3 Dierziekten en antibioticagebruik

Aan de orde is het VAO Dierziekten en antibioticagebruik (AO d.d. 06/12). 

De voorzitter:

Ik heet de collega's in de zaal en de mensen die daarboven op de tribune zitten welkom. Hallo allemaal! Ik heet natuurlijk ook iedereen welkom die via internet of Politiek 24 dit debat volgt. En natuurlijk welkom aan de bewindspersonen! We beginnen met het verslag van het AO Dierziekten en antibioticagebruik. Dat algemeen overleg heeft op 6 december plaatsgevonden. 

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Gerven. Hij spreekt namens de fractie van de SP. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter, een drietal moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het colistinegebruik in de veehouderij in diverse sectoren is gegroeid tot zelfs 700%, waardoor de kans op resistentievorming toeneemt; 

overwegende dat colistine in de humane geneeskunde een laatste antibioticumredmiddel is voor mensen; 

overwegende dat al incidenteel colistineresistentie is gevonden bij kippen, kalkoenen en kalveren; 

spreekt uit dat het gebruik van colistine in de veehouderij per direct dient te worden gestaakt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 223 (29683). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in de kalver- en kalkoensector het gebruik van antibiotica fors is gestegen met alle risico's van dien; 

overwegende dat de dierenartsen voor deze ongewenste ontwikkeling in hoge mate verantwoordelijk zijn; 

spreekt uit dat er een actieplan van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde moet komen, waarbij gestreefd wordt naar verdere reductie van het antibioticagebruik in de veehouderij, conform het doel om te komen tot een reductie van 70% van het antibioticagebruik ten opzichte van het peiljaar 2009, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 224 (29683). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de financiële relatie tussen dierenartsen en de commerciële veehouderij een risico vormt op inadequate prescriptie van diergeneesmiddelen; 

verzoekt de regering, financieringsmodellen voor dierenartsen vergelijkbaar met huisartsen, waarbij een gemengd systeem bestaat van enerzijds een abonnementsvergoeding en anderzijds betaling per verrichting, te onderzoeken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 225 (29683). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, drie moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er signalen zijn dat puppy's die worden geïmporteerd vanuit Oost-Europese landen als Hongarije steeds vaker besmet zijn met giardia; 

constaterende dat giardia een zeer besmettelijke darmontsteking bij mens en dier veroorzaakt en dat met name kinderen voor deze parasiet gevoelig zijn; 

spreekt haar bezorgdheid uit over de insleep van de giardiaparasiet via de puppyhandel; 

verzoekt de regering, maatregelen te treffen die de verspreiding van giardia via puppyhandel vanuit Oost-Europese landen tegengaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 226 (29683). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de vogelgriepuitbraak onder in het wild levende watervogels aanzienlijk is; 

overwegende dat verstoring van deze vogels de verspreiding van het virus en de kans op vogelgriepuitbraken vergroot; 

constaterende dat het kabinet daarom een landelijk verbod had ingesteld op de jacht op watervogels en op jachtactiviteiten die watervogels kunnen verstoren; 

van mening dat opheffing van dit jachtverbod onverantwoord is; 

verzoekt de regering, het landelijk jachtverbod op watervogels opnieuw in te stellen, alsmede het verbod op jachtactiviteiten waardoor watervogels kunnen worden verstoord, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 227 (29683). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, de laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de vogelgriepuitbraak onder in het wild levende watervogels aanzienlijk is; 

overwegende dat verstoring van deze vogels de verspreiding van het virus en de kans op vogelgriepuitbraken vergroot; 

constaterende dat het afsteken van vuurwerk zorgt voor in paniek opvliegende watervogels; 

van mening dat het risico op verdere verspreiding van het vogelgriepvirus zo klein mogelijk moet worden gemaakt; 

verzoekt de regering, maatregelen te treffen tegen het afsteken van vuurwerk waarbij watervogels kunnen worden verstoord, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 228 (29683). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik sluit af met de opmerking dat de staatssecretaris terecht heeft benadrukt dat we maatregelen moeten treffen om de verspreiding van het vogelgriepvirus te voorkomen. Ik dring er daarom bij hem op aan om niet te lichtzinnig te denken over maatregelen die wel degelijk kunnen helpen, maar die hij inmiddels wel heeft afgeschaft. 

De heer Graus (PVV):

Mevrouw de voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in Denemarken het gebruik van fytotherapeutica, pre- en probiotica deel gaat uitmaken van beleid; 

constaterende dat tussentijdse resultaten van het gerenommeerde Deense onderzoekscentrum Seges PigResearch veelbelovend zijn; 

overwegende dat in de paardensector de overstap van antibiotica naar natuurlijke middelen zoals fytotherapeutica een groot succes is gebleken; 

verzoekt de regering, te bezien welke fytotherapeutica, pre- en probiotica kunnen dienen ter aanvulling of vervanging van chemische middelen ter voorkoming van antibioticaresistentie bij zowel gezelschaps- als landbouwhuisdieren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 229 (29683). 

De heer Graus (PVV):

Ik zag de minister van Volksgezondheid al kijken. Ze heeft mij namelijk ooit de toezegging gedaan dat fytotherapeutica, pre- en probiotica deel gaan uitmaken van het topsectorenbeleid. Ik wil dat echt wordt bekeken waar die middelen zo snel mogelijk als vervanging of als aanvulling kunnen dienen. Het gaat erom het gebruik van antibacteriële middelen en ook de antiobioticaresistentie te verminderen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, tot meer onaangekondigde controles door de NVWA om de pakkans van antibioticacowboys (recidivisten) te vergroten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 230 (29683). 

De heer Graus (PVV):

Op advies van de staatssecretaris heb ik mijn motie 29683, nr. 212 aangehouden. In die motie heb ik gemeld dat de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde van mening is dat zieke dieren zo veel mogelijk individueel moeten worden behandeld en dat tal van gespecialiseerde varkensartsen in de praktijk tegen problemen aanlopen met koppelbehandelingen of nabehandelingen waardoor er onnodig dierenleed ontstaat, vaak de dood tot gevolg hebbend. Ik heb wel varkens in het middenpad zien liggen wachten op een dierenarts na het weekend. Mijn verzoek was om in overleg met de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde te bezien welke mogelijkheden er zijn om ter zake deskundige dierenartsen sneller tot vergroting van de epidemiologische bedrijfseenheid te laten overgaan, indien zij dat noodzakelijk achten. De dierenarts is de deskundige. Ik krijg hier graag een reactie op. Moet ik de motie nog even aanhouden of kan ik haar in stemming brengen? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Op 20 december jongstleden heb ik schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van de vogelgriep in Nederland. Pluimveehouders hebben te maken met een ernstige situatie. De gevolgen voor de bedrijven, ondernemers en hun gezinnen zijn groot en niet alleen bij ruiming. Er is grote onzekerheid bij bedrijven of zij wel of niet getroffen worden. In die schriftelijke vragen heb ik aandacht gevraagd voor behoud van de status van de vrije-uitloopeieren zolang de ophokplicht geldt. Omdat de situatie urgent is en naar het zich laat aanzien ook urgent blijft, heb ik ervoor gekozen om ook tijdens dit VAO hier aandacht voor te vragen. Is de staatssecretaris bereid tot actie op dit punt? Zo ja, wanneer kan hij in Europa de eerste stappen op dit terrein zetten? 

Gisteren bereikten ons via de media berichten over bedrijven in het Land van Maas en Waal. Ik begrijp dat er in de sector veel vragen leven over de hobbyhouders. Tijdens het algemeen overleg heb ik aangegeven dat er veel waardering is voor de aanpak, niet alleen van mijn fractie maar ook van het veld. Is het niet noodzakelijk om ook iets in de richting van hobbyhouders te doen? 

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot de bewindspersonen alle moties hebben gekregen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef graag eerst het woord aan de staatssecretaris van Economische Zaken. 

Van Dam:

Voorzitter. Ik ga in op de moties, te beginnen met de motie-Van Gerven/Ouwehand op stuk nr. 223. We hebben hier uitgebreid over gesproken in het algemeen overleg. Een verbod op het gebruik van colistine is op dit moment veterinair niet verantwoord, dus ik ontraad de motie. 

De motie-Van Gerven op stuk nr. 224 gaat over een actieplan van de KNMvD voor verdere reductie van antibioticagebruik. Dat is er al en dat heeft de Kamer ook gehad in juli. Zoals ook is uiteengezet, is het nu zaak te komen tot een sectorspecifieke aanpak om ook in sectoren specifieke maatregelen te nemen voor een verdergaande reductie. Deze motie is in elk geval overbodig, dus ik ontraad die. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik acht de motie niet overbodig. Het kabinet heeft gezegd dat die 70% over de hele linie niet reëel is, omdat het verschilt per sector. Wat mij betreft, is er toch onduidelijkheid. Het is nu al twee jaar rond de 58% en het moet naar minimaal 70% en de GGD zegt naar 90%. Mag ik de staatssecretaris zo verstaan dat in alle sectoren die 70% toch moet worden gehaald? 

Van Dam:

Het kabinet heeft nooit afstand gedaan van het reductiepercentage van 70, in tegenstelling tot wat de heer Van Gerven suggereert. Dat staat nog steeds. Wij hebben de Kamer erover geïnformeerd dat om dat te bereiken of misschien zelfs nog verder te komen, we nu van een generieke aanpak moeten overgaan naar een sectorspecifieke aanpak en soms zelfs een bedrijfsspecifieke aanpak, juist om met maatwerk te komen tot een verdergaande reductie. Ik heb daarbij ook aangegeven dat we al in de loop van volgend jaar streefreductiepercentages per sector zullen vaststellen, juist om per sector duidelijk te maken wat er mogelijk is en waarop we inzetten. 

De heer Van Gerven (SP):

Betekent dit dan dat per sector minimaal een reductie van 70% moet worden bereikt? Is dat de doelstelling van het kabinet? 

Van Dam:

Dat ligt eraan hoe hoog het antibioticagebruik in de sector bij aanvang was. Wij streven nog steeds naar dat reductiepercentage van 70. Per sector stellen we een reductiepercentage vast. In de ene sector zal dat percentage hoger zijn dan in de andere, omdat de uitgangssituatie soms minder goed is. Dat krijgt de Kamer allemaal in de loop van volgend jaar. 

Ik kom bij de motie-Van Gerven op stuk nr. 225. Daarover hebben we ook gesproken in het algemeen overleg. Ik ontraad de motie. Zoals de heer Van Gerven weet, zijn er professionele richtlijnen over hoe dierenartsen horen voor te schrijven. De handhaving vindt plaats via de NVWA. Dierenartsen die inadequaat voorschrijven, kunnen voor het tuchtcollege komen. Ik acht het dus niet nodig om financieringsmodellen te onderzoeken en ontraad de motie. 

In de motie-Ouwehand op stuk nr. 226 wordt de regering verzocht, maatregelen te treffen die de verspreiding van giardia via puppyhandel vanuit Oost-Europese landen tegengaan. Zieke dieren mogen al niet worden getransporteerd. Daarom moet voorafgaand aan transport een verklaring worden afgegeven dat de dieren gezond zijn. Recent nog heeft daarover een rechtszaak plaatsgevonden. Wij wilden bepaalde gezondheidsverklaringen eigenlijk niet accepteren, maar de rechter heeft gezegd dat we erop moeten vertrouwen dat ze goed zijn afgegeven. Dat maakt het soms moeilijk voor ons. Wij moeten ervan uitgaan dat het afgegeven certificaat klopt en de NVWA moet strikt handhaven op zo'n gezondheidscertificaat. Zoals eerder gezegd, wil ik toe naar een witte lijst van goede handelaren. Daarmee draaien we het om. We proberen niet te bestrijden dat er door slechte handelaren pups worden geëxporteerd naar Nederland, maar we proberen ervoor te zorgen dat alleen goede handelaren daarvoor in aanmerking kunnen komen. Dat gezegd hebbende, ontraad ik de motie. 

Ik vind de motie op stuk nr. 227 opmerkelijk, omdat de indienster, mevrouw Ouwehand, van mening is dat de opheffing van het jachtverbod onverantwoord is. Ik trek op geen enkele manier haar deskundigheid in twijfel, maar ik laat mij adviseren door deskundigen die verstand hebben van de verspreiding van dergelijke virussen. Ik denk dat we het aan hen moeten overlaten om te beoordelen wat al dan niet verantwoord is. Dat hoort geen politieke mening te zijn. Deze motie is geformuleerd als een mening van deze Kamer, maar het lijkt mij verstandig als we de deskundigen op hun expertise vertrouwen. Ik heb de deskundigengroep geraadpleegd. Op basis daarvan heb ik het jachtverbod ingesteld toen de vogelgriep net in Nederland aanwezig was, juist om te voorkomen dat die zich verder binnen Nederland zou verspreiden. We zijn nu een aantal weken verder en we moeten constateren dat overal in Nederland waar wilde watervogels zijn, er vogelgriep heerst. Dat is de reden waarom ik de deskundigengroep weer heb geraadpleegd. Ik heb gevraagd of het jachtverbod nog steeds een logische maatregel is, waarna de deskundigengroep heeft aangegeven dat het nog maar een zeer geringe bijdrage levert. Op basis daarvan hebben we geconcludeerd dat die maatregel kon worden ingetrokken. Ik ontraad daarom deze motie. 

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Ouwehand het woord geef, merk ik op dat dit het eerste verslag van een algemeen overleg is dat we vandaag hebben. Als we allemaal nu al heel uitgebreid gaan spreken en een deel van het algemeen overleg gaan herhalen, gaan we onze tijdsplanning niet halen. Mevrouw Ouwehand, ik geef u het woord, maar ik verzoek u om het kort te houden. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is een terecht punt. Ik merk heel kort op dat er kennelijk een verschil van mening bestaat tussen het kabinet en de Partij voor de Dieren. Deskundigen worden niet gekozen en dragen geen politieke verantwoordelijkheid. Wij besluiten hier over hun adviezen. Het is wel degelijk een politieke verantwoordelijkheid om te zeggen: de deskundigen zeggen dat het ongeveer zus en zo zit en wij vinden het al dan niet verantwoord. 

Van Dam:

Zoals ik al zei: dat is een mening van een politicus. Dat zegt mevrouw Ouwehand terecht. Ik baseer mij op het oordeel van de mensen die ervoor hebben doorgeleerd. Op basis daarvan neem ik een besluit. Mevrouw Ouwehand mag daar van alles en nog wat van vinden, maar ik deel in ieder geval niet de opvatting dat het onverantwoord is, aangezien de experts zelf zeggen dat er slechts sprake is van een zeer geringe bijdrage aan de vermindering van het insleeprisico van vogelgriep op pluimveebedrijven. 

Dezelfde redenering geldt voor de motie-Ouwehand op stuk nr. 228. Ook op dat punt volg ik het advies van de deskundigen. Zij hebben mij niet geadviseerd een dergelijke maatregel te treffen. Ik ontraad daarom ook die motie. 

Ik kom op de motie-Graus op stuk nr. 229. We hebben daarover eerder met elkaar gesproken. De heer Graus vraagt de regering in feite om te bezien welke fytotherapeutica, pre- en probiotica kunnen dienen ter aanvulling of vervanging van chemische middelen. Dat is in feite ondersteuning van beleid, want ik laat dat al in beeld brengen door de Universiteit Wageningen. Zij verstrekt op dit punt ook voorlichting aan dierenartsen en boeren. Ik zeg daar wel bij dat we niet vanuit het kabinet kunnen zeggen dat dergelijke middelen kunnen dienen ter vervanging van chemische middelen. Die afweging moet echt door artsen zelf worden gemaakt. 

De heer Graus (PVV):

Ik ben ooit specialist geweest in dit soort preparaten. Ik heb aangetoond dat ik dieren die waren afgeschreven door de faculteiten Diergeneeskunde van de Universiteit Gent en de Universiteit Utrecht, nog jarenlang heb weten te behouden dankzij een behandeling met dit soort middelen. Zelfs kurkuma kun je tegen kanker gebruiken. Daar heb ik het ook met de minister van Volksgezondheid over gehad. Bovendien bestaan er ook fytotherapeutische pijnstillers en ontstekingsremmers die kunnen dienen ter vervanging van of ter ondersteuning van chemische middelen. Daar vraag ik om. Het gaat om een heel belangrijk iets, namelijk antibioticaresistentie, ook bij mensen. Ik vind dat de regering moet gaan helpen. Ik ben tientallen jaren niet bij de faculteit Diergeneeskunde binnengekomen, want wat de boer niet kent, dat eet hij niet; u weet hoe dat gaat. Er moet echt hulp en steun komen vanuit de regering. Die zijn er per se niet. Ik ben altijd gedwarsboomd wat betreft dit soort preparaten, terwijl de dierenartsen met wie ik samenwerk, zeggen dat die wel werken. Zij hebben hier dubbelblinde onderzoeken naar gedaan. De dierenartsen in de praktijk zeggen dat het werkt, maar de bobo's bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zeggen dat het niet werkt, omdat ze het niet willen en er geen zin in hebben. De farmaceutische bedrijven kunnen die dure onderzoeken niet betalen. Het gaat vaak om tonnen tot miljoenen; dat kunnen ze helemaal niet betalen. 

De voorzitter:

Ook voor u geldt, dat we proberen om het algemeen overleg niet te herhalen. 

Van Dam:

In het algemeen overleg en zelfs nu had ik niet de indruk dat we een heel groot verschil van opvatting hebben. De heer Graus zegt dat de mogelijkheden van dergelijke middelen meer onder de aandacht gebracht zouden moeten worden en dat die ook beter verspreid moeten worden. Dat is ook wat we doen. Daarom zei ik ook dat zijn motie ondersteuning van beleid is. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. 

De heer Graus heeft ook een vraag gesteld aan de minister van VWS, die ik namens haar mag beantwoorden. Die vraag ging ook over probiotica. De minister heeft de heer Graus toegezegd in een brief die in februari komt, toe te lichten welke initiatieven er op dit gebied lopen en wat er aan onderzoek gebeurt. De heer Graus hoort daar dan dus meer over. 

De motie-Graus op stuk nr. 230 gaat over meer onaangekondigde controles door de NVWA. Ik ontraad deze motie. De inzet van NVWA is al om zo veel mogelijk risicogerichte controles uit te voeren en op die manier de pakkans zo groot mogelijk te maken. 

De heer Graus (PVV):

Ik vraag echter om onaangekondigde controles. Nu weten ze het gewoon en dan stoppen ze allemaal middelen achter privédeuren, waar je dan weer een huiszoekingsbevel voor moet hebben. Er worden gewoon foefjes uitgehaald en dat kan natuurlijk niet. De NVWA moet daarom onverwacht binnenvallen. Ze moeten niets aankondigen en het moet ook veel vaker gebeuren. Anders krijgen we die hufters niet uit de maatschappij. 

Van Dam:

Het is mij helder waar het om gaat. Ik zei al dat de NVWA steeds meer risicogericht toezicht houdt. Dat betekent dat ze daar waar ze de risico's het grootst achten, het scherpst toezicht houden. Scherp toezicht houden betekent ook af en toe onverwachte en onaangekondigde controles doen. 

De heer Graus had verder nog een vraag over een motie die hij eerder heeft aangehouden en die gaat over het vergroten van de epidemiologische eenheid. Het is nog vroeg en dit is wel een struikelterm. Daar hebben we eerder met elkaar over gesproken. Ik heb toen tegen de heer Graus gezegd dat het vergroten van de epidemiologische eenheid niet iets is wat een dierenarts wel of niet kan doen. Een epidemiologische eenheid bestaat namelijk gewoon. Dat is de stal. Vergroten of verkleinen daarvan is niet een optie voor een dierenarts. Dus ook als de heer Graus die motie alsnog in stemming brengt, blijf ik ze ontraden. 

Mevrouw Lodders heeft nog twee vragen gesteld. De eerste vraag ging over de status van vrije-uitloopeieren. Ze vroeg of ik bereid ben om actie te ondernemen. Dat doe ik al. We zijn al in gesprek, ook met de Europese Commissie, om te bezien wat er mogelijk is om bijvoorbeeld de status langer te behouden als ze langer moeten ophokken dan twaalf weken. Ergens eind januari is het waarschijnlijk zover. Het zou buitengewoon vervelend zijn voor de pluimveehouders die het betreft, als hun eieren de vrije-uitloopstatus verliezen en als scharreleieren op de markt moeten worden gebracht. Dat halveert namelijk ongeveer de opbrengst van die eieren. We zijn er dus volop mee bezig, maar een eerder verzoek, van twee jaar geleden, is afgewezen. We doen onze uiterste best, maar ik kan op dit moment niet zeggen of het uiteindelijk tot resultaat zal leiden. Het is echter goed dat iedereen weet dat we er hard aan trekken. 

Verder vroeg mevrouw Lodders naar de hobbyhouders. Ze vroeg of er niet ook iets in hun richting moet gebeuren. Dat doen we al, want in de maatregelen die zijn genomen, is duidelijk gemaakt dat ook hobbyhouders ervoor moeten zorgen dat hun dieren niet in contact kunnen komen met wilde watervogels. Ze moeten daarvoor al het mogelijke doen. Het meest voor de hand liggende dat je dan kunt doen, is zorgen dat je dieren binnen blijven. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb een korte vraag over het eerste punt. Dank voor de inzet richting Europa. Ik heb niet helemaal scherp wanneer het momentum zou zijn, maar ik hoorde de staatssecretaris spreken over eind januari. Is hij bereid om de Kamer voor eind januari te informeren over de resultaten die al dan niet zijn geboekt in Brussel? Ik wil nog wel vragen om, zoals ik ook in mijn schriftelijke vragen heb aangegeven, de vergelijking te maken met de biologische sector waar het blijkbaar wel geregeld is. 

Van Dam:

Dat klopt. Voor de biologische sector geldt een andere regeling. Daarvoor geldt namelijk dat er over de gehele levensduur bezien een maximumperiode is waarin de dieren opgehokt mogen zitten. Voor eieren van vrije-uitloopdieren moet dat een aaneengesloten periode zijn, dus maximaal twaalf weken en niet langer, want dan mogen de eieren niet meer als vrije-uitloopeieren worden verkocht. Vanzelfsprekend ben ik bereid om de Kamer daar eind januari over te informeren, want dat is sowieso het moment waarop, als er dan nog opgehokt wordt, iedereen geïnformeerd moet worden over de consequentie daarvan voor de eieren. 

Mijn laatste opmerking is dat veel pluimveehouders de kerstdagen bezorgd ingaan. Er waren afgelopen weekend, ook na de laatste stand-van-zakenbrief die ik naar de Kamer heb gestuurd, nieuwe uitbraken van de vogelgriep. Dat hebben de Kamerleden allemaal meegekregen. Dat kunnen zij natuurlijk in de volgende stand-van-zakenbrief ook netjes formeel teruglezen, maar we hebben afgelopen weekend drie nieuwe uitbraken gezien bij pluimveebedrijven. Dat is natuurlijk behoorlijk ingrijpend voor de pluimveehouders daar. Gisteren was er helaas sprake van een uitbraak bij een hobbyhouder. Op dit moment is sprake van een uitbraak bij een handelaar in Zuid-Holland. We bezien nu welke maatregelen daar genomen moeten worden. De Kamerleden hebben in het AO allemaal hun medeleven betuigd aan de pluimveehouders. Dat is zeer op prijs gesteld door mij, maar — dat is het belangrijkste — zeker ook door hen. Laten we hopen dat alle pluimveehouders in Nederland rustige kerstdagen mogen beleven. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen wij vandaag nog gaan stemmen. Ik schors kort voor een wisseling van de wacht. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Naar boven