37 Passend onderwijs

Aan de orde is het VAO Passend onderwijs (AO d.d. 15/12). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom. De spelregels zijn: twee minuten spreektijd, inclusief het indienen van eventuele moties, die kort en bondig zijn. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Ik dien vier moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er nog steeds een beperkt aanbod is voor specifieke categorieën leerlingen die vanwege het benodigde maatwerk moeilijk plaatsbaar zijn op een bepaald schoolniveau of op een school in een van de bestaande clusters, bijvoorbeeld leerlingen met autismespectrumstoornis die cognitief op niveau havo/vwo zitten en leerlingen met ernstige psychiatrische of gedragsproblemen én een verstandelijke beperking (zmolk'ers); 

overwegende dat deze leerlingen vaak thuis komen te zitten of er een vrijstelling wordt aangevraagd terwijl het ondersteuningsaanbod dekkend zou moeten zijn; 

verzoekt de regering, nieuw ondersteuningsaanbod voor deze groepen kinderen te ontwikkelen en daarbij de expertise vanuit het (voortgezet) speciaal onderwijs te benutten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma, Siderius, Grashoff en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 222 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat samenwerkingsverbanden complexe organisaties zijn en er binnen het bestuur van samenwerkingsverbanden vaak sprake is van conflicterende belangen; 

overwegende dat het belang van het kind te allen tijde boven het belang van de schoolbesturen zou moeten gaan en er onafhankelijke controle zou moeten zijn op de geldstromen binnen de samenwerkingsverbanden; 

van mening zijnde dat een code van goed bestuur de samenwerkingsverbanden bewust kan maken van hun specifieke positie en taak en van de maatschappelijke opdracht die zij hebben, en de governancecodes voor het primair en voortgezet onderwijs die op dit moment gebruikt worden niet passen bij de complexiteit van de organisatie van samenwerkingsverbanden; 

verzoekt de regering, een code voor goed bestuur te ontwikkelen voor de samenwerkingsverbanden en daarnaast te onderzoeken op welke wijze onafhankelijk toezicht vormgegeven kan worden, en de Kamer hierover in de voortgangsrapportage te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ypma, Grashoff en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 223 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat op veel scholen nog angst heerst om door de inspectie te worden afgerekend op het bieden van passend onderwijs; 

overwegende dat deze angst van scholen moet slijten en dat passend onderwijs gedragen moet worden door alle scholen; 

van mening zijnde dat scholen met lef juist extra beloond zouden moeten worden en moeten worden aangemerkt als excellente passendonderwijsscholen; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat er ruimte komt binnen het inspectiekader voor positieve beoordeling van scholen met lef die goed presteren op passend onderwijs; 

verzoekt de regering voorts, alle scholen duidelijk per brief te informeren over welk maatwerk wel geboden mag worden, ook van de inspectie, met voorbeelden erbij, en dat het ontduiken van de zorgplicht niet mag, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 224 (31497). 

Dank u zeer. Ik geef het woord aan de heer Grashoff. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Ik heb er nog één, voorzitter. 

De voorzitter:

Dan moet u ze korter maken. Ik heb duidelijk gezegd wat de spelregels zijn. De heer Grashoff van GroenLinks. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter, mag ik hier bezwaar tegen maken? Ik doe het altijd heel snel. Ik lees alleen mijn moties voor. 

De voorzitter:

Dan moet u niet zo veel moties maken en ze niet zo lang laten zijn. We hebben hier spelregels en die handhaven we. Anders zitten we hier vannacht nog. Ik ben er van tevoren echt heel duidelijk over geweest. Het woord is aan de heer Grashoff. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Een beetje teleurstellend, voorzitter. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ga razendsnel. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er momenteel een grote variatie is bij scholen wat betreft de zorgvraag waaraan ze kunnen voldoen; 

overwegende dat het ontbreken van vaste criteria voor basisondersteuning kan leiden tot rechtsongelijkheid tussen regio's en scholen, en tevens leidt tot onduidelijkheid en onzekerheid voor ouders, docenten en leerlingen; 

verzoekt de regering, samen met samenwerkingsverbanden een landelijke norm voor basisondersteuning op te stellen waaraan iedere schoollocatie binnen een samenwerkingsverband moet voldoen, en de Kamer hierover voor 1 mei te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 225 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het aantal vrijstellingen van de Leerplichtwet onder artikel 5a toeneemt en dat dit onwenselijk is; 

overwegende dat de staatssecretaris gemeenten gaat vragen om de vrijstellingen onder artikel 5a opnieuw te bezien, zodat het aantal thuiszitters vermindert; 

overwegende dat de leerplichtambtenaren nu slechts sancties kunnen opleggen aan ouders, dan wel vrijstelling ex artikel 5a kunnen verlenen; 

van mening dat leerplichtambtenaren, onder verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur, ook de bevoegdheid moeten hebben om, al dan niet in combinatie met een tijdelijke vrijstelling, samenwerkingsverbanden op te dragen binnen een vast te stellen redelijke termijn kinderen passend onderwijs in de regio aan te bieden; 

verzoekt de regering, in het aangekondigde wetsvoorstel op te nemen dat: 

1. een vrijstelling van de Leerplichtwet onder artikel 5a in principe voor een periode van drie maanden wordt afgegeven; 

2. de leerplichtambtenaar een aanwijzingsbevoegdheid krijgt om aan samenwerkingsverbanden op te dragen binnen een vast te stellen redelijke termijn kinderen passend onderwijs in de regio aan te bieden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Ypma, Rog, Van Meenen en Siderius. 

Zij krijgt nr. 226 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er nog regelmatig discussie bestaat tussen gemeenten en scholen/samenwerkingsverband wie de ondersteunings- en zorgvragen moet betalen en wie de aanvraag voor zorg of ondersteuning moet doen; 

overwegende dat deze onduidelijkheden het bieden van zorg of ondersteuning in de klas voor kinderen vertragen, waardoor kinderen (langer) thuiszitten of niet direct de behandeling krijgen die ze nodig hebben; 

van mening dat kinderen nooit de dupe mogen zijn en in de wachtkamer terechtkomen; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de uitvoering van de zorg of ondersteuning op school direct gestart kan worden, conform de zorgplicht van de school, door een ontwikkelbudget, gevuld door de gemeente én samenwerkingsverband, vanwaaruit voorgefinancierd kan worden in situaties waarin onduidelijkheid is, zodat het kind direct het onderwijs en de zorg kan krijgen die het nodig heeft, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 227 (31497). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit was de motie van mevrouw Ypma, maar ik geloof dat ik nu formeel als eerste moet ondertekenen. Zij is in ieder geval meeondertekend door mevrouw Ypma. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de komst van passend onderwijs en lagere ondersteuningstoewijzingen van leerlingen bij veel scholen voor kinderen met een lichamelijke en/of meervoudige beperking leidt tot fors lagere inkomsten voor deze mytylscholen; 

constaterende dat mytylscholen hierdoor ernstig in de knel komen, waardoor beschikbaarheid en kwaliteit van het onderwijs voor kinderen met een ernstig meervoudige beperking wordt bedreigd; 

spreekt uit dat onderwijs en zorg voor deze kinderen niet in de knel mogen komen; 

verzoekt de regering, te onderzoeken welke knelpunten er zijn in de bekostiging en financiering van ernstig meervoudig gehandicapte kinderen en mytylscholen; 

verzoekt de regering voorts, in overleg met de sectororganisaties in het onderwijs op zo kort mogelijk termijn een procedure uit te werken waardoor de plaatsing van ernstig meervoudig gehandicapte leerlingen in een voor hen passende school gerealiseerd kan worden met zo min mogelijk procedurele en administratieve belasting voor ouders en de betrokken scholen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen, Bruins, Ypma, Grashoff, Rog en Siderius. 

