Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 26 november 2009 over de JBZ-raad.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer De Krom omdat mevrouw Azough nog niet aanwezig is.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik dien een motie in over een parlementair behandelingsvoorbehoud ten aanzien van twee Europese richtlijnen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minimumnormen in de Kwalificatierichtlijn en in de Procedurerichtlijn op onderdelen verdergaand zijn dan de nu door Nederland gehanteerde normen;

constaterende dat artikel 4, eerste lid, van de Rijkswet houdende goedkeuring Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Kamer de mogelijkheid biedt tot overleg met de regering over het bijzondere politieke belang van de voorstellen;

acht deze voorstellen van zodanig politiek belang dat de Kamer over de behandeling daarvan op bijzondere wijze wenst te worden geïnformeerd;

verzoekt de regering, een parlementair voorbehoud wat betreft de instemming met deze richtlijnen te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 589(23490).

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik excuseer mij omdat ik te laat ben. Ik kreeg zulke goede toezeggingen dat ik een andere motie heb moeten opstellen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Europese Unie een interim-verdrag heeft gesloten met de Verenigde Staten van Amerika over het uitwisselen van bancaire gegevens;

overwegende dat dit interim-verdrag vlak voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is afgesloten, waardoor het medebeslissingsrecht van het Europees Parlement deels is omzeild;

overwegende dat hiermee een inbreuk is gemaakt op de parlementaire controle op de totstandkoming en de inhoud van dit interim-verdrag;

verzoekt de regering, te bevorderen dat het Europees Parlement betekenisvolle zeggenschap krijgt over aanzienlijke verbeteringen in de voorwaarden en procedures vervat in de definitieve overeenkomst, zodat de toegevingen aan de Verenigde Staten in het huidige interim-akkoord geen precedent scheppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 590(23490).

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. De heer De Krom heeft een motie ingediend met twee voorstellen voor een richtlijn. Hij heeft in zeer algemene bewoordingen iets van zijn zorgen tot uitdrukking gebracht over die voorstellen. De heer De Krom stelt in zijn motie voor om een procedure toe te passen die zal leiden tot een verzwaarde gang van zaken in de besluitvorming daarover, ondanks de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor een motie met deze inhoud en procedurele gevolgen. Wij hebben net een algemeen overleg gehad over de verlenging van het SWIFT-akkoord in het kader van de JBZ-raad. Wij hebben een afspraak gemaakt over de verdere toepassing van de informatievoorzieningsprocedure voor de betrokken Kamercommissies over wat er in de JBZ-raad aan de orde komt. Dit hoort daar ook bij en daar horen deze voorstellen voor richtlijnen ook bij. Wij zullen daar dus over spreken. Tijdens het algemeen overleg was er volstrekte overeenstemming over de vraag hoe wij dit zullen doen uit oogpunt van informatievoorziening. Mijns inziens is dat het moment waarop wij, om te beginnen de leden van de Kamer en de vertegenwoordigers van het kabinet, kunnen bespreken wat er gevonden moet worden van deze voorstellen voor richtlijnen. Daarvoor is alle ruimte en geen enkele beperking. Mocht er door de Kamer later worden geoordeeld dat een verzwaarde procedure nodig is, dan kan deze alsnog worden gevolgd. Ik zie daarvoor echter op dit moment geen aanleiding.

De heer De Krom (VVD):

De minister zegt dat dit afhankelijk van het overleg met de Kamer alsnog kan. Dat lijkt mij echter onjuist, omdat de datum van het commissievoorstel 21 oktober is. In de wet staat dat zo'n zwaardere procedure binnen een termijn van twee maanden moet worden afgesproken. Dat kunnen wij daarna dus niet meer doen.

Minister Hirsch Ballin:

Het zou volgens mij goed zijn geweest als er in de JBZ-commissie was gesproken over de behoefte om die verzwaarde procedure te volgen. Nogmaals, er is van onze kant alle bereidheid om daarover met de gebruikelijke intensiteit overleg te voeren. Uiteraard beslist de Kamer of zij daartoe wil besluiten in de procedure die geldt ingevolge het goedkeuringsverdrag, maar het is mijn rol om te zeggen of daartoe van regeringszijde aanleiding wordt gezien. Gegeven de kwaliteit van de besprekingen die wij tot nu toe hebben gevoerd en hetgeen wij zojuist hebben afgesproken, zie ik die aanleiding niet.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Azough over het interim-verdrag over de SWIFT, die in het verlengde ligt van hetgeen wij net hebben besproken in de commissie. Zojuist heb ik aangegeven wat wij vinden van de procedure. Ik dacht eigenlijk dat er op dat punt geen verschil van inzicht was overgebleven. Voor alle duidelijkheid zeg ik dus nogmaals hoe ik daartegenover sta en wat rechtens geldt. De overeenkomst is ondertekend op 30 november en is onderworpen aan de gewone goedkeuring door het Europees Parlement, door de onmiddellijke werking van het Verdrag van Lissabon. Over de toekomstige onderhandelingen hebben wij gesproken. Ik heb daarbij ook aangegeven welke punten wij van betekenis vinden. Daarbij hoort volgens mij ook alles wat net door mevrouw Azough onder de aandacht is gebracht. Voor zover nodig bevestig ik dat in deze vergadering met verwijzing naar het overleg van zojuist in commissieverband, in het AO. Dat definitieve akkoord, dat de plaats zal innemen na de beperkte looptijd van negen maanden van deze overeenkomst, zal uiteraard opnieuw moeten voldoen aan het vereiste van goedkeuring door het Europees Parlement. Er valt volgens mij dus niets meer te bevorderen. Deze motie betreft een andere situatie dan de motie van de heer De Krom, maar ook voor deze motie zie ik geen aanleiding.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over deze moties vinden plaats bij de eindstemming.

Naar boven