B. BEGROTINGSTOELICHTING
LEESWIJZER
Inleiding
Voor u ligt de
begroting 2015 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Deze begroting bestaat uit de volgende onderdelen:
De beleidsprioriteiten met betrekking tot de
Zorgverzekeringswet worden vermeld in het Financieel Beeld Zorg.
Verantwoord begroten
Op
20 april 2011 is de aanpassing van de presentatie van de Rijksbegroting onder
de naam «Verantwoord Begroten» in de Tweede Kamer behandeld (Kamerstukken II, 31 865, nr.
26). De nieuwe presentatie geeft meer inzicht in de financiële
informatie, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en laat een
duidelijke splitsing tussen apparaat en programma zien. In deze begroting zijn
alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de nieuwe voorschriften, inclusief de
aanpassing van de tabel Budgettaire gevolgen van beleid.
Motie-Schouw
In juni 2011
is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de
landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale
hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale
begrotingen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de
aanbeveling
Groeiparagraaf
De
VWS-begroting is ten opzichte van de vorige begroting op een aantal punten
gewijzigd:
-
– Het schema onder «Rol en
verantwoordelijkheden» is gewijzigd in een puntsgewijze toelichting. Hiermee
wordt de duidelijkheid en leesbaarheid vergroot.
-
– Binnen artikel 4 is het artikelonderdeel
Fraudebestrijding toegevoegd.
-
– De structuur van artikel 5 Jeugd is
gewijzigd door de decentralisatie jeugdzorg. De middelen die gemeenten
ontvangen voor de uitvoering van de Jeugdwet zijn overgeheveld naar het
Gemeentefonds (deelfonds sociaal domein). De resterende middelen zijn
ondergebracht in het nieuwe beleidsterrein «Effectief en efficiënt werkend
jeugdstelsel».
-
– De hervorming van de langdurige zorg leidt
tot een nieuwe indeling van het betreffende deel van het Financieel Beeld Zorg.
Daarnaast verschuiven onderdelen van de AWBZ naar de Zvw, het Gemeentefonds
(de
Wmo 2015 en de Jeugdwet) en de begrotingen van VWS en V&J. Deze
overhevelingen zijn in het FBZ in beeld gebracht.
BELEIDSAGENDA
1. Inleiding
De zorg staat voor een enorme uitdaging. Mensen zijn
steeds mondiger en zelfredzamer en willen zelf de regie voeren over hun leven
en gezondheid. Nieuwe technologie, zoals de komst van smartphones, tablets en
apps, heeft deze maatschappelijke ontwikkeling versterkt. Tegelijkertijd willen
en krijgen mensen ook steeds meer zorg. Onze levensverwachting blijft stijgen
en mensen zijn langer gezond dan ooit. Steeds meer ziekten zijn te herkennen,
te genezen of zelfs te voorkomen. Het onderscheid tussen «gezond» en «ziek»
vervaagt. De nadruk komt meer en meer op kwaliteit van leven te liggen. De zorg
moet inspelen op deze veranderingen, terwijl tegelijkertijd de groei van de
collectieve zorguitgaven moet worden afgeremd. Het is allebei mogelijk als de
zorg een omslag maakt, waarbij niet langer systemen centraal staan, maar
mensen.
In de strategische agenda «Van systemen
naar mensen» hebben wij onze visie op de toekomst van de zorg
geschetst. Met de maatregelen die we daarin hebben aangekondigd om de zorg te
verbeteren en betaalbaar te houden, hebben we de afgelopen periode veel
bereikt. We liggen op koers.
De groei van de zorguitgaven is sinds het
begin van de eeuw nog niet zo laag geweest. In 2015 groeit het Budgettair Kader
Zorg naar verwachting nauwelijks. Dat komt mede door het ingezette beleid op
het terrein van geneesmiddelen, de akkoorden in de zorg en de verbeteringen
in
het zorgstelsel. Patiënten kunnen blijven rekenen op goede zorg, terwijl de
uitgavengroei wordt beheerst. We voorzien voor 2015 geen aanvullende
bezuinigingsmaatregelen. Dat is goed nieuws voor iedere Nederlander.
Verschillende onderzoeken, waaronder de recente Zorgbalans, laten zien dat
we ook met de verbetering van de kwaliteit op de goede weg zijn. De Nederlandse
zorg is vergeleken met andere welvarende landen van hoog niveau en er zijn veel
gunstige trends waarneembaar. Zo is de vermijdbare sterfte in ziekenhuizen
sterk gedaald en zijn grote stappen gezet om de patiëntveiligheid te
verbeteren. Het is zaak voor de hele zorgsector om de ingezette lijn de komende
jaren vast te houden. Onze ambitie is en blijft: toegankelijke en betaalbare
zorg van hoge kwaliteit voor iedereen die dat nodig heeft.
Met de in
2013 afgesloten hoofdlijnenakkoorden hebben we een goede basis gelegd voor meer
samenwerking en wederzijds vertrouwen in de zorgsector. Dat is nodig om het
zorgstelsel verder te verbeteren. Zo is het van groot belang dat mensen kunnen
zien hoe zorgverleners en instellingen presteren. Zij kunnen dan goed
geïnformeerde keuzes maken. Transparantie is ook cruciaal voor zorgaanbieders
en zorgverzekeraars om de kwaliteit van de zorg op een hoger peil te brengen.
Het Kwaliteitsinstituut, dat in april 2014 van start is gegaan, heeft hierin
een belangrijke aanjagende taak.
Ondanks de behaalde resultaten is het
ook in de toekomst van groot belang dat we de zorguitgaven blijven beheersen.
De zorgvraag blijft de komende jaren toenemen. Het is mogelijk om hieraan
tegemoet te komen als we ruim baan maken voor innovatie die bijdraagt aan
lagere kosten, meer zorg in dezelfde tijd en meer vrijheid en aandacht voor
de
patiënt. De technologische ontwikkelingen, die in versneld tempo doorgaan,
bieden kansen om zorg efficiënter te organiseren en de zelfredzaamheid en de
kwaliteit van leven van mensen te vergroten. De ontwikkeling van
e-health kan ook een wezenlijke bijdrage leveren
aan het inbedden van preventie in de zorg. Daarmee besparen we ook onnodige
uitgaven.
Met de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning
komen we eveneens tegemoet aan de veranderde eisen en wensen van mensen. Het
jaar 2015 is cruciaal. Gemeenten worden op grond van de Wmo in 2015 voor het
grootste deel verantwoordelijk voor ondersteuning thuis. Voor de verpleging
thuis zal die verantwoordelijkheid bij zorgverzekeraars komen te liggen.
Tegelijk is het streven dat per 1 januari 2015 ook de Wet langdurige zorg in
werking treedt. Deze transformatie is ingrijpend, maar biedt een nieuw
perspectief. Zorgverleners kunnen beter inspelen op de wensen, mogelijkheden
en
beperkingen van mensen, daarbij rekening houdend met hun persoonlijke
omstandigheden. Centraal staat wat iemand nodig heeft. Zo organiseren we zorg
en ondersteuning dichterbij mensen.
Alle belanghebbenden in de zorg,
maar ook daarbuiten – zoals gemeenten, werkgevers, werknemers en andere
deskundigen – zijn intensief bij de hervorming betrokken. Zij werken hard om
de invoering én omslag mogelijk te maken. Er ligt een verantwoord pakket
maatregelen, wettelijke kaders en goede afspraken zodat de continuïteit van
ondersteuning en zorg gewaarborgd blijft.
Het komende jaar is het
eerste van de Jeugdwet. Jongeren en gezinnen kunnen dan voor alle ondersteuning
en zorg terecht bij hun gemeente. Zij krijgen daarmee een duidelijk
aanspreekpunt voor hun hulpvraag. Onder het motto «1 gezin, 1 plan, 1
regisseur» ligt de nadruk op preventie. In 2015 steken gemeenten en Rijk samen
veel energie in een verantwoord transitieproces. Tegelijkertijd moet hard
worden gewerkt aan de inhoudelijke doelstellingen van de Jeugdwet. Daarvoor
zijn de gemeenten in eerste instantie verantwoordelijk. Het Rijk biedt
ondersteuning, in samenspraak met gemeenten, landelijke en regionale
organisaties.
De omslag in de zorg vraagt veel van patiënten,
zorgverleners, burgers en bestuurders, maar levert ook veel op: meer
gezondheid, meer comfort en meer kwaliteit van leven. Wij zijn trots op alle
mensen in de zorg die zich hebben ingezet om deze omslag mogelijk te maken.
Hun
energie, creativiteit en innovatie is keihard nodig. Alleen samen kunnen we
de
aansluiting tussen de verschillende zorgvormen versterken. Zo komen we
daadwerkelijk «van systemen naar mensen».
We realiseren ons dat de
gemaakte afspraken over de stelselwijzigingen niet kunnen voorkomen dat mensen
zich zorgen maken over de veranderingen. Ook gewenste, noodzakelijke en breed
gedragen hervormingen kunnen gepaard gaan met onzekerheden en mogelijk
incidenten. We proberen dan ook zo veel mogelijk zekerheid te bieden en
incidenten te voorkomen.
Deze beleidsagenda geeft onze visie voor 2015
en is tegelijkertijd ook een aanzet voor de discussie over vraagstukken die
de
komende jaren op ons afkomen. Sommige onderwerpen worden hier niet of slechts
kort behandeld, maar komen terug bij de begrotingsartikelen. De beleidsagenda
gaat achtereenvolgens in op: onze gezamenlijke aanpak om dwars door de schotten
de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg te waarborgen;
preventie en gezondheidsbescherming; de curatieve zorg; de ondersteuning en
langdurige zorg; en jeugdzorg. De afsluitende paragraaf beschrijft het
financiële beeld op hoofdlijnen.
2. Dwars door schotten heen
Ook de komende periode is het onze prioriteit om de zorg
toegankelijk en betaalbaar te houden voor iedereen die dat nodig heeft en
tegelijkertijd de kwaliteit te verbeteren. Met de ingezette hervormingen van
het zorgstelsel hebben we hiervoor de basis gelegd. Nu begint pas de
daadwerkelijke omslag naar betere en betaalbare zorg. Patiënten, artsen en
andere zorg- en hulpverleners, zorgverzekeraars, bestuurders: zij zijn samen
aan zet om de veranderingen echt succesvol te laten zijn. Het vraagt een
voortdurende inspanning om de resultaten te behouden en verder te verbeteren.
Dit vraagt ook een meer patiëntgerichte manier van denken en werken, dwars
door schotten heen. Toepassing van innovaties is daarvoor essentieel.
Betaalbaarheid
Mensen
blijven langer gezond en leven steeds langer. Daardoor kunnen zij ook langer
doorwerken. Betere behandelingen zorgen voor korter ziekteverzuim. En chronisch
zieken kunnen vaak gewoon functioneren op de werkvloer, dankzij betere zorg
en
begeleiding. De zorg levert dus grote welvaartswinst op. Maar doordat we meer
en betere zorg vragen en krijgen, nemen ook de uitgaven toe. Dat merken mensen
– direct of indirect – in hun portemonnee. Het kabinet beperkt de groei van
de collectieve zorguitgaven met een breed pakket aan hervormingen, zowel in
de
curatieve als in de langdurige zorg. Die lagere groei leidt ook tot een lagere
groei van de gemiddelde zorgkosten per volwassene. Er is per saldo geen sprake
van bezuinigingen maar van «minder meer».
Het meest zichtbare bedrag
dat mensen betalen voor zorg is de premie voor het
basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Deze premie komt in 2015
naar verwachting uit op 1.211 euro. Dit is ongeveer even hoog als de gemiddelde
zorgpremie in 2012 en 2013. Ten opzichte van 2014 stijgt de zorgpremie. Een
deel van de premiestijging volgt uit de overhevelingen uit de AWBZ. Het
grootste deel valt echter toe te schrijven aan een wettelijke correctie van
de
verhouding tussen wat mensen zelf aan zorgpremie betalen en het deel dat via
de
werkgever loopt: de inkomensafhankelijke bijdrage. Doordat zorgverzekeraars
de
zorgpremie in 2014 lager hebben vastgesteld, hebben werkgevers het afgelopen
jaar te veel betaald. Dit wordt nu rechtgetrokken waarmee de geldende
50/50-verdeling hersteld wordt.
Veel mensen maken zich niet alleen
zorgen over de ontwikkeling van de zorgpremie, maar ook over het verplichte
eigen risico. Dit stijgt in 2015 naar ten minste 375 euro, een toename van 15
euro ten opzichte van 2014. Daar tegenover staat dat de eigen betalingen voor verpleging en verzorging vervallen.
Ook houden huishoudens met een laag inkomen recht op zorgtoeslag, zodat zij (deels) worden gecompenseerd voor de
stijging van de zorgpremie en het eigen risico.
Geld voor zorg besteden aan
zorg
Geld voor de zorg moet ook echt worden besteed aan zorg.
In 2013 hebben wij de aanpak van fraude, verspilling en overbodige
administratieve lasten een impuls gegeven.
Fraude is onaanvaardbaar. Binnen het Ministerie van VWS is
een nieuwe programmadirectie Fraudebestrijding Zorg opgericht. Deze
programmadirectie coördineert een samenhangende aanpak: preventie, toezicht,
opsporing en vervolging van fraude, oneigenlijk gebruik en onrechtmatig
declareren in de zorg.
Het Meldpunt
Verspilling in de zorg heeft sinds de opening in mei 2013 ruim 20.000
reacties ontvangen. Daaruit blijkt een grote betrokkenheid van patiënten,
mantelzorgers en zorgverleners. Via het programma «Aanpak verspilling» werken
inmiddels zo’n 50 partijen samen. Tot nu toe zijn 24 acties in gang gezet.
Die gaan van een pilot heruitgifte van ongebruikte dure geneesmiddelen, tot
het
terugdringen van de registratielast, zodat meer tijd overblijft voor de
cliënt. Via een website die in september 2014 online gaat, blijven melders en
zorgverleners op de hoogte van de resultaten. Ook toont de site goede
initiatieven ter inspiratie.
Hoe minder administratieve lasten, hoe
meer tijd voor het leveren van zorg. In de Agenda voor de
zorg werken wij daarom met veldpartijen aan een aanpak die de
regeldruk verder moet verminderen. Het Kwaliteitsinstituut
(KI), dat is ondergebracht bij het nieuw opgerichte Zorginstituut Nederland (ZiNL), pakt de regeldruk aan door
samen met het veld eenduidige meetinstrumenten en standaarden te maken voor
de
kwaliteit van zorg. Zo stoppen we de wildgroei van keurmerken, registraties,
accreditaties en indicatoren. Voor de toegenomen regulering bij de
markttoelating, waardoor patiënten (te) lang moeten wachten op nieuwe
geneesmiddelen, is een aanpak op Europees niveau nodig. Wij willen ons hiervoor
hard maken tijdens het EU-voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van
2016.
Arbeidsmarkt
De
hervormingen in de zorg hebben gevolgen voor de arbeidsmarkt. Samen met de minster van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) hebben wij een actieplan opgesteld om ontslagen in de
zorg te beperken. Onderdeel is de introductie van de toelage huishoudelijke
hulp. Met een bedrag van 75 miljoen euro kunnen tien- tot dertienduizend
huishoudelijke hulpen langer hun baan behouden. Daarnaast stellen wij een
Taskforce Transitie Langdurige Zorg in om gemeenten en zorgaanbieders bij
elkaar te brengen en problemen rond de inkoop van zorg op te lossen. Om mensen
van werk naar werk te begeleiden en om te scholen hebben werkgevers en
werknemers in de langdurige zorg samen met het Rijk het Sectorplan Zorg opgesteld. Het plan kost 200 miljoen euro,
waarvan de helft door het Rijk wordt betaald en de andere helft door de sector
zelf. Via het landelijke onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn
houden wij de arbeidsmarkteffecten nauwlettend in de gaten.
De
veranderingen in de zorg, waarbij mensen zelfredzamer zullen worden en zorg
dichterbij huis wordt georganiseerd, vragen van zorgverleners om anders te gaan
werken en nieuwe vaardigheden op te doen. Er zullen nieuwe beroepen ontstaan.
Sommige beroepen verdwijnen. In 2015 verschijnt een rapport van de
Adviescommissie Innovatie Zorgberoepen en
Opleidingen dat de basis moet leggen voor een nieuwe, toekomstgerichte
beroepen- en opleidingsstructuur. De Wet op de beroepen in
de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is in 2013 geëvalueerd. In
2015 wordt deze wet waar nodig aangepast.
In het arbeidsmarktbeleid
dienen we ook aandacht te besteden aan specifieke groepen patiënten. Het
aspect werk moet een grotere rol gaan spelen in de zorg. Bijvoorbeeld om mensen
met een chronische ziekte aan het werk te houden. Of bij de re-integratie van
mensen die een burnout hebben (gehad). Komend jaar
nemen we daartoe initiatieven.
Innovatie
De
transformatie van de zorg kan niet zonder toepassing van vernieuwingen.
Technologie speelt daarin een grote rol. Een verkenning van de mogelijkheden
hebben wij onlangs beschreven in de publicatie «De maatschappij verandert.
Verandert de zorg mee?» (TK
27 529, nr.
130, blg. 360552).
E-health en
slimme thuistechnologie (domotica) stellen mensen in staat zorg in te passen
in
hun dagelijks leven. Dat levert meer comfort op en sluit aan bij de wens van
mensen om de regie te nemen over hun eigen leven en om bijvoorbeeld te werken
met een chronische ziekte. Ook nemen e-health en domotica werk uit handen van
zorgverleners, zodat meer tijd overblijft voor de menselijke kant van
zorg.
Zelfzorg en zelfredzaamheid zijn belangrijk in onze
gezondheidszorg. Pas als mensen er zelf niet uitkomen, is professionele hulp
aan de orde. Bij een groot deel van de hulpvraag gaat het om geruststelling.
Het kunnen vinden van betrouwbare hulp en methodes is dan ook cruciaal.
E-health kan hierbij een grotere rol spelen. Ook in bestaande behandelingen
kunnen e-health en andere innovaties een belangrijke rol spelen, denk aan
e-mental health en de inzet van apps bij medicatiebegeleiding of therapietrouw.
Beveiliging en privacy moeten dan wel op orde zijn. Het wetsvoorstel
elektronische gegevensuitwisseling in de zorg, ligt ter behandeling in de
Eerste Kamer. Pas als de randvoorwaarden wettelijk zijn verankerd, kan e-health
de rol in de gezondheidszorg spelen die past bij deze tijd, waarin mensen voor
heel veel zaken al gebruik maken van internet, apps en andere technologie.
Vooral chronisch zieken kunnen enorm aan zelfredzaamheid winnen als zij
meer gebruik kunnen maken van nieuwe technologie. Zeker nu deze groep groeit,
zoals uit de recent verschenen Volksgezondheid Toekomst Verkenning van het RIVM
blijkt. We willen dat tachtig procent van de chronisch zieken binnen vijf jaar
direct toegang heeft tot de eigen medische gegevens. Hierdoor zijn bijvoorbeeld
medicatie-informatie en testresultaten snel beschikbaar. Voor iedereen die
thuis zorg en ondersteuning krijgt, moet het bovendien mogelijk zijn om via
een
beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener te communiceren, waardoor
mensen langer veilig thuis kunnen wonen. Komend jaar verkennen we hoe
(kosten)effectieve toepassingen van e-health kunnen worden doorgevoerd.
Betrouwbare registers zijn in de zorg steeds
belangrijker, zowel voor patiënten en zorgaanbieders als voor het toezicht.
Wie is wie, wie kan wat en wie mag wat? Dat vraagt om goede (digitale) ontsluiting van deze gegevens. Wij willen dat
het CIBG op termijn dé organisatie binnen de rijksoverheid wordt op het gebied
van registratie van gecertificeerde gegevens. Het CIBG staat voor een uitdagend
jaar waarin in ICT geïnvesteerd moet worden om de organisatie up to date te
brengen.
Moet alles wat kan?
Investeren in
kwaliteit en technologie is belangrijk. Maar de medische vooruitgang die
hiermee wordt geboekt, maakt het gesprek over zinnig en zuinig gebruik tussen
zorgverleners en patiënten cruciaal. Patiënten moeten een afweging kunnen
maken tussen de impact die een ingreep op hun leven heeft en wat ze met deze
ingreep willen bereiken. In de brief «Moet alles wat
kan?» (TK 29 689, nr. 535) geven wij onze visie op de rol van de
arts en de patiënt en op de verantwoordelijkheid van de overheid bij de
technische, ethische en financiële afwegingen die hiermee samenhangen. Wij
stimuleren zorgprofessionals, bestuurders en patiënten het gesprek aan te gaan
over de vraag in hoeverre de behandeling bijdraagt aan de kwaliteit van leven,
de gezondheid en zelfredzaamheid van de patiënt. Patiënten moeten dan wel
beschikken over de juiste informatie. De Beter-niet-doen-lijst, ontwikkeld door
de universitair medische centra, kan patiënten en artsen bijvoorbeeld snel en
begrijpelijk laten zien welke behandelingen niet zinnig en zuinig zijn.
3. Preventie en gezondheidsbescherming
Onze aandacht richt zich vaak op het beter maken van
mensen. Net zo belangrijk is voorkomen dat mensen ziek en afhankelijk van zorg
worden. Ook moeten we alert blijven op (nieuwe) gezondheidsrisico’s.
Preventie en gezondheidsbescherming dragen bij aan
de kwaliteit van leven, de zelfredzaamheid van mensen en de betaalbaarheid van
de zorg. Mensen gaan over hun eigen leefstijl. De overheid, scholen,
werkgevers, de levensmiddelenindustrie, sportverenigingen enzovoort vormen de
omgeving van mensen en samenwerking is cruciaal om de gezonde keuze de
gemakkelijke keuze te laten zijn.
Mensen zijn zich steeds bewuster van
hun eigen gezondheid en velen zien preventief
(zelf)onderzoek als een manier om zelf invloed uit te oefenen op hun
gezondheid. E-health biedt veel kansen om gezondheidsrisico’s vroeg op te
sporen, maar preventief (zelf)onderzoek heeft ook nadelen. Wij vinden het erg
belangrijk dat mensen inzicht hebben in het nut en de risico’s van zulke
onderzoeken. De beroepsgroep heeft hiervoor een eerste richtlijn opgesteld.
Wij
hebben de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over de kwaliteitseisen waaraan
elke vorm van screening moet voldoen en of en zo ja binnen welke kaders
preventief onderzoek kan worden toegepast. Begin 2015 komen wij hier op
terug.
Preventie is een zaak van lange adem en vraagt om een
gezamenlijke inspanning. We zijn blij om te zien dat zo veel verschillende
partners – zorgaanbieders, gemeenten, zorgverzekeraars, werkgevers,
sportverenigingen, scholen en maatschappelijke organisaties – de handen ineen
slaan. Tijdens de startconferentie van het Nationaal
Programma Preventie (NPP) «Alles is
gezondheid» hebben meer dan 100 private en publieke partijen zich verbonden
aan de beweging die moet leiden tot een gezonder en vitaler Nederland.
Inmiddels zijn er 70 «pledges» (concrete toezeggingen) gedaan. Zo verbinden
we zo veel mogelijk organisaties en mensen aan onze preventiedoelstellingen.
Ook komend jaar zullen we die gebundelde inzet en energie benutten voor een
gezonder en vitaler Nederland.
Veel mensen hebben last van
overgewicht. In het Convenant Gezond Gewicht zetten
publieke en private partijen zich in om de toenemende trend van overgewicht
bij
kinderen en volwassenen te doorbreken. Het Convenant zet zijn werk voort in
2015, op basis van de ervaringen uit de periode 2010–2014. Alle partijen
werken hard aan het realiseren van een gezonder aanbod in kantines op school,
de sportvereniging en op het werk. Het streven is dat alle schoolkantines het
label «gezond» krijgen. Ook via de Jongeren op Gezond Gewicht-aanpak (JOGG)
zetten we in op een gezonde jeugd in een gezonde omgeving. Eind mei 2014
werkten 59 gemeenten met deze methode. De ambitie is om in 2015 te groeien naar
75 gemeenten.
Wie voldoende sport en beweegt heeft minder kans op
gezondheidsklachten. Iedereen moet dicht bij huis actief kunnen zijn. Met het
programma Sport en Bewegen in de Buurt geven we
daar landelijk invulling aan. Het programma levert ook een belangrijke bijdrage
aan de ontwikkeling en weerbaarheid van kinderen, het leren over sportiviteit
en respect, meedoen in de maatschappij en leefbaarheid in de buurt. Er is geld
beschikbaar gesteld voor 2.900 fte buurtsportcoaches. In 2014 waren er al 2.851
aan de slag in 378 gemeenten. Zij creëren een breed sport- en beweegaanbod dat
aansluit bij de lokale wensen. Ook via de regeling Sportimpuls is geld
beschikbaar voor sport- en beweegaanbieders om activiteiten te ontwikkelen voor
mensen die nu nog niet of te weinig sporten en bewegen.
Drinken en roken onder jongeren moet zo veel mogelijk
worden voorkomen. Om die reden is in 2014 de minimumleeftijd waarop alcohol
en
tabak aan jongeren mag worden verkocht, verhoogd naar 18 jaar. Met de
meerjarige publiekscampagne NIX18 wil het kabinet de sociale norm verankeren
dat jongeren onder de 18 niet roken en drinken. Bovendien willen we meer
rookvrije scholen via de Gezonde School Methode. Vanaf 2015 geldt ook voor
kleine cafés weer een rookverbod. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan de
uitvoering van de Europese tabaksproducten richtlijn. Wij vinden het belangrijk
om de dalende trend van het aantal rokende jongeren vast te houden. Voor beide
wetten is handhaving belangrijk, maar het is net zo cruciaal dat ouders
duidelijke normen stellen.
Antibiotica-resistentie is een ernstige bedreiging voor de
volksgezondheid en staat hoog op de nationale en stijgt op de internationale
agenda. We concentreren ons nu op het voorkomen van infecties, zinnig en zuinig
gebruik van antibiotica en het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe
antibiotica. Omdat de maatregelen zowel in de gezondheidszorg als in de
veehouderij nodig zijn, werken we nauw samen met de Staatssecretaris van
Economische Zaken. Ons doel is om in 2015 het gebruik van antibiotica in de
veehouderij met 70% te reduceren ten opzichte van het gebruik in 2009. Ook
internationaal vraagt Nederland al enige tijd aandacht voor dit thema, onder
meer met de recente antibioticatop in Den Haag. Het EU-voorzitterschap van
Nederland in de eerste helft van 2016, biedt mogelijkheden om de dreiging van
antibioticaresistentie internationaal hoger op de agenda te krijgen en te
verankeren.
Consumentenbescherming is een
belangrijke taak van de overheid. Denk aan de bescherming van de consument
tegen onveilige huishoudelijke producten of onveilige voedingsmiddelen. De
affaire met paardenvlees en andere incidenten met levensmiddelen laten zien
dat
voedselfraude gevolgen heeft voor het consumentenvertrouwen en mogelijk voor
de
volksgezondheid. De Taskforce Voedselvertrouwen werkt de komende periode samen
met het bedrijfsleven aan de uitvoering van een actieplan (TK
26 991, nr.
361).
Het bedrijfsleven is
verantwoordelijk voor het op de markt brengen van veilige en betrouwbare
producten. Tegelijkertijd is het van belang dat mensen kennis hebben van hun
eigen mogelijkheden om voedselvergiftiging te voorkomen. Deze kennis is bij
veel mensen latent aanwezig. Met een publiekscampagne die in het najaar van
2014 van start gaat, activeren we die kennis. De Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) moet goed zijn toegerust om
toezicht te houden. Daarom is besloten de NVWA de komende jaren organisatorisch
te versterken.
4. Curatieve zorg
Iedereen moet kunnen rekenen op goede en betaalbare
zorg. Thuis of dicht bij huis als het kan en verder weg als het moet. Met de
in
2013 afgesloten hoofdlijnenakkoorden hebben we een goede basis gelegd voor
minder groei en meer kwaliteit in de curatieve zorg. De verschillende partijen
hebben daar met veel energie en inzet aan gewerkt. Maar we zijn er nog niet.
De
komende periode komt het erop aan het stelsel verder te verbeteren. De matiging
van de groei en de kwaliteitsverbetering moeten verankerd raken in het stelsel
én in het denken en doen van zorgverleners en patiënten.
Voor zo’n
goed functionerend stelsel is een aantal zaken cruciaal: de eerste lijn moet
in
staat zijn om mensen zo veel mogelijk zorg thuis of dicht bij huis te bieden.
Innovatie moet ruim baan krijgen. Niet alleen om de zelfredzaamheid en het
comfort van mensen te vergroten, maar ook om zorgverleners te ontlasten. Zij
hebben dan meer tijd voor de menselijke aspecten van de zorg. Mensen moeten
inzicht hebben in de kwaliteit van zorg, zodat zij overwogen keuzes kunnen
maken.
Zorgverzekeraars moeten weten wat de uitkomsten van zorg zijn,
om op basis van kwaliteit te kunnen inkopen. Daarvoor is ook nodig dat zij niet
verplicht zijn ondoelmatige zorg te vergoeden. Tegelijkertijd zullen
zorgverzekeraars ook meer risico lopen. Maar ook bij een goed functionerend
stelsel blijft het van belang dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt om
alleen nog zorg te bieden die zinnig en zuinig is.
De
eerstelijnszorg in Nederland levert een onmisbare
bijdrage aan een gezonde samenleving met toegankelijke zorg dichtbij. Mensen
gaan als eerste naar zorgaanbieders in de eerste lijn, en de huisarts in het
bijzonder, als ze vragen hebben over hun gezondheid. Nederlanders zijn daar
zeer tevreden over. Onze gezondheidszorg staat niet voor niets al jaren op 1
in
Europa als het gaat om de beoordeling door patiënten. De eerstelijnszorg zal
de komende jaren nog belangrijker worden. Mensen willen, ook als ze ouder zijn
of chronisch ziek, zo veel en zo lang mogelijk in hun eigen omgeving blijven
functioneren, thuis blijven wonen en participeren in de
maatschappij.
Hiervoor hebben we een eerste lijn nodig waarin verschillende professionals, zoals
huisartsen, apothekers, wijkverpleegkundigen en paramedici goed
samenwerken. Van daaruit kunnen zij verbindingen
leggen met gemeenten, GGD-en en ziekenhuizen. Versnippering van zorg in de
eerste lijn willen we voorkomen. Een sterkere eerste lijn kan de patiënt, al
dan niet met behulp van technologie, ondersteunen om zelf een grotere rol te
spelen in behandelingen. Dit is ook van belang om het beroep op zwaardere zorg
en (langdurige) ziekenhuisopnamen zo veel mogelijk te voorkomen.
De
wijkverpleegkundige krijgt een centrale rol in de
buurt, met veel vrijheid om de zorg zelf in te richten. De wijkverpleging zal
vanaf 2015 worden betaald door de zorgverzekeraar en valt niet onder het eigen
risico. Tegelijkertijd wordt voor de huisartsenzorg vanaf 2015 een nieuw
bekostigingsmodel ingevoerd. Het is gericht op samenwerking van
zorgprofessionals en beloont op basis van resultaten van zorgverlening. De
bekostigingsmodellen van de wijkverpleegkundige en de huisarts zijn volgens
eenzelfde structuur opgezet.
Eenvoudige zorg die nu nog in het
ziekenhuis wordt geleverd, zal steeds meer in de eerste lijn worden aangeboden.
Dit vraagt om betere samenwerking tussen huisartsen en medisch specialisten.
Het meekijk-consult is hiervan een goed voorbeeld
en kan vanaf 2015 worden ingekocht. De huisarts kan de medisch specialist dan
laten meekijken bij een behandeling en daardoor patiënten langer en beter
passende zorg bieden.
Het verbeteren van de positie van de patiënt is
nog steeds onze hoogste prioriteit. Transparantie van
kwaliteit is daarvoor cruciaal. Patiënten moeten weten wat goede zorg
is en bij welke zorgaanbieders ze moeten zijn om die goede zorg te krijgen.
Het
Kwaliteitsinstituut (KI) dat is ondergebracht bij
het nieuwe Zorginstituut Nederland (ZiNL) brengt de
kwaliteit van geleverde zorg in beeld. Ook zal het KI via www.kiesbeter.nl de veelheid van informatie over de zorg
zo veel mogelijk op één plek inzichtelijk maken.
Het KI heeft daarnaast de bevoegdheden om vaart te brengen in het ontwikkelen
van nieuwe standaarden en meetinstrumenten; zorgaanbieders blijven hier
natuurlijk zelf in eerste instantie verantwoordelijk voor. Het KI stelt met
alle partijen in het zorgveld een meerjarenagenda op van standaarden en
instrumenten die als eerste moeten worden aangepakt.
Zorgverleners
zijn vanaf 1 juni 2014 verplicht om aan de zorgverzekeraar op te geven wat ze
precies hebben gedaan. Dat moet voor patiënten een begrijpelijke zorgnota opleveren. Verzekerden kunnen
onjuiste declaraties zo beter signaleren en die melden bij hun zorgverzekeraar,
maar krijgen ook beter inzicht in hun eigen zorggebruik.
Veilige zorg vraagt blijvende aandacht. Ook hierbij is
transparantie een belangrijk middel. Vooral medisch specialisten zijn hard
bezig om inzichtelijk te maken wat behandelingen nu eigenlijk opleveren voor
mensen. Dit helpt hen bij het verbeteren van de zorg. Maar het is ook
belangrijke (keuze)informatie voor patiënten en voor zorgverzekeraars bij de
zorginkoop. Het is cruciaal om de ervaringsdeskundigheid van patiënten hierbij
te betrekken. Het wetsvoorstel kwaliteit, klachten en
geschillen zorg (Wkkgz) dat onder meer voorziet in een laagdrempelige
en effectieve behandeling van klachten en geschillen in de zorg, kan hieraan
bijdragen. Dit voorstel ligt ter behandeling in de Eerste Kamer. Daarnaast zal
de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) actief toezien op de grootste
risico’s voor patiëntveiligheid (TK
31 016, nr.
66).
Zinnige en zuinige zorg krijgt steeds
meer vorm. Denk hierbij aan de beter-niet-doen-lijst van de
Nederlandse Federatie van Universitair Medisch Centra (NFU) en het project
IMAGINE van de Stichting Topklinische Ziekenhuizen, waarbij een verbetering
van
kwaliteit en veiligheid tot lagere kosten leidt. Veel artsen gaan het gesprek
aan met hun patiënten over de medische noodzaak van een behandeling en hoe die
wel of niet bijdraagt aan de kwaliteit van leven. Gepast gebruik van zorg is
ook een belangrijk element in de kwaliteits- en doelmatigheidsagenda die wij
onlangs samen met een groot aantal partijen voor de medisch-specialistische
zorg hebben opgesteld.
Helaas komt ongepast gebruik
van zorg nog geregeld voor, net als over- of onderbehandeling. De
verschillen tussen ziekenhuizen en tussen regio’s zijn aanzienlijk, zo toont
ook recent onderzoek van Zorgverzekeraars Nederland aan. Dat moet anders. Zo
moeten zorgverzekeraars bij hun zorginkoop afspraken maken met de
zorgaanbieders over gepast gebruik. Het is de verantwoordelijkheid van de
zorgaanbieder om gepaste zorg te leveren en correct te declareren. De
verzekerde kan bijdragen door alleen maar gepaste zorg te vragen. Alleen met
elkaar kunnen we verspilling en onnodig gebruik van zorg terugdraaien en de
kwaliteit en betaalbaarheid van zorg bevorderen.
Het is onze ambitie
dat mensen blijven profiteren van de meest innovatieve vormen van zorg. Om de
innovatieve ontwikkeling in het basispakket te
vergroten, wordt in 2015 dan ook een aantal behandelingen en medicijnen onder
strikte voorwaarden toegelaten tot het verzekerde pakket. Het kabinet besluit
later of deze behandelingen en medicijnen daadwerkelijk worden toegelaten.
Daarvoor moeten innovatieve vormen van zorg hun therapeutische meerwaarde en
kosteneffectiviteit in de praktijk aantonen.
Met ingang van 2015
worden zorgverzekeraars volledig risicodragend voor de medisch-specialistische
zorg en ontvangen zij achteraf geen compensatie meer van de overheid voor de
daadwerkelijke schadelast. Met het afbouwen van deze ex-post
risicoverevening stimuleren wij zorgverzekeraars en zorgaanbieders om
afspraken te maken over het toepassen van doelmatige behandelingen en het
verbeteren van de kwaliteit, rekening houdend met de wensen van
patiënten.
Ook het aanscherpen van artikel 13 uit
de Zorgverzekeringswet stimuleert zorgverzekeraars om betere zorg voor
een lagere premie in te kopen. Als het wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt
aangenomen, wordt het voor zorgverzekeraars vanaf 2016 mogelijk om
niet-gecontracteerde zorgaanbieders niet langer te vergoeden. De aanscherping
draagt bij aan een beheerste ontwikkeling van de zorguitgaven en biedt mensen
de mogelijkheid om zich tegen een minder hoge prijs te verzekeren van goede
zorg. Tevens willen we ongewenste schaalvergroting in de tweede lijn en in de
ggz voorkomen, zodat mensen iets te kiezen houden.
Om te kunnen
blijven innoveren en tegemoet te komen aan de snel veranderende eisen die de
maatschappij stelt, moeten zorgaanbieders van medisch-specialistische zorg,
zoals ziekenhuizen, meer mogelijkheden krijgen om kapitaal aan te trekken. Het
wetsvoorstel over het vergroten van de
investeringsmogelijkheden in de medisch-specialistische zorg maakt
investeringen door kapitaalverschaffers in het eigen vermogen van ziekenhuizen
mogelijk. De weerbaarheid van ziekenhuizen wordt dan groter, waardoor zij
minder afhankelijk zijn van banken. Het wetsvoorstel ligt op dit moment ter
behandeling in de Eerste Kamer.
Omdat wij de informatievoorziening over de zorguitgaven sterk willen
verbeteren, hebben wij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) opdracht gegeven
om
de prestatiestructuur voor de medisch-specialistische zorg te wijzigen. De
maximale duur van de DBC’s wordt met ingang van 2015 verkort van 365 dagen
tot 120 dagen. Dit is cruciaal om veel sneller te kunnen bijsturen bij (een
dreiging van) overschrijdingen. Met de sector werken we in de tweede helft van
2014 verder aan de verbetering van administratieve processen. Deze en andere
maatregelen zijn beschreven in de tussenrapportage Verbetering
Informatievoorziening Zorguitgaven (TK
29 248, nr.
265).
Tot slot: hoewel we voortdurend werken aan een beter
zorgsysteem, heeft Nederland al een goede en kwalitatief hoogstaande
gezondheidszorg. Veel landen tonen interesse in ons systeem. De vraagstukken
waar wij mee te maken hebben – zoals vergrijzing, het vinden van voldoende en
goede arbeidskrachten en een grotere behoefte aan zelfredzaamheid en autonomie
van patiënten – spelen ook in andere landen. We kunnen onze
kennis exporteren en behandelingen aanbieden aan
inwoners van andere landen die bereid zijn daarvoor te betalen. Het kabinet
organiseert in het najaar een zorgtop over de export van de Nederlandse zorg
om
kennis op het gebied van life sciences en health beter te gelde te maken.
Daarnaast zal het kabinet initiatieven ondersteunen gericht op de export van
nieuwe technologieën in de zorg. Ook daarmee dragen we bij aan de kwaliteit,
toegankelijkheid en betaalbaarheid van onze zorg.
5. Langdurige zorg en ondersteuning
Ouderen, mensen met een lichamelijke of verstandelijke
beperking en mensen met een psychische aandoening kunnen in Nederland rekenen
op goede ondersteuning en zorg. Dat willen we zo houden, ook voor toekomstige
generaties. De ondersteuning en zorg moeten passen bij de individuele wensen,
mogelijkheden en beperkingen van mensen. Kwaliteit van leven en waardigheid
zijn daarbij kernbegrippen. We willen de kwaliteit van ondersteuning en zorg
verder verbeteren en betaalbaar houden door de kosten te beheersen en
verspilling tegen te gaan. Tegelijk willen we waardig om blijven gaan met
kwetsbare mensen. We willen ook naar een samenleving waarin iedereen zich
afvraagt wat we zelf kunnen bijdragen en wat we voor een ander kunnen
doen.
Hiertoe hervormen we de langdurige zorg en ondersteuning om die
meer cliëntgericht en toekomstbestendig te laten zijn.
1 In de brief Hervorming langdurige zorg; naar een waardevolle
toekomst (TK
30 597, nr.
296) heeft het kabinet zijn toekomstvisie neergelegd, waarin de zorg
meer rekening houdt met wat mensen willen en kunnen. Dat willen we voor
iedereen die dat nodig heeft, ook voor mensen met een kleine portemonnee.
Het stelsel van langdurige zorg en ondersteuning moet beter aansluiten bij
de ontwikkelingen en eisen van deze tijd. Zowel in de ouderenzorg, de
geestelijke gezondheidszorg als in de gehandicaptenzorg zien we dat mensen
langer meedoen, langer zelfstandig blijven en zelfredzaam zijn. Dat komt onder
meer tot uitdrukking in woonvormen die passen bij de wensen en mogelijkheden
van cliënten. De visie achter de hervorming van de langdurige zorg is dat
mensen centraal staan en niet de systemen. We gaan
uit van wat mensen wél kunnen. Kwaliteit van leven en welbevinden staan
voorop. We bieden maatwerk, want geen twee mensen zijn hetzelfde en we moeten
ongelijke situaties niet gelijk behandelen.
Met de hervorming
vereenvoudigen we het
systeem zodat het logischer wordt en duidelijker. Voorheen kregen
mensen bijvoorbeeld zorg van de huisarts uit de Zorgverzekeringswet (Zvw),
verpleging thuis uit de AWBZ en ondersteuning uit de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo). Vanaf 2015 krijgen zij zorg uit de Zvw en alle
ondersteuning uit de Wmo. Dat is voor mensen die thuis wonen een loket minder.
Zo wordt het mogelijk passende zorg en ondersteuning beter vorm te geven en
creëren we meer ruimte voor lokaal maatwerk door professionals, mantelzorgers
en vrijwilligers. Er ontstaan ook meer mogelijkheden voor hen om
verbinding te leggen tussen het medische en het
sociale domein. Daarom worden de taken van gemeenten en zorgverzekeraars
uitgebreid.
De nieuwe Wet maatschappelijk
ondersteuning 2015 is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid
en participatie en regelt die ondersteuning, toegesneden op de persoonlijke
situatie van mensen. De ondersteuning is erop gericht dat mensen die dat nodig
hebben, met ondersteuning voor henzelf of voor hun mantelzorgers, zo lang
mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Het is belangrijk dat mensen met
beperkingen zoveel mogelijk in staat worden gesteld op gelijke voet te
participeren en deel te nemen aan het dagelijkse leven. Gemeenten krijgen
daarom de opdracht de toegankelijkheid te verbeteren van voorzieningen, zodat
mensen met een beperking kunnen meedoen in de samenleving.
De
voorgenomen ratificatie en uitvoering van het VN-Verdrag
voor mensen met een handicap, waarvoor de Staatssecretaris van VWS
coördinerend bewindspersoon is, draagt ook in belangrijke mate bij aan het
bevorderen van de participatie van mensen met een beperking. Na een lange
voorbereidingstijd hopen we dat de invoering van het verdrag – conform het
voornemen uit het regeerakkoord – in 2015 kan plaatsvinden.
Waar de
Wmo 2015 gaat over ondersteuning, richt de
Zorgverzekeringswet zich op zorg met een medisch karakter. Met ingang
van 1 januari 2015 worden verpleging en verzorging (lijfgebonden zorg) –
voor mensen die dus nog thuis wonen – opgenomen in het basispakket. Door het
recht op wijkverpleegkundige zorg op te nemen in de aangepaste Zvw kunnen
wijkverpleegkundigen een belangrijke rol spelen in passende zorg en
ondersteuning, die ons voor ogen staat.
Wijkverpleegkundigen komen bij de mensen thuis, zijn
makkelijk aanspreekbaar en kennen de weg binnen de gezondheidszorg, gemeenten
en welzijnsorganisaties. Samen met de huisarts kunnen zij mensen helpen zo lang
mogelijk thuis te wonen. Samenwerking tussen professionals in de eerste lijn,
zoals wijkverpleegkundigen, huisartsen en verzorgenden is van groot belang om
samenhangende zorg aan mensen te kunnen bieden. Dat krijgt bijvoorbeeld vorm
in
de sociale wijkteams. Zo komen het medisch en
sociale domein bij elkaar. We willen toe naar een situatie waarin we mensen
in
de ogen kijken en vragen wat ze echt nodig hebben. Daarom is ook wettelijk
vastgelegd dat zorgverzekeraars en gemeenten afspraken moeten maken over de
inzet van de wijkverpleegkundige en de afstemming tussen zorg en
maatschappelijke ondersteuning in de wijk.
Voor de meest kwetsbare
ouderen en gehandicapten is er de Wet langdurige zorg
(Wlz). Deze wet die op 1 januari 2015 moet ingaan, garandeert voor
iedereen die dat nodig heeft 24 uur per dag zorg of toezicht in een veilige
leefomgeving. Soms is opname in een instelling de enige optie. De wet regelt
dat de kwaliteit van instellingszorg is gewaarborgd. Mensen worden waardig
behandeld en hebben zo veel mogelijk een thuisgevoel. Mensen mogen echter –
als het verantwoord is en de kosten niet te hoog zijn – ook kiezen om zorg
thuis te krijgen in de vorm van een pgb of in natura (volledig pakket thuis).
Ook wanneer
intensieve zorg in een instelling nodig is, moeten naasten betrokken kunnen
blijven bij de zorg voor hun partner, familie of vrienden. We zien hoe
belangrijk mantelzorgers zijn voor het geluk van de
mensen om hen heen. We beschouwen mantelzorgers en zorgprofessionals als
partners; zij vullen elkaar aan. Zorgaanbieders zijn op grond van de Wlz
verplicht om met iedere cliënt een bespreking over zorgverlening te voeren.
De
resultaten daarvan leggen zij vast in een zorgplan.
Bij de zorgverlening staan de wensen, mogelijkheden en behoeften van
de cliënt centraal. Het sociale netwerk van de cliënt wordt betrokken bij de
bespreking van het zorgplan.
De Wlz zorgt ook voor een betere
verdeling van verantwoordelijkheden. Er komt meer ruimte voor de professionals
in de zorg door het duidelijke onderscheid tussen de indicatie en het zorgplan. Hierdoor wordt de te verlenen
zorg minder bepaald door het indicatiebesluit en meer door een gesprek over
de
zorg die mensen nodig hebben. Het aantal indicatiebesluiten zal aanzienlijk
afnemen. Dit heeft gevolgen voor het werk en de organisatie van het
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Hiervoor zijn
middelen beschikbaar.
Het is begrijpelijk dat mensen bezorgd zijn over
de veranderingen waar mee ze te maken krijgen. Om cliënten, gemeenten,
zorgaanbieders en cliënten- en patiëntenorganisaties tijdig te informeren en
voor te bereiden op de veranderingen en om zorgaanbieders te inspireren nieuwe
ondersteuningsvormen te ontwikkelen, is een zorgvuldig implementatietraject
ingericht. Om gemeenten en regio’s goed te begeleiden bij de voorbereiding en
uitvoering van de verschillende decentralisaties in het sociale domein zijn
voor de praktische vragen en hulp ondersteuningsteams
ingesteld. Ook werken wij met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
(VNG) samen in het TransitieBureau Wmo dat gemeenten, zorgaanbieders en
cliëntenorganisaties helpt in de voorbereiding op de transitie.
Om de
veranderingen in de komende periode zo veel mogelijk voorspelbaar en
beheersbaar te laten verlopen, zijn met alle betrokken partijen
landelijke werkafspraken gemaakt. Centraal hierbij
staan onderwerpen als zorgvernieuwing, het continueren van de zorg, de
(her)bestemming van zorgvastgoed, arbeidsmarkt en een adequate
informatievoorziening. Ook hebben wij het programma Aandacht
voor iedereen in het leven geroepen om patiënten- en
cliëntenorganisaties te ondersteunen in hun nieuwe rol. In het najaar van 2014
beginnen we met een landelijke publiekscampagne om iedereen te informeren over
de veranderingen in de langdurige zorg. Ook kunnen mensen met vragen terecht
bij de helpdesk
www.hervorminglangdurigezorg.nl.
Gemeenten en
zorgverzekeraars krijgen extra geld om zorg en
ondersteuning dicht bij mensen te organiseren. Die extra middelen zijn
vrijgemaakt om de overgang van taken vanuit de AWBZ naar gemeenten en
zorgverzekeraars gemakkelijker te maken en meer zekerheid te bieden aan ouderen
en gehandicapten die thuis willen blijven wonen.
Het kabinet wil
daarnaast investeren in aanpassing van de bestaande woningvoorraad, nieuwe
woonzorgconcepten en verbouw van verzorgings- en verpleeghuizen. De behoefte
aan nieuwe combinaties van wonen en zorg zal immers toenemen door veranderingen
in individuele voorkeuren. Met betrokken partijen zal er een agenda worden
opgesteld om knelpunten in de regelgeving op te ruimen.
De hervorming
van de langdurige zorg en ondersteuning is een enorme opgave en een meerjarig
proces. Bij de decentralisatie van verantwoordelijkheden naar de gemeenten
trekken we nauw op met het Ministerie van BZK en het Ministerie van SZW. Met
de
overdracht van taken in 2015 en de vele activiteiten die komend jaar worden
ondernomen om de hervorming van een zachte en zorgvuldige
landing te voorzien, zijn we er natuurlijk nog niet.
Zo
willen en moeten we ook aandacht besteden aan speciale thema’s of problemen
waar mensen nu en in de toekomst mee worden geconfronteerd. Denk bijvoorbeeld
aan eenzaamheid. Een onderschat probleem, dat soms
pijnlijk zichtbaar wordt wanneer iemand pas lange tijd na overlijden wordt
gevonden in zijn woning. Wijkverpleegkundigen, sociale wijkteams en de
gemeenten kunnen in hun contacten met mensen eenzaamheid en de dreiging van
sociaal isolement zo vroeg mogelijk in beeld krijgen en in actie komen.
Door het stijgende aantal ouderen zal het aantal mensen met
dementie toenemen. Het Deltaplan Dementie is een
baanbrekend actieprogramma dat staat voor onderzoek en zorginnovatie om
dementie beter te begrijpen, beter te behandelen en te voorkomen. Het verbetert
de zorg en de kwaliteit van het leven voor de patiënt van vandaag en zoekt
naar oplossingen voor de patiënt van morgen. In het Deltaplan Dementie werken
patiëntenverenigingen, de wetenschap en het bedrijfsleven samen met de
overheid. De hervorming van de langdurige zorg biedt meer mogelijkheden om
mensen met dementie langer in hun vertrouwde omgeving te laten wonen. We
starten in 2015 initiatieven om de kwaliteit van leven van mensen met dementie
en hun omgeving te verbeteren. Zo wordt een regionale pilot gestart en wordt
de
werkgroep «Vanuit dementie bekeken» ingesteld. Deze krijgt de opdracht om
vanuit het perspectief van mensen met dementie in kaart te brengen waar zij
tegenaan lopen.
Er wordt hard gewerkt in de ouderenzorg en medewerkers
zijn zeer gemotiveerd. Het verbeteren van de kwaliteit van
de ouderenzorg gaat echter te langzaam. Dat blijkt onder meer uit een
recent onderzoek van de IGZ. Langdurige zorg in een instelling wordt steeds
meer complexe zorg omdat ouderen op hogere leeftijd en met zwaardere zorgvragen
in een instelling komen. Minder complexe zorgvragen worden immers thuis of
dichtbij huis opgevangen. Innovatie is essentieel om hierop in te spelen.
Instellingen moeten daar de komende jaren mee aan de slag. Om zorgaanbieders
te
ondersteunen bij de verbetering van de kwaliteit stellen we voor de korte
termijn vanaf 2015 extra geld beschikbaar. Voor de langere termijn stellen we
samen met alle betrokken partijen in het najaar van 2014 een actieplan op.
6. Jeugdhulp
Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk
voor alle jeugdhulp. De Jeugdwet moet een einde
maken aan de sterk versnipperde hulpverlening aan ouders en kinderen. Met één
wet en één financieringssysteem kunnen gemeenten de jeugdhulp beter
organiseren. De Jeugdwet beoogt niet alleen een verschuiving van de
bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid (transitie), maar ook een inhoudelijke zorgvernieuwing
(transformatie). Het resultaat is samenhangende
ondersteuning en zorg voor kinderen en jongeren en hun opvoeders binnen hun
eigen omgeving. In 2015 geven wij bijzondere aandacht aan de samenhang tussen
jeugdhulp en (passend) onderwijs.Gemeenten en het onderwijs moeten elkaar nog
beter leren kennen en weten wat zij voor het kind of de jongere, het gezin en
voor elkaar kunnen betekenen.Om gemeenten en scholen bij het afstemmen van hun
aanpak zo goed mogelijk te ondersteunen, hebben gemeenten en de
onderwijssectoren samen met de Ministeries van VWS en OCW de werkagenda
«Verbinding passend onderwijs en jeugdhulp» opgesteld die in de komende
periode deze afstemming moet verbeteren.
Er mogen geen kinderen tussen
wal en schip vallen. De continuïteit van de
jeugdhulp moet in 2015 dan ook zijn gewaarborgd. Per 1 januari 2015
moet de toegang tot jeugdhulp en de crisisopvang zijn ingericht, moet de
benodigde jeugdhulp beschikbaar zijn en moeten de interne werkprocessen van
gemeenten op orde zijn. De Transitieautoriteit
Jeugd helpt instellingen om oplossingen te ontwikkelen, om de
wettelijk verankerde aanspraak op continuïteit van hulp in 2015 te verzekeren
en noodzakelijke hulpvormen te blijven behouden. De transitieautoriteit
begeleidt instellingen die moeite hebben zich aan gewijzigde financiële
omstandigheden aan te passen. De autoriteit blijft deze activiteiten in 2015
voortzetten.
Het is onaanvaardbaar dat jaarlijks ruim 119.000 kinderen
slachtoffer zijn van kindermishandeling. Met de Jeugdwet kunnen gemeenten de
regie voeren over de aanpak van
kindermishandeling op de hele keten, van preventie tot hulpverlening.
Gemeenten stellen een regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling op,
en
zijn volop bezig met de inrichting van het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld
en Kindermishandeling (AMHK).
Het is van groot belang dat
jeugdhulpprofessionals de ruimte krijgen om hun werk goed te doen. Dat draagt
bij aan een verlaging van de ervaren regeldruk. In 2015 geldt een door het veld
opgezet kwaliteitskader voor de hele jeugdhulp. Zo krijgen ouders en kinderen
de zekerheid dat de hulp zoveel mogelijk door geregistreerde – dus goed
opgeleide – professionals wordt uitgevoerd.
Per 2015 zal het
budget voor jeugdhulp aan gemeenten op basis van
historische maatstaven worden verstrekt via de integratie-uitkering sociaal
domein in het Gemeentefonds. De beperkte korting van 3 procent in 2015 en de
wettelijk vastgelegde overgangsrechten van bestaande zorgaanspraken maken een
verantwoorde overgang mogelijk. Op dit moment worden de voorbereidingen
getroffen voor een geobjectiveerde verdeling van de middelen in latere
jaren.
7. Financieel beeld op hoofdlijnen
Mensen moeten altijd toegang kunnen hebben tot goede en
betaalbare zorg. De komende jaren blijven wij daarom nadrukkelijk werken aan
een agenda voor de zorg die ook gericht is op de beheersing van de collectieve
zorguitgaven.
De collectieve zorguitgaven zijn de afgelopen tien jaar
fors gestegen. De uitgavengroei vanaf 2010 is aanzienlijk beperkt, mede als
gevolg van de door het kabinet ingezette hervormingen. Figuur 1 geeft de
historische ontwikkeling van de uitgaven van het Budgettair Kader Zorg (BKZ)
over het afgelopen decennium weer. Terwijl de collectieve zorguitgaven in de
periode 2005–2010 nog met gemiddeld 5,7% per jaar stegen, zal de groei in de
periode 2011–2015 ruim de helft lager zijn: gemiddeld circa 2,3%.
Figuur 1: Historische ontwikkeling van de
netto-BKZ-uitgaven (x mln €)1

1 Realisatiecijfers in de zorg ijlen nog
enige jaren na. Daardoor kunnen er nog correcties in de cijfers plaatsvinden.
In figuur 1 wordt de historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven voor de jaren
2005–2015 weergegeven en de naar huidige inzichten actuele VWS-stand.
Verschillende structuurversterkende maatregelen in
de zorg hebben aan de uitgavenbeheersing van de afgelopen periode bijgedragen.
De in 2011 en 2013 gesloten hoofdlijnenakkoorden met de curatieve sector en
het
preferentiebeleid bij geneesmiddelen leveren een flinke bijdrage aan een
beheerste ontwikkeling van de zorguitgaven.
De curatieve zorg gaat in 2015 verder met de uitwerking van de
afspraken uit de hoofdlijnenakkoorden. Zo voeren wij per 1 januari 2015
integrale tarieven in de medisch-specialistische zorg door. Dit betekent onder
meer dat patiënten en zorgverzekeraars niet meer apart voor de
ziekenhuiskosten en de honoraria van de medisch specialist hoeven te betalen,
maar dat alles in één tarief wordt ondergebracht. In de eerste lijn wordt per
2015 een nieuw bekostigingsmodel geïntroduceerd dat onder meer moet leiden tot
een efficiëntere ketenaanpak en het belonen van gezondheidsuitkomsten. Met de
hoofdlijnenakkoorden zijn ook afspraken gemaakt over de verbetering van
zorginkoop. Inmiddels is het wetsvoorstel voor aanpassing van artikel 13 Zvw
door de Tweede Kamer aangenomen. Dit geeft zorgverzekeraars meer mogelijkheden
om een lagere vergoeding of geen vergoeding te geven, als de zorgaanbieder niet
de gewenste kwaliteit levert of te duur is. Momenteel ligt het wetsvoorstel
ter
behandeling voor in de Eerste Kamer.
Ook in de langdurige zorg en
ondersteuning en de jeugdzorg gaan het
beheersen van collectieve zorguitgaven en het doorvoeren van hervormingen
samen. In 2015 vindt hiertoe onder meer de decentralisatie van
verantwoordelijkheden naar gemeenten plaats. Hierover zijn budgettaire
afspraken gemaakt met gemeenten. Om de overgang in 2015 zo soepel mogelijk te
laten verlopen is extra geld voor de langdurige zorg en jeugdzorg beschikbaar.
Hiermee zorgen we onder meer dat mensen die nu AWBZ-zorg ontvangen en straks
ondersteuning vanuit de Wmo 2015 krijgen, kunnen blijven rekenen op de
ondersteuning die ze nodig hebben. Ook wordt een soepele overgang van de
overheveling van de jeugdhulp mogelijk gemaakt. Daarnaast krijgen gemeenten
met
deze extra middelen meer tijd om voor mensen een passend ondersteuningsaanbod
in te richten, zoals vernieuwende vormen van begeleiding en het verlichten van
het werk van de mantelzorger. We bieden meer zekerheid dat ouderen en
verstandelijk gehandicapten een plaats in een zorginstelling kunnen
krijgen.
BELANGRIJKSTE NIEUWE BELEIDSMATIGE MUTATIES
Opbouw uitgaven x € 1.000
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Stand ontwerpbegroting 2014
|
14.814.930
|
15.310.462
|
15.349.036
|
15.902.533
|
17.059.534
|
0
|
Mutatie nota van wijziging 2014
|
0
|
– 70.000
|
– 100.000
|
– 100.000
|
– 100.000
|
– 100.000
|
Mutatie amendement 2014
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Mutatie 1e suppletoire begroting 2014
|
36.714
|
735.610
|
600.142
|
619.858
|
536.088
|
808.572
|
Nieuwe mutaties
|
206.205
|
– 1.390.206
|
– 1.051.289
|
– 1.462.609
|
– 2.649.754
|
14.039.190
|
Stand ontwerpbegroting 2015
|
15.056.849
|
14.585.866
|
14.797.889
|
14.959.782
|
14.846.048
|
14.747.762
|
Toelichting belangrijkste nieuwe mutaties (bedragen
x € 1.000)
|
Artikel
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Met de inwerkingtreding van de Wet langdurige zorg per
1 januari 2015 worden de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma en de
hielprik opgenomen in de Wet publieke gezondheid. Dit betekent dat het budget
voor beide progamma’s, die voor heen onderdeel waren van de AWBZ, is
overgeheveld naar de begroting van VWS.
|
01
|
0
|
137.852
|
137.852
|
137.852
|
137.852
|
137.852
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Het grootste deel van de extramurale behandeling van
zintuiglijk gehandicapten (budget circa € 200 mln) wordt conform advies van
ZiNL ondergebracht in de Zvw. Circa € 21 miljoen hiervan betreft de
zogenaamde expertisefunctie voor opleidingen en consultatie en advies. De
expertisefunctie zal met ingang van 2015 door middel van een subsidie worden
bekostigd. Het budget hiervoor is overgeheveld naar de begroting van VWS.
|
02
|
|
21.250
|
21.250
|
21.250
|
21.250
|
21.250
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidieregeling overgang integrale tarieven medische
specialistische zorg. Deze nieuwe subsidieregeling maakt onderdeel uit van
het
Budgettair Kader Zorg
|
02
|
|
125.000
|
|
|
25.000
|
25.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de bestuursafspraken 2011–2015 tussen Rijk, VNG en IPO
is overeengekomen dat de vrijvallende uitvoeringkosten voor de jeugd-ggz bij
zorgverzekeraars in verband met de stelselherziening jeugdzorg beschikbaar
worden gesteld aan gemeenten. Zij krijgen hiervoor een bijdrage uit het
Zorgverzekeringsfonds van € 50 per kind (in totaal € 170 mln). Omdat de
uitgaven voor jeugd-ggz ongeveer 20% van de zorguitgaven voor 18-minners
uitmaken, ligt het in de rede om de bijdrage uit het fonds naar rato en dus
met
€ 35 miljoen te verlagen en deze over te boeken naar het Gemeentefonds.
|
02
|
|
– 22.000
|
– 28.000
|
– 35.000
|
– 35.000
|
– 35.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De hervorming van de langdurige zorg waarbij overhevelingen
plaatsvinden van AWBZ naar de Zvw, zorgt voor een effect op de Zvw-premie.
Een
tegengesteld effect doet zich voor als gevolg van de overheveling van de
jeugd-ggz naar gemeenten. Om het gesaldeerde premie-effect te dempen is een
nieuwe rijksbijdrage ingevoerd. Deze rijksbijdrage loopt af naar € 0 in
2019.
|
|
0
|
1.803.000
|
1.353.000
|
902.000
|
451.000
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gemeenten worden verantwoordelijk voor het gehele stelsel
voor vrouwenopvang incl. specifieke slachtoffergroepen. Deze middelen worden
toegevoegd aan de decentralisatie uitkering vrouwenopvang en zijn bedoeld
voor
versterking van het stelsel van vrouwenopvang en de opvang van slachtoffers
van
eergerelateerd geweld en loverboys.
De middelen zullen de eerste jaren
ook worden ingezet om het nieuwe verdeelmodel goed te laten functioneren.
|
03
|
|
– 12.100
|
– 12.100
|
– 12.100
|
– 12.100
|
– 12.100
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Omdat de rol van mantelzorgers en vrijwilligers bij de
ondersteuning van mensen in de eigen omgeving groter wordt, wordt de steun
van
mantelzorgers in 2015 verder versterkt. Gemeenten zullen voor mantelzorg in
2015 € 70 miljoen ontvangen, oplopend naar € 100 miljoen in daarop
volgende jaren.
|
03
|
|
– 70.000
|
– 100.000
|
– 100.000
|
– 100.000
|
– 100.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Dit betreft transitiekosten in verband met de herziening van
de langdurige zorg. De middelen worden onder meer ingezet voor monitoring
en
voorlichting, communicatie en ondersteuning van cliënten, aanbieders en
gemeenten.
|
03
|
13.905
|
11.200
|
9.400
|
4.300
|
4.300
|
4.300
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overboeking naar de begroting voor de verdere ontwikkeling
en uitvoering van trekkingsrechten voor het pgb. In 2015 zal een groot deel
van
deze kosten centraal worden gefinancierd.
|
03
|
|
25.048
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Als gevolg van de stelselherziening jeugdzorg en de
overheveling van de jeugdzorg naar gemeenten zullen frictiekosten optreden
om
de continuïteit van zorg en infrastructuur te kunnen garanderen. Het hiervoor
benodigde transitiebudget wordt gevuld door de gereserveerde middelen voor
uitvoeringsrisico’s bij de stelselherziening jeugd (€ 34 miljoen per jaar
van 2015 t/m 2017) aan te wenden, evenals de egalisatiereserves uit het PF
die
vanaf 2015 beschikbaar komen (€ 78 miljoen). In totaal gaat het om 180
miljoen die wordt verspreid over 4 jaar.
|
05
|
|
60.000
|
60.000
|
60.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Met € 40 miljoen in 2015 wordt een soepele overgang in
het nieuwe stelsel bewerkstelligd van instellingen voor jeugdhulp,
jeugdbescherming en jeugdreclassering met een bovenregionaal of landelijk
werkgebied. De middelen worden aan het transitiebudget voor frictiekosten
toegevoegd.
|
05
|
|
40.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Overheveling jeugdzorgtaken (o.a. Kindertelefoon en
vertrouwenswerk) naar VNG in het kader van de stelselwijziging jeugdzorg.
|
05
|
|
– 14.800
|
– 14.800
|
– 14.800
|
– 14.800
|
– 14.800
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Deze mutatie betreft de overheveling van het programmabudget
jeugdhulp naar het sociaal deelfonds in verband met de decentralisatie
jeugdzorg.
|
05
|
|
– 1.359.000
|
– 1.251.972
|
– 1.229.522
|
– 1.214.200
|
– 1.214.200
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Beperking van de uitgaven aan Zorgtoeslag door verhoging van
het afbouwpercentage.
|
08
|
|
– 375.000
|
– 159.000
|
– 166.000
|
– 166.000
|
– 166.000
|
MEERJARENPLANNING BELEIDSDOORLICHTINGEN
Planning beleidsdoorlichtingen
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Artikel 1
Volksgezondheid
|
X
|
|
X
|
|
X
|
|
|
Artikel 2 Curatieve
zorg
|
|
|
X
|
X
|
X
|
|
|
Artikel 3 Langdurige zorg en
ondersteuning
|
|
|
|
|
|
X
|
|
Artikel 4 Zorgbreed
beleid
|
|
|
X
|
X
|
X
|
|
|
Artikel 5 Jeugd
|
|
X
|
|
|
|
X
|
|
Artikel 6 Sport en
bewegen
|
|
|
|
|
X
|
|
|
Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en
Herinnering Tweede Wereldoorlog
|
|
|
|
|
|
X
|
|
Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke
kosten
|
|
|
|
|
|
|
X
|
Toelichting per
artikel(-onderdeel)
Artikel 1
-
1.1 Het beleid dat voortvloeit uit het
Nationaal Programma Preventie (NPP) beslaat het grootste deel van artikel 1.
De
komende jaren worden evaluaties op onderdelen van artikel 1 uitgevoerd, evenals
een beleidsdoorlichting Ziektepreventie. Deze beleidsevaluaties worden
betrokken in een integrale beleidsdoorlichting van artikel 1. Deze is in 2017
gereed.
-
1.2 De beleidsdoorlichtingen Aanvullende
Seksuele Gezondheidszorg (ASG) en Screeningsbeleid, evenals de reeds
uitgevoerde evaluatie van het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg, worden
meegenomen in de beleidsdoorlichting Ziektepreventie. Deze is in 2015
gereed.
-
1.3 Voor het artikelonderdeel
gezondheidsbescherming is de beleidsdoorlichting Letselpreventie in 2013 aan
de
Tweede Kamer verzonden
2.
-
1.4 Het beleid van Ethiek wordt voor een
belangrijk deel vormgegeven door wetgeving. Hiervoor vindt geen
beleidsdoorlichting plaats. Medisch-ethische wetgeving wordt over het algemeen
eens per 5 jaar geëvalueerd. Deze wetsevaluaties zijn onafhankelijke
onderzoeken, waarvan de resultaten naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Bovengenoemde beleidsdoorlichtingen bestrijken het
totale artikel, met uitzondering van artikelonderdeel 1.4 Ethiek.
Artikel 2
-
2.1 Het beleid op het gebied van kwaliteit en
(patiënt-)veiligheid wordt in 2016 doorgelicht. Hierbij wordt een aantal
(externe) onderzoekstrajecten rond het VMS-veiligheidsprogramma ziekenhuizen
betrokken. Een van die onderzoeken, de landelijke NIVEL monitor schade en
sterfte in de Nederlandse ziekenhuizen 2011/2012, is in november 2013
gepubliceerd en met een beleidsreactie op 18 november 2013 naar de Kamer
gestuurd
3. De verantwoording van het VMS-veiligheidsprogramma
(2008–2013) wordt in het najaar van 2014 verwacht.
-
2.2 De doorlichting van het beleid gericht op
toegankelijkheid en betaalbaarheid van het stelsel (gereed in 2017) vindt
plaats op basis van evaluaties van subsidies en regelingen die onder dit
artikelonderdeel vallen.
-
2.3 Het beleid om de werking van het stelsel
te bevorderen wordt in 2015 doorgelicht, hierbij wordt onder andere de
evaluatie onverzekerden en wanbetalers betrokken.
Bovengenoemde beleidsdoorlichtingen bestrijken het
totale artikel.
Artikel 3
Artikel 4
-
4.1 De beleidsdoorlichting (geplande
oplevering 2016) op het terrein van de positie van de cliënt vindt plaats op
basis van de evaluatie van het beleidskader voor subsidiëring patiënten- en
gehandicaptenorganisaties (2015).
-
4.2 De evaluaties stagefonds (2016) en
regionaal arbeidsmarktbeleid (2015) worden in de beleidsdoorlichting (2017)
van
de opleidingen, beroepenstructuur en de arbeidsmarkt binnen de zorg
betrokken.
-
4.3 De evaluatie van ZonMw (2016) wordt bij
de doorlichting (2017) van het kennisontwikkelingsbeleid betrokken.
-
4.4 Binnen de inrichting van
uitvoeringsactiviteiten en de daarmee samenhangende beheerskosten vindt per
ZBO
vijfjaarlijks een evaluatie plaats op grond van de Kaderwet ZBO’s. In 2014
worden de NZa en ZiNL geëvalueerd. Bij de NZa gebeurt dit in samenhang met de
evaluatie van de Wmg. Gegeven de aard van dit artikelonderdeel is een
beleidsdoorlichting niet aan de orde.
-
4.5 De Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties bereidt momenteel een brede evaluatie van de transitie van
Caribisch Nederland per 10-10-2010 voor. Zorg en jeugdzorg in Caribisch
Nederland zullen daarbij ook aan de orde komen. De planning is om de evaluatie
in 2015 af te ronden.
Bovenstaande beleidsdoorlichtingen bestrijken het
totale artikel met uitzondering van artikelonderdeel 4.4.
Artikel 5
-
5.1 Het beleid op het gebied van
ondersteuning bij opvoeden en opgroeien wordt in 2014 doorgelicht. Deze
doorlichting zal eind 2014 aan de Kamer worden verzonden. Daarnaast wordt in
2014 een midterm review op de Aanpak Kindermishandeling gehouden.
-
5.2 Op dit moment wordt gewerkt aan de
decentralisatie naar gemeenten van de hele jeugdzorg per 2015. Na drie jaar
wordt deze decentralisatie geëvalueerd: de doorlichting van het
jeugdzorgbeleid is gepland voor 2018.
Bovengenoemde beleidsdoorlichtingen bestrijken het
totale artikel, met uitzondering van onderdelen die een bijdrage behelzen aan
activiteiten waar een ander ministerie het voortouw bij heeft.
Artikel 6
De
Topsportcyclus loopt van 2013 tot en met 2016. De doorlichting van het
sportbeleid is gepland in 2017.
Bovengenoemde beleidsdoorlichting
bestrijkt het totale artikel.
Artikel 7
Artikel 8
-
8.1 De zorgtoeslag is een element van de
lopende beschouwing op het Nederlandse toeslagenstelsel. Afhankelijk van de
continuering van de zorgtoeslag als eigenstandige toeslag zal het beleid
hieromtrent in 2019 worden doorgelicht. Een beleidsdoorlichting ligt op korte
termijn niet in de rede.
-
8.2 De Wtcg is per 2014 afgeschaft.
De Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) is
gekoppeld aan de fiscale regeling aftrek van uitgaven voor specifieke
zorgkosten (ter voorkoming verzilveringsproblematiek). Eind 2013 is door de
Staatssecretaris van Financiën aan de Tweede Kamer een herziening van de
fiscale aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten in het vooruitzicht
gesteld. Om deze reden is een beleidsdoorlichting van dit artikelonderdeel op
dit moment niet opportuun.
OVERZICHT GARANTIES EN ACHTERBORGSTELLINGEN
In reactie op het rapport van de Commissie
Risicoregelingen heeft het kabinet een nieuw garantiekader opgesteld (TK 33 750, nr 13).
Dit betekent dat VWS – in lijn met het kabinetsbeleid – terughoudendheid
betracht ten aanzien van het gebruik van risicoregelingen. Conform de afspraken
binnen het kabinet worden in deze paragraaf de garanties en achterborgstelling
van VWS uitgebreid toegelicht.
Overzicht verstrekte garanties (bedragen
x € 1.000)
Artikel
|
Omschrijving
|
|
Uitstaande garanties 2013
|
Geraamd te verlenen 2014
|
Geraamd te vervallen 2014
|
Uitstaande garanties 2014
|
Garantieplafond 2014
|
Geraamd te verlenen 2015
|
Geraamd te vervallen 2015
|
Uitstaande garanties 2015
|
Garantieplafond 2015
|
Totaal plafond
|
2
|
Voorzieningen tbv De Hoogstraat
|
begrotingswet
|
10.425
|
|
397
|
10.028
|
|
|
397
|
9.631
|
|
9.631
|
2
|
Voorzieningen tbv ziekenhuizen
|
1958
|
415.336
|
18.630
|
61.654
|
372.312
|
|
|
42.541
|
329.772
|
|
329.772
|
3
|
Voorzieningen tbv verpleeghuizen
|
financiering
|
25.288
|
|
3.060
|
22.228
|
|
|
2.960
|
19.268
|
|
19.268
|
3
|
Voorzieningen tbv psychiatrische instellingen
|
1958
|
33.592
|
|
2.984
|
30.608
|
|
|
2.984
|
27.624
|
|
27.624
|
3
|
Voorzieningen tbv zwakzinnigen inrichtingen
|
1958
|
17.659
|
|
4.267
|
13.391
|
|
|
1.589
|
11.803
|
|
11.803
|
3
|
Voorzieningen tbv overige instellingen
|
1958
|
1.204
|
|
171
|
1.033
|
|
|
171
|
862
|
|
862
|
3
|
Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten
|
1958
|
28.923
|
1.361
|
3.498
|
26.785
|
|
|
2.118
|
24.668
|
|
24.668
|
3
|
Voorzieningen tbv zwakzinnigeninrichtingen
|
rijksregeling
|
10.067
|
|
1.468
|
8.599
|
|
|
684
|
7.915
|
|
7.915
|
3
|
Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten
|
rijksregeling
|
118.372
|
897
|
18.549
|
100.720
|
|
|
10.859
|
89.861
|
|
89.861
|
2
|
Voorzieningen tbv ziekenhuizen
|
rijksregeling
|
598
|
|
48
|
551
|
|
|
48
|
503
|
|
503
|
3
|
Niet sedentaire personen
|
|
1.226
|
|
127
|
1.099
|
|
|
127
|
971
|
|
971
|
TOTAAL
|
|
662.690
|
20.889
|
96.224
|
587.355
|
0
|
0
|
64.477
|
522.878
|
0
|
522.878
|
Toelichting
Doel en werking
garantieregeling
De verstrekte garanties uit de tabel komen
voort uit drie aparte regelingen: de Garantieregeling inrichtingen voor
gezondheidszorg 1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake
erkenning, subsidiëring, verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de
Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. De
betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete
verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale
zorgvoorzieningen. Door het afgeven van de garanties was het voor
zorginstellingen eenvoudiger om via institutionele beleggers, en in latere
jaren door banken, financiering te krijgen voor investeringen in hun
vastgoed.
Beheersing risico’s en
versobering
De Rijksgarantieregelingen zijn gesloten voor
nieuwe gevallen waardoor het financiële risico van VWS door reguliere en
vervroegde aflossing van de uitstaande leningen geleidelijk wordt afgebouwd.
De
laatste rijksgegarandeerde lening loopt af in 2043. Het monitoren van de
instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen
(bijv. renteherziening), wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het
Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) namens de Minister van VWS (Besluit van
17 december 2003, Stcrt. 2004, nr. 7, blz. 11).
Instellingen die
financieel in de gevarenzone dreigen te komen, worden door het WFZ onder
verscherpte bewaking gesteld waarbij onder meer frequent informatie wordt
ingewonnen. Indien een zorginstelling met een geborgde lening niet in staat
is
aan zijn financiële verplichtingen te voldoen dan neemt VWS in een dergelijk
geval de betalingsverplichting van de zorginstelling over waardoor een schade
zich verspreid voordoet over de resterende looptijd van de lening en niet
ineens hoeft te worden uitgekeerd.
Premiestelling en
kostendekkendheid
De bovengenoemde regelingen zijn afgesloten.
Voor de afgegeven garanties worden geen risicopremies doorberekend en dit is
op
basis van de afgesloten contracten ook niet mogelijk.
Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen
x € 1.000)
Artikel
|
Omschrijving
|
Uitgaven 2013
|
Ontvangsten 2013
|
Saldo
2013
|
Uitgaven 2014
|
Ontvangsten 2014
|
Saldo 2014
|
Uitgaven 2015
|
Ontvangsten 2015
|
Saldo 2015
|
3
|
Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten
|
12.720
|
1.723
|
10.998
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
–
|
Toelichting
In verband
met het faillissement van de Stichting Zonnehuizen heeft VWS in 2013 betaald
voor de afwikkeling van de financiële verplichtingen. Vanwege in het verleden
verstrekte garanties op leningen aan zorginstellingen stond VWS garant voor
een
deel van de schuld van Stichting Zonnehuizen. Tegenover deze uitgaven staat
in
2013 het VWS-aandeel van de opbrengsten uit het vastgoed van de voormalige
Zonnehuizen.
Overzicht verstrekte garanties (bedragen
x € 1.000)
Artikel
|
Omschrijving
|
Uitstaande garanties 2013
|
Geraamd te verlenen 2014
|
Geraamd te vervallen 2014
|
Uitstaande garanties 2014
|
Garantieplafond 2014
|
Geraamd te verlenen 2015
|
Geraamd te vervallen 2015
|
Uitstaande garanties 2015
|
Garantieplafond 2015
|
Totaal plafond
|
2
|
GO Cure
|
30.101
|
–
|
1.176
|
28.926
|
–
|
–
|
1.507
|
27.419
|
–
|
–
|
Toelichting
Garantie ondernemingsfinanciering
cure
De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering
Curatieve Zorg (Go cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de
bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale
instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben
tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de Go cure heeft de
overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5
tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte
garanties lopen af in 2020. De Go cure maakt deel uit van de bredere
Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) die wordt uitgevoerd door de
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van
Economische Zaken. De cijfermatige gegevens van de Go cure zijn daarom eveneens
opgenomen onder de GO in de begroting van het Ministerie van Economische
Zaken.
Overzicht achterborgstellingen (bedragen
x € 1.000.000)
Omschrijving
|
2013
|
2014
|
2015
|
Achterborgstelling
|
8.922
|
8.716
|
8.786
|
Bufferkapitaal
|
235
|
249
|
262
|
Obligo
|
268
|
262
|
264
|
TOTAAL
|
9.425
|
9.226
|
9.311
|
Toelichting
Doel en werking
garantieregeling
De bovenstaande tabel is gebaseerd op gegevens
van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het WFZ verstrekt garanties
aan
financiële instellingen voor leningen van de bij het WFZ aangesloten leden.
Het Ministerie van VWS is achterborg voor het WFZ. Het WFZ is voortgekomen uit
de financieringsproblemen voor zorginstellingen die ontstonden begin jaren
’90 van de vorige eeuw. Het WFZ is opgericht om de financiering voor
zorginstellingen te vergemakkelijken en daarmee continuïteit van de zorg
veilig te stellen. Het totaal bedrag aan uitstaande verplichtingen is in 2015,
volgens de raming van het WFZ, € 8.786 miljoen.
Beheersing risico’s en
versobering
De risico’s van de achterborg voor VWS worden
beperkt door een aantal maatregelen. Allereerst kent het WFZ een selectieve
toelating. Voor deelname aan het WFZ moeten zorginstellingen hun financiële
situatie voldoende op orde hebben. Daarnaast worden garanties alleen verstrekt
aan vertrouwenwekkende investeringen. Te risicovolle projecten worden niet
geborgd. Verder zijn aangesloten leden gebonden aan het reglement van het WFZ
en de daarin omschreven risicobeperkende bepalingen. Een deelnemer mag
bijvoorbeeld niet zonder toestemming van het WFZ gebruik maken van
rentederivaten.
Premiestelling en
kostendekkendheid
VWS ontvangt geen premie voor de achterborg.
Zorginstellingen betalen een eenmalige premie voor de garantstelling aan het
WFZ. Hiermee bouwt het WFZ een risicovermogen op waarmee eventuele claims
kunnen worden gedekt. Als dit risicovermogen onvoldoende zou zijn om eventuele
schades te dekken, kunnen de deelnemers aan het WFZ via de zogenaamde obligo
worden verplicht een financiële bijdrage te leveren van maximaal 3% van de
uitstaande garanties van de instelling. Als het risicovermogen van het WFZ en
de obligoverplichting van de deelnemers tezamen (circa € 525 miljoen in
2015) niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers
te
laten voldoen, kan het WFZ zich richting VWS beroepen op de achterborg. Dit
houdt in dat op dat moment VWS het WFZ van een lening zal voorzien zodat het
WFZ aan zijn verplichtingen kan voldoen. Van het inroepen van de achterborg
is
nog nooit sprake geweest.
BELEIDSARTIKELEN
Artikel 1 Volksgezondheid
1. Algemene beleidsdoelstelling
Een goede volksgezondheid, waarbij
mensen zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid én zij
gezond leven.
Kengetallen levensverwachting
|
2000
|
2003
|
2005
|
2007
|
2008
|
2009
|
2010
|
2011
|
2012
|
1. Absolute levensverwachting in jaren:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
– mannen
|
75,5
|
76,2
|
77,2
|
78,0
|
78,3
|
78,5
|
78,8
|
79,2
|
79,1
|
– vrouwen
|
80,6
|
80,9
|
81,6
|
82,3
|
82,3
|
82,6
|
82,7
|
82,9
|
82,8
|
2. Waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
– mannen
|
61,5
|
62,4
|
62,5
|
64,7
|
63,7
|
65,3
|
63,9
|
63,7
|
64,7
|
– vrouwen
|
60,9
|
61,6
|
61,8
|
63,4
|
63,5
|
63,8
|
63,0
|
63,3
|
62,6
|
Bron absolute levensverwachting:
CBS-Statline.
Bron
levensverwachting in goed ervaren gezondheid:
CBS StatLine – Gezonde
levensverwachting
De cijfers over 2013 worden in het najaar
2014 verwacht. Voor het berekenen van levensverwachting in goed ervaren
gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar
de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren
gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:
1.
Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?
2. Hoe is over het
algemeen de gezondheidstoestand van onderzochte persoon?
Mensen die
deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond
genoemd.
2. Rol en verantwoordelijkheid Minister
Een belangrijke beleidsopgave van de Minister van VWS
is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers. Dit laat
onverlet dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun
gezondheid en zichzelf – indien mogelijk – dienen te beschermen tegen
gezondheidsrisico’s. De verantwoordelijkheid voor veilig voedsel en veilige
producten ligt primair bij het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit (NVWA), een agentschap van het Ministerie van Economische Zaken
(EZ), ziet namens VWS onder meer toe op de naleving van de Warenwet en de
Tabakswet. Op het gebied van voedselveiligheid en consumenteninformatie zijn
vrijwel uitsluitend Europese Verordeningen rechtstreeks van toepassing.
De Minister is verantwoordelijk voor:
Stimuleren:
Financieren:
-
– Financiering van de secretariaten
toetsingscommissies (euthanasie, de Stichting donorgegevens kunstmatige
bevruchting en de centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking
en
levensbeëindiging bij pasgeborenen).
-
– Financiering van de
abortusklinieken.
-
– Financiering Centrale Commissie
Mensgebonden Onderzoek (CCMO).
-
– Financiering voor het uitvoeren van
wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door het RIVM. Dit betreft
onder andere infectieziektebestrijding en medische milieukunde.
-
– Financieren van doelmatige,
kwalitatieve en toegankelijke bevolkingsonderzoeken ter voorkoming en
vroegtijdige opsporing van levensbedreigende ziekten, zoals borstkanker,
baarmoederhalskanker en darmkanker.
-
– Vroegtijdige opsporing en bestrijding
van infectieziekten. Dit betreft onder andere de financiering van het
Rijksvaccinatieprogramma en de bescherming tegen infectieziekten.
Regisseren:
-
– Het opstellen van een wettelijk kader
voor bescherming van consumenten tegen onveilige producten en levensmiddelen
en
het handhaven ervan door de NVWA.
-
– Het waar mogelijk verder reduceren van
antibioticagebruik in de gezondheidszorg en de veehouderij in nauwe
samenwerking met het Ministerie van EZ.
-
– Opstellen wettelijk kader en doen
handhaven kwaliteit jeugdgezondheidszorg.
-
– Opstellen van het wettelijk kader voor
de bescherming van de gezondheid van burgers tegen de risico’s van het
gebruik van alcohol en tabak en doen handhaven ervan door gemeenten
respectievelijk de NVWA.
-
– Inzetten op een gezonder aanbod van
voeding (Akkoord Verbetering Productsamenstelling) en aandacht voor een
gezonde, beweegvriendelijke en veilige omgeving waarin de gezonde keuze de
makkelijke keuze is.
-
– Coördinatie interdepartementaal
drugsbeleid en verantwoordelijk voor het wettelijk kader (Opiumwet) en voor
de
gezondheidsaspecten van het drugsbeleid.
-
– Het formuleren van wet- en regelgeving
en beleid op het terrein van medisch-ethische vraagstukken.
3. Beleidswijzigingen
Nationaal Programma
Preventie
Eind 2014 ontvangt de Kamer een eerste
tussenrapportage van het Nationaal Programma Preventie «Alles is
Gezondheid...», die ook gebruikt wordt voor de eerste vervolgconferentie in
februari 2015.
Landelijke nota Gezondheid
In mei 2015 ontvangt de Kamer de wettelijk verplichte landelijke nota
Gezondheid, ondermeer als reactie op de in juni 2014 verschenen Volksgezondheid
Toekomst Verkenningen (VTV).
Lokale
gezondheidsachterstanden
Gemeenten worden geactiveerd om lokale
gezondheidsachterstanden structureel aan te pakken. Hiertoe ontvangen de 91
gemeenten met wijken met de laagste statusscores een decentralisatie-uitkering.
In totaal is € 10 miljoen per jaar beschikbaar voor de periode 2014 tot en
met 2017. Het lokale proces wordt ondersteund door het landelijk
stimuleringsprogramma waarin kennis van werkzame interventies, goede
voorbeelden en ervaringen worden samengebracht, onder regie van Pharos en
Platform31. Hiermee is jaarlijks € 1 miljoen gemoeid
Effectiviteit van de publieke
gezondheidszorg
De komende jaren wordt extra geïnvesteerd om
meer zicht te krijgen op de inzet en effectiviteit van de publieke
gezondheidszorg. Daarmee wordt ook de positie van GGD’en versterkt en beter
gewaarborgd. De Kamer wordt hierover in het najaar van 2014 geïnformeerd. VWS
investeert hiervoor € 1 miljoen (periode 2015–2016) in het
stimuleringsprogramma waarin veldnormen worden ontwikkeld.
Europese
Tabaksproductenrichtlijn
In 2015 is er veel aandacht voor de
invoering van de nieuwe Tabaksproductenrichtlijn (richtlijn
2014/40/EU, vastgesteld op 3 april 2014) in
de Nederlandse wetgeving. Deze richtlijn beoogt dat vooral jongeren niet gaan
roken, onder meer door tabaksproducten minder aantrekkelijk te maken. Zo zullen
tabaksproducten met kenmerkende aroma’s worden verboden en moeten
verpakkingen van sigaretten, shag en waterpijptabak worden voorzien van grote
afschrikwekkende afbeeldingen. Ook worden eisen gesteld aan
grensoverschrijdende internetverkoop en nieuwe tabaksproducten.
Bij de
Tabaksproductenrichtlijn zal, net zoals dat voor alcohol en tabak het geval
is,
voor de elektronische sigaret een minimumleeftijd worden ingesteld.
Rijksvaccinatieprogramma en
hielprik
Het kabinet wil het Rijksvaccinatieprogramma en het
programma rond de hielprik bij pasgeborenen, nu beide op basis van de AWBZ
gefinancierd, borgen in de Wet Publieke gezondheid (wpg). Wetswijziging van
de
wpg wordt voorbereid met de streefdatum van 1 januari 2018 als ingangsdatum.
Met de inwerkingtreding van de Wet langdurige zorg (per 1 januari 2015) worden
beide programma’s als taak van het Rijk in de Wet Publieke gezondheid
geregeld. Dit betekent dat voor beide progamma’s het budget is overgeheveld
naar de begroting.
Antibioticaresistentie
Het tegengaan van antibioticaresistentie blijft de komende jaren een
prioriteit, zowel voor het nationale als internationale beleid. We concentreren
ons op infectiepreventie, zinnig en zuinig gebruik van antibiotica en het
stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe antibiotica. De impuls voor de betere
surveillance en bestrijding van resistente bacteriën in de gezondheidszorg zal
worden voortgezet. Er is blijvende inzet om het gebruik van antibiotica te
verminderen en verbeteren; de rol van overdracht via het milieu zal worden
opgepakt.
4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Verplichtingen
|
571.788
|
487.061
|
637.324
|
637.755
|
643.299
|
650.071
|
657.872
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitgaven
|
462.031
|
486.452
|
642.082
|
640.878
|
644.857
|
651.037
|
658.838
|
Waarvan juridisch
verplicht
|
|
|
91%
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.
Gezondheidsbescherming
|
97.595
|
104.212
|
100.024
|
98.756
|
97.466
|
102.314
|
102.314
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
1.453
|
5.349
|
3.764
|
3.189
|
1.996
|
7.228
|
7.228
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid / Nationaal
Programma Preventie
|
963
|
4.512
|
3.193
|
2.685
|
1.541
|
6.495
|
6.495
|
Crisisbeheersing Volksgezondheid
|
135
|
373
|
546
|
479
|
430
|
708
|
708
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
3.223
|
1.583
|
1.765
|
1.689
|
1.491
|
1.567
|
1.567
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Crisisbeheersing Volksgezondheid
|
2.560
|
269
|
268
|
268
|
268
|
268
|
268
|
Nieuwe etikettering huishoudchemicaliën
|
413
|
413
|
413
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
92.892
|
97.257
|
94.374
|
93.757
|
93.858
|
93.398
|
93.398
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
|
74.115
|
77.271
|
78.994
|
78.217
|
78.202
|
78.021
|
78.021
|
RIVM: wettelijke taken- en beleidsondersteuning
zorgbreed
|
18.479
|
17.689
|
13.653
|
13.569
|
13.575
|
13.296
|
13.296
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan medeoverheden
|
27
|
23
|
121
|
121
|
121
|
121
|
121
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en
biociden
|
0
|
1
|
121
|
121
|
121
|
121
|
121
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Ziektepreventie
|
295.238
|
308.780
|
468.842
|
472.224
|
476.688
|
478.173
|
485.974
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
192.112
|
201.043
|
209.838
|
215.375
|
220.150
|
223.225
|
227.525
|
Ziektepreventie
|
4.133
|
6.050
|
6.214
|
6.469
|
6.283
|
5.132
|
5.132
|
Jeugdgezondheidszorg
|
2.269
|
3.066
|
2.125
|
1.572
|
1.572
|
1.572
|
1.572
|
RIVM
|
185.710
|
191.927
|
201.499
|
207.334
|
212.295
|
216.521
|
220.821
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
585
|
20
|
15.413
|
15.375
|
13.908
|
11.057
|
14.557
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
(Vaccin)onderzoek
|
578
|
20
|
15.307
|
15.269
|
13.803
|
10.953
|
14.453
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan medeoverheden
|
0
|
966
|
966
|
966
|
966
|
966
|
966
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
102.541
|
106.751
|
242.625
|
240.508
|
241.664
|
242.925
|
242.926
|
RIVM: Opdrachtverlening Centra
|
102.541
|
106.751
|
242.625
|
240.508
|
241.664
|
242.925
|
242.926
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.
Gezondheidsbevordering
|
50.809
|
53.992
|
53.554
|
50.403
|
51.366
|
51.213
|
51.213
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
33.064
|
34.720
|
33.154
|
30.005
|
31.269
|
31.391
|
31.391
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en
tabak)
|
1.723
|
1.381
|
2.172
|
1.631
|
1.461
|
1.461
|
1.461
|
Verslavingszorg
|
8.443
|
8.011
|
7.638
|
7.280
|
6.530
|
6.530
|
6.530
|
Gezonde voeding en gezond gewicht / JOGG
|
8.919
|
10.385
|
10.896
|
10.335
|
11.818
|
11.818
|
11.818
|
Gezonde leefstijl jeugd
|
0
|
0
|
700
|
700
|
700
|
700
|
700
|
Letselpreventie
|
5.297
|
4.719
|
4.160
|
3.423
|
3.423
|
3.423
|
3.423
|
Bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg
|
3.218
|
4.041
|
4.182
|
3.782
|
2.932
|
2.782
|
2.782
|
Bevordering van seksuele gezondheid
|
5.451
|
4.628
|
2.631
|
2.631
|
2.631
|
2.631
|
2.631
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
3.255
|
4.475
|
5.363
|
5.437
|
5.187
|
4.911
|
4.911
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Heroïnebehandeling op medisch voorschrift
|
2.743
|
3.050
|
3.100
|
3.100
|
3.100
|
3.100
|
3.100
|
Communicatie verhoging leeftijdsgrenzen alcohol
en tabak
|
0
|
460
|
1.060
|
1.060
|
1.060
|
1.060
|
1.060
|
Preventie schadelijk middelengebruik (alcohol,
drugs en tabak)
|
295
|
397
|
690
|
790
|
540
|
390
|
390
|
Letselpreventie
|
0
|
256
|
275
|
250
|
250
|
75
|
75
|
Gezonde voeding en gezond gewicht / JOGG
|
218
|
250
|
200
|
200
|
200
|
200
|
200
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
0
|
414
|
654
|
578
|
528
|
528
|
528
|
RIVM: Voedsel consumptiepeiling
|
0
|
121
|
121
|
121
|
121
|
121
|
121
|
RIVM: Monitoring, opdrachten, kennisvragen e.d.
|
0
|
293
|
183
|
107
|
57
|
57
|
57
|
Afgifte Schengenverklaringen via het CAK
|
0
|
0
|
350
|
350
|
350
|
350
|
350
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan medeoverheden
|
14.490
|
14.383
|
14.383
|
14.383
|
14.382
|
14.383
|
14.383
|
Heroïnebehandeling op medisch voorschrift
|
14.490
|
14.383
|
14.383
|
14.383
|
14.382
|
14.383
|
14.383
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. Ethiek
|
18.389
|
19.468
|
19.662
|
19.495
|
19.337
|
19.337
|
19.337
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
588
|
1.566
|
14.204
|
14.044
|
13.886
|
13.886
|
13.886
|
Abortusklinieken
|
0
|
0
|
12.840
|
12.638
|
12.638
|
12.638
|
12.638
|
Beleid Medische Ethiek
|
588
|
1.566
|
1.364
|
1.406
|
1.248
|
1.248
|
1.248
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
59
|
100
|
50
|
50
|
50
|
50
|
50
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
4.452
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek
|
4.452
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
3.816
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
13.290
|
13.986
|
1.592
|
1.585
|
1.585
|
1.585
|
1.585
|
ZiNL: Rijksbijdrage abortusklinieken
|
13.208
|
13.923
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO)
|
82
|
63
|
1.592
|
1.585
|
1.585
|
1.585
|
1.585
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ontvangsten
|
16.565
|
11.003
|
11.003
|
10.903
|
10.903
|
10.903
|
10.903
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Bestuurlijke boetes
|
5.260
|
4.252
|
4.252
|
4.252
|
4.252
|
4.252
|
4.252
|
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de
Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Budgetflexibiliteit
Subsidies
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 261 miljoen is 96% juridisch verplicht. Het
betreft de financiering van de tot en met 2014 aangegane verplichtingen op
basis van de Kaderregeling VWS-subsidies en de Subsidieregeling publieke
gezondheid en de financiering van de abortusklinieken. De niet-juridisch
verplichte middelen zijn onder andere bestemd voor de uitvoering van de
landelijke nota gezondheidsbeleid/Nationaal Programma Preventie.
Opdrachten
Van het budget 2015 ad € 22,6 miljoen is 87% juridisch verplicht. Het
betreft de financiering van verplichtingen die tot en met 2014 zijn aangegaan.
De niet-juridisch verplichte middelen zijn onder andere bestemd voor de
uitvoering van de landelijke nota gezondheidsbeleid/Nationaal Programma
Preventie «Alles is Gezondheid...».
Bijdragen aan
agentschappen
Het budget betreft de financiering van de
opdrachtverlening voor 2015 aan het RIVM, de NVWA en het CIBG. Op basis van
het
offertetraject is het budget 2015 ad € 341,5 miljoen voor 87% juridisch
verplicht. De niet-juridisch verplichte middelen zijn bestemd voor de aanschaf
van antivirale middelen, het Rijksvaccinatieprogramma en de handhavingstaken
van de NVWA.
Bijdragen aan
medeoverheden
Betreft de heroïneverstrekking door gemeenten op
medisch voorschrift via het Gemeentefonds, de bijdrage aan het College voor
de
toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de bijdrage aan
Caribisch Nederland inzake de Wet publieke gezondheid. Het budget voor 2015
ad
€ 15,5 miljoen is voor 100% juridisch verplicht.
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
Betreft de financiering van de CCMO. Het budget
voor 2015 ad € 1,6 miljoen is voor 100% juridisch verplicht.
5. Instrumenten
Gezondheidsbescherming
Subsidies
Uitvoering landelijke nota
gezondheidsbeleid/Nationaal Programma Preventie
In februari
2014 is het Nationaal Programma Preventie «Alles is Gezondheid ...»
gelanceerd. Eind 2014 ontvangt de Tweede Kamer de eerste voortgangsrapportage.
Verschillende partijen (waaronder gemeentes, ministeries, werkgevers,
onderwijsinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties) dragen bij
aan het programma. VWS stelt € 1,5 miljoen beschikbaar voor de
uitvoeringskosten. Verder financiert VWS enkele specifieke activiteiten
waaronder Healthy Pregnancy 4 All-2 (vernieuwing en afstemming binnen de
verloskundige- en jeugdgezondheidszorg), stimuleringsprogramma lokale aanpak
gezondheidsverschillen (GIDS-gelden), depressiepreventie, bijdrage aan
kennisplatforms op het gebied van gezondheid en de fysieke omgeving.
Bijdragen aan
agentschappen
Nederlandse Voedsel- en
Warenautoriteit
De Minister van VWS is opdrachtgever voor het
agentschap Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA heeft een
centrale rol bij het bewaken van de veiligheid van voedsel- en
consumentenproducten op grond van de wettelijke normen en ontvangt hiertoe
financiering van de Minister van VWS. Met de VWS-begrotingen 2013 en 2014 is
de
korting op het VWS-opdrachtgeversbudget voor de NVWA ten gevolge van de
taakstelling Rutte-Verhagen gecompenseerd. Daarnaast is in 2014 met het Plan
van Aanpak besloten de NVWA adequaat toe te rusten op haar taak en hierin fors
te investeren. Hiervoor is vanuit VWS voor 2014 € 8,1 miljoen gereserveerd.
Vanaf 2015 is een bedrag van € 10 miljoen beschikbaar.
Belangrijkste financieringsstromen van VWS naar de NVWA
2015
(Bedragen x 1 miljoen)
Beleidsterrein
|
Bedrag
|
Voedselveiligheid
|
42,1
|
Productveiligheid
|
13,2
|
Tabak en alcohol
|
7,2
|
Overig
|
6,5
|
Plan van Aanpak verbeterplan
|
10,0
|
Totaal
|
79,0
|
In onderstaande tabel is weergegeven hoe
het aantal verloren levensjaren door voedselinfecties zich ontwikkelt.
Kengetal voedselveiligheid: Aantal verloren gezonde
levensjaren ten gevolge van voedselinfecties door ziekteverwekkende
micro-organismen in voedsel in Nederland
Micro-organismen
|
Aantal verloren gezonde levensjaren
(DALY=Disability Adjusted Life Year)
|
|
|
2009
|
2011
|
2012
|
Toxoplasma gondii
|
2.000
|
2.000
|
1.950
|
Campylobacter spp.
|
1.350
|
1.530
|
1.450
|
Salmonella spp.
|
700
|
710
|
1.215
1
|
S. aureus toxine
|
670
|
670
|
670
|
C. perfringens toxine
|
490
|
490
|
490
|
Norovirus
|
250
|
300
|
300
|
Rotavirus
|
240
|
210
|
185
|
B. cereus toxine
|
100
|
100
|
100
|
Listeria monocytogenes
|
80
|
140
|
90
|
STEC O157
|
50
|
56
|
57
|
Giardia spp.
|
21
|
17
|
14
|
Hepatitis-A virus
|
16
|
9
|
9
|
Cryptosporidium spp.
|
8
|
8
|
8
|
Hepatitis-E virus
|
2
|
2
|
2
|
Totaal
|
6.000
|
6.250
|
6.540
|
Bron:
Nationaalkompas, RIVM
DALY=Disability Adjusted Life Year. Maat voor ziektelast in een populatie
uitgedrukt in tijd; opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door
vroegtijdige sterfte) en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen
(bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan
(ziektejaarequivalenten). In deze maat komen de drie belangrijke aspecten van
de volksgezondheid terug: kwantiteit (levensduur), kwaliteit van leven en het
aantal personen dat een effect ondervindt.
De getallen in de tabel
zijn afgerond. Het totaal kan afwijken van de som van de weergegeven
getallen.
X Noot
1Deze geschatte stijging met circa 500
DALY’S komt door de Salmonella uitbraak in 2012 ten gevolge van besmette
gerookte zalm.
RIVM: wettelijke taken en
beleidsondersteuning zorgbreed
Het RIVM heeft de wettelijke
taak periodiek te rapporteren over de toestand en de toekomstige ontwikkeling
van de volksgezondheid. Het RIVM rapporteert hierover in de
Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV). Het
samenvattend rapport uit 2014 vormt input voor de landelijke nota
gezondheidsbeleid die in mei 2015 verschijnt. Daarin worden de inhoudelijke
speerpunten voor de komende jaren geformuleerd. Het RIVM actualiseert de
beschikbare gegevens via de website
www.volksgezondheidenzorg.info. In 2015 wordt gestart
met de voorbereiding van de VTV 2018. De data op landelijk, regionaal en lokaal
niveau worden beter op elkaar afgestemd en de methodiek voor de
toekomstvoorspellingen van de epidemiologische trends worden verbeterd.
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
ZonMw voor uitvoering van het
preventieprogramma
Het vijfde Preventieprogramma (PP5) levert
kennis op die bijdraagt aan de doelstellingen van het Nationaal Programma
Preventie (NPP). Het kader voor PP5 wordt naast het NPP gevormd door vier
thema’s waarop VWS aan ZonMw om onderzoek heeft gevraagd:
-
– Kennis die bijdraagt aan algemene
aspecten van preventiebeleid.
-
– Kennis die tot verdere verbetering van
het instrumentarium leidt.
-
– Enkele specifieke onderzoeksterreinen
passend bij de domeinen van het NPP.
-
– Monitoring van
uitvoeringsprogramma’s (het voorstel voor een monitor specifiek voor het NPP
wordt nader uitgewerkt).
De hiervoor beschikbare middelen (€ 2,4 miljoen
in 2015) staan verantwoord op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf
«Instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.
Ziektepreventie
Subsidies
Ziektepreventie
De
Minister verleent op het terrein van de ziektepreventie subsidies
(€ 6,2 miljoen) voor een goede bescherming tegen infectieziekten en
preventie van chronische ziekten door onder andere te zorgen voor:
-
– Een goede landelijke structuur om
bekende en onbekende infectieziektedreigingen inclusief zoönosen en
vectorgebonden aandoeningen snel te kunnen signaleren en bestrijden.
-
– Het internationaal uitwisselen van
informatie en afstemmen van voorbereidings- en bestrijdingsmaatregelen.
-
– De stichting Q-support ontvangt
subsidie om patiënten, die na de Q-koorts epidemie te maken hebben met
langdurige klachten, te ondersteunen, te adviseren en te begeleiden.
-
– Het ondersteunen van de oprichting van
het Kennisplatform Intensieve Veehouderij en Humane Gezondheid dat handvatten
kan meegeven aan lokale bestuurders voor de afweging van gezondheid in de
bestuurlijke beslissingen bij ontwikkelingen in de veehouderij.
-
– Financiering van het onderzoek
Veehouderij en Gezondheid Omwonenden ten behoeve van kennisvermeerdering over
eventuele risico’s van ziekteverwekkers afkomstig uit de veehouderij.
Jeugdgezondheidszorg
De Minister verleent op het terrein van de jeugdgezondheidszorg (JGZ)
subsidie (€ 2,1 miljoen) aan het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ)
voor activiteiten gericht op het ondersteunen van de JGZ-organisaties en de
professionals bij het invoeren van vernieuwingen en verbeteringen in de
praktijk.
RIVM
De
Subsidieregeling publieke gezondheid wordt uitgevoerd door het RIVM en bestaat
uit:
-
– Het financieren, bewaken en verbeteren
van de kwaliteit van de landelijke bevolkingsonderzoeken naar borstkanker,
baarmoederhalskanker en – sinds 2014 – darmkanker (€ 117,1 miljoen). De
deelname aan deze screeningsprogramma’s is vrij constant over de jaren.
Alleen aan het bevolkingsonderzoek darmkanker is de deelname in de eerste
maanden hoger dan verwacht. Daardoor konden meer (voorstadia van) kankers
worden opgespoord.
-
– Het financieren van het Nationaal
Programma Grieppreventie. Doel van dit programma is om kwetsbare groepen (alle
60-plussers en mensen onder de 60 jaar met een risico-indicatie zoals
longziekten, hart- of nieraandoeningen en diabetes mellitus) te beschermen
tegen (de ernstige gevolgen van) griep (€ 39,7 miljoen). De deelname aan dit
programma is de laatste jaren teruggelopen. In 2014 zal de Gezondheidsraad
ons
adviseren over het griepprogramma.
-
– Het financieren van soa-onderzoek en
aanvullende seksuele gezondheidszorg en coördinatie (€ 32,7 miljoen). In
2014 heeft het kabinet op basis van een evaluatie besloten om de regeling
Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg voort te zetten (TK 32 239, nr. 3). Naast enkele
kleinere wijzigingen is er een plafond ingebouwd, waardoor het open einde
karakter van de regeling is verdwenen.
Verder verstrekt het RIVM subsidies op basis van de
kaderregeling VWS-subsidies subsidies op het terrein van de seksuele gezondheid
(€ 12 miljoen). Inhoudelijk is dit opgenomen onder het artikelonderdeel
Gezondheidsbevordering.
Kengetal: Deelname aan bevolkingsonderzoeken en
screeningen in procenten

Deze cijfers geven een goede indicatie van de
ontwikkelingen op de beleidsterreinen. De nadruk ligt op geïnformeerde keuze
voor deelname en niet op een zo hoog mogelijk percentage. De beschermingsgraad
ligt in de praktijk hoger dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer
in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.
Opdrachten
(Vaccin)onderzoek
Er
is budget beschikbaar voor onder andere vaccinonderzoek (€ 5,8 miljoen),
ontwikkeling van het RSV-vaccin (€ 4,3 miljoen) en onderzoek naar
alternatieven voor dierproeven (€ 1,7 miljoen). Voor 2015 zullen deze taken
worden ondergebracht bij de stichting Antonie van Leeuwenhoekterrein (Alt).
Deze stichting is opgericht per 1 mei 2014 en is de rechtsopvolger van de
Projectdirectie Alt (TK 33 567, nr. 2).
Bijdragen aan
agentschappen
RIVM: Opdrachtverlening
Centrum
De Minister van VWS is opdrachtgever en eigenaar van
het agentschap Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM
stelt zich tot doel om de gezondheid van de Nederlandse bevolking te beschermen
en te bevorderen. Het RIVM geeft hieraan uitvoering door middel van het (doen)
uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en advisering op het terrein van
volksgezondheid en het voeren van de regie op diverse terreinen van de publieke
gezondheid:
-
– Het Centrum Infectieziektebestrijding
(CIb) bij het RIVM ontvangt financiële middelen voor het vervullen van zijn
taken ten aanzien van de preventie en bestrijding van infectieziekten met
specifiek ook aandacht voor antimicrobiële resistentie, het bevorderen van
seksuele gezondheid door de ondersteuning van professionals bij een goede
uitvoering en taken op het gebied van vaccinologie (€ 39 miljoen).
-
– Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek
(CvB) bij het RIVM ontvangt financiële middelen voor het uitvoeren van zijn
coördinerende taken gericht op de voorlichting over bevolkingsonderzoeken,
het
Nationaal Programma Grieppreventie en pre- en neonatale screeningen en de
kwaliteit van de uitvoering en monitoring ervan. Mensen die tot de betreffende
doelgroep behoren, kunnen vrijwillig aan de bevolkingsonderzoeken deelnemen
(€ 13,1 miljoen). Ook verzorgt het CvB de uitvoering van de prenatale
screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie (€ 18,4 miljoen).
-
– Het Centrum Gezondheid en Milieu (CGM)
van het RIVM ontvangt financiële middelen om de Minister en de regio’s bij
te staan met gezondheidskundige advisering, advisering over het uitvoeren
van
gezondheidsonderzoek en risicoanalyses over mogelijke gezondheidseffecten
en
over psychosociale nazorg. Vragen over gezondheid en veiligheid in relatie
tot
milieu en het voorkomen van incidenten en rampen komen samen bij het CGM.
Het
CGM is erop gericht deze kennis waar nodig te ontwikkelen, te borgen en te
ontsluiten voor professionals en bestuurders (€ 5,3 miljoen).
-
– Dienst Vaccinatievoorzieningen en
Preventieprogramma’s (DVP) bij het RIVM zorgt ervoor dat er voldoende goede
en betaalbare vaccins en antisera beschikbaar zijn voor het
Rijksvaccinatieprogramma (RVP), het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG)
en
calamiteiten (€ 2,1 miljoen).
-
– Voor de uitvoering van het
Rijksvaccinatieprogramma en het programma rond de hielprik bij pasgeborenen
is
€ 137,9 miljoen beschikbaar.
-
– Voor de aanschaf van antivirale
middelen is € 3,3 miljoen beschikbaar.
Gezondheidsbevordering
Subsidies
Preventie van schadelijk
middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)
Het Trimbos-instituut
ontvangt subsidie voor het uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op
preventie van (schadelijk) alcohol-, tabaks- en drugsgebruik. Het gaat hierbij
onder andere om voorlichting op scholen of via nieuwe media. Ook zet het
Trimbos-instituut zich in om wetenschappelijk onderbouwde, onafhankelijke
informatie te geven aan professionals en burgers. Voor 2015 gaat het om een
instellingssubsidie van circa € 5,1 miljoen en projectsubsidies van
€ 1,7 miljoen.
Verslavingszorg
Op dit
onderdeel is de instellingssubsidie voor het Trimbos-instituut opgenomen voor
het uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op preventie van (schadelijk)
alcohol-, tabaks- en drugsgebruik en voor andere VWS-beleidsterreinen, zoals
de
geestelijke gezondheidszorg. Zie ook de vorige alinea. Ook ontvangen de
stichtingen Mainline en Informatievoorziening Zorg subsidie voor het uitvoeren
van activiteiten in het kader van verslavingszorg. Bij subsidies op het terrein
van verslavingszorg gaat het voor 2015 in totaal om circa € 2,6
miljoen.
Gezonde voeding en gezond
gewicht/JOGG
Mensen moeten zo min mogelijk drempels ondervinden
wanneer zij er voor kiezen om gezond te leven. Daartoe wordt onder andere
subsidie verleend aan de Stichting Voedingscentrum Nederland. Het
Voedingscentrum biedt de consument informatie over gezonde en meer duurzame
voeding. Daarnaast ondersteunt het met zijn kennis organisaties en
professionals die zich inzetten om de gezonde voedingskeuze gemakkelijker te
maken.
Het Convenant Gezond Gewicht (TK 31899, nr. 15) is
een samenwerkingsverband van in totaal 26 partijen: overheden, bedrijfsleven
en
maatschappelijke organisaties die zich gezamenlijk inzetten voor het realiseren
van een daling van overgewicht en obesitas. De totale geraamde subsidies voor
gezonde voedingskeuze en gezond gewicht bedragen € 10,9 miljoen in 2015.
Voor een deel gaat het hierbij om middelen uit het Begrotingsakkoord 2013 (in
totaal € 26 miljoen) voor een extra inzet op de bestrijding van overgewicht
bij kinderen. Hierbij komen verschillende gezondheidsthema’s voor de jeugd
aan bod. De middelen worden via bestaande lijnen en structuren ingezet, zoals
een intensivering van het programma Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG), de
Gezonde Schoolkantine, de Gezonde Sportkantine en de Sportimpuls Kinderen op
Sportief Gewicht. In lijn met aansluiting bij de behoefte van scholen wordt
de
gezamenlijke inzet op sport, bewegen en gezonde leefstijl verder gebundeld in
het programma De Gezonde School en de Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde
Leefstijl. Alle informatie is hierbij gebundeld op
www.gezondeschool.nl. Tevens wordt ingezet op een zelfde
structurele aanpak voor de voorschoolse kinderopvang.
Gezonde leefstijl jeugd
Naast de inzet op de gezondheidsbevordering wordt extra aandacht besteed
aan een gezonde leefstijl bij de jeugd (€ 0,7 miljoen). Het gaat hierbij om
het aanleren en stimuleren van een gezonde leefstijl, inzet op weerbaarheid
om
dagelijkse verleidingen te weerstaan, vroege signalering van risico’s en het
stellen van grenzen. Dit vindt onder andere plaats in het kader van de
Onderwijsagenda Sport, Bewegen en Gezonde Leefstijl (Onderwijsagenda SBGL) en
het programma Gezonde School. Doel van de Onderwijsagenda is om met de inzet
op
gezondheidsbevordering aan te sluiten bij de behoefte van het onderwijs en
hierin samen te werken met gezondheidsbevorderende partijen. VWS en OCW trekken
hier samen in op; de uitvoering ligt in handen van de onderwijsraden.
Letselpreventie
Voor
letselpreventie is € 4,2 miljoen beschikbaar. De Stichting VeiligheidNL
ontvangt € 4 miljoen subsidie van VWS voor het uitvoeren van haar
activiteiten die zijn gericht op letselpreventie door middel van interventies
en programma’s voor bijvoorbeeld jongeren en ouderen en de monitoring
daarvan.
Bevordering van kwaliteit en
toegankelijkheid van zorg
De Stichting Pharos ontvangt als
kennis- en adviescentrum subsidie voor het stimuleren van de toepassing van
kennis in de praktijk voor de verbetering van de kwaliteit en effectiviteit
van
de zorg voor migranten en mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden (€ 3,2
miljoen). Verder worden gemeenten geactiveerd om lokale
gezondheidsachterstanden structureel aan te pakken. Het lokale proces wordt
ondersteund door het landelijk stimuleringsprogramma waarin kennis van werkzame
interventies, goede voorbeelden en ervaringen worden samengebracht, onder regie
van Pharos en Platform31. Hiermee is jaarlijks € 1 miljoen gemoeid.
Bevordering van de seksuele
gezondheid
Om de seksuele gezondheid te bevorderen verleent VWS
rechtstreeks (onder andere Stichting Ambulante FIOM), dan wel via het
RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding (onder andere Rutgers WPF, Soa-Aids
Nederland en de HIV-vereniging Nederland) subsidie aan diverse
gezondheidsbevorderende instellingen. De middelen aan het RIVM staan
verantwoord onder het artikelonderdeel Ziektepreventie. Naar aanleiding van
het
amendement Voortman (TK 33 750, nr. 34) is het budget voor de
preventie en begeleiding van tienermoeders structureel verhoogd.
Opdrachten
Heroïnebehandeling op medisch
voorschrift
De geraamde kosten voor de medicatie voor de
medische heroïnebehandeling zijn € 3,1 miljoen; zie verder onder Bijdragen
aan medeoverheden.
Communicatie verhoging leeftijdsgrenzen alcohol en
tabak
Per 1 januari 2014 is de leeftijdsgrens voor alcohol en
tabak verhoogd naar 18 jaar. De NIX18 campagne heeft tot doel het versterken
van de sociale norm dat het normaal is dat je voor je 18e niet rookt
of drinkt. Het toezicht op de naleving is vanaf 2014 versterkt met 17 fte
inzet, gericht op het signaleren welke cafés en tabaksverkopers in overtreding
zijn bij de naleving van het rookverbod en de leeftijdsgrens voor tabak.
Bijdragen aan
agentschappen
RIVM
Het Centrum
Gezond Leven (CGL) bij het RIVM ontvangt financiële middelen met als doel
samenhangende en effectieve lokale gezondheidsbevordering te faciliteren. Het
CGL bevordert het gebruik van erkende leefstijlinterventies, onder meer door
beschikbare interventies overzichtelijk te presenteren en te beoordelen op
kwaliteit en samenhang en het versterken van gezondheidsbeleid via diverse
handreikingen (€ 2,4 miljoen). Daarnaast voert het CGL enkele
programma’s uit, zoals «Structurele versterking Gezondeschool.nl» en
«Preventie in de buurt» (samen € 2,7 miljoen). De middelen worden geraamd
onder het artikelonderdeel Ziektepreventie.
Bijdragen aan
medeoverheden
Heroïnebehandeling op medisch
voorschrift
VWS verstrekt een financiële bijdrage (circa
€ 14,4 miljoen) aan gemeenten voor het binnen een gesloten systeem aanbieden
van een behandeling, waarbij naast methadon medicinale heroïne wordt verstrekt
aan een beperkte groep langdurig opiaatverslaafden. Deze behandeling leidt tot
verbetering van de gezondheid en van de maatschappelijke re-integratie en helpt
overlast en criminaliteit door ernstig opiaatverslaafden voorkomen. Omdat het
een beperkte groep betreft, is deze behandeling niet in het reguliere
zorgstelsel opgenomen. Binnen dit systeem zijn alle noodzakelijke
veiligheidsmaatregelen genomen om ongeoorloofd gebruik van medicatie te
voorkomen.
Kengetallen Gezondheidsbevordering
|
2001
|
2007
|
2008
|
2009
|
2010
|
2011
|
2012
|
2013
|
1. Het percentage niet-rokers ≥ 15 jaar
|
–
|
72%
|
73%
|
72%
|
73%
|
76%
|
76%
|
76%
|
2. Overgewicht bij volwassenen ≥ 20 jaar
|
–
|
45,7%
|
47,1%
|
47,4%
|
48,2%
|
48,2%
|
47,9%
|
48,2%
|
3. Overgewicht bij kinderen leeftijd 4–20 jaar
|
–
|
11,4%
|
13,4%
|
13,1%
|
13,6%
|
12,8%
|
13,2%
|
11,8%
|
4. Het percentage mensen in algemene bevolking (12 jaar en
ouder) dat niet zwaar drinkt.
|
–
|
89,3%
|
90,0%
|
89,6%
|
89,6%
|
90,6%
|
87,1%
|
–
|
5. Het percentage 12–15 jarigen dat nog nooit
alcoholhoudende drank heeft gedronken
|
–
|
25,6%
|
–
|
36,5%
|
35,0%
|
38,4%
|
–
|
–
|
6. Aantal problematische drugsverslaafden per 1.000
inwoners
|
3,1
|
–
|
1,6
|
–
|
–
|
–
|
1,3
|
1,3
|
7. Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen
door privéongevallen en sportblessures
|
700.000
|
650.000
|
650.000
|
640.000
|
600.000
|
600.000
|
–
|
–
|
8. Vindpercentage seksueel overdraagbare aandoeningen
(soa’s) bij de soa-poli’s van de GGD
|
–
|
12,7%
|
13,2%
|
13,2%
|
13,7%
|
14,3%
|
15,1%
|
–
|
Bron:
1. TNS NIPO in
opdracht van het Trimbos-instituut.
Continue Onderzoek Rookgewoonten (COR)
Voor 2012 e.v. het CBS cijfer bij
http://statline.cbs.nl
2. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), Lengte en gewicht van personen,
ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981.
3.
Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), Lengte en gewicht van personen,
ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981.
4.
Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), Leefstijl, preventief onderzoek:
persoonskenmerken
5. Health
Behaviour in School-aged Children, Trimbos Instituut, zie www.trimbos.nl.
6. Cruts, G., Van Laar, M., Buster, M. (2013). Aantal en
kenmerken van problematische opiatengebruikers in Nederland. Utrecht:
Trimbos-instituut/GGD Amsterdam.
7.
Letselinformatiesysteem 2001–2010 VeiligheidNL en CBS, zie www.veiligheid.nl en
www.cbs.nl. De trend voor
letsel als gevolg van privéongevallen en sportblessures in de afgelopen jaren
is positief, waarbij in 2011 geen verandering is te zien ten opzichte van
2010.
8. Nationaal Kompas Volksgezondheid:
Betreft het percentage bezoekers van soa-poli’s,
waarbij één (of meer) soa is gevonden.
Ethiek
Subsidies
Abortusklinieken
Met
de inwerkingtreding van Wet langdurige zorg zal subsidiëring van de
abortusklinieken (€ 12,8 miljoen) plaatsvinden via de Kaderregeling
VWS-subsidies. De abortusklinieken dienen over een Waz-vergunning (Wet
afbreking zwangerschap) te beschikken. Tot en met 2014 verstrekte VWS een
financiële bijdrage aan het ZiNL voor het, op grond van de regeling
«subsidies AWBZ», verstrekken van subsidies aan abortusklinieken.
Bijdragen aan
agentschappen
CIBG: Uitvoeringstaken medische
ethiek
Vanuit haar verantwoordelijkheid voor wet- en
regelgeving ten aanzien van ethisch handelen in de zorg financiert VWS een
groot deel van de uitvoering van de uit de vigerende wetgeving voortvloeiende
wettelijke taken. Het CIBG verzorgde tot 1 juli 2014 de uitvoering van het
secretariaat van de regionale toetsingscommissies euthanasie, de stichting
donorgegevens kunstmatige bevruchting en de centrale deskundigencommissie late
zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en beheerde de
daarbij behorende registers.
Vanwege herdefiniëring van de kerntaken
van het CIBG als registerautoriteit, wordt vanaf 1 juli 2014 de uitvoering van
de secretariaten van de regionale toetsingscommissies euthanasie en de centrale
deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij
pasgeborenen uitgevoerd binnen een uitvoeringseenheid van het Ministerie van
VWS. De daarmee samenhangende middelen (€ 3,5 miljoen) zullen
worden overgeheveld naar artikel 10 Apparaatsuitgaven. Het beheer van de
donorregistratie in het kader van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting
en de uitvoering van het secretariaat van de stichting (€ 0,3 miljoen) zal
het CIBG continueren.
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
Centrale Commissie Mensgebonden
Onderzoek (CCMO)
De CCMO is verantwoordelijk voor het
waarborgen van de bescherming van proefpersonen bij medisch-wetenschappelijk
onderzoek door middel van toetsing aan de hiervoor geldende wettelijke
bepalingen en protocollen. CCMO ontvangt hiervoor een jaarlijkse bijdrage van
€ 1,6 miljoen. Deze middelen staan verantwoord onder artikel 10
Apparaatsuitgaven.
Onderzoeksprogramma «Translationeel
Adult Stamcelonderzoek» via ZonMw
Het onderzoeksprogramma
«Translationeel Adult Stamcelonderzoek» richt zich op onderzoek naar
mogelijke nieuwe toepassingsmogelijkheden van adulte (niet-embryonale)
stamcellen. De middelen voor 2015 (circa € 3,1 miljoen) staan
verantwoord op artikel 4 Zorgbreed beleid.
Ontvangsten
Bestuurlijke boetes
In
het kader van haar handhavingsbeleid schrijft de NVWA bestuurlijke boetes uit.
Het houdt in dat de overtreder de onvoorwaardelijke verplichting heeft tot het
betalen van een geldsom aan de overheid wegens overtreding van een voorschrift,
gesteld bij of krachtens een van de aan het toezicht door de NVWA onderworpen
wetten. De ontvangsten die hieruit voortvloeien worden geraamd op € 4,3
miljoen in 2015.
Artikel 2 Curatieve zorg
1. Algemene beleidsdoelstelling
Een kwalitatief goed en
toegankelijk stelsel voor curatieve zorg tegen maatschappelijk verantwoorde
kosten.
2. Rol en verantwoordelijkheid Minister
De Minister van VWS is verantwoordelijk voor een goed
werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg. De Zorgverzekeringswet
vormt samen met de zorgbrede wetten, zoals de Wet marktordening gezondheidszorg
(Wmg) en de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) de wettelijke basis van dit
stelsel.
De Minister is verantwoordelijk voor:
Stimuleren:
-
– Het bevorderen van de kwaliteit,
(patiënt)veiligheid en innovatie in de curatieve zorg.
-
– Het ondersteunen van initiatieven op
het terrein van de Life Sciences and Health met als doel de beschikbaarheid
van
medische producten en materialen op termijn te bevorderen.
-
– Bevorderen van de uitbreiding van het
implantatenregister en het bevorderen van de juistheid, volledigheid en
betrouwbaarheid van het implantatenregister.
-
– Het ondersteunen van initiatieven om
de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de curatieve zorg te garanderen
en/of
te verbeteren. Belangrijk daarin zijn de initiatieven om verspilling in de
zorg
tegen te gaan.
-
– Het ondersteunen van initiatieven om
fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen.
-
– Het bevorderen van de werking van het
stelsel door het systeem van risicoverevening.
Financieren:
-
– Het bevorderen van kwalitatief goede
zorg door medefinanciering van hoogwaardig oncologisch onderzoek.
-
– Verbetering van de kwaliteit van de
zorg door financiering van de familie- en vertrouwenspersonen in
ggz-instellingen.
-
– Het (mede)financieren van het digitale
communicatiesysteem voor de zwaailichtsector.
-
– Het financieren van initiatieven die
bijdragen aan een zorgvuldige orgaandonorwerving in de ziekenhuizen, het
onderhouden van het donorregister en het geven van publieksvoorlichting over
orgaandonatie.
-
– Het financieren van
bijwerkingenregistraties ten behoeve van het monitoren van de
productveiligheid.
-
– Bevorderen van de toegankelijkheid en
betaalbaarheid van de zorg door het deels compenseren van de gederfde inkomsten
van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan illegalen en
andere onverzekerbare vreemdelingen.
-
– Bevorderen van de toegankelijkheid en
betaalbaarheid van de zorg door het financieren van de zorguitgaven voor
kinderen tot 18 jaar.
-
– Het financieren van kostencomponenten
die een gelijk speelveld verstoren.
Regisseren:
-
– Het onderhouden van wet- en
regelgeving op het gebied van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen,
lichaamsmaterialen en bloedvoorziening.
-
– Het (door)ontwikkelen van
productstructuren op basis waarvan onderhandelingen over bekostiging
plaatsvinden.
-
– Het bepalen van de normen/criteria,
waaraan de registers (bijvoorbeeld BIG-register) die worden bijgehouden om
de
werking van het stelsel te bevorderen, moeten voldoen.
-
– De werking van het
zorgverzekeringsstelsel wordt bevorderd door het actief opsporen van
onverzekerden en wanbetalers.
3. Beleidswijzigingen
E-health in de zorg
E-health kan worden ingezet om de zorg meer rondom de patiënt te
organiseren in plaats van dat hij zich moet aanpassen aan de zorg. Tevens
draagt het bij aan de mogelijkheden voor eigen regie en zelfmanagement. In 2015
wordt aan generieke en specifieke maatregelen gewerkt zodat in 2018 80% van
de
chronisch zieken en 40% van de patiënten toegang heeft tot medische gegevens
en bij 75% van chronisch zieken (diabetes, COPD etc.) zelfmetingen worden
gebruikt, eventueel met monitoring op afstand.
Doelmatigheid UMC’s
Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorg binnen de UMC’s te
bevorderen is het Citrienfonds opgericht. Met dit fonds zal de NFU projecten
starten die gedurende de komende vijf jaar moeten bijdragen aan een duurzame
gezondheidszorg. Een van deze projecten is het initiatief «registratie aan de
bron».
Patiëntveiligheid
Er
zijn afspraken gemaakt over het verbeteren van de patiëntveiligheid in de
medisch-specialistische sector. In de loop van 2014 en 2015 zullen dergelijke
afspraken ook worden gemaakt voor de mondzorg, de trombosezorg, de
eerstelijnszorg en de ggz. In 2015 zal uitvoering van deze afspraken
plaatsvinden. In het najaar van 2014 zullen alle betrokken ggz-partijen
gezamenlijk voorstellen indienen voor een meerjarige inhoudelijke agenda
patiëntveiligheid.
Experiment Topzorg
In
2014 zijn het St. Elisabeth ziekenhuis, het St. Antonius ziekenhuis en het
Oogziekenhuis gestart met het experiment Topzorg. Dit experiment zal ook in
2015 plaatsvinden. In dit experiment zullen de ziekenhuizen een combinatie van
zeer specialistische zorg en voornamelijk klinisch wetenschappelijk onderzoek
leveren. Doel van het experiment is om te bezien of deze vorm van zorg
meerwaarde oplevert in termen van kwaliteit en doelmatigheid.
Integrale geboortezorg
In 2015 maken zorgverzekeraars en zorgaanbieders gebruik van de module
«integrale geboortezorg». Deze module schept extra tariefruimte en heeft tot
doel de samenwerking in de geboortezorg te faciliteren. Geschat wordt dat 30%
van de zorgaanbieders van deze module gebruik zal maken.
Toekomstige Europese regelgeving op
het gebied van hulpmiddelen
In september 2012 heeft de Europese
Commissie de voorstellen voor de verordeningen voor medische hulpmiddelen en
in-vitro diagnostica gepresenteerd. Bij de onderhandelingen zet Nederland zich
in voor verbeteringen van het medische hulpmiddelensysteem en is bij de
onderhandelingen waakzaam op de balans tussen veiligheid en de innovatie. Het
is van belang voor de patiënt dat niet alleen de veiligheid van de producten
voldoende geborgd is, maar ook dat innovatie mogelijk blijft. Het
onderhandelingsproces verloopt moeizaam, omdat de verschillen tussen de
lidstaten in de Raadswerkgroepen en tussen de lidstaten en het Europees
Parlement groot zijn en er daarnaast veel tijd is gemoeid met discussies over
de details. Zolang de onderhandelingen over de verordeningen voortduren, is
het
daarom belangrijk dat Nederland zich gezamenlijk met de Europese Commissie en
de lidstaten blijft inzetten om op basis van het Joint Action Plan pragmatische
maatregelen te blijven nemen binnen de kaders van de reeds bestaande Europese
regelgeving. Deze maatregelen richten zich op het functioneren van de
toelatende instanties (Notified Bodies), het versterken van het markttoezicht
en het verbeteren van de coördinatie en de transparantie door ondermeer het
inrichten van een implantatenbasisregister in Nederland.
4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Verplichtingen
|
2.764.564
|
2.741.603
|
4.601.620
|
4.326.243
|
3.969.190
|
3.717.311
|
3.391.212
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitgaven
|
2.789.790
|
2.723.679
|
4.660.890
|
4.326.243
|
3.969.190
|
3.717.311
|
3.391.212
|
Waarvan juridisch verplicht
(%)
|
|
|
99%
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Kwaliteit en
veiligheid
|
116.315
|
118.025
|
121.332
|
130.846
|
110.369
|
109.494
|
105.494
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
110.631
|
109.225
|
112.441
|
120.443
|
98.370
|
97.510
|
93.510
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Integrale Kankercentrum Nederland
|
27.830
|
27.336
|
33.736
|
34.429
|
34.429
|
34.429
|
34.429
|
Nederlands Kanker Instituut
|
17.254
|
17.672
|
17.222
|
17.226
|
17.226
|
17.226
|
17.226
|
Patiëntveiligheid curatieve zorg
|
1.366
|
75
|
725
|
1.050
|
1.050
|
0
|
0
|
Zwangerschap en geboorte
|
2.402
|
2.262
|
2.262
|
2.262
|
2.262
|
2.262
|
2.262
|
Registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA)
|
3.443
|
3.527
|
3.648
|
3.648
|
3.648
|
3.648
|
3.648
|
Nictiz
|
4.450
|
5.182
|
5.182
|
5.126
|
5.095
|
5.095
|
5.095
|
Stichting Lareb: bijwerkingenregistratie voor vaccins en
teratologie informatie service
|
1.224
|
1.225
|
1.225
|
1.225
|
1.225
|
1.225
|
1.225
|
Nederlandse Transplantatie Stichting en regio’s landelijke
implementatie pilots orgaandonatie
|
7.697
|
8.214
|
7.500
|
7.500
|
0
|
0
|
0
|
Campagne orgaandonatie
|
0
|
1.500
|
1.500
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Nederlandse Transplantatie Stichting
|
3.167
|
3.056
|
3.056
|
3.056
|
3.056
|
3.056
|
3.056
|
Regeling Donatie bij leven
|
528
|
550
|
600
|
700
|
700
|
700
|
700
|
Technologisch Kennis Instituut/Life Scieces and Health
|
21.743
|
19.839
|
6.812
|
11.741
|
3.185
|
1.965
|
1.965
|
Doelmatigheid UMC’s
|
0
|
5.000
|
5.000
|
5.000
|
5.000
|
5.000
|
0
|
Expertisefuntie zintuiglijk gehandicapten (ZG)
|
0
|
0
|
21.250
|
21.250
|
21.250
|
21.250
|
21.250
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
1.876
|
5.887
|
6.286
|
7.672
|
9.303
|
9.303
|
9.303
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Publiekscampagne orgaandonatie
|
0
|
0
|
1.500
|
2.100
|
2.100
|
2.100
|
2.100
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
3.808
|
2.863
|
2.605
|
2.731
|
2.696
|
2.681
|
2.681
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
CIBG: Donorregister en Implantatieregister
|
3.571
|
2.731
|
2.484
|
2.610
|
2.610
|
2.610
|
2.610
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
0
|
50
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid
van de zorg
|
2.609.284
|
2.549.573
|
4.328.326
|
4.100.401
|
3.763.828
|
3.487.827
|
3.165.728
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
12.293
|
12.906
|
12.878
|
9.970
|
9.471
|
9.471
|
9.472
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Eerstelijns gezondheidscentra in VINEX-gebieden
|
1.312
|
1.319
|
2.000
|
2.000
|
2.000
|
2.000
|
2.000
|
Anonieme e-mental health
|
785
|
1.036
|
2.000
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Stichting Patiëntvertrouwenspersoon
|
4.997
|
4.997
|
4.997
|
4.954
|
4.954
|
4.954
|
4.954
|
Stichting Familievertrouwenspersoon
|
1.101
|
1.093
|
1.093
|
1.101
|
1.101
|
1.101
|
1.101
|
Stichting Ex6
|
0
|
300
|
300
|
300
|
300
|
300
|
300
|
Stichting 113 Online
|
0
|
1.142
|
1.026
|
1.105
|
1.105
|
1.105
|
1.105
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bekostiging
|
2.594.090
|
2.530.500
|
4.306.800
|
4.079.000
|
3.739.100
|
3.460.900
|
3.136.800
|
Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden
18-
|
2.565.500
|
2.498.500
|
2.470.800
|
2.694.000
|
2.805.100
|
2.977.900
|
3.104.800
|
Zorg illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen
|
0
|
32.000
|
32.000
|
32.000
|
32.000
|
32.000
|
32.000
|
Rijksbijdrage Hlz
|
0
|
0
|
1.804.000
|
1.353.000
|
902.000
|
451.000
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
1.858
|
4.891
|
6.777
|
9.560
|
13.386
|
15.585
|
17.585
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Programma Verspilling in de Zorg
|
200
|
300
|
300
|
300
|
0
|
0
|
0
|
Curatieve ggz
|
0
|
1.035
|
604
|
450
|
200
|
200
|
200
|
Programma Goed Gebruik Geneesmiddelen
|
0
|
0
|
1.750
|
4.400
|
7.800
|
10.000
|
12.000
|
Wet verplichte ggz
|
0
|
150
|
1.385
|
1.085
|
905
|
905
|
905
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
1.043
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
CIBG: APG/GVS/WGP
|
1.043
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
1.253
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
0
|
23
|
618
|
618
|
618
|
618
|
618
|
ZiNL: Uitvoering Compensatie kosten van zorg illegalen en
andere onverzekerbare vreemdelingen
|
0
|
23
|
618
|
618
|
618
|
618
|
618
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Bevorderen werking van het
stelsel
|
64.191
|
56.081
|
211.232
|
94.996
|
94.993
|
119.990
|
119.990
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
3.226
|
434
|
125.480
|
480
|
480
|
25.480
|
25.480
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen
|
232
|
326
|
341
|
341
|
341
|
341
|
341
|
Overgang integrale tarieven medisch-specialistische
zorg
|
0
|
0
|
125.000
|
0
|
0
|
25.000
|
25.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bekostiging
|
3.144
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Inkomensoverdrachten
|
35.757
|
23.966
|
28.169
|
28.168
|
28.167
|
28.166
|
28.166
|
Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling
ambulancepersoneel
|
35.713
|
23.966
|
28.169
|
28.168
|
28.167
|
28.166
|
28.166
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
2.566
|
3.819
|
3.968
|
14.328
|
14.327
|
14.327
|
14.327
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Risicoverevening
|
1.179
|
1.410
|
1.390
|
1.390
|
1.390
|
1.390
|
1.390
|
Uitvoering zorgverzekeringstelsel
|
335
|
441
|
421
|
471
|
471
|
471
|
471
|
Verdere ontwikkeling DBC’s
|
0
|
0
|
0
|
10.351
|
10.351
|
10.351
|
10.351
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
19.498
|
22.032
|
23.808
|
21.986
|
21.985
|
21.984
|
21.984
|
CJIB: Onverzekerden en wanbetalers
|
19.498
|
22.032
|
23.808
|
21.986
|
21.985
|
21.984
|
21.984
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
0
|
5.817
|
25.704
|
25.931
|
25.931
|
25.930
|
25.930
|
SVB en Zorginstituut Nederland: Onverzekerden en
wanbetalers
|
0
|
29
|
10.663
|
10.890
|
10.890
|
10.889
|
10.889
|
ZiNL: Doorlichten pakket
|
0
|
5.788
|
15.041
|
15.041
|
15.041
|
15.041
|
15.041
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan andere
begrotingshoofdstukken
|
0
|
13
|
4.103
|
4.103
|
4.103
|
4.103
|
4.103
|
VenJ: Bijdrage C2000
|
0
|
13
|
4.103
|
4.103
|
4.103
|
4.103
|
4.103
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ontvangsten
|
78.105
|
55.853
|
45.853
|
35.955
|
35.955
|
35.955
|
35.955
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Wanbetalers
|
66.343
|
54.800
|
44.800
|
34.902
|
34.902
|
34.902
|
34.902
|
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de
Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Budgetflexibiliteit
Subsidies
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 251 miljoen is 100% juridisch verplicht. Het
betreft diverse subsidies op het gebied van kwaliteit en (patiënt)veiligheid,
subsidies ter bevordering van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg
en subsidies die de werking van het stelsel bevorderen.
Bekostiging
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 4,3 miljard is 100% juridisch verplicht. Het
betreft de rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering
van
verzekerden jonger dan 18 jaar en de bekostiging van de compensatie van (een
deel van) de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het
verstrekken van zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.
Opdrachten
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 17 miljoen is 70% juridisch verplicht. Het
betreft diverse opdrachten op het gebied van kwaliteit en (patiënt)veiligheid
en opdrachten die de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg en de
werking van het stelsel moeten bevorderen.
Bijdragen aan
agentschappen
Van het beschikbare budget 2015 ad € 28
miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft voornamelijk de bijdrage aan
het CJIB voor de actieve opsporing van onverzekerden en wanbetalers
Zorgverzekeringswet en de middelen aan het Zorginstituut Nederland voor
stringent pakketbeheer.
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
Van het beschikbare budget 2015 ad € 26
miljoen is 100% juridisch verplicht. Het betreft voornamelijk de bijdrage aan
het Zorginstituut Nederland en de SVB voor de actieve opsporing van
onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet en de middelen aan het
Zorginstituut Nederland voor stringent pakketbeheer.
5. Instrumenten
Kwaliteit en veiligheid
Subsidies
Integraal Kankercentrum
Nederland
Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) is een
kennis- en kwaliteitsinstituut voor professionals en bestuurders in de
oncologische en palliatieve zorg, met als doel deze zorg continue te
verbeteren. Het totale subsidiebedrag bedraagt in 2015 € 33,7 miljoen. IKNL
draagt bij aan het verbeteren van de oncologische en palliatieve zorg door het
verzamelen van gegevens, het opstellen van richtlijnen, het bewaken van
kwaliteit, het faciliteren van samenwerkingsverbanden en bij- en nascholing.
De
landelijke kwaliteitsdata die het IKNL in samenwerking met DICA (Dutch
Institute for Clinical Auditing) registreert zijn uniek in de wereld en van
grote waarde voor het verbeteren van de organisatie van de oncologische zorg
binnen en tussen zorginstellingen.
Nederlands Kanker
Instituut
Het Nederlands Kanker Instituut (NKI) is een
internationaal erkend centre of excellence op het gebied van oncologisch
onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek beweegt zich op een breed gebied dat
fundamenteel biologische vraagstellingen, klinisch onderzoek, epidemiologie
en
psychosociaal onderzoek omvat. De combinatie van een focus op oncologie en de
aanwezigheid van state of the art kennis en technologie, maakt dat het NKI goed
past binnen deconcentratie/concentratiebeleid van VWS waarin eenvoudige
ingrepen worden gedecentraliseerd en wordt gespecialiseerd/geconcentreerd als
het complexe ingrepen betreft met een laag volume aan patiënten. Het NKI
krijgt in 2015 € 17,2 miljoen subsidie van VWS. Ongeveer € 6,4 miljoen
daarvan is bestemd voor de kapitaallasten.
Patiëntveiligheid curatieve
zorg
VWS heeft samen met partijen in de zorgsectoren
maatregelen ingezet om de veiligheid van patiënten te waarborgen en te
verbeteren (TK 31 016, nr. 66). Het is aan
zorgaanbieders, professionals, zorggebruikers en zorgverzekeraars om in 2015
veiligheid als onderdeel van kwaliteit verder te borgen en te integreren in
de
zorgprocessen en de werkcultuur. De inzet van VWS is er in 2015 op gericht om
via bestuurlijke afspraken voortgangsactiviteiten nauwlettend te monitoren,
nieuwe risico’s te identificeren en zo nodig aanvullende doelstellingen te
bepalen.
VWS draagt in 2015 bij aan patiëntveiligheid in de
medisch-specialistische zorg door de financiering van twee projecten. Ten
eerste het monitoren van patiëntveiligheid, met name de potentieel vermijdbare
schade en sterfte in de ziekenhuizen en de zelfstandige behandelklinieken. Voor
deze 4e landelijke monitor wordt in 2014 een meerjarige subsidie
verleend voor de periode 2015 tot en met 2017. Hiervoor is een bedrag
uitgetrokken van maximaal € 2 miljoen. Voor 2015 is een bedrag van circa
€ 0,5 miljoen gereserveerd. In 2015 financiert VWS tevens het tijdelijke
veiligheidsprogramma in de sector zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) dat
loopt van maart 2012 tot en met maart 2015. Hiervoor is in 2015 een bedrag
uitgetrokken van € 35.000.
Voor de ggz loopt het vervolg op het
programma «Veilige zorg, ieders zorg» (2009 tot 2013) via het Bestuurlijk
Akkoord toekomst ggz (2013–2014). Voor de uitvoering van de
patiëntveiligheidsagenda ggz is in 2015 een bedrag van € 0,1 miljoen
gereserveerd.
Voor de acute zorg zal extra aandacht worden besteed aan
veilige (digitale) informatieoverdracht van de ene zorgverlener naar de andere
in de keten van acute zorg. Er zal op basis van een inventarisatie een plan
worden opgesteld. In 2015 is voor activiteiten op het terrein van
patiëntveiligheid in de acute zorg en in de 1e lijn circa € 0,2
miljoen gereserveerd.
Voor de curatieve zorg trekt VWS op het gebied
van patiëntveiligheid in 2015 circa € 0,8 miljoen uit.
Zwangerschap en geboorte
In navolging van de adviezen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte
(TK 32 279, nr. 10) neemt het kabinet
maatregelen om de perinatale gezondheid in Nederland te verbeteren. Dat moet
er
mede toe leiden dat goede resultaten worden doorgezet. Een Europese
vergelijkende studie (Peristat 3 uit 2013) laat zien dat verdere verbeteringen
mogelijk zijn. Dit beeld is ook bevestigd in rapporten van de Inspectie voor
de
Gezondheidszorg en in een knelpuntenbrief van het College Perinatale Zorg
(CPZ). In 2015 is voor de maatregelen zwangerschap en geboorte in totaal circa
€ 2,3 beschikbaar.
Registratie en uitwisseling
zorggegevens (PALGA)
Er wordt subsidie verleend aan de
Stichting Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA)
voor het in stand houden van een landelijke databank met alle
pathologie-uitslagen en een computernetwerk voor gegevens uitwisseling met alle
pathologie-laboratoria in Nederland.
Nictiz
Nictiz is het
landelijke expertisecentrum dat ontwikkeling van ICT in de zorg faciliteert.
Er
wordt in 2015 € 5,2 miljoen subsidie verleend aan Nictiz om een
coördinerende functie te vervullen bij de ontwikkeling van ICT- en
informatiestandaarden en implementatieondersteuning bij het gebruik van deze
standaarden. Om de zorgsector te ondersteunen bij de efficiënte inzet van
eHealth, analyseert en duidt Nictiz ontwikkelingen in het gebruik van ICT in
de
zorg. Tevens fungeert Nictiz als nationaal en internationaal kennis- en
expertisecentrum en vervult het een verbindende rol bij de ontwikkeling en het
gebruik van ICT in de zorg.
Stichting Lareb:
bijwerkingenregistratie voor vaccins en de teratologie informatie
service
De subsidiëring (€ 1,2 miljoen) aan de stichting
Lareb wordt in 2015 voortgezet. Dit draagt bij aan een betere veiligheid van
gebruikers van geneesmiddelen en vaccins. Specifiek met deze subsidie wordt
aandacht besteed aan het ondersteunen van voorschrijvers bij
medicatietoediening aan zwangeren en moeders die borstvoeding geven en de
registratie en analyse van bijwerkingen bij vaccins.
Nederlandse Transplantatie Stichting
en regio’s landelijke implementatie pilots orgaandonatie
De
evaluatie van de pilots van het Masterplan Orgaandonatie is eind 2014 afgerond.
Mede voor het behoud van het draagvlak in de ziekenhuizen is besloten om de
landelijk uitgerolde pilots (Zelfstandige Uitname Teams en
donorwervingstructuur) voort te zetten tot en met 2016. Dit geeft de
donatieregio’s voldoende tijd om met de aangepaste aanpak rond donatie de
doelstellingen van het Masterplan te behalen.
Kengetallen orgaandonatie
Nederlandse Transplantatie Stichting
(NTS)
De NTS zal ook in 2015 de voorlichting over orgaandonatie
en de donorwerving in ziekenhuizen ondersteunen en monitoren. De NTS ontvangt
hiervoor jaarlijks een instellingssubsidie van € 3,1 miljoen. In de tweede
helft van 2014 zal ik mijn standpunt op het rapport van de Gezondheidsraad over
de weefselketen aan uw Kamer zenden. Als vervolg daarop zal ik de wijze van
positionering van de NTS binnen die keten en de financiering van de
weefselbanken daarbinnen bezien.
Regeling Donatie bij leven
Met deze regeling wordt er voor gezorgd dat niet-medische kosten die
ontstaan door het bij leven afstaan van een nier worden vergoed aan de donor.
In 2013 werden 580 subsidies verstrekt voor een totaal van € 0,6
miljoen Tot en met mei 2014 zijn er 220 subsidies verstrekt. De regeling wordt
uitgevoerd door de Nederlandse Transplantatie Stichting.
Technologisch Kennis Instituut/Life
Science and Health
Aan het Topconsortium voor Kennis en
Innovatie (TKI) van de Topsector Life Sciences and Health (genaamd LSH Plaza)
zullen subsidies worden verstrekt die bijdragen aan de verwezenlijking van de
in het Regeerakkoord uitgesproken ambitie om in te zetten op het verkrijgen
van
extra middelen uit het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020 en het
creëren van een ondersteunende data-infrastructuur.
Daarnaast is
voorzien in een bijdrage voor nader te bepalen onderdelen van het Topsectorplan
en het Innovatiecontract van de topsector LSH die zonder publieke bijdrage niet
tot stand kunnen worden gebracht. Ook wordt een bijdrage gereserveerd ter
ondersteuning van de competenties van onderzoekers op het snijvlak van
onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten.
Doelmatigheid UMC’s
Vanaf 2014 is voor een periode van 5 jaar een bedrag van € 25 miljoen
beschikbaar gesteld aan de Nederlandse Federatie van Universitair medische
centra (NFU) voor projecten die een bijdrage leveren aan een duurzame
gezondheidszorg. Dit gebeurt in de vorm van een fonds, genaamd het
Citrienfonds. Kern van het fonds is dat gewerkt wordt aan de belangrijkste
uitdaging van dit moment: hoe zorgen we dat de kwaliteit van de zorg goed
blijft of zelfs nog beter wordt èn de zorg ook in de toekomst betaalbaar
blijft?
De NFU heeft samen met het Ministerie van VWS een
inventarisatie gemaakt van mogelijke projecten die hieraan kunnen bijdragen.
Dit betreft onder andere het initiatief «registratie aan de bron» en «naar
regionale oncologienetwerken». Deze gekozen projecten kunnen nog wijzigen als
gevolg van nieuwe inzichten.
ZonMw coördineert het traject. Na afloop
van het fonds zal worden geëvalueerd in welke mate de doelstellingen zijn
behaald.
Expertisefunctie zintuiglijk
gehandicapten (ZG)
Als onderdeel van de hervorming langdurige
zorg zal de extramurale ZG-behandeling per 1 januari 2015 overgaan vanuit de
AWBZ naar de Zorgverzekeringswet. De expertisefunctie past niet vanzelf binnen
dat kader, omdat zij niet onder te brengen is in prestaties ten behoeve van
individuele cliënten. Daarom is besloten dat het instrument van de
instellingssubsidie ingezet zal worden om zorg te dragen dat de
expertisefunctie per 1 januari 2015 gecontinueerd kan worden.
Opdrachten
Publiekscampagne
orgaandonatie
Om vast te houden aan de integrale aanpak van het
Masterplan Orgaandonatie zal de landelijke campagne rond orgaandonatie,
«Nederland zegt Ja», worden voortgezet. Voor 2015 is hier € 1,5 miljoen
voor gereserveerd. Hierbij is wel gekozen voor een nog duidelijker focus op
ja-registraties wat naar voren zal komen in de boodschap van de campagne.
Bijdragen aan
agentschappen
CIBG: Donorregister en
Implantatenregister
Het CIBG verzorgt in 2015 diverse registers
waaronder het Donorregister, het Implantatenregister en het register van
apotheekhoudende huisartsen. Het Implantatenregister wordt vanaf 2015
uitgebreid met verdere implantatengroepen. Daarbij zullen we vaststellen welke
implantaten prioriteit hebben op basis van het grootste risico en/of de
grootste omvang te worden opgenomen in het Implantatenregister. Ook zal gewerkt
worden aan de borging van de registratie van implantaten door instellingen en
specialisten door een wettelijke verplichting en door het opnemen van de
overeengekomen gegevensset in de reguliere registratie van specialist en
instelling. Voor de patiënt wordt bezien op welke wijze deze toegang kan
krijgen tot gegevens over eigen implantaat. Ter ondersteuning hiervan zullen
afspraken worden gemaakt over uniforme barcodering met fabrikanten en zorgveld.
Uniforme barcodering speelt een belangrijke rol bij patiëntveiligheid, maakt
het makkelijker producten te traceren, helpt bij de bestrijding van vervalste
medische producten en zorgt er bovendien voor dat verspilling wordt
tegengegaan.
Kengetal: Aantal geregistreerden in het
Donorregister.
Toegankelijkheid en betaalbaarheid van
de zorg
Subsidies
Eerstelijns gezondheidscentra in
VINEX-gebieden
Het is van belang dat er in grootschalige
nieuwbouwlocaties, waar nog niet voldoende patiënten wonen, geïntegreerde
eerstelijnszorg wordt aangeboden. Daarom worden gezondheidscentra in
grootschalige nieuwbouwlocaties contractueel belast met het aanbieden van die
zorg bij wijze van dienst van algemeen economisch belang. Dit betekent dat zij
de taak hebben om op die locaties geïntegreerde eerstelijnszorg te verlenen
en
verder te ontwikkelen. Hiertoe zullen zij gedurende de aanloopperiode (maximaal
vijf jaar) subsidie ontvangen. Hiervoor is in 2015 circa € 2 miljoen
beschikbaar.
Anonieme e-mental health
Voor de financiering van anonieme e-mental health is in 2015 een subsidie
van € 2 miljoen beschikbaar. Om dit geld te verdelen over het brede palet
van anonieme e-mental health aanbieders is een beleidskader anonieme e-mental
health opgesteld, waarop aanbieders subsidieaanvragen hebben ingediend. Dit
beleidskader is een tijdelijke maatregel, waarmee in 2015 subsidie wordt
verstrekt aan een aantal aanbieders van anonieme e-mental health. Met deze
tijdelijke maatregel is ruimte gecreëerd om een structurele oplossing vorm te
geven. Het wetsvoorstel voor deze structurele oplossing is in de zomer 2013
aangeboden aan het parlement. Dit betreft een wijziging van de
Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enkele andere
wetten teneinde de bekostiging van anonieme e-mental health structureel te
regelen en de anonieme financiering van zorg aan ernstig bedreigde cliënten
mogelijk te maken (TK 33 675, nr. 3).
Stichting
Patiëntenvertrouwenspersoon
De patiëntenvertrouwenspersoon is
de onafhankelijke ondersteuner van cliënten in de ggz. De werkzaamheden van
de
patiëntenvertrouwenspersoon hebben een wettelijke basis in de Wet bijzondere
opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en het besluit
patiëntenvertrouwenspersoon Bopz. Met de subsidie stelt VWS de Stichting PVP
in staat deze wettelijke taak onafhankelijk van de instellingen uit te voeren.
De subsidie dekt zowel de bureaukosten van de stichting als de inzet van de
vertrouwenspersonen. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent ggz-cliënten
advies, informatie en bijstand bij de handhaving van hun rechten. De
dienstverlening is primair gericht op cliënten die intramuraal in de ggz
verblijven. De Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon (stichting PVP) draagt
– op basis van de instellingssubsidie – ook zorg voor een bredere
ondersteuning bijvoorbeeld aan ambulante cliënten die met een dwangmaatregel
worden geconfronteerd en cliënten die vrijwillig zijn opgenomen in een
Bopz-aangemerkte instelling. Ambulante cliënten kunnen per telefoon of via
e-mail terecht bij de Helpdesk van de Stichting PVP.
Stichting
Familievertrouwenspersonen
VWS financiert de Landelijke
Stichting Familievertrouwenspersonen (LSFVP) in verband met de uitvoering van
de motie
TK 30 492, nr. 23, waarin werd verzocht om
in iedere ggz-instelling een familievertrouwenspersoon beschikbaar te hebben.
Een familievertrouwenspersoon voorziet familieleden en naasten in advies,
bijstand en informatie over de patiënt in de geestelijke gezondheidszorg. Het
subsidiebedrag van € 1,1 miljoen is gebaseerd op gefaseerde introductie van
de familievertrouwenspersoon in ggz-instellingen en landelijke uitrol van de
familievertrouwenspersoon.
Bekostiging
Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds
voor financiering van verzekerden 18-
Kinderen tot achttien
jaar betalen geen nominale premie Zvw. De rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds
(circa € 2,5 miljard) voorziet in de financiering van deze premie.
Zorgverstrekking aan illegalen en
andere onverzekerbare vreemdelingen
Zorgaanbieders kunnen een
bijdrage vragen aan het Zorginstituut Nederland als zij medisch noodzakelijke
zorg hebben verleend aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en
de
kosten niet of niet volledig verhaalbaar blijken op de patiënt. Zorgaanbieders
kunnen in aanmerking komen voor compensatie uit collectieve middelen onder in
de wet gestelde voorwaarden. Voor compensatie aan de zorgaanbieders is in 2015
€ 32 miljoen beschikbaar.
Rijksbijdrage Hlz
De transitie van de
AWBZ naar de Hlz, waarbij overhevelingen plaatsvinden van de AWBZ naar de Zvw,
zorgt voor een effect op de Zvw-premie. Een tegengesteld effect doet zich voor
als gevolg van de overheveling van de jeugd-ggz naar de gemeenten. Om het
gesaldeerde premie-effect te dempen is een nieuwe rijksbijdrage ingevoerd. Deze
rijksbijdrage loopt af naar € 0 in 2019.
Opdrachten
Programma Verspilling in de
Zorg
In het kader van het Programma Aanpak Verspilling in de
Zorg is een meldpunt verspilling opgericht. VWS voorziet in de bekostiging van
het meldpunt door het verstrekken van opdrachten voor de duur van de huidige
kabinetsperiode. Inmiddels is in dit traject een actieplan voor de drie
themaprojecten genees- en hulpmiddelen, langdurige zorg en curatieve zorg in
werking getreden (TK
33 654, nr. 7). De geraamde kosten voor 2015 bedragen € 0,3
miljoen.
Programma Goed Gebruik
Geneesmiddelen
Zoals eerder gemeld in de brief d.d. 14 juli
2014, (TK 29 477,
nr 291) wordt het budget van het ZonMw-programma Goed Gebruik
Geneesmiddelen (GGG) uitgebreid. Op het gebied van geneesmiddelen zijn de
afgelopen jaren door diverse maatregelen forse besparingen gehaald. Ook het
programma GGG heeft hieraan bijgedragen. Een deel van de besparingen wordt
gebruikt om het budget van het programma te verruimen. Dit zal een extra impuls
geven aan de kwaliteits- en doelmatigheidsverbetering.
Bijdragen aan
agentschappen
CIBG: APG/GVS/WGP
Het
agentschap zorgt voor het register van apotheekhoudende huisartsen (€ 0,2
miljoen), het Geneesmiddelenvergoedingensysteem (€ 0,4 miljoen) en het
uitvoeren van de Wet Geneesmiddelenprijzen (€ 0,6 miljoen). Daarnaast
verzorgt het CIBG de vergunning- en ontheffingverlening op grond van diverse
wetten.
Bevorderen van de werking van het
stelsel
Subsidies
Stichting Klachten en Geschillen
Zorgverzekeringen
De Stichting Klachten en Geschillen
Zorgverzekeringen (SKGZ) verzorgt doelgroepgerichte voorlichting aan
onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet om deze groepen te wijzen op
hun plicht zich te verzekeren dan wel de Zvw-premie te betalen. Zo wordt een
bijdrage geleverd aan het terugdringen van het aantal wanbetalers en
onverzekerden. De bijdrage 2015 bedraagt € 0,3 miljoen.
Overgang integrale tarieven
medisch-specialistische zorg
Voor vrijgevestigde medisch
specialisten is een subsidieregeling ingesteld om de financiële belemmeringen,
om voor een dienstverband met het ziekenhuis of zbc te kiezen, te verminderen.
Dit is een uitvloeisel van het hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg
en de invoering van integrale tarieven in de medisch-specialistische zorg.
De subsidieregeling gaat uit van 80% voorschot en de resterende 20% bij de
afrekening (voorzien in 2018 en 2019). Voor 2015 is een bedrag van € 125
miljoen beschikbaar en voor 2018 en 2019 jaarlijks een bedrag van € 25
miljoen. De middelen zijn vanuit de premie naar de begroting overgeheveld maar
blijven onderdeel van het BKZ.
Inkomensoverdrachten
Overgangsregeling FLO/VUT
ouderenregeling ambulancepersoneel
Met de ambulancediensten
zijn in de afgelopen jaren afspraken gemaakt over de vergoeding van het
overgangsrecht ouderenregelingen. Deze regelingen zijn voor de werknemers bij
de ambulancediensten afhankelijk van de verschillende cao’s die voor de
diensten golden (publiek, particulier en privaat). Met elk van de groepen is
een overeenkomst gesloten, waarin is geregeld dat 95% van de kosten bij VWS
gedeclareerd kan worden. Om verschillen in de tariefstelling ten gevolge van
de
ouderenregelingen te voorkomen, is ervoor gekozen de betalingen van alle drie
deze regelingen via de begroting van VWS te laten verlopen (bijdrage 2015
€ 28,2 miljoen).
Opdrachten
Risicoverevening
Het
systeem van risicoverevening wordt jaarlijks aangepast aan de gewijzigde
omstandigheden in de zorg. In 2015 en de jaren daarna wordt de aandacht gericht
op de verbetering van het somatische model, met name om de overheveling van
verpleging en verpleging goed in het model te kunnen op te nemen en om prikkels
voor (indirecte) risicoselectie te minimaliseren. Tevens zal de
aandacht uitgaan naar de verdere verbetering van het ex ante model voor de
geestelijke gezondheidszorg, waarbij ook de overheveling van de langdurige ggz
wordt meegenomen. Verder vindt er een kwantitatieve analyse plaats van de
werking van het vereveningssysteem. Hiervoor is in 2015 circa € 1,4 miljoen
beschikbaar.
Verdere ontwikkeling
DBC’s
De middelen op de begroting van VWS voor de
(door)ontwikkeling en het beheer van de DBC-systematiek worden beschikbaar
gesteld aan de NZa. De aanwending van deze middelen in 2015 loopt via artikel
4
Zorgbreed beleid.
Bijdragen aan agentschappen en
bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
CJIB, SVB en Zorginstituut Nederland:
Onverzekerden en wanbetalers
Het kabinet vindt het ongewenst
dat mensen zich aan de solidariteit van de Zorgverzekeringswet onttrekken door
zich niet te verzekeren. Op grond van de Wet opsporing en verzekering
onverzekerden zorgverzekering worden onverzekerde verzekeringsplichtigen actief
opgespoord. Die opsporing vindt plaats door het Zorginstituut Nederland (ZiNL)
door middel van vergelijking van een door de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
gebouwd bestand van alle AWBZ-verzekerden en het referentiebestand verzekerden
Zorgverzekeringswet (RBVZ) dat alle Zvw-verzekerden bevat. Bij niet nakomen
van
de verzekeringsplicht kan tot twee keer een bestuursrechtelijke boete worden
opgelegd. Inning van de bestuurlijke boetes vindt plaats door het Centraal
Justitieel Incasso Bureau (CJIB). De uitvoeringskosten van het ZiNL, het CJIB
en de SVB worden vanaf de VWS-begroting betaald.
Op grond van de Wet
structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering worden wanbetalers die geen
premie betalen bij zes maanden premieachterstand door de zorgverzekeraar
overgedragen aan het ZiNL. Via onder andere bronheffing betalen zij verplicht
een bestuursrechtelijke premie van 130% van de standaard premie. De
uitvoeringskosten worden vanaf de VWS-begroting betaald. Van de
bestuursrechtelijke premie die wanbetalers betalen wordt 30/130ste deel
aangewend voor de kosten van de uitvoering. In 2012 is een begin gemaakt met
activiteiten die erop gericht zijn te voorkomen dat mensen in het
bestuursrechtelijk premieregime terecht komen (door onder andere samenwerking
tussen zorgverzekeraars en gemeenten). In 2014 ligt het wetsvoorstel Wet
verbetering wanbetalersmaatregelen voor bij de Tweede Kamer (TK 33 683, nr. 2 en
TK
33 683, nr. 3). Dit wetsvoorstel heeft tot doel verbeteringen te
realiseren in de uitvoering van de wanbetalersregeling, zoals opgenomen in de
Zvw. Beoogd wordt de preventiefase te verbeteren door maatregelen te nemen om
wanbetaling van zorgpremies te voorkomen. Deze maatregelen betreffen
verbetering van het premieregime, bestaande uit wijzigingen in de bronheffing,
verbetering van de kwaliteit van het adresgegeven en bevordering van de
uitstroom van wanbetalers. In 2015 zullen de maatregelen die mogelijk worden
gemaakt met het wetsvoorstel, worden ingezet om het stijgende aantal
wanbetalers aan te pakken. Vanaf maart 2013 is een stijgende trend waar te
nemen in het aantal wanbetalers, vermoedelijk als gevolg van de economische
situatie, die naar verwachting ook in de jaren 2014 en 2015 doorzet; in totaal
is voor de aanpak onverzekerden en wanbetalers in 2015 circa € 34,5
miljoen beschikbaar.
Kengetallen onverzekerden en wanbetalers
Zorgverzekeringswet
|
2012
|
2013
|
Raming 2014
|
Aantal onverzekerden bij het Zorginstituut Nederland
|
39.000
|
20.300
1
|
28.000
|
Aantal wanbetalers bij het Zorginstituut Nederland
|
293.000
|
316.000
|
341.000
|
Bron: maandrapportage Zorginstituut Nederland.
X Noot
1Inclusief 8.400 ambtshalve
verzekerden
ZiNL: Doorlichten pakket
Conform het regeerakkoord Rutte-Asscher zal het Zorginstituut Nederland
jaarlijks een deel van het verzekerd pakket doorlichten met een taakstellend
bedrag aan uitgavenbesparing (stringent pakketbeheer). Voor de uitvoering van
deze taak is een investering nodig in de capaciteit van het Zorginstituut. De
uitvoeringskosten worden vanaf de VWS-begroting betaald. Deze worden voor 2015
geraamd op circa € 15 miljoen.
Bijdragen aan andere
begrotingshoofdstukken
VenJ: Bijdrage C2000
VWS draagt 4,5% bij aan de exploitatiekosten van het digitale
communicatiesysteem voor de hulpverleningsdiensten, C2000. Daarmee is het
aandeel van de ambulancezorg gedekt. Deze uitgaven zijn structureel € 4,1
miljoen per jaar.
Ontvangsten
Wanbetalers
De
ontvangsten als gevolg van de aan wanbetalers opgelegde bestuursrechterlijke
premie worden met ingang van 2012 voor 100/130ste deel toegevoegd aan het
Zorgverzekeringsfonds; 30/130ste deel van de ontvangsten wordt toegevoegd aan
de begroting van VWS, waaruit de uitvoeringskosten worden gefinancierd. Voor
2015 worden de ontvangsten geraamd op € 44,8 miljoen.
Artikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning
1. Algemene beleidsdoelstelling
Een stelsel voor maatschappelijke
ondersteuning en langdurige zorg dat ieder mens in staat stelt om zijn leven
zo
lang mogelijk zelf in te vullen, waarbij ondersteuning en zorg worden
aangeboden op grond van de complexiteit van de zorgvraag én de kwetsbaarheid
van de burger. Er wordt gestreefd naar welbevinden en een afname van de
afhankelijkheid van ondersteuning en zorg. Dit alles tegen maatschappelijk
aanvaardbare kosten.
Met de hervorming van de langdurige zorg
(Hlz) is de weg ingeslagen naar een meer integrale doelstelling op het terrein
van ondersteuning en langdurige zorg. Het doel is (verder) mogelijk te maken
dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen. Vaak zal
ondersteuning van het eigen sociale netwerk of (gemeentelijke)
thuiszorgvoorzieningen nodig zijn. Als het thuis niet langer gaat, moeten er
goede instellingen zijn waar oog is voor het individu en de kwaliteit van
leven. Daarnaast zijn de hervormingen nodig vanwege de financiële houdbaarheid
van de langdurige zorg. In de afgelopen decennia is de AWBZ overbelast geraakt;
teveel zaken die we ook zelf zouden kunnen regelen, worden uit de collectieve
middelen betaald (TK 30 597, nr. 296).
Uitgangspunten bij de
hervorming van de langdurige zorg zijn:
-
1. Uitgaan van wat mensen (nog) wel kunnen
in plaats van wat zij niet kunnen. Kwaliteit van leven (welbevinden) staat
voorop.
-
2. Als ondersteuning nodig is, wordt
allereerst gekeken naar het eigen, sociale netwerk van betrokkenen en wordt
de
hulp dichtbij georganiseerd.
-
3. Voor wie – ook met steun van de
omgeving – niet (meer) zelfredzaam kan zijn, is er altijd (op participatie
gerichte) ondersteuning en/of passende zorg.
-
4. De meest kwetsbare mensen krijgen recht
op passende zorg en verblijf in een nieuwe volksverzekering, de Wet langdurige
zorg (Wlz).
De veranderingen in en de hervorming van de
langdurige zorg kunnen niet los van elkaar worden gezien. Een betere
zorgverlening bij de Wmo 2015 of de wijkverpleging kan ertoe leiden dat mensen
langer thuis kunnen blijven wonen en omgekeerd: als meer mensen thuis blijven
wonen, zal er meer gebruik worden gemaakt van extramurale zorg en
ondersteuning. De monitoring en evaluatie zal daarom ook integraal worden
aangepakt (waarbij ook op de afzonderlijke wetten naar het effect zal worden
gekeken). Hierbij zal worden gekeken naar:
-
1. Doelbereik. Wat willen we bereiken en
hoe effectief is het beleid?
-
2. Verschuivingen in gebruik en uitgaven.
Wat zijn ontwikkelingen in gebruik en uitgaven op deelterreinen? Zijn er
verschuivingen tussen domeinen? Kunnen we deze ontwikkelingen en verschuivingen
verklaren?
-
3. Beleid. Welke ontwikkelingen in het
beleid en percepties bij gemeenten, burgers, zorgaanbieders, zorgverzekeraars
en zorgkantoren kunnen die verschuivingen in gebruik en uitgaven nader
verklaren?
De gegevens van de monitoring van de Wmo 2015 worden
gebaseerd op de data die worden verzameld voor de verantwoording van het
gemeentelijke beleid en ook worden gebruikt in het kader van de monitor sociaal
domein.
2. Rol en verantwoordelijkheid Minister
De Minister is verantwoordelijk voor:
Stimuleren:
-
– De Minister stimuleert zelfredzaamheid
en participatie om iedereen in staat te stellen zijn leven zo lang mogelijk
zelf in te vullen. Zo nodig wordt daarbij ondersteuning en/of zorg geboden,
rekening houdend met het eigen sociale netwerk, de complexiteit van de
zorgvraag en de kwetsbaarheid van de betreffende burger.
-
– De Minister stimuleert de ontwikkeling
en brede verspreiding van kennis, waaronder goede voorbeelden en innovaties
op
het gebied van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning en
initiatieven om de kwaliteit en het innoverend vermogen van de zorg en de
ondersteuning te versterken.
Financieren:
-
– De Minister draagt zorg voor het
financieren van de AWBZ/ Wlz, de Wmo 2015, de integratie-uitkering Wmo, de
decentralisatie-uitkeringen vrouwenopvang en maatschappelijke opvang,
verslavingsbeleid en openbare geestelijke gezondheidszorg. In dit
begrotingsartikel zijn de begrotingsuitgaven voor de langdurige zorg en
maatschappelijke ondersteuning opgenomen. De premie-uitgaven en ontvangsten
op
het terrein van de langdurige zorg en ondersteuning komen aan bod in het
hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ).
-
– De Minister is (mede)financier door
onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de Wlz en
door
het financieren van partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het
stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Centrum voor
Consultatie en Expertise (CCE).
Regisseren:
-
– De Minister is verantwoordelijk voor
een goed werkend en samenhangend stelsel voor maatschappelijke ondersteuning
en
langdurige zorg.
-
– De Minister stelt de wettelijke kaders
van de Wmo 2015 en de AWBZ/Wlz vast en stuurt voorts door het maken van
bestuurlijke afspraken en het monitoren van de uitkomsten. De Minister is
daarnaast verantwoordelijk voor de uitvoering van het bovenregionaal
sociaal-recreatief vervoer en het afwikkelen van de regeling maatschappelijke
ondersteuning betreffende het mantelzorgcompliment waarvan de beëindiging
is
voorzien op 1 januari 2015.
3. Beleidswijzigingen
Transitie Hervorming langdurig zorg
(Hlz)
De hervorming van de langdurige zorg is gericht op
betere kwaliteit van zorg en ondersteuning, een meer betrokken samenleving en
een houdbare financiering van de langdurige zorg. Dit alles is inmiddels
vertaald in (concept) wet- en regelgeving, zoals de Wmo 2015, de Wet langdurige
zorg en de conceptaanspraken in de Zvw. Vanaf 1 januari 2015 treedt de Wmo
2015 in werking. De geplande ingangsdatum van de nieuwe Wet langdurige zorg
is
tevens 1 januari 2015. Het wetsvoorstel voor deze wet is in behandeling bij
de
Tweede Kamer. De Tweede en de Eerste Kamer moeten het voorstel nog
goedkeuren.
Het gaat om herzieningen, die van cliënten,
zorgaanbieders, zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten aanpassingen
vragen. Hierover zijn werkafspraken gemaakt met NPCF, Ieder(in), Landelijke
platform ggz, ZN, VNG, ActiZ, VGN, BTN, FO, V&VN. De landelijke partijen
begeleiden gezamenlijk de transitie, onder meer door regionale partijen te
faciliteren. Het gaat daarbij vooral om de continuïteit van ondersteuning en
zorg, fricties op de arbeidsmarkt, verschuivingen in het vastgoed,
informatievoorziening, administratieve lasten en innovatietrajecten in de zorg.
De cliëntenorganisaties hebben het op zich genomen om de effecten voor de
cliënten te monitoren. Naast monitoring spelen de genoemde partijen een
belangrijke rol in de communicatie over het nieuwe stelsel naar hun
achterban.
Nationaal Programma Palliatieve
Zorg
Het kabinet zet in op de verdere ontwikkeling en
uitvoering van goede palliatieve zorg. Het kabinet trekt daarom voor
versterking van de palliatieve zorg vanaf 2015 jaarlijks € 8,5 miljoen uit
voor minimaal 6 jaar. Het doel van de investering in palliatieve zorg is dat
patiënten en naasten zicht hebben op keuzes van zorg en ondersteuning in de
laatste levensfase, dat goede zorg wordt geboden en dat de communicatie tussen
eerste en tweede lijn en met patiënt en naasten optimaal is. Het Nationaal
Programma Palliatieve Zorg dat hiertoe wordt gestart zal bestaan uit een
samenhangende ontwikkeling van zorg, onderzoek en onderwijs. Onderzoek en
praktijkverbetering gaan hierbij hand in hand. Patiënten, mantelzorgers,
vrijwilligers en professionals spelen een belangrijke rol bij de agendering
in
het programma. Het lopende Verbeterprogramma Palliatieve Zorg, waarvoor in 2015
reeds € 1,9 miljoen op artikel 4 is gereserveerd (programma ZonMw), wordt
daarin opgenomen.
Kwaliteitsverbetering
In de brief aan de Tweede Kamer van 12 juni 2014 over de kwaliteit in
verzorgings- en verpleeghuizen (TK
31 765, nr.
90) beschrijft het kabinet zijn voornemens om structurele
tekortkomingen in de kwaliteit van de intramurale ouderenzorg te voorkomen.
Met
ingang van 1 januari 2015 wordt aan «InVoorZorg!» een apart onderdeel
toegevoegd om de zorgaanbieders te ondersteunen bij de verbetering van
kwaliteit. Samen met ActiZ wordt op korte termijn een verbeterprogramma opgezet
en een taskforce gaat barrières in onder andere de bekostiging opsporen en
oplossen. Voor de kwaliteitsverbetering op middellange termijn heeft het
kabinet vijf speerpunten benoemd: 1) samenwerking tussen cliënt, informele
zorg en zorgverlener gericht op kwaliteit van leven; 2) veilige zorg; 3) meer
ruimte voor – en kwaliteit van – professionals; 4) bestuurlijk leiderschap
en 5) openheid en transparantie. Na bespreking met de patiënten- en
cliëntenorganisaties, ActiZ, BTN, Verenso, V&VN en ZN ontvangt de Tweede
Kamer november 2014 een nadere uitwerking van de aanpak.
Mantelzorg en
vrijwilligers
De rol van mantelzorgers en vrijwilligers bij de
ondersteuning van mensen in hun eigen omgeving wordt groter. De ondersteuning
van mantelzorgers wordt in 2015 daarom verder versterkt. Per 2015 zijn
gemeenten verantwoordelijk voor de ondersteuning en waardering van
mantelzorgers. In de Begrotingsafspraken 2014 is hiervoor aanvullend
structureel € 11 miljoen extra beschikbaar gesteld. Het bedrag dat
structureel beschikbaar wordt gesteld voor de ondersteuning en waardering van
de mantelzorgers wordt hierdoor € 100 miljoen. In 2015 zal een deel van dit
bedrag nog worden aangewend voor betalingen van mantelzorgcomplimenten over
voorgaande jaren.
Centraal uitgangspunt voor de besteding van de
middelen is dat relevante partijen, zoals zorg- en welzijnsinstellingen en
gemeenten een goede samenwerking met en een adequate ondersteuning van de
informele zorgverleners tot stand brengen. Hierdoor kan de individuele
mantelzorger beter worden ondersteund, zowel in extra- als intramurale setting.
Naar de aard en omvang van de informele zorg wordt door het SCP in 2015
onderzoek gedaan.
Stelsel van hulp en opvang voor alle
slachtoffers van geweld in huiselijke kring
Per 1 januari 2015
wordt er een duurzaam en flexibel stelsel van hulp en opvang voor alle
slachtoffers van geweld in huiselijke kring van kracht. Hieraan gekoppeld is
een kwaliteitsimpuls «Aanpak geweld in huiselijke kring». Hiervoor is vanaf
2015 structureel € 10 miljoen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering
vrouwenopvang. In 2015 worden de effecten van deze veranderingen nauwgezet
gevolgd.
Ratificatie VN Verdrag
Handicap
De ratificatie van het VN Verdrag Handicap wordt in
2015 een feit. Daartoe volgt in 2014 en 2015 parlementaire behandeling van de
benodigde wetsvoorstellen. Ter voorbereiding op de ratificatie wordt
structureel overleg gevoerd met alle relevante sectoren en veldpartijen,
waaronder ook werkgevers- en werknemersorganisaties, om zo met een gezamenlijke
aanpak te werken naar een meer inclusieve samenleving en daarmee vorm te geven
aan de implementatie van het verdrag.
4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Verplichtingen
|
4.085.519
|
4.588.408
|
3.578.197
|
3.692.800
|
3.891.946
|
4.099.291
|
4.319.692
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitgaven
|
4.055.646
|
4.588.388
|
3.578.197
|
3.692.800
|
3.891.946
|
4.099.291
|
4.319.692
|
Waarvan juridisch verplicht
(%)
|
|
|
98%
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Participatie en zelfredzaamheid
van mensen met beperkingen
|
188.010
|
203.620
|
124.899
|
87.578
|
86.469
|
86.463
|
86.463
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
25.465
|
41.397
|
28.187
|
21.953
|
21.546
|
21.542
|
21.542
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Movisie
|
8.106
|
8.058
|
8.102
|
7.102
|
7.102
|
7.102
|
7.102
|
Mezzo
|
3.159
|
3.160
|
3.160
|
3.160
|
3.160
|
3.160
|
3.160
|
Siriz
|
0
|
1.271
|
1.500
|
1.500
|
1.500
|
1.500
|
1.500
|
Transitie en transformatie
|
3.895
|
9.072
|
3.895
|
900
|
0
|
0
|
0
|
Wmo-werkplaatsen
|
1.659
|
2.928
|
2.605
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Vilans (In voor mantelzorg)
|
0
|
1.620
|
2.379
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bekostiging
|
0
|
432
|
432
|
432
|
432
|
432
|
432
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Inkomensoverdrachten
|
87.285
|
91.627
|
28.000
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Mantelzorgcompliment
|
87.285
|
91.627
|
28.000
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
59.431
|
64.145
|
66.271
|
65.184
|
64.482
|
64.480
|
64.480
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Bovenregionaal gehandicaptenvervoer
|
55.458
|
60.510
|
60.513
|
60.513
|
60.511
|
60.509
|
60.509
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Garanties
|
12.720
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
3.109
|
3.009
|
2.009
|
9
|
9
|
9
|
9
|
SVB: uitvoering Regeling maatschappelijke ondersteuning
|
3.109
|
3.009
|
2.009
|
9
|
9
|
9
|
9
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan andere
begrotingshoofdstukken
|
0
|
3.010
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Zorgdragen voor langdurige zorg
tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten
|
3.867.636
|
4.384.768
|
3.453.298
|
3.605.222
|
3.805.477
|
4.012.828
|
4.233.229
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
182.392
|
236.948
|
189.802
|
143.699
|
154.539
|
152.962
|
152.963
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Centrum Indicatiestelling Zorg
|
104.461
|
121.745
|
87.272
|
69.207
|
80.707
|
79.307
|
79.307
|
Trekkingsrechten pgb
|
0
|
10.421
|
2.500
|
2.500
|
2.500
|
2.500
|
2.500
|
Vilans
|
5.253
|
5.234
|
5.186
|
4.686
|
4.686
|
4.686
|
4.686
|
Centrum Consultatie en Expertise (CCE)
|
11.110
|
10.604
|
10.522
|
10.522
|
10.522
|
10.522
|
10.522
|
Programma «InVoorZorg!»
|
19.414
|
20.563
|
17.539
|
13.200
|
13.200
|
13.200
|
13.200
|
Joodse en Indische instellingen
|
0
|
0
|
2.600
|
2.600
|
2.600
|
2.600
|
2.600
|
Subsidieregeling Vrijwillige Palliatieve Zorg
|
19.589
|
15.510
|
15.510
|
15.510
|
15.510
|
15.510
|
15.510
|
Subsidies Netwerken Palliatieve Zorg
|
0
|
3.434
|
3.440
|
3.440
|
3.440
|
3.440
|
3.440
|
Nationaal Programma Palliatieve Zorg
|
0
|
600
|
6.600
|
7.700
|
8.500
|
8.500
|
8.500
|
Kwaliteitsverbetering Palliatieve Zorg
|
1.470
|
2.036
|
1.690
|
1.690
|
1.690
|
1.690
|
1.690
|
Transitie Hlz
|
0
|
8.864
|
8.000
|
7.100
|
4.300
|
4.300
|
4.300
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bekostiging
|
3.679.200
|
4.136.300
|
3.250.000
|
3.444.900
|
3.632.500
|
3.840.300
|
4.060.000
|
Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)
|
3.679.200
|
4.136.300
|
3.250.000
|
3.444.900
|
3.632.500
|
3.840.300
|
4.060.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
3.832
|
9.273
|
10.741
|
14.603
|
16.418
|
17.546
|
18.246
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Informatievoorziening zorg en ondersteuning (IZO)
|
2.725
|
2.439
|
3.558
|
3.558
|
0
|
0
|
0
|
Transitie Hlz
|
0
|
2.605
|
2.200
|
1.300
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
2.212
|
2.227
|
2.735
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
0
|
20
|
20
|
2.020
|
2.020
|
2.020
|
2.020
|
ZiNL: AWBZ-brede zorgregistratie
|
0
|
20
|
20
|
2.020
|
2.020
|
2.020
|
2.020
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ontvangsten
|
7.723
|
3.441
|
3.441
|
3.441
|
3.441
|
3.441
|
3.441
|
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de
Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Budgetflexibiliteit
Subsidies
Van het
beschikbare budget van circa € 218 miljoen is 98% juridisch verplicht. Dit
betreft zowel instellingsubsidies die jaarlijks worden verleend als
projectsubsidies die meerjarig kunnen zijn.
Bekostiging
Van het
beschikbare budget van circa € 3,7 miljard is 100% juridisch verplicht. Het
betreft voornamelijk de bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK).
Opdrachten
Van het
beschikbare budget van circa € 77 miljoen is 80% reeds juridisch verplicht.
Het betreft met name bovenregionaal gehandicaptenvervoer ad € 60,5
miljoen.
Inkomensoverdrachten
Van het beschikbare budget ad € 28 miljoen is 100% reeds juridisch
verplicht. Het betreft betalingen van mantelzorgcomplimenten over voorgaande
jaren.
5. Toelichting op de financiële instrumenten
Stimuleren participatie en
zelfredzaamheid van mensen met beperkingen
Kengetal: De participatie van mensen met een
lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (≥
65 jaar) en de algemene bevolking in 2012 (percentages)

Bron: Participatiemonitor 2013, NIVEL
Bovenstaand kengetal is afkomstig uit de
Participatiemonitor 2013 van het NIVEL. Het belangrijkste doel van de
Participatiemonitor is het beschrijven van ontwikkelingen in de wijze en mate
van maatschappelijke participatie van mensen met een lichamelijke of
verstandelijke beperking, ouderen (65+) en de algemene bevolking in Nederland.
Daarnaast is de monitor ook bedoeld om beter zicht te krijgen op factoren die
de participatie kunnen bevorderen dan wel belemmeren en op het verband tussen
participatie en kwaliteit van leven. De Participatiemonitor wordt om de twee
jaar uitgebracht en dat betekent dat in 2015 de rapportage Participatiemonitor
2015 zal worden uitgebracht met gegevens tot en met 2014.
Subsidies
Movisie
Het
kennisinstituut Movisie ontvangt in 2015 circa € 8,1 miljoen subsidie voor
de ondersteuning van gemeenten en instellingen voor een adequate uitvoering
van
de Wmo en aanpalende terreinen door middel van het verzamelen, verrijken,
valideren en verspreiden van kennis.
Mezzo
De vereniging
Mezzo ontvangt subsidie voor het versterken van de kwaliteit van de
mantelzorgondersteuning (circa € 3,2 miljoen).
Siriz
Voor een impuls
voor de hulp aan onbedoeld zwangeren en tienermoeders ontvangt Siriz in totaal
een subsidie van € 1,5 miljoen. Uitgangspunt hierbij is dat hun expertise op
dit gebied wordt behouden en verder kan worden uitgedragen. Deze impuls is een
gevolg van het amendement Van der Staaij c.s. (TK 33 750-XVI, nr. 17).
Transitie en transformatie
De middelen (circa € 3,9 miljoen) worden ingezet voor de ondersteuning
van gemeenten, aanbieders, verzekeraars en cliënten- en patiëntenorganisaties
(o.a. NPCF € 2,3 miljoen) bij de voorbereidingen op de hervorming van de
langdurige zorg. Inclusief de Wmo-werkplaatsen en opdrachten wordt circa
€ 7,5 miljoen ingezet voor de ondersteuning van de bovengenoemde partijen
bij de transitie.
Wmo-werkplaatsen
In
totaal wordt er in 2015 € 2,6 miljoen gesubsidieerd voor de
Wmo-werkplaatsen. Dit zijn regionale samenwerkingsverbanden van hogescholen
en
lectoraten, gemeenten en zorg- en welzijnsinstellingen, gericht op
praktijkonderzoek en deskundigheidsbevordering op het terrein van
maatschappelijke ondersteuning. In 2014 is het aantal werkplaatsen uitgebreid
van zeven naar dertien, waardoor een landelijk dekkend netwerk is ontstaan.
Er
doen nu ongeveer 90 gemeenten en drie provincies mee alsmede 250 uitvoerende
organisaties, waaronder zorg- en welzijnsinstellingen, woningcorporaties en
cliënten- en vrijwilligersorganisaties. In totaal worden enkele duizenden
(aankomende) beroepsbeoefenaren en ambtenaren getraind en bijgeschoold in de
kennis die ze nodig hebben voor een goede uitvoering van de Wmo 2015.
Vilans (In voor
mantelzorg)
Met een subsidie aan Vilans voor de uitvoering van
het programma In voor mantelzorg wordt ingezet op een beter samenspel tussen
formele en informele zorg (€ 2,4 miljoen).
Inkomensoverdrachten en bijdragen
aan ZBO’s/RWT’s
Mantelzorgcompliment en SVB:
uitvoering Regeling maatschappelijke ondersteuning
De regeling
mantelzorgcompliment wordt per 2015 stopgezet. Het bedrag in 2015 (circa
€ 28 miljoen) is bestemd voor betalingen van mantelzorgcomplimenten over
voorgaande jaren. Daarnaast is circa € 2 miljoen bestemd voor
uitvoeringskosten van de SVB in 2015.
Onderstaande figuur geeft het
aantal door de Sociale Verzekeringsbank verstrekte mantelzorgcomplimenten per
boekjaar weer.
Mantelzorgcomplimenten

Bron: Sociale Verzekeringsbank.
Opdrachten
Bovenregionaal gehandicaptenvervoer
(BRV)
Mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen gebruik maken
van het bovenregionaal sociaal-recreatief vervoer (ook bekend als Valys) per
(deel)taxi (circa € 60,5 miljoen in 2015).
In 2013 was de
klanttevredenheid over het BRV onverminderd hoog en stabiel. Over het geheel
genomen waarderen pashouders het reizen met het BRV met een 8,5, zie
onderstaand kengetal.
Valys indexcijfers

Bron & toelichting
Bron:
Tevredenheidsonderzoek Valys, november 2013, Jes marketing en onderzoek.
pkb = persoonlijk kilometer budget
Het BRV is vraagafhankelijk
vervoer, dit betekent dat factoren zoals de toegankelijkheid van het
lokale openbaar vervoer, het weer of de gezondheid van de pashouders
invloed kunnen hebben
op het aantal verreden kilometers.
Zorgdragen voor goede en toegankelijke
langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten
Subsidies
Centrum Indicatiestelling
Zorg
Het CIZ verzorgt de onafhankelijke en regelgebonden
indicatiestelling voor de Wlz. Per 2015 fungeert het CIZ als zelfstandig
bestuursorgaan (ZBO), zo is het streven. Het eerste jaar als ZBO staat in het
teken van afronding van de transitie als gevolg van de herziening langdurige
zorg en consolidatie van de nieuwe werkwijze. De transitie leidt in eerste
instantie tot extra (frictie)kosten. Op termijn zullen de kosten dalen door
beperking van de doelgroep van de Wlz. De precieze effecten hiervan op de
begroting in de komende jaren worden op dit moment in beeld gebracht.
Trekkingsrechten pgb
Voor de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wlz is vanaf 2015 sprake van
trekkingsrechten pgb. Met de VNG zullen afspraken worden gemaakt over de
dienstverlening van de SVB, de bijbehorende kosten en de bestuurlijke
verantwoordelijkheden.
Vilans
Vilans is het
kenniscentrum voor de langdurige zorg. Vilans werkt aan de beschikbaarheid van
een kennisinfrastructuur voor professionals in de langdurige zorg. Het doel
is
om op basis van kennis de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren (€ 5,2
miljoen).
Stichting Centrum Consultatie en
Expertise (CCE)
De stichting CCE ontvangt subsidie voor diverse
activiteiten rond het hanteerbaar maken van probleemsituaties bij cliënten in
de langdurige zorg die kampen met ernstige en aanhoudende gedragsproblemen.
Zo
mobiliseert het CCE in dit kader expertise en ondersteuning op maat via een
netwerk van circa 600 velddeskundigen (consultatiefunctie inclusief signalering
en feedback) en toetst het CCE aanvragen voor diverse toeslagen (toeslag
reguliere meerzorg, meerzorg pgb-ZZP en extramurale interventies KDC’s). CCE
ontvangt hiervoor een subsidie (€ 10,5 miljoen).
Programma «InVoorZorg!»
Zorgaanbieders, cliëntenorganisaties, gemeenten en zorgverzekeraars, en
zorgkantoren komen als gevolg van de hervorming van de langdurige zorg in
andere verhoudingen tot elkaar te staan. Zij staan voor een veranderende opgave
en zullen op een andere manier met elkaar gaan samenwerken hetgeen van hen een
belangrijke aanpassing (transitie) vraagt. Om deze reden is het programma
«InVoorZorg!» zo aangepast dat het ook samenwerkingsverbanden van genoemde
partijen kan ondersteunen bij de transitie. Het programma «InVoorZorg!» helpt
zorgorganisaties hun werkprocessen in te richten met het oog op deze toekomst
(€ 17,5
miljoen).
Joodse en Indische
instellingen
In de langdurige zorg en de curatieve geestelijke
gezondheidszorg ontving een aantal Joodse en Indische instellingen, in
aanvulling op de reguliere bekostiging, budgettoeslagen. Deze toeslagen
ontvingen zij in verband met de specifieke problematiek van de eerste generatie
Joodse en Indische oorlogsgetroffenen van de Tweede Wereldoorlog. Vanwege de
veranderingen in de bekostiging in de Zvw en AWBZ kunnen deze budgettoeslagen
vanaf 1 januari 2015 niet op de huidige wijze worden voortgezet. Gezien de
«bijzondere solidariteit» met deze doelgroepen is besloten de budgettoeslagen
niet te beëindigen, maar om te zetten in subsidies.
Palliatieve zorg
De
rijksoverheid verstrekt vanuit de subsidieregeling Vrijwillige Palliatieve Zorg
instellingssubsidies aan organisaties voor vrijwillige palliatieve zorg
(€ 15,5 miljoen). Het gaat hierbij om een exploitatiecomponent en, voor wat
betreft palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis en in een high-care
hospice, tevens om een huisvestingscomponent.
Daarnaast is vanuit de
subsidies netwerken palliatieve zorg een bijdrage mogelijk voor de coördinatie
van de netwerken palliatieve zorg (€ 3,4 miljoen).
In 2015 gaat het Nationaal Programma Palliatieve
Zorg van start. Daarvoor is jaarlijks € 8,5 miljoen beschikbaar. Het lopende
Verbeterprogramma Palliatieve Zorg, waarvoor in 2015 reeds € 1,9 miljoen op
artikel 4 is gereserveerd (programma ZonMw), wordt daarin opgenomen.
Tenslotte wordt via ondersteuning van de instellingen Agora en Vrijwillige
Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ) gezorgd dat de verbinding met het veld
aanwezig blijft om de kwaliteitsverbeteringsprojecten door te voeren (€ 1,7
miljoen).
Subsidies en
opdrachten
Transitie Hlz
De
middelen zijn bestemd voor transitiekosten in verband met de hervorming van
de
langdurige zorg. De middelen worden ingezet voor ondersteuning van de
regio’s, het aanstellen van ambassadeurs (vliegende brigade), monitoring,
communicatie en onderzoek (€ 8 miljoen). In totaal is hiervoor (inclusief
opdrachten Transitie Hlz) € 10,2 miljoen beschikbaar in 2015.
Bekostiging
Bijdrage in kosten van kortingen
(BIKK)
De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld om de
lagere premieopbrengst van de AWBZ als gevolg van de grondslagverkleining van
de AWBZ bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 te compenseren
(circa € 3,3 miljard). Bij inwerkingtreding van de Wlz in 2015 zal de BIKK
onderdeel zijn van de Wlz.
Opdrachten
Informatievoorziening zorg en
ondersteuning (IZO)
Op het terrein van de informatievoorziening
wordt een aantal projecten uitgevoerd in samenwerking met onder andere de VNG,
Zorgverzekeraars Nederland en uitvoeringsorganisaties. Doel is onder meer het
bevorderen van de standaardisering van gegevensuitwisseling Wmo 2015 en Wlz,
vereenvoudiging en modernisering van de Wlz-brede zorgregistratie en beheer
en
verdere optimalisatie van de webvoorziening Regelhulp (circa € 3,6
miljoen).
Bijdrage aan
ZBO’s/RWT’s
ZiNL: AWBZ-brede
zorgregistratie
De AWBZ-brede zorgregistratie (AZR) is een
uniforme systematiek waarmee indicatieorganen, zorgkantoren en zorgaanbieders
elektronisch informatie over cliënten kunnen uitwisselen. Het Zorginstituut
draagt zorg voor de specificaties van de AZR, de standaarden en de
bedrijfsregels en begeleidt de implementatie van de AZR en ontvangt daarvoor
een bijdrage van VWS. De bijdrage 2015 is reeds overgeboekt naar het
Zorginstituut.
Artikel 4 Zorgbreed beleid
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het scheppen van randvoorwaarden om
het zorgstelsel te laten werken zodat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de
betaalbaarheid van de zorg voor de burger is gewaarborgd.
2. Rol en verantwoordelijkheid Minister
De Minister bevordert de werking van het stelsel door
partijen in staat te stellen hun rol te spelen en door belemmeringen weg te
nemen die een goede werking van het stelsel in de weg staan. Daar waar publieke
belangen in het geding zijn die niet voldoende door (partijen in) het stelsel
behartigd kunnen worden, bevordert de Minister dat deze belangen worden
behartigd.
Stimuleren:
-
– Subsidieregeling voor organisaties van
patiënten en gehandicapten, zodat deze mensen kunnen helpen hun rol in het
stelsel te spelen.
-
– Stimuleren van de juiste kwaliteit van
zorgopleidingen en een logische opleidingsmatrix met de juiste samenhang tussen
opleidingen.
-
– Bevorderen van een logische
beroepenstructuur, gebaseerd op competenties nodig voor de invulling van de
huidige en toekomstige zorgvraag en gericht op samenwerking.
-
– Stimuleren van beschikbaarheid van
voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel.
-
– Bevorderen van kwaliteit van
individuele zorgverlening.
-
– Creëren van randvoorwaarden om
innoverend vermogen van de gezondheidszorg te waarborgen.
-
– Stimuleren van gezondheidsonderzoek en
het gebruik van ontwikkelde kennis (o.a. ZonMw).
-
– Vervullen van een coördinerende rol
op het terrein van de bestrijding van zorgfraude en onrechtmatige declaraties.
Er wordt ingezet op het realiseren van de totstandkoming, implementatie en
monitoring van een ketenaanpak voor preventie, toezicht, opsporing en
vervolging op het gebied van fraude en oneigenlijk gebruik in de zorg.
-
– Verstrekken van subsidies aan vijf
jeugdstichtingen in Caribisch Nederland.
Financieren:
-
– Financieren van het Stagefonds.
-
– Bijdrage leveren aan regionaal
arbeidsmarktbeleid.
-
– Bijdrage leveren aan stimulering van
de kwaliteit van opleiden en invulling geven aan een adequate
beroepenstructuur.
-
– Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls
personeel ziekenhuiszorg.
-
– Subsidieregeling opleidingen publieke
gezondheidszorg.
-
– Financieren van de zorg in Caribisch
Nederland.
Regisseren:
-
– Zorgen voor adequate wet- en
regelgeving die de positie van de patiënt versterkt en privacy en beveiliging
zeker stelt.
-
– Bewaken van de totstandkoming en het
vasthouden van een toekomstgericht opleidingscontinuüm, met juiste kwaliteit
en gewenste instroom.
-
– Monitoren en sturen van de
totstandkoming en het vasthouden van een innovatieve, kwalitatieve
beroepenstructuur.
-
– Constant optimaliseren van de inhoud
en uitvoering van de Wet BIG.
-
– Zorgen voor prikkels gericht op
kwaliteitsverbetering, normen voor kwaliteit en transparantie.
-
– Opstellen van wetgeving waarin taken
van NZa, ZiNL en andere organisaties worden vastgelegd.
-
– Bevorderen dat het aanbod van zorg in
Caribisch Nederland wordt verbeterd tot een voor Europees Nederland
aanvaardbaar niveau.
-
– Inzetten op de totstandkoming,
implementatie en monitoring van een ketenaanpak voor preventie, toezicht,
opsporing en vervolging op het gebied van fraude, oneigenlijk gebruik en
onrechtmatig declareren in de zorg. Voorbeelden van activiteiten zijn het
met
alle betrokkenen uitvoeren van fraudetoetsen op nieuwe wet- en regelgeving
en
ingrijpende wijzigingen in bekostigingssystemen, het vergroten van kennis
over
(preventie van) fraude en het verkennen en optimaliseren van de
opsporingsfunctie voor de zorg.
-
– Het bieden van goede
jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, seksuele educatie, gezinsvoogdij
en het aanpakken van kindermishandeling via de directie Jeugd en Gezinsvoogdij
Caribisch Nederland .
3. Beleidswijzigingen
Positie cliënt
De
regering wil met het wetsvoorstel kwaliteit, klachten en geschillen zorg
(Wkkgz) verbeteringen doorvoeren in de regeling van kwaliteit van zorg en in
de
regeling van behandeling van klachten en geschillen. De Wkkgz (TK
32 402) ligt nu ter behandeling in de Eerste Kamer. Ter voorbereiding
daarvan worden samen met patiëntenorganisaties en aanbieders goede voorbeelden
onderzocht en ontwikkeld van moderne vormen van interne klachtafhandeling tot
onafhankelijke geschilbeslechting.
Kwaliteit, transparantie en
kennisontwikkeling
Het Landelijk Register Zorgaanbieders (LRZa)
is een voorziening die, op basis van bestaande bronnen zoals het
Handelsregister, het BIG-register en het AGB-register een zo compleet mogelijk
beeld verstrekt van de zorgaanbieders en -verleners in Nederland. Aan het LRZa
wordt kwaliteitsinformatie gekoppeld. Via het consumentenportaal van het
Zorginstituut Nederland (ZiNL) worden de gegevens transparant gemaakt voor de
cliënt. In 2015 zal het register verder worden ontwikkeld om de compleetheid
en juistheid van de informatie te vergroten en bredere toepassing in het
zorgdomein te onderzoeken.
Inrichten
uitvoeringsactiviteiten
Om de taken die door intermediaire
organisaties voor VWS worden uitgevoerd doelmatiger te organiseren worden
veranderingen in gang gezet. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) zal zich
ontwikkelen tot frontoffice voor overheidsdiensten
naar burgers. Vanuit het Zorginstituut Nederland zullen taken met betrekking
tot de uitvoering van de op burgers gerichte regelingen gefaseerd worden
overgenomen door het CAK. De publieke taken van DBC-Onderhoud worden
ondergebracht bij de NZa.
Opleidingen beroepenstructuur en
arbeidsmarkt
De zorgvraag verandert de komende jaren als gevolg
van demografische en technologische ontwikkelingen en politieke keuzes. Zowel
in de langdurige zorg en ondersteuning als in de curatieve zorg is een
omvangrijke transitie in gang gezet. Er moet in 2015 intensief aan de
implementatie gewerkt worden. De veranderingen stellen andere eisen aan werken
in de zorg. Dit betreft zowel kennis als vaardigheiden. Om het zorgaanbod
daarbij te waarborgen, zal de capaciteit van het zorgaanbod zowel kwalitatief
als kwantitatief op niveau moeten liggen en aansluiten bij de behoeften van
de
burger. De primaire verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid in de
zorgsector ligt bij de zorginstellingen en sociale partners. De overheid heeft
hierin een ondersteunende rol. Vanuit het Zorginstituut Nederland wordt door
de
commissie «Innovatie zorgberoepen en opleidingen» gewerkt aan een
inventarisatie voor de toekomst. Welke professionals hebben we straks nodig
en
voldoen onze opleidingen daaraan? Deze inventarisatie wordt in 2015
opgeleverd.
Zorg, welzijn en jeugdzorg in
Caribisch Nederland
In september 2013 is de Commissie-Goedgedrag
ingesteld om voor de lange(re) termijn een plan op te stellen voor de zorg in
Caribisch Nederland. Opdracht voor de Commissie was om concreet te maken hoe,
binnen de budgettaire en de wettelijke kaders, de opbouw van de
zorginfrastructuur de komende jaren verder vorm zou moeten krijgen. De
Commissie heeft in mei 2014 haar advies afgerond. Het advies van de
Commissie-Goedgedrag is volledig overgenomen. Op basis van de aanbevelingen
van
de Commissie-Goedgedrag wordt de verdere verbetering van het zorgaanbod ter
hand genomen. Dat houdt in dat conform het advies, in de periode 2014–2020,
de zorg in Caribisch Nederland wordt verbeterd tot een voor Europees Nederland
aanvaardbaar niveau. Het gaat hierbij om het realiseren van een goed
functionerend, duurzaam stelsel van zorg, dat voor alle rechthebbenden in
gelijke mate toegankelijk is. Bij het realiseren hiervan moet recht worden
gedaan aan zowel de culturele, geografische en andere verschillen tussen het
Europese en het Caribische deel van Nederland als de verschillen tussen de drie
eilanden. En dat binnen de budgettaire kaders. Hiertoe is het essentieel dat
de
in het advies voorgestelde efficiencymaatregelen, zoals het beter organiseren
van de medische uitzendingen, worden gerealiseerd. Ook zal bij het verder
invullen van de nog bestaande leemtes in de zorg prioriteiten moeten worden
gesteld in relatie tot de beschikbare middelen.
Voorts zal de hielprik
per 1 januari 2015 onderdeel uitmaken van het zorgaanbod in Caribisch
Nederland. De zorgverzekering Caribisch Nederland is conform aangepast.
4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Verplichtingen
|
578.564
|
741.157
|
757.515
|
756.026
|
753.706
|
753.279
|
761.900
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitgaven
|
815.589
|
735.149
|
779.740
|
756.026
|
753.706
|
753.279
|
761.900
|
Waarvan juridisch verplicht
(%)
|
|
|
97%
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Positie cliënt
|
33.238
|
26.400
|
25.790
|
24.701
|
25.001
|
25.000
|
25.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
28.142
|
22.766
|
20.355
|
20.449
|
20.841
|
20.840
|
20.840
|
Patiënten- en gehandicaptenorganisaties
|
27.814
|
22.343
|
19.927
|
20.177
|
20.841
|
20.840
|
20.840
|
Overig positie client
|
328
|
423
|
428
|
272
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
3.763
|
2.764
|
4.155
|
4.155
|
4.155
|
4.155
|
4.155
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Ondersteuning cliëntorganisaties
|
3.581
|
2.510
|
4.000
|
4.000
|
4.000
|
4.000
|
4.000
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
1.333
|
870
|
1.280
|
97
|
5
|
5
|
5
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
CIBG: Landelijk Meldpunt Zorg
|
0
|
500
|
1.000
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Opleidingen, beroepenstructuur en
arbeidsmarkt
|
354.735
|
295.728
|
369.118
|
379.672
|
383.494
|
389.744
|
392.255
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
334.307
|
286.596
|
359.914
|
367.466
|
371.223
|
377.473
|
379.482
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Kwaliteitsimpuls categorale en algemene ziekenhuizen
|
0
|
47.622
|
134.588
|
139.588
|
145.000
|
151.000
|
0
|
Stageplaatsen zorg / Stagefonds
|
105.926
|
110.409
|
110.409
|
110.409
|
110.409
|
110.409
|
110.410
|
Publieke Gezondheidszorgopleidingen
|
15.093
|
18.318
|
20.603
|
20.602
|
20.602
|
20.601
|
20.601
|
Vaccinatie stageplaatsen zorg
|
3.789
|
3.850
|
3.850
|
3.850
|
3.850
|
3.850
|
3.850
|
Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician
assistant
|
21.744
|
21.240
|
37.010
|
39.635
|
39.632
|
39.630
|
39.630
|
Opleiding tot ziekenhuisarts
|
1.606
|
5.842
|
628
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Capaciteitsorgaan
|
1.664
|
1.625
|
1.599
|
1.599
|
1.599
|
1.599
|
1.599
|
Regionaal arbeidsmarktbeleid
|
7.500
|
7.500
|
7.500
|
7.500
|
650
|
0
|
0
|
Veilig werken in de zorg
|
2.575
|
3.196
|
3.196
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Individualisering opleidingsduur en «dedicated»
schakeljaar
|
0
|
2.600
|
3.700
|
3.700
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
2.379
|
535
|
609
|
2.602
|
2.668
|
2.668
|
3.170
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
16.963
|
7.929
|
7.930
|
7.930
|
7.929
|
7.929
|
7.929
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register,
SBV-Z
|
16.001
|
7.800
|
6.500
|
5.300
|
5.300
|
5.300
|
5.300
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
1.086
|
668
|
665
|
1.674
|
1.674
|
1.674
|
1.674
|
ZiNL: sectie Zorgberoepen en opleidingen
|
0
|
668
|
665
|
1.674
|
1.674
|
1.674
|
1.674
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Kwaliteit, transparantie en
kennisontwikkeling
|
119.318
|
112.815
|
108.239
|
101.430
|
94.805
|
86.250
|
89.551
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
5.293
|
5.231
|
5.014
|
4.713
|
4.663
|
4.662
|
4.663
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Nivel
|
5.093
|
5.231
|
5.014
|
4.713
|
4.663
|
4.662
|
4.663
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
48
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
2.123
|
2.273
|
2.240
|
2.258
|
2.508
|
2.508
|
2.508
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
CIBG: JMV
|
708
|
757
|
800
|
800
|
800
|
800
|
800
|
RIVM: Zorgbalans
|
623
|
650
|
650
|
650
|
650
|
650
|
650
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
111.854
|
105.311
|
100.985
|
94.459
|
87.634
|
79.080
|
82.380
|
ZonMw: programmering
|
105.673
|
105.311
|
100.985
|
94.459
|
87.634
|
79.080
|
82.380
|
ZonMw: exploitatie
|
6.181
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. Inrichten
uitvoeringsactiviteiten
|
215.717
|
219.478
|
185.486
|
156.419
|
156.113
|
154.955
|
154.655
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
256
|
257
|
51
|
26
|
1
|
1
|
1
|
Uitvoering Wtcg
|
256
|
257
|
51
|
26
|
1
|
1
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
|
212.894
|
215.042
|
182.807
|
156.191
|
155.985
|
154.827
|
154.527
|
CAK
|
98.319
|
97.712
|
82.076
|
69.317
|
69.115
|
68.660
|
68.660
|
NZa
|
46.844
|
47.759
|
46.541
|
36.191
|
36.191
|
36.191
|
36.191
|
Zorginstituut Nederland
|
64.004
|
66.142
|
50.767
|
47.265
|
47.265
|
46.565
|
46.265
|
CBZ
|
1.204
|
899
|
906
|
906
|
907
|
909
|
909
|
CSZ
|
2.523
|
2.530
|
2.517
|
2.512
|
2.507
|
2.502
|
2.502
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
2.568
|
4.179
|
2.628
|
202
|
127
|
127
|
127
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
TNO centrum Zorg en Bouw
|
2.398
|
2.370
|
2.370
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Uitvoering Wtcg
|
170
|
489
|
152
|
102
|
27
|
27
|
27
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op
Caribisch Nederland
|
92.580
|
79.316
|
87.007
|
89.704
|
92.693
|
95.730
|
98.839
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bekostiging
|
92.580
|
79.316
|
87.007
|
89.704
|
92.693
|
95.730
|
98.839
|
Zorg en welzijn
|
88.033
|
77.974
|
85.632
|
88.561
|
91.550
|
94.588
|
97.697
|
Jeugdzorg
|
4.547
|
1.342
|
1.375
|
1.143
|
1.143
|
1.142
|
1.142
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6. Voorkomen oneigenlijk gebruik en
aanpak fraude
|
0
|
1.412
|
4.100
|
4.100
|
1.600
|
1.600
|
1.600
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
0
|
182
|
2.500
|
2.500
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
0
|
1.230
|
1.600
|
1.600
|
1.600
|
1.600
|
1.600
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ontvangsten
|
20.251
|
4.858
|
4.858
|
4.858
|
4.858
|
4.858
|
4.858
|
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de
Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Budgetflexibiliteit
Subsidies
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 387,8 miljoen is 98% juridisch verplicht. Het
betreft de subsidies aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties, subsidies
opleidingen, beroepen en arbeidsmarktbeleid en een subsidie aan Nivel. Het niet
juridisch verplichte deel is vooral bestemd voor de aanpassing van de
opleidingscurricula, opdat de met de veldpartijen afgesproken besparing door
het verkorten van de opleidingsduur gerealiseerd kan worden.
Bekostiging
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 87 miljoen is 98% juridisch verplicht. Het
betreft de bekostiging van de zorg, welzijn en jeugdzorg van Caribisch
Nederland.
Opdrachten
Van het
beschikbare budget 2015 ad € 9 miljoen is 82% juridisch verplicht. Het
betreft onder andere een opdracht aan PGO-support en een overeenkomst met TNO
Centrum Zorg en Bouw.
Bijdragen aan
agentschappen
Van het beschikbare budget 2015 ad € 11,5
miljoen is 97% juridisch verplicht. Het betreft onder andere bijdragen aan het
CIBG ten behoeve van werkzaamheden in verband met het beheer van een aantal
registers en het Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ).
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
Van het beschikbare budget 2015 ad € 284,5
miljoen is 98% juridisch verplicht. Het betreft de bijdragen aan het
Zorginstituut Nederland, NZa, CAK, CBZ, CSZ en ZonMw
5. Instrumenten
Positie cliënt
Subsidies
Patiënten- en
gehandicaptenorganisaties
Er worden subsidies verstrekt aan
patiënten- en gehandicaptenorganisaties, zodat kennis en ervaringen van
cliënten zelf optimaal benut worden voor goede zorg en ondersteuning
(€ 19,9 miljoen in 2015). Doel is het op collectief niveau inbrengen van
cliëntenervaringen en het cliëntperspectief voor beter beleid, zorg en
ondersteuning. Daarnaast kunnen patiënten en gehandicapten hun
ervaringsdeskundigheid uitwisselen, zodat zij hun eigen leven met ziekte of
beperking zo goed mogelijk kunnen inrichten en de zorg ontvangen die het beste
bij hun behoeften past.
Opdrachten
Ondersteuning
cliëntenorganisaties
De overeenkomst met PGO-support, een
onafhankelijke netwerkorganisatie die versterking en ondersteuning biedt aan
patiënten- en gehandicaptenorganisaties, voor de ondersteuning van de
cliëntenorganisaties bij het opstellen van subsidieaanvragen en het inbrengen
van het cliëntenperspectief is verlengd voor de periode tot en met 2016
(€ 4 miljoen in 2015).
Bijdrage aan
agentschappen
CIBG: Landelijk Meldpunt Zorg
(LMZ)
Er wordt een bijdrage (€ 1 miljoen) verleend voor het
Landelijk Meldpunt Zorg dat vooralsnog is ondergebracht bij het CIBG. Bij dit
meldpunt kunnen burgers terecht voor advies en begeleiding en het zal ook
toezicht houden de klachtenafhandeling door zorgaanbieders.
Opleidingen, Beroepenstructuur en
Arbeidsmarkt
Subsidies
Kwaliteitsimpuls categorale en
algemene ziekenhuizen
Om algemene en categorale ziekenhuizen te
stimuleren zo veel mogelijk de huidige medewerkers de mogelijkheid te bieden
om
op een hoger professioneel niveau te functioneren, kunnen zij vanaf 2014
hiervoor subsidie aanvragen. In 2015 is daar € 134,5 miljoen voor
beschikbaar, oplopend tot € 151 miljoen in 2018.
Stageplaatsen
zorg/Stagefonds
Om de instroom van voldoende gekwalificeerd
personeel te waarborgen is de zorg voor opleidingen van belang. Het Stagefonds
is één van de instrumenten die VWS inzet om de kwaliteit en toegankelijkheid
van zorgopleidingen te verbeteren. In 2015 en verder wordt het Stagefonds
voortgezet met een budget van € 110,4 miljoen (TK 29 282, nr. 128).
Publieke
Gezondheidszorgopleidingen
Per 1 oktober 2012 is de
Subsidieregeling opleidingen publieke gezondheidszorg 2013–2017 in werking
getreden. Op grond van deze regeling kan een instellingssubsidie worden
verstrekt aan opleidingsinrichtingen die een opleiding tot arts maatschappij
en
gezondheid voor de profielen infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg,
medische milieukunde of tuberculosebestrijding verzorgen. In 2015 is hiervoor
€ 20,6 miljoen beschikbaar.
Vaccinatie stageplaatsen
zorg
De subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg (circa
€ 3,9 miljoen in 2015) draagt eraan bij dat stagiairs voorafgaand aan hun
stage gevaccineerd zijn tegen hepatitis B. Dit voorkomt studie-uitval of
-vertraging.
Opleiding tot verpleegkundig
specialist/physician assistant
Om te kunnen voldoen aan de
toenemende vraag naar zorg moeten we alle zorgverleners inzetten daar waar ze
het beste tot hun recht komen. Nieuwe beroepsbeoefenaren – verpleegkundig
specialisten en physician assistants – zijn speciaal opgeleid om eenvoudige
en routinematige taken van de huisarts of de specialist over te nemen. Er komen
meer opleidingsplaatsen voor nieuwe beroepen. De bijdrage 2015 bedraagt € 37
miljoen.
Opleiding ziekenhuisarts
De ziekenhuisartsen zijn meer generalistisch opgeleide artsen (met een
profielregistratie) die in de intramurale basiszorg de minder complexe taken
van de medisch specialist kunnen overnemen. De nieuwe medische functie van
«ziekenhuisarts» wordt via een subsidie aan de Stichting Opleiding Ziekenhuis
Geneeskunde in een viertal pilots geïmplementeerd. De bijdrage 2015 bedraagt
€ 0,6 miljoen.
Capaciteitsorgaan
Voor
het opstellen van ramingen voor de opleidingscapaciteit van onder andere de
medische en tandheelkundige vervolgopleidingen, evenals de ramingen voor
ggz-opleidingen, ontvangt het Capaciteitsorgaan jaarlijks een subsidie (in 2015
circa € 1,6 miljoen).
Regionaal
arbeidsmarktbeleid
Het arbeidsmarktbeleid in de zorg dient op
het lokale en regionale niveau gestalte te krijgen. Het is van belang dat
zorginstellingen hierin gezamenlijk optrekken om daarmee de arbeidsmarktpositie
van de zorg in de regio te versterken. Via Regioplus, de koepel van regionale
werkverbanden in zorg en welzijn, wordt in 2015 een subsidie van € 7,5
miljoen beschikbaar gesteld. Met deze subsidie wordt in elke regio gewerkt aan
een vijftal programmalijnen, te weten strategisch arbeidsmarktbeleid, werven
met beleid, duurzame inzetbaarheid, kwalificeren voor zorg en welzijn en @nders
werken.
Veilig werken in de zorg
Om instellingen te stimuleren beter beleid te voeren tegen de verschillende
vormen van agressie worden tot en met 2015 via een subsidie middelen
beschikbaar gesteld aan het Centrum voor Arbeidsverhoudingen
Overheidspersoneel, Ambulancezorg Nederland en de Stichting Sociaal Fonds voor
de Huisartsenzorg (in 2015 € 3,2 miljoen).
Individualisering opleidingsduur en
«dedicated» schakeljaar
Aan de Orde van Medisch Specialisten
en aan de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra worden tot
en
met 2016 subsidies verstrekt om te komen tot het sneller doorlopen van de
opleiding tot medisch specialist. Dit is onderdeel van de afspraken die in het
najaar van 2013 met de veldpartijen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding
van medisch specialisten zijn gemaakt over bezuinigingen op de opleiding tot
medisch specialist. Er is maximaal € 10 miljoen beschikbaar, waarvan
€ 2,6 miljoen in 2014, € 3,7 miljoen in 2015 en € 3,7 miljoen in
2016.
Bijdragen aan
agentschappen
CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register,
BIG-register en SBV-Z
Buitenlands gediplomeerden die in de
Nederlandse gezondheidszorg willen werken moeten – voor zover zij niet vallen
onder de automatische erkenning van diploma’s op grond van de Europese
regelgeving – een aanvraag indienen voor een verklaring van vakbekwaamheid of
voor een erkenning van de opleidingstitel(s) of de beroepskwalificatie. De
Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg (SBV-Z) van het CIBG is een
betrouwbare bron voor het leveren van burgerservicenummers (BSN’s) aan de
zorgsector. Het CIBG ontvangt hiervoor een bijdrage van VWS. De bijdrage 2015
voor bovengenoemde werkzaamheden bedraagt € 6,5 miljoen.
Kwaliteit, transparantie en
kennisontwikkeling
Subsidie
Nivel
Voor onderzoek
naar de effectiviteit en de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland en
de
(relatie tussen) de verschillende partijen in de zorg wordt subsidie verleend
(€ 5 miljoen in 2015) aan het Nederlands Instituut voor onderzoek van de
gezondheidszorg (Nivel). Het Nivel ontwikkelt en beheert hiertoe databases,
panels en monitors.
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
ZonMw: programmering
ZonMw
is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze projecten en
onderzoek op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren. ZonMw
bewaakt daarbij de kwaliteit, relevantie en samenhang. In onderstaande tabel
zijn de activiteiten uitgesplitst naar de verschillende beleidsterreinen waarop
de programma’s bij ZonMw betrekking hebben.
Op de overige artikelen
staan ook begrotingsposten op het gebied van Kennisontwikkeling en innovatie,
bijvoorbeeld RIVM (artikel 1), Nivel (artikel 2), Vilans (artikel 3) en Movisie
(artikel 3).
Overzichtstabel geraamde programma-uitgaven ZonMw
2015–2019
(Bedragen x € 1.000)
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Totaal ZonMw
|
100.985
|
94.459
|
87.634
|
79.080
|
82.380
|
Artikel 1 Volksgezondheid: onder andere Preventieprogramma,
Stamcelonderzoek en Infectieziektebestrijding
|
26.815
|
27.156
|
29.614
|
22.142
|
21.924
|
Artikel 2 Curatieve zorg: onder andere
Doelmatigheidsprogramma en «Goed Gebruik Geneesmiddelen»
|
43.003
|
40.198
|
38.405
|
33.380
|
37.055
|
Artikel 3 Langdurige ondersteuning en zorg: onder andere
«Ambient Assisted Living» Nationaal Programma ouderen en Deltaplan
Dementie
|
17.775
|
16.046
|
10.939
|
11.338
|
10.629
|
Artikel 5 Jeugd: onder andere «Effectief Werken in de
Jeugdsector» en richtlijnen Jeugdgezondheidszorg
|
7.778
|
7.803
|
7.529
|
9.783
|
10.276
|
Artikel 6 Sport en bewegen: onder andere onderzoeksprogramma
Sport en Sportimpuls
|
5.613
|
3.256
|
1.147
|
2.437
|
2.497
|
Inrichten
uitvoeringsactiviteiten
Bijdragen aan
ZBO’s/RWT’s
CAK
Het Centraal
Administratie Kantoor (CAK) voert wettelijke taken uit, te weten: de centrale
betaling aan 3.500 instellingen voor langdurige zorg (namens de
zorgverzekeraars), het innen van de eigen bijdrage voor Zorg met Verblijf
(intramurale zorg) en de Zorg zonder Verblijf (extramurale zorg), het
vaststellen, opleggen en innen van de eigen bijdrage Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo), het innen van de eigen bijdrage jeugdzorg per 1 januari
2015, het uitkeren van de compensatie van het eigen risico Zorgverzekeringswet
en het uitvoeren van de maatregelen rond de tegemoetkoming de Wet
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Deze taken zijn aan
veranderingen onderhevig. Zo zal het innen van de extramurale eigen bijdrage
(Zzv) vervallen bij invoering van de Wlz en zijn de Wtcg en Compensatie eigen
risico (CER) afgeschaft. Het CAK maakt geen beschikkingen meer voor deze
regelingen, maar betaalt nog wel de CER-uitkering of Wtcg-tegemoetkoming uit
aan personen die al een beschikking hadden ontvangen. Daarnaast is het CAK per
2015 verantwoordelijk voor het uitgeven van de Schengen-verklaringen. Het
beschikbare budget in 2015 bedraagt circa € 82,1 miljoen.
NZa
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is belast met
het markttoezicht specifiek voor de zorgsector en moet het algemeen
consumentenbelang voorop stellen bij de uitoefening van haar taken. Die taken
zijn marktwerking in de zorg op gang brengen en bewaken, tarieven in de zorg
reguleren en toezien op de goede uitvoering van de Zvw en de AWBZ/Wlz. Er zijn
extra middelen beschikbaar gesteld in 2014 (€ 3,3 miljoen) en vanaf 2015
structureel (5,4 miljoen) om het toezicht op fraude te intensiveren in
samenwerking met de ketenpartners.
Daarnaast zijn er middelen voor de
(door)ontwikkeling en het beheer van de DBC-systematiek (€ 10,3 miljoen) die
beschikbaar gesteld worden vanuit artikel 2.
Het beschikbare budget in
2015 bedraagt circa € 46,5 miljoen.
Zorginstituut Nederland
Het Zorginstituut Nederland heeft tot taak:
-
– het uitvoeren van het pakketbeheer
Zvw en AWBZ/Wlz;
-
– het stimuleren van het verbeteren
van de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland en ervoor te zorgen dat
iedereen toegang heeft tot begrijpelijke en betrouwbare informatie over de
kwaliteit van geleverde zorg (het Kwaliteitsinstituut);
-
– het adviseren over de gewenste
ontwikkeling van beroepen en opleidingen in de gezondheidszorg (de
adviescommissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen);
-
– fondsbeheer van het
Zorgverzekeringsfonds, het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten en het Fonds
Langdurige Zorg, het uitvoeren van de financiering van verzekeraars uit de
fondsen (in het bijzonder de risicoverevening) en het bevorderen van de
rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ/Wlz;
-
– (tot overheveling van de taken naar
het CAK) het uitvoeren regelingen bijzondere groepen (verdragsgerechtigden,
wanbetalers, onverzekerden, gemoedsbezwaarden en illegalen en andere
onverzekerbare vreemdelingen), alsmede het vervullen van de functie Nationaal
contactpunt.
Het beschikbare budget bedraagt in 2015 circa
€ 50,8 miljoen.
CBZ
De bouwregimes
voor de curatieve en de langdurige zorg zijn per 1 januari 2008
respectievelijk 1 januari 2009 afgeschaft. Daarmee zijn de wettelijke taken
van het College Bouw Zorginstellingen (CBZ) komen te vervallen. Het CBZ zal
als
liquidatieorganisatie vooralsnog blijven bestaan. Het beschikbare budget in
2015 bedraagt circa € 0,9 miljoen.
CSZ
Het College
Sanering Zorginstellingen (CSZ) voert onder andere de meldings- en
goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit. Het
beschikbare budget in 2015 bedraagt circa € 2,5 miljoen.
Opdrachten
TNO Centrum Zorg en Bouw
Om de opgebouwde kennis beschikbaar te blijven houden, primair voor
zorgaanbieders (zeker in het kader van de volledige verantwoordelijkheid van
zorgaanbieders voor de bouw en de financiering daarvan) en ook voor de IGZ en
de NZa, is er met TNO Centrum Zorg en Bouw een overeenkomst gesloten (€ 2,4
miljoen in 2015).
Zorg, welzijn en jeugdzorg op
Caribisch Nederland
Bekostiging
Zorg en welzijn
Per
1 januari 2011 is er één zorgverzekering voor iedereen in Caribisch
Nederland. Dat wil zeggen dat iedereen die legaal op Bonaire, Sint Eustatius
en
Saba woont en/of werkt, ongeacht ziektebeeld en leeftijd is verzekerd voor
ziektekosten en zorgkosten die in het Europese deel van Nederland uit de Zvw,
inclusief een deel van de aanvullende verzekeringen, en AWBZ/Wlz worden
vergoed. De totale geraamde kosten die naar verwachting in 2015 gemoeid gaan
met zorg en welzijn op Caribisch Nederland betreffen circa € 87
miljoen.
Subsidies
Jeugdzorg
Voor 2015 is
€ 1,4 miljoen beschikbaar voor het subsidiëren van vijf jeugdstichtingen in
Caribisch Nederland. De stichtingen bieden opvang met intensieve begeleiding
aan voor jongeren met gedragsproblemen, opvoedingsondersteuning, naschoolse
opvang, jeugdgezondheidszorg en ambulante zorg.
Kengetallen (jeugd)zorg Caribisch Nederland
|
2011
|
2012
|
2013
|
1. Aantal medische uitzendingen
|
11.271
|
7.539
|
7.671
|
2. Aantal verzekerden
|
21.843
|
23.000
|
23.313
|
3. Kosten per capita zorg
|
2.610
|
3.600
|
3.800
|
4. Aantal cliënten in de jeugdzorg inclusief cliënten
Centra voor Jeugd en Gezin
|
–
|
304
|
356
|
Bron:
1 t/m 3. Zorgverzekeringskantoor
Caribisch Nederland.
4. Managementrapportage Jeugdzorg en
Gezinsvoogdij Caribisch Nederland, 1e kwartaal 2012 en Armoede in
Caribisch Nederland.
Over 2011 zijn geen betrouwbare gegevens
beschikbaar, omdat niet dezelfde definitie het uitgangspunt was.
Voorkomen oneigenlijk gebruik en
aanpak fraude
Met ingang van 15 mei 2014 is er een
programmadirectie opgericht die een coördinerende rol vervult op het terrein
van de bestrijding van zorgfraude. Er wordt ingezet op het realiseren van de
totstandkoming en monitoring van een ketenaanpak voor preventie, toezicht,
opsporing en vervolging op het gebied van fraude, oneigenlijk gebruik en
onrechtmatig declareren in de zorg. Voorbeelden van activiteiten zijn het met
alle betrokkenen uitvoeren van fraudetoetsen op nieuwe wet- en regelgeving en
ingrijpende wijzigingen in bekostigingssystemen, het vergroten van kennis over
(preventie van) fraude en het verkennen en optimaliseren van de
opsporingsfunctie voor de zorg. Naar verwachting wordt het programmaplan
fraudebestrijding 2014–2017 aan het eind van 2014 naar de Tweede Kamer
gestuurd.
Subsidies
VWS
continueert en intensiveert de inzet ten aanzien van fraudebestrijding de
komende drie jaar. Voor 2015 en 2016 zijn hiervoor middelen vrijgemaakt. De
doelstelling is dat meer focus wordt aangebracht om alle partijen afzonderlijk
en de keten als geheel beter te laten functioneren om onrechtmatig declareren
en fraude met zorgmiddelen te voorkomen en waar nodig aan te pakken.
Opdrachten
In de begroting 2014 is € 5 miljoen beschikbaar
gesteld voor 2014 en vanaf 2015 € 10 miljoen structureel voor de bestrijding
van zorgfraude. Deze extra middelen worden ingezet voor het verscherpen van
het
toezicht en de fraudebestrijding in de zorg. Vanaf 2015 wordt € 5,4 miljoen
van deze middelen ingezet voor extra toezicht bij de NZa. Deze middelen staan
verantwoord op artikelonderdeel Inrichten uitvoeringsactiviteiten van artikel
4
Zorgbreed beleid.
Voor de intensivering van de opsporing en
strafrechtelijke vervolging is € 4,6 miljoen beschikbaar. Hiervan is € 3
miljoen overgeboekt naar I-SZW voor de intensivering van de opsporing.
Artikel 5 Jeugd
1. Algemene beleidsdoelstelling
Kinderen in Nederland groeien
gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de
samenleving.
2. Rol en verantwoordelijkheid Minister
Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor
de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Als ouders of het ondersteunende
sociale netwerk hun rol niet kunnen vervullen, is er een taak weggelegd voor
de
overheid om jeugdigen met de juiste hulp (maatwerk) naar een zelfstandige
toekomst te leiden. Kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, moeten
passende hulp krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen.
Met de invoering van de Jeugdwet op 1 januari 2015 zijn gemeenten
bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de ondersteuning, hulp en zorg
van jeugdigen (jeugdhulp) die voorheen viel onder de Wet op de jeugdzorg, de
Zorgverzekeringswet (jeugd-geestelijke gezondheidszorg) en de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten (zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking).
De Minister is systeemverantwoordelijk voor het gedecentraliseerde stelsel van
jeugdhulp (jeugdstelsel). Daarnaast is de Minister verantwoordelijk voor het
wettelijk kader (Jeugdwet) en aanspreekbaar op de algemene publieke doelen als
toegankelijkheid, kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid van het
jeugdstelsel.
De Minister is verantwoordelijk voor:
Stimuleren:
-
– Faciliteren van de verschillende
actoren (gemeenten, jeugdhulpaanbieders, cliënten, jeugdprofessionals) opdat
ze hun verantwoordelijkheid (kunnen) nemen om de maatschappelijke doelen van
het jeugdstelsel te realiseren.
-
– Stimuleren dat de kwaliteit en
veiligheid in de jeugdhulp geborgd worden door verdere professionalisering
en
het stellen van kwaliteitseisen.
-
– Bevorderen van een effectieve aanpak
van kindermishandeling, onder andere door de uitvoering van het Actieplan
aanpak kindermishandeling 2012–2016 «Kinderen Veilig».
-
– Het stimuleren van gemeenten om
perspectief te bieden aan kwetsbare jongeren door verbetering van de samenhang
in beleid en uitvoering tussen zorg, school en werk.
-
– Een landelijke kennisinfrastructuur
voor beleidsontwikkeling, implementatie en zorgvernieuwing en hierbij gemeenten
en het veld van jeugdhulp de ruimte geven om de eigen aanpak verder te
ontwikkelen.
Financieren:
-
– Financieren van de gemeenten via het
Gemeentefonds (integratie-uitkering sociaal domein) i.v.m. hun
verantwoordelijkheid voor jeugdhulp op grond van de jeugdwet.
-
– Uitvoeren van de Regeling vergoeding
bijzondere transitiekosten Jeugdwet.
-
– Uitvoeren van de Subsidieregeling
schippersinternaten.
Regisseren:
-
– Het wettelijk kader (Jeugdwet) dat
regels bevat voor de inrichting van het systeem onder andere op het gebied
van
toegang, kwaliteit en beleidsinformatie.
-
– Bestuurlijk overleg met de relevante
actoren in het jeugdstelsel gericht op het realiseren van de maatschappelijke
doelen van het jeugdstelsel.
-
– De Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en de
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) zijn verantwoordelijk voor het
uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de aanbieders van jeugdhulp.
-
– Monitoren en evalueren van de werking
van het jeugdstelsel. De Jeugdwet verplicht tot een evaluatie na 3 jaar.
3. Beleidswijzigingen
Stelselwijziging
-
– De Jeugdwet treedt op 1 januari 2015
in werking. Door de decentralisatie van alle jeugdhulp, inclusief de uitvoering
van de jeugdbescherming en jeugdreclassering naar gemeenten en de ontschotting
van budgetten worden de prikkels vergroot voor preventie, inzet van eigen
kracht en sociaal netwerk en integrale hulp aan gezinnen (één gezin, één
plan, één regisseur).
-
– In 2015 staat de implementatie van de
Jeugdwet door gemeenten en jeugdhulpaanbieders centraal. Rijk en VNG
ondersteunen gemeenten en jeugdhulpaanbieders ook in 2015 bij de implementatie
en transformatie. De implementatie en transformatie worden gemonitord om
eventuele knelpunten tijdig in beeld te brengen en daarvoor in bestuurlijke
overleggen of met extra ondersteuning passende oplossingen te bieden.
-
– Met het oog op de continuïteit van
zorg en beperking frictiekosten zet de in april 2014 gestarte
Transitieautoriteit Jeugd (TAJ) haar bemiddelende en adviserende werkzaamheden
ten aanzien van gemeenten en jeugdhulpaanbieders in 2015 voort.
Demedicaliseren, ontzorgen,
normaliseren
-
– Demedicaliseren, ontzorgen en
normaliseren is een hoofddoel van de stelselwijziging. Verspreiding van
zorgvernieuwingen vindt plaats via een etalage van goede voorbeelden op
www.voordejeugd.nl.
-
– In 2015 zal in overleg met alle
betrokkenen, in het bijzonder de gemeenten, (medische) beroepsgroepen, het
onderwijsveld en ervaringsdeskundigen worden nagegaan hoe de zorgelijke trend
van toenemende zorgconsumptie onder jongeren kan worden gekeerd.
-
– In 2015 wordt uitvoering gegeven aan
de aanbevelingen uit het adviesrapport van de Gezondheidsraad over ADHD en
de
participatie van jongeren met psychische problemen. Daar waar nodig wordt
vervolgonderzoek ingezet.
Aanpak Kindermishandeling en seksueel
misbruik
-
– Doel van de aanpak is voorkomen dat
een kind mishandeld wordt, signaleren van kindermishandeling en seksueel
misbruik, stoppen van de mishandeling en beperken van de schadelijke gevolgen
van de mishandeling.
-
– Met de decentralisatie van de
jeugdhulp zijn gemeenten verantwoordelijk voor het goed organiseren van de
aanpak van kindermishandeling. Het Rijk en de VNG ondersteunen gemeenten
hierin. Multidisciplinaire samenwerking en de samenwerking van het AMHK met
andere organisaties zijn belangrijke aandachtspunten. Daarnaast wil het Rijk
zich meer richten op een goede werking van de regelgeving, richtlijnen en
afspraken die de afgelopen jaren zijn gemaakt.
Professionalisering
jeugdhulp
-
– De Jeugdwet schrijft een verantwoorde
werktoedeling voor. Deze wordt bij amvb nader gepreciseerd door de norm van
de
verantwoorde werktoedeling voor te schrijven. Deze norm bepaalt dat
organisaties in het jeugddomein
4 het werk binnen hun organisatie moeten toedelen aan
een geregistreerde professional, tenzij zij aannemelijk kunnen maken dat
werktoedeling aan anderen niet leidt tot kwaliteitsverlies dan wel dat het
juist noodzakelijk is aan anderen dan de geregistreerde professional dat werk
toe te delen (comply or explain).
-
– Om hierbij handvatten te bieden,
werken alle betrokken partijen in het jeugddomein, hiertoe gefaciliteerd door
VWS, VenJ en de VNG, aan een kwaliteitskader jeugd
dat helpt bij het beantwoorden van de vraag in welke situaties de
inzet van een geregistreerde professional aan de orde is. Dit traject biedt
duidelijkheid over het aantal professionals op wie de registratie van
toepassing zal zijn. Ook zal duidelijk worden wat er nodig is om die sectoren
die nog niet of minder bekend zijn met beroepsvorming en beroepsregistratie
te
kunnen laten voldoen aan de norm van de verantwoorde werktoedeling. De daarvoor
benodigde activiteiten zullen vanaf 2015 hun beslag krijgen. VWS en VenJ zullen
dit zo nodig faciliteren.
4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
|
2013
|
2014
|
2015
|
2016
|
2017
|
2018
|
2019
|
Verplichtingen
|
1.496.199
|
1.404.341
|
209.109
|
169.557
|
150.399
|
96.470
|
104.114
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Uitgaven
|
1.472.741
|
1.550.741
|
209.109
|
169.557
|
150.399
|
96.470
|
104.114
|
Waarvan juridisch verplicht
(%)
|
|
|
53%
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1. Laagdrempelige ondersteuning bij
het opvoeden en opgroeien
|
37.705
|
47.191
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
34.538
|
33.059
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Koepels van internaten voor schippers- en kermisjeugd
|
21.475
|
21.693
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid
|
403
|
6.861
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Stelselherziening
|
3.570
|
163
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Zorg voor jeugd
|
1.248
|
4.342
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
2.219
|
10.610
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid
|
888
|
1.723
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Stelselherziening
|
1.267
|
8.443
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Aanpak kindermishandeling
|
64
|
444
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
948
|
751
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Verwijsindex
|
948
|
751
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan medeoverheden
|
0
|
202
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan andere
begrotingshoofdstukken
|
0
|
2.569
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
VenJ: Aanpak kindermishandeling
|
0
|
667
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Kijkwijzer
|
0
|
202
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Stelselherziening
|
0
|
1.700
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Noodzakelijke en passende
zorg
|
1.435.036
|
1.503.550
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
198.875
|
223.837
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
JeugdzorgPlus
|
196.316
|
221.623
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Jeugdzorg
|
2.559
|
2.214
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
274
|
1.031
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
JeugdzorgPlus
|
97
|
251
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Jeugdzorg
|
138
|
780
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan medeoverheden
|
1.235.648
|
1.272.609
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
Doeluitkering Jeugdzorg provincies en grootstedelijke
regio’s
|
1.235.648
|
1.272.609
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
239
|
262
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan andere
begrotingshoofdstukken
|
0
|
5.811
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Jeugdzorg Plus/Jeughulp
|
0
|
5.811
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Effectief en efficiënt werkend
jeugdstelsel
|
0
|
0
|
209.109
|
169.557
|
150.399
|
96.470
|
104.114
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies
|
0
|
0
|
174.477
|
137.547
|
118.382
|
64.458
|
72.087
|
Schippersinternaten en kermisjeugd
|
0
|
0
|
22.512
|
22.480
|
22.480
|
22.479
|
22.482
|
Participatie
|
0
|
0
|
2.692
|
1.932
|
1.932
|
1.932
|
1.932
|
Kennis en beleidsinformatie
|
0
|
0
|
6.846
|
6.076
|
6.075
|
6.075
|
6.075
|
Kindermishandeling
|
0
|
0
|
2.116
|
1.285
|
1.285
|
1.285
|
1.285
|
Jeugdhulp
|
0
|
0
|
46.476
|
45.774
|
26.610
|
26.522
|
40.313
|
Transitie jeugd
|
0
|
0
|
93.835
|
60.000
|
60.000
|
6.165
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Opdrachten
|
0
|
0
|
8.362
|
9.640
|
9.769
|
9.768
|
9.768
|
Kennis en beleidsinformatie
|
0
|
0
|
1.735
|
1.737
|
1.737
|
1.737
|
1.737
|
Kindermishandeling
|
0
|
0
|
443
|
443
|
443
|
443
|
443
|
Jeugdhulp
|
0
|
0
|
3.160
|
3.920
|
3.920
|
3.919
|
3.919
|
Transitie jeugd
|
0
|
0
|
3.024
|
3.540
|
3.669
|
3.669
|
3.669
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan medeoverheden
|
0
|
0
|
915
|
15
|
13
|
9
|
13
|
waarvan onder andere:
|
|
|
|
|
|
|
|
De Nieuwe Kans
|
0
|
0
|
900
|
0
|
0
|
0
|
0
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan agentschappen
|
0
|
0
|
1.232
|
1.232
|
1.232
|
1.232
|
1.232
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen aan andere
begrotingshoofdstukken
|
0
|
0
|
24.123
|
21.123
|
21.003
|
21.003
|
21.014
|