Zij krijgt nr. 228 (31497). 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Ik heb één motie, maar dat is dan ook echt een topmotie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een diagnosestelling en behandeling voor dyscalculie bij leerlingen niet meer vergoed wordt vanuit de Zorgverzekeringswet of de Jeugdwet; 

constaterende dat het afhankelijk is van de woonplaats van een leerling of de dikte van de portemonnee van de ouders van een leerling of deze gediagnosticeerd en behandeld kan worden voor dyscalculie; 

constaterende dat leerlingen met dyscalculie niet altijd extra begeleiding van een gespecialiseerde rekenleerkracht op school krijgen en er hierdoor ook geen passend onderwijs wordt verzorgd; 

verzoekt de regering, deugdelijk onderzoek te doen naar de mogelijkheden van bekostiging van de diagnosestelling en behandeling van leerlingen met dyscalculie binnen het onderwijs, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling 2018 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius, Ypma, Rog, Van Meenen, Straus en Grashoff. 

Zij krijgt nr. 229 (31497). 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. Ik dien twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een explosieve groei heeft plaatsgevonden van het aantal thuiszitters met een vrijstelling onder artikel 5a van de Leerplichtwet; 

overwegende dat deze vrijstellingen slechts verleend kunnen worden aan kinderen in de leerplichtige leeftijd die niet leerbaar zijn; 

verzoekt de regering, te realiseren dat alle thuiszitters die een vrijstelling hebben gekregen onder artikel 5a van de Leerplichtwet op hun leermogelijkheden worden onderzocht, en de Kamer in het voorjaar van 2017 te informeren over wijze waarop de regering dit gaat doen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Grashoff, Ypma, Van Meenen, Bruins en Bisschop. 

Zij krijgt nr. 230 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat drie samenwerkingsverbanden als gevolg van de verevening van het ondersteuningsbudget in de komende vijf jaar te maken krijgen met een dalend budget om passend onderwijs te blijven bieden; 

tevens overwegende dat er ook samenwerkingsverbanden zijn die zeer ruime reserves aanhouden van het budget bedoeld om passend onderwijs te bieden aan kinderen met extra ondersteuningsbehoefte; 

verzoekt de regering, in overleg met de sector, te komen tot maatwerkoplossingen voor samenwerkingsverbanden die kampen met een krimpend budget en daarbij mede in ogenschouw te nemen de samenwerkingsverbanden die een bestemmingsreserve aanhouden van meer dan 5%, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 231 (31497). 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb drie moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat in sommige regio's beter passend onderwijs kan worden gegeven en scholen in stand kunnen worden gehouden wanneer het speciaal basisonderwijs (sbo) en speciaal onderwijs (so) hechter samenwerken en infrastructuur en expertise bundelen; 

constaterende dat het sbo valt onder de Wet op het primair onderwijs en het so valt onder de Wet op de expertisecentra; 

overwegende dat daardoor kinderen van sbo en so altijd verschillende BRIN-nummers hebben en dat het om die reden formeel niet is toegestaan om kinderen van sbo- en so-scholen in dezelfde klas te hebben; 

van mening dat het belang van het kind moet prevaleren boven een administratieve hobbel; 

verzoekt de regering, innovatieve experimenteerruimte te bieden aan besturen die zowel sbo- als so-scholen onder hun verantwoordelijkheid willen nemen, zodat dit tijdelijk kan worden toegestaan zolang ongewenste en onnodige administratieve en wettelijke hobbels nog niet zijn weggenomen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 232 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat begeleiding van en onderwijs aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking (EMB) in de huidige situatie worden bekostigd door de samenwerkingsverbanden passend onderwijs; 

verzoekt de regering, het onderwijs aan leerlingen met een ernstige meervoudige beperking afzonderlijk en landelijk te financieren, vergelijkbaar met de clusters 1 en 2, en de uitvoeringsafspraken in overleg met het onderwijsveld uit te werken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 233 (31497). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de aangenomen motie-Bruins (31497, nr. 201) verzoekt om te zorgen voor inclusiviteit in het regulier onderwijs voor kinderen die vroeger een "dubbele rugzak" ontvingen; 

constaterende dat de regering zich op het standpunt stelt dat een overstap van regulier naar speciaal onderwijs voor kinderen met syndroom van Down of met een chronische ziekte onderwijsinhoudelijk en niet financieel gedreven mag zijn; 

constaterende dat de regering niet eerder dan in 2018 de resultaten verwacht van een evaluatie op dit onderwerp; 

overwegende dat ouders reeds in de afgelopen tijd hebben geconstateerd dat voor hun kind met syndroom van Down of met een chronische ziekte het ondersteuningsbudget vanuit het samenwerkingsverband is gedaald; 

verzoekt de regering om scholen en samenwerkingsverbanden duidelijk te maken dat een passende plek voor het kind leidend is, dat kinderen met een beperking niet om financiële redenen doorverwezen mogen worden naar het speciaal onderwijs en dat voldoende ondersteuningsmiddelen worden toegekend wanneer kinderen in het regulier onderwijs mee kunnen doen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bruins en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 234 (31497). 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er kinderen/jongeren zijn die zwaar autistisch zijn, die slecht kunnen communiceren en zwaar sensorische problemen hebben, en die thuis of in een instelling wonen; 

overwegende dat deze groep momenteel vrijgesteld is van leerplicht en voornamelijk dagbesteding en/of persoonlijke verzorging krijgt aangeboden; 

overwegende dat een deel van deze kinderen wél leerbaar is, en zij ook volgens de Rechten van de Mens gelijke rechten op ontwikkeling hebben vergelijkbaar met kinderen onder de leerplicht; 

verzoekt de regering, de ontheffing van de leerplicht te bemoeilijken zodat ook deze groep kinderen/jongeren voortaan passend onderwijs en ontwikkelingskansen aangeboden krijgt op een wijze die voor de levensloop van deze jongeren kosteneffectief en doelmatig is, inclusief financiële effecten op hun directe familie en verzorgenden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 235 (31497). 

De vergadering wordt van 15.38 uur tot 15.42 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Omwille van de tijd begin ik meteen met de moties. In haar motie op stuk nr. 222 vraagt mevrouw Ypma om het ontwikkelen van nieuw aanbod. Als ik die motie zo mag opvatten dat wij niet zelf scholen hoeven te stichten — zij weet dat dit uiteindelijk door het veld gedaan moet worden — maar dat ik wel met het veld om tafel ga zitten om te bekijken waar de witte vlekken zijn en te bevorderen dat het aanbod tot stand komt, dan kan ik met de motie uit de voeten en zou ik haar over kunnen nemen. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Hartelijk dank. Zo mag de staatssecretaris de motie inderdaad interpreteren. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Dat is niet het geval. Dan komt zij conform artikel 66 van ons Reglement van Orde niet in stemming. 

De motie-Ypma c.s. (31497, nr. 222) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

De motie op stuk nr. 223 bevat eigenlijk twee elementen. In het ene wordt gevraagd om te onderzoeken hoe onafhankelijk toezicht goed vormgegeven kan worden. Daar zou ik goed mee uit de voeten kunnen. Ik ben het met mevrouw Ypma eens dat het goed zou zijn om de huidige governancecodes uit te breiden. De motie gaat er van uit dat wij die ontwikkelen. Het mooie van regels voor goed bestuur is dat die uit de sector zelf komen. Als mevrouw Ypma mij toestaat dat ik dat stimuleer en onder de aandacht breng bij de raden en dat die dat dan oppakken, zou ik ook met deze motie uit de voeten kunnen en kan ik haar overnemen. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Prima. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden bezwaar tegen overname? 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik wens hier graag over te stemmen. 

De voorzitter:

Wat is dan het oordeel van de staatssecretaris over de motie? 

Staatssecretaris Dekker:

Oordeel Kamer. 

De voorzitter:

Dan gaan we hier wel over stemmen. 

Staatssecretaris Dekker:

Met de motie op stuk nr. 224 kan ik goed uit de voeten. Zorg en begeleiding zijn nu al belangrijke thema's in de inspectiekaders. Scholen kunnen zich daar dus op onderscheiden. Goede informatie naar scholen toe lijkt mij heel erg relevant. Ik zou de motie willen overnemen. Sterker nog, ik kan mevrouw Ypma melden dat vandaag naar alle scholen — weliswaar niet op papier, maar wel digitaal — informatie is verstuurd over de manier waarop maatwerk in de praktijk kan worden vormgegeven. 

De voorzitter:

Heeft een van de leden bezwaar tegen overname? Ik zie dat dit niet het geval is. Dan komt deze motie niet in stemming. 

De motie-Ypma (31497, nr. 224) is overgenomen. 

Staatssecretaris Dekker:

In het AO hadden we een interessante discussie over de vraag of het wenselijk en nuttig is om wettelijk een standaard- of basisniveau vast te leggen. Ik had zelf een aantal redenen om daar terughoudend mee te zijn. Dat is ook de reden waarom ik de motie op stuk nr. 225 zou willen ontraden. In veel gevallen zal die discussie betekenen dat we eerder achteruit- dan vooruitgaan. Bovendien leidt dit tot heel veel energie en discussie over iets waarvan ik graag zie dat het in de regio's gebeurt. Als deze motie wordt aangenomen, zouden we weer een heel landelijk circus optuigen. Daarom ben ik daar niet voor en ontraad ik de motie. 

De motie op stuk nr. 226 ontraad ik om twee redenen. Het eerste element dat erin zit, is de vraag om een vrijstelling van de leerplichtwet onder artikel 5a voor een periode van slechts drie maanden af te geven. Als wij vinden dat artikel 5a echt bedoeld is voor kinderen die zo zwaar gehandicapt zijn dat zij niet naar school toe kunnen, dan kun je het ouders niet aandoen om iedere drie maanden naar de leerplichtambtenaar te gaan om dat nog eens keer te laten beoordelen. Ik vind dat haast onmenselijk. Dat moeten we ouders niet aandoen. Het tweede onderdeel is de vraag om in de wet voor te schrijven hoe de doorzettingsmacht eruit zou moeten zien. Ook daar ben ik geen voorstander van. We zien dat dit nu op heel veel verschillende plekken op een heel goede manier gebeurt, maar niet bij de leerplichtambtenaar. Dan ga je dus juist de regio's waar ze het goed geregeld hebben straffen door dit wettelijk voor te schrijven. Over beide onderdelen van deze motie ben ik niet enthousiast. Daarom zou ik haar willen ontraden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Van het tweede punt weten we dat we daarover van mening verschillen. Mijn opvatting is dat dit de bestaande goede praktijk helemaal niet dwarszit. Bij het eerste punt staat heel bewust "in principe". Dat betekent niet dat er geen redenen kunnen zijn om voor langere perioden vrijstellingen te geven. Zo heet wordt die soep dus niet gegeten. Dat is misschien een misverstand dat ik nog kan opheffen. Voor echt niet-leerbare kinderen moet een langere periode kunnen gelden. In die interpretatie zit het probleem niet. Het gaat juist om de situaties waarbij de leerplichtambtenaar in een soort dilemma komt, waarbij er niets is en er discussie is. Dan kan hij aan de ene kant die korte vrijstelling verlenen en aan de andere kant tegen het samenwerkingsverband zeggen dat het moet gaan leveren. Dat is eigenlijk de bedoeling. Ik denk nog steeds dat dit de staatssecretaris zeer zou helpen en hem niet in de wielen rijdt. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ben het daar niet mee eens. Ik zal schetsen wat er gebeurt. De redenering van de heer Grashoff is dat er even niets is voor dat kind en dat er daarom een tijdelijke ontheffing wordt geheven. Dan misbruik je artikel 5a, want dit is geen vluchtheuvel voor een samenwerkingsverband of een gemeente die even niets kan aanbieden. Artikel 5a is bedoeld voor kinderen die vanwege een beperking niet naar school kunnen. Anders moet je 5a niet gebruiken. Ook nu is het in de wet in principe "tijdelijk, tenzij". Voor die tijdelijkheid wordt dan uitgegaan van een periode van een jaar. Mijn grote vrees is dat als wij dit gaan doen, het voor samenwerkingsverbanden en scholen alleen maar gemakkelijker wordt om te zeggen: we hebben even niets, weet u wat, gaat u maar even tijdelijk legaal thuiszitten. 

De voorzitter:

Ik ben zo bang dat wij het algemeen overleg gaan herhalen. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dit is een uniek moment. Ik vind dat de staatssecretaris een deugdelijk verhaal heeft, dus ik wil graag mijn naam onder deze motie schrappen. 

De voorzitter:

Op grond van inhoudelijke argumenten is mevrouw Siderius overtuigd. Zij vraagt om haar naam onder de motie op stuk nr. 226 te schrappen. Dat is bij dezen gebeurd. 

De heer Van Meenen (D66):

Dat doe ik voorlopig ook maar eventjes, in de hoop dat de heer Grashoff bereid is een gewijzigde motie in te dienen. 

De voorzitter:

De naam van de heer Van Meenen valt weg. 

De heer Rog (CDA):

Ik wil me nog even herbezinnen. Dus vooralsnog laat ik me ook als ondertekenaar wegstrepen. 

De voorzitter:

Vooralsnog weghalen. Dat kan ook. Er zijn wat namen weggevallen, maar de indiener houdt de motie staande? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik houd de motie staande, maar ik ga natuurlijk wel in overleg. Volgens mij is hier sprake van een misvatting. Wie weet komen wij eruit. Wij moeten dat natuurlijk op korte termijn doen, want wij moeten hier vanavond al over stemmen. Voor dit moment houd ik de motie staande, want anders heb ik niets meer. 

De voorzitter:

U hebt een indruk van het advies van de staatssecretaris als u de motie wijzigt zoals u in gedachten hebt? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Daar ga ik naar kijken. 

De voorzitter:

Ik bewaak alleen maar het proces en de tijd. 

Staatssecretaris Dekker:

Dat is fijn. Ik hoop op wijsheid voor de woordvoerders als zij nog eens goed naar die motie kijken. Het is misschien goed om nog even verder te gaan op het tweede punt. De heer Grashoff zegt dat het de samenwerkingsverbanden die het nu goed hebben geregeld, niet straft. Er zijn samenwerkingsverbanden waar doorzettingsmacht is neergelegd bij bijvoorbeeld een externe partij. Zij moeten die dan overdragen aan de leerplichtambtenaar. Er zijn samenwerkingsverbanden waar doorzettingsmacht is neergelegd bij de directeur van het samenwerkingsverband; hij moet die dan overdragen aan de leerplichtambtenaar. Dus ook op het tweede onderdeel ben ik er echt niet voor om die weg te bewandelen. 

De motie op stuk nr. 227 vind ik in die zin ingewikkeld dat gemeenten en samenwerkingsverbanden die hiervoor kiezen, al kunnen doen wat hier wordt gevraagd. Tegelijkertijd heeft de landelijke wetgever geen enkele mogelijkheid om dit af te dwingen. Daarmee wordt deze motie onuitvoerbaar. Daarom ontraad ik haar. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Als mede-indiener van deze motie wil ik haar intrekken. 

De voorzitter:

Dat is de motie die door de heer Grashoff is ingediend, maar ik heb de indruk dat hij het daarmee eens is. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Grashoff/Ypma (31497, nr. 227) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit. 

Staatssecretaris Dekker:

Ook de motie op stuk nr. 228 bevat twee elementen. Het eerste is een onderzoek naar de knelpunten bij de bekostiging en financiering. Dit lijkt mij uitermate nuttig. Wij kunnen hier tijdens een volgend algemeen overleg uitgebreider bij stilstaan, want nu is de kwestie aangehaald van bijvoorbeeld een lagere ondersteuningstoewijzing. Daaraan kunnen verkeerde redenen ten grondslag liggen, maar soms ook heel goede redenen. Alvorens wij daar conclusies aan verbinden, lijkt het mij goed wat meer verdieping te zoeken. Daarmee kan ik dus uit de voeten. 

Ten tweede vraagt de heer Van Meenen om waar het simpeler kan, dat samen met de samenwerkingsverbanden te regelen. Het moet niet tot een soort verschotting leiden. Daar zou ik principieel tegen zijn. Maar als ik de motie zo kan lezen dat er, zoals we bij Tyltylscholen gedaan hebben, bekeken wordt of er door betere landelijke afspraken een stap gezet kan worden, dan kan ik ook met dat onderdeel uit de voeten. Dan kan ik de motie dus overnemen. 

De heer Van Meenen (D66):

Dat laatste beoog ik, hoewel ik verschotting op termijn, als we er echt niet uit komen, niet uitsluit. Maar op dit moment is het inderdaad niet de bedoeling van de motie om tot verschotting te komen. De staatssecretaris heeft dus de juiste interpretatie gegeven. 

De voorzitter:

Dat betekent dat de motie niet wordt veranderd en dat de staatssecretaris de motie overneemt. Zijn er leden die daar bezwaar tegen hebben? Dat is niet het geval. Dan komt deze motie niet in stemming. 

De motie-Van Meenen c.s. (31497, nr. 228) is overgenomen. 

De voorzitter:

We zijn op de helft van de adviezen. Gaat u verder, mijnheer de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom op de motie op stuk nr. 229 over dyscalculie. Die zit eigenlijk op het terrein van mijn collega. Ik vind het heel ingewikkeld om een regeringsoordeel te geven zonder haar te hebben geraadpleegd. Misschien mag ik mevrouw Siderius vragen om de motie aan te houden. Ik zal de staatssecretaris dan vragen om een brief te schrijven, zodat mevrouw Siderius aan de hand daarvan kan besluiten of zij de motie in stemming wil brengen. 

Mevrouw Siderius (SP):

De collega van de staatssecretaris zit volgens mij achter hem, dus misschien kan hij zo even overleggen. Over het onderwerp van deze motie heeft de staatssecretaris in het debat met de Kamer nog gezegd dat het allemaal niets was. Toen had hij hier blijkbaar wel een mening over, maar nu opeens niet meer. Dat is apart. Ik ga de motie niet aanhouden en breng haar in stemming. 

Staatssecretaris Dekker:

Oké, dan ontraad ik de motie. De discussie in het debat ging erover of er wetenschappelijk goed onderbouwde behandelmethodes zijn, die daarmee ook in aanmerking zouden komen voor een vergoeding door een verzekeraar. Daar zit volgens mij het hangende punt. In deze motie wordt aan de regering gevraagd om dat te onderzoeken. Dat gaat net een stap te ver. 

De motie op stuk nr. 230 is breed gesteund, maar ik vind haar dermate breed dat ze volgens mij overbodig is. Volgens mij doen we dit juist en hebben we dit ook afgesproken met gemeentes in het Thuiszitterspact, zeg ik in de richting van de heer Rog, die de motie heeft ingediend. 

De voorzitter:

Ik wil graag een oordeel horen. 

Staatssecretaris Dekker:

Wij hebben afgesproken dat we een motie overbodig verklaren als erin iets wordt gevraagd wat we echt al doen, en haar daarmee ontraden. 

De motie op stuk nr. 231 zou ik willen ontraden om verschillende redenen. Ik vind dat we zo geen klare wijn schenken richting de samenwerkingsverbanden die te maken hebben met een negatieve verevening. Daar zijn maatwerkoplossingen ook niet de oplossing voor. Bovendien vragen de heren Rog en Bruins om de reserves van anderen af te romen als er financieel wat gedaan moet worden, terwijl een samenwerkingsverband misschien heel goede redenen heeft voor een iets grotere reserve dan 5%, bijvoorbeeld omdat het veel personeel in dienst heeft. Met andere woorden, het is een onverstandige motie, die ik graag ontraad. 

De voorzitter:

Kunt u het kort en bondig houden? 

De heer Rog (CDA):

Dat was ik zeker van plan. Ik wil de staatssecretaris erop wijzen dat in de motie niet staat dat dit er per definitie uit komt. Er wordt verzocht of hij nadrukkelijk kan gaan kijken naar de samenwerkingsverbanden die zulke gigantische bestemmingsreserves aanhouden. We zeggen niet dat die reserves per definitie weg moeten. Als er goede redenen zijn om die reserves aan te houden, bijvoorbeeld personeel, hoeft er niet aan gekomen te worden. We geven de staatssecretaris dus een richting mee. 

Staatssecretaris Dekker:

Er zitten twee elementen in deze motie. Eén: zorg dat er maatwerkoplossingen komen. Ik gaf al aan dat onverstandig te vinden, want deze samenwerkingsverbanden hebben te maken met een verevening, net als alle andere samenwerkingsverbanden. We moeten die realiteit ook onder ogen zien. Daar moeten ze gewoon aan voldoen. Met deze motie wordt ze toch weer valse hoop gegeven. Twee: hoe ga je een financiële tegemoetkoming dekken? De indieners wekken de suggestie dat het wel uit de reserves gehaald kan worden. Met die suggestie kan ik niet goed uit de voeten. Ik kom bij de motie op stuk nr. 232. In de motie staat dat de regering ervoor moet zorgen dat er een regeling komt. Dat vind ik echt te voorbarig; dan moet ik de motie ontraden. Als de heer Bruins mij echter toestaat deze motie zo te interpreteren, dat ik zal nagaan waar de ruimte zit en bij de Kamer terugkom met een voorstel en goede analyse, kan ik wel uit de voeten met deze motie. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Zoals ik het begrijp, is innovatieve experimenteerruimte ruimte waarvoor de staatssecretaris het mandaat heeft om tijdelijk iets toe te staan wat op dit moment eigenlijk niet mag. Dat is een formeel iets. Daar verwijs ik naar. 

Staatssecretaris Dekker:

Er zijn twee verschillende dingen. Experimenteerruimte moet altijd worden vastgelegd in wet- en regelgeving. Voordat we de stap zetten om dat te doen, is het goed om na te gaan of dat inderdaad nodig is en wat de voor- en nadelen ervan zijn. Ik vind de motie in haar huidige bewoordingen te ver gaan, want hiermee wordt een voorschot genomen op de vraag of het überhaupt verstandig is om dit te doen. Ik zou graag de gelegenheid hebben om daarover nog eens met de commissie van gedachten te wisselen. 

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik stel voor dat ik de tekst van de motie aanpas en de regering vraag om de noodzakelijkheid te onderzoeken, de resultaten daarvan terug te koppelen aan de Kamer en zo nodig te overwegen om innovatieve experimenteerruimte te bieden. 

Staatssecretaris Dekker:

Als de motie zo wordt geherformuleerd, kan ik ermee uit de voeten en laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. 

De voorzitter:

Mijnheer Bruins, houdt u er dan rekening mee dat we vanavond over de gewijzigde motie zullen stemmen? Ik zie u knikken. 

Staatssecretaris Dekker:

In de motie-Bruins/Siderius op stuk nr. 233 wordt uitgegaan van het opnieuw verschotten van onderdelen van het onderwijs waarin kinderen extra zorg krijgen. Dat druist in tegen het idee van passend onderwijs. Daarom ontraad ik deze motie. 

In de motie-Bruins/Ypma op stuk nr. 234 wordt verzocht om iets wat we al doen. Het is wel heel erg vragen naar de bekende weg. Ik vind de motie overbodig en ontraad haar dus. 

Dat geldt ook voor de motie-Klein op stuk nr. 235. Dit is echt de lijn die we nu hanteren. De motie voegt daar niets aan toe. 

De heer Klein (Klein):

Het gaat om het bemoeilijken van de ontheffing van de leerplicht, omdat die ontheffing klaarblijkelijk veel te eenvoudig wordt gegeven. Het is verstandig om die te bemoeilijken en aan te scherpen om meer kinderen leerbaar te verklaren. Dat is de crux, want waarom zitten er anders 4.500 kinderen thuis? 

Staatssecretaris Dekker:

Dit hebben we uitvoerig in het AO besproken. Ik heb aangegeven dat ik daarmee aan de slag ga en nu dient u een motie in om dat nog eens te bevestigen. Dat voegt volgens mij niets toe aan het debat. 

De voorzitter:

De staatssecretaris wijzigt zijn judicium niet. 

De heer Klein (Klein):

Dat betekent dat het precies hetzelfde is als bij een aantal andere collega's. Als de motie van dezelfde strekking is als wat er al gebeurt, is het ondersteuning van het beleid van het kabinet. 

De voorzitter:

Nee. De staatssecretaris heeft gezegd dat zijn lijn is dat hij, als hij iets volstrekt overbodig vindt, de motie ontraadt. Dat is zijn keuze. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. 

Ik stel voor om meteen door te gaan met het volgende VAO. De spelers zijn gewisseld, maar de spelregels gelden onverkort. De spreektijd is twee minuten per fractie, inclusief de in te dienen moties, die bij voorkeur kort en helder zijn. 

Naar boven