Wet van 9 februari 2006, houdende regels inzake de openbaarmaking van beloningen bij rechtspersonen of organisaties die deel uit maken van rechtspersonen die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen worden gefinancierd of die zijn aangewezen, voorzover deze beloningen het gemiddelde belastbare loon per jaar van ministers te boven gaan

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is dat rekenschap wordt gegeven over de besteding van publieke middelen en in dat kader organisaties en rechtspersonen die volledig of in aanzienlijke mate uit publieke middelen gefinancierd worden of die zijn aangewezen, waaronder woningcorporaties, te verplichten tot openbaarmaking van de beloningen die het gemiddelde belastbare loon per jaar van Onze Ministers te boven gaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

a. verantwoordelijke:

1°. de ministers, bedoeld in artikel 51 van de Comptabiliteitswet 2001;

2°. gedeputeerde staten van de provincies;

3°. de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;

4°. de dagelijkse besturen van de waterschappen;

5°. de dagelijkse besturen van de bedrijfslichamen in de zin van de Wet op de bedrijfsorganisatie; en

6°. het orgaan of de organen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, onder f en g, een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3, een vereniging of stichting als bedoeld in artikel 4 of een rechtspersoon of organisatie als bedoeld in artikel 5, die bij of krachtens de wet belast zijn met het opstellen en vaststellen van een financieel verantwoordingsdocument;

b. belastbaar loon: loon in de zin van artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, verminderd met de eindheffingsbestanddelen bedoeld in artikel 31 van die wet;

c. financieel verslagleggingsdocument: jaarverslag als bedoeld in artikel 51 van de Comptabiliteitswet 2001, jaarrekening als bedoeld in artikel 201 van de Provinciewet, jaarrekening als bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet of jaarrekening in de zin van Boek 2, titel 9, van het Burgerlijk Wetboek dan wel, indien deze artikelen niet van toepassing zijn, een ander bij of krachtens de wet voorgeschreven document dat jaarlijks wordt opgesteld tot verschaffing van inzicht in de financiële positie van een rechtspersoon of een organisatie van een rechtspersoon;

d. boekjaar: het jaar waarop het financieel verslagleggingsdocument betrekking heeft;

e. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2

Artikel 6 is van toepassing op:

a. de organisaties waarover de ministers, bedoeld in artikel 51, eerste lid, juncto artikel 1 van de Comptabiliteitswet 2001, gehouden zijn financiële verantwoording af te leggen;

b. de provincies;

c. de gemeenten;

d. de waterschappen;

e. de openbare lichamen voor beroep en bedrijf;

f. de andere lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is toegekend; en

g. de rechtspersonen ingesteld bij of krachtens de wet.

Artikel 3

  • 1. Artikel 6 is tevens van toepassing op:

    a. rechtspersonen voor zover die een bij of krachtens de wet geregelde taak uitoefenen en gedurende ten minste twee achtereenvolgende kalenderjaren daartoe voor ten minste 33% worden bekostigd uit de opbrengst van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen;

    b. rechtspersonen waaraan gedurende ten minste twee achtereenvolgende kalenderjaren rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie van ten minste € 100.000,–, die ten minste 50% van de inkomsten van de rechtspersoon omvat is verleend, dan wel verstrekt door:

    1°. een of meer van de in artikel 2 bedoelde organen of rechtspersonen, of

    2°. een of meer andere rechtspersonen, voor rekening of risico van een of meer van de in artikel 2 bedoelde organen of rechtspersonen.

  • 2. Op rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid, onder b, die een lening of een garantie ontvangen, is artikel 6 slechts van toepassing indien dit met een of meer van de in artikel 2 bedoelde organen of rechtspersonen bij de toekenning of een wijziging van een lening of garantie is overeengekomen.

Artikel 4

Artikel 6 is tevens van toepassing op de verenigingen en stichtingen die krachtens artikel 70, eerste lid, van de Woningwet zijn toegelaten.

Artikel 5

Op voordracht van Onze Minister in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat kunnen bij algemene maatregel van bestuur rechtspersonen of organisaties worden aangewezen waarop artikel 6 van toepassing is, indien de financiering van deze rechtspersonen of organisaties middellijk of rechtstreeks geheel of gedeeltelijk uit publieke middelen plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

Artikel 6

  • 1. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslagleggingsdocument het belastbare loon, de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, de functie of functies en de duur van het dienstverband in dat jaar van eenieder van wie de som van het belastbare loon en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn van zijn functie of functies het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers te boven is gegaan. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing in geval van een dienstverband van een kleinere omvang dan het bij de verantwoordelijke gebruikelijk voltijdse dienstverband, en de som van het belastbaar loon en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn meer bedraagt dan het gemiddeld belastbaar jaarloon van Onze Ministers, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband.

  • 2. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslagleggingsdocument uitkeringen in verband met beëindiging van het dienstverband, alsmede de functie of functies die tijdens het dienstverband zijn bekleed en het jaar waarin het dienstverband is geëindigd van eenieder

    a. wiens gegevens in enig voorafgaand jaar op grond van het eerste lid in het financieel verslagleggingsdocument zijn opgenomen of hadden moeten worden opgenomen, of

    b. van wie het totaal van de uitkeringen in verband met beëindiging van het dienstverband meer bedraagt of zal bedragen dan het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers in het jaar waarin het dienstverband is geëindigd.

  • 3. Indien het boekjaar niet overeenkomt met een kalenderjaar, betreft de vermelding, bedoeld in het eerste lid, het belastbare loon, de functie of functies die betrekking hebben op het kalenderjaar direct voorafgaande aan het boekjaar.

  • 4. In de gevallen, bedoeld in het eerste of tweede lid, motiveert de verantwoordelijke in het financieel verslagleggingsdocument de overschrijding van het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers.

  • 5. De verantwoordelijke vermeldt in het financieel verslagleggingsdocument tevens van hen van wie het belastbare loon, de functie of functies en de duur van het dienstverband vermeld wordt, deze gegevens over het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de verplichting in het eerste en tweede lid betrekking heeft.

  • 6. De verantwoordelijke zendt Onze Minister uiterlijk op 1 juli de gegevens en motivering, bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid. Onze Minister kan voor de verstrekking van deze gegevens een formulier vaststellen.

Artikel 7

  • 1. Indien een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 niet meer voldoet aan de voorwaarden genoemd in dat artikel, blijven de verplichtingen, bedoeld in artikel 6, van toepassing twee jaar na het boekjaar, respectievelijk het kalenderjaar waarin de rechtspersoon laatstelijk aan de voorwaarden van artikel 3 voldeed.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen of de organisaties waarvan een aanwijzing ingevolge artikel 5 is ingetrokken.

Artikel 8

  • 1. Het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers wordt jaarlijks binnen zes weken na afloop van het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, door Onze Minister in de Staatscourant gepubliceerd. Het bedrag wordt afgerond op een veelvoud van € 1000.

  • 2. Onze Minister kan regels stellen over de wijze waarop het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers wordt berekend. Hij kan daarbij bepalen dat op het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers een correctie wordt toegepast om de vergelijkbaarheid te vergroten met het belastbaar loon zoals opgenomen in het financieel verantwoordingsdocument.

Artikel 9

Onze Minister zendt jaarlijks voor 31 december aan de Staten-Generaal een overzicht van de gegevens die op grond van artikel 6, eerste tot en met vierde lid, zijn of hadden moeten worden opgenomen in het financieel verantwoordingsdocument over het voorafgaande jaar.

Artikel 10

  • 1. Met het toezicht op de naleving van deze wet zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel 11

Onze Minister zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 12

In geval van uitkeringen in verband met beëindiging van het dienstverband als bedoeld in artikel 6, tweede lid, waarbij het betreffende dienstverband is geëindigd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet, vermeldt de verantwoordelijke de in artikel 6, tweede lid, genoemde gegevens indien het totaal van de uitkeringen in verband met beëindiging van het dienstverband meer bedraagt of zal bedragen dan het gemiddelde belastbare loon van Onze Ministers in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin deze wet in werking treedt.

Artikel 13

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

Deze wet wordt aangehaald als: Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

’s-Gravenhage, 9 februari 2006

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Uitgegeven de achtentwintigste februari 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner


XHistnoot

Kamerstuk 30 189

Naar boven