Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2000 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (27109).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Hindriks (PvdA):

Voorzitter! Verleden jaar heb ik er net als de heren Van den Akker en Van Walsem voor gepleit dat de industrie zou kunnen beschikken over goed gekwalificeerd technisch personeel. Wij hebben op dit punt onze zorg uitgesproken. Nu wordt hieraan het een en ander gedaan, want in de begroting zijn acties vermeld om bedrijfsleven en onderwijs dichter bij elkaar te brengen.

Deze zijn grotendeels gericht op het HBO en het MBO, maar er zijn vooral problemen op de arbeidsmarkt als het gaat om de beschikbaarheid van technisch personeel, van geschoolde krachten voor de industrie. Dit onderwerp is hier verschillende keren besproken en ook de minister heeft blijk gegeven van haar zorgen hierover. Als wij een gezonde industrie willen, zullen wij ervoor moeten zorgen dat er mensen worden opgeleid die daarin kunnen en willen werken. Daarvoor is wel nodig dat de scholen waarin zij worden opgeleid, een goed imago hebben en een goed onderwijspakket bieden, maar daarnaast moet er gezorgd worden voor een goede relatie met de bedrijven die gebruik maken van degenen die deze scholen doorlopen.

Het is ook nodig dat deze scholen goed zijn toegerust. Vandaag verlaten leerlingen het technisch onderwijs terwijl zij zijn opgeleid met draaibanken uit 1965; in de bedrijven staan die allang op zolder. Vandaag komt het voor dat leerlingen die van de LTS afkomstig zijn, een bedrijf binnenkomen terwijl zij niets hebben geleerd over TIG-lassen. Dan kunnen zij domweg niet meer meedoen. Het technisch onderwijs is zo slecht toegerust dat het echt de hoogste tijd is om er iets aan te doen.

Het bedrijfsleven is bereid om hierin te investeren. Ik heb mij laten vertellen dat bedrijven bereid zijn via het O&A-fonds 20 mln. te investeren in het vernieuwen van de apparatuur op scholen. Dat doet mij een groot genoegen omdat dit de mogelijkheid biedt om in te gaan op een noodkreet die Hans van den Akker verleden bij de begroting al slaakte: laten wij ervoor zorgen dat het technisch onderwijs en het opleiden van vakkrachten op peil wordt gebracht. Ik vind dat het Rijk en in het bijzonder het ministerie van EZ op dit punt een verantwoordelijkheid hebben. Wij moeten ervoor zorgen dat de relatie tussen het bedrijfsleven en onderwijs tot stand komt, zodat mensen worden opgeleid die goed zijn toegerust voor hun taken.

Ik heb hiertoe een amendement ingediend en de dekking daarvoor heb ik gevonden in een aantal artikelen die te maken hebben met posten die nog niet volledig zijn besteed en waarvoor wij onderuitputting kunnen verwachten. Er zijn ook andere artikelen binnen de begroting van EZ te bedenken, zoals TBTS, waarbij onderuitputting te verwachten is, maar op dit moment kan ik niet overzien waar die precies zal optreden. Ik heb de artikelen aangegeven, zodat er een adequate dekking voor het amendement is. Het wordt gesteund door de collega's Van Walsem, Rabbae, Van den Berg en Van Dijke en ik beveel het van harte aan.

Ik wil nog een opmerking maken over de netbedrijven voor gas en elektra. Daarover is in de Kamer uitvoerig gesproken. Ik wijs erop dat het zeer onverstandig is om te vroeg onomkeerbare stappen te nemen. Ik vraag de minister of zij kan toezeggen dat zij dit niet zal doen, alvorens daarover overleg met de Kamer te hebben gevoerd.

Voorzitter: Weisglas

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! De toelichting van de heer Hindriks op zijn amendement brengt mij in verwarring, omdat ik de indruk krijg dat wij met de verkeerde begroting bezig zijn. De heer Hindriks sprak over het belang van goed materiaal op VMBO-scholen. Ik geef toe dat dit een belangrijk punt is, maar het hoort thuis bij het budget van het ministerie van OCW. Wat drijft hem dit amendement bij dit punt in te dienen? Zijn fractie heeft al via amendementen heel veel geld van OCW gevraagd en het verbaast mij dat hij dit punt daarbij niet onderbrengt.

De dekking verbaast mij ook zeer. Zij betreft een post voor vliegtuigindustrie en ruimtevaart. Deze post vraagt op dit moment veel aandacht en kent nu al een tekort. De financiën voor de JSF moeten hieruit gehaald worden en daarna blijft er geen cent over. Integendeel, er zal geld bij moeten. Verder is dit geen FES-waardig project. Met andere woorden: als de heer Hindriks een post weghaalt uit een begroting van 3,7 mld. – een van de kleinste begrotingen van de gehele rijksbegroting – en die qua doel onderbrengt bij een van de grootste, bij OCW met een begroting van 43,4 mld., pleegt hij daarmee een aanslag op die kleinste begroting. Kortom, om in Arenatermen te spreken: als je moet schieten, schiet de heer Hindriks op het verkeerde moment op het verkeerde doel. Ik vind dat niet echt super.

De heer Hindriks (PvdA):

Mevrouw Voûte weet dat in onze begroting diverse posten voorkomen die te maken hebben met het onderwijs. De doelstelling is om – vanuit EZ en economisch en arbeidsmarktbeleid – ervoor te zorgen dat bedrijven en onderwijs dichter bij elkaar komen. Dit wordt via bedrijven gestuurd en dat staat ook in mijn amendement. Verder gaat het om 20 mln., bijna 0,5% van de begroting. Dit lijkt mij peanuts.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Ik stel daar tegenover dat het budget van EZ 0,1 is van het budget van OCW. Ik raad de heer Hindriks aan deze post bij de begroting van OCW te agenderen. Wie weet, wat voor steun hij daarvoor dan krijgt!

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! De reden dat ik hier sta, is de reden die zojuist door de PvdA is verwoord. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat dit ook van mij af kwam. Het gaat om een brief van de minister van 26 juni aan de Kamer. Aangezien dit de laatste dag voor het reces is, wil ik er daar toch even de aandacht voor vragen. Het gaat om de privatiseringen. Op bladzijde 9 lees ik het volgende: "gelet op de waarborgen die uitgaan van de in de Elektriciteitswet en Gaswet aan de energiebedrijven opgelegde taken en verplichtingen ben ik voornemens, als aan de hiervoor genoemde randvoorwaarden is voldaan, de energiebedrijven in beginsel toestemming te verlenen voor privatisering van maximaal 49% van de aandelen tot en met het jaar 2002."

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik dacht dat wij vandaag over de suppletore begroting spraken en niet over andere brieven die ik aan de Kamer heb gestuurd of wel?

De voorzitter:

Dat klopt, de minister heeft gelijk. Doordat wij hier even moesten overleggen, is mij dat misschien ontgaan. Als dit niet direct over de suppletore begroting gaat, moet de heer Marijnissen dit even "opzouten".

De heer Marijnissen (SP):

Het gaat over de begroting van EZ. Het gaat over de manier waarop deze minister politiek functioneert. Ik snap absoluut niet waarom de minister nu interrumpeert. Het enige wat ik wil doen, is een motie indienen die betrekking heeft op die brief, die te maken heeft met wat wij in de Kamer besproken hebben over de Gaswet en de Elektriciteitswet en over privatiseringen. Ik wil niet dat er in deze recesperiode iets gebeurt waarover de Kamer nog onvoldoende een uitspraak heeft kunnen doen.

De voorzitter:

Dan had u toch in welke vorm dan ook een overleg of debat of interpellatie kunnen aanvragen over dit aparte onderwerp, alhoewel ik u daartoe niet wil stimuleren. Nogmaals mijn excuses dat het mij ontging, omdat wij aan het overleggen waren over de verdere gang van zaken. Er is de afgelopen dagen een hele serie suppletore begrotingen behandeld waarvan dit de laatste is. Ik ben het wel met de minister eens.

De heer Hindriks (PvdA):

Als zich een mutatie heeft voorgedaan in de begroting in een artikel dat te maken heeft met de Gaswet of Elektriciteitswet, zou de motie dan wel aan de orde zijn?

De voorzitter:

Dan wel.

De heer Hindriks (PvdA):

Dan lijkt zij mij aan de orde.

De heer Marijnissen (SP):

Puur uit coöperatieve overwegingen heb ik niet geprobeerd via een moeilijke interpellatie druk op de agenda uit te oefenen. Het gaat erom dat de minister een bepaalde beleidslijn presenteert in haar brief van 26 juni. Ik wil de Kamer vragen, ook in lijn met hetgeen zojuist door de PvdA is gezegd, te verhinderen dat er in de vakantieperiode dingen gebeuren die onomkeerbaar zijn. Het is gewoon een kwestie van enige flexibiliteit betrachten. Ik stel voor dat ik de motie voorlees en dat u na afloop beoordeelt of zij aan de orde is.

De voorzitter:

Op dit moment kan de motie ingediend worden, wij zijn nog niet aan de stemming toe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de minister van Economische Zaken in haar brief van 26 juni aangeeft energiebedrijven in beginsel toestemming te zullen verlenen voor het privatiseren van maximaal 49% van de aandelen tot en met het jaar 2002;

overwegende, dat de Kamer tijdens de behandeling van de Gaswet heeft aangedrongen op grote zorgvuldigheid bij de eventuele privatisering van de energiedistributiebedrijven;

overwegende, dat over het voornemen van de minister nog geen overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden;

verzoekt het kabinet niet eerder te besluiten over verzoeken tot privatisering voordat de Kamer zich heeft kunnen uitspreken over de voorstellen van de minister van Economische Zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (27109).

De heer Van den Akker (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik ben blij dat de heer Hindriks ook tot het inzicht is gekomen dat beroepsonderwijs en vooral technisch beroepsonderwijs buitengewoon belangrijk is, ook voor een zelfscheppende industrie in Nederland. Ik heb daarover verleden jaar zelf moties ingediend. Ik ben blij dat hij die ook ondersteunt. Tegelijkertijd moeten wij dat echter langs de koninklijke weg doen. Dat betekent dat wij een goede dekking moeten hebben voor dergelijke amendementen, hoe sympathiek die ook zijn. Het is bekend dat ik aan het technisch beroepsonderwijs heel veel tijd en aandacht heb besteed, ook in een vorig leven. Dergelijke amendementen moeten wij echter wel via de koninklijke weg inbrengen. Wij moeten er ook dekking voor vinden. Het gaat niet aan, die te halen uit een begroting van 3 of 3,5 mld. Je moet die dekking echt bij OCW neerleggen, waarbij wij spreken over meer dan 35 mld. Hoe sympathiek het amendement ook is, wij moeten toch via de koninklijke weg een goede dekking vinden voor de afspraken die wij in de Kamer maken. Het gaat dan niet aan, een aanslag te plegen op de begroting van EZ.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mijnheer de voorzitter! Vorig jaar, aan het einde van de begrotingsbehandeling, was ik heel tevreden, omdat de Kamer mij volop steunde bij de prioriteitskeuze die ik in de begroting had gemaakt. De heer Hindriks had een amendement ingediend, omdat hij nog meer prioriteit wilde leggen bij de herstructurering van bedrijventerreinen. Dat amendement had overigens een ondeugdelijke dekking. Ik heb er wel mijn best voor gedaan om daar een oplossing voor te zoeken, omdat ik het op zichzelf eens was met die prioriteitenstelling.

Ik ben nu volop bezig met de uitvoering van mijn begroting. Daarin zitten bepaald geen elementen waarvan ik nu al kan zeggen dat het zeker is dat wij dat geld niet kunnen uitgeven. Ik wijs erop dat EZ vorig jaar het enige ministerie was dat zijn begroting voor de volle 100% had uitgeput. Ik kan de Kamer melden dat dit ook dit jaar mijn streven is, maar ik heb er nooit zekerheid over of ik het zal halen, zeker niet in juni. Het verbaast mij dat er halverwege een lopend jaar een wijziging moet komen in de beleidsprioriteiten binnen mijn begroting. De heer Hindriks motiveert dat amendement met het argument dat de afstemming van vraag en aanbod van het onderwijs en op de arbeidsmarkt voor de arbeidsmarkt heel belangrijk is. Hij zegt dat het bedrijfsleven via de stichting O&A daaraan ook 20 mln. wil bijdragen. Ik weet dat dit programma een initiatief is van de FME, de FNV en de CNV. De Stichting van de Arbeid heeft overigens de taskforce beroepsonderwijs opgericht, waarin Economische Zaken participeert. En in navolging van de heer Hindriks en de heer Van den Akker – op dat punt verschillen wij geheel niet van mening – zeg ik dat het hier zeker een zeer serieus probleem betreft, dat ook mij zeer aan het hart gaat. Dat probleem wordt via de taskforce aangepakt. Het ministerie van OCW heeft overigens inmiddels 70 mln. voor hardware en software uitgetrokken. Het gaat dan om vernieuwing van het onderwijs en de apparatuur. Ik vind ook dat het niet meer kan dat men op oude banken werkt of dat men oude apparatuur gebruikt. Overigens zijn niet alleen OCW en Economische Zaken daarbij betrokken, maar ook Sociale Zaken en Werkgelegenheid, omdat daar eveneens belangen liggen. Met andere woorden, ik sympathiseer zeer met het doel dat breed in deze Kamer gesteund wordt. Sterker nog, ik span mij actief in voor dat heel goede doel. En wat mij betreft worden de plannen van de taskforce nu gewoon uitgevoerd. De bedragen van 70 mln. van de overheid en, naar ik van u hoor, 20 mln. van het bedrijfsleven zijn al beschikbaar. Dat helpt ons een eind op weg. Het nu gevraagde extra geld kan echt niet aan de orde zijn. Als er al wat extra's bij zou moeten, zou dat alleen moeten gebeuren als blijkt dat de plannen van de taskforce onvoldoende effect sorteren, dan wel dat er meer geld voor nodig is. Zover zijn wij nog lang niet. Ik maak bezwaar tegen de redenering dat, omdat het bedrijfsleven nu financieel bijdraagt, plotseling het ministerie van Economische Zaken medeverantwoordelijk is voor het initiële onderwijs. Ik heb daar enigszins principiële bezwaren tegen. Via een U-bochtconstructie laat de heer Hindriks Economische Zaken bijdragen aan apparatuur in het normale initiële onderwijs. Met de heer Van den Akker en mevrouw Voûte vind ik dat de heer Hindriks de koninklijke weg moet kiezen als hij dat wil. Als hij vindt dat er meer geld naartoe moet dan nu, moet er op de begroting van OCW geld voor beschikbaar komen. Binnen die begroting moet de ruimte dan gezocht worden. Dat betekent niet dat ik geen betrokkenheid bij dit probleem voel, maar ik heb grote moeite met het door elkaar halen van begrotingen.

De heer Hindriks (PvdA):

Laat ik een misverstand wegnemen: ook ik vind niet dat het initiële onderwijs, de kwaliteit, de inrichting, de curricula enzovoort, een taak van EZ is. U bent wel betrokken, zoals blijkt op allerlei momenten. Er staan in uw begroting posten die met onderwijs te maken hebben. Dit zijn altijd posten die ervoor zorgen dat bedrijven en onderwijs beter samenwerken. Dat is precies wat hier bedoeld wordt. De taskforce heeft, voorzover mij bekend – misschien ben ik verkeerd geïnformeerd – niet ten doel de uitrusting van de techniekafdelingen van VMBO-scholen nog dit jaar te verbeteren. Daar is bij die scholen in ieder geval niets van bekend. U vindt het doel kennelijk sympathiek en bent bereid tot een inhoudelijke bijdrage in die taskforce. Bent u er dan wellicht toe bereid vanuit EZ een bijdrage te leveren aan de stichting O&A, zodat het bedrijfsleven zelf erover kan meepraten?

Minister Jorritsma-Lebbink:

In de toelichting op het amendement staat toch echt: "Het amendement strekt ertoe om de VMBO-scholen die daaraan behoefte hebben via samenwerking met het bedrijfsleven te voorzien van een moderne technische uitrusting. Het ter beschikking gestelde bedrag komt binnen artikelonderdeel 010 (technologische vernieuwing) ten goede aan de stichting O&A." Via een U-bocht is dit wel degelijk een bijdrage aan de technische apparatuur op VMBO-scholen. Ik vind dat het niet op deze manier behoort te gaan. Ten behoeve van kosten die met onderwijs te maken hebben, heb ik nooit geld beschikbaar voor directe of indirecte subsidiëring van scholen. Het geld is altijd bedoeld voor het helpen zoeken naar oplossingen waardoor er meer leerlingen naar het technisch onderwijs gaan, omdat wij weten dat er op de arbeidsmarkt behoefte aan is. Dat betreft onze financiering aan Axis. In post-initieel onderwijs hebben wij wel degelijk af en toe een rol te vervullen als er onvoldoende initiatieven vanuit het bedrijfsleven komen. Dan is wederom het geld niet bedoeld voor rechtstreekse subsidiëring, maar bijvoorbeeld om de taskforce-Risseeuw te helpen tot stand te komen. Met het soort rechtstreekse financiering dat met het amendement wordt beoogd, heb ik echter grote problemen. Wij moeten begrotingen in die zin niet laten verwateren.

De heer Hindriks (PvdA):

Daarover ben ik het volstrekt met u eens. Wellicht is het u niet bekend, maar vanuit de stichting O&A, vanuit het bedrijfsleven, vanuit de industrie, wordt er gewerkt aan technische centra waarin de technische scholen zijn opgenomen. Dit sluit precies aan bij datgene wat u net zei. Daarin heeft EZ dan ook een rol. Dat is de reden om het op deze manier te sluizen. U kunt het een U-bocht noemen, maar het komt erop neer dat datgene gebeurt wat ervoor zorgt dat er inderdaad meer leerlingen op een goede manier worden opgeleid op een goede school die goed is uitgerust. Ik vraag u of u ertoe bereid bent een bijdrage hieraan te leveren door één op één te matchen wat het bedrijfsleven doet.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee, dat ben ik niet.

De heer Hindriks (PvdA):

Dat betreur ik.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het kan best zijn dat wij als overheid vinden dat wij moeten matchen, maar dan hoort dit via de begroting van OCW te lopen. De technocentra worden ook via die begroting gefinancierd.

De heer Hindriks (PvdA):

OCW voert geen arbeidsmarktbeleid, u wel. Althans, u hebt er allerlei meningen over. Ik roep u echt ertoe op, uw meningen hierover om te zetten in daden en er geld bij te leggen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb een grote betrokkenheid bij de arbeidsmarkt. Ik heb ook een grote betrokkenheid bij het stimuleren van zaken in het onderwijs. Ik heb ook grote betrokkenheid om samen met de minister van onderwijs te bekijken hoe wij op zijn begroting voldoende budgetten voor elkaar krijgen. Hierin zijn wij naar mijn mening goed geslaagd. Ik vind echter niet dat er via de begroting van EZ plotseling initieel onderwijs moet worden gefinancierd.

De dekking is een nog veel groter probleem. De dekking die de heer Hindriks heeft gevonden, kan niet. Het lucht- en ruimtevaartbudget is meerjarig toegezegd. Ik weet dat hij doelt op de vrijgevallen gelden, maar deze zijn inmiddels bestemd voor een ophoging van het budget voor de JSF. Hierover heb ik twee weken geleden een brief aan de Tweede Kamer gestuurd, en zij heeft hiermee ingestemd. De brief is in de vaste commissie voor Economische Zaken aangenomen voor kennisgeving; er was geen behoefte aan een nader gesprek. Dan mag ik ervan uitgaan dat ik het geld mag besteden voor dat doel. Als daar geld van afgehaald wordt, heb ik er onvoldoende geld voor.

Verder worden de FES-projecten als dekking genoemd. De middelen die op mijn begroting staan, zijn bedoeld voor de projecten gigaport en kennisimpuls. De hele Kamer is buitengewoon enthousiast over deze projecten. Stel dat ik het geld dit jaar niet weggezet krijg. Dan blijft het beschikbaar voor dezelfde bestemming. Hiervoor bestaan juridische verplichtingen waaraan ik niet kan tornen. Reshuffling van die gelden zou beleidsmatig heel vreemd zijn. Voorzover ik mij herinner van de begrotingsbehandeling vorig jaar, zijn deze projecten Kamerbreed als zeer belangrijke prioriteiten gesteld. Dit maakt het ingewikkeld.

Ik heb dus een principieel bezwaar tegen het amendement omdat het op de verkeerde begroting is ingediend. Ook heb ik bezwaar tegen de dekking ervan omdat deze twee artikelen betreft waarvan ik vrijwel zeker weet dat er geen middelen zijn, ook aan het einde van het jaar niet. Verder heb ik net toestemming aan de Kamer gevraagd en gekregen om van het ene een bedrag anders te besteden. Ik verbaas mij hierover en ontraad de Kamer dan ook zeer de aanneming van dit amendement.

Ik vind het heel spijtig dat een flink deel van de ondertekenaars van dit amendement niet eens in deze zaal aanwezig is om het debat mee te voeren. Ik hoop dat zij voor de stemmingen de tekst van het debat lezen, want anders is het een vrij zinloze aangelegenheid dat wij nog met elkaar over dit soort onderwerpen in de Kamer spreken.

De voorzitter:

Ik bedank u omdat u in dezen de opvattingen van de voorzitter hebt willen vertolken.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik ben er erg verbaasd over dat zowel de heer Hindriks als de heer Marijnissen het onderwerp van de netwerkbedrijven aan de orde heeft gesteld, dat niets met de suppletore begroting te maken heeft. Dit onderwerp heeft te maken met een brief die ik de afgelopen week aan de Kamer heb gestuurd. Het had mij heel normaal geleken als de vaste commissie voor Economische Zaken, die deze week een procedurevergadering gehouden heeft, hierover een bericht aan mij had gestuurd. Dit is blijkbaar niet gebeurd. Eerlijk gezegd ben ik geneigd om niet te reageren.

De voorzitter:

Ik ging af op de mededeling van de heer Hindriks bij interruptie, dat de inhoud van de motie rechtstreeks verband houdt met een mutatie in de suppletore begroting. Als u zegt dat dit niet correct is, ga ik er verder geen discussie over aan en verklaar ik de motie-Marijnissen alsnog buiten de orde.

Minister Jorritsma-Lebbink:

De motie slaat niet op een onderdeel dat in de suppletore begroting wordt genoemd.

De voorzitter:

Dan verklaar ik de motie voor dit moment buiten de orde.

De heer Marijnissen (SP):

Ik kan niets anders doen dan uw beslissing respecteren. Ik zal een andere parlementaire weg zoeken. De minister weet precies waar het om gaat en had de zaak heel snel duidelijk kunnen maken door de toezegging te doen dat er in de vakantieperiode, voordat de Kamer erover gesproken heeft, niet enig verzoek kan worden gehonoreerd.

De voorzitter:

Uw bedoeling is duidelijk. Ik houd er geen discussie meer over, ook niet met de heer Hindriks. De minister kiest terecht de formele weg dat dit onderwerp geen rechtstreeks verband houdt met de suppletore begroting. Als voorzitter ben ik het hiermee eens.

Ik stel dan ook voor, de motie-Marijnissen (27109, nr. 5) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Hindriks (PvdA):

Voorzitter! U constateert terecht dat er geen rechtstreeks verband is...

De voorzitter:

De motie is van de agenda afgevoerd, dus er kan niet meer over gesproken worden.

De heer Hindriks (PvdA):

Ik constateer slechts dat ik dat rechtstreekse verband nooit heb gesuggereerd.

De voorzitter:

Dat staat dan in de Handelingen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 13.35 uur tot 13.45 uur geschorst.

Voorzitter: Van Nieuwenhoven

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven