Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 juni 1999 over genetisch veranderde organismen.

De voorzitter:

Zoals u weet, is dit wederom een debat met één termijn en spreektijden van twee minuten per Kamerlid.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Wij hebben gisteren een zeer intensieve en fundamentele discussie gehad, fundamenteel in de zin van een discussie over de fundamenten van het leven. Ik beperk mij nu tot de moties, gelet op de tijd.

Ik heb eerst een motie over de positie van de biologische landbouw. Die is in het geding onder het geweld van alle GGO-ontwikkelingen. Die biologische landbouw moet worden beschermd, ook gelet op het vertrouwen. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat door de introductie van GGO's in het milieu de biologische landbouw wordt geconfronteerd met een groot aantal principiële en praktische problemen, waarvoor nog geen oplossing voorhanden is;

overwegende, dat met spoed antwoord moet worden gegeven op de vraag hoe de GGO-vrije status van de biologische landbouw op de korte en de lange termijn kan worden gegarandeerd;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een programma van eisen op te stellen op grond waarvan de biologische landbouw kan worden gevrijwaard van contaminatie door in het milieu toegelaten GGO's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (26407).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! De tweede motie gaat over de noodzaak van een maatschappelijk debat. Gisteren is daar wel over gesproken, maar de reacties van de regering waren nogal divers. Dat kwam met name door de hectiek van de dag en van de vergadering. Toch lijkt het mij goed op dit punt een motie in te dienen, in ieder geval om een thema te formuleren waaraan wij denken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de informatievoorziening en de betrokkenheid van de burgers met betrekking tot genetisch veranderd voedsel zeer te wensen overlaat;

verzoekt de regering een maatschappelijk debat te (doen) organiseren rond het thema genetisch veranderde organismen, (voedsel)veiligheid, wenselijkheid en keuzevrijheid teneinde een grotere betrokkenheid van de burger bij deze problematiek te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (26407).

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Heeft mevrouw Van Ardenne de eerste motie ook ondertekend?

De heer Stellingwerf (RPF):

Neen.

De heer Ter Veer (D66):

Het was gisteren een hectisch debat, maar ik herinner mij heel goed dat het element uit die motie door de vertegenwoordiger van het CDA aan de orde is gesteld. Ik vraag mij af of onze huisregels c.q. onze chic niet met zich meebrengen dat degene die het onderwerp eminent naar voren heeft gebracht, bij zo'n motie wordt betrokken c.q. dat hij of zij in de gelegenheid wordt gesteld om de motie als eerste in te dienen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik weet niet waar die opmerking vandaan komt. Ik heb gisteren als eerste het woord mogen voeren. Ik heb gepleit voor een maatschappelijk debat. Daarom dien ik een motie in, niet meer en niet minder. Twee collega's zijn dat met mij eens. In de hectiek van deze dag ben ik niet veel verder gekomen dan die twee.

Dan de derde motie. Die gaat over de positie van de individuele lidstaat die vrij van GGO's wil blijven en dat nu op basis van de EU-regels niet mag. Dit kan hooguit worden gedoogd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de individuele landen binnen de EU, die hun grondgebied willen vrijwaren van (de introductie van bepaalde) GGO's daartoe op basis van de geldende EU-regels niet gerechtigd zijn;

overwegende, dat er geen fundamentele redenen zijn aan te voeren waarom de EU de individuele lidstaten de mogelijkheid tot een dergelijke principiële stellingname zou moeten kunnen ontzeggen;

verzoekt de regering er bij de Europese Commissie op aan te dringen de Europese regelgeving zodanig te wijzigen dat een individuele lidstaat zelfstandig kan besluiten in welke mate zij GGO-vrij wenst te blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (26407).

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Een verhelderende vraag. Eigenlijk zijn er geen grenzen meer. Moeten Stellingwerfwij ons dit zo voorstellen dat je, als je de grens overgaat in zo'n land, een bordje tegenkomt met de tekst: GGO-vrij land? Dat is in lijn met vroeger, want toen zag je bordjes met de tekst: atoomvrije gemeente.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat hoeft niet. Je hoeft geen bordjes te plaatsen. Ik wil alleen maar dat een regering die dat wenst, daartoe de mogelijkheid heeft; niet meer en niet minder.

De heer Udo (VVD):

De grenzen in de EU zijn verdwenen. Hoe wilt u dan praktisch bewerkstelligen dat een individueel land de GGO-vrije producten kan tegenhouden? Kan dat juridisch? Heeft u dat onderzocht?

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik vind dat dat mogelijk zou moeten zijn. Op dit moment lopen er allerlei discussies op dit front. Een aantal landen hebben moratoria afgekondigd op een aantal gewassen. Je ziet nu al dat door de Europese Commissie en door het Europees Parlement wordt bepleit om dat te gedogen, in ieder geval for the time being. Als dat al mogelijk is, moet het volgens mij ook mogelijk zijn om daar structureel vorm en inhoud aan te geven.

Mijn laatste motie gaat over een pas op de plaats.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - Frankrijk, Griekenland, Italië, Luxemburg en Oostenrijk zich tijdens de laatste Raad van milieuministers hebben uitgesproken voor het voorlopig niet toestaan van nieuwe marktintroducties van GGO's;

  • - deze vijf landen binnen de EU een blokkerende minderheid vormen en derhalve de andere EU-landen kunnen dwingen in dezen een "pas op de plaats" te maken;

  • - de Nederlandse regering zich niet bij deze genoemde landen heeft aangesloten omdat zij de tijdens de Milieuraad afgesproken voorstellen tot wijziging van Richtlijn 1990/220 met betrekking tot veldproeven met GGO's en marktintroducties van GGO's reeds van toepassing wil verklaren op nieuwe aanvragen daartoe;

  • - het nog onduidelijk is of de door de Nederlandse regering voorgestane aanpak, namelijk de nieuwe eisen nu reeds van toepassing te laten zijn, juridisch houdbaar is;

  • - het voorts onduidelijk is hoe de politieke discussies in het Europees Parlement aangaande deze wijzigingsvoorstellen uit zullen pakken;

verzoekt de regering zich aan te sluiten bij de door de vijf genoemde landen beoogde "pas op de plaats" ten minste tot het moment dat de nieuwe richtlijn rechtskracht heeft gekregen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (26407).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben gisteren een debat gevoerd over genetisch gemodificeerde organismen. Dat was een voortzetting van een eerder gehouden algemeen overleg. Ik heb daaruit geproefd de bereidheid van de bewindslieden om nog eens zorgvuldig te kijken naar hetgeen de Nederlanders beweegt, wat hen verontrust en wat hen bezighoudt én ons. In aansluiting daarop zullen zij kijken hoe je procedures – of dat nu via Brussel moet, of in nationaal verband – verder zou moeten aanscherpen, transparanter zou moeten maken, omdat de betrokkenheid van zowel consument als producent buitengewoon belangrijk is bij zoiets ondoorzichtigs en ondoorgrondelijks als genetisch gemodificeerde organismen en datgene wat dat met ons voedsel doet. Ik denk dat het belangrijk is dat wij blijven streven naar het wegnemen van onrust en vooral naar een draagvlak voor voedsel dat wordt bereid en geproduceerd. Er komt een integrale notitie over biotechnologie, zelfs al binnen een paar maanden, en de richtlijn in Brussel wordt verder aangescherpt. Het lijkt mij belangrijk dat ook de Nederlanders dit volgen. Daarom wil ik aan de bewindslieden vragen om ervoor te zorgen dat er ook een maatschappelijk debat op gang komt, niet zomaar ongestructureerd, maar juist in de bedding van die integrale notitie en als het even kan onder de verantwoordelijkheid van een breed samengestelde commissie biotechnologie. Daarom leg ik de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er in de samenleving veel onzekerheid is over de risico's van de toepassing van genetische modificatie, met name daar waar het de voedselveiligheid betreft;

overwegende, dat het vertrouwen van de burger in voedselproducten van onmiskenbaar groot belang is en dat er een breed draagvlak voor moet zijn;

overwegende, dat het wegnemen van de onzekerheden over de risico's en het inventariseren van de baten van genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen bij kan dragen aan een groter vertrouwen in dit soort voedingsmiddelen;

constaterende, dat de regering voornemens is een integrale notitie genetisch gemodificeerde organismen op te stellen en deze spoedig naar de Kamer te zenden;

verzoekt de regering tegelijkertijd een breed maatschappelijk debat over genetisch gemodificeerde organismen en voedsel te houden en daartoe een breed samengestelde commissie biotechnologie in te zetten die te zijner tijd rapporteert over de gewenste en aanvaardbare toepassingen, inclusief een expliciete afweging van kansen en bedreigingen van moderne biotechnologie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Swildens-Rozendaal en Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (26407).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Wij hebben in april en gisteren een inhoudelijk debat gevoerd over genetisch veranderde organismen. In deze debatten zijn de posities gepreciseerd en instrumenten en gedachten verder ontwikkeld. Dergelijke discussies leiden natuurlijk niet tot accordering door elke fractie van alles wat wordt gewisseld. Zo heeft de SGP een eigen positie ingenomen, waaraan ik zo dadelijk nog een enkel woord zal wijden.

Het is een ethisch geladen thema. Wij kiezen ons uitgangspunt in het bijbels genormeerde rentmeesterschap. Wij vinden dat de veiligheid van het voedsel moet zijn gegarandeerd. De gezondheidsrisico's moeten zoveel als menselijk mogelijk worden uitgesloten. Actuele voorbeelden van wat hier fout kan gaan, hebben wij nog allemaal vers in het geheugen.

Minister Borst legt bij het thema biotechnologie het accent op de zegeningen, maar zij sluit daarbij haar ogen niet voor de risico's. Staatssecretaris Faber ziet kansen, maar let vooral op de mogelijke bedreigingen. Zij wil het handhavingsbeleid verder ontwikkelen. Minister Pronk heeft verhelderend verslag gedaan van de Milieuraad. Welke conclusies trekt de SGP-fractie hieruit? Wij vinden niet dat alle ontwikkelingen moeten worden gestopt. Er moet echter wel een selectie plaatsvinden op ethische gronden van de middelen die bij bepaalde doelen horen. Wij zijn verder voorstander van een maatschappelijke discussie om draagvlak te creëren en om grenzen te trekken. In afwachting van die discussie moet pas op de plaats worden gemaakt. Ten slotte vinden wij dat de consument de reële keuze moet krijgen voor producten uit een keten die vrij is van genetisch gemodificeerde organismen.

De SGP heeft enkele moties medeondertekend. Ik zal zelf geen moties indienen. Wij houden ons verder graag beschikbaar voor de behandeling van de toegezegde integrale notitie over biotechnologie. Wij hebben het hier, op de grens van de volgende eeuw, over een zeer belangrijk onderwerp.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Vanwege de drukte in dit bedrijf de laatste dagen heb ik niet alle moties kunnen bestuderen. Dat geldt met name voor de motie van de heer Stellingwerf. Zo te horen, had ik haar wel kunnen ondertekenen. Dat is echter van minder groot belang dan dat zij aangenomen wordt.

De minister heeft duidelijk gemaakt dat er op Europees niveau sprake is van aanscherpingen. De termijn waarop een nieuw genetisch gemanipuleerd product op de markt mag komen, is met jaren verlengd. Dat is een teken dat er ook in Europa twijfel is gerezen.

Bij de eerste ontwikkelingen op dit terrein in de jaren zestig en zeventig – ik herinner mij de discussies over DNA-recombinant – maakten vooral de wetenschappers zich zorgen. Zij publiceerden artikelen waarin de vraag werd gesteld of er niet voorzichtiger gehandeld moest worden.

Daarna is het een tijd stil geweest. In de laboratoria zijn de veranderingen van gewassen niet door veredeling, maar door directe ingrepen in de celkern zelf verdergegaan. Nu is het meer publiek geworden. Dat is goed, want het gaat niet alleen om ingrepen die ecologisch qua biodiversiteit veranderingen teweegbrengen en risico's met zich brengen, maar ook om politiek-economische gevolgen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan gewassen die zodanig veranderd worden, dat de zaadhandelaar ervoor zorgt dat de boeren altijd bij hem terug moeten komen. De westerse kennis krijgt op die wijze een politiek-economische macht over de rest van de wereld.

De minister heeft toegezegd deze aspecten op te zullen nemen in een in het najaar uit te brengen nota. Ik vind dat een stap vooruit. Ik hoop dat het een goed doordachte en doorwrochte nota zal zijn waarin alle aandacht wordt gericht op de risico's die door anderen, maar ook door mij zijn genoemd. Wil hij ook een uitgave van de nota in "gewonemensentaal" uitbrengen, zodat iedereen het goed kan volgen?

Ik weet nog niet welke moties ik zal steunen. Later op de dag zal dat wel duidelijk worden. Ik heb de indruk dat zij een door mij gewenste richting bepleiten.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Voorzitter! Ik stel een vraag aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en een vraag aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en dien drie moties in.

De vraag aan de minister van VWS betreft de gisteren gevoerde discussie over de mogelijkheid van detectie van genetische manipulatie in oliën; moeilijk, maar niet onmogelijk. Wil de regering de Kamer hierover nader informeren en daarbij aangeven of zij bereid is een dergelijke methode in Nederland in te voeren zodat het etiket van de oliefles hierover duidelijkheid biedt?

De vraag aan de minister van VROM betreft het feit dat hij nog niet met de Kamer heeft gesproken over de resultaten van de onderhandelingen over het United Nations Bio Safety Protocol, eerder dit jaar in Columbia. Is de minister van VROM bereid de Kamer schriftelijk te informeren over de stand van zaken, de positie die Nederland op die conferentie heeft ingenomen en is hij bereid zijn invloed bij de Europese Commissie aan te wenden teneinde de Verenigde Staten de biodiversiteitsconventie te laten onderschrijven?

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat er weinig vorderingen gemaakt zijn bij de realisatie van een gentechvrije voedselketen, zoals verzocht door de Kamer bij aanname van de motie-Stellingwerf/M.B. Vos;

overwegende, dat marktwerking het bestaan van een gentechvrije voedselketen niet kan garanderen;

verzoekt de regering binnen drie maanden te komen met een plan van aanpak om op korte termijn het voortbestaan van een gentechvrije voedselketen te garanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hermann, M.B. Vos en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

HermannZij krijgt nr. 9 (26407).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het gebruik van antibiotica als markergen bij genetische manipulatie ongewenste gezondheidsrisico's met zich meebrengt;

verzoekt de regering er bij de Europese Commissie op aan te dringen een verbod in te stellen op het gebruik van antibiotica als markergen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hermann en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (26407).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de nut- en noodzaakdiscussie over genetische manipulatie nog niet uitgekristalliseerd is, onder andere waar het de gevolgen voor ontwikkelingslanden betreft;

constaterende, dat er onvoldoende garanties zijn tegen ongewenste gevolgen voor het milieu en op het terrein van de voedselveiligheid;

verzoekt de regering pas op de plaats te maken met:

  • - de introductie van nieuwe genetisch gemanipuleerde gewassen;

  • - de ingebruikname van nieuwe proefvelden;

  • - de uitbreiding van het huidige proefveldenareaal;

  • tot het moment dat:

  • - harde veiligheidscriteria geformuleerd zijn,

  • - een sluitende etiketteringsplicht gerealiseerd is,

  • - mogelijke negatieve en positieve gevolgen duidelijk tegen elkaar zijn afgewogen in een brede maatschappelijke discussie;

verzoekt de regering een onderzoek te doen naar de effecten op langere termijn op het terrein van de ecologie en voedselveiligheid, en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hermann en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (26407).

De heer Udo (VVD):

Is mevrouw Hermann zich bewust van het feit dat als zij een dergelijke motie indient, de moderne biotechnologie in Europa geweldig op achterstand komt? Zij moet zich ook realiseren dat wij in vergelijking met de Verenigde Staten zo'n achterstand oplopen dat wij die nooit meer kunnen inhalen. Beseft zij dat de zorgvuldige totstandkoming van GGO's zoals in Nederland gebruikelijk is, een soort moratorium krijgt en dat dit zeer ongewenste gevolgen zal hebben?

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Ik realiseer mij dat wij in een spanningsveld zitten tussen de boot missen bij de vooruitgang en ervoor zorgen dat wij niet zo hard van stapel lopen dat wij dingen doen waarvan wij op langere termijn spijt krijgen. De intentie van de motie is de volgende. Wij zijn nu met tal van zaken bezig zijn. De proefnemingen behoeven van ons niet stopgezet te worden. Gewassen die nu toegelaten zijn, behoeven niet verboden te worden. Laten wij eerst eens iets verder kijken dan onze neus lang is en dan wellicht weer verdergaan.

De heer Udo (VVD):

Dat betekent dat mevrouw Hermann de duurzame landbouw in ontwikkelingslanden geen goed hart toedraagt om de doodeenvoudige reden dat gewassen die goed tegen droogte kunnen, dan niet meer toegestaan zouden worden. Dat vind ik een kwalijke zaak.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

De voortgang die tot nu toe geboekt is, willen wij niet terugdraaien. Wij kiezen ervoor nu zorgvuldig te bekijken waarmee wij bezig zijn. De ontwikkelingen buitelen over elkaar heen. Better safe than sorry.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Als er geen bezwaar tegen is, zou ik mijn naam ook graag onder de motie zien. Ik ben namelijk niet zo bang voor de door de heer Udo geschetste gigantische achterstand die wij oplopen, want dan hebben wij in ieder geval daarna nooit meer last van de wet van de remmende voorsprong.

De voorzitter:

Ik weet dat er buiten deze zaal ook naar het debat geluisterd wordt. Daarom wil ik de leden vragen de ondertekening van moties te completeren voordat zij worden ingediend. Ik weet best dat het een drukke dag is, maar het is ook voor diensten van de Kamer lastig als moties drie keer opnieuw gedrukt moeten worden om dit soort redenen.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik heb een vraag over de samenhang tussen de tweede en de derde motie. Ik was geneigd positief mee te denken over de tweede motie over het verbieden van antibioticumresistentie. In de toelichting bij de derde motie zegt mevrouw Hermann dat wat nu is toegelaten, mag blijven. Als antibioticumresistentie ongewenst is, moet er dan geen herbeoordeling komen van al toegelaten gewassen met het kenmerk van antibioticumresistentie die al verspreid worden? Wij hebben in de beantwoording van de vragen kunnen lezen dat de Avebe-aardappel vertraging heeft opgelopen vanwege de ingebouwde antibioticumresistentie.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Bij opmerkingen zoals deze van de heer Ter Veer moet ik altijd denken aan mijn oude geschiedenisleraar, die als zinspreuk had: "Dat is een schema en dus fout". In een motie kun je dus nooit van alles zeggen. Inhoudelijk kan ik helemaal met de heer Ter Veer meedenken, maar misschien is de zorgvuldige woordkeuze enigszins in het gedrang gekomen door de snelle opeenvolging van het algemeen overleg van gisteren en het verlengde algemeen overleg van vandaag. Wij denken daar nog over na.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben in het verlengde algemeen overleg uitgebreid over de GGO's en de voedselveiligheid gesproken. Dat is één aspect van het zeer brede scala van toepassingsgebieden van de moderne biotechnologie. Ik herhaal dat er absoluut geen misverstand over mag bestaan dat deze techniek kansen en mogelijkheden biedt die wij voorheen niet kenden. Daarbij denk ik met name aan de gezondheidszorg en de farmaceutische ontwikkelingen.

Ik spits mijn inbreng toe op de GGO's in de voedselketen. Het voorzorgbeginsel is en blijft natuurlijk het uitgangspunt, zowel bij de primaire producten als bij het in het milieu brengen van gewassen. Na de inbreng van minister Pronk bestaat er voor mijn fractie absoluut geen misverstand over dat dat ook voor het kabinet het uitgangspunt is. Met de voorgestelde wijziging van richtlijn 90/220, die met betrekking tot toelating duidelijk een verbetering is, wordt dit nadrukkelijk tot uitdrukking gebracht. Met het nu reeds in ons land implementeren van de verbeterde richtlijn gaan we de goede richting op. De vraag is natuurlijk of dat kan. Ik hoop dat de minister daar iets meer over kan zeggen.

Ik herhaal dat de veiligheid optimaal dient te worden nagestreefd bij het toelaten in het milieu van producten en grondstoffen. Ten minste binnen Europa met de open grenzen dienen, om te beginnen, de risicoanalyse, de risicobeoordeling en de risicoaanvaarding geharmoniseerd te worden. Het is natuurlijk te gek voor woorden – ik begrijp dat de minister van Justitie dit ook buitengewoon interessant vindt – dat die harmonisatie er nog niet is. Het aanleveren van gevalideerde detectiemethoden door de aanvrager dient een voorwaarde voor vergunningverlening te zijn. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar dat is nog niet zo.

Er moet één toetsingsinstelling komen, een Europese food and drug administration of hoe je het ook wilt noemen. Er is meerdere keren op gewezen dat zo'n instelling er moet komen. Daarnaast dient de harmonisatie van nog bestaande lacunes stevig ter hand te worden genomen. Kortheidshalve noem ik als voorbeelden de additieven en alle toegevoegde producten waarbij dat nu nog niet het geval is. Andere voorbeelden zijn de in veevoer verwerkte GGO-producten en de novel seeds. Zo zijn er nog meer voorbeelden te geven en dat heb ik ook gedaan; die voorbeelden hebben de bewindslieden vast genoteerd. Nu in Europa als het ware een pas op de plaats wordt gemaakt – ik zou bijna zeggen dat ons een moratorium in de schoot is geworpen; daar zijn wij gisteren uitdrukkelijk op ingegaan – dient die tijd benut te worden om echt orde op zaken te stellen. Daar vraag ik nogmaals extra aandacht voor.

Ook ten aanzien van de etikettering is harmonisatie van belang voor het realiseren van een GGO-vrije keten als wij de keuzevrijheid van de consument echt serieus nemen. Voor het gebruik maken van dat recht door de consument is voorlichting echter een must; minstens even belangrijk is de mogelijkheid voor mensen om mee te bepalen welke richting wij met de GGO's op willen en dus mee te doen aan het maatschappelijke debat over voedselveiligheid en biotechnologie.

De voorzitter:

U moet nu echt afronden.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Ik zal afronden. De uiterste zorgvuldigheid is niet alleen geboden ten aanzien van reeds toegelaten nieuwe producten; zowel bij nieuwe producten als bij oude producten zal sprake moeten zijn van doorlopende toetsing, monitoring en een vinger aan de pols. Daarbij dient de laatste stand van de wetenschap de richtinggevende rol te spelen.

Voorzitter! Ik rond nu echt af.

De voorzitter:

Dan wel in één zin. U hebt nu het dubbele van uw spreektijd gebruikt en u had u niet eens van tevoren opgegeven.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Ik kan het in één zin, voorzitter. Ik vraag de bewindslieden of zij dit vandaag in het plenaire debat willen onderschrijven en de resultaten van hun activiteiten willen meenemen in de integrale notitie die over GGO's is toegezegd.

De heer Udo (VVD):

Voorzitter! Wij hebben gisteren een uitgebreid algemeen overleg gehad over de moderne biotechnologie. Het antwoord van minister Pronk over de verscherping van de richtlijn inzake moderne biotechnologie was belangwekkend. Hij had het daarin over het voorzorgbeginsel, meer gegevens over risico's, meer tijd bij landen, meer aandacht voor ethische aspecten en meer openheid van gegevens. Allemaal dingen die natuurlijk zeer belangrijk zijn. Ook wij willen geen risico's voor milieu en volksgezondheid, ook wij zijn ervoor om het voorzorgbeginsel te verankeren en de ethische aspecten in ogenschouw te nemen. Wij weten echter allemaal dat de moderne biotechnologie in Europa stokt, dat de procedures te lang zijn en dat de markttoelating van biotechnologie zeer veel te wensen overlaat. De moderne biotechnologie is juist zo belangrijk voor de duurzame landbouw, voor het landbouwareaal in de wereld, voor de ontwikkelingslanden, voor de efficiency, voor gewassen die goed tegen droogte kunnen, voor gewassen die minder bestrijdingsmiddelen nodig hebben, e.d. Daarnaast is de moderne biotechnologie zo belangrijk voor de volksgezondheid in Nederland en Europa, omdat wij allerlei nieuwe technieken kunnen ontwikkelen met behulp van moderne genetisch gemodificeerde organismen. Wij maken hiermee nieuwe medicijnen en nieuwe preventie- en medicinale strategieën om ongeneeslijke ziekten te bestrijden.

Het gaat hier dus om buitengewoon grote voordelen. Ik meen dan ook dat het belangrijk is om in Europa te komen tot een European food agency. Ik dank de bewindslieden ervoor dat zij in hun antwoord hebben gezegd dat zo'n agency er komt. Daar zijn wij zeer gelukkig mee.

De voorzitter:

Nu brengt u mij in verwarring. U bedankt de bewindslieden voor een antwoord dat niet in deze zaal is gegeven. U dankt dus voor een antwoord in het algemeen overleg.

De heer Udo (VVD):

Nee, ik dank voor het food agency.

De voorzitter:

U dankt voor een antwoord in het algemeen overleg, dus u doet nu het algemeen overleg over. Daar zitten wij hier niet voor. Ik vraag u uw betoog af te ronden.

De heer Udo (VVD):

Ik zal mijn betoog afronden, voorzitter. Ik vraag aan de minister van VROM hoe de verscherping van de Europese richtlijn moet worden uitgelegd voor de toelating van GGO's binnen Nederland en binnen Europa en wanneer wij daar nadere berichten over krijgen, zodat wij daar in dit huis verder onze mening over kunnen geven.

Minister Pronk:

Voorzitter! In de notitie die is toegezegd, zal op alle aspecten worden ingegaan. Een groot aantal specifieke vragen is door een aantal geachte afgevaardigden wederom in dit debat genoemd. Al die punten zullen worden meegenomen in de notitie die door het kabinet in zijn geheel zal worden vastgesteld. Op enkele van die punten zullen mijn collega's en ik nu reeds kunnen ingaan in preliminaire zin, maar de meeste punten zullen goed afgewogen aan de orde komen in de toegezegde notitie.

Voorzitter! Mij is gevraagd te bevorderen dat het verslag van de bio safety conferentie in Carthagena spoedig aan de Kamer wordt gestuurd, voorzien van een standpunt over het verdere internationale onderhandelingsproces. Ik zal dat bevorderen, maar een aantal collega's is daarvoor medeverantwoordelijk.

De heer Udo en mevrouw Swildens hebben gevraagd in hoeverre het mogelijk is hetgeen wij hebben uitgesproken en gisteren hebben toegelicht, namelijk dat wij de huidige richtlijn zodanig willen toepassen dat er beleidsmatig van kan worden uitgegaan dat de nieuwe richtlijn, die medio volgend jaar officieel van kracht zou worden – zij moet nog worden vastgesteld door de Europese Milieuraad na overleg met uiteraard het Europees Parlement – reeds wordt toegepast. Ik heb gezegd dat dit kan voorzover dat juridisch mogelijk is. Ik voeg daaraan toe dat de juridische diensten van de Europese Raad hebben gezegd dat dit een mogelijkheid is. Een andere weg is door die diensten afgewezen, namelijk een algemeen moratorium. Voorkomen moet worden dat van een goede maar soepele huidige richtlijn misbruik wordt gemaakt door snel alle mogelijke vergunningen aan te vragen in plaats van straks in het kader van een wat striktere richtlijn. Een dergelijke situatie moet worden voorkomen. Nederland is niet het enige land dat dit heeft aangekondigd, maar bevindt zich in het gezelschap van een zevental andere lidstaten van de Europese Unie. Op de specifieke consequenties, uitgewerkt in juridische zin, zullen wij in de desbetreffende notitie nader ingaan.

Voorzitter! Ik neem drie moties voor mijn rekening, mijn collega's de andere. De motie van de heer Stellingwerf vraagt om er bij de Europese Commissie op aan te dringen de Europese regelgeving zodanig te wijzigen dat een individuele lidstaat zelfstandig kan besluiten in welke mate zij GGO-vrij wenst te blijven. Welnu, dat is niet de lijn die het kabinet zich voorstelt. Wij hebben een interne markt, wij hebben ook een gemeenschappelijk beleid waar het gaat om de toelating van GGO's, gebaseerd op de huidige richtlijn en straks op de nieuwe. Het is van het allergrootste belang dat in alle 15 lidstaten van de EU een gemeenschappelijk beleid wordt gevoerd. Het gaat niet aan om in je eigen hoekje iets specifieker te zijn, dan in de Unie in haar geheel. Als je vindt dat veiligheid, gezondheid, milieu en diversiteit belangrijke criteria zijn voor toelating van GGO's tot de markt, dan moet dat gelden voor het gehele EU-grondgebied. Daar moet je je dan ook voor inzetten en daar zet het kabinet zich dan ook voor in. Er bestaat een mogelijkheid voor afzonderlijke lidstaten om iets niet toe te laten. Voorts staat in artikel 95 dat wanneer er nieuwe wetenschappelijke gegevens, aanwijzingen zouden zijn en als het gaat om een specifiek probleem betreffende het grondgebied van het eigen land, het mogelijk is om in dat specifieke geval te bepalen dat de desbetreffende GGO's niet zouden moeten worden toegelaten. Ik heb er gisteren een voorbeeld van gegeven. Het ligt natuurlijk in de rede dat Nederland dat niet alleen doet, maar dit meldt aan de Europese Commissie en dat de Commissie iets dergelijks bevestigt, want er zijn natuurlijk bepaalde consequenties, wederom in het kader van de interne markt. Dit vind ik een goed sluitstuk van een algemeen beleid. Om die reden ontraad ik de aanvaarding van deze motie van de heer Stellingwerf. De besluitvorming over de Avebe-aardappelen kan overigens worden beschouwd als een voorbeeld dat ook binnen de richtlijn GGO's kunnen worden afgewezen.

Mijnheer de voorzitter! In een tweede motie vraagt de heer Stellingwerf de regering zich aan te sluiten bij die andere vijf landen die pleiten voor een moratorium – pas op de plaats – tenminste tot het moment dat de nieuwe richtlijn rechtskracht heeft gekregen. Wij hebben dat niet gedaan. Niet omdat wij zoals in de derde overweging van deze motie ten onrechte wordt gesteld, de tijdens de Milieuraad afgesproken voorstellen tot wijziging van de richtlijn reeds van toepassing willen verklaren op nieuwe aanvragen. Nee, wij hebben ons daarentegen aangesloten bij een andere lijn. Die andere lijn is beter. Het is niet logisch van goed naar beter te gaan via nul. Wij hebben een goed beleid en passen het toe, maar wij willen het versterken. Dat bereik je niet door in de tussenperiode helemaal niets te doen. Door in die tussenperiode niets toe te laten, zou de validiteit van de richtlijn van destijds achteraf geheel worden ontkracht.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik wil hier en nu gemeld hebben dat de discussie nu juist gaat over de vraag of het in de huidige situatie goed is. Ik ben ervan overtuigd dat het beter gaat met de voorstellen van de minister, maar of het goed is, dat is nog een punt van discussie. Ik vind dat wij dan beter pas op de plaats kunnen maken en naar dat betere toegaan.

Minister Pronk:

Dat heeft geen enkele zin. Dit zou alleen maar zin hebben als het niet mogelijk zou zijn de reeds aangescherpte criteria die wij allen wenselijk achten, toe te passen in een tussenperiode. Dit laatste willen wij doen. Uiteindelijk gaat het er inderdaad om aan de hand van aangescherpte criteria te beslissen over het al dan niet toelaten tot de markt van specifieke GGO's. Het gaat er voor de Nederlandse regering niet om vast te stellen dat GGO's in het algemeen niet zouden moeten worden toegelaten tot de markt. Het gaat erom dat specifiek per genetisch gemodificeerd organisme aan de hand van strikte criteria wordt overwogen of het desbetreffende GGO markttoelating verdient of niet; product voor product, afhankelijk van de beoordeling van de individuele effecten op milieu, gezondheid, biodiversiteit, veiligheid, e.d. Mijnheer de voorzitter! In het algemeen, dus niet alleen voor Nederlanders, niet alleen voor Europeanen, maar uiteraard ook voor de mensen in de landen daarbuiten.

Dit brengt mij bij de laatste motie, de motie over de consequenties voor ontwikkelingslanden, ingediend door de geachte afgevaardigde mevrouw Hermann. Ik ben van mening dat, hoe sympathiek de motie ook is, het niet aangaat andere criteria te hanteren voor de toelating van GGO's met betrekking tot veiligheid, etikettering, mogelijke gevolgen voor bijvoorbeeld biodiversiteit en voedselveiligheid, e.d. voor mensen in ontwikkelingslanden dan voor mensen binnen de Europese Unie zelf. Wanneer wij heel strikt bezien of een bepaald GGO kan worden toegelaten tot de markt, moeten al die overwegingen die in de richtlijnen zelf zijn opgenomen, in het algemeen gelden. Bij de beoordeling van de consequenties voor de veiligheid e.d. mag dus geen onderscheid wordt gemaakt tussen mensen binnen en buiten de Europese markt. Een dergelijke motie zou eigenlijk een verkeerde indruk wekken. Wij hebben die verantwoordelijkheid, wanneer wij iets tot de Europese markt toelaten, voor consumenten en burgers, waar dan ook. Ik ontraad aanvaarding van deze motie. Dat neemt niet weg dat wij in de nota die wij in oktober aan de Kamer zullen sturen, uitgebreid zullen ingaan op consequenties van de invoering van GGO's in ontwikkelingslanden. Mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking zal ook bij de voorbereiding van de nota worden betrokken.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Mevrouw Hermann stelde een vraag over de oliën. Sojaolie bevat in principe geen GGO, GG-DNA of GG-eiwitten. Het is niet helemaal uitgesloten dat in het productieproces een spoortje aanwezig is. In principe is zo'n olie daar vrij van. Het aantonen dat er inderdaad niet het allerkleinste spoortje meer in zit, is moeilijk. Het is mij niet bekend of er al methoden ontwikkeld zijn die dat mogelijk maken. Ik zal de Kamer nader informeren over de mogelijkheden en de onmogelijkheden van die detectiemethodiek.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Ik ben de minister er erkentelijk voor dat zij bereid is om nadere informatie te geven. In koudgeperste oliën en geraffineerde oliën kunnen nog sporen worden gevonden, ook al is dat onder de 100 microgram per milliliter. Als het uit 100% genetisch gemodificeerde sojabonen komt, kan er nog altijd transgeen DNA worden gevonden. Ik neem aan dat hierop in de nota zal worden ingegaan.

Minister Borst-Eilers:

Het plan van staatssecretaris Faber en mij houdt in dat wordt gekomen tot een etiketteringssysteem waarbij op het etiket staat: geproduceerd zonder gentechnologie. Dat geldt dan voor het gehele productieproces. Dat is inclusief het veevoeder wanneer het om een dierlijk product gaat. Bij niet-dierlijke producten gaat het dus om de grondstoffen. Dat etiket mag op een dergelijke fles verschijnen wanneer ook bij de grondstoffen in het voortraject geen genetische modificatie is toegepast.

Mevrouw Swildens heeft naar voren gebracht welk een groot belang zij hecht aan de voorlichting. Ik zeg haar toe dat wij dat voorlichtingselement willen incorporeren in het maatschappelijk debat. Een van de doelstellingen van een dergelijk debat is goede voorlichting. Het maatschappelijk debat moet erop gericht zijn om iedere individuele Nederlander in staat te stellen om zelf een eigen oordeel te vormen over de vraag of hij wel of niet bereid is in het voedselpakket voedsel op te nemen dat met gentechnieken is bereid. Het gaat om een eigen oordeel van een mondige onafhankelijke burger. Zo'n oordeel kun je alleen vormen als je echt goed snapt waarover het gaat. Goede voorlichting is essentieel.

De heer Stellingwerf heeft op stuk nr. 5 een motie ingediend over het organiseren van een maatschappelijk debat. Dit is al door de regering toegezegd, maar ik worstel met het volgende. Overigens geldt dit ook voor de motie van mevrouw Van Ardenne op stuk nr. 8. Het zijn sympathieke moties, in die zin dat ze vragen om iets wat het voornemen van de regering is, maar het is voor mij de vraag hoe breed dat debat moet worden gevoerd. In de motie van de heer Stellingwerf wordt het verengd tot een maatschappelijk debat rondom het thema genetisch veranderde organismen, voedselveiligheid, wenselijkheid en keuzevrijheid. Ik wil graag dat zo'n maatschappelijk debat breder wordt gevoerd. Het moet informatie geven over de vraag wat genetische modificatie is. Waar kan die worden toegepast en gebeurt dit al? Op deze wijze kan de burger zich ook een oordeel vormen over de genetische modificatie als zodanig, gelet op de voor velen zeer positieve toepassing in de geneeskunde. Hierbij wijs ik ook op de toepassingen bij voedsel waar de een wat positiever over denkt dan de ander. Als dit uitsluitend een debat wordt over genetisch gemodificeerde organismen en hun toepassing in het voedselpakket, informeer je de mensen maar voor de helft. Het maatschappelijk debat is dan niet breed genoeg. Als de moties op de stukken nrs. 5 en 8 worden aangenomen, behoudt de regering zich de vrijheid voor om het debat breder te organiseren, met voldoende aandacht voor het voedsel, maar wel degelijk met een bredere start. Ik weet niet hoe de indieners daarover denken.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Op zich ben ik het met de minister eens. Vele zaken die bij mensen leven, moeten niet zo smal aan de orde komen. U moet mijn motie zo opvatten dat het een breder debat moet zijn. Het moet echter ook informatief zijn, waardoor je kunt horen...

De voorzitter:

Wilt u een korte vraag stellen?

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik geef aan dat de inhoud van onze motie erop gericht is om het debat breed te voeren.

De heer Stellingwerf (RPF):

De toelichting van de minister dat zij het debat wat breder wil voeren, beschouw ik als een toezegging. Wij kunnen daarom deze motie intrekken. Het probleem met de motie van mevrouw Van Ardenne is dat daarin een aantal waardeoordelen zit.

Minister Borst-Eilers:

Een ander punt uit de motie op stuk nr. 8 is de vraag wie het debat moet gaan organiseren. Er moet een commissie biotechnologie worden ingesteld die te zijner tijd rapporteert over de gewenste en aanvaardbare toepassingen. Deze commissie wordt tot het bewuste debat ingesteld. Wij zijn met het oog op het maatschappelijke debat in Nederland bezig met een verkenning van de beste methode. Een paar keer zijn door het Rathenau-instituut debatten georganiseerd. De stichting Biowetenschappen en maatschappij zou een volgend maatschappelijk debat willen organiseren. Ik sta hier positief tegenover. Wij behouden ons ook hierbij het recht voor om de organisatie van het debat te leggen bij een van de twee clubs die een expertise op dit punt aan het ontwikkelen zijn. Een breed samengestelde commissie biotechnologie heeft dan misschien weer net niet die specifieke expertise in huis. De organisatie van een dergelijk debat is een technologie op zich.

Dit alles gezegd hebbend, laat ik het oordeel over beide moties graag aan de Kamer over. U weet dat ze ons naar de geest sympathiek zijn, maar ik heb er toch enkele kanttekeningen bij.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Stellingwerf c.s. (26407, nr. 5) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Borst-Eilers:

Het gaat dan alleen nog om de motie op stuk nr. 8.

De motie op stuk nr. 10 over de antibiotica als markergen beschouw ik als een ondersteuning van het beleid.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter! Ik neem de moties op de stukken nrs. 4 en 9, met respectievelijk de heer Stellingwerf en mevrouw Hermann als eerste ondertekenaars, samen omdat ze veel met elkaar te maken hebben. In het algemeen overleg is al gezegd dat er in de laatste Landbouwraad een aantal forse stappen zijn gezet, met name op het gebied van het vrijwaren van de biologische landbouw voor GGO's. In reactie op de motie van mevrouw Hermann zeg ik dat de wijziging van de regeling daaromtrent in september 1999 zal worden gepubliceerd, dus over drie maanden. Op dat moment treedt dit voorschrift onmiddellijk in werking, waarmee is gegarandeerd dat de biologische landbouw GGO-vrij is. De manier waarop dat gebeurt, is aan de markt zelf. De Europese overheid maakt de regelgeving en de Nederlandse overheid stelt de normen waarover wij hebben gediscussieerd. Het kabinet is van mening dat er keuzevrijheid voor de consument moet zijn; die is gegarandeerd door de gentechnologievrije voedselketen in de biologische landbouw, maar de manier waarop dit alles gebeurt, wordt bepaald door sector en consument.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik ben het hier niet helemaal mee eens; in ieder geval resteert er voor mij een grote vraag. De biologische landbouw wordt geconfronteerd met het feit dat er reguliere boeren naast biologische boeren staan. Het is nu nog volstrekt onduidelijk hoe de gewassen uit elkaar moeten worden gehouden als straks bij de reguliere boeren veel GGO-gewassen staan. Ik zie hierin een verantwoordelijkheid voor de overheid, bijvoorbeeld op het gebied van een programma van eisen.

Staatssecretaris Faber:

Dat is het tweede deel van uw motie. Het kabinet deelt uw standpunt in dezen niet. De overheid stelt normen en het is aan de sector om ervoor te zorgen dat men, als men het etiket "gentechvrije technologie" wil hebben, zodanig produceert dat de overheid dat etiket kan toekennen. Als er problemen ontstaan rond transport, contaminatie doordat buren op een andere wijze produceren, of op welk terrein dan ook, dan heeft dat te maken met de manier waarop wordt geproduceerd. Het is aan de biologische landbouw zelf om die productie zodanig in te richten, dat aan de normen kan worden voldaan. Het is niet aan de overheid om hier in te treden.

De heer Stellingwerf (RPF):

Wat de staatssecretaris nu meedeelt, heb ik gisteren absoluut niet gehoord. Het verontrust mij zeer.

Staatssecretaris Faber:

Het is gisteren wel meegedeeld, zij het wat kort; de beraadslaging verliep, zoals u weet, nogal chaotisch. Dit is echter een zeer helder standpunt en het kabinet heeft dat vanaf het begin ingenomen.

De voorzitter:

Ik zal omwille van de efficiëntie geen interrupties meer toestaan in dit onderdeel. Dit is een verslag van een algemeen overleg en in de klassieke zin is dat alleen bedoeld om moties in te dienen en reacties op moties te krijgen. De vergadering loopt anders te veel uit.

Staatssecretaris Faber:

In wezen geldt voor de motie-Hermann op stuk nr. 9 hetzelfde. De marktwerking kan wel degelijk een gentechvrije voedselketen garanderen als de overheid normen stelt en etiketten toekent als aan die normen wordt voldaan. Dit betekent dat de rol van de overheid faciliërend is, normstellend, maar absoluut niet producerend; producerend van voedsel, uiteraard. Beide moties moet ik dus ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, vanavond over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven