Ik ben het niet eens met uw opmerking over «verstopt zijn». We zijn juist een verstopping uit het verleden aan het oplossen. Dat zijn de feiten; neem me niet kwalijk, want dat kan natuurlijk niet de waarheid zijn. Dat mag ik wel even zeggen. Strafrechtelijk ligt dit inderdaad bij de dierenpolitie; dat staat ook duidelijk in de brief. Bestuurlijk ligt dit bij de andere instanties, de nVWA en de LID. Daar gaan wij een convenant over sluiten. Het overleg daarover loopt heel goed. Daar komen wij dus ook uit; anders was die brief niet verstuurd door de staatssecretaris van EL&I, de heer Bleker, en mij. Het OM heeft daar natuurlijk een taak in en zal deze zaken natuurlijk gaan behandelen. Daarom is er een portefeuillehouder gekomen en daarom zal de rechterlijke macht hier specifieker naar kijken en zal zij deskundigheid moeten ontwikkelen. Ja, dat zijn natuurlijk de feiten.

De voorzitter: Ik verzoek iedereen dringend om de interruptiedebatjes aan beide kanten kort te houden.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Het verheugt mij dat de minister zegt dat wij in de herfst nog maar eens verder moeten kijken naar de dierenpolitie. Hij stuurt de convenanten op, evenals een rapportage over de ervaringen met de opleiding. Mijn vraag was wat de evaluatie moet inhouden. Kan die evaluatie op dat moment ook naar de Kamer om daarover door te praten? Ik had ook gevraagd of de minister kan kijken naar het aangekondigde capaciteitstekort waarover de LID het heeft. Hoe zal de inrichting van het meldpunt eruit zien? Kan de minister hier bevestigen dat bij het samen hiernaar kijken in de herfst het aantal geen doel op zich is? Het doel is toch: bekijken hoe de dierenpolitie – als de meerderheid in Nederland die wil hebben – zo goed mogelijk kan worden ingericht?

Minister Opstelten: De evaluaties houden natuurlijk altijd alles in. Ik zeg die convenanten en de informatie over de opleiding toe. Die krijgt u. Dat geldt ook altijd voor de evaluaties van de prioriteiten: halen wij die? Daar worden immers concrete doelstellingen, targets, aan toegevoegd. De inbreng van de sterkte staat wat mij betreft niet ter discussie: die is vier maal 125. Ik heb al gezegd dat dit een investering is. Als wij die investering over een periode van vier jaar niet zo helder aangeven, wordt dat problematisch. Dat heeft te maken met de opleiding. Men moet weten waar men aan toe is. Dat heeft te maken met de selectie en natuurlijk ook met de targets en de resultaten die je wilt halen. Wij gaan nu meerjarig voor dit onderwerp, gedurende de hele kabinetsperiode. Daarover wil en zal ik duidelijk zijn en blijven.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voor zo’n antwoord was ik al een beetje bang. De minister is voor overleggen, maar de uitkomst staat van tevoren vast. In de prestatie-indicatoren staat dat er na de opleiding van de 125 wordt geëvalueerd. Wat stellen die evaluatie en het gesprek met de Kamer daarover nog voor als de uitkomst vooraf vaststaat en als je niet bereid bent om te evalueren of het aantal dat de minister zich ten doel stelt, echt nodig is?

Minister Opstelten: Als je iets van dit onderwerp wilt maken – dat geldt ook voor de aanpak van kinderporno en bij andere onderwerpen – moet je meerjarig aangeven wat de sterkte zal zijn. Dat vind ik noodzakelijk. Dat gaan wij niet van jaar tot jaar veranderen, want dan bereik je niets. Het is juist de kunst om datgene wat u wilt, niet te doen. Je moet duidelijk zijn over het geld en de menskracht die je hebt. De evaluatie gaat dan over de performance, de prestaties: halen wij kwalitatief en cijfermatig onze doelstellingen en kunnen wij dat iets beter doen? Kan de opleiding misschien nog iets beter? Kan het takenpakket hier en daar iets anders? Moeten binnen de dierenpolitie bepaalde prioriteiten herzien worden? Dat soort zaken kan dan aan de orde komen. Die vind ik ook veel belangrijker dan de andere zaken. Bij u is de vier maal 125 het enige doel van de evaluatie. Ik kies duidelijk voor een bescheiden inzet. Die instroom van vier maal 125 gaat plaatsvinden en we hebben het over de kwalitatieve aspecten en de resultaten die wij daarmee halen. Daar gaat het om.

De heer Brinkman (PVV): Ik heb iets gedaan wat ik normaal nooit doe, namelijk tijdens een debat iets twitteren. Ik heb getwitterd dat volgens de minister alle hondengeleiders op basis van vrijwilligheid naar de opleiding van de dierenpolitie zijn gestuurd. «Is dat zo? Hoor ander geluid.» Ik heb een aantal reacties ontvangen waaruit blijkt dat hondengeleiders zelfs ontslag zouden nemen als zij daarheen moeten. De minister geeft aan dat dit op basis van vrijwilligheid gebeurt; mijn geluiden zeggen dus dat de Raad van Korpschefs heeft besloten om, in ieder geval voor de eerste groep, de hondengeleiders en masse daarheen te sturen. Ik verzoek de minister om uit te gaan van een open sollicitatie. De korpsen hebben een behoorlijke vrije armslag om die vacatures in te vullen. Natuurlijk sturen zij al die hondengeleiders daarheen. Dat is immers lekker makkelijk, want zij doen in hun organisatie toch al vaak dat soort taken. Ik pleit daar niet voor. Bij de dierenpolitie gaat het niet om agenten met een taakaccent. Het is echt een aparte functie. Ik pleit ervoor om die vacatures intern vrij te geven, zodat iedereen die gemotiveerd is, daarop kan solliciteren.

Minister Opstelten: Dit wijkt niet zoveel af van wat ik heb gezegd. In eerste instantie zijn de hondengeleiders benaderd, maar op basis van vrijwilligheid, zodat zij konden kiezen. Ik ben daar niet bij geweest; misschien heeft iemand zich daardoor ertoe gedwongen gevoeld om het te doen. Vervolgens gebeurt dit op basis van open sollicitaties binnen de politie. Dat is de volgende lijn. Voor de eerste 48 zijn, om een start te maken, de hondengeleiders gezocht. Er wordt mij verzekerd dat dit op basis van vrijwilligheid is gebeurd, maar het kan zijn dat sommigen zich gedwongen hebben gevoeld om dit te doen. Ik zeg trouwens bij dezen dat niemand dit tegen zijn zin hoeft te doen. Daarna is op basis van vrijwilligheid open gevraagd wie er wil. Soms tot mijn verrassing – ik denk aan alle publiciteit, ook al begrijp ik het wel, gelet op de taakstelling en op het feit dat dit iets nieuws is – is er sprake van ruim voldoende belangstelling en enthousiasme.

De heer Brinkman (PVV): Iemand vragen op basis van vrijwilligheid terwijl hij een hondengeleider is, is wel een beetje vreemd. Dit is straks namelijk een compleet andere functie. Voor de toekomst heb ik één simpele vraag aan deze minister. Kan bij de andere 452 openstaande plekken iedereen – bijvoorbeeld een rechercheur en een diender die in de richting gaat van zijn pensioen en die het leuk vindt om dit de laatste vier jaar nog te doen – solliciteren naar de functie van dierenpolitieagent?

Minister Opstelten: Het antwoord is ja. Dat is echt zo; iedereen kan dierenpolitieagent worden. Wij leven in een land waarin dat gelukkig kan. Daar is de ruimte voor en er is dus ook belangstelling voor. Om een start te maken, is er begonnen met de hondengeleiders. Daar wil ik niets aan toevoegen. Dat is ook begrijpelijk. Wat de capaciteit betreft: die mensen blijven dus hondengeleiders. Daar heb ik zelf een kritische kanttekening bij gemaakt: 125 moet 125 zijn. Er moeten geen mensen bij zitten die dit werk voor de helft doen. Alles bij elkaar opgeteld, zijn het er 125. Wat dat betreft, mag ik ook een beetje boekhouden.

Mevrouw Berndsen (D66): Nu snap ik het niet meer. De minister heeft in vorige overleggen aangegeven dat de dierenpolitie bestaat uit politiemensen met een taakaccent. Hij heeft zelfs gezegd: als zij onderweg een bepaalde situatie tegenkomen, bijvoorbeeld met huiselijk geweld, zullen zij optreden. De heer Brinkman zegt: nee, het zijn geen taakaccenthouders, maar echte dierenpolitieagenten. Naar mijn idee zit daar echt heel veel licht tussen. Gaat het nu om taakaccenthouders – dat kunnen bijvoorbeeld hondengeleiders zijn, hoewel ik mij afvraag of je dat zou moeten doen – of om mensen die opgeleid worden tot dierenagent en die alleen die taken vervullen? Dat laatste hoor ik de heer Brinkman zeggen. Als dat in het regeerakkoord staat, hebben wij er recht op om daar nu klip-en-klaar een antwoord op te krijgen. Nog even aanvullend daarop: de minister zegt ook dat iemand kan solliciteren. Het kan dus niet anders dan dat dit ten koste van de capaciteit gaat, want dan kunnen het ook rechercheurs zijn; dat hoorde ik de minister zojuist zeggen.

Minister Opstelten: Voor de zoveelste keer en niet anders dan ik altijd, ook vandaag, heb gezegd: dierenpolitieagenten zijn normale politiemensen die een extra opleiding krijgen maar die fulltime worden ingezet voor de dierenpolitie. Dat heb ik altijd gezegd. We zijn in dit land echter niet gek: als er op een gegeven moment iets aan de hand is, kan ook op hen een beroep worden gedaan; daarom is het zo goed dat dit normale politiemensen zijn die een extra opleiding hebben gevolgd, maar wel fulltime ingezet worden voor de dierenpolitie. Als zij iets tegenkomen waarbij het voor de hand ligt dat zij daartegen optreden, doen zij dat. Ik heb dat de vorige keer gezegd en ik herhaal dat nu. U hoort van mij altijd hetzelfde.

Mevrouw Berndsen (D66): Ik vind dat de minister niet duidelijk is. Het is van tweeën één: het is een taakaccent of het is een specifieke functie. U geeft daar geen duidelijkheid over.

Minister Opstelten: Ik wil het graag nog een keer zeggen. Ik moet kennelijk heel precies zijn; dat vind ik ook terecht. Bij de hondengeleiders ligt het iets anders omdat wij met hen een start maken, want die mensen blijven ook hondengeleider. Daarbovenop zijn zij dus ook dierenpolitiemensen. Verder zullen zich in de loop van dit jaar 125 fulltime dierenpolitiemensen presenteren, die aan de slag zullen gaan. Daar zijn zij dus voor en daar is ook een takenpakket voor. Als zij in hun werk, in het gebied, de gemeente of de regio waar zij werkzaam zijn, tegen iets aanlopen waarvan zij zeggen dat ook daartegen moet worden opgetreden, zijn zij eraan gehouden om dat te doen. Dat staat in de brief en dat zeg ik hier nu nog een keer. We gaan bekijken hoe dit werkt en we zullen dit op de voet volgen. We zeggen dus niet: we hebben dierenpolitiemensen en we hebben gedurende een halfjaar enorm veel menskracht nodig voor andere taken; daar zetten wij die dierenpolitie ook voor in. Dat doen wij niet. Het zijn gewone politiemensen die als dierenpolitieagent werkzaam zijn en een extra opleiding hebben gekregen. Zij zijn een soort specialisten; zij zijn fulltime inzetbaar voor die taak, maar kunnen dingen tegenkomen en zullen dan niet weigeren op te treden.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik vat het voor mijzelf even samen: het gaat om gewone politiemensen die een extra opleiding krijgen. Er zijn 48 hondengeleiders benaderd. Wellicht heeft iemand zich gedwongen gevoeld, maar het is allemaal op basis van vrijwilligheid. De rest van de 452 kan zich vrijwillig aanmelden, ongeacht de functies die zij nu vervullen. Dat is allemaal helder. De dierenpolitie is echt dierenpolitie en kan dus fulltime worden ingezet, maar ik neem aan dat wij het over fulltime-inzet hebben als er ook werk is. Als er geen werk is en als er geen meldingen zijn, doen zij dus andere zaken en zijn zij multi-inzetbaar. Ik vind het cruciaal om dat met elkaar vast te stellen.

Minister Opstelten: Dat is vanzelfsprekend. Dat geldt voor iedereen die werkzaam is bij de politie; laten wij dat ook vaststellen. Wij doen dit niet voor niets. Wij gaan ervan uit dat er werk is. Als er geen werk is, gaan wij andere dingen doen. Wij zijn natuurlijk niet gek. Als je voor zo’n prioriteit kiest, moet je er echter van uitgaan dat daar werk voor is. Daar worden die mensen voor opgeleid. We zeggen dus niet van tevoren: het is fiftyfifty. Het is 100%. Ik ga ervan uit dat dat werk er ook is. De mensen worden daar ingezet waar dat werk is, want anders zijn wij niet goed bezig. Het antwoord op de vraag is dus «ja».

De heer Çörüz (CDA): Mijn fractie hecht ontzettend veel waarde aan de evaluatie. De verwarring ontstaat ook doordat wij dit op een bepaalde manier labellen. Het zijn tenslotte allemaal opsporingsambtenaren. Ook een zedenrechercheur kan natuurlijk optreden tegen dierenmishandeling. De wet schrijft dat ook voor. Er zijn op dit moment ook boa’s bij de LID en de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit. Ook daar werken allerlei mensen die iets op dit terrein doen. Hoe zorgen wij ervoor dat er effectief wordt opgetreden en dat dubbel werk wordt voorkomen?

Minister Opstelten: Dat zijn precies de zaken die scherp worden geregeld in het handhavingsconvenant dat er gelijktijdig met het aantreden van de dierenpolitie zal zijn en dat ik naar de Kamer zal sturen. Dat is natuurlijk een conditio sine qua non. Ik ben het er totaal mee eens dat dit goed geregeld is, want wij moeten dit in één klap goed neerzetten.

De heer Çörüz (CDA): Worden de boa’s die in Capelle aan den IJssel zijn geïnitieerd, met departementale gelden gefinancierd of is dat gewoon met gemeentelijk geld gebeurd?

Minister Opstelten: Dat is – uitgaande van de Rotterdamse AD-versie, met bijbehorende foto’s – gebeurd met gemeentelijk geld, op initiatief van de betrokken wethouder.

Op het punt van de drugs wil ik een paar forse klappen uitdelen. Na ontvangst van het inspectierapport heb ik op mijn manier gebulderd; ik zeg de heer Çörüz overigens toe dat ik opnieuw een inspectierapport zal laten maken om te checken of de afspraken worden nagekomen. Ik was razend. Ik kon mij niet voorstellen dat dit voor de zoveelste keer niet in orde was. Ik heb ook geen genoegen genomen met het verhaal «we gaan het beter doen». Ik wilde concrete acties hebben. Ik ben er echt persoonlijk bovenop gaan zitten. Ik vind het absoluut verwijtbaar voor de politieleiding dat zij dit zo heeft laten lopen. Het kan niet, het zal niet en het mag niet. Ik kan er niet veel meer van maken. Er is dus op een fluitje geblazen. Ik heb gezegd: ik wil nu dat duidelijk is wanneer dit in orde is en dat mensen zich daaraan verbinden. Ik schrijf dus niet alleen dat men iets heeft gezegd; men is daar ook aan gebonden en men is verantwoordelijk gesteld.

Ik denk dat ik daarmee alle antwoorden heb gegeven. Ik kan er veel specifieker mee omgaan, maar dat lijkt mij niet veel toevoegen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik vind uiteraard dat de minister terecht razend was en ik ben het van harte met hem eens dat het zo niet kan en niet mag, maar ik wil heel graag weten of iemand voor dit falen verantwoordelijk is gesteld. Of heeft de minister helaas moeten vaststellen dat niemand, maar dan ook niemand probleemeigenaar was of zich probleemeigenaar heeft gevoeld?

Minister Opstelten: Ik denk het laatste. Het heeft niet zoveel zin om berispende brieven naar de politieleiding te sturen. Het is beter om gewoon afspraken te maken. Laat ik het zo zeggen: de urgentie werd niet gevoeld. Er was geen duidelijke probleemeigenaar. Ik moet ook zeggen dat er onvoldoende centrale sturing was. Er was ook een gebrek aan voortgangscontroles. Dat zijn allemaal punten waardoor je zeker weet dat het niet gaat lukken. De sense of urgency houdt in dat dit gewoon niet mag. Dit is een onaanvaardbare positie.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Ik ben het eens met die sense of urgency, maar u zei dat berispende brieven aan de politieleiding niet veel zin hebben. Ik ben van mening dat dergelijke brieven wel zin hebben en dat wij ook naar die cultuur moeten. Niet optreden en niet handelen conform afspraken moeten leiden tot consequenties. Ik zou het zeer waarderen als u die lijn alvast inzet.

Minister Opstelten: Ik heb wel een brief gestuurd over wat er nu gaat gebeuren. Daarin staat ook dat ik dit onaanvaardbaar vind. Dat ligt er allemaal, maar ik heb in dit verband geen disciplinaire maatregelen genomen. Er was, zoals ik al zei, geen duidelijk aanwijsbare probleemeigenaar. Alles wat nodig was om dit scherp voor elkaar wil krijgen, ontbrak. Ik ben daar nu zelf verantwoordelijk voor, omdat ik dit zeg. Ik moet ook centrale sturing aanbrengen om dit voor elkaar te krijgen. Ik heb iedereen wel geschreven dat dit onaanvaardbaar is en dat iedereen dat en dat op dat moment voor elkaar moet hebben, inclusief alle protocollen.

Nog even over de wietteelt, want ik schrok van dat bericht. Worden lampen en dergelijke van geruimde wietplantages door Domeinen verkocht en komen zij dan weer door een soort draaideur bij de crimineel terecht? Dat is in het verleden voorgekomen, maar dat is natuurlijk volstrekt onacceptabel. Het OM stuurt erop en zorgt ervoor dat dit niet meer gebeurt.

De heer Çörüz (CDA): Met dat laatste ben ik blij, want anders had ik een probleem gehad. Op het punt van berispen vind ik de minister nog te passief, want het gebeurt te vaak dat de korpsleiding ergens mee wegkomt. Wij hebben het debat gehad over declaraties en toeslagen. Op het punt van de inbeslagname van drugs is het, onpolitiek gezegd, al acht jaar een zootje. Dan kan de minister toch niet volhouden dat hij volstaat met het schrijven van een boze brief, dat het dossier daarna wordt gesloten en dat we gewoon weer verder gaan? Op dat punt val ik mijn VVD-collega bij. Ik vind dat wij er nog een tandje bovenop moeten doen.

Minister Opstelten: Ik heb het scherpst mogelijke tandje erop gezet, want ik heb niet een brief geschreven met als strekking dat dit niet meer mag. Nee, we hebben nu geregeld hoe we na die acht jaar – daar was ik overigens niet bij – binnen de kortste keren, binnen een jaar, voor elkaar krijgen dat het nu gaat lopen. Dat heb ik afgesproken en aan de betrokken korpsbeheerders en korpschefs, onder anderen mijn eigen korpschef van de KLPD, is scherp aangegeven dat dit daar scherp in orde moet komen. Dat is luid en duidelijk, bulderend, door mij gezegd en het gaat ook gebeuren. Die positie hebben wij ingenomen.

Ik kom nog bij de vraag van de heer Brinkman over de arbeidsvoorwaarden. De bij het RAD-dossier betrokken korpschefs zullen betalen, natuurlijk uit eigen middelen; dat is duidelijk. De middelen komen wel bij de algemene middelen in de kas. Ik draai het dus even om. Daarmee is dat dossier afgesloten.

Hoe staat het met het nieuwe beloningskader voor de politietop? Dat is natuurlijk belangrijk. Het nieuwe arbeidsvoorwaardenbeleid van de politietop wordt transparanter en eenvoudig. Dat betekent een versobering ten opzichte van het huidige pakket. De uitkomsten van het RAD-onderzoek zitten daar ook in. Ik heb eerder al toegezegd dat ik de inzet als werkgever voor het overleg met de bonden naar de Kamer zal sturen. Die inzet heb ik gisteren met de korpsbeheerders bepaald. Die gaat nu dus naar de bonden. Ik zal mijn toezegging dus nog voor het zomerreces gestand kunnen doen.

Tot slot nog een paar vragen over de ICT met betrekking tot de financiële situatie. Vanaf 1 mei heb ik de vtsPN overgenomen. Ik heb dus een paar apen op mijn schouder. Ik heb met de korpsbeheerders en de Kamer afgesproken dat de Kamer zeer binnenkort een aantal rapporten krijgt: de evaluatie door de korpsbeheerders en de onafhankelijke contra-expertise van de departementale auditdienst. Vervolgens zal, volgens mij in de loop van volgende week, het Rekenkamerrapport komen. Ik wil de Kamer niet de ene dag met het ene rapport belasten en de andere dag met het andere rapport. Dit wordt dus direct na de presentatie van het Rekenkamerrapport naar de Kamer gezonden. Na het zomerreces zal ik exact aangeven – we zijn daar natuurlijk al hard mee bezig – hoe ik inhoud geef aan deze in ieder geval voor mij nieuwe taakstelling die ik met veel ambitie zal gaan uitvoeren. Dan moeten we bekijken waar dat toe leidt. Ik zal daarbij natuurlijk ook de bijbehorende financiële consequenties, met de door mij aangegeven randvoorwaarden, laten zien.

De voorzitter: Voor de tweede termijn is er nog maar tijd voor 30 seconden spreektijd, zonder interrupties.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. De antwoorden waren voor mij allemaal helder en duidelijk. Ik ben daar erg blij mee. Ik heb gehoord dat de dierenpolitie fulltime wordt en dat er een vrije sollicitatie komt voor iedereen binnen de politie. Daar ben ik buitengewoon content mee. Ik denk dat een bepaalde raad daar niet heel blij mee is, maar ik ben daar ontzettend blij mee. Even voor de helderheid: als er geen werk is – daar komen wij na een jaar achter – is die evaluatie er natuurlijk niet voor niets. Laten we wel zijn: wij hebben met zijn drieën een gedoogakkoord en wij kunnen, als wij daar met zijn allen toe besluiten, op elk moment iets anders regelen. Voor de helderheid: dit betekent echter ook dat het er bijvoorbeeld meer dan 500 zouden kunnen worden.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Krijgen wij 500 dierenagenten of minder? Worden het echte dierenagenten of worden het agenten met een taakje erbij? Gaan zij vrijwillig naar een goede opleiding of worden zij gedwongen om naar een slechte opleiding te gaan? Dat weten we allemaal niet. Wij weten wel dat de huidige plannen ten koste gaan van de huidige capaciteit. Dat willen agenten niet. Daarom vraag ik de minister: ga niet wachten op een evaluatie waarvan wij de uitkomsten al kennen. Nu krijgen we een dierenpolitie die slecht is voor de politie en niet goed voor de dieren. Ga alstublieft plannen maken die niet slecht zijn voor de politie maar wel goed voor de dieren. Dat is een taak voor de minister. Daarvoor hoeven wij niet te wachten tot een evaluatie waarvan we de uitkomsten al kennen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. De slagkracht van de politie blijft natuurlijk een aandachtspunt. Ik moet toch concluderen dat het takenpakket van de politie breder wordt. De heer Brinkman van de PVV zei het duidelijk: het gaat bij de dierenpolitie om een extra takenpakket. Dat zou niet onze prioriteit zijn, want ik vind dat anderen dit beter kunnen. Inhoudelijk rammelt het. Ik kan mijn oproep dus alleen maar herhalen: bezin eer je begint en kies je prioriteiten zorgvuldig, want de politie kan alleen doen wat zij kan doen.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister. Nederland gaat veiliger worden. Daar gaan wij op inzetten. Allerlei termen zoals «blauw op straat», «operationele sterkte» en nu weer «slagkracht» zeggen mij niets. Ik wil uiteindelijk van de minister hogere oplossingspercentages en minder plankzaken hebben. Dat wil ik in de zomer bij de begroting kunnen zien.

Wat de dierenpolitie betreft: het is heel goed dat er een serieuze evaluatie zal plaatsvinden. Als de coalitie en de gedoogpartner zeggen dat er weinig werk is, kunnen wij ook met elkaar besluiten dat het er minder kunnen zijn. Ik vind het goed om dat te onderstrepen.

De heer Brinkman (PVV): Of meer!

De heer Çörüz (CDA): Of meer, maar dan moet er weer geld bij. Ik ben benieuwd waar dat dan vandaan komt. De CDA-fractie hecht eraan om datgene wat er nu al is, goed te benutten. We hebben er immers niets aan als boa’s en anderen precies hetzelfde werk willen gaan doen.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (VVD): Voorzitter. Ik kom nog heel even terug op mijn laatste interruptie over het verbinden van consequenties aan het niet juist opereren van de politietop; ik heb het dus niet alleen over de beloningen. Ik wil heel graag de toezegging van de minister dat we in de toekomst het middenkader en hoger kader echt direct gaan aansturen door middel van direct meetbare resultaten binnen specifieke tijdvakken. Indien doelstellingen zonder geldige reden niet worden gehaald, moet dat – anders dan nu – direct consequenties hebben voor de betrokkenen.

Mevrouw Berndsen (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording, maar voor mij blijft volstrekt onhelder wat precies «een taakaccent» dan wel «een fulltime dierenpolitieagent» is. Daar komen wij waarschijnlijk niet uit. We zullen de evaluatie na een jaar afwachten. Ik wil ook de taakomschrijving van zo’n dierenagent wel eens zien.

De minister zegt dat cijfers iets anders zijn dan de slagkracht, omdat het bij de slagkracht om de prestaties gaat. Volgens mij gaat het bij de sterktecijfers om de operationele capaciteit, dus om slagkracht die nodig is om te presteren. Ik zie dit dus niet als twee gescheiden werelden.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb het donkerbruine vermoeden dat wij in de herfst – wanneer de minister goed met de bonden heeft gepraat – en aan de hand van de evaluatie van de dierenpolitie nog vaker met de minister over cijfers en slagkracht zullen spreken. Als de dierenpolitie bestaat uit fulltime jongens en vrouwen, gaat dat af van de capaciteit van de politie voor andere taken. Ik noteer dat de PVV de coalitiepartijen nu eigenlijk groen licht geeft om zich niet blind te staren op de aantallen. Eerder, in de eerste termijn, durfde de CDA-fractie dat nog niet te zeggen, maar nu wel. Het is duidelijk hoe de verhoudingen binnen de coalitie op dit punt liggen, maar ik vind het een vooruitgang dat wij ons niet blindstaren op de aantallen.

De voorzitter: De tijd ontbreekt echt voor interrupties.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik vind dit buiten de orde.

De voorzitter: U werd uitgelokt.

De heer Çörüz (CDA): Ik heb in de eerste termijn duidelijk aangegeven wat de positie is van de CDA-fractie ten aanzien van die evaluatie. Ik laat mij niet zeggen dat wij worden overheerst door de PVV of dat soort bewoordingen.

De voorzitter: Dat is genoteerd. Ik geef de minister de kans voor een korte beantwoording.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ja, ik kan heel kort zijn. Ik heb in de eerste termijn duidelijk gezegd waar ik sta met betrekking tot de dierenpolitie, de prioriteiten en de slagkracht. Dat gaan we doen. In september krijgt de Kamer de informatie over waar ik precies sta, wat wij gaan bereiken en waar de slagkracht van de politie toe moet leiden; dat zeg ik met name tegen de heer Çörüz, die daar zojuist ook weer naar vroeg.

Mevrouw Berndsen vroeg om precisie: wat doet de dierenpolitie, in welke omgeving en met welke resultaten? Die informatie komt natuurlijk in die stukken in oktober.

Tegen mevrouw Hennis zegt ik dat nationale politie natuurlijk een directe aansturing met zich meebrengt. Ik ben al een beetje bezig om hier en daar direct aan te sturen. Dat doe ik trouwens in overleg met het veld. Er is geen sprake van eigenzinnigheid. Dat is opereren op basis van je eigen gezag, zoals op het punt van de drugsopslag. De situatie op dat punt kan gewoon niet. Het zal anders moeten, terwijl dit natuurlijk ook een verantwoordelijkheid van anderen is. Zo gaan wij dus opereren. Wij gaan natuurlijk direct afrekenen. Het is net zoals in de politiek: als ik iets zeg en dat niet waarmaak, laat de Kamer dat weten. Dat doe ik ook bij de mensen over wie ik gezag en bevoegdheden heb.

De voorzitter: Dank u wel, minister. Ik dank de aanwezigen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), Çörüz (CDA), Koopmans (CDA), De Roon (PVV), voorzitter, Brinkman (PVV), Vermeij (PvdA), ondervoorzitter, Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Gesthuizen (SP), Dibi (GroenLinks), Van Toorenburg (CDA), Peters (GroenLinks), Berndsen (D66), Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD), Schouw (D66), Marcouch (PvdA), Van der Steur (VVD), Recourt (PvdA), Hennis-Plasschaert (VVD), Helder (PVV), Taverne (VVD) en Schouten (ChristenUnie).

Plv. leden: Dijkgraaf (SGP), Bouwmeester (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Dille (PVV), Elissen (PVV), Smeets (PvdA), Kooiman (SP), Ouwehand (PvdD), Karabulut (SP), Sap (GroenLinks), Smilde (CDA), Voortman (GroenLinks), Pechtold (D66), Van der Burg (VVD), Dijkstra (D66), Kuiken (PvdA), De Liefde (VVD), Spekman (PvdA), Azmani (VVD), Bontes (PVV), Dijkhoff (VVD) en Slob (ChristenUnie).

Naar boven