Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 juni 2000 over het Kennisnet.

De voorzitter:

Ik stel voor om niet te interrumperen.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben vorige week uitgebreid met de minister gedebatteerd over de toekomst van Kennnisnet en wat de Kamer wel en niet wil en wat de minister wel en niet wil. Een afron- ding van die discussie is de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat publiek-private samenwerking in het bestuur van Kennisnet de bestuurlijke verhoudingen diffuus maakt en de politieke verantwoording naar de Kamer bemoeilijkt;

overwegende, dat betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de inhoud van Kennisnet niet in de rede ligt, en dat commerciële uitingen op Kennisnet in strijd zijn met het convenant sponsoring in het onderwijs;

van mening, dat inzake de toekomst van Kennisnet sprake moet zijn van objectieve afwegingen van diverse mogelijkheden en heldere "go or no go"-momenten voor de Tweede Kamer;

spreekt uit dat publiek-private samenwerking in de opbouwfase van Kennisnet ongewenst is;

verzoekt de regering in de Barthverkenning van de toekomst van Kennisnet de mogelijkheid van een publiekrechtelijke stichting en handhaving van de huidige bestuurlijke inrichting van Kennisnet nadrukkelijk uit te werken, en de Kamer daarover vóór 1 januari 2001 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Barth, Lambrechts, Wijn, Rabbae en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 52 (25733).

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil de minister alleen meegeven dat de nadere uitwerking van Kennisnet geen vertraging duldt. Dat weet hij evengoed als wij allemaal. Daarom zeg ik hem dat ik hoop dat hij, in plaats van dat wij nog met elkaar worstelen in de komende tijd omdat hij toch zijn eigen gang gaat, de motie die namens de meerderheid van de Kamer is ingediend uitwerkt, zodat wij tijd winnen. Wij moeten niet blijven bakkeleien.

De heer Cherribi (VVD):

Voorzitter! Ik ga vaak naar Artis. Een van mijn favoriete dierenverblijven is de leeuwenkooi. Ik loop ook af en toe naar de tropische vissen. Het valt op dat de leeuwen door de Postbank zijn gesponsord. De tropische vissen zijn gesponsord door een beroemd restaurant in Amsterdam. Maar ik heb de leeuwen nooit horen schreeuwen dat zij een plusrekening hebben. Ik heb de tropische vissen ook nooit op het menu van het restaurant in Amsterdam gezien. Wel heb ik nog een aantal argumenten van de VVD voor publiek-private samenwerking.

De opbouw van een digitaal onderwijsbestel is een veelomvattende onderneming, met vele dimensies: de juiste bestuurs- en beheersomgeving voor goed samenspel tussen private en publieke partners, bewaking van de onderwijskundige omgeving, met name de kwaliteit van digitale expertise en digitale content, inrichting van een kansrijke investeringsomgeving, waarin tempo wordt gemaakt en het realiseren van een concurrerende exploitatieomgeving, die besparend werkt, dit alles met het oog op een betere onderwijsmotivatie en onderwijsprestatie en op behoud van onderwijsvrijheid en investeringsvrijheid.

Er komt dus heel veel bij kijken. Om die redenen achten wij de andere opties, stichting of markt, kortzichtig. Die hebben een te smalle basis voor een zo groot project als Kennisnet en een zo verstrekkend overschakelingsproces als de opbouw van een digitaal onderwijsbestel. De VVD deelt zowel de argumenten als de keuze voor een PPS-omgeving met belangrijke medestanders van de PvdA, met name minister-president Kok, staatssecretaris Van der Ploeg, staatssecretaris Bos en collega's van mevrouw Barth. De PvdA heeft in het regeerakkoord verdorie aangegeven dat synergie en strategie van PPS van onmisbare betekenis zijn voor de meerwaarde van grote projecten. Daarom vraag ik mevrouw Barth te verklaren waarom zij ineens tegen de PPS-constructie is.

Voorzitter! Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de ontwikkeling van ICT in het onderwijs van nationaal belang is;

overwegende, dat het bedrijfsleven graag een bijdrage wil leveren aan deze ontwikkeling;

van mening, dat alle scholen van deze betrokkenheid moeten kunnen profiteren;

verzoekt de minister de instelling van een nationaal matchingsfonds ICT in het onderwijs te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Cherribi en Wijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (25733).

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Dit is een motie over een nieuw onderwerp, dus niet over Kennisnet. Dat kan toch niet?

De voorzitter:

Als ik zo naar de andere woordvoerders kijk, heb ik het idee dat het net binnen de orde is.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de toezegging om het CDA-idee van het softwareontwikkelingskrediet verder uit te werken.

Samen met de heer Cherribi heb ik een motie ingediend om, door een bijdrage aan het matchingsfonds ICT in het onderwijs te storten, het bedrijfsleven zijn betrokkenheid bij het algemeen belang van ICT in het onderwijs tot uitdrukking te laten brengen. Wij zouden dat zeer op prijs stellen.

Tijdens de plenaire behandeling in juni 1999 heb ik letterlijk gezegd dat ik blijf benadrukken dat wij het virtuele gedeelte van Kennisnet ondersteunen, mits de minister concreet en onder zijn duidelijke regie zorgt voor content en contentonwikkeling. Nu stelt de minister dat hij daar het bedrijfsleven voor nodig heeft, en dat is nieuw voor ons. Het CDA vindt het een groot goed dat het initiële onderwijs niet meegaat in de trend van vercommercialisering. Voor PPS bij Kennisnet stelt het CDA de volgende randvoorwaarden.

1. De overheid blijft exclusief verantwoordelijk voor de onderwijsbekostiging ten behoeve van de kerndoelen in het initiële onderwijs, waarvan ICT integraal onderdeel uitmaakt. Deze verantwoordelijkheid evolueert mee met de toekomstige ontwikkeling van de kerndoelen.

2. Voor sponsoring dan wel reclame gelden de basisuitgangspunten van het sponsoringconvenant, bijvoorbeeld: de continuïteit is niet afhankelijk van sponsoring en geen vermenging van leermiddelen. En voorts: grote terughoudendheid en geen commerciële interactiviteit.

3. Geen aandelenparticipatie in Kennisnet vóórdat het volgende is gewaarborgd:

  • a. geen concurrentievervalsing door een vermenging van fysieke infrastructuur en inhoud;

  • b. scholen krijgen zelf de beschikking over het volledige ICT-budget, opdat echte vraaggestuurde financiering mogelijk is;

  • c. echte mededinging op basis van een level playing field, te waarborgen door een onafhankelijke toezichthouder;

  • d. het doel en de inrichting van de PPS liggen logisch in elkaars verlengde.

Dit alles lijkt in ieder geval niet realiseerbaar voordat het contract met NL.tree is afgelopen. Daarom vinden wij dat de minister het stichtingsmodel serieus verder moet uitwerken, en daar roept de motie-Barth c.s., die door het CDA is medeondertekend, toe op.

Tot slot. In de brief van gisteren schrijft de minister dat er veel juridische complicaties zijn om pay per use of pay per view te realiseren. Met inachtneming van nog te bespreken uitgangspunten heeft het CDA met dergelijke transacties geen principiële moeite. Graag ontvangen wij bij een uitwerking van het stichtingsmodel hierop een nadere toelichting.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik weet niet zeker of alle partijen in deze Kamer het op alle onderdelen van Kennisnet met elkaar eens zijn, maar over één ding zijn wij het geheel eens, zij het met uitzondering van de VVD-fractie. Wij voelen er eigenlijk niets voor het bedrijfsleven in de opbouwfase zeggenschap te geven over de content in de voorgestelde PPS-constructie. Daarom hebben wij natuurlijk ook de motie op dit punt ingediend. Er zitten overigens nog meer nadelen aan die PPS-constructie vast, namelijk de onduidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en de onmogelijke positie van de scholen zelf, die tegelijkertijd aanbieder en afnemer worden. En nogmaals, het is ons er juist om te doen geweest de positie van de scholen te versterken bij hun rol van afnemer en consument om een vraaggestuurd Kennisnet tot stand te kunnen laten komen. En in het uiterste geval zouden de middelen ook nog elders ingezet kunnen worden, als Kennisnet niet zou bieden wat de scholen in huis willen hebben.

Voorzitter! Ik zie wel in dat een ambtelijke organisatie als bureau Kennisnet niet de aangewezen instantie is als het gaat om echte expertise voor de ontwikkeling van content. Daarover dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat Kennisnet alleen van betekenis kan zijn als voldoende hoogwaardige educatieve content ontwikkeld wordt;

overwegende, dat het Deense model waarbij een expertisecentrum ICT onderwijs de ontwikkeling en verspreiding van educatieve programma's tot zijn taak mag rekenen, ook in Nederland van betekenis zou kunnen zijn;

verzoekt de regering de mogelijkheid van een expertisecentrum ICT onderwijs en een daaraan verbonden leerstoel te onderzoeken, en daarover in de eerstvolgende voortgangsrapportage "Onderwijs on line" te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Cherribi, Barth, Wijn en Rabbae.

Zij krijgt nr. 53 (25733).

Minister Hermans:

Voorzitter! Het lijkt mij het beste op de specifieke vragen in te gaan bij mijn reactie op de moties. Ik begin met de motie, ingediend door mevrouw Barth, mede namens mevrouw Lambrechts en de heren Wijn, Rabbae en Van der Vlies. De Kamer en ik zijn het erover eens dat een snelle ontwikkeling van Kennisnet van grote betekenis is. Verder wil de Kamer de verschillende varianten die voor de ontwikkeling mogelijk zijn op tafel hebben. Ik zal hiervoor zorgen. Ten aanzien van de stichtingsvorm, een van de varianten, zullen wij bezien of dit een publiekrechtelijke stichting of een andere stichtingsvorm moet worden. Ik zal de verschillende varianten die mogelijk zijn voor de verdere ontwikkeling van Kennisnet met de voor- en nadelen aan de Kamer voorleggen. Op grond daarvan zal ik tot een definitieve besluitvorming komen. In ieder geval zal ik de Kamer daarover voor 2001 rapporteren, zoals in de motie wordt gevraagd. Het is zelfs mijn bedoeling dit ruim voor dat moment te doen.

De leden Cherribi en Wijn hebben een motie ingediend over het matchingsfonds Kennisnet. Ik zal dit punt nader onderzoeken. Op dit moment is voor de ICT-ontwikkelingsprojecten de matching al een voor- waarde. 50% moet van eigen midde- len komen. Hierbij telt de personele inzet mee. Ik zie hier een relatie met de motie-Dijkstal waarin gevraagd wordt om extra middelen voor educatieve content. Ik kom op alternatieve financiële prikkels in de volgende rapportage over de voortgang van ICT in het onderwijs terug.

Mevrouw Lambrechts diende een motie in waarin gesproken wordt over een landelijk expertisecentrum met een leerstoel naar Deens model. Ik wijs erop dat er al een aantal expertisecentra is. U kunt hierbij denken aan het Freudenthal-instituut. U weet dat ik voor de expertisecentra inmiddels 7 mln. heb uitgetrokken. Ik heb dit ook in de voortgangsrapportage aangegeven. Voor een aantal vakken zijn er dus expertisecentra en andere worden binnenkort ingericht. De kern is dat wij bestaande instellingen vragen in te schrijven, of alleen of in combinatie met andere. Ik heb ook aangegeven in het algemeen overleg dat ik wil bezien in hoeverre aansluiting mogelijk is bij het digitaal onderwijscentrum. Ik ben het ermee eens dat expertisecentra voor de ontwikkeling van content van grote betekenis zijn. In de brief van 28 juni heb ik aangegeven dat ik hierop in de volgende voortgangsrapportage terugkom.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven