Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 830 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2020

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT (XIII) 2020

Ontvangen 19 mei 2021

Vergaderjaar 2020–2021

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 8.937,2

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 5.238,2

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat het departementale jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) over het jaar 2020 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken en Klimaat decharge te verlenen over het in het jaar 2020 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2020;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2020 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2020, alsmede over de saldibalans over 2020 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,B. van ’t Wout

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Opbouw jaarverslag;

  • 2. Ondergrenzen toelichtingen;

  • 3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;

  • 4. Groeiparagraaf;

  • 5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering;

  • 6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s..

1. Opbouw jaarverslag

Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2020 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van EZK.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de EZK-begroting 2020. Naast het macro-economisch beeld worden in het beleidsverslag de behaalde resultaten op de prioriteiten van EZK voor 2020 toegelicht. Dit gebeurt in de volgende blokken:

  • 1. Economisch beeld en uitdagingen voor EZK;

  • 2. Ondernemend Nederland (o.a. Coronabeleid, Innovatie, MKB, Regionale ontwikkeling en Europese en internationale samenwerking, Economische veiligheid, Digitalisering en Mededinging en Consumentenbeleid);

  • 3. Duurzaam Nederland (o.a. Klimaatakkoord, Gaswinning en verduurzaming industrie). 

De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2020 (Kamerstuk 35 300 XIII, nrs. 1 en 2) en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld (https://rbv.rijksfinancien.nl). Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar. In beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) is net als in de begroting 2020 een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en de CO2-reducerende maatregelen (uitvoering van het Urgenda-vonnis). De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK.

De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaten, de samenvattende verantwoordingsstaten inzake de agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en de WNT-verantwoording.

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Focusonderwerp 2020, naleving CW3.1, Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer, Rapportage burgercorrespondentie en een lijst van afkortingen.

2. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2020 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

Het beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei) is in de huidige vorm voor het eerst verschenen in de begroting 2017 (zie ook de toelichting in de leeswijzer van de begroting 2017). Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen met ingang van 2017.

3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2021 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV.

4. Groeiparagraaf

Het jaar 2020 staat in hoge mate in het teken van de coronacrisis. In het EZK-jaarverslag 2020 is onder het onderdeel beleidsprioriteiten een overzicht van de steunmaatregelen voor het bedrijfsleven opgenomen. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/corona-visual

Naar aanleiding van de motie Weverling c.s. (Kamerstuk 34 725 XIII, nr. 10) en de toezeggingen van de Minister van EZK naar aanleiding van vragen in het wetgevingsoverleg over het Jaarverslag en de Slowet 2018 (Kamerstuk 35 200 XIII, nr. 20) wordt in beleidsartikel 4 meer inzicht geboden in de effecten van het energie- en klimaatbeleid door een aantal kerngegevens uit de Klimaatmonitor 2020 als prestatie-indicator toe te voegen.

In de verantwoording over 2020 is artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (CW3.1) het focusonderwerp. Toepassing en naleving van CW3.1 stimuleert de voorbereiding in termen van onderbouwing en evaluatie van beleidsvoorstellen die aan de Tweede Kamer worden gezonden. Zo wordt bijgedragen aan (grotere) doeltreffendheid en doelmatigheid. Ten behoeve van dit focusonderwerp is bijlage 4: Focusonderwerp 2020, naleving CW3.1 opgenomen in het Jaarverslag 2020.

In het Jaarverslag 2020 is bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer opgenomen. De EU-bijlage is de vervanger van de Nationale Verklaring. Met deze bijlage worden de Europese middelen in gedeeld beheer verantwoord. Voor EZK gaat het om het financieel beheer van middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).

Verder is in het Jaarverslag 2020 de naam van bijlage 6: Rapportage burgerbrieven aangepast in Rapportage burgercorrespondentie omdat deze naam de inhoud van de bijlage beter omvat.

5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen.

De ambities in het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid sluiten aan bij de recente landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie. De Europese Commissie stelt voor om - in het licht van de COVID-19 uitbraak – geplande publieke investeringsprojecten te vervroegen en private investeringen aan te moedigen om het economisch herstel te bevorderen. Daarbij wordt aanbevolen om de investeringen onder meer toe te spitsen op missiegedreven onderzoek en innovatie. Het kabinet onderschrijft in zijn reactie dat aandacht voor missiegedreven onderzoek en innovatie kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder verduurzaming en digitalisering (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). In het Kennis en Innovatieconvenant (KIC) 2019 hebben dertig private en publieke partijen samen hun voornemen vastgelegd om vanaf 2020 per jaar bijna € 5 mld in te zetten op de zes Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). Er wordt naar gestreefd om deze inzet zoveel als mogelijk doorgang te laten vinden, ondanks de COVID-19 crisis, en de indruk van de betrokken partijen is dat dit zal lukken.

In 2019 heeft de Europese Commissie in de landenspecifieke aanbevelingen voorgesteld om met budgettair en structureel beleid de investeringen in onderzoek en ontwikkeling te verhogen. In het Regeerakkoord was reeds voorzien dat het kabinet vanaf 2020 structureel € 400 mln extra in fundamenteel en toegepast onderzoek en innovatie investeert, plus incidenteel twee maal € 50 mln in 2018-2019 in de onderzoeksinfrastructuur. In 2020 heeft het kabinet het Nationaal Groeifonds opgericht om daarmee de komende vijf jaar € 20 mld aan (publieke) investeringen te doen in R&D en innovatie, infrastructuur en kennisontwikkeling. Dit fonds heeft ook als doel om via publieke investeringen op deze investeringsgebieden extra private investeringen aan te moedigen.

In de landenspecifieke aanbeveling van de Commissie in 2019 is verder het advies opgenomen dat Nederland meer dient te doen aan investeringen op hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van broeikasgassen. Van 2020 tot en met 2025 investeert de Nederlandse overheid meer dan € 27 mld in de schone en efficiënte productie van energie: onder andere via de SDE, HER en ISDE draagt EZK al € 18,5 mld bij. Over dezelfde periode is meer dan € 500 mln opzij gezet voor investeringen in systeemintegratie en conversie. € 23 mld wordt geïnvesteerd in de energieinfrastructuur die noodzakelijk is voor duurzame energie. Meer dan € 48 mln wordt in geothermie geïnvesteerd tot en met 2025. Daarnaast worden, bijvoorbeeld om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis, verschillende extra maatregelen genomen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, onder andere door de komende jaren het aantal draaiuren van kolencentrales fors terug te dringen.

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Voor het opnemen van deze uitgaven in de budgettaire tabellen geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven (realisatie) van EZK voor Caribisch Nederland in 2020 bedroegen € 30,1 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1 (€ 2,5 mln), 2 (€ 13,1 mln) en 4 (€ 14,5 mln). 

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat voor een duurzaam en ondernemend Nederland. Samen met partners in binnen- en buitenland werkt EZK aan de welvaart van alle Nederlanders, nu en later. De uitbraak van het coronavirus zet de burgers, bedrijven en overheid voor grote uitdagingen. Wij onderhouden daarom intensief contact met onze partners en spannen ons in om waar mogelijk bedrijvigheid en baanbehoud te ondersteunen door de steun- en herstelpakketten. Tegelijkertijd werken we aan de hervatting van de groei, in lijn met de Groeistrategie van het kabinet. Daarnaast werken wij aan onze ambitieuze klimaatambities, op weg naar een duurzame samenleving met schone, betrouwbare en betaalbare energie. We staan voor een open economie met een sterke internationale concurrentiepositie. We stimuleren innovatie en benutten de economische en maatschappelijke kansen van digitalisering. We geven ondernemers de ruimte en borgen de balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten. Deze opgaven vragen dat verduurzaming en economische ontwikkeling samengaan. Er liggen steeds meer economische kansen in een voorlopersrol bij transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering door expertise en technologie te exporteren naar landen die vroeg of laat zullen verduurzamen en digitaliseren. Hieraan werkt EZK niet alleen, maar samen met alle betrokken partijen.

Macro-economisch beeld en uitdagingen voor EZK

De Nederlandse economie draaide voor de uitbraak van het coronavirus op volle kracht en groeide bijna zes jaar aaneengesloten. Op veel aspecten van de brede welvaart stond Nederland er goed voor: de gezondheidszorg stond op een zeer hoog peil, het vertrouwen in elkaar was groot en de overheidsfinanciën waren op orde. De uitbraak van het coronavirus heeft een enorme impact, maar met de vormgeving van de gedeeltelijke lockdown hebben de economische activiteiten ten dele doorgang kunnen vinden en hebben de steun- en herstelpakketten een groot deel van de klap opgevangen. In 2020 kromp de Nederlandse economie met 3,8% en liep de werkloosheid op naar 4,1%. De impact van de coronacrisis op de Nederlandse economie was hiermee beperkter dan in het eurogebied (-6,8%). Daarnaast daalde het welbevinden van mensen mede omdat zij onzeker zijn over hun baan en inkomen1 en leidde de verminderde economische activiteiten tot een tijdelijk verlaagde milieudruk.2 

De coronacrisis versterkt de vertraging van de productiviteitsgroei. Uitstel en afstel van investeringen en ontslagen brengen permanente schade toe aan de economie in de vorm van vernietiging van menselijk, technologisch en immaterieel kapitaal. De verwachting is dat het bbp-volume in 2025 4% lager is dan was geraamd voor de crisis.3 Het is daarom van belang om de neerwaartse trend in productiviteitsgroei te doorbreken. Niet als doel op zich, maar vanuit de wetenschap dat economische groei nodig is voor brede welvaart. Zonder groei is het niet mogelijk om de collectieve voorzieningen - van de zorg, AOW, pensioenen en defensie tot het onderwijs - op peil te houden, laat staan te verbeteren. Daarnaast is productiviteitsgroei bepalend voor loongroei, zodat huishoudens ook de economische groei terugzien in hun portemonnee.

EZK heeft daarom ook in 2020 gewerkt aan de groeistrategie voor Nederland op de lange termijn, waarin het kabinet aangeeft waar kansen liggen om het duurzame verdienvermogen van Nederland te versterken. Het kabinet geeft een belangrijke impuls aan onderzoek en innovatie door de oprichting van het Nationaal Groeifonds, waarmee de komende jaren fors wordt geïnvesteerd in het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn. Daartoe is € 20 mld beschikbaar om te investeren op drie terreinen die het meest kunnen bijdragen aan productiviteitsgroei: infrastructuur, kennisontwikkeling, en R&D en innovatie. Een onafhankelijke beoordelingsadviescommissie zal de investeringsvoorstellen binnen deze pijlers beoordelen en daarover een advies aan het kabinet uitbrengen.4

Ondernemend Nederland

Nederland heeft een sterke private sector, vol met vernieuwers en toekomstbouwers, een vestigingsplaats voor het mkb, innovatieve starters en grote, internationale bedrijven. De coronacrisis brengt tegelijkertijd grote uitdagingen mee en vergt een snel aanpassingsvermogen. Het bedrijfsleven is dynamisch en komt in een rap tempo met innovatieve oplossingen door nieuwe technologieën toe te passen, effectief op te schalen, en het onbekende aan te gaan. In 2020 stond Nederland op plek vijf op de Global Innovation Index. Het EZK-beleid was erop gericht ondernemers de ruimte te geven om tot vernieuwing te komen. Zo heeft EZK beleid gevoerd om innovatie te stimuleren, digitalisering te versnellen en de juiste randvoorwaarden te creëren met bijvoorbeeld het MKB-actieplan, Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB) en Europese en regionale samenwerking. Met de Visie op de toekomst van de (maak)industrie in Nederland geeft het kabinet de koers aan naar de duurzame en digitale toekomst van de maakindustrie in Nederland en in een strategisch Europees industriebeleid.5

De strijd tegen het coronavirus heeft een grote impact op ondernemers, van groot tot klein en in veel verschillende sectoren. Om het virus een halt toe te roepen, zijn gedeeltelijke lockdowns en andere contactbeperkende maatregelen nodig geweest. Dat heeft noodzakelijkerwijs tot gevolg gehad dat ondernemers geen of minder omzet konden maken, werknemers niet naar het werk konden komen en zaken doen buitengewoon moeilijk was. EZK heeft daarom vanaf het begin van de coronacrisis ingezet op zo veel mogelijk behoud van banen, bedrijvigheid en inkomen. Door intensief contact met diverse sectoren zijn knelpunten daarvoor in kaart gebracht en heeft EZK bijgedragen aan de protocollen en maatregelen die onderdeel waren van de intelligente lockdown om de impact op de economie te beperken. Ook heeft EZK in nauwe samenwerking met andere ministeries het herstel- en steunpakketten opgezet met financiële regelingen, bijvoorbeeld de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) die in het tweede noodpakket vervangen werd door de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Aan bijna 216.000 bedrijven is een TOGS-aanvraag toegekend, circa 42 duizend bedrijven zijn ondersteund in de TVL-1 en circa 48 duizend bedrijven hebben al TVL ontvangen voor het vierde kwartaal van 2020.6 Om te voorzien in liquiditeit zijn de Klein Krediet Corona (KKC), BMKB-C, Corona-Overbruggingslening (COL), Qredits en Garantie Ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C) regelingen opgericht. In totaal zijn circa 16.000 van deze leningen uitgegeven met een totaalbedrag van bijna € 1,6 mld.7

Innovatie

Innovatie draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, is een belangrijke driver voor productiviteitsgroei en levert een bijdrage aan de versterking van onze concurrentiekracht. In 2020 is het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid (MTIB) van start gegaan, dat 30 partijen (topsectoren, departementen, NWO, TNO en andere kennisinstellingen, regio’s, universiteiten, hogescholen) bijeen brengt om missies te realiseren en economische kansen te verzilveren op kennis- en innovatieagenda’s. Ook is de communicatie en informatievoorziening dit jaar sterk verbeterd door updates van diverse Rijks- en topsectorenwebsites en het uitwerken van een communicatiestrategie voor het MTIB. Verder is besloten om de mkb-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT)-regeling in 2021 ook langs de maatschappelijke thema’s te organiseren om betere aansluiting van het instrumentarium op de thema’s en missies te realiseren.8

EZK heeft in samenwerking met andere departementen en veldpartijen voorstellen voor het Nationaal Groeifonds ingediend.9 Daarnaast heeft het kabinet de strategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen gepubliceerd. Deze strategie onderstreept het belang van samenwerking in ecosystemen en biedt onder meer handvatten aan consortia en samenwerkingsverbanden om tot kansrijke voorstellen te komen voor de pijler R&D en innovatie van het Nationaal Groeifonds.10

MKB-actieplan

Het mkb zorgt voor werkgelegenheid, levert nieuwe producten en diensten, en draagt bij aan oplossingen voor alledaagse en maatschappelijke uitdagingen. Om mkb’ers nog beter in staat te stellen de vruchten te plukken van de groeiende en snel veranderende economie heeft EZK in 2018 het MKB-actieplan gelanceerd.11 EZK heeft in 2020 daar verder uitvoering aan gegeven. De tweede voortgangsrapportage laat zien dat het mkb op alle fronten een sterke infrastructuur heeft staan van samenwerking, wet- en regelgeving en dienstverlening vanuit de overheid. Dat geeft het vertrouwen dat we samen met het mkb een weg uit de crisis weten te vinden.12

Regionale ontwikkeling

Voor het bereiken van veel beleidsdoelstellingen van EZK is een goede samenwerking met de regio essentieel. Dit geldt ook voor het economisch herstel. Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM’s) vervullen een belangrijke rol in de kracht van regionale economieën door het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen en investeringen in de regio. Voor inclusief herstel stelde het kabinet € 150 mln beschikbaar om het fondsvermogen van ROM’s te versterken, waarin de regio’s cofinanciering verschaffen.13 Daarnaast heeft EZK samen met de gemeenten, provincies en ROM’s in het kader van het IPO Herstelplan een aantal prioritaire thema’s voor het herstel van de regionale economieën benoemd, zoals innovatie, breed mkb, human capital en gebiedsontwikkeling waarop concrete afspraken en acties zijn geformuleerd.14

Europese en internationale samenwerking

Nederland staat voor veel uitdagingen die om oplossingen op Europees en wereldniveau vragen, bijvoorbeeld de transities naar een digitale en duurzame economie, het versterken van onze concurrentiekracht en de Brexit. Op het terrein van digitalisering heeft EZK gewerkt aan de beïnvloeding en uitwerking van de Europese digitale strategie.15 Samen met een grote groep gelijkgestemde landen heeft Nederland de Commissie opgeroepen een breed pakket mededelingen aan te kondigen, met onder andere een lange termijn EU industriestrategie16, een MKB-strategie17 en een actieplan handhaving interne markt inclusief een rapport over belemmeringen op de interne markt.1819 Onder Nederlands voorzitterschap van Eureka, een intergouvernementeel samenwerkingsverband tussen 45 landen en de Europese Commissie gericht op stimuleren van internationale en marktgerichte R&D-projecten, is gewerkt aan de verlenging van het Eurostarsprogramma voor innovatieve mkb’s en aan de hervorming van Eureka clusters zodat deze beter aansluiten bij nationale innovatieprioriteiten en financieringsmogelijkheden binnen en buiten Europa. Verder heeft Nederland samen met Duitsland gewerkt aan de voorbereiding van totstandkoming van een innovatiepact, waaronder invulling gegeven kan worden aan strategische publiek-private samenwerking op verschillende innovatiethema’s.20

Een gelijk speelveld met bedrijven uit derde landen en een goed functionerende interne markt dat klaar is voor het digitale tijdperk is een belangrijke beleidsprioriteiten geweest waar EZK zich op Europees niveau voor heeft ingespannen. De Commissie heeft een witboek buitenlandse subsidies gepresenteerd over het gelijktrekken van het speelveld op de interne markt in relatie tot overheidssubsidies uit derde landen.21 Daarnaast zijn ook nieuwe voorstellen gepresenteerd om de digitale interne markt beter te laten functioneren, de zogenoemde Digital Services Act en de Digital Markets Act.

EZK heeft daarnaast in nauwe samenwerking met andere betrokken departementen, RVO.nl, VNO-NCW en brancheverenigingen het bedrijfsleven middels initiatieven als het Brexitloket geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen en gevolgen van de Brexit en waar mogelijk contingency maatregelen getroffen.22 Het akkoord tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk heeft op de valreep een no-deal scenario voorkomen.

Binnen de EU is er nauw samengewerkt om verstoringen door de coronacrisis zo veel mogelijk te mitigeren. Op Europees niveau werden in aanvulling op de nationale inspanningen onder andere via een akkoord voor het EU Meerjarig Financieel Kader 2021-2027, een Europees herstelplan ‘Next Generation EU’ en het Europees Semester stappen gezet om het economisch herstel na de coronacrisis aan te jagen en te ondersteunen.23 Ondertussen zijn ambtelijke inventarisaties van kansrijke maatregelen voor het Nederlandse Recovery and Resilience Plan (RRP) van start gegaan. Omdat het kabinet een stevig en ambitieus plan wil indienen, is ervoor gekozen dit in de formatie mee te nemen en het nieuwe kabinet het definitieve besluit over het RRP te laten nemen. Zo behoudt een volgend kabinet de ruimte om te kiezen welke additionele hervormingen en investeringen een plek krijgen in het nationale plan voor de komende jaren.

Economische veiligheid

Veiligheid en economie raken steeds meer verweven door de geopolitieke ontwikkelingen. Om ongewenste overnames in de telecomsector tegen te kunnen houden, is de Wet ongewenste zeggenschap in de telecommunicatie gepubliceerd.24 Daarnaast heeft het kabinet op basis van een nationale risicoanalyse aanvullende beschermingsmaatregelen aangekondigd om de veiligheid en integriteit van de telecomnetwerken te waarborgen.25 Het Besluit veiligheid en integriteit telecommunicatie biedt de juridische grondslag om bij ministeriële regeling nadere technische en organisatorische maatregelen aan de telecomaanbieders te stellen.26 De ontwerpregeling hiervoor is in november 2020 voorgelegd ter internetconsultatie. Verder kan het Besluit per beschikking telecomaanbieders verplichten om in kritieke onderdelen van hun netwerken uitsluitend gebruik te maken van anderen dan de daarbij genoemde partijen. Tevens is voor de telecomsector een structureel proces ingericht. In samenwerking tussen de rijksoverheid en telecomaanbieders worden ontwikkelingen in dreigingen en in de techniek gedeeld en in samenhang bezien. Op deze manier wordt continu gewerkt aan de weerbaarheid van telecomnetwerken. Deze maatregelen sluiten aan bij de Europese ontwikkelingen, zoals de EU Toolbox 5G van 29 januari 2020. 27

De Nederlandse economie is gebaat bij een sterk mondiaal handels- en investeringssysteem dat vrije handel faciliteert. In de Europese Raad is strategische autonomie met behoud van een open economie als nieuw doel aangemerkt voor de EU. EZK heeft zich in dit beleidsdebat ingespannen voor het behoud van openheid, maatwerk en proportionaliteit. Buitenlandse overnames en investeringen brengen kennis met zich mee en zorgen voor het uitwisselen van technologieën en ideeën. Geopolitieke en technologische ontwikkelingen leggen echter kwetsbaarheden bloot. In sommige gevallen kunnen buitenlandse overnames en investeringen bepaalde publieke belangen onder druk zetten. Daartoe is het Bureau Toetsing Investeringen gestart met uitvoering van de investeringstoetsing op risico's voor de nationale veiligheid bij overnames en investeringen.2829

Digitalisering en digitale connectiviteit

De coronacrisis versnelt de transitie van offline naar online en maakt duidelijk dat digitalisering doorgang biedt aan onze dagelijkse activiteiten. Dankzij digitale technologieën, was het mogelijk om thuis te (blijven) werken, online aankopen te doen, elkaar digitaal te ontmoeten en konden allerlei overheidsprocessen doorgang blijven vinden. De stap van offline naar online was een stresstest voor onze digitale infrastructuur en heeft aangetoond hoe belangrijk het is dat we onze randvoorwaarden voor digitalisering op orde hebben.

Met de Nederlandse Digitaliseringsstrategie zet het kabinet in op het verantwoord benutten van de kansen van digitalisering voor economie en samenleving. In 2020 is daar uitvoering aan gegeven door een financiële impuls te geven aan de Nederlandse AI Coalitie van € 23,5 mln voor de periode 2020-2024, de start van de Datadeelcoalitie en wordt er met meer dan 20 partijen uit verschillende sectoren gewerkt aan generieke afspraken die het delen van data tussen sectoren moet vergemakkelijken.30 Het aantal smart industry fieldlabs groeide naar 45 en hebben samen € 314 mln aan investeringen gemobiliseerd.31 Om de veiligheid van burgers en ondernemers in het digitale domein te waarborgen zet het kabinet onder andere in op voorlichtingscampagnes, zoals ‘Eerst checken dan klikken’ en ‘Doe je updates’. Ook ondersteunt het Digital Trust Center (DTC) bedrijven om digitaal veilig te ondernemen.

Op het terrein van connectiviteit heeft het kabinet onder meer via de implementatie van de Telecomcode, de multibandveiling voor het gebruik van de 700-, 1400- en 2100 MHz frequenties32 en de voorbereidingen voor de 3,5 Ghz veiling33 gewerkt aan kwalitatief hoogwaardige connectiviteit gewerkt die een grote diversiteit aan vraag kan bedienen en altijd en overal beschikbaar is tegen concurrerende tarieven. Met de implementatie van het eerste deel van de Telecomcode heeft de ACM een aanvullende mogelijkheid om toegangsregulering op te leggen en is het overstappen naar een andere telecomaanbieder voor consumenten en kleine ondernemers beter geregeld.34

Mededinging en consumentenbeleid

Digitale platforms spelen een steeds grotere rol in onze samenleving. EZK zet zich in voor het competitief houden van platformmarkten en voor het beschermen van ondernemers en consumenten die gebruik maken van digitale platforms. Om het mededingingsbeleid aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in de digitale economie, heeft EZK zich met succes in Europa sterk gemaakt voor aanvullende regelgeving voor platforms waar consumenten of ondernemers nauwelijks omheen kunnen.35 De Europese Commissie heeft een voorstel voor dergelijke regelgeving gepubliceerd waarin veel van de Nederlandse ideeën terugkomen.36 Ook is voor telemarketing een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden dat het opt-out-systeem vervangt door een opt-in-systeem.37

Daarnaast is het postvolume in Nederland sinds 2005 met meer dan 60% afgenomen, waardoor de maatschappelijke functie van de postvoorziening onder druk komt te staan. Om de Postwet beter te laten aansluiten bij de huidige marktomstandigheden is een voorstel tot herziening van de Postwet ingediend bij de Tweede Kamer.38 Tevens is de vergunning van EZK voor de concentratie tussen Sandd en PostNL door de rechtbank Rotterdam vernietigd. EZK is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak en bereidt parallel een nieuw vergunningsbesluit voor.

Duurzaam Nederland

De aarde warmt op en de gevolgen hiervan zijn steeds groter en beter merkbaar. EZK staat voor een duurzaam Nederland, waarin volgende generaties tenminste dezelfde mogelijkheden hebben als de huidige. Een transitie naar een klimaatneutrale economie is van groot belang om klimaatverandering en de impact ervan te beperken. Samen met andere departementen heeft EZK zich ingezet om te komen tot 49% broeikas-gasreductie in 2030 en is er gezamenlijk met Europese partners gewerkt aan de uitwerking van de Green Deal en het akkoord op de EU broeikasgasreductiedoelstelling voor 2030 van tenminste 55%.39 Dit zal ook een extra nationale opgave betekenen voor Nederland. Om op de verhoogde ambitie voorbereid te zijn heeft het kabinet een onafhankelijke ambtelijke studiegroep ingesteld onder voorzitterschap van Laura van Geest. Deze studiegroep heeft beleidsopties in kaart gebracht voor het volgende kabinet om invulling te geven aan de aangescherpte Europese doelstelling.

Klimaatakkoord

De uitvoering van het Klimaatakkoord is in 2020 begonnen en ligt op schema ondanks de grote impact van de coronacrisis op de uitvoering van meeste maatregelen. De eerste Klimaatnota is door het kabinet aan het parlement aangeboden op basis van de Klimaatwet. Deze nota bevat de appreciatie van het kabinet op de voortgang van het klimaatbeleid mede op basis van de Klimaat en Energieverkenning en schetst de prioriteiten voor het aankomende jaar.40 Ook is voor de eerste keer de Monitor Klimaatbeleid aan de Kamer aangeboden. De Monitor Klimaatbeleid is een jaarlijkse bijlage bij de Klimaatnota die zowel de hoofdlijnen bevat van de voortgang over het afgelopen jaar van beleid en afspraken, als aan de hand van kernindicatoren ontwikkelingen beschrijft (rand)voorwaarden, (gedrags)veranderingen en beleidsrelevante resultaten. Tevens is het duurzaamheidskader biogrondstoffen aan de Kamer aangeboden.41 Dit kader geeft richting aan de inzet van duurzame biomassa in Nederland voor de verschillende toepassingen, waarbij laagwaardige toepassingen worden afgebouwd en hoogwaardige toepassingen worden gestimuleerd.

Deze grote inspanningen werden helaas nog niet gereflecteerd in de cijfers van de KEV2020, als gevolg van factoren die buiten de invloedsfeer van het Klimaatakkoord liggen. Zo waren een aantal belangrijke regelingen nog onvoldoende uitgewerkt om meegenomen te worden, zorgde de daling voor de gasprijs voor extra uitstoot en was er sprake van een statistische bijstelling.42 Hierdoor blijft de prognose voor 2030 hangen op 34% emissiereductie ten opzichte van 1990, met een bandbreedte van 30-40%. Dat betekent dat nog forse stappen gezet moeten worden om invulling te geven aan de Europese 49% reductiedoelstelling.

Naast het eerste jaar van de uitvoering van Klimaatakkoord heeft het kabinet maatregelen aangekondigd die bijdragen aan de uitvoering aan het Urgenda-vonnis om op korte termijn CO2-emissies te reduceren. Dit vonnis verplichtte Nederland om in 2020 een broeikasgasreductie van 25% ten opzichte van 1990 te realiseren.43 Daartoe wordt de inzet van de drie nieuwste kolencentrales fors teruggebracht, neemt het kabinet gerichte maatregelen in de industrie op basis van vrijwilligheid en worden ondernemers en huishoudens gestimuleerd om zelf reductiemaatregelen te nemen die ook in hun eigen portemonnee iets opleveren. 44 Daarbovenop heeft het kabinet een subsidieregeling opengesteld voor de vrijwillige sluiting van één kolencentrale.45 

Verduurzaming industrie

De klimaatdoelstellingen brengen uitdagingen met zich mee, maar bieden ook kansen voor de Nederlandse industrie en ons verdienvermogen. Met de Visiebrief Verduurzaming Industrie geeft het kabinet koers aan de toekomst van de basisindustrie in Nederland.46 Daarvoor heeft Nederland al veel in huis: onder andere door de gunstige ligging aan de Noordzee als bron voor groene energie, synergievoordelen van industrieclusters, en de kennis en kunde bij bedrijven en kennisinstellingen. Door de publieke rol de komende jaren langs de assen innovatie, opschaling, infrastructuur en wet- en regelgeving te versterken en aan de private sector duidelijkheid te bieden, laten we investeringen in verduurzaming in Nederland landen en kan de Nederlandse basisindustrie koploper worden op duurzame industrietechnieken en tegelijkertijd nieuw verdienvermogen creëren in bestaande en nieuwe industriële waardeketens.

Het kabinet heeft toegezegd om invulling te geven aan het advies van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) door middel van het op te richten nationaal Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI).47 Daarmee beoogt EZK de komende decennia een duurzame basisindustrie in Nederland te behouden en uit te breiden. Duurzaam betekent dat deze industrie kan voldoen aan de afspraken uit het Klimaatakkoord. Een tijdige realisatie van de infrastructuur voor waterstof, CO2, elektra, warmte, gas en circulaire grondstoffen is daarbij essentieel.

Verder is een wetsvoorstel voor CO2-heffing in de industrie ingediend, aangenomen en per 1 januari 2021 ingevoerd, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord.48 De CO2-heffing is onderdeel van een breed maatregelenpakket voor de industrie en is erop gericht de reductiedoelstelling voor de industrie uit het Klimaatakkoord te borgen en daarmee een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een koploperpositie in industriële verduurzaming.

Energie- en warmtewet

De energietransitie vraagt om aanpassingen in wet- en regelgeving. Daartoe is eind 2020 het wetsvoorstel Energiewet opgegeven voor internetconsultatie. In dit wetsvoorstel worden afspraken uit het Klimaatakkoord, met name van de elektriciteitstafel, in wetgeving omgezet en worden de aangekondigde maatregelen in de Kamerbrief over de Energiewet uitgevoerd.49

Naast de Energiewet, heeft ook het wetsvoorstel Wet Collectieve Warmtevoorziening in 2020 voorgelegen ter internetconsultatie.50 Het wetsvoorstel heeft tot doel de groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen in de gebouwde omgeving te faciliteren, om zo uitwerking te geven aan de klimaatdoelen en de afspraken uit het Klimaatakkoord.51 Daarnaast bevat het wetsvoorstel ook maatregelen om verbruikers te beschermen tegen de marktmacht van warmtebedrijven. De maatregelen in dit wetsvoorstel leiden tot meer zekerheden en een betere borging van de publieke belangen, waardoor de bereidheid tot investeringen in collectieve warmtesystemen toenemen. De consultatiereacties, uitkomsten van bestuurlijk overleggen met de medeoverheden en van de diverse uitvoeringstoetsen worden momenteel verwerkt in het wetsvoorstel alvorens het aan de Raad van State wordt aangeboden voor advies.52

Gaswinning Groningen

De gaswinning in Groningen leidt tot schade aan woningen en gebouwen en heeft daarbij een grote maatschappelijke impact. Door het sluiten van het Norg principeakkoord met Shell en ExxonMobil wordt het mogelijk om al vanaf medio 2022 de gaswinning naar nul te brengen in een wat temperatuur betreft gemiddeld jaar. De veiligheid van de bewoners van Groningen staat daarmee op de eerste plaats. De financiële tegemoetkoming aan Shell en ExxonMobil via de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) voor de gewijzigde inzet van Norg zal worden voorgelegd aan een arbitragepanel dat de kosten zal bepalen.53

Ten aanzien van de schadeafhandeling is het Instituut Mijnbouwschade Groningen per 1 juli 2020 bevoegd om alle verschillende soorten schade af te handelen. Bewoners en bedrijven in Groningen kunnen hun schade langs publiekrechtelijke weg afhandelen, waar de NAM op geen enkele manier bij betrokken is. Er zijn verder bestuurlijke afspraken gemaakt met de provincie Groningen en de zeven gemeenten in het aardbevingsgebied over de toepassing van de nieuwste seismische en bouwkundige inzichten bij de versterking van de gebouwen.54 Door de toepassing van deze inzichten kan de versterking sneller worden uitgevoerd. Om te voorkomen dat er verschillen ontstaan tussen huizen die onder het oude regime zijn versterkt en huizen die onder het nieuwe regime vallen, zijn afspraken gemaakt om niet uitlegbare verschillen in het gebied te voorkomen. Bewoners kunnen gebruik maken van stimuleringsregelingen voor onder andere verduurzaming. Dit geldt voor iedereen in het aardbevingsgebied en niet alleen de bewoners die onderdeel zijn van de versterkingsoperatie.

Tot slot

De coronapandemie zet de Nederlandse economie en ondernemers voor grote uitdagingen. EZK ziet het als haar medeverantwoordelijkheid om in samenwerking met de andere ministeries herstel- en steunpakketten op te richten die de economie, ondernemers en burgers door de coronacrisis heen te loodsen. Niettemin heeft EZK met bedrijven, kennisinstellingen en medeoverheden voortgang gemaakt op verduurzaming en vernieuwing van de economie. Transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering hebben impact, en dus is het belangrijk dat alle Nederlanders zich betrokken en gehoord blijven voelen. Hieraan werkt EZK in grote, complexe trajecten zoals het Klimaatakkoord en met heel concrete initiatieven, zoals bij de oprichting van MKB-werkplaatsen in diverse regio’s. Dit alles doen we om onze welvaart en welzijn nu, en van toekomstige generaties, veilig te stellen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel 1 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geheel artikel?

1

Goed functionerende economie en markten

  

x

    

ja

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

 

x

    

x1

ja

3

Toekomstfonds

      

x2

ja

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

x

   

x3

  

ja

5

Een veilig Groningen met perspectief

       

ja

X Noot
1

Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 zijn beantwoord, kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

X Noot
2

Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 zijn beantwoord, kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

X Noot
3

Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).

Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is in april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 31).

Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 23). Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord (Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving, april 2020), kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19) en is in 2015 aan de begroting toegevoegd. Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeliep in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord (Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving, april 2020), kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 4: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 14 is in december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 17). De beleidsdoorlichting Klimaat is in december 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 34).

Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de begroting toegevoegd. Voor artikel 5 staat in 2021 een parlementaire enquête gaswinning Groningen in de planning waarmee de geplande beleidsdoorlichting komt te vervallen.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

Overzicht van risicoregelingen

Tabel 2 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2019

Verleend 2020

Vervallen 2020

Uitstaande garanties 2020

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

1.868.331

379.510

441.175

1.806.666

765.000

 

123.339

 

BMKB-Corona

 

448.317

22.024

426.293

 

735.000

214.636

 

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

320.912

187.173

104.066

404.019

1.500.000

 

72.131

 

GO-Corona

 

611.505

54.378

557.127

 

8.500.000

176.999

 

Groeifaciliteit

91.193

2.100

41.478

51.815

85.000

 

15.436

 

Klein Krediet Corona

 

36.352

 

36.352

 

713.000

164.763

 

Microkredieten

124.980

5.000

 

129.980

 

130.000

 
 

Garantie MKB-financiering

268.200

 

40.000

228.200

 

268.200

20.213

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Garantieregeling Aardwarmte

45.475

 

32.900

12.575

66.600

 

17.499

Totaal

 

2.719.091

1.669.957

736.021

3.653.027

2.416.600

10.346.200

805.016

Tabel 3 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Saldo 2019

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Saldo 2020

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2020 en (2019)

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

23.682

37.196

13.514

16.916

25.924

9.008

15.006 (16.877)

 

BMKB-Corona

    

11.636

11.636

214.636 (0)

 

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

3.245

7.763

4.518

1.907

4.651

2.744

921 (4.098)

 

GO-Corona

    

1.999

1.999

176.999 (0)

 

Groeifaciliteit

2.017

3.012

995

5.216

5.384

168

‒ 9.110 (1.767)

 

Klein Krediet Corona

    

763

763

164.763 (0)

 

Microkredieten

 

182

182

 

347

347

 
 

Garantie MKB-financiering

 

253

253

 

223

223

10.517 (435)

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Garantieregeling Aardwarmte

 

420

420

4.475

 

‒ 4.475

‒ 4.475 (420)

Totaal

 

28.944

48.826

19.882

28.514

50.927

22.413

 

Een risicovoorziening is een begrotingsreserve die altijd gekoppeld is aan een risicoregeling en wordt door de verantwoordelijke ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën aangehouden. In de tabel ‘Overzicht verstrekte garanties’ wordt met ‘totaalstand risicovoorziening’ het saldo van de betreffende begrotingsreserve ultimo 2020 bedoeld. In de tabel ‘Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties’ wordt met ‘mutatie risicovoorziening’ de storting (+) dan wel de onttrekking (-) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

BMKB

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies kunnen financiers kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers onder de werking van de regeling brengen. Hierdoor stelt de Staat zich voor 90% borg ten behoeve van de financier voor de terugbetaling van deze kredieten (de zogenaamde bedrijfsborgstellingskredieten). Eén van de voorwaarden die de regeling hieraan stelt, is dat de financier gelijktijdig met het verstrekken van een bedrijfsborgstellingskrediet, aan de MKB-ondernemer een ander krediet verstrekt, waarvoor deze borgstelling van de Staat niet geldt. Als hoofdregel geldt dat het bedrijfsborgstellingskrediet ten minste even groot moet zijn als het daarmee gelijktijdig afgesloten andere krediet. Het laatstgenoemde krediet bedraagt daarmee ten minste 100% van het bedrijfsborgstellingskrediet (verhouding 1:1). Voor starters en het innovatieve MKB gelden andere verhoudingen. Om de kredietverlening te stimuleren is per 1 november 2013 het maximum van het borgstellingskrediet verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en geldt voor bestaande bedrijven met een borgstellingskrediet tot maximaal € 200.000 de ruimere startersfaciliteit.

BMKB-Corona

Na de uitbraak van de COVID-19 pandemie heeft het Kabinet een coronaluik toegevoegd aan de BMKB. Hierbij staat de overheid voor per saldo 67,5% borg op krediet aan in de kern gezonde mkb-bedrijven. Er is in 2020 in totaal voor € 448,3 mln aan borgstellingen onder het coronaluik in de BMKB verstrekt. Er is in 2020 een bedrag van € 11,6 mln aan provisie ontvangen voor BMKB-C aanvragen. Er is voor de BMKB-Corona in 2020 geen beroep gedaan op de begrotingsreserve.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

Met het instrument GO kunnen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op (middel)grote leningen vanaf € 1,5 mln. Door de verstrekking van een Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op de ondernemingsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. In 2013 is de GO, naast de al bestaande mogelijkheid om bankgaranties onder de GO te brengen, ook opengesteld voor alternatieve aanbieders van garanties aan bedrijven.

GO-Corona

Het kabinet steunt bedrijven die krediet nodig hebben als gevolg van de Coronacrisis met een Staatsgarantie op bankleningen via de GO-C. Het betreft 80% garantie voor het grootbedrijf en 90% voor mkb-ondernemingen op leningen van maximaal € 150 mln. Er is in 2020 in totaal € 611,5 mln aan garanties verstrekt onder de GO-C. Er is 2020 een bedrag van € 2 mln aan provisie ontvangen voor GO-C aanvragen. Er is voor de GO-Corona in 2020 geen beroep gedaan op de begrotingsreserve.

Groeifaciliteit

Met de Groeifaciliteit worden bedrijven geholpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen door een 50% Staatsgarantie te verstrekken op achtergestelde leningen van banken (ten hoogste € 5 mln) en op aandelen van participatiemaatschappijen (ten hoogste € 25 mln). De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. De regeling kent een horizonbepaling van 1 juli 2021. Het kabinet is echter voornemens de regeling te verlengen tot 1 juli 2023 (Kamerstuk 35 420, nr. 217).

Klein Krediet Corona (KKC)

Om getroffen ondernemers te helpen die geen kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben is de garantieregeling KKC gestart voor kredieten tot € 50.000, met een looptijd van 5 jaar, 95% garantie en een premie van 2%. Er is in 2020 in totaal € 36,4 mln aan garantieverplichtingen verstrekt. Er is in 2020 een bedrag van € 0,8 mln aan premie ontvangen voor KKC aanvragen. Er is voor de KKC in 2020 geen beroep op de begrotingsreserve gedaan.

Microkredieten

In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering uit 2014 is € 100 mln beschikbaar gesteld voor Microkredieten. Hierop is een garantie van € 86,7 mln verstrekt aan de Europese Investeringsbank voor de funding van de Stichting Qredits van € 100 mln voor de verdere groei van de dienstverlening van Qredits (micro- en MKB-krediet tot € 150.000) als de nieuwe dienstverlening van Qredits (werkkapitaal en de hogere MKB kredieten tot € 250.000). In 2017 is in dit kader een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de Council of Europe Bank (CEB) voor de funding van Qredits. In 2019 is daarnaast een garantie verstrekt van € 25 mln aan de Bank Nederlandse Gemeenten voor de funding van Qredits. In 2020 is een aanvullende garantie verstrekt van € 5 mln aan CEB.

Garantie MKB-financiering

In het kader van het Actieplan MKB-financiering uit 2014 is in totaal € 268,2 mln aan garanties verstrekt aan alternatieve financiers van het MKB.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Garantieregeling Aardwarmte

De garantieregeling Aardwarmte heeft als doel het afdekken van het financiële risico indien een boring van een put voor de toepassing van aardwarmte voor de borende partij minder oplevert dan verwacht. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Er wordt een premie van 7% gevraagd. De regeling richt zich zowel op gewone als diepe aardwarmte-projecten (dieper dan 3.500 meter).

Tabel 4 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)
 

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

Totaalstand risicovoorziening 2019

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2020 en 2019

1

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

B.V. Finance Continuïteit IHC

40.000

onbepaald

nvt

nvt

2

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Biopartner

13.524

1-7-2021

nvt

nvt

3

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

LIOF BioMedbooster

3.000

31-12-2020

nvt

nvt

4

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

MARIN

6.807

onbepaald

nvt

nvt

5

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Microkrediet Ned (Qredits)

44.630

1-4-2045

nvt

nvt

6

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Microkrediet Ned (SZW)

1.666

onbepaald

nvt

nvt

7

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

One Logistics

4.000

2-1-2025

nvt

nvt

8

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Provincie Limburg

15.882

31-12-2023

nvt

nvt

9

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Qredits

1.765

1-2-2026

nvt

nvt

10

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Stichting Qredits Microfinanciering

25.000

15-6-2030

nvt

nvt

11

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Bioconnection 1-3161

1.084

onbepaald

nvt

nvt

12

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (COL 1)

15.000

31-12-2026

nvt

nvt

13

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (COL 2)

18.700

31-12-2026

nvt

nvt

14

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Capital I B.V. (Smart Photonics)

10.000

31-12-2030

nvt

nvt

15

Artikel 3 Toekomstfonds

BOM Life Science & Health Fund Brabant (Pivot Park)

2.000

31-12-2022

nvt

nvt

16

Artikel 3 Toekomstfonds

Corona OverbruggingsLening Regio Utrecht B.V. (COL 2)

13.050

31-12-2026

nvt

nvt

17

Artikel 3 Toekomstfonds

Horizon De Aanjager (COL 2)

2.900

31-12-2026

nvt

nvt

18

Artikel 3 Toekomstfonds

Horizon De Aanjager (COL 1)

1.800

31-12-2026

nvt

nvt

19

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter (COL 1)

21.200

31-12-2026

nvt

nvt

20

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Noord Holland (COL 2)

53.550

31-12-2026

nvt

nvt

21

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter (COL 2)

40.600

31-12-2026

nvt

nvt

22

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Utrecht (COL 1)

9.300

31-12-2026

nvt

nvt

23

Artikel 3 Toekomstfonds

InnovationQuarter namens Noord Holland (COL 1)

21.600

31-12-2026

nvt

nvt

24

Artikel 3 toekomstfonds

Innovation Quarter (Innogenerics)

5.700

ultimo 2026

nvt

nvt

25

Artikel 3 Toekomstfonds

Investeringsfonds Zeeland B.V. (COL 1)

1.800

31-12-2026

nvt

nvt

26

Artikel 3 Toekomstfonds

LIOF (COL 1)

5.800

31-12-2026

nvt

nvt

27

Artikel 3 Toekomstfonds

LIOF OverbruggingsFonds (COL 2)

7.000

31-12-2026

nvt

nvt

28

Artikel 3 Toekomstfonds

N.V. Economische Impuls Zeeland (COL 2)

2.066

31-12-2026

nvt

nvt

29

Artikel 3 Toekomstfonds

Nedermaas Hightech Ventures

8.542

30-6-2021

nvt

nvt

30

Artikel 3 Toekomstfonds

NOM (COL 2)

6.375

31-12-2026

nvt

nvt

31

Artikel 3 Toekomstfonds

NOM (COL 1)

7.800

31-12-2026

nvt

nvt

32

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2019, 2020 en 2021

5.100

31-12-2032

nvt

nvt

33

Artikel 3 Toekomstfonds

NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2018, 2019

7.200

31-12-2030

nvt

nvt

34

Artikel 3 Toekomstfonds

Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V. (COL 1)

15.700

31-12-2026

nvt

nvt

35

Artikel 3 Toekomstfonds

Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V. (COL 2)

22.500

31-12-2026

nvt

nvt

36

Artikel 3 Toekomstfonds

Participatiemij Oost Nederland NV DVI-2

53.500

1-1-2035

nvt

nvt

37

Artikel 3 Toekomstfonds

Participatiemij Oost Nederland NV DVI-I

94.073

1-1-2030

nvt

nvt

38

Artikel 3 Toekomstfonds

StW 2014-2015

3.808

Onbepaald

nvt

nvt

39

Artikel 3 Toekomstfonds

StW 2016-2017

9.200

Onbepaald

nvt

nvt

40

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Ambigo V.O.F.

4.080

31-12-2027

nvt

nvt

41

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

EBN BV

7.000

31-12-2032

nvt

nvt

42

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

ECN

40.000

31-7-2027

nvt

nvt

43

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

ECN/NRG

78.154

31-12-2026

nvt

nvt

44

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Fibrant

2.143

31-12-2034

nvt

nvt

45

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Fibrant

7.143

31-12-2034

nvt

nvt

46

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Fibrant

20.714

31-12-2034

nvt

nvt

47

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Pallas

41.702

1-1-2022

nvt

nvt

De opname van de financieringen van overbruggingsleningen inzake de coronamaatregelen heeft er toe geleid dat in de saldibalanspost vorderingen de rubricering van leningen en geconditioneerde vorderingen is herzien. Om te komen tot een meer eenduidige indeling is de regeling of verplichting tot terugbetaling nadrukkelijker het uitgangspunt. Hierdoor zijn een aantal geconditioneerde vorderingen ten opzichte van 2019 verschoven naar de leningen.

1 IHC

Dit betreft de overbruggingsfaciliteit voor Royal IHC. De looptijd kent een uitloop die afhankelijk is van het uiteindelijke moment van volledige oplevering van een omvangrijk project bij IHC.

2 Biopartner

Dit betreft een in het jaar 2000 verstrekte lening ten behoeve van een start-up participatiefonds life sciences. De lening is verlengd tot 1 juli 2021 om tot een definitieve afwikkeling te komen.

3 LIOF Biomedbooster

Dit betreft een in 2006 verstrekte lening aan LIOF ten behoeve Biomedbooster B.V. De lening zal worden verlengd tot medio 2021 ten behoeve van de afwikkeling van de leningovereenkomst.

4 MARIN

De lening van € 6,8 mln is in 2003 tussen de Staat en MARIN vastgelegd in een aangepaste overeenkomst van geldlening, in verband met de in 2003 opgerichte MARIN Stakeholders Association (MSA). In deze overeenkomst is bepaald dat MARIN is vrijgesteld van aflossingsverplichting voor zover de MSA voor ten minste het bedrag van de lening deelnemersovereenkomsten heeft gesloten.

5 Microkrediet Nederland (Qredits)

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken van micro- en mkbkrediet aan ondernemers

6 Microkrediet Nederland (Qredits SZW)

Dit betreft een achtergestelde lening aan stichting Qredits voor het verstrekken van microkrediet aan ondernemers

7 Onelogistics

Dit betreft een in 2018 verstrekte lening aan Onelogistics ten behoeve van de voorbereidingen van een warehouse voor de opslag, het beheer en verzending van F-35 onderdelen op het Logistiek Centrum Woensdrecht.

8 Provincie Limburg

Dit betreft een lening aan de Provincie Limburg in het kader van Industriepark Swentibold

9 Qredits (pilot achtergestelde leningen fonds)

Dit betreft een subsidie met terugbetaalverplichting in het kader van de pilot achtergestelde leningenfonds van Qredits.

10 Stichting Qredits microfinanciering

Dit betreft een lening aan Qredits ten behoeve van het verstrekken van overbruggingskredieten aan ondernemers.

11 BOM BioConnection

Dit betreft een in 2005 aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) verstrekte lening ten behoeve van BioConnection B.V.

12 BOM Capital I B.V. COL 1

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

13 BOM Capital I B.V. COL 2

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

14 BOM Capital I B.V. Smart Photonics

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) ten behoeve van de investering in Smart Photonics, een Eindhovense scale-up voor de productie van fotonische chips.

15 BOM Life Sciences & Health Fund

Dit betreft een lening aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij die in 2013 is verstrekt ten behoeve van de ontwikkeling van de Life Sciences & Health sector in Noord-Brabant.

16 Corona OverbruggingsLening Regio Utrecht B.V. (COL 2)

Dit betreft een lening aan COL RU ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

17 Horizon de Aanjager (COL 2)

Dit betreft een lening aan Horizon de Aanjager ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Flevoland.

18 Horizon de Aanjager (COL 1)

Dit betreft een lening aan Horizon de Aanjager ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Flevoland.

19 Innovation Quarter (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

20 Innovation Quarter namens Noord Holland (COL 2)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Noord Holland.

21 Innovation Quarter (COL 2)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

22 Innovation Quarter namens Utrecht (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Utrecht.

23 Innovation Quarter namens Noord Holland (COL 1)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen in de provincie Noord Holland.

24 Innovation Quarter (Innogenerics)

Dit betreft een lening aan Innovation Quarter voor de investering in Innogenerics B.V. ten behoeve van de overname van de geneesmiddelen fabrikant Apotex.

25 Investeringsfonds Zeeland B.V. (COL 1)

Dit betreft een lening aan Investeringsfonds Zeeland B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

26 LIOF (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

27 LIOF OverbruggingsFonds (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

28 Investeringsfonds Zeeland (COL 2)

Dit betreft een lening aan Investeringsfonds Zeeland B.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

29 Nedermaas Hightech Ventures

Dit betreft een in 2009 aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij LIOF verstrekte lening ten behoeve van Nedermaas Hightech Ventures, een nieuw venture-capital fonds dat zich richt op de vroege financiering van hightech start up's in de Provincie Limburg.

30 NOM (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM B.V.) ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

31 NOM (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM B.V.) ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

32 NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2019, 2020 en 2021

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van regeling vroegefasefinanciering.

33 NWO (Toegepaste en Technische Wetenschappen) 2018, 2019

Dit betreft een lening aan NWO voor het verstrekken van kredieten aan ondernemingen in het kader van regeling vroegefasefinanciering.

34 Oost NL N.V. (COL 1)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Oost. N.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

35 Oost NL N.V. (COL 2)

Dit betreft een lening aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Oost. N.V. ten behoeve van het verstrekken van Corona overbruggingsleningen aan ondernemingen.

36 Oost NL N.V. DVI-2

Dit betreft een lening aan Oost NL N.V. ten behoeve van het Dutch Venture Initiative II

37 Oost NL N.V. DVI

Dit betreft een lening aan Oost NL N.V. ten behoeve van het Dutch Venture Initiative

38 StW 2014-2015

Dit betreft een lening aan de Stichting Technische Wetenschappen voor het vertrekken van kredieten in het kader van de regeling Vroegefase-financiering.

39 StW 2016-2017

Dit betreft een lening aan de Stichting Technische Wetenschappen voor het vertrekken van kredieten in het kader van de regeling Vroegefase-financiering.

40 Ambigo V.O.F.

Deze lening is in 2017 verstrekt voor de ontwikkeling van een duurzame biomassavergassingsinstallatie. De lening zal naar verwachting in 2021 worden terugbetaald.

41 EBN

De achtergestelde lening tegen 0% rente van in totaal € 48 mln van EZK is bedoeld voor investeringen in geothermieprojecten in Nederland in de komende vijf jaar volgens het businessplan genaamd ‘Masterplan Aardwarmte’. Er is door EZK gekozen voor verplichte deelname van EBN in deze geothermieprojecten. De lening wordt verstrekt aan EBN bv, die deze lening doorstort als agio in EBN Aardwarmte bv. Deze dochter krijgt zo een solvabiliteit van 30%. Verder zal EBN eigen overtollige kasmiddelen inzetten als een groepslening van EBN bv aan EBN Aardwarmte bv, waarmee voor 70% van de kapitaalbehoefte van de dochter EBN Aardwarmte bv gedekt wordt. EBN zal samen met professionele marktpartijen risicodragend deelnemen in projecten via haar dochter voor 20% tot 40%.

42 ECN

In 2016 is aan ECN een lening verstrekt van € 40 mln voor het verwerken en afvoeren van historisch radioactief afval in Petten.

43 NRG

Aan Stichting Nuclear Research and Consultancy Group (NRG) is een lening verstrekt voor het uitwerken en uitvoeren van een Herstelplan, in algemene zin gericht op de continuïteit van de bedrijfsvoering van NRG en in het bijzonder op het scheppen van de noodzakelijke financiële, technische, commerciële en organisatorische voorwaarden voor het in bedrijf houden van de Hoge Flux Reactor (HFR).

44 t/m 46 Fibrant

De leningen aan Fibrant zijn verstrekt vpor investeringen in (de ombouw van) installaties teneinde de uitstoot van lachgas (als CO2 equivalent) te reduceren. Hiermee worden drie projecten uitgevoerd met een totale lachgasreductie van ruim 0,6 Mton CO2 equivalent.

47 Pallas

Aan de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor is een lening verstrekt voor fase 1 van de totstandkoming van een nieuwe hoge fluxreactor (de Pallas-reactor), die bestemd is voor de productie van medische en industriële radio-isotopen en voor nucleair technologisch onderzoek.

Overzicht coronasteunmaatregelen

Tabel 5 Overzicht coronasteunmaatregelen (bedragen x € 1 mln)

Maatregel

Verplichtingen 2020

Uitgaven 2020

Ontvangsten 2020

Relevante Kamerstukken

Noodloket (TOGS)

870

870

2

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16

Tegemoetkoming vaste lasten (TVL)

1.776

1.069

 

Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42, Kamerstuk 35 420, nr. 81, Kamerstuk 35 420, nr. 105

BMKB-Corona

448

 

12

Kamerstuk 35 420, nr. 1, Kamerstuk 35 420, nr. 16

Begrotingsreserve BMKB-Corona

215

215

 

Veegbrief

GO-Corona

612

 

2

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16

Begrotingsreserve GO-Corona

177

177

 

Veegbrief

Corona Overbruggingslening (COL)

300

285

18

Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 42

Klein Krediet Corona (KKC)

36

 

1

Kamerstuk 35 420, nr. 31

Begrotingsreserve Klein Krediet Corona (KKC)

165

165

 

Veegbrief

Qredits

31

31

 

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 16, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Bedrijfssteun

157

  

Kamerstuk 35 420, nr. 72, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Verlaging netbeheertarief Caribisch Nederland

5

5

 

Kamerstuk 35 420, nr. 25, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Telecom Caribisch Nederland

2

2

 

Kamerstuk 35 420, nr. 25, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Versterken fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

   

Kamerstuk 35 420, nr. 105

Omscholing naar tekortsectoren

   

Kamerstuk 35 420, nr. 105

Bijdrage RVO.nl

24

24

 

Kamerstuk 35 420, nr. 2, Kamerstuk 35 420, nr. 38, Kamerstuk 35 420, nr. 105

Totaal

4.818

2.842

35

 

Toelichting coronasteunmaatregelen

Noodloket (TOGS)

Voor ondernemingen in sectoren die het zwaarst getroffen waren door de gezondheidsmaatregelen in verband met het coronavirus was een eenmalige tegemoetkoming van € 4.000 beschikbaar. Aan 217.550 ondernemingen is dit bedrag uitgekeerd, voor een totaalbedrag van € 870,2 mln. In 2020 is voor de TOGS € 2,4 mln terugontvangen, in verband met onder meer gecorrigeerde overboekingen en terugvorderingen.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

Ter ondersteuning van ondernemingen die zijn getroffen door de coronacrisis is subsidie verleend, waarbij de hoogte afhankelijk was van het omzetverlies en het percentage vaste lasten in de betreffende sector. Om in aanmerking te komen voor de regeling gold een minimum percentage omzetverlies van 30%. In totaal is in 2020 aan circa 90.000 ondernemingen subsidie verleend, met een totaal bedrag aan betalingen van € 1,07 mld. Dit bedrag is inclusief € 9,3 mln voor de TVL Caribisch Nederland. De in 2020 verleende subsidies in het kader van de TVL worden in 2021 definitief vastgesteld.

BMKB-Corona

Na de uitbraak van de COVID-19 pandemie heeft het kabinet een coronaluik toegevoegd aan de BMKB. Hierbij staat de overheid voor per saldo 67,5% borg op krediet aan in de kern gezonde mkb-bedrijven. Er is in 2020 in totaal voor € 448,3 mln aan borgstellingen onder het coronaluik in de BMKB verstrekt. Er is in 2020 een bedrag van € 11,6 mln aan afsluitprovisie ontvangen voor BMKB-Corona aanvragen.

Begrotingsreserve BMKB-Corona

In 2020 is ca. € 215 mln afgestort in de begrotingsreserve BMKB ter afdekking van eventuele toekomstige schades op de BMKB-Corona als gevolg van faillissementen.

GO-Corona

Het kabinet steunt bedrijven die krediet nodig hebben als gevolg van de Coronacrisis met een Staatsgarantie op bankleningen via de GO-Corona. Heet betreft 80% garantie voor het grootbedrijf en 90% voor mkb-ondernemingen op leningen van maximaal € 150 mln. Er is in 2020 in totaal € 611,5 mln aan garanties verstrekt onder de GO-Corona. Er is 2020 een bedrag van € 2 mln aan provisie ontvangen voor GO-Corona aanvragen.

Begrotingsreserve GO-Corona

In 2020 is ca. € 177 mln afgestort in de begrotingsreserve Garatie Ondernemingsfinanciering ter afdekking van eventuele toekomstige schades op de coronamodule van de GO als gevolg van faillissementen.

Corona Overbruggingslening (COL) 

Een budget van € 300 mln is ten behoeve van de COL beschikbaar gesteld aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Startups, scale-ups en innovatieve MKB’ers kunnen met de COL via de ROM’s Coronaoverbruggingskredieten tussen de € 50.000 en € 2 mln aanvragen. Een totaalbedrag van € 284,6 mln is in 2020 uitgekeerd aan de ROM’s. Hiervan is € 17,9 mln teruggestort. Dit bedrag wordt aangewend voor de verstrekking van COL-leningen in 2021.

Klein Krediet Corona (KKC)

Om getroffen ondernemers te helpen die geen kredietrelatie hebben met een bank of maar een kleine kredietbehoefte hebben is de garantieregeling KKC gestart voor kredieten tot € 50.000, met een looptijd van 5 jaar, 95% garantie en een premie van 2%. Er is in 2020 in totaal € 36,4 mln aan garantieverplichtingen verstrekt. Er is in 2020 een bedrag van € 0,8 mln aan premie ontvangen voor KKC aanvragen.

Begrotingsreserve Klein Krediet Corona (KKC)

Het onbenutte schadebudget en de ontvangen afsluitprovisie van de KKC ter waarde van € 164,8 mln zijn volledig afgestort naar de begrotingsreserve van de KKC. De begrotingsreserve kan in de toekomst ingezet worden om schades op KKC leningen te dekken.

Qredits

Qredits heeft na de uitbraak van de COVID-19 pandemie een subsidie van € 6 mln ontvangen en volledig uitgezet om bestaande klanten uitstel van aflossing en rentekorting aan te bieden. Tevens is er in 2020 een lening van € 25 mln beschikbaar gesteld aan Qredits om nieuwe en bestaande klanten Coronaoverbruggingskredieten tot en met € 25.000 aan te bieden.

Bedrijfssteun

Reisorganisaties hebben als gevolg van de COVID-19 pandemie massaal reizen geannuleerd. Stichting Garantiefonds Reisgelden, Garantiefonds GGTO en VZR Garant hebben daarom besloten pakketreisvouchers uitgegeven tussen 16 maart 2020 en 31 december 2020 op te nemen in hun garantieregelingen. De Staat heeft de garantiefondsen leningen met een totale waarde van € 156,5 mln aangeboden om consumenten na faillissement van de aangesloten pakketreis aanbieder schadeloos te stellen.

Verlaging netbeheer Caribisch Nederland

Om de gevolgen van de coronacrisis voor de eilandbewoners van Saba, Sint-Eustatius en Bonaire te verlichten hebben de elektriciteitsbedrijven van deze eilanden in 2020 een aanvullende subsidie ontvangen van bij elkaar € 5,1 mln om de netbeheertarieven voor de bewoners naar 0 te kunnen brengen.

Telecom Caribisch Nederland

In 2020 zijn de tarieven van Internet aansluitingen in Caribisch Nederland tijdelijk verlaagd. Dit omdat internet aansluitingen essentieel zijn voor het thuiswerken en het krijgen van thuisonderwijs. Aan 5 aanbieders van vaste internetverbindingen is een bedrag van € 1,8 mln uitgekeerd.

Versterken fondsvermogen Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Het kabinet heeft in 2020 € 75 mln beschikbaar gesteld om het fondsvermogen van de ROM’s te versterken, zodat zij startups, scale-ups en innovatieve mkb-ers van financiering kunnen voorzien. Vanwege de regionale co-financieringseis konden de middelen niet tijdig in 2020 uitgezet worden en schuiven de middelen door naar 2021.

Omscholing naar tekortsectoren

Op Prinsjesdag is bekend gemaakt dat het kabinet € 37,5 mln subsidie (inclusief uitvoeringskosten) beschikbaar stelt in 2021 om omscholingstrajecten naar krapteberoepen te mobiliseren. Verdere details over de regeling worden in 2021 bekend gemaakt.

Bijdrage RVO.nl

Betreft de uitvoeringskosten van RVO.nl voor de uitvoering van de coronamaatregelen.

4. Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten

A. Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie en de markt voor overheidsopdrachten.

Goed functionerende markten dragen bij aan de economische groei en innovatie. Digitale ontwikkelingen leiden tot ingrijpende veranderingen in sectoren en domeinen. Er is sprake van een digitale transitie die onze manier van werken en leven ingrijpend verandert, met alle alle kansen en bedreigingen van dien. Om het economisch verdienvermogen te versterken en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken, zet het kabinet er op in dat Nederland digitaal koploper is en blijft in Europa, onder meer door het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige, betrouwbare en veilige digitale infrastructuren en door het stimuleren van onderzoek en innovatie op digitaal terrein.

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Staatssecretaris van EZK is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. De Staatssecretaris van EZK ziet het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en innovatie te stimuleren. De Minister van EZK heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege.

De Staatssecretaris van EZK is samen met de bewindspersonen van J&V en BZK verantwoordelijk voor de coördinatie van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (2018; update 2019, update 2020). Dat is een kabinetsbrede agenda om de maatschappelijke en economische kansen van digitalisering te benutten en het fundament van de digitale transitie te versterken, waaronder digitale vaardigheden, cybersecurity, privacy, concurentie en innovatie.

Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid, waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.

  • Stimuleren van innovatie in het bedrijfsleven.

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

  • Het bijdragen aan een vrij, veilig en open internet door het financieren van een aantal (internationale) organisaties op het terrein van Internet Governance, waaronder het Internet Governance Forum (IGF).

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met generiek mededingsbeleid, zoals opgenomen in de Mededingingswet.

  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009, waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

  • Het opstellen van regels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

  • Het bevorderen van innovatie en digitalisering in economische sectoren en maatschappelijke domeinen, door coördinatie van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie.

  • Het scheppen van de juiste voorwaarden voor concurrentie met de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

  • Het moderniseren van de telecommunicatieregelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Om - aanvullend op het jaarverslag – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website www.cbs.nl/nl-nl/publicatieplanning de planning aan van de CBS-publicaties. Actuele en gedetailleerde informatie over de specifiekebeleidsgebieden treft u aan op de websites van PIANOo, de ACM (o.a. over de telecommunicatiemarkt), Agentschap Telecom (Staat van de Ether, jaarberichten), TNO (Monitor Draadloze Technologie) het CBS (Cybersecuritymonitor en DAB+ ontvangers) en NCSC (cybersecurity dreigingen, incidenten en maatregelen) en tenslotte het Digital Trust Center (DTC).

Voor de hierna benoemde beleidswijzigingen zijn data en kengetallen te vinden in de Monitor bedrijvenbeleid. De Monitor van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie biedt een uitgebreid overzicht van data en kengetallen betreffende een veelheid van aspecten van de digitalisering in Nederland.

Tabel 6 Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Ambitie 2022

Bron

1. Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

4%

6%

6%

10%

12%

16%

18%

35%

CBS

2. Ranglijst digitale economie en maatschappij (DESI)

4

4

3

2

3

4

4

Koploper

DESI

3a. Connectiviteit – Beschikbaarheid vast breedband

84%

94%

95%

98%

97%

98%

98%

98% (minimaal 100 Mbps in 2023)

DESI

3b. Connectiviteit – Beschikbaarheid mobiel breedband

77%

80%

85%

88%

94%

99%

99%

98%1

DESI

X Noot
1

98 % geografische dekking in elke gemeente die minimaal 8 Mbps mogelijk maakt.

Bovenstaande prestatie-indicatoren geven het streven van EZK aan voor genoemde activiteiten.

Op de Index Digitale Economie en Samenleving 2020 staat Nederland op de 4e plaats.

Figuur 3 Index Digitale Economie en Samenleving

Bron: Europese commissie, Digitaal Scorebord

C. Beleidsconclusies

Mededinging en consumentenrechten voor platforms

Digitale platforms spelen een steeds grotere rol in onze samenleving. EZK zet zich in voor het competitief houden van platformmarkten en voor het beschermen van ondernemers en consumenten die gebruik maken van digitale platforms. Om het mededingingsbeleid aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in de digitale economie, heeft EZK zich in 2020 met succes in Europa sterk gemaakt voor aanvullende regelgeving voor platforms waar consumenten of ondernemers nauwelijks omheen kunnen (Kamerstuk 35 134, nr. 13). De Europese Commissie heeft in december 2020 een voorstel voor dergelijke regelgeving gepubliceerd waarin veel van de Nederlandse ideeën terugkomen. Nederland is positief in het BNC-fiche over het voorstel en dit voorstel zorgt voor meer concurrentie op platformmarkten en beschermt ondernemers die op platforms actief zijn.

Het is belangrijk dat consumenten met vertrouwen hun aankopen online (via een platform) kunnen doen en EZK heeft daarover in 2019 en 2020 gesprekken gevoerd met Nederlandse platforms. Dit heeft geresulteerd in het document ‘bouwen aan vertrouwen’, gepubliceerd in juli 2020 waarin goede voorbeelden zijn verzameld en dat ter inspiratie kan dienen voor nieuwkomers op deze markt. EZK pleit verder voor meer verantwoordelijkheden voor online platforms richting de consument (Kamerstuk 27 879, nr. 76), geregeld op Europees niveau. Het in december door de Europese Commissie gepubliceerde voorstel voor een Digital Services Act bevat (onder andere) hiervoor een aantal nieuwe regels.

Evaluatie Gids Proportionaliteit (Gids-P)

Eind 2020 heeft EZK de opdracht voor de evaluatie van het stelsel tot wijziging van de Gids Proportionaliteit (waar de adviescommissie onderdeel van uitmaakt) gegund aan een extern onderzoeksbureau. Het doel van dit onderzoek is om het stelsel van wijziging van de Gids-P te evalueren inclusief de werkwijze van de adviescommissie binnen de procedure. De schrijfgroep die de adviescommissie voorging valt buiten de scope van deze evaluatie. De evaluatie richt zich op de periode 23 februari 2017 tot 31 december 2020. De evaluatie is eind 2020 opgestart en zal voor de (her)benoeming van de leden in juni 2021 afgerond zijn.

Evaluatie Autoriteit Consument en Markt (ACM)

De Autoriteit Consument en Markt moet volgens artikel 39 van de kaderwet ZBO elke vijf jaar worden geëvalueerd. In 2020 heeft dit evaluatieonderzoek plaatsgevonden, met als doel de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de ACM over de afgelopen vijf jaar vast te stellen. De Tweede Kamer wordt in het eerste kwartaal van 2021 over de uitkomsten van de evaluatie geïnformeerd.

Het beeld dat uit de evaluatie naar voren komt over het functioneren van de ACM is overwegend positief. Onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) komt tot de conclusie dat de ACM een significante bijdrage heeft geleverd aan goed functionerende markten, ordentelijke marktprocessen en het beschermen van consumenten. De ACM is een goed functionerende, kundige toezichthouder waar consumenten, bedrijven, overheden en andere samenwerkingspartners over het algemeen tevreden over zijn. In de evaluatie wordt tot slot een aantal suggesties gedaan voor een verdere professionalisering van het functioneren van de ACM, zoals het beter communiceren over de gemaakte keuzes van de ACM, het oog houden voor publieke belangen en met bedrijven te kijken hoe de doelmatigheid van toezicht verder kan worden versterkt.

Postmarkt

Het postvolume in Nederland is sinds 2005 met meer dan 60% afgenomen. De voortdurende volumekrimp zet de houdbaarheid van de postvoorziening in toenemende mate onder druk. Tegelijkertijd vervult fysieke post nog altijd een belangrijke maatschappelijke functie. Ongeveer 2,5 miljoen Nederlanders vinden het moeilijk met digitale apparaten om te gaan en ongeveer 1,2 miljoen mensen hebben nog nooit internet gebruikt. In maart 2020 is een voorstel tot herziening van de Postwet ingediend bij de Tweede Kamer, zodat de wet beter aansluit bij de huidige marktomstandigheden (Kamerstuk 35 423, nr. 2). Daarnaast is in juni 2020 de vergunning van EZK voor de concentratie tussen Sandd en PostNL door de rechtbank Rotterdam vernietigd. EZK is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak en bereidt parallel een nieuw vergunningsbesluit voor.

Telemarketing

Voor telemarketing geldt op dit moment een zogenaamd opt-out-systeem. In maart 2020 is een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden dat het opt-out-systeem vervangt door een opt-in-systeem (Kamerstuk 35 421, nr. 2). En dus zijn natuurlijke personen beter beschermd tegen ongevraagde telemarketinggesprekken. De houding van consumenten tegenover telemarketing is in 2020 twee keer gemeten door middel van flitspeilingen die uitgevoerd worden door onderzoeksbureau Kantar Public (Kamerstuk 35 421, nr. 10). Deze vorm van monitoring zal in 2021 worden voortgezet. Daarbij wordt er meer inzicht gecreëerd hoe effectief de zelfregulering binnen de sector is volgens consumenten.

De Nederlandse Digitaliseringsstrategie 2018-2021

Met de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) heeft Nederland op initiatief van EZK in 2018 een integrale, kabinetsbrede strategie op digitalisering gepresenteerd, om de kansen van digitalisering op verantwoorde wijze te benutten en (nieuwe) vraagstukken voortvarend op te pakken. In 2020 verscheen de 2e update en voortgangsrapportage van die strategie. EZK heeft in 2020 verdere resultaten geboekt met samenwerkingsverbanden zoals de Nederlandse AI-coalitie en de Datadeelcoalitie, zie hieronder. De smart industry fieldlabs voor de digitalisering van de Nederlandse industrie groeiden uit tot een landelijk dekkend netwerk van 46 fieldlabs en vijf regionale hubs die € 314 mln aan investeringen wisten te mobiliseren. Op het gebied van digitale vaardigheden is in 2020 de SLIM-regeling (SZW subsidie) in werking getreden, voor de subsidiëring van leren en ontwikkelen op de werkvloer. In de periode 2020-2022 is daarvoor € 48 mln per jaar beschikbaar. Op het domein van de digitale overheid zijn flinke stappen gezet, door niet langer de overheid centraal te stellen, maar maatschappelijke vraagstukken. De overheid investeerde middels het Innovatiebudget € 6 mln in projecten ter verbetering van haar eigen dienstverlening met digitale technologie. Met verantwoorde toepassingen van digitale technologie en in een nieuwe ronde van Startups in Residence gingen jonge bedrijven aan de slag met maatschappelijke opgaven.

Een sterke basis voor Artificiële Intelligentie (AI) onderzoek en innovatie Nederland wil internationaal meedoen met de digitale koplopers. Het kader daarvoor vormt het Strategisch Actieplan voor AI van het kabinet o.a. gericht op een sterke kennis- en innovatiebasis en talentontwikkeling door publiek-private samenwerking. De inmiddels 400 deelnemers van de Nederlandse AI-coalitie hebben met elkaar een meerjarige, integrale aanpak ontwikkeld om alle schakels in de innovatieketen te versterken: high end onderzoek, toegepast onderzoek en de marktintroductie van AI toepassingen voor gezondheid en zorg, energie, mobiliteit, de (maak)industrie, voor veiligheid, media, publieke dienstverlening en financiële dienstverlening. Als startimpuls voor deze aanpak heeft EZK medio 2020 € 23,5 mln beschikbaar gesteld. Met dat budget zijn onder meer een zevental regionale AI kennisclusters versterkt en met elkaar verbonden en worden AI onderzoeklabs voor maatschappelijke uitdagingen en verantwoorde AI bevorderd.

Onderwijscurriculum up-to-date

Om te bewerkstelligen dat jongeren mediawijs zijn en beschikken over goede ICT-basisvaardigheden en informatievaardigheden is een curriculum voor primair en voortgezet onderwijs opgesteld met aandacht voor digitale geletterdheid en praktische vaardigheden. Om de implementatie van het curriculum te bevorderen is door EZK en OCW de digitaliseringsagenda po/vo opgesteld. Hieraan is in 2020 verder samengewerkt tussen onderwijs en bedrijfsleven om digitale vaardigheden van leerlingen en leraren te versterken onder andere door ondersteuning van docenten en meer gericht gebruik van digitale leermiddelen. Het achterliggende beleidsdoel is zorgen dat er meer ICT professionals op de markt komen.

Voldoende ICT-professionals

Al enige tijd bestaat in Nederland een tekort aan ICT’ers en digitaal geschoolden. Om ervoor te zorgen dat bedrijven voldoende, goed gekwalificeerd personeel kunnen vinden is landelijk samengewerkt aan de Human Capital Agenda ICT. De focus ligt de komende jaren op het opschalen van succesvolle regionale initiatieven en het betrekken van meer bedrijven bij het opleiden en omscholen van mensen tot ICT-professionals. In 2020 is gestart met de ontwikkeling van trainingsmodules voor AI voor maatschappelijke uitdagingen, zoals Gezondheid & Zorg. Met de Topsectoren is een arbeidsmarktonderzoek ICT uitgevoerd en is met succes een aanpak ontwikkeld voor zogenaamde learning communities, waarin bedrijven, onderwijsinstellingen en onderzoekers samen werken aan het versterken van ICT-kennis en vaardigheden. Ondanks de door corona oplopende werkloosheid nam in 2020 het aantal IT-banen toe van 477.000 tot 522.000 en zal de werkgelegenheid in het digitale domein naar verwachting groeien met 6% in 2021.

Een florerende data-economie

Om de kansen van digitalisering te benutten, is het essentieel dat data gedeeld wordt. Daarmee kunnen bijvoorbeeld startups nieuwe innovatieve toepassingen ontwikkelen, zoals beschreven in de Nederlandse visie op datadeling tussen bedrijven. In 2020 heeft EZK vrijwillige datadeling gefaciliteerd door de oprichting van de Data Sharing Coalition, een coalitie van brancheverenigingen, kennisinstellingen, bedrijven en experts die met (financiële) steun van EZK werken aan een afsprakenstelsel voor cross-sectoraal datadelen. Data hergebruiken in andere sectoren kan tot verrassende nieuwe verbindingen en innovaties leiden, maar data kan niet vanzelf worden uitgewisseld tussen sectoren en bedrijven, hiervoor zijn technische standaarden, juridische afspraken en operationele afspraken nodig, zoals service levels en governance. Deze coalitie is het afgelopen jaar gegroeid tot 33 deelnemers. Op Europees niveau zijn er belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de data-economie. Zo heeft de Europese Commissie haar data-strategie gepubliceerd met daarin de initiatieven die ze de komende jaren wil ontplooien. Zo is de Data Governance Act in november 2020 gepubliceerd en is de Joint Declaration on Cloud Federation tot stand gekomen om cloud-initiatieven te ontplooien en financieren. Hieraan gerelateerd is GAIA-X, een publiek-privaat initiatief dat Europese cloud- en datadiensten wil verbinden en beter toegankelijk wil maken, om zo een alternatief te bieden voor de huidige grote niet-Europese spelers. Het kabinet zet zich in om de Nederlandse belangen rond het initiatief te borgen en TNO werkt aan het opzetten van de eerste Nederlandse GAIA-X hub, waarin verder uitgewerkt gaat worden hoe de GAIA-X standaarden in de praktijk innovaties mogelijk maken.

Digitale infrastructuur van wereldklasse (connectiviteit)

De inspanningen van EZK zijn gericht op een sterke internationale positie voor Nederland op het gebied van hoogwaardige vaste en mobiele communicatienetwerken. Met de uitvoering van de acties uit het in 2018 gelanceerde Actieplan Digitale Connectiviteit werkt EZK continu aan het behoud en verder versterken van de Nederlandse positie.

Om de weg vrij te maken voor de geleidelijke introductie van de vijfde generatie (5G) mobiele telecommunicatietechnologie, heeft afgelopen jaar de multibandveiling plaatsgevonden. De winnaars zijn verplicht om in 2022 in elke gemeente een geografische dekking van ten minste 98% te hebben, een aantal uitzonderingen daargelaten. Die dekking moet een minimale snelheid van 8 Mbps mogelijk maken voor elke gebruiker en vanaf 2026 10 Mbps. Daarnaast zijn de voorbereidingen gestart voor de geplande verdeling van de 3,5 GHz banden begin 2022. Ook zijn de 3 mobiele operators vorig jaar gestart met de geleidelijke activatie van 5G en is dit inmiddels in grote delen van Nederland beschikbaar.

De beschikbaarheid van snelle vaste verbindingen is afgelopen jaar verder toegenomen en heeft erin geresulteerd dat in 2020 bijna 99% van alle huishoudens kan beschikken over een vaste internetverbinding van ten minste 100 Mbit/s (t.o.v. 96% in 2017) en circa de helft over een verbinding van 1 Gbit/s. Daarmee komt het connectiviteitsdoel voor 2023 steeds dichterbij: iedereen op ten minste 100 Mbit/s en een grote meerderheid op 1 Gbit/s.

Verder heeft EZK haar netwerk met lokale overheden versterkt door de oprichting van een taskforce digitale connectiviteit. Hierin wordt samengewerkt aan producten ter stimulering van de harmonisatie van lokaal beleid en ter bevordering van de soepele uitrol van telecomnetwerken op lokaal niveau. Ook is de informatievoorziening vanuit EZK naar gemeenten en burgers over onderwerpen als 5G en straling en gezondheid geïntensiveerd, onder meer via websites, nieuwsbrieven en sociale media. In het komende jaar zal de ingezette lijn met lokale overheden worden doorgetrokken en wordt waar relevant ook de markt betrokken. Verder zal EZK met provincies bezien welke mogelijkheden er zijn om de moeilijk te ontsluiten huishoudens ook van snel internet te voorzien.

Implementatie nieuw Europees telecomkader

Eind december 2018 is de herziening van het Europese telecomkader gepubliceerd, de Telecomcode (richtlijn EU/2018/1972). Deze richtlijn zou uiterlijk eind 2020 moeten zijn geïmplementeerd. Op 21 december 2020 is een wijziging van de Telecommunicatiewet in werking getreden waarmee drie onderdelen van de Telecomcode zijn geïmplementeerd: een aanvullende mogelijkheid voor de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om toegangsregulering op te leggen, regels inzake overstappen en het geografisch onderzoek elektronische communicatienetwerken (Stb. 2020, 199). De rest van de Telecomcode wordt geïmplementeerd met een tweede wetsvoorstel dat meer tijd vergt vanwege onder meer het grote aantal reacties van burgers en gemeenten op de internetconsultatie. In 2020 is naar aanleiding van de internetconsultatie extra onderzoek uitgevoerd naar de impact van de Telecomcode op gemeenten. Het tweede wetsvoorstel is in december 2020 naar de Raad van State verzonden en kan naar verwachting in het tweede kwartaal van 2021 bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Een veilige digitale samenleving

In 2020 heeft de implementatie van de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software verder vorm gekregen om de digitale veiligheid van ICT-producten en diensten en het Internet of Things te bevorderen. Het wetsvoorstel Uitvoeringswet cyberbeveiligingsverordening is naar de Raad van State gestuurd voor advies. Dit wetsvoorstel creëert het nationale stelsel van cybersecurity certificering onder de Europese Cyber Security Act. In de EU worden de eerste cybersecurity certificeringschema’s ontwikkeld, waaronder voor clouddiensten. In samenwerking met J&V is de voorlichtingscampagne ‘Doe je Updates’ uitgevoerd om consumenten voor te lichten over de noodzaak om regelmatig slimme apparaten te updaten. De derde flight van onze campagne Doejeupdates (met ‘Hobbyhacker Hans’) is 23 november 2020 gestart en loopt door tot het eind januari 2021. Een tussentijdse peiling toont aan dat de campagne via de branded content (ingekochte artikelen bij bv nu.nl) en social media als Facebook het bijzonder goed doet. Van 23 november 2020 tot en met 17 januari 2021 heeft de campagnepagina van Doejeupdates 177.000 unieke weergaven. Dit is zeer hoog. Er is deze flight ook specifiek aandacht voor de router als ‘voordeur naar het internet’ gevraagd. De specifieke router pagina heeft 33.000 unieke weergaven. Ter vergelijking: veiliginternetten.nl heeft per jaar gemiddeld 1 miljoen unieke bezoekers. Dus dat betekent dat Doejeupdates in een kleine 2 maanden tijd 10% van het bezoek aan veilig internetten (waar de campagnepagina draait) genereert.

Het Digital Trust Center (DTC) is erop gericht om (niet vitale) bedrijven beter in staat te stellen hun eigen cyberweerbaarheid te organiseren. In 2020 is sterk ingezet op informatievoorziening via website en social media, en er is een online platform opgezet waarmee bedrijven onderling kennis, informatie en advies kunnen delen. Verder is gestart met de inrichting van een nieuwe informatiedienst om concrete dreigingsinformatie die bekend is binnen de overheid te delen met cybervolwassen bedrijven. Het aantal op het DTC aangesloten samenwerkingsverbanden van bedrijven op cybersecuritygebied is in 2020 gegroeid van 17 naar 31.

Voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners is het Computer Security Incident Response Team (CSIRT-DSP) met ingang 1 januari 2019 als programma van start gegaan. Het CSIRT heeft in 2020 gerealiseerd dat de doelgroep wordt voorzien van wekelijkse informatie over cyberdreigingen.

Bescherming van en regie op Persoonsgegevens

De acties van EZK zijn erop gericht dat mensen erop kunnen vertrouwen dat hun privacy online goed beschermd is en grip hebben op hun persoonsgegevens. EZK zet zich in voor de totstandkoming en implementatie van een ambitieuze Europese e-privacy verordening. De onderhandelingen op het ePrivacy dossier om tot een Algemene Oriëntatie te komen in de Raad zijn nog gaande. Naar verwachting zullen de triloog onderhandelingen met het Europees Parlement in de eerste helft van 2021 starten.

Conferentie Nederland Digitaal

De Conferentie Nederland Digitaal is een jaarlijkse bijeenkomst waarin de programmering is gebaseerd op de prioriteiten van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie. De programmering komt tot stand in overleg met bedrijven, overheden, kennisinstituten, onderwijs en maatschappelijke organisaties. De editie van 2020 die in Groningen zou zijn, kon helaas geen doorgang vinden: het was gepland in de tweede week van de Intelligente Lockdown. Besloten is om de voorbereiding van de conferentie te gebruiken voor de editie van 2021, waarin een groot deel van de sprekers alsnog optreedt en interactie heeft met de community. De opzet van deze editie was daarom meerdaags en uitgebreider, en heeft van 8-10 februari 2021 volledig digitaal plaatsgevonden.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 7 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

193.012

212.076

200.563

265.347

226.206

214.305

11.901

        

Uitgaven

194.204

208.677

201.785

251.492

230.938

215.326

15.612

        

Subsidies

600

488

236

517

2.769

203

2.566

Digitalisering regionale radio

600

488

   

0

0

Cyber security

  

236

517

926

203

723

Telecom Caribisch Nederland

    

1.843

0

1.843

        

Opdrachten

6.825

6.400

6.156

54.511

20.025

22.152

‒ 2.127

Onderzoek en Opdrachten

2.244

1.366

2.197

1.710

1.842

1.678

164

PIANOo/TenderNed

477

69

  

0

0

0

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

4.104

4.965

3.795

6.204

7.528

5.844

1.684

Digital trust centre

  

164

125

196

1.322

‒ 1.126

Cyber security

   

901

1.387

6.515

‒ 5.128

ICT beleid

    

6.296

6.793

‒ 497

Terugbetaling boetes ACM

   

45.571

2.733

0

2.733

Nationaal Groeifonds

    

43

0

43

        

Bijdragen aan agentschappen

23.260

29.523

39.124

34.814

39.503

30.218

9.285

Agentschap Telecom

14.571

17.747

27.195

23.576

28.698

21.488

7.210

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

1.145

11.746

11.929

11.238

10.805

8.730

2.075

DICTU

7.544

30

   

0

0

        

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

159.720

168.613

152.738

157.720

164.884

158.870

6.014

Metrologie

10.182

9.615

9.335

9.480

10.706

9.483

1.223

Raad voor Accreditatie

231

210

209

235

263

265

‒ 2

ACM

637

641

737

614

632

736

‒ 104

CBS

148.670

158.147

142.457

147.391

153.283

148.386

4.897

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.799

3.653

3.531

3.931

3.757

3.883

‒ 126

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1.144

1.172

1.124

1.157

1.186

1.156

30

Internationale organisaties

2.655

2.481

2.407

2.774

2.571

2.727

‒ 156

        

Ontvangsten

103.840

90.318

16.599

19.559

933.838

31.934

901.904

Ontvangsten ACM

  

162

162

162

162

0

High Trust

30.568

71.143

15.194

17.486

106.954

30.200

76.754

Diverse ontvangsten

73.272

19.175

1.243

1.910

826.722

1.572

825.150

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Tabel 8 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

193.012

212.076

200.563

265.347

226.206

214.305

11.901

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

193.012

212.076

200.563

265.347

226.206

214.305

11.901

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Agentschap Telecom

De bijdrage aan het Agentschap Telecom was € 7,2 mln hoger dan begroot, onder meer vanwege een verhoging van de jaarlijkse opdracht aan het Agentschap van € 2,9 mln voor o.a. de kosten voor de te houden veilingen en een bijdrage van € 2,0 mln aan het Agentschap vanwege wettelijke rente die het Agentschap moest betalen in verband met een rechtszaak over een eerdere veiling. Deze verhogingen zijn opgenomen in de 1e suppletoire begroting 2020. In de 2e suppletoire begroting 2020 is de bijdrage met € 2,3 mln verhoogd in verband met verhuiskosten, omzetderving door de coronacrisis, kosten voor de Wet openbaarheid van Bestuur (Wob) en een opdracht voor telekwetsbaarbaarheid en loon- en prijsbijstelling.

Uitgaven

Subsidies

Telecom Caribisch Nederland (Corona)

In 2020 zijn de tarieven van Internet aansluitingen in Caribisch Nederland tijdelijk verlaagd. Dit omdat internet aansluitingen essentieel zijn voor het thuiswerken en het krijgen van thuisonderwijs. Aan 5 aanbieders van vaste internetverbindingen is een bedrag van € 1,8 mln uitgekeerd.

Opdrachten

Kennis en Innovatie Cyber

In 2020 zijn o.a. door TNO, NWO en Cyberveilig Nederland verkenningen verricht en is advies uitgebracht door een vijftal kwartiermakers uit het veld over de vormgeving van het platform. Aangezien de inderdepartementale besluitvorming pas eind 2020 is afgerond is een aanzienlijk deel van de middelen niet benut.

Bijdragen aan Agentschappen

Agentschap Telecom

Zie toelichting onder verplichtingen.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De bijdrage aan RVO.nl is met € 2,0 mln verhoogd voor de jaarlijkse opdracht en toekenning van loon- en prijsbijstelling.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

CBS

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en realisatie van het CBS betreft loon- en prijsbijstelling.

Metrologie

Er is een extra subsidie van € 1,2 mln toegekend voor o.a. voor incidentele werkzaamheden gekoppeld aan de wettelijke taak, waaronder het laten uitvoeren van onderzoeken ten behoeve van het weer operationeel krijgen van het temperatuur laboratorium.

Ontvangsten

High Trust

Dit betreft de ontvangsten uit boetes van de ACM. De ACM is onafhankelijk in de keuze al dan niet een boete op te leggen. Het bedrag aan boetes dat feitelijk wordt ontvangen kan daarom fors fluctueren en is moeilijk te ramen. Omdat het aanspannen van een gerechtelijke procedure de betalingsverplichting niet opschort is het - afhankelijk van de gerchtelijke uitspraak bij beroep of hoger beroep - mogelijk dat de ACM een deel van de in 2020 ontvangen bedragen in een komend jaar moeten terugbetalen.

De ACM kan in verband met vertrouwelijkheid geen uitspraken doen over een betaling door een partij in individuele zaken. De opgelegde boetes worden ook niet altijd openbaar gemaakt, bijvoorbeeld als een uitspraak van de rechter dit verhindert.

Overige ontvangsten

De hogere realisatie van € 825,2 mln bij de diverse ontvangsten komt onder andere door de eerste betaling van de opbrengst van de Multiband veiling ad. € 823,8 mln. In totaal is de opbrengst van de Multiband veiling € 1,2 mld. In 2021 volgt een tweede betaling van € 407,9 mln. De hogere realisatie in 2020 is verder veroorzaakt door de betaling van de veiling opbrengst (€ 0,5 mln) van FM-kavels gekoppeld aan een vergunning voor digitale radio omroep.

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

A. Algemene doelstelling

Met het bedrijvenbeleid zorgt EZK er voor dat bedrijven kunnen floreren en hun bijdrage kunnen leveren aan de brede welvaart van onze samenleving. De maatschappelijke bijdrage van bedrijven bestaat uit het bieden van: werk, inkomen, economische vooruitgang, innovatieve toepassingen die de kwaliteit van ons leven vergroten, ontplooiingsmogelijkheden voor burgers en een hoge kwaliteit van de leefomgeving. Door innovatie en ondernemerschap te bevorderen draagt het bedrijvenbeleid bij aan onze welvaartsgroei door economische vooruitgang op een evenwichtige wijze te combineren met een hoge kwaliteit van onze leefsituatie zodat Nederland internationaal aantrekkelijk blijft om in te wonen, te werken en te leven.

Het coronavirus heeft een gezondheidscrisis veroorzaakt met enorme economische en maatschappelijke gevolgen. Sinds begin 2020 staat het bedrijvenbeleid vooral in het teken van deze gezondheidscrisis. Met de verschillende steunpakketten voor bedrijven heeft het kabinet maatregelen genomen om de directe schade zoveel mogelijk te beperken door het bieden van werkgelegenheids-, liquiditeits- en financieringsondersteuning om daarmee zoveel mogelijk de banen te kunnen behouden. Hierbij is er ook aandacht voor investeringen en toekomstig groeivermogen. En er is een sociaal pakket voor mensen die hun baan dreigen te verliezen of die hun rekeningen niet meer kunnen betalen.

Bedrijven zijn sleutelspelers in onze samenleving. Door ruimte te geven aan ondernemende geesten ontstaan kansen voor bestaande en nieuwe bedrijven. Goed functionerende bedrijven bieden ook een maatschappelijk verband waar werknemers zich gewaardeerd en betrokken voelen, zichzelf kunnen ontplooien en waar ze naar vermogen kunnen bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang. Bedrijven hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid om de nadelige gevolgen te beperken die economische activiteiten met zich mee kunnen brengen voor de kwaliteit van onze leefomgeving en samenleving. Zo dragen bedrijven ook bij aan onderzoek en scholing, maatschappelijk verantwoorde producten, eerlijke prijzen, goede lonen en pensioenvoorzieningen, en aan een hoogwaardige leefomgeving door met nieuwe producten, diensten en technologieën bij te dragen aan de grote maatschappelijke vraagstukken van deze tijd, zoals de energietransitie en verduurzaming van de industrie en de digitalisering.

Het speelveld strekt zich daarbij uit buiten de grenzen van de «bedrijfspoort». Samenwerking en maatschappelijke betrokkenheid zijn cruciaal voor onze welvaartsgroei. Samenwerking tussen grote internationaal opererende ondernemingen en het midden- en kleinbedrijf inclusief startups en scale-ups is essentieel voor het ondernemerssucces. Ook internationale samenwerking is onmisbaar voor een open economie als de onze. Strategische samenwerking tussen bedrijven, (hoge) scholen en wetenschap is belangrijk omdat de wetenschap en de (hoge) scholen fundamentele ideeën en ontwikkelcapaciteit bieden, en het bedrijfsleven de mogelijkheden ziet waar nieuwe technologieën kunnen worden toegepast in nieuwe producten, diensten of productieprocessen.

Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken en onze welvaart duurzaam veilig te stellen voor de toekomstige generaties in een wereld die sterk in beweging is. Dat doen we met een offensieve innovatie- en ondernemersstrategie die niet alleen bijdraagt aan onze materiële welvaart maar ook aan bijvoorbeeld klimaat, duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, voedselkwaliteit en een uitdagende werkomgeving.

Om deze toppositie(s) te handhaven en te versterken zet het kabinet in op het realiseren van de volgende twee strategische doelen:

  • 1. Het realiseren van innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang, onder meer met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

  • 2. Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

1) Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Innovatie is één van de belangrijkste bronnen voor economische groei, welvaart en vooruitgang op tal van maatschappelijke terreinen. Succesvolle innovaties creëren niet alleen toegevoegde waarde, maar bieden ook (deel)oplossingen voor de maatschappelijke vraagstukken, onder meer op de terreinen «Energietransitie en Duurzaamheid», «Landbouw, Water en Voedsel», «Gezondheid en Zorg» en Veiligheid. Om bedrijven aan te zetten tot innovatie, stimuleert en financiert de overheid onderzoek en ontwikkeling (R&D) bij publieke kennisinstellingen en bedrijven. Het kabinet houdt vast aan de in Europees verband vastgelegde Nederlandse ambitie om een R&D-intensiteit van 2,5% van het BBP te realiseren (Kamerstuk 33 009, nr. 63). Investeren in R&D is echter geen doel in zichzelf, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land, naast een goed ondernemingsklimaat, een goede kennisinfrastructuur, kennissamenwerking, een goed werkende financieringsmarkt (zie verder beleidsartikel 3 van dit jaarverslag) en het beschikbaar zijn van bekwaam personeel.

De ambities in het missiegedreven topsectoren en innovatiebeleid sluiten aan bij de recente landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie. De Europese Commissie stelt voor om - in het licht van de COVID-19 uitbraak – geplande publieke investeringsprojecten te vervroegen en private investeringen aan te moedigen om het economisch herstel te bevorderen. Daarbij wordt aanbevolen om de investeringen onder meer toe te spitsen op missiegedreven onderzoek en innovatie. Het kabinet onderschrijft in zijn reactie dat aandacht voor missiegedreven onderzoek en innovatie kan bijdragen aan het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder verduurzaming en digitalisering (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). In het Kennis en Innovatieconvenant (KIC) 2019 hebben dertig private en publieke partijen samen hun voornemen vastgelegd om vanaf 2020 per jaar bijna € 5 mld in te zetten op de zes Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). Er wordt naar gestreefd om deze inzet zoveel als mogelijk doorgang te laten vinden, ondanks de COVID-19 crisis, en de indruk van de betrokken partijen is dat dit zal lukken. In het najaar van 2021 zal op de website Bedrijvenbeleid in beeld over de voortgang van de KIC’s en het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid worden gerapporteerd.

In 2019 heeft de Europese Commissie in de landenspecifieke aanbevelingen voorgesteld om met budgettair en structureel beleid de investeringen in onderzoek en ontwikkeling te verhogen. In het regeerakkoord was reeds voorzien dat het kabinet vanaf 2020 structureel € 400 mln extra in fundamenteel en toegepast onderzoek en innovatie investeert, plus incidenteel twee maal € 50 mln in 2018-2019 in de onderzoeksinfrastructuur. In 2020 heeft het kabinet het Nationaal Groeifonds opgericht om daarmee de komende vijf jaar € 20 mld aan (publieke) investeringen te doen in R&D en innovatie, infrastructuur en kennisontwikkeling. Dit fonds heeft ook als doel om via publieke investeringen op deze investeringsgebieden extra private investeringen aan te moedigen.

Eén van de prioritaire missies van het kabinet betreft het klimaat en de verduurzaming van de industrie. Met de klimaatambities van het kabinet zal innovatie zich ook nadrukkelijk gaan richten op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie in 2050. De nationale doelstelling in het Regeerakkoord van 49% CO2-emissiereductie ten opzichte van 1990, vertaalt zich voor de industrie (inclusief de afvalverwerkende industrie) in additioneel 14,3 Mton reductie in 2030 (59% reductie ten opzichte van 1990). In het voorstel voor een Klimaatakkoord wordt deze transitie nader uitgewerkt (Kamerstuk 32 813, nr. H). De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het interdepartementale programma Circulaire Economie draagt hier mede aan bij.

De publiek-private samenwerking in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) hebben er de afgelopen jaren toe geleid dat met publieke kennisinvesteringen additionele private kennisinvesteringen en cofinanciering zijn gerealiseerd. Door deze PPS-werkwijze zijn de beschikbare publieke en private investeringen voor onderzoek en ontwikkeling toegenomen. Met de nieuwe topsectorenaanpak van het missiegedreven innovatiebeleid geeft het kabinet aan die hefboom een nieuwe impuls. In de brief van 26 april 2019 (Kamerstuk 33 009, nr. 70) heeft het kabinet de aanpak van het «Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid» toegelicht. Daarin staan de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal.

2) Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

EZK stimuleert langs verschillende wegen een goed functionerend bedrijfsleven dat bestaat uit zowel grootbedrijf als MKB, uiteenlopend van kennisintensieve en multinationaal opererende ondernemers, maar ook startende bedrijven, startups, scale-ups en éénpitters. EZK helpt bij de vernieuwing met wetten en regels, zoals het beschermen van intellectueel eigendom, en het merkenrecht. Door oog te hebben voor veranderende machtsverhoudingen die vragen om een visie en regelgeving ten aanzien van het borgen van economische veiligheid en het delen van gegevens voor consumenten en bedrijven onderling. Bij het ontwikkelen van wet- en regelgeving is toetsing op werkbaarheid en uitvoerbaarheid bij MKB meer en meer de norm. EZK steunt opschaling en uitrol van nieuwe technologieën door standaardisatie en voorwaarden vast te leggen. Verder zorgt EZK ervoor dat iedereen de economische en maatschappelijke kansen kan pakken die de digitalisering van de economie biedt (zie verder beleidsartikel 1 van dit jaarverslag). EZK creëert ook de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven. Dat is een bedrijfsleven dat in staat is om winstgevend te zijn en zich voortdurend vernieuwt, dat werkt aan maatschappelijke acceptatie, bijvoorbeeld door de «corporate governance code» over de manier waarop ondernemingen moeten worden geleid.

Daarbij vraagt deze tijd om groter te denken: de uitdagingen vragen vaak om oplossingen op een schaal waarbij tenminste Europees moet worden gedacht. De bescherming van burgers en het bedrijfsleven bij datadeling is zo’n voorbeeld. Ook economische veiligheid, het voorkomen van ongewenste afhankelijkheid en het vrijwaren van spionage en sabotage, is zo’n thema, die nationaal en Europees moet worden aangepakt. Voor de economische kansen geldt dat net zo goed: met de grootte van de uitdagingen, de Europese interne markt, en de opkomst van mondiaal opererende bedrijven in digitale markten, geldt eens te meer dat Nederlandse ondernemers en bedrijven hun vleugels uit moeten slaan en zich moeten willen en kunnen richten op grotere markten dan Nederland alleen. Op al deze terreinen zet het bedrijvenbeleid in op een Europese aanpak.

In het MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 316) heeft het kabinet voor het MKB een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het MKB. Het doel daarvan is om de aanpassing van de verschillende soorten MKB-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen.

In de aansluitende tabel staan de voornaamste kengetallen voor dit beleidsthema. EZK streeft naar een koppositie voor Nederland op de gepresenteerde ranglijsten, zoals de Global Competitiveness Index en het European Innovation Scorebord. De doelstelling voor R&D-investeringen in Nederland is 2,5% van het BBP. In de Nationale Digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 26 643, nr. 541) streeft het kabinet er naar om digitale koploper van Europa te worden. Nederland moet zich ontwikkelen als proeftuin op het gebied van digitale innovatie (zie beleidsartikel 1 van dit jaarverslag).

Tabel 9 Kengetallen

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Bron

1.    Arbeidsproductiviteitsniveau (positie NL)

6

6

6

6

9

9

n.n.b.

Conference Board

2.    Global Competitiveness Index (positie NL)

8

5

4

5

6

4

n.b.

World Economic Forum

3.    European Innovation Scoreboard (positie NL)

51

5

4

4

4

4

n.n.b.

Europese Commissie

4.    R&D intensiteit (in % van BBP)

2,17

2,15

2,15

2,18

2,14

2,16

n.n.b.

CBS

5.    Omvang PPS-projecten (in mln €)

814

970

1.060

1.207

1.282

1.2382

n.n.b.

RVO.nl/ TKI’s

6.   Broeikasgasemissies voor industrie inclusief afval (Mton CO2-equivalenten)

54,7

54,5

55,0

56,0

55,4

54,5

n.n.b.

Emissieregistratie

7.    Kwaliteit ondernemersklimaat (positie NL)

3

2

n.n.b.

Global Entrepreneurship Monitor (GEM), National Entrepreneurship Context Index (NECI)

X Noot
1

Positie in Innovation Union Scoreboard als voorganger van European Innovation Scoreboard.

X Noot
2

De cijfers zijn gebaseerd op de subsidieaanvraag in 2020, maar hebben betrekking op de gerealiseerde publiek-private samenwerking in 2019. De voorlopige realisatie voor 2020 is beschikbaar in de zomer van 2021 (begroting 2022).

B. Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van de rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de twee hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

Tabel 10 Rol en verantwoordelijkheid
 

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

 

Goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

 

Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang met onder meer het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Stimuleren

De Minister stimuleert innovaties die bijdragen aan maatschappelijke vooruitgang door private investeringen in R&D onder meer te bevorderen via de WBSO en het inrichten van een effectief en efficiënt werkend stelsel van intellectueel eigendom. Voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven wordt onder meer de pps-toeslag ingezet vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s).

Financieren/regisseren

De Minister van EZK en de bewindspersonen van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast, praktijkgericht en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door onder meer:

  • de TO2-instituten TNO (inclusief ECN per 1 april 2018), Deltares, MARIN en NLR te financieren;55

  • gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW subsidieert;

  • cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;

  • het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden.

Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie

Stimuleren

De Minister stimuleert een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • het aanbieden van een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast biedt het bedrijvenbeleid een samenhangend aanbod van financieringsinstrumenten om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken (zie verder in artikel 3 van deze begroting);

  • het versnellen van de toepassing van digitalisering door het MKB via de programma’s «versnelling digitalisering MKB», «smart industry», de «retailagenda» en het identificeren en helpen opschalen van (regionale of sectorale) best practices op het gebied van digitalisering.

Regisseren

De Minister regisseert en coördineert de condities voor een gezond en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door onder meer:

  • samenwerking met de relevante regionale netwerken en partners;

  • informeren en ondersteunen van ondernemers (van het starten van een bedrijf tot het vinden van een opvolger) via de Kamer van Koophandel (KvK);

  • het bevorderen van de groei van startups naar scale-ups door TechLeap;

  • MKB-ondernemers beter bij wet- en regelgeving betrekken via MKB-toets en het toegankelijker maken van aanbestedingen voor het MKB;

  • het regisseren en uitvoeren van het Programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018–2021»;

  • eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken, gedragscodes of regelgeving (corporate governance, franchise, betaalme.nu);

  • in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waardeketens van het Nederlands bedrijfsleven.

(Doen) uitvoeren

De Minister biedt overheids- en informatiediensten aan ter ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door onder meer toegang tot overheidsdiensten (financieel en/of door middel van kennis) via:

(a) de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

(b) het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; en

(c) het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van topsectoren, ondernemers en kennisinstellingen uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D- en innovatie-ambities;

Om – aanvullend op het jaarverslag – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van het EZK-jaarverslag. Deze website geeft tevens een volledig overzicht van de uitkomsten van alle op dit artikel uitgevoerde evaluaties.

C. Beleidsconclusies

Noodmaatregelen coronacrisis

Het coronavirus heeft een gezondheidscrisis veroorzaakt met enorme economische en maatschappelijke gevolgen. Sinds begin 2020 staat het bedrijvenbeleid vooral in het teken van deze gezondheidscrisis. Met de verschillende steunpakketten voor bedrijven heeft het kabinet maatregelen genomen om de directe schade zoveel mogelijk te beperken door het bieden van werkgelegenheids-, liquiditeits- en financieringsondersteuning om daarmee zoveel mogelijk de banen te kunnen behouden. Om zoveel mogelijk tijdig inzichten te vergaren in het gebruik van de maatregelen, zijn hiervoor samen met het CBS en uitvoerende organisaties monitoringsactiviteiten opgezet. De belangrijkste monitoringsactiviteiten zijn op toegankelijke wijze openbaar gemaakt en raadpleegbaar op www.bedrijvenbeleidinbeeeld.nl. Vanaf het begin van de crisis geeft de Kamer van Koophandel samen met partners en op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, invulling aan het CoronaLoket voor ondernemers. Dit loket is bedoeld voor vragen over de gevolgen van het coronavirus voor bedrijven en ondernemers. Het loket is te bereiken via www.kvk.nl/corona.

Nederland handhaaft zich als innovatieleider in het European Innovation Scorebard

Nederland behoort in 2019 samen met Zweden, Finland en Denemarken tot de kopgroep van zogenoemde innovatieleiders in het European Innovation Scoreboard (editie 2020, betrekking hebbend op 2019). Daarmee wordt een sterke positie van Nederland in dit scoreboard, met een positie als innovatieleider sinds 2015, voortgezet. De indexscore van Nederland voor het totaal van indicatoren in het scoreboard is in 2019 met 2% gestegen ten opzichte van 2018. Het scoreboard hanteert 27 indicatoren, die zijn ingedeeld in 10 categorieën. Relatieve sterktes (meer dan 50% hoger dan het EU-gemiddelde exclusief het Verenigd Koninkrijk) van Nederland komen naar voren bij de volgende categorieën: Menselijk Kapitaal, Onderzoeksysteem, Innovatievriendelijke omgeving (breedband en ondernemerschap) en Verbindingen (publiek-private interactie en samenwerking bij innovatie door mkb-bedrijven). Op de categorieën Bedrijfsinvesteringen en Verkoopimpact scoort Nederland relatief zwak (lager dan het EU-gemiddelde). Bij de laatstgenoemde categorie gaat het vooral om het commercialiseren van kennis. Dit sluit aan op de kennisparadox: Nederland is goed in het ontwikkelen van kennis, maar presteert minder op het benutten van kennis.

R&D-intensiteit in 2019 gestegen, na daling in 2018

De R&D-uitgaven zijn volgens voorlopige cijfers van het CBS gestegen van 2,14% van het bbp in 2018 naar 2,16% van het bbp in 2019. Daarmee wordt een daling in 2018 (van 2,18% naar 2,14% van het bbp) deels gecompenseerd. De stijging in 2019 komt voor rekening van de R&D-uitgaven van bedrijven, die zijn toegenomen van 1,42% van het bbp in 2018 naar 1,46% van het bbp in 2019. Sinds 2014 zijn de R&D-uitgaven van bedrijven licht gestegen van 1,41% naar 1,46% van het bbp, terwijl de R&D-uitgaven bij hogeronderwijsinstellingen in verhouding tot het bbp zijn gedaald van 0,63% naar 0,58% en die van overige instellingen van 0,13% naar 0,12%. Per saldo zijn de totale R&D-uitgaven in verhouding tot het bbp daarmee licht gedaald tussen 2014 en 2019, van 2,17% naar 2,16%. Het is nog niet bekend hoe de economische gevolgen van de Corona-crisis zullen doorwerken in de R&D-intensiteit in 2020. Te verwachten is dat de R&D-uitgaven van bedrijven hier negatief door worden beïnvloed. Hier staat tegenover dat het lagere bbp-niveau als gevolg van de coronacrisis een positief noemereffect binnen de R&D-intensiteit met zich meebrengt. Nederland blijft met het huidige cijfermatige beeld nog ver verwijderd van de doelstelling om een R&D-intensiteit van 2,5% van het bbp te realiseren.

Invulling instrumentarium voor verduurzaming industrie

Volgens het CBS is in 2019 een reductie van 30 Mton CO2-equivalanten (34%) gerealiseerd ten opzichte van 1990. In navolging van het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 moet de industrie de uitstoot richting 2030 met additioneel 14,3 Mton reduceren. Om deze opgave te realiseren hebben de zes industrieclusters koploperprogramma’s opgesteld die zij de komende jaren gaan uitvoeren. Bedrijven zullen fors moeten investeren in emissiereductie, deels met technieken die nog onvoldoende ontwikkeld of economisch rendabel zijn. Daarom zet het kabinet complementaire instrumenten in die het aanbod van schone technologie voortstuwen (o.a. met missiegedreven innovatieprogramma’s). Het kabinet zorgt ook voor bevordering van de vraag ernaar, onder meer door de introductie van een nationale CO2-heffing, met ingang van 2021. Voor demonstratie, uitrol en opschaling van emissiereducerende technologie in de industrie heeft het kabinet de DEI- en de SDE+-regelingen verbreed (zie beleidsartikel 4). Door aldus investeringen in Nederland te stimuleren wil het kabinet van verduurzaming ook een economische kans maken. De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het Nationale Programma Circulaire Economie draagt bij aan zowel emissiereductie als de opbouw van economische kansen en meer Europese autonomie in industriële waardeketens (zie www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl).

Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid: partners van start om missies te realiseren

In 2019 zijn er voor de maatschappelijke thema’s ‘Energietransitie en duurzaamheid’, ‘Gezondheid en zorg’, ‘Landbouw, water en voedsel’ en ‘Veiligheid’, en daarnaast voor de aanpak Sleuteltechnologieën en het ‘Maatschappelijk verdienvermogen’ 25 missies en zes kennis- en innovatieagenda’s (KIA’s) opgesteld en is het kennis- en innovatieconvenant (KIC) ondertekend. In 2020 zijn alle partners gezamenlijk van start gegaan om de missies te realiseren. Hiertoe zijn vanuit de KIA’s verschillende teams samengesteld waarin het bedrijfsleven en kennisinstellingen, maar ook nieuwe partners zoals de regio’s, hogescholen en vakdepartementen, samen werken aan de uitwerking van de KIA’s. Om de voortgang te monitoren en effecten te kunnen meten, zijn dit jaar samen met alle partners kernprestatie-indicatoren vastgesteld.

Eerste resultaten MKB-actieplan

In het MKB-actieplan heeft het kabinet in 2018 voor het mkb een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, toepassing van innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het mkb. Het doel van het MKB-actieplan is om de aanpassing van de verschillende soorten mkb-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen, onder meer bij de digitale transitie van de economie. Op 30 oktober 2020 is de tweede voortgangsrapportage van het MKB-actieplan verschenen (Kamerstuk 32 637, nr. 437). In deze rapportage is de voortgang weergegeven op alle acties en maatregelen uit het MKB-actieplan, waaronder de start van de omvangrijke Corona steun- en herstelpakketten én de opschaling van eerder gestarte initiatieven zoals MKB!dee, MKB-werkplaatsen digitalisering, MKB-deals, de MKB-toets voor nieuwe regelgeving en de implementatie van de nieuwe franchisewet. Naast de goede voortgang op de acties wordt ook geconcludeerd dat er in de afgelopen jaar gebouwd is aan een ‘infrastructuur’ van onder andere ministeries, uitvoeringsorganisaties, kennisinstellingen, regionale en lokale overheden en ondernemersorganisaties die zich gezamenlijk inzetten voor een ondernemersklimaat waarin ondernemers kunnen doen waar ze goed in zijn. Voor het informeren en ondersteunen van ondernemers via de Kamer van Koophandel is van belang dat volgend op de herziening van de Handelsregisterwet (2019), in 2020 gewerkt is aan de bijbehorende lagere regelgeving.

Nederlands voorzitterschap van Eureka 2019-2020 afgerond met goede resultaten

Nederland was van juli 2019 tot en met juni 2020 voorzitter van Eureka, 's werelds grootste intergouvernementeel samenwerkingsverband tussen 45 landen en de Europese Commissie gericht op het stimuleren van internationale en marktgerichte R&D-projecten. Er is gewerkt aan het verlengen van het Eurostars programma (2021-2027) voor innovatieve mkb-bedrijven, met als belangrijke resultaten een kortere doorlooptijd voor bedrijven voor de subsidieaanvragen, een betere aansluiting op mkb-programma’s van de EU en lagere administratieve lasten. Verder stond de modernisering van Eureka industriële clusters op het gebied van sleuteltechnologieën zoals ICT en micro-elektronica centraal. De Eureka-clusters kunnen door een bredere programmering in de toekomst beter aansluiten op nieuwe nationale innovatieprioriteiten (incl. financieringsmogelijkheden), waardoor het Nederlandse bedrijfsleven goed kan inspringen op nieuwe kansen en ontwikkelingen binnen en buiten Europa. Tot slot zijn in 2020 twee succesvolle Global Stars-innovatiecalls (EUREKA) afgerond (budget ca € 2 mln); een call met India waarvoor Nederlandse partijen 11 projecten op het gebied van «Key Enabling Technologies for Healthcare, Agriculture and Water» indienden, en een call met Singapore, waarvoor 6 projectvoorstellen op het gebied van digitale technologieën, circulaire economie, klimaatadaptatie en agrifood zijn ingediend.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 11 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting23

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

1.654.654

1.555.400

1.745.131

6.249.234

2.191.632

4.057.602

       

Uitgaven

843.401

875.705

913.164

3.578.266

1.075.493

2.502.773

       

Subsidies

97.343

91.402

102.042

2.046.853

205.011

1.841.842

Lucht- en Ruimtevaart

1.587

107

  

0

0

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

15.818

14.036

15.496

16.467

39.131

‒ 22.664

Eurostars

13.325

15.432

16.530

16.961

18.132

‒ 1.171

Bevorderen Ondernemerschap

7.465

12.058

18.367

17.144

21.390

‒ 4.246

Groene Groei en Biobased Economy

1.147

131

8

5

0

5

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

37.356

31.016

24.709

13.358

22.361

‒ 9.003

Bijdrage aan ROM's

5.375

4.956

5.661

6.726

6.161

565

Verduurzaming industrie

 

8.216

12.588

4.844

61.400

‒ 56.556

Startup-beleid

  

3.637

7.788

14.400

‒ 6.612

Urgendamaatregelen industrie

  

386

9.982

21.000

‒ 11.018

Noodloket (TOGS)

   

866.886

0

866.886

Noodloket (TOGS) Caribisch Nederland

   

3.290

0

3.290

Qredits (subsidie)

   

6.000

0

6.000

Tegemoetkoming vaste lasten

   

1.059.190

0

1.059.190

Tegemoetkoming vaste lasten Caribisch Nederland

   

9.311

0

9.311

Invest-NL

  

1.010

7.966

0

7.966

Overige subsidies

15.270

5.450

3.650

935

1.036

‒ 101

       

Leningen

   

65.000

0

65.000

Bedrijfssteun

   

40.000

0

40.000

Qredits (leningen)

   

25.000

0

25.000

       

Garanties

40.644

22.768

28.944

24.039

57.211

‒ 33.172

BMKB

34.818

22.176

23.682

16.916

36.744

‒ 19.828

Groeifaciliteit

4.216

483

2.017

5.216

8.722

‒ 3.506

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

1.610

109

3.245

1.907

11.745

‒ 9.838

       

Opdrachten

29.971

17.708

13.989

7.911

10.561

‒ 2.650

Onderzoek en opdrachten

4.255

4.245

3.655

3.648

4.134

‒ 486

Caribisch Nederland

190

2.725

976

496

1.056

‒ 560

ICT beleid

16.834

7.488

4.863

254

0

254

Regeldruk

735

901

1.380

582

2.206

‒ 1.624

Mainport Rotterdam

7.537

  

0

0

0

Regiekosten regionale functie

263

261

94

137

665

‒ 528

Invest-NL

157

1.009

381

88

0

88

Cyber security

  

2.209

0

0

0

Small Business Innovation Research

 

1.079

431

2.706

2.500

206

       

Bijdragen aan agentschappen

107.074

97.132

100.232

121.919

93.235

28.684

Bijdrage RVO.nl

98.351

89.754

91.771

120.156

82.448

37.708

Bijdrage Agentschap Telecom

3.240

1.880

474

549

516

33

Bijdrage Logius

2.672

706

700

0

0

0

Invest-NL

2.811

4.792

7.287

1.214

10.271

‒ 9.057

       

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

268.831

314.877

321.274

361.869

316.624

45.245

Bijdrage aan TNO

138.926

160.517

171.636

207.782

170.860

36.922

Kamer van Koophandel

109.969

128.721

124.494

125.551

121.757

3.794

NWO TTW

19.936

25.639

25.144

28.536

24.007

4.529

       

Bijdragen aan medeoverheden

2.045

0

5.000

25.388

6.800

18.588

Sterke Regio's en Nota Ruimte

2.045

 

5.000

0

6.800

‒ 6.800

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

   

25.388

0

25.388

       

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

279.221

303.396

318.506

341.231

386.051

‒ 44.820

Internationaal Innoveren

36.499

40.990

35.978

36.289

40.851

‒ 4.562

PPS-toeslag

100.804

123.069

144.922

121.479

165.059

‒ 43.580

TO2 (exclusief TNO)

32.348

42.181

48.914

63.098

50.121

12.977

Topsectoren overig

31.193

13.393

1.897

5.752

10.834

‒ 5.082

Ruimtevaart (ESA)

66.599

70.480

73.878

99.159

96.430

2.729

Bijdrage NBTC

8.694

8.860

9.036

9.750

9.536

214

Bijdragen organisaties

3.084

4.423

3.881

3.624

5.720

‒ 2.096

Economische ontwikkeling en technologie

   

2.080

7.500

‒ 5.420

       

Stortingen in begrotingsreserves

18.272

28.422

23.177

584.056

0

584.056

Storting reserve BMKB

11.147

21.676

16.877

229.642

0

229.642

Storting reserve Klein Krediet Corona

   

164.763

0

164.763

Storting reserve Groeifaciliteit

2.144

4.466

1.767

890

0

890

Storting reserve GO

4.940

2.060

4.098

178.244

0

178.244

Storting reserve MKB Financiering

41

220

435

10.517

0

10.517

       

Ontvangsten

134.101

119.980

121.961

143.256

129.867

13.389

BMKB

37.316

35.017

37.196

37.561

33.000

4.561

Klein Krediet Corona

   

763

0

763

Groeifaciliteit

5.510

4.099

3.012

5.384

8.000

‒ 2.616

Onttrekking reserve Groeifaciliteit

   

10.000

0

10.000

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

9.132

7.764

7.762

6.650

13.000

‒ 6.350

Onttrekking reserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

   

324

0

324

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

178

  

0

0

0

Onttrekking reserve GSF

10.136

  

0

0

0

MKB Financiering

41

220

435

570

0

570

Luchtvaartkredietregeling

13.507

7.052

2.879

2.227

6.116

‒ 3.889

Rijksoctrooiwet

40.260

40.839

46.811

48.758

36.012

12.746

Eurostars

1.629

586

7.724

5.152

5094

58

F-35

2.009

2.289

2.755

3.315

7.000

‒ 3.685

Noodloket (TOGS)

   

2.454

0

2.454

Diverse ontvangsten

14.383

22.114

13.384

20.098

21.645

‒ 1.547

X Noot
1

Artikel 2 in deze vorm is voor het eerst verschenen in de begroting 2017.

X Noot
2

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
3

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB’s, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

Tabel 12 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

1.654.654

1.555.400

1.745.131

6.249.234

2.191.632

4.057.602

waarvan garantieverplichtingen

805.621

714.964

814.748

1.669.958

1.250.000

419.958

waarvan overige verplichtingen

849.033

840.436

930.383

4.579.276

941.632

3.637.644

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB’s, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

Er is voor € 420 mln meer aan garantieverplichtingen aangegaan dan aanvankelijk begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de aanvullende garanties in het kader van de corona steunpakketten.

De overschrijding van € 420 mln betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB (inclusief BMKB-C) € 62,8 mln; Klein Krediet Coronaregeling € 36,4 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering ‒ € 212,8 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering-Corona € 611,5 mln; Groeifaciliteit ‒ € 82,9 mln. Daarnaast is een garantie verstrekt van € 5 mln aan de Council of Europe Bank ten behoeve van de funding van Qredits.

Naast de hogere garantieverplichtingen zijn de belangrijkste mutaties ten opzichte van het geraamde verplichtingenbudget:

Overige verplichtingen

Naast de garantieverplichtingen is per saldo voor ruim € 3,6 mld meer aan verplichtingen aangegaan dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn:

  • De € 1,8 mld verplichtingen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten. Het budget voor deze regeling is via suppletoire begrotingen aan de EZK-begroting toegevoegd in het kader van de corona steunpakketten die bij de ontwerpbegroting niet werden voorzien.

  • De € 870 mln aan verplichtingen in het kader van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS). Het budget voor deze regeling is via suppletoire begrotingen aan de EZK-begroting toegevoegd in het kader van de corona steunpakketten die bij de ontwerpbegroting niet werden voorzien.

  • De stortingen in de begrotingsreserves van de garantieregelingen voor een totaal bedrag van € 584,1 mln. Dit betrof de volgende bedragen: BMKB € 229,6 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering (inclusief de GO-C) € 178,2 mln; Klein Krediet Corona garantieregeling € 164,8 mln; Groeifaciliteit € 0,9 mln); MKB-financiering (€ 10,5 mln). De stortingen betroffen de beschikbaar gestelde kasbuffers voor de corona gerelateerde garantieregelingen en het saldo van premie-ontvangsten en schadebetalingen.

  • De hogere verplichtingen van € 196,5 mln Bedrijfssteun in het kader van onder meer de overbruggingsfaciliteit aan Royal IHC (€ 40 mln) en de leningsfaciliteit aan Stichting Garantiefonds Reisgelden (€ 150 mln).

  • De € 57 mln lagere verplichtingen voor Verduurzaming Industrie. Deze zijn hoofdzakelijk te verklaren vanuit overheveling van beleidsbudget van beleidsartikel 2 naar beleidsartikel 4 van de EZK-begroting, voor openstelling van de DEI+ voor de Industrie (€ 33,1 mln), en voor de Innovatieregeling voor de Industrie onder de TSE ( € 1,9 mln) en een overheveling naar RVO.nl van de bijdrage aan de uitvoeringskosten voor het programma Verduurzaming Industrie voor beleids- en bedrijvenondersteuning en monitoring en uitvoering van de TSE regeling voor de Industrie (€ 3,7 mln). Daarnaast is een bijdrage verstrekt aan de versterking regionale aanpak Industrie cluster Zeeland, Smart Delta resources (€ 1,6 mln), een overheveling naar OCW voor GoChem programma voor MKB-projecten die bijdragen aan de klimaatopgave voor de industrie (€ 2 mln) en tot slot de bij 2e suppletoire begroting afgeboekte onderuitputting op de instrumenten voor Verduurzaming Industrie (€14,4 mln), grotendeels als gevolg van vertraging in de beschikking van twee specifieke maatwerksubsidies.

  • De € 31 mln aan Qredits voor het verlenen van uitstel van aflossing, rentekorting in het kader van de kredietportefeuille en het verstrekken van Coronaoverbruggingskrediet.

  • De aanvullende aan RVO.nl ter beschikkinge gestelde € 37,7 mln voor het opdrachtenpakket 2020.

  • De hogere verplichtingen voor TNO van in totaal € 49,6 mln voor aanvullende opdrachten onder meer vanuit andere departementen en in het kader van investeringen in infrastructuur van laboratoria en ten behoeve van de committering van de jaarbijdrage 2021.

  • De hogere verplichtingen van € 105 mln als gevolg van een verplichtingenschuif voor de committering van de optionele ESA-programma's naar aanleiding van de ministersconferentie in Sevilla 2019.

  • De hogere verplichtingen van € 19,5 mln voor de regeling MKB innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) in het bijzonder ten behoeve van het meerjarig kunnen verstrekken van een specifieke uitkering aan de provincies voor de decentrale uitvoering van de MIT.

Uitgaven

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

De lagere uitgaven (- € 22,7 mln) houden onder meer verband met een overheveling van € 25,6 mln naar de categorie medeoverheden ten behoeve van de decentrale uitvoering van de MIT. Daarnaast droeg LNV € 0,9 mln bij ten behoeve van haalbaarheidsstudies en R&D-samenwerkingsprojecten en werd het subsidieplafond van de MIT met € 1,5 mln verhoogd.

Verduurzaming Industrie

De lagere uitgaven dan begroot zijn hoofdzakelijk te verklaren vanuit de volgende posten:

  • De bij Najaarsnota afgeboekte onderuitputting op de instrumenten voor verduurzaming Industrie; enerzijds als gevolg van vertraging in de beschikking van twee specifieke maatwerksubsidies en anderzijds als gevolg van eeen achterblijvend kasritme voor (uit)financiering van de DEI+ en de TSE-regeling voor de Industrie (€ 38,8 mln).

  • Overhevelingen van beleidsbudget van beleidsartikel 2 naar beleidsartikel 4 voor openstelling van de DEI+ en de Innovatieregeling voor de Industrie onder de TSE (€ 3,6 mln).

  • Een overheveling naar RVO.nl van de bijdrage aan de uitvoeringskosten van de DEI+ en TSE-regeling, beleids- en bedrijvenondersteuning en monitoring (€ 5,4 mln).

  • Een overheveling naar artikel 4 als bijdrage aan EBN voor de kosten van de FEED fase van het Porthos project (€ 3,9 mln).

  • Een overheveling van de bijdrage aan versterking regionale aanpak Industrie cluster Zeeland; Smart Delta resources (€ 1,6 mln).

  • Een overheveling naar OCW voor GoChem programma voor MKB-projecten die bijdragen aan de klimaatopgave voor de industrie (€ 2 mln).

Urgendamaatregelen

De lagere uitgaven dan begroot zijn hoofdzakelijk te verklaren vanuit het niet in 2020 realiseren van een aantal specifieke maatregelen voor de Industrie uit zowel het eerste als het tweede Urgendapakket, ondere andere in verband met een langdurende EU staatsteuntoets. Een deel van deze maatregelen of projecten wordt naar verwachting alsnog in 2021 uitgevoerd (i.c. stimulering warmteprojecten en CO2-afvang Industrie en levering glastuinbouw). Een deel van de eerder voorziene maatregelen of projecten is komen te vervallen als het gaat om medefinanciering vanuit het Rijk. Verder zijn de lagere uitgaven te verklaren vanuit onderuitputting op de VEKI regeling vanwege een tegenvallend beroep op deze regeling, mede als gevolg van de coronaproblematiek en de korte realisatietermijn die voor het grootste deel van 2020 in het kader van Urgenda voor deze versnelde investeringen gold.

Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS)

De kasuitgaven voor de TOGS zijn € 866,9 mln waarvoor het budget via suppletoire begrotingen beschikbaar is gesteld.

Qredits

De uitgaven voor Qredits betroffen een subsidie van € 6 mln voor uitstel van aflossing en rentekorting aan de klanten van Qredits in het kader van de coronacrisis.

Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL)

De kasuitgaven voor de TVL zijn € 1,06 mld waarvoor het budget via (suppletoire) begrotingen beschikbaar is gesteld. De in 2020 verleende subsidies in het kader van de TVL worden in 2021 definitief vastgesteld.

Leningen

Bedrijfssteun

Dit betreft de overbruggingsfaciliteit van € 40 mln ten behoeve van Royal IHC. Daarnaast is een lening verstrekt van € 25 mln zodat Qredits Coronaoverbruggingskredieten kon aanbieden aan nieuwe en bestaande klanten.

Garanties

De schadedeclaraties voor de BMKB lagen op een lager niveau dan de raming in de begroting vanwege het lage aantal faillissementen. Voor de Garantieondernemingsfinanciering waren de schadedeclaraties ook beperkt in omvang ten opzichte van de raming. Voor de Groeifaciliteit (GF) werd in totaal € 5,2 mln aan schades gedeclareerd.

Bijdragen baten lasten diensten

RVO.nl

De bijdrage RVO.nl is in 2020 in totaal met € 37,7 mln verhoogd. Dit betrof een verhoging van € 13,7 mln in het kader van het opdrachtenpakket 2020. Daarnaast is in totaal € 24 mln beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de coronamaatregelen als de TOGS, de TVL en de coronamodules in de garantieregelingen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO

De kasuitgaven zijn € 36,9 mln hoger dan in de begroting, grotendeels vanwege opdrachten die in 2020 door diverse departementen aan TNO zijn verleend en waarvoor het budget werd toegevoegd aan de EZK-begroting, en daarnaast vanwege investeringen in infrastructuur van laboratoria. De voornaamste opdrachten zijn in de suppletoire wetten en in de wijzigingen ten opzichte van de 2e suppletoire begroting (Kamerstuk 35 650 XIII, nr. 3) toegelicht. Daarnaast is € 5,0 mln aan loon- en prijsbijstelling aan TNO betaald.

Bijdrage aan medeoverheden

MKB innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT)

Dit betreft de bijdrage aan de medeoverheden voor de decentrale uitvoering van de MIT. Het benodigde budget is overgeheveld vanuit de categorie subsidies en is als specifieke uitkering aan de provincies ter beschikking gesteld.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

PPS-Toeslag

De uitgaven aan de PPS-Toeslag liggen op een lager niveau dan de raming. Er wordt bevoorschot op basis van de liquiditeitsbehoefte van de TKI's. De actuele inzichten in deze liquiditeitsbehoefte gaven in 2020 aanleiding tot een herijking op basis waarvan een kasschuif werd uitgevoerd waarbij budget van 2020 is verschoven naar latere jaren.

TO2 instituten

De kasuitgaven zijn € 13,0 mln hoger dan in de begroting, grotendeels vanwege opdrachten die in 2020 door diverse departementen aan NLR, MARIN en Deltares zijn verleend en waarvoor het budget is overgeheveld naar de EZK-begroting. De voornaamste opdrachten zijn in de suppletoire wetten en de begrotingswijzigingen ten opzichte van de 2e suppletoire begrotign 2020 (Kamerstuk 35 650 XIII, nr. 3) toegelicht. Daarnaast is € 1,5 mln aan loon- en prijsbijstelling aan de drie instellingen betaald.

Stortingen Begrotingsreserves

Voor de BMKB is in totaal, inclusief de kasbuffer in het kader van de coronamaatregelen, € 229,6 mln afgestort naar de begrotingsreserve BMKB. Samen met de kasbuffer in het kader van de coronamaatregelen is voor de GO en de GO-C gezamenlijk € 178,2 mln afgestort in de begrotingsreserve voor de GO. Voor de garantieregeling Klein Krediet Corona is in totaal € 164,8 mln afgestort in de begrotingsreserve. Er is € 0,9 mln afgestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit. Voor de garanties MKB-financiering werd € 10,5 mln gestort in de begrotingsreserve.

Kengetallen

Strategisch doel 1: Het realiseren van duurzame innovaties die bijdragen aan de maatschappelijke vooruitgang met het missiegedreven innovatiebeleid, de topsectorenaanpak en publiek-private onderzoekssamenwerking.

Tabel 13 Kengetallen behorend bij strategisch doel 1

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Bron

MIT

       

RVO.nl

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

662

1.206

1.287

1.434

1.407

1.692

n.n.b.

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

61

86

83

96

102

112

n.n.b.

 

Eurostars

       

RVO.nl

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

20

69

75

72

72

68

74

 

waarvan bedrijven

13

50

52

49

55

43

48

 

waarvan hightech MKB (%)

100%

96%

90%

98%

93%

88%

94%

 

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln)

7

32

28

30

36

30

33

 

Horizon20201

       

RVO.nl/EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020

449

712

984

1.388

1.576

1.853

2.183

 

waarvan bedrijven

298

500

713

1.003

1.148

1.378

1.625

 

Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

538

1.016

1.644

2.272

3.026

4.001

4.822

 

waarvan bedrijven (%)

31%

28%

25%

27%

26%

25%

25%

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

8,1%

7,7%

7,5%

7,6%

7,6%

7,7%

7,6%

 

WBSO

       

RVO.nl

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

22.974

22.980

22.330

21.265

20.279

20.046

20.340

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (toegekende S&O-loonuitgaven, x € 1 mln, inhoudingsplichtigen)

3.997

3.868

3.930

4.008

4.042

4.291

4.396

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (toegekende S&O- NIET-loonuitgaven, x € 1 mln, inhoudingsplichtigen)

2.587

2.426

2.787

2.686

2.746

2.831

2.857

 

TO2

        

Klanttevredenheid Deltares

7,9

8,7

8,6

8,2

8,7

9,2

9,1

Deltares

Klanttevredenheid MARIN

9

8,8

8,9

8,6

8,8

8,6

9,0

Marin

Klanttevredenheid NLR

8,7

8,8

8,7

8,7

8,7

8,7

8,7

NLR

Klanttevredenheid TNO

8,3

8,4

8,6

8,6

8,8

8,7

8,9

TNO

Kennisbenutting Deltares

 

96%

97%

93%

95%

88%

82%

Deltares

Kennisbenutting Marin

 

97%

100%

100%

100%

97%

100%

Marin

Kennisbenutting NLR

 

99%

99,5%

99%

96%

97%

98%

NLR

Kennisbenutting TNO

 

98%

98%

98%

99%

96%

97%

TNO

Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)

        

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA2

552

121

121

136

160

179

193

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,14

1,02

1,18

1,16

1,11

1,13

1,073

ESA

X Noot
1

De cijfers voor het jaar 2020 zijn cumulatief vanaf 2014 en de peildatum betreft december 2020.

X Noot
2

Doordat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database valt de realisatiewaarde vanaf 2015 substantieel lager uit dan de referentiewaarde en de cumulatieve waarden tot en met 2014. De realisatiewaarde betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.

X Noot
3

De gewogen returnfactor is 1.07 – dit is lager dan in voorgaande jaren omdat met ESA medio 2020 afspraken zijn gemaakt over aanpassing van de rekenmethode met als resultaat dat de nominale contractwaarde in 2020 vergelijkbaar is met vorige jaren maar de gewogen waarde lager uitvalt; dit om de NL returnfactor reëler weer te geven.

Strategisch doel 2: Een goed functionerend en maatschappelijk verantwoord bedrijfsleven door het creëren van excellente randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie.

Tabel 14

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Bron

BMKB1

       

RVO.nl

Verstrekte garanties BMKB (x € 1 mln)2

335

401

591

502

527

538

380

 

Totaal aantal verstrekte garanties

1.949

2.545

3.688

3.299

3.094

2.751

1.962

 

Groeifaciliteit

       

RVO.nl

Verstrekte garanties Groeifaciliteit (x € 1 mln)

32

19

37

21

19

10

3

 

Totaal aantal verstrekte garanties

20

14

17

8

10

9

7

 

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)3

       

RVO.nl

Verstrekte garanties GO (x € 1 mln)

82

137

58

91

56

45

6

 

Totaal aantal verstrekte garanties

39

76

36

80

54

31

5

 

Qredits

       

Qredits

Aantal verstrekte kredieten4

1.192

1.373

1.750

2.238

3.557

4.245

4.984

 

Innovatie Attaché Netwerk

       

IAN/RVO.nl

Geformaliseerde samenwerkingsverbanden

115

78

97

60

57

37

15

 

Klanttevredenheid

8,8

8,6

8,1

8,2

8

8,6

8,2

 

Netherlands Foreign Investment Agency5

       

NFIA/RVO.nl

Projecten

187

207

227

224

248

268

180

 

Investeringsomvang (x € 1 mln)

3.185

1.765

1.467

1.227

2.760

4.105

1.443

 

Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen)

6.304

7.779

7.570

8.158

8.475

10.866

6.397

 

KvK

       

KvK

Waardering Kamer van Koophandel6

7,1

7,1

7,2

‒ 10

‒ 10

‒ 5

5

 
X Noot
1

Voor de BMKB-C zijn in 2020 4.123 garanties verstrekt met een totaalomvang van € 448 mln. Voor de regeling Klein Krediet Corona zijn in 2020 1.117 garanties verstrekt met een omvang van in totaal € 36 mln.

X Noot
2

Deze cijfers wijken af van de realisatiecijfers die de afgelopen jaren zijn gepresenteerd. De afgelopen jaren werd 100% van het gerealiseerde borgstellingskrediet gerapporteerd, terwijl de borgstelling van de Staat 90% van het borgstellingskrediet afdekt. Vanaf de begroting 2020 wordt daarom 90% van het borgstellingskrediet als realisatie gerapporteerd. Dit is met terugwerkende kracht ook voor de voorgaande jaren gecorrigeerd.

X Noot
3

Voor de GO-C zijn in 2020 in totaal 155 garanties verstrekt met een omvang van in totaal € 557 mln.

X Noot
4

Microkrediet, MKB-krediet, flexibele kredieten, achtergestelde leningen, lease en Carribean krediet.

X Noot
5

Zowel bij werkgelegenheid als investeringsomvang gaat het om door de bedrijven bevestigde cijfers over de eerste drie jaar van het project. Bij werkgelegenheid betreft het zowel nieuwe als behoud van werkgelegenheid.

X Noot
6

De waardering van KvK wordt sinds 2017 uitgedrukt als een Net Promotor Score (NPS). Een NPS score meet hoe klanten van de KvK producten of diensten aanbevelen bij collega’s of zakenrelaties en wordt berekend als het verschil tussen het percentage promotors (score hoger dan 9) en criticasters (score lager dan 6). De NPS zelf wordt niet uitgedrukt als een percentage, maar als een absoluut getal. Een score van -5 geeft aan dat een score boven 9 dus 5 procentpunt minder is gegeven dan een score onder 6. Het cijfer in 2020 en 2019 heeft betrekking op Informatie & Advies.

Ontvangsten

Er is € 10 mln onttrokken aan de begrotingsreserve Groeifaciliteit. Deze middelen zijn gestort in de begrotingsreserve voor de MKB-funding garanties ter afdekking van eventuele schadedeclaraties.

Octrooiontvangsten

De octrooiontvangsten in Nederland berusten voor het overgrote deel op de in Nederland gevalideerde Europese octrooien die zijn verleend door het Europees Octrooibureau (EOB). Deze octrooiontvangsten op basis van Europees verleende octrooien bestaan voor 90-95% uit de jaarlijks te betalen (per jaar oplopende) instandhoudingstaksen. Het EOB heeft zijn octrooiverleningsprocessen efficiënter gemaakt en heeft de afgelopen jaren aanzienlijk méér octrooien verleend, met als gevolg ook méér Europese octrooien die hier gevalideerd zijn en in stand worden gehouden (met meer ontvangsten). Sinds 2013 is een trend waarneembaar dat octrooien via betaling van (jaarlijks hogere) instandhoudingstaksen bovendien langer (ook tussen het 15e en 20e levensjaar) in stand worden gehouden, met als gevolg méér en hogere ontvangsten (voortvloeiend uit zowel gevalideerde Europese octrooien alsook Nederlandse Rijksoctrooien).

Toelichting op de begrotingsreserves

De begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK indien bedrijven niet aan hun terugbetalingsverplichtingen kunnen voldoen inzake leningen bij financieringsinstellingen waarop EZK een borgstelling heeft afgegeven. Gegeven de steunpakketten in het kader van de coronacrisis zijn de kasbuffers voor de garantieregelingen en coronamodules versterkt. De kasbuffers voor de coronamodules worden in het voorjaar van 2021 herijkt. Het saldo van enerzijds stortingen (uit inkomsten premies en/of bijdragen uit de EZK-begroting) en anderzijds onttrekkingen (schades uit borgstellingen) wordt jaarlijks aan de begrotingsreserves toegevoegd of onttrokken.

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB (inclusief de BMKB-C), de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) inclusief de GO-C, de garantieregeling Klein Krediet Corona, de Groeifaciliteit (GF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. Ultimo begrotingsjaar wordt op basis van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven vastgesteld of een onttrekking of storting dient plaats te vinden.

Tabel 15 Begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2020

108,3

+ Storting

229,6

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2020

338,0

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 229,6 mln gestort in de begrotingsreserve BMKB. Hiervan is € 214,6 afkomstig van BMKB-Corona.

Tabel 16 Begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2020

71,2

+ Storting

178,2

– Onttrekking

0,3

Stand per 31/12/2020

249,1

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 178,2 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering. Hiervan is € 177,0 afkomstig van GO-Corona. Daarnaast werd € 0,3 mln onttrokken voor de overdracht van de premieontvangsten in het kader van de GO-Energietransitie financieringsfaciliteit aan Invest-NL.

Tabel 17 Begrotingsreserve Groeifaciliteit (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2020

24,5

+ Storting

0,9

– Onttrekking

10,0

Stand per 31/12/2020

15,4

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 0,9 mln gestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit. Tevens werd er € 10 mln aan de begrotingsreseve Groeifaciliteit onttrokken ten behoeve van de begrotingsreserve Garantie MKB-financiering.

Tabel 18 Begrotingsreserve Klein Krediet Corona (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2020

0,0

+ Storting

164,8

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2020

164,8

Op basis van de beschikbare kasbuffer en de ontvangen premies in het kader van de KKC-regeling is € 164,8 mln afgestort naar de begrotingsreserve.

Tabel 19 Begrotingsreserve Garantie MKB-financiering (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2020

9,7

+ Storting

10,5

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2020

20,2

Mede op basis van de gerealiseerde ontvangsten is in totaal € 10,5 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie MKB-financiering. Hiervan was € 10 mln afkomstig uit de begrotingsreserve Groeifaciliteit voor de afdekking van eventuele schades op de uitstaande garantieportefeuille,

Tabel 20 Budgetflexibiliteit begrotingsreserves (bedragen x € 1.000)

Stand begrotingsreserves per 31 december 2020

 

Waarvan juridisch verplicht

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

338,0

100%

Groeifaciliteit

15,4

100%

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

249,1

100%

Klein Krediet Corona

164,8

22%

Garantie MKB-financiering

20,2

100%

Het percentage juridisch verplicht is bepaald op basis van het uitstaand garantieobligo in relatie tot de omvang van de begrotingsreserve. Indien het garantieobligo hoger is dan de begrotingsreserve dan is het percentage juridisch verplicht op 100% gesteld.

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds

A. Algemene doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie;

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven;

  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidsconclusies

Start-ups en mkb-financiering

Het onderdeel start-ups en mkb-financiering van het Toekomstfonds is erop gericht om de beschikbaarheid van risicokapitaal voor startups en snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven in Nederland te vergroten. Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie en daarmee het economische groeivermogen.

Na de evaluaties van de individuele risicokapitaalinstrumenten in 2018 en de uitgebreide analyse van de financieringsmarkt door onderzoeksbureau Dialogic in 2019 heeft EZK in 2020 verdere stappen gezet om invulling te geven aan de verschillende aanbevelingen en financieringsknelpunten verder aan te pakken. Zo zijn in gezamenlijkheid met de regio stappen gezet om de regeling Vroegefasefinanciering (VFF) beter aan te laten sluiten op regionale ecosystemen door een regionale module in de regeling op te nemen. In 2021 wordt deze gewijzigde regeling opengesteld. Daarnaast is in 2020 de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) in Utrecht opgericht en wordt in 2021 de ROM Flevoland opgericht.

Het jaar 2020 stond tevens in het teken van de steunmaatregelen waarvan onder andere ook start-ups en het snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven gebruik kon maken. Met de Corona Overbruggingslening (COL) die wordt uitgevoerd door de ROM’s wordt het bedrijfsleven geholpen om tijdelijke liquiditeitsproblemen door de Covid-19 crisis te mitigeren. Daarnaast is € 150 mln beschikbaar gesteld voor het versterken van het fondsvermogen van de ROM’s om de solvabiliteitspositie van de getroffen bedrijven te kunnen verbeteren. Ook werden verschillende regelingen tijdelijk verruimd en geïntensiveerd. Zo werd bijvoorbeeld € 20 mln extra budget gepubliceerd voor de Seed Capital regeling.

Investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek

De regelingen in het kader van investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek zijn gericht op ondersteuning van kennisproductie, -verspreiding en -toepassing. In 2020 is de eerste tender van de Thematische Technology Transferregeling (TTT-regeling) formeel afgerond met de toekenning van € 8 mln aan ieder van de drie winnende consortia. De TTT-regeling is gericht op (thematische) samenwerking op het gebied van valorisatie tussen de bij een consortium betrokken onderzoeksinstellingen en daarnaast op investeringen in kennisstarters die actief zijn op het thema waarop de kennisinstellingen samenwerken. Tevens is een tweede tender geopend en eind 2020 gesloten (Stcrt. 2020, 34326). Dit heeft vijf nieuwe aanvragen opgeleverd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 21 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

166.591

198.306

117.494

132.206

510.706

142.952

367.754

        

Uitgaven

125.418

130.371

124.189

124.308

440.276

184.452

255.824

        

Subsidies

0

224

1.860

1.050

2.791

999

1.792

Smart Industry

 

168

324

254

172

199

‒ 27

Haalbaaarheidsstudies STW

 

56

1.536

796

796

800

‒ 4

Thematische Technology Transfer

    

1.823

0

1.823

        

Leningen

118.571

122.593

114.442

114.532

429.134

175.147

253.987

Startups / MKB financiering

       

Volledig revolverend

       

Fund to Fund

26.000

13.500

28.500

28.000

16.500

35.733

‒ 19.233

ROM's

15.144

15.001

8.835

 

317.197

0

317.197

Co-investment venture capital instrument / EIF

 

10.000

 

5.000

0

10.154

‒ 10.154

Smart Industry

 

337

  

0

0

0

Deels revolverend

       

Innovatiekrediet

39.910

44.802

41.208

40.954

50.838

55.205

‒ 4.367

Risicokapitaal Seed Capital

16.538

18.461

21.535

27.617

26.916

46.823

‒ 19.907

Vroegefasefinanciering / informal investors

10.555

11.676

10.303

10.736

12.657

13.702

‒ 1.045

Startups / MKB

    

0

5.186

‒ 5.186

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

       

Met vermogensbehoud

       

Fundamenteel en toegepast onderzoek

10.424

8.816

2.802

1.732

497

5.500

‒ 5.003

Onco research

  

615

 

2.323

2.500

‒ 177

Smart Industry

  

644

493

333

344

‒ 11

Thematische Technology Transfer

    

1.873

0

1.873

        

Bijdrage aan agentschappen

6.847

7.554

7.887

8.724

8.351

8.306

45

Bijdrage RVO.nl

6.847

7.554

7.887

8.724

8.351

8.306

45

        

Ontvangsten

138.847

52.632

31.440

33.448

60.150

34.600

25.550

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

114.567

10.500

5.835

 

26.756

0

26.756

Fund to Fund

    

0

8.050

‒ 8.050

DVI II

    

0

150

‒ 150

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

 

2.840

1.846

5.981

1.183

0

1.183

Co-investment venture capital instrument / EIF

    

15.000

0

15.000

Innovatiekrediet

13.806

26.812

10.639

10.585

8.452

17.000

‒ 8.548

Seed Capital

10.467

12.413

13.028

14.156

7.542

9.400

‒ 1.858

Vroege fase financiering

7

67

92

2.725

1.217

0

1.217

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB’s, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

Tabel 22 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

166.591

198.306

117.494

132.206

510.706

142.952

367.754

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

166.591

198.306

117.494

132.206

510.706

142.952

367.754

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB’s, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie was € 367,8 mln hoger dan de raming. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:

  • Aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen is voor € 300 mln aan leningen verstrekt ten behoeve van de Corona Overbruggingsleningen (COL). Daarnaast is een agiostorting verricht in de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) (€ 8,9 mln), is kapitaal verstrekt aan de nieuw opgerichte ROM Utrecht (€ 8 mln), is een lening verstrekt aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) in het kader van Smart Photonics (€ 20 mln, zie Kamerstuk 33 009, nr 92 ) en is een lening van € 6,7 mln verstrekt aan InnovationQuarter voor de financiering van Innogenerics B.V. (zie Kamerstuk 29 477, nr. 692).

  • Voor Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek is € 2,5 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan geraamd. Dit betreft de niet aangewende buffer die beschikbaar is voor niet volledig revolverende investeringen in het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds.

  • Er is voor € 24 mln verplichtingen aangegaan in het kader van de eerste tender van de regeling Thematische Technology Transfer. Dit budget was oorspronkelijk geraamd in 2019 en via de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting 2020.

  • Voor de Seed Capital regeling is € 15,3 mln meer verplichtingen aangegaan. Dit betreft onder meer de eindejaarsmarge 2019 die aan het budget voor 2020 is toegevoegd. Deze middelen zijn benut voor een extra openstelling van de Seed in het najaar van 2020.

  • De middelen Startups/MKB zijn gereserveerd voor het MKB-actieplan. Deze middelen (€ 5,2 mln) kwamen niet tot besteding omdat geplande openstellingen van de regelingen MKB!-idee en MKB-werkplaatsen vanwege de coronacrisis werden doorgeschoven naar 2021.

Uitgaven

Leningen

Startups/MKB financiering

Volledig revolverend

Fund of fund (Dutch Venture Initiative (DVI))

De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen. Er was in 2020 voor een bedrag van € 19,2 mln minder gefinancierd in het kader van DVI en DVI II.

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen is voor € 284,6 mln getrokken op de leningen in het kader van de Corona Overbruggingsleningen (COL). Daarnaast is een agiostorting verricht in de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) (€ 8,9 mln), is kapitaal verstrekt aan de nieuw opgerichte ROM Utrecht (€ 8 mln), is een lening verstrekt aan de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) in het kader van Smart Photonics (€ 10 mln) en is een lening verstrekt aan InnovationQuarter voor de financiering van Innogenerics B.V. (€ 5,7 mln)

Co-investment venture capital instrument/EIF

Conform de Machtigingswet Invest-NL is het Co-investment venture capital instrument overgedragen aan Invest-NL waardoor er geen uitgaven meer in 2020 zijn verricht.

Gedeeltelijk revolverend

Innovatiekrediet

Voor het Innovatiekrediet is € 4,4 mln minder uitgegeven dan geraamd. De kasuitgaven op het Innovatiekrediet fluctueren jaarlijks door individuele uitbetalingsafspraken met bedrijven op basis van afgesproken mijlpalen.

Seed Capital Regeling

De uitfinanciering van de verplichtingen vindt plaats op basis van liquiditeitsbehoefte van de Seedfondsen. Dit kan van jaar op jaar fluctueren. In totaal werd € 19,9 mln minder uitgegeven dan de oorspronkelijke raming.

Startups MKB

De middelen Startups/MKB zijn gereserveerd voor het MKB-actieplan. Deze middelen (€ 5,2 mln) kwamen niet tot besteding omdat geplande openstellingen van de regelingen MKB!-idee en MKB-werkplaatsen vanwege de coronacrisis werden doorgeschoven naar 2021.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Fundamenteel en toegepast onderzoek

Voor de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek werd de beschikbare buffer niet aangewend (- € 2,5 mln) en werd er € 2,5 mln minder uitgegeven in het kader van de regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten (TOF) vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte.

Tabel 23 Kengetallen

Kengetallen

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Bron

Innovatiekrediet

       

RVO.nl

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

40

33

32

29

31

29

27

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

123

119

136

159

173

139

167

 

Seed Capital en Fund of funds1

       

RVO.nl/EIF

Aantal participaties via Seed Capital en Fund of Funds

32

50

81

95

125

146

106

 

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door Seed Capital en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)

257

553

744

182

1.606

351

440

 

Vroegefasefinanciering

       

RVO.nl/NWO-TTW

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

 

40

37

41

40

33

422

 

Regeling Thematische Technology Transfer

       

RVO.nl

Het aantal nieuwe (initiële) participaties in het afgelopen kalenderjaar van TTT-fondsen

      

10

 

Aantal startende bedrijven ten gevolgen van de valorisatieactiviteiten door een TTT-samenwerkingsverband

      

n.n.b.

 
X Noot
1

Voor DVI en DVI II betreft het de cijfers tot en met 30 september 2020.

X Noot
2

Dit betreft voor het onderdeel NWO-TTW een voorlopig cijfer.

Ontvangsten

Er is per saldo € 25,6 mln meer ontvangen dan bij ontwerpbegroting geraamd. Dit komt met name door de volgende oorzaken:

Dutch Venture Initiative

De ontvangsten (€ 8,2 mln) voor het Dutch Venture Initiative (DVI) en DVI II zijn niet in 2020 gerealiseerd. Naar verwachting zullen in 2021 de eerste ontvangsten op de EZK-begroting worden gerealiseerd.

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Er is € 8,9 mln ontvangen in het kader van de afwikkeling van het Innovatiefonds Noord Nederland. Daarnaast is € 17,9 mln ontvangen in het kader van de Corona Overbruggingslening (COL). Dit betreft middelen die in 2021 opnieuw beschikbaar komen voor de COL via de ROM’s.

Co-investment venture capital instrument EIF

Op basis van de Machtigingswet Invest-NL is het Co-investment venture capital instrument overgedragen aan Invest-NL. In het kader daarvan heeft Invest-NL aan de Staat de reeds door de Staat in dit instrument geïnvesteerde middelen gecompenseerd (€ 15 mln).

Innovatiekrediet

Als gevolg van de coronacrisis is aan ondernemingen de mogelijkheid van uitstel van aflossing en rentebetaling verleend, waardoor er € 8,5 mln minder ontvangsten gerealiseerd zijn.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

A. Algemene doelstelling

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990

  • een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

In de kamerbrief met betrekking tot het Lentepakket Europees Semester 2019 heeft het kabinet gereageerd op de landspecifieke aanbevelingen 2019 van de Europese Commissie (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1467). Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie aan om het investeringsbeleid meer te focussen op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. De Commissie constateert daarbij dat Nederland op koers ligt om het doel voor broeikasgasreductie in de non-ETS sectoren in 2020 te halen. Ook stelt de Commissie dat het doel voor hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Het kabinet staat voor een ambitieus klimaat- en energiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op het realiseren van de doelen uit het Energieakkoord. Daarnaast worden maatregelen genomen om in 2030 49% broeikasgasreductie te realiseren ten opzichte van 1990. Hiervoor heeft het kabinet in het Regeerakkoord aanvullende middelen beschikbaar gesteld onder andere via de SDE+ en de Klimaatenvelop. Daarnaast heeft het kabinet bij Najaarsnota 2018 nog € 500 mln beschikbaar gesteld om de klimaatdoelen voor 2030 te halen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK, op basis van de Klimaatwet, het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

De in dit jaarverslag opgenomen prestatie-indicatoren zijn afkomstig uit de Monitor Klimaatbeleid. Voor een totaaloverzicht verwijzen wij naar deze Monitor (Kamerstuk 32 813, nr. 609). De Monitor is een onderdeel van de borgingcyclus zoals vastgelegd in de Klimaatwet en het Klimaatplan:

  • Met de Klimaatnota, de Monitor klimaatbeleid en de KEV geeft het kabinet jaarlijks een actueel inzicht in de voortgang van het klimaatbeleid en de realisatie van het doelbereik. Dit kan eventueel leiden tot bijsturen van de uitvoering van afspraken door partijen.

  • Vijf jaar na vaststelling van het Klimaatplan vindt een herijking van de opgave (en daarmee een herziening van het Klimaatplan) plaats. Hiervoor zal in 2024 een integrale doorlichting van het klimaatbeleid worden uitgevoerd.

Tabel 24 Prestatie-indicatoren klimaat- en energiebeleid
 

2015

2016

2017

2018

2019

20201

Ambitie 2020

Bron

Algemene Prestatie-indicator

        

Emissies ETS-sectoren

94,1

93,9

91,4

87,4

83,7

n.n.b.

n.v.t.

RIVM

Emissies niet-ETS-sectoren

99,1

99,7

99,7

99,4

97,4

n.n.b.

n.v.t.

RIVM

Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

11,6%

11,7%

12,6%

15,1%

18,0%

n.n.b.

n.v.t.

RIVM, KEV2020

Aandeel hernieuwbare energie

5,70%

6,00%

6,60%

7,40%

8,70%

n.n.b.

14%

KEV2020

         

Prestatie-indicatoren Elektriciteit

        

Gerealiseerde vermogen windenergie op zee in MW

357

957

957

957

957

n.n.b.

2023: 4.450 MW 2030: 11.000 MW

Klimaatmonitor 20202

Gerealiseerd vermogen wind op land en zon-PV in MW

4.560

5.435

6.156

7.958

10.430

n.n.b.

2020: 6000 MW voor Wind op Land (voor Zon-PV is er geen doelstelling)

Klimaatmonitor 20202

Gerealisieerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse in MW

   

1,1

1,1

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 20203

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI

2.152

1.992

1.822

1.951

2.021

1.918

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit -C3

79%

75%

72%

74%

75%

72%

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI

2.052

1.895

1.821

1.949

1.949

1.941

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector gas - C3

77%

74%

72%

74%

72%

73%

n.v.t.

ACM

Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

33

21

24

27

20

21

n.v.t.

ACM

Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh

91

86

79

67

68

51

59

Klimaatmonitor 20204

Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh

141

128

125

110

95

80

83

Klimaatmonitor 20204

         

Prestatie-indicatoren Industrie

        

Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton)

605.983

1.007.183

1.830.466

2.560.195

3.215.997

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 20205

Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (in PJ)

11,4

21,1

37,4

53,5

53,5

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 20205

Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in € 1.000)

387.821

224.746

275.438

422.999

275.635

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 20205

Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassam (in PJ)

2,52

2,62

3,10

3,38

n.n.b.

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 2020

         

Prestatie-indicatoren Gebouwde Omgeving

        

Aandeel warmtepompen in verwarming woning (%)

geen data

geen data

2,4

2,6

3,6

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 2020; warmtemonitor 20196

Gemiddelde aardgasgebruik van huishoudens en diensten (per woning, in GJ)

40,1

geen data

40,1

39,9

geen data

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 20207

Verdeling geregistreerde woningen met energielabel A of B (%)

geen data

30%

31%

32%

33%

n.n.b.

n.v.t.

Klimaatmonitor 20206

Aantal gebouwen in Utiliteitsbouw met energielabel A+, A of B

geen data

geen data

23.379

geen data

geen data

66.268

n.v.t.

Klimaatmonitor 20206

X Noot
1

De realisatie in 2020 van de indicatoren die gebaseerd zijn op de Klimaatmonitor is pas in november 2021 beschikbaar (KEV2021). Ook de cijfers van het RIVM over 2020 zijn nog niet beschikbaar.

X Noot
2

CBS (2020) Hernieuwbare elekticiteit: productie en vermogen (Statline).

X Noot
3

RVO.nl (2020) Interne cijfers topsector Energie, Topconsortia Kennis en Innovatie (TKI) Nieuw Gas (2020) interne cijfers, Gasunie (2020) interne cijfers.

X Noot
4

PBL (2020) Eindadvies basisbedragen SDE++ 2020.

X Noot
5

RVO.nl (2020) interne cijfers MIA/VAMIL/EIA/SDE+ en ISDE regelingen.

X Noot
6

RVO.nl (2020) Energielabelregistratie.

X Noot
7

PBL (2020) Klimaat- en Energieverkenning, bewerking RVO.nl.

Tabel 25 Uitstoot broeikasgassen1 (mld CO2-equivalenten)
 

1990

2004

2018

2019

Raming 2030

Industrie

87,0

68,9

57,2

56,7

53,1

Energiebedrijven

39,6

54,9

45,2

42,3

18,8

Verkeer en vervoer

32,3

39,6

35,6

35,2

31,6

Landbouw

32,9

26,0

26,9

26,4

24,5

Gebouwde omgeving

29,9

31,1

24,4

23,3

18,6

Totaal

221,7

220,5

189,3

183,9

146,6

X Noot
1

Bron: KEV2020.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Figuur 4 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

C. Beleidsconclusies

Beleidsconclusies Klimaatbeleid

In oktober 2020 bleek op basis van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2020 dat het huidige beleid nog onvoldoende is om het doel voor 2030 van CO2-reductie te realiseren. Het kabinet heeft zodoende, met partijen, de uitvoering van de bestaande afspraken geïntensiveerd. Tevens zijn in 2020 reeds extra uitgaven gepland of naar voren gehaald om de klimaatopgave te versnellen. Dit laat onverlet dat er extra maatregelen nodig zullen zijn. De ambtelijke studiegroep Klimaatopgave Green Deal, onder leiding van Laura van Geest, heeft hiertoe handelingsperspectieven uitgewerkt die door het volgende kabinet gebruikt kunnen worden bij de invulling van de additionele CO2-reductieopgave.

Uitvoering Klimaatakkoord

In 2020 is de eerste Klimaatnota door het kabinet aan het parlement aangeboden op basis van de Klimaatwet. De Klimaatnota bevat de appreciatie van het kabinet op de voortgang van het klimaatbeleid en schetst de prioriteiten voor het aankomende jaar. Tevens is voor de eerste maal de monitor klimaatbeleid aan de Kamer aangeboden. De Monitor Klimaatbeleid is een (jaarlijkse) bijlage bij de Klimaatnota die (i) de hoofdlijnen bevat van de voortgang over het afgelopen jaar van beleid en afspraken, en (ii) aan de hand van kernindicatoren ontwikkelingen beschrijft omtrent (rand)voorwaarden, (gedrags)veranderingen en beleidsrelevante resultaten.

2020 was het eerste jaar van de uitvoering van het Klimaatakkoord. De cijfers van de KEV2020 geven voor 2030 een prognose van 34% emissiereductie ten opzichte van 1990, met een bandbreedte van 30-40%. Dat is ver verwijderd van het doel van ‒ 49%. Hier is een aantal redenen voor:

  • Een aantal belangrijke maatregelen was nog niet voldoende ver uitgewerkt, om al door PBL meegenomen te worden in de KEV 2020 (bijvoorbeeld industrieheffing, maatregelen gebouwde omgeving).

  • De daling van de gasprijs sinds het Klimaatakkoord zorgt voor extra uitstoot in Nederland.

  • Ten opzichte van het Klimaatakkoord is sprake van statistische bijstellingen, dit leidt tot een tegenvaller van 3 Mton extra uitstoot.

Urgenda

Om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis heeft het kabinet op 24 april 2020 een set aanvullende maatregelen aangekondigd waarmee zowel op de korte termijn, alsook in de jaren na 2020 extra CO2-reductie wordt gerealiseerd (Kamerstuk 32 813, nr. 496). Zo kiest het kabinet, in aanvulling op de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (uitfasering kolenstroom uiterlijk in 2030), ervoor om een forse CO2-reductie te realiseren door de komende jaren het aantal draaiuren van kolencentrales fors terug te dringen. In aanvulling daarop is een call for proposals opengesteld om één van de drie moderne kolencentrales in Nederland de mogelijkheid te geven om vrijwillig te sluiten met behulp van een subsidie (Kamerstuk 32 813, nr. 568).

Daarnaast worden in de andere sectoren aanvullende maatregelen getroffen. Dit betreffen onder andere gerichte maatregelen in de industrie, op basis van vrijwilligheid, bijvoorbeeld op het gebied van lachgasreductie. Ondernemers en huishoudens worden gestimuleerd om zelf reductiemaatregelen te nemen die ook in hun eigen portemonnee iets opleveren. Bij de uitwerking van maatregelen is ook dankbaar gekeken naar de voorstellen voor aanvullende maatregelen die aangedragen zijn door Stichting Urgenda en betrokken stakeholders.

De KEV2020 laat zien dat de klimaatopgave voor 2030 is gegroeid, mede als gevolg van factoren die buiten de invloedsfeer van het kabinet liggen, met als belangrijke exogene ontwikkeling de doorwerking van de daling van de gasprijs die zorgt voor extra uitstoot in Nederland. Deze exogene ontwikkelingen hebben ook invloed op de prognose voor 2020 en de jaren erna en daarmee op de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Daarmee blijft de onzekerheid over de bandbreedte rond de emissies de komende jaren fors (zie bij Uitvoering Klimaatakkoord) en blijft onzekerheid bestaan of de komende jaren een CO2-emissiereductie van 25% gerealiseerd wordt. Het PBL heeft in zijn ramingen echter nog niet alle door het kabinet aangekondigde maatregelen kunnen meenemen.

Op 9 december 2020 heeft het kabinet in reactie op de resultaten uit de KEV2020 enkele aanvullende maatregelen aangekondigd die het kabinet treft (Kamerstuk 32 813, nr. 658). Het kabinet vindt het van belang om deze inzet te plegen om - gezien de forse onzekerheidsbandbreedte over de emissies de komende jaren - te laten zien dat het alles op alles zet om ook de komende jaren de CO2-emissie met 25% terug te brengen ten opzichte van 1990, voortvloeiend uit het Urgenda-vonnis.

Europese klimaatdoelen

In de Europese Raad van december 2020 heeft de Europese Unie overeenstemming bereikt over het vaststellen van een netto klimaatdoel van ten minste 55% in 2030 ten opzichte van 1990. Het Ministerie van EZK heeft zich hier succesvol voor ingezet. De Europese Unie heeft haar opgehoogde doel voor 2030 als haar National Determined Contribution in het kader van het Parijsakkoord bij UNFCCC ingediend.

Zowel het reeds eerder vastgestelde doel dat de EU in 2050 klimaatneutraal zal zijn in lijn met het Parijsakkoord als dit opgehoogde doel voor 2030 zijn in een gemeenschappelijk standpunt van de Milieuraad van december 2020 vastgelegd. Daarnaast heeft de Europese Raad van juli 2020, mede op aandringen van Nederland, afgesproken dat ten minste 30% van alle middelen uit het Europese Herstelfonds en Meerjarig Financieel Kader aan klimaat besteed dienen te worden.

Beleidsconclusies energiebeleid

Energieakkoord

In het Energieakkoord is afgesproken om in 2020 14% van onze energiebehoefte op te wekken uit duurzame energiebronnen. In 2023 moet dit 16% zijn. Om het 2020-doel voor hernieuwbare energie (14%) te behalen, is in de kabinetsreactie op de KEV2019 een aanvullend maatregelenpakket aangekondigd. Om het resterende tekort te dichten heeft het kabinet in het voorjaar van 2020, als onderdeel van de bredere energiesamenwerking met Denemarken, een overeenkomst gesloten voor statistische overdracht. Volgens de Europese Commissie is dit een goed voorbeeld van een samenwerkingsverband in de Europese energietransitie dat ook goed past bij de Europese Waterstof en Systeemintegratie Strategieën. Het kabinet houdt onverminderd vast aan het realiseren van 16% hernieuwbare energie in 2023.

Verbreding van de SDE+ (SDE++)

Op 14 januari jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over het verloop van de eerste openstelling van de SDE++ in 2020 (Kamerstuk 31 239, nr. 328). In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte-III is aangekondigd dat de SDE+ verbreed zou worden met als doel om naast hernieuwbare energie ook andere CO₂-reducerende technieken te ondersteunen. Hiertoe zijn verschillende nieuwe technieken aan de SDE+ toegevoegd, waaronder de afvang en opslag van CO₂, elektrische boilers en de benutting van restwarmte. Op deze wijze levert de SDE++ een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren van het streven van het kabinet naar 49% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Van 24 november 2020 tot 17 december 2020 heeft de eerste openstelling van de SDE++ plaatsgevonden. De eerste resultaten van de SDE++ 2020 wijzen op een goed verloop van de eerste openstellingsronde. In het voorjaar van 2020 heeft nog een extra openstellingsronde van de SDE+ plaatsgevonden, dit met het oog op de stimulering van hernieuwbare energie en het realiseren van het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020. Van het totaal aantal aanvragen zijn 7.012 projecten positief beschikt met een bijbehorend verplichtingenbudget van ca. € 3,3 mld (Kamerstuk 31 239, nr. 326). Verder is de Wet Opslag Duurzame Energie en Klimaattransitie (ODEK) zowel door de Tweede als Eerste Kamer behandeld en per 1 januari 2021 in werking getreden.

Geothermie

In 2020 is verder gewerkt aan de uitvoering van de beleidsbrief geothermie (Kamerstuk 31 239, nr. 282) en is een traject ingezet om in kaart te brengen wat nodig is om de groei van geothermie ook op de langere termijn te bestendigen. De aanpassing van de Mijnbouwwet en -regelgeving specifiek voor aardwarmte heeft enige vertraging opgelopen, maar zal naar verwachting 1 oktober 2021 in werking treden. Daarin wordt ook de deelname van EBN in aardwarmteprojecten wettelijk geregeld (Kamerstuk 32 239, nr. 298). De in 2019 gestarte seismische campagne om de kennis van de ondergrond voor geothermie te vergroten is in 2020, ondanks de COVID-perikelen, succesvol en met goede resultaten voortgezet. De verworven seismische data zijn van hoge kwaliteit en vergroten daardoor de kennis van de ondergrond in deze gebieden aanzienlijk.

Wind op Zee

Met de bekendmaking van de winnaar van de tender voor windenergiegebied Hollandse Kust Noord op 29 juli 2020 is het vijfde en laatste windenergiegebied uit de oorspronkelijke routekaart windenergie op zee 2023 (doelstellingen Energieakkoord) vergund. Net als de voorgaande twee tenders betrof dit een tender zonder subsidie. Dit jaar is tevens de oogsttijd van de routekaart windenergie op zee 2023 aangebroken. De eerste windenergiegebieden (Borssele 1 tot en met 5, totaal 1,4 GW) produceren sinds 2020 duurzame stroom.

Op 14 oktober 2020 is de nota van wijziging (Kamerstuk 35 092, nr. 11) voor het voorstel van de Wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee) ingediend. Deze wijziging voegt de mogelijkheid toe om een langere vergunningsduur van maximaal 40 jaar vanaf het begin te kunnen toekennen, wat bijdraagt aan een positieve businesscase van windparken op zee.

Helaas is vanwege de uitspraak van 29 mei 2019 van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) de publicatie van het ontwerpkavelbesluit voor Hollandse Kust (west) vertraagd. Het ontwerpbesluit is nu voorzien voor het eerste kwartaal van 2021 en het definitieve besluit voor het tweede kwartaal van 2021. Dit zal naar verwachting noch resulteren in een vertraging van de tender Hollandse Kust (west), noch in een vertraging van de verdere uitrol van wind op zee.

Tenslotte worden in de publicatie en appreciatie van de Noordzee Energie Outlook (Kamerstuk 32 813, nr. 646) van 4 december 2020 concrete maatregelen en voorbereidingen uiteengezet om de verdere uitrol van wind op zee na 2030 en een extra opgave daarvoor mogelijk te maken.

Energiebesparing

2020 was het laatste jaar van de energiebesparingsconvenanten MJA3 en MEE (Meerjarenafspraken Energie-Efficiëntie). De Kamer is in 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 30 196, nr. 734) over de resultaten over monitoringsjaar 2019 en zal in 2021 geïnformeerd worden over 2020. De prognose voor het Addendum op het MEE-convenant was met 8,852 PJ in 2020 iets onder het beoogde 9 PJ doel. Vanwege corona is het Addendum een jaar verlengd tot eind 2021 (Kamerstuk 30 196, nr 740). Hiermee wordt het behalen van de 9 PJ afspraak beter binnen bereik gebracht. Bedrijven die hun besparingsopgave onvoldoende hebben ingevuld hebben een factuur ontvangen. Deze bedrijven kunnen ervoor kiezen hun betaling uit te stellen indien ze verwachten in 2021 alsnog hun besparingsopgave te halen.

Samen met brancheverenigingen en het bevoegd gezag zijn bedrijven succesvol aangezet om extra energie te besparen. Zo is in 2020 de regeling Versterkte Uitvoering Energiebesparing en Informatieplicht (VUE) van start gegaan. Voor de informatieplicht energiebesparing loopt hierdoor het aantal rapportages op. Ook is extra capaciteit voor het bevoegd gezag ingekocht, bijvoorbeeld voor bedrijfsbezoeken. Vanwege de coronacrisis is de inzet van deze capaciteit echter wel vertraagd.

Regionale Energiestrategieën (RES)

In 2020 hebben de 30 energieregio’s allen volgens plan hun concept-RES opgeleverd. De RES’en zijn de regionale plannen over de manier waarop de doelen uit het Klimaatakkoord voor duurzame energie moeten worden gehaald. Het doel van de RES’en is de opwek van minimaal 35 TWh aan duurzame energie (wind, zon) op land in 2030. Uit analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijkt dat de potentiële opwek van de concept-RES’en valt binnen een bandbreedte 31,2 tot 45,7 TWh, met een middenwaarde van 38,2 TWh. De 35 TWh lijkt dus haalbaar, maar de realisatie is uitdagend en zal nog heel wat inspanning vergen.

Ondersteuning door het Rijk vindt voornamelijk plaats via het Nationaal Programma (NP) RES. Het grootste vraagstuk is de optimalisatie tussen betaalbaarheid, draagvlak, ruimtelijke ontwikkeling en systeemefficiëntie (Kamerstuk 32 813, nr. 613). Het RES-proces staat volop in het teken van het vinden van knelpunten en belemmeringen en in gezamenlijkheid tussen het Rijk, decentrale overheden, de netbeheerders, marktpartijen en coöperaties zoeken naar oplossingen en kansen. Hierdoor is het beleid continu in ontwikkeling. Op 1 juli 2021 moeten de regio’s hun RES 1.0 opleveren.

CCS

In 2020 zijn er grote vorderingen gemaakt bij de verschillende CCS-projecten. De SDE++ is opengesteld voor CCS-projecten, waarvoor ook een zevental aanvragen zijn ingediend.

Gezamenlijk met de voortgang die gemaakt is in de ruimtelijke inpassing, zijn binnen het Porthos-project in de Rotterdamse haven grote stappen voorwaarts gezet. In 2020 heeft EZK aan EBN instemming verleend om onder de Mijnbouwwet het Porthos-project te ontwikkelen en uit te voeren en heeft EZK aan EBN een lening verstrekt om haar aandeel in het Porthos-project mee te kunnen financieren. Daarnaast heeft het Porthos-project ook een grote Europese subsidie uit het Connecting Europe Facility toegezegd gekregen. Ook het CCS-project bij IJmuiden, Athos, heeft subsidie ontvangen vanuit nationale en Europese subsidieregelingen voor het uitvoeren van haalbaarheidsstudies.

Waterstof

De kabinetsvisie waterstof is in het voorjaar van 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze visie bevat een beleidsagenda voor het realiseren van de randvoorwaarden voor de introductie van waterstof als energiedrager in het energiesysteem en de economie. Op deze wijze is in 2020 een goede basis gelegd voor het ontwikkelen van beleid: dit is in lijn met het beoogde resultaat voor 2020. De belangrijkste onderwerpen in deze beleidsagenda zijn wet- en regelgeving en financieel instrumentarium. De uitvoering verloopt volgens plan.

Salderen

Het wetsvoorstel dat regelt dat de salderingsregeling stapsgewijs zal worden afgebouwd van 1 januari 2023 tot 1 januari 2031, is in 2019 ter consultatie aangeboden (Kamerstuk 31 239, nr. 305). Een verslag van de reacties op de consultatie is vastgesteld op 30 september 2020. De binnengekomen reacties hebben geleid tot verbeteringen in het wetsvoorstel, dat op 8 oktober 2020 aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 35 594, nr. 2). Naar aanleiding van het wetsvoorstel heeft de Tweede Kamer op 23 november schriftelijke vragen gesteld (Kamerstuk 35 594, nr. 5), waarop begin 2021 een antwoord komt.

Energie-innovatieregelingen

In 2020 is het energie-innovatie instrumentarium nog meer in lijn gebracht met het missiegedreven innovatiebeleid, daarmee voortbouwend op de ingeslagen weg in 2019 (Kamerstuk 33 009, nr. 70 en nr. 81 en nr. 82). Concreet is de Topsector Energie subsidiemodule Missiegedreven Onderzoek en Ontwikkeling Innovatie (MOOI) breed opengesteld voor de sectoren ’Elektriciteit’, ‘Gebouwde omgeving’ en ‘Industrie’. De MOOI bundelt een groot deel van het instrumentarium van de Topsector Energie in één brede missiegedreven subsidiemodule gericht op het faciliteren van brede interdisciplinaire consortia voor integrale oplossingen die bijdragen aan het klimaatakkoord. Om focus en massa te creëren is budget van 2021 naar 2020 gehaald en wordt de MOOI eens per twee jaar opengesteld.

De Hernieuwbare Energieregeling (HER) is in 2020 verbreed naar de regeling Hernieuwbare Energietransitie (HER+), zodat alle CO2-reducerende categorieën uit de SDE++ ook op innovatievlak ondersteund kunnen worden in de HER+.

De Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) is in 2020 in zijn geheel opengesteld voor meerjarige pilots- en demonstratieprojecten op het gebied van klimaat en energie. Hiermee zijn conform plan de benodigde stappen gezet. Ondanks de coronapandemie is 2020 tevens een zeer succesvol jaar geweest als het gaat om aantal aanvragen en kwalificerende projecten. Over de gehele breedte van het energie-innovatie instrumentarium zijn er meer kwalificerende projecten ingediend dan er aan budget beschikbaar was. Voor de HER+ en voor de MOOI (onderdeel Gebouwde omgeving dat vanuit het Ministerie van BZK wordt gefinancierd) heeft dit tot additionele publicatie van subsidiebudget geleid.

Energie Investeringsaftrek (EIA)

In 2020 is de Energielijst van de EIA conform de eerdere planning succesvol aangepast. Voor een aantal technieken zijn de eisen aangescherpt in lijn met de laatste technologische ontwikkeling. Daarnaast is er een aantal maatregelen die zich hebben doorontwikkeld tot mainstream-techniek van de lijst verwijderd. Hiermee worden, in lijn met het advies van het PBL, het welvaartsverlies en het aantal freeriders zoveel mogelijk beperkt.

Het aantal aanvragen in 2020 bedraagt naar verwachting ongeveer 16.000. Dat is circa 3.000 minder dan in 2019. Een definitief beeld is bekend na afloop van het eerste kwartaal van 2021.

Mijnbouwwet

Op 17 december 2020 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet (Kamerstuk 35 462, nr. 10) aangenomen. De wijzigingen betreffen een aanvulling, verduidelijking en actualisering van de bepalingen over het verwijderen en hergebruiken van mijnbouwwerken en een veralgemenisering en verhoging van de investeringsaftrek tot 40% voor investeringen die ten goede komen aan de opsporing en winning van aardolie en aardgas. Nu het wetsvoorstel op 26 januari 2021 ook is aangenomen door de Eerste Kamer zal het naar verwachting op 1 juli 2021 in werking treden. De bepalingen over de investeringsaftrek treden eerder in werking, zodat deze met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020 kunnen worden toegepast op zee.

Sinds 1 juli 2020 kunnen burgers en kleine bedrijven mogelijke schade aan gebouwen door opslag of winning van olie en gas uit kleine velden melden bij de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade. De Commissie Mijnbouwschade ontzorgt de schademelder door te onderzoeken wat de oorzaak en omvang van de schade is. Daarmee neemt de Commissie Mijnbouwschade de bewijslast van de schademelder over. In totaal heeft de Commissie Mijnbouwschade in 2020 38 schademeldingen in behandeling genomen. Het Ministerie van EZK is in gesprek met mijnbouwondernemingen en eventuele rechtsopvolgers hiervan om de Commissie Mijnbouwschade ook te laten adviseren over zoutwinning, aardwarmte en voormalige steenkolenwinning.

Europese Dossiers (energie)

De Europese Commissie heeft met de publicatie van de Green Deal grote ambities voor de energietransitie neergelegd. Op het terrein van waterstof en windenergie op zee heeft de Europese Raad conclusies aangenomen. Onder het Duitse voorzitterschap zijn conclusies vastgesteld over energiesysteemintegratie.

Met Denemarken is een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend, waarin de domeinen en wijze van samenwerking op verschillende klimaat- en energieonderwerpen vastgelegd worden. Het gaat hierbij om het vastleggen van bestaande samenwerking op bijvoorbeeld het gebied van warmte: het uitwisselen van informatie over decarbonisatie van warmtenetten, regulering en het bereiken van publieke steun voor warmteprojecten. Ook zijn nieuwe samenwerkingsgebieden zoals handel in waterstof opgenomen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 26 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

17.514.501

8.618.677

11.778.791

10.752.857

9.775.219

10.797.624

‒ 1.022.405

        

Uitgaven

1.824.624

1.887.248

2.875.719

2.925.027

3.674.944

3.771.790

‒ 96.846

        

Subsidies

1.148.125

1.257.653

1.412.704

1.664.641

2.160.036

3.510.444

‒ 1.350.408

Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

38.935

38.791

63.400

57.589

40.675

35.244

5.431

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

31.497

30.934

30.665

26.535

38.427

48.040

‒ 9.613

Energie-efficiency

16.190

7.098

7.092

3.281

3.260

2.368

892

Green Deals

2.660

4.997

3.903

118

141

500

‒ 359

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

19.329

21.931

28.193

42.139

33.605

66.806

‒ 33.201

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

  

860

1.392

2.834

4.900

‒ 2.066

Projecten Klimaat en Energieakkoord

562

733

3.628

1.708

1.612

0

1.612

MEP

288.426

149.960

25.492

1.515

429

0

429

SDE

443.837

552.127

615.295

559.025

587.388

699.167

‒ 111.779

SDE+

187.446

321.514

486.646

706.742

1.192.654

2.322.649

‒ 1.129.995

Bijdrage aan ECN

40.000

    

0

0

Aardwarmte

  

21.000

20.000

15.000

0

15.000

ISDE-regeling

18.018

50.927

69.864

84.368

101.383

200.000

‒ 98.617

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

45.008

53.477

36.895

40.313

110.083

105.595

4.488

Carbon Capture and Storage (CCS)

171

865

1.438

6.586

6.285

4.080

2.205

Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

5.822

6.170

7.809

36

32

0

32

Hoge Flux Reactor

 

14.500

7.250

7.250

7.451

7.651

‒ 200

Elektrisch rijden

844

538

232

42

 

0

0

Caribisch Nederland

8.472

574

3.042

6.791

14.460

4.944

9.516

Overige subsidies

908

2.517

0

16.711

4.014

6.000

‒ 1.986

Maatregelen voor CO2-reductie

   

82.500

303

2.500

‒ 2.197

        

Leningen

0

9.000

19.840

3.000

4.000

4.000

0

Lening Pallas

 

9.000

19.840

  

0

0

Lening EBN

   

3.000

4.000

4.000

0

        

Garanties

1.230

0

1.019

0

4.475

0

4.475

Verliesdeclaratie aardwarmte

1.230

 

1.019

0

4.475

0

4.475

        

Opdrachten

13.029

9.188

9.053

6.718

20.845

11.499

9.346

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.614

2.123

2.410

1.937

1.938

1.916

22

SodM onderzoek

  

879

 

1.059

1.925

‒ 866

Joint Implementation

5

434

 

1.368

 

0

0

Uitvoeringsagenda Klimaat

  

373

288

203

823

‒ 620

Klimaat mondiaal

  

92

120

275

369

‒ 94

Onderzoek en opdrachten

10.410

6.631

5.299

3.005

17.370

6.466

10.904

        

Bijdrage aan agentschappen

46.026

52.877

65.341

75.957

84.148

62.421

21.727

Bijdrage aan RVO.nl

44.400

51.050

56.675

66.634

71.171

50.498

20.673

Bijdrage aan Agentschap Telecom

    

397

0

397

Bijdrage aan Nea

  

5.594

5.962

8.766

7.194

1.572

Bijdrage aan KNMI

950

1.114

1.147

1.419

1.437

1.143

294

Bijdrage aan NVWA

676

713

721

703

703

841

‒ 138

Bijdrage aan RIVM

     

1.513

‒ 1.513

Bijdrage aan RWS

  

1.204

1.239

1.674

1.232

442

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

113.356

116.403

150.348

142.831

128.307

141.955

‒ 13.648

Doorsluis COVA-heffing

108.179

110.263

110.760

110.088

94.845

111.000

‒ 16.155

TNO kerndepartement

  

37.809

31.637

32.547

29.166

3.381

TNO-SodM

5.177

6.140

1.779

1.106

915

1.789

‒ 874

        

Bijdrage aan medeoverheden

0

24.380

20.988

15.978

8.971

23.602

‒ 14.631

Uitkoopregeling

 

24.380

20.988

15.978

8.971

23.602

‒ 14.631

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

28.785

39.095

158.686

10.800

10.446

13.169

‒ 2.723

Nuclear Research Group (NRG)

27.982

38.519

158.040

9.008

9.207

11.675

‒ 2.468

Internationale contributies

803

576

646

1.792

1.239

1.494

‒ 255

        

Stortingen begrotingsreserves

474.073

378.652

1.037.740

1.005.102

1.253.716

4.700

1.249.016

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

473.061

377.819

537.740

993.682

1.253.716

 

1.253.716

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

  

500.000

11.000

  

0

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

1.012

833

 

420

 

4.700

‒ 4.700

        

Ontvangsten

2.546.908

3.202.936

3.201.275

2.390.399

3.738.266

3.487.161

251.105

Ontvangsten COVA

108.179

110.264

110.760

110.088

94.845

111.000

‒ 16.155

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

421.036

626.953

1.033.046

1.631.970

2.542.250

2.411.000

131.250

Aardgasbaten

1.926.754

2.373.989

1.461.955

  

0

0

Ontvangsten zoutwinning

2.510

2.525

2.599

2.399

2.391

2.511

‒ 120

Onttrekking reserve Duurzame Energie

77.000

77.000

73.000

78.000

236.020

173.000

63.020

ETS-ontvangsten

  

504.215

440.136

441.408

450.000

‒ 8.592

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

   

115.790

395.210

324.450

70.760

Diverse ontvangsten

11.429

12.205

15.700

12.016

26.142

15.200

10.942

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Tabel 27 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

17.514.501

8.618.677

11.778.791

10.752.857

9.775.219

10.797.624

‒ 1.022.405

waarvan garantieverplichtingen

28.900

11.050

0

0

0

66.600

‒ 66.600

waarvan overige verplichtingen

17.485.601

8.607.627

11.778.791

10.752.857

9.775.219

10.731.024

‒ 955.805

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2020 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het garantieplafond in zijn geheel niet is benut.

Overige verplichtingen

Het lagere bedrag aan verplichtingen (- € 923,6 mln) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn:

  • Op het subsidieplafond van de SDE+ is in 2020 € 2.248 mln minder verplicht dan oorspronkelijk begroot.

  • Op de ISDE is bijna € 96 mln niet verplicht, vooral doordat alle middelen voor het MKB-deel in de ISDE doorgeschoven zijn naar 2021 en 2022.

  • Op het budget voor Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) is in 2020 voor bijna € 18 mln minder verplichtingen aangegaan dan oorspronkelijk begroot.

  • Ook op de HER+ is in 2020 zo'n € 19 mln minder verplicht dan oorspronkelijk begroot.

  • Aan de COVA is in 2020 voor ruim € 16 mln minder COVA-heffing doorgesluisd dan begroot.

  • Op de Uitkoopregeling voor womingen die loodrecht onder hoogspanningslijnen staan is bijna € 15 mln minder aan beschikkingen afgegeven dan begroot.

Naast deze verlagingen was er sprake van een aantal verhogingen:

  • De ongebruikte middelen voor de MEP, SDE, SDE+, HER en ISDE zijn in de reserve duurzame energie gestort. Omdat elke storting in een reserve ook een verplichting is, is de verplichtingenrealisatie met € 1.254 mln verhoogd.

  • Ten behoeve van het verstrekken van een lening aan EBN voor deelname aan het Porthos-project is het verplichtingenbudget met € 53,4 mln opgehoogd.

  • Om het SCAN-programma (onderzoek naar mogelijkheden geothermie in de ondergrond) ook voor de jaren 2020 t/m 2024 voort te kunnen zetten, is het verplichtingenbudget met € 90 mln opgehoogd.

Uitgaven

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

In de loop van 2020 zijn aan het MOOI-budget voor (per saldo) circa € 7 mln extra middelen toegevoegd door overheveling vanuit artikel 2 van de EZK-begroting en vanuit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Uiteindelijk is hierdoor ruim € 5,4 mln meer uitgegeven dan oorspronkelijk was begroot.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

Door vertraging en uitval van projecten zijn de kasuitgaven op de regeling Hernieuwbare Energietransitie (HER+) € 9,6 mln lager uitgevallen. Op de openstelling van de HER+ zijn daarnaast in 2020 voor ruim € 19 mln minder verplichtingen aangegaan dan geraamd, dit heeft bijgedragen aan deze lagere kasrealisatie. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

De realisatie op de DEI+ is ruim € 33 mln lager dan begroot. Een groot deel van het vrijvallende budget is gebruikt om de laboratoriuminfrastructuur van TNO te versterken en om een bijdrage te leveren aan een tweetal calls van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en twee programma's binnen de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). De hiermee gemoeide bedragen zijn overgeheveld naar resp. artikel 2 van de EZK-begroting en naar de begroting van het Ministerie van OCW.

SDE/ SDE+

Bij de SDE en SDE+ zijn de uitgaven € 1.242 mln lager uitgevallen dan de in de begroting beschikbare middelen. Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een tragere realisatie van de subsidiabele productie dan was voorzien bij het opstellen van de ramingen in 2013. De bij de SDE+ uitgevallen productie zal voor een groot deel in latere jaren alsnog worden gerealiseerd en gesubsidieerd via dezelfde of vervangende projecten. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

Aardwarmte

Voor een voortzetting van het SCAN-programma (Seismische Campagne Aardwarmte Nederland) van EBN was in de Ontwerpbegroting nog geen budget beschikbaar. Daarom is bij Voorjaarsnota 2020 voor de periode 2020-2025 € 90 mln vanuit het SDE+-budget overgeheveld naar het SCAN-programma. Hierop is in 2020 een eerste betaling gedaan van € 15 mln.

ISDE-regeling

De uitgaven op de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) zijn bijna € 99 mln lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Deels was dit voorzien, zodat al bij Voorjaarsnota 2020 € 60 mln van de voor het MKB beschikbare € 100 mln (amendement-Mulder) naar 2021 en 2022 is geschoven. Maar ook de resterende € 40 mln van deze middelen zijn, door vertraging in de beoordeling door RVO.nl van subsidieaanvragen, niet meer in 2020 verplicht en betaald, hoewel dat wel in de planning zat. De gehele onderuitputting op de ISDE is in de reserve Duurzame energie gestort.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Voor de compensatie van de indirecte kosten bij elektriciteitsgrootgebruikers in het kader van het Europees emissiehandelssysteem (ETS) zijn er iets meer goedgekeurde aanvragen geweest dan dat er bij het openstellen van de regeling was geraamd.

Caribisch Nederland

De overschrijding van het budget voor Caribisch Nederland met € 9,5 mln heeft twee oorzaken:

  • Om de gevolgen van de coronacrisis voor de eilandbewoners van Saba, Sint-Eustatius en Bonaire te verlichten hebben de elektriciteitsbedrijven van deze eilanden een aanvullende subsidie ontvangen van bij elkaar € 5,1 mln om de netbeheertarieven voor de bewoners naar 0 te kunnen brengen.

  • De overige € 4,4 mln is besteed aan noodmaatregelen om de energievoorziening op Bonaire op gang te houden als de olieleverantie vanuit de (Venezolaanse) olieterminal Bopec onverhoopt zou stoppen.

Garanties

Garantieregeling aardwarmte

De overschrijding met € 4,5 mln van het budget is het gevolg van het onvoorzien uitkeren van een verliesdeclaratie aan een initiatiefnemer van een aardwarmteproject. Het hiervoor benodigde budget is aan de reserve aardwarmte onttrokken (zie bij reserves).

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

De hogere uitgaven (€ 10,9 mln) zijn veroorzaakt door een schikking die getroffen is met een energiemaatschappij over een procedure die deze maatschappij had aangespannen tegen het Ministerie van EZK. De procedure betrof de schade die deze energiemaatschappij had geleden als gevolg van de liberalisering van de elektriciteitsproductiemarkt.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan RVO.nl is € 20,7 mln hoger uitgevallen, dit heeft verschillende oorzaken. Er is voor € 6,1 mln budget toegevoegd voor de uitvoeringskosten die gemoeid zijn met de besteding van de DEI+, de Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) en de SDE+-regeling. Daarnaast is de loon- en prijsbijstelling 2020 aan het budget toegevoegd en heeft een terugbetaling (€ 6,35 mln) door RVO.nl van te veel bevoorschotte uitvoeringskosten 2019 plaatsgevonden, waarmee het budget voor 2020 is opgehoogd. Ook is € 1,7 mln vanuit artikel 2 toegevoegd om de uitvoeringskosten van de industrie-tenders binnen de DEI+ en de MOOI te dekken. Het Ministerie van BZK heeft ook € 1,4 mln aan het RVO-budget toegevoegd voor de uitvoering van de overgehevelde budgetten voor de MOOI en de tenders aardgasloze wijken en gebouwde omgeving binnen de DEI+ en als bijdrage aan het programma Versterking Informatievoorziening Energietransitie (VIVET). Tenslotte is € 4,3 mln vanuit de prijsmeevaller op de SDE toegevoegd om de uitvoeringskosten van RVO.nl voor het Klimaatakkoord te dekken.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis COVA-heffing

Als gevolg van de coronacrisis is het aardolieverbruik in 2020 omlaag gegaan, waardoor er minder aan COVA-heffing is binnengekomen dan geraamd (zie bij ontvangsten). Er is dus ook minder geld € 16,2 mln) doorgesluisd naar de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) die de strategische olievoorraden in Nederland beheert.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

In 2020 zijn voor € 14,6 mln minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding staan.

Stortingen in begrotingsreserves

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

De hierboven genoemde onderuitputting op de HER+ (€ 9,6 mln), de SDE/SDE+ (1.242 mln) en de ISDE (€ 99 mln) is in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort. Het verschil met de daadwerkelijke storting van € 1.254 mln wordt verklaard doordat gedurende 2020 bijna € 36 mln aan SDE+-budget is overgeheveld naar andere overheidsdiensten en departementen als flankerend beleid voor de SDE+, zoals uitvoerