31 839 Jeugdzorg

Nr. 330 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 december 2013

Zoals in onze brief1 «Ophoging macrobudget Jeugd» aan uw Kamer van 12 november jl. aangekondigd, hebben we voor alle gemeenten een herzien budget gepubliceerd. In deze brief lichten we toe welke wijzigingen in dit budget zijn doorgevoerd. Tevens gaan we in op de mogelijke verschillen tussen de budgetberekening en de opgave door de zorgaanbieders. Ten slotte volgt een toelichting op de vaststelling van de definitief over te hevelen budgetten in mei 2014 en de ontwikkeling van het objectieve verdeelmodel. Bijgaand rapport van het SCP over de behoefte aan jeugdzorg is van belang voor dit objectieve verdeelmodel2.

Nieuwe berekening van het budget per gemeente

De vaststelling van het macrobudget en de verdeling van dit geld over gemeenten is complex. Voor het vaststellen van het macrobudget hebben we de geldstromen van 5 verschillende systemen samengevoegd. Alle budgetten die nu in Nederland worden uitgegeven aan jeugdhulp en onder de Jeugdwet vallen (betaald vanuit de begroting van het Ministerie van VWS en VenJ, Zvw en AWBZ) gaan over naar de gemeenten. Behalve de korting die oploopt tot 15% (in 2017) blijft er niets achter van het historisch budget. Het hele budget gaat dus over naar gemeenten. De Algemene Rekenkamer heeft de berekening van het budget gecontroleerd in juni 2013 en zal dit in het voorjaar van 2014 herhalen.

Uw Kamer heeft aangedrongen op de publicatie van een geactualiseerd budget per gemeente om gemeenten meer zekerheid te geven. Dit is een aanvullende publicatie van het budget op de afspraken die hierover gemaakt zijn tussen VNG, IPO en het Rijk. Aan deze wens (motie Keijzer3) komen wij met deze brief tegemoet.

Met deze berekening krijgen gemeenten een verbeterd inzicht in hun budgetten. Meer zekerheid kan ontleend worden aan de verwachting dat het totale macrobudget in mei 2014 nog maximaal 2,5% hoger kan worden dan de nu gepubliceerde stand. Naast deze publicatie zal zeer binnenkort ook een nieuwe jeugdmonitor gepubliceerd worden. Deze jeugdmonitor geeft o.a. inzicht in de aantallen jeugdigen per gemeente die betrokken zijn bij deze nieuwste berekeningen.

De verdeling van het macrobudget over gemeenten is ook complex. We zijn afhankelijk van de kwaliteit van de registraties op persoonsniveau van aanbieders en verzekeraars. Deze registraties zijn vaak niet met het doel gemaakt en er niet altijd op gericht om deze informatie te leveren. Onze inspanningen zijn erop gericht om te voorkomen dat onvolledige of onjuiste registraties grote gevolgen hebben voor met name dure zorg. Inzake het woonplaatsbeginsel dat bij tweede nota van wijziging in de Jeugdwet is aangepast, is aan de onderzoekers van het verdeelmodel gevraagd in hun berekening de gemeenten te compenseren die bovengemiddeld de kosten voor jeugdigen met een voogdijmaatregel moeten dragen, doordat er in deze gemeenten residentiële instellingen en in verhouding veel pleeggezinnen zijn gevestigd. Hiermee wordt voldaan aan de motie Bergkamp en Voordewind (Kamerstuk 33 750 XVI, vervanging van nr. 65).

Zoals we in onze brief4 «Aanbieding eindrapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ)» over de inhoud en totstandkoming van de regionale transitiearrangementen van 19 november jl. hebben aangegeven, blijft de daadwerkelijke hulpvraag op een specifiek moment en dus de te verwachten uitgaven, altijd fluctueren. Deze onzekerheid spitst zich toe op de variatie in de zorgvraag die zich jaarlijks kan en zal voordoen. Dit heeft relatief veel invloed op het budget van kleinere gemeenten. Gemeenten zijn al gewend aan een zekere mate van onzekerheid ten aanzien van hun verwachte uitgaven. Het is raadzaam dat gemeenten onderling afspraken maken hoe de risico’s omtrent de fluctuaties in de daadwerkelijke hulpvraag in onderlinge samenwerking kunnen worden beperkt.

Zoals in de bestuursafspraken destijds is overeengekomen met de VNG en IPO worden de gegevens 2012 gebruikt voor de vaststelling van het macrobudget dat overkomt uit de Zvw en de AWBZ. Dit impliceert dat er nog geen definitieve stand gepubliceerd kan worden voor mei 2014, omdat de benodigde gegevens niet eerder voorhanden zijn. De lange doorlooptijd van de dbc’s (uit de jeugd ggz) brengt met zich mee dat we komend voorjaar pas realisatiecijfers ter beschikking krijgen over 2012. Wij zijn met de VNG in gesprek om na te gaan of aanvullende afspraken nodig zijn om de verschillen tussen de stand van de gemeentelijke budgetten nu en in mei 2014 te beperken en te kunnen anticiperen op nu nog onvoorziene knelpunten. In de meicirculaire van 2014 zal een objectief verdeelmodel gepubliceerd worden voor de budgetten vanaf 2016 en verder. Tevens bevat de meicirculaire 2014 afspraken over de manier waarop de overstap gemaakt wordt van een budget verdeeld over gemeenten op basis van historische kosten naar een budget verdeeld op basis van objectieve kenmerken.

In de bijlage van deze brief treft u een toelichting aan bij de verdeling van het budget, inclusief een overzicht van de budgetten per gemeente, opgesteld door het SCP en Cebeon5. De geactualiseerde budgetten leiden tot verschuivingen van de budgetten tussen gemeenten. Hier staan dan ook minder dan wel meer kinderen tegenover waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Een van de verklaringen van de verschuivingen is de toepassing van het nieuwe woonplaatsbeginsel bij voogdij. Verder zijn er kleine technische aanpassingen gepleegd bij de kostprijsberekening van de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. Een andere oorzaak is de betere toedeling van de jeugdigen in de Jeugdzorgplus. Dit zijn relatief dure trajecten, waardoor een kleine verschuiving voor kleine gemeenten een relatief grote toe- of afname in het budget kan betekenen.

Tevens is een overzicht bijgevoegd van het geactualiseerde budget, de stand november 2013, de meicirculaire 2013 en de verschillen daartussen per regio. Deze gegevens worden eveneens aan gemeenten beschikbaar gesteld via voordejeugd.nl. Een belangrijke aanvulling op de presentatie van dit budget is dat er met alle 41 regio’s afspraken zijn gemaakt om nog voor het eind van het jaar 2013 voldoende uitleg aan de cijfers te geven en te inventariseren tegen welke knelpunten gemeenten en aanbieders oplopen.

Afwijkingen tussen berekeningen van het gemeentelijke budget door het Rijk en de berekeningen door de aanbieders, huidige financiers en gemeenten

De berekeningen van aanbieders van hun benodigde omzet in 2015 wijken soms af van de berekening van het budget door het Rijk. Deze afwijkingen tussen de beide berekeningen worden mede veroorzaakt doordat de precieze cliëntenpopulaties en de kosten daarvan bij gemeenten nog onvoldoende scherp in beeld zijn. Dit is een signaal dat we ook via de brancheorganisaties ontvangen. Een van de belangrijkste oorzaken is dat de doelgroepafbakening in de Jeugdwet nog niet op alle punten scherp is voor aanbieders en gemeenten, dit geldt vooral voor de zorg die nu nog vanuit de AWBZ wordt geleverd. In de gesprekken met alle 41 regio’s zal expliciet aandacht worden besteed aan de jeugdhulp die uit de AWBZ overgaat naar de Jeugdwet.

De hieronder genoemde voorbeelden zijn de voorbeelden die we tot dusverre zijn tegengekomen in de analyses die we met regio’s hebben uitgevoerd:

  • 1. Hanteren van een andere, meestal ruimere afbakening, van de doelgroepen ten opzichte van de Jeugdwet. Zo heeft een gehandicaptenzorg aanbieder alle intramurale verstandelijk gehandicapten meegerekend. Dit is ook de zorg aan zwaar gehandicapten kinderen die in de nieuwe wet langdurige zorg thuishoren.

  • 2. Hanteren van andere, meestal hogere tarieven dan waarop werkelijk wordt afgerekend door verzekeraars en zorgkantoren. Aanbieders gaan uit van het maximum tarief dat nu wordt gehanteerd in plaats van het in de afgelopen jaren daadwerkelijk afgerekende tarief. Of een aanbieder van jeugd ggz rekent met het totaal bedrag aan gedeclareerde dbc’s in plaats van het daadwerkelijk afgerekende budget.

  • 3. Hanteren van een ander woonplaatsbeginsel dan in de Jeugdwet is opgenomen. Dit betekent dat bepaalde omzet van een zorgaanbieder aan de verkeerde gemeente is toegerekend.

  • 4. Ramen van een hogere groei dan op grond van de zorgakkoorden kan worden verondersteld. Een aanbieder heeft gerekend met een ambitieus groeipercentage voor het komende jaar (7,5% over AWBZ en Zvw).

Deze punten veroorzaken (onjuiste) afwijkingen die behoorlijk kunnen oplopen voor onderdelen van het jeugdbudget. Duidelijk is geworden dat het voor gemeenten en aanbieders vaak uiterst moeilijk is om de exacte omvang van deze afwijkende aannames in de budgetberekening in beeld te krijgen. Vooral om deze reden sturen we een team van specialisten op dit vlak naar alle 41 regio’s om hen onder andere daarbij te ondersteunen. Vanwege de zeer ingewikkelde berekeningen die gemaakt zijn voor het bepalen van het budget verwachten wij dat de gesprekken met de 41 regio’s eraan bijdragen dat de lokale berekeningen van de budgetten voor gemeenten nog verder verbeterd zullen worden. We willen stimuleren dat gemeenten en aanbieders met elkaar het gesprek aangaan over de inschatting van de te verwachten omzet, het aantal jeugdigen en de kosten die daaraan verbonden zijn.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 31 839, nr. 323

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Kamerstuk 33 684, nr. 88

X Noot
4

Kamerstuk 31 839, nr. 324

X Noot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven