24 587 Justitiële Inrichtingen

Nr. 453 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2012

Op 1 januari 2008 is het forensisch psychiatrisch centrum Dr. S. van Mesdag (hierna FPC Van Mesdag) verzelfstandigd van rijksinstelling onder het toenmalige ministerie van Justitie tot privaatrechtelijke stichting als onderdeel van de zorgorganisatie Lentis. De toenmalige Staatssecretaris van Justitie heeft uw Kamer destijds toegezegd dat de verzelfstandiging zal worden geëvalueerd. Het evaluatierapport is als bijlage bij deze brief gevoegd.1

De verzelfstandiging van FPC Van Mesdag had hoofdzakelijk als doel een nauwere en intensievere samenwerking mogelijk te maken met Lentis, vanuit een juridisch gelijkwaardige positie. Door middel van het evaluatieonderzoek is onderzocht in hoeverre de verzelfstandiging aan de realisatie hiervan heeft bijgedragen. Verder is nagegaan wat de gevolgen zijn voor de verhouding tussen FPC van Mesdag en het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Financiële aspecten hebben geen rol gespeeld bij de overweging FPC Van Mesdag te verzelfstandigen. Er is van uitgegaan dat de resultaten op termijn budgettair neutraal uitvallen. Om die reden maken de kosten en financiële baten van de verzelfstandiging geen deel uit van de evaluatie.

De onderzoekers zien de verzelfstandiging van FPC Van Mesdag als een logische stap in een veranderproces dat in 1999 in gang is gezet. De verzelfstandiging in 2008 betekende primair de formalisering van de nauwere samenwerking met Lentis. Voor zover er effecten van de verzelfstandiging zijn vastgesteld, moeten deze ook worden gezien in de bredere context van een periode van langdurige veranderingen die zich hebben voorgedaan in het tbs-veld als geheel en specifiek in de FPC Van Mesdag.

De onderzoekers concluderen dat de beoogde effecten van de verzelfstandiging van FPC Van Mesdag over het geheel genomen in redelijke mate zijn waargemaakt. Het oordeel over de verzelfstandiging van de meeste in het onderzoek geïnterviewde respondenten is overwegend positief tot zeer positief. Wel merken de onderzoekers op dat dit positieve oordeel mede samenhangt met een aantal niet voorziene effecten, voortkomend uit betere mogelijkheden tot samenwerking en het wegnemen van belemmeringen in de bedrijfsvoering. Door veel respondenten worden deze voordelen zelfs als belangrijkste positieve effecten beschouwd. De verhouding tussen FPC Van Mesdag en het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt door de onderzoekers als goed beoordeeld. Er hebben zich na de verzelfstandiging geen bijzonderheden in de sturingsrelatie of bij de plaatsing van zeer moeilijke patiënten voorgedaan. Het ministerie heeft veel sturingsmogelijkheden behouden door middel van ruime bevoegdheden ten aanzien van het FPC.

Er worden in de evaluatie ook enkele vanuit het FPC gepercipieerde knelpunten genoemd, voornamelijk op financieel gebied en recentelijk een capaciteitsprobleem bij de begeleiding van verloven. Uit het onderzoek blijkt dat de directie over het laatste punt van mening verschilt met de patiëntenraad. Hierdoor is onduidelijk of het probleem uitsluitend wordt veroorzaakt door de toename van het aantal verlofbewegingen of dat er daadwerkelijk een tekort is aan beveiligingscapaciteit als gevolg van de verzelfstandiging. Dit punt heeft mijn aandacht. Voor de financiële problemen acht ik de kliniek voldoende gecompenseerd op grond van de pakketovereenkomst die aan de verzelfstandiging ten grondslag ligt. Eventuele financiële knelpunten dienen binnen de kaders van deze overeenkomst te worden opgelost.

Aan de laatste twee rijksinstellingen, de FPC De Oostvaarderkliniek en FPC Veldzicht, is gevraagd of de genoemde belemmeringen in de bedrijfsvoering en samenwerking, die door de verzelfstandiging bij FPC Van Mesdag zijn weggevallen of verminderd, ook daar als bezwaarlijk worden ervaren. De respondenten hebben dit bevestigd. In de huidige situatie ervaren zij in meer of mindere mate belemmeringen in de samenwerking met externe partners en in de bedrijfsvoering. De onderzoekers concluderen daarom dat verzelfstandiging vanuit het perspectief van de rijksinstellingen is aan te bevelen. Eenzelfde conclusie trekken zij vanuit het perspectief van de gehele forensische sector, die behoefte heeft aan een gelijk speelveld. Gelijke (markt)condities zijn volgens de respondenten namelijk een randvoorwaarde binnen het nieuwe inkoopsysteem van de Wet forensische zorg (Wfz).

Beleidsreactie

De belangrijkste conclusie van het evaluatieonderzoek is dat de verzelfstandiging van FPC Van Mesdag overwegend positief uitwerkt. Het veranderingstraject dat vanaf 1999 in gang is gezet heeft er ook toe geleid dat het FPC naar het oordeel van de Inspectie voor de Sanctietoepassing en naar dat van de Inspectie voor de Gezondheidzorg momenteel op alle door hen getoetste terreinen bovengemiddeld scoort. Voor FPC Van Mesdag is dit resultaat een compliment waard, want de kliniek heeft een lange weg afgelegd sinds de crisisperiode in de jaren 1997–1999.

De onderzoekers spreken voorts van een goede verhouding tussen FPC Van Mesdag en het ministerie. Hoewel zich in de relatie grote veranderingen hebben voorgedaan, in het bijzonder in de sturing en verantwoording, hebben zich in de praktijk op dit terrein geen onregelmatigheden voorgedaan. Er is geen reden geweest gebruik te maken van de aanwijzingsbevoegdheid. Bovendien worden ook moeilijker te behandelen patiënten nog steeds opgenomen volgens de afspraken hierover met de kliniek. Ondanks het feit dat definitieve uitspraken over enkele van de beoogde effecten niet kunnen worden gedaan, kom ik tot de slotsom dat de verzelfstandiging van FPC Van Mesdag goed is verlopen.

Besluitvorming verzelfstandiging rijksinstellingen

Ik ben positief over de goede resultaten van de verzelfstandiging. Op dit moment beslis ik echter niet over een verdere verzelfstandiging van de overige rijksinstellingen. Naar verwachting treedt de Wet forensische zorg per 1 januari 2013 in werking, waarmee de nu al bestaande inkoopsystematiek binnen de forensische sector wordt geformaliseerd. Binnen dit systeem acht ik het in elk geval voorlopig noodzakelijk de beschikking te houden over direct aan te sturen instellingen, naast het door marktwerking gereguleerde stelsel, om zo de ministeriële verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel en de beveiliging van de samenleving ten volle te kunnen waarmaken. De Wfz zal worden geëvalueerd. Aan de hand van deze evaluatie zal mede worden bepaald of de laatste twee rijksinstellingen ook op langere termijn nog nodig zijn voor de invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid. Hierbij zullen ook de resultaten uit het nu voorliggende evaluatierapport worden betrokken. Ik meen hiermee voor de komende periode een afgewogen en verantwoord systeem te creëren.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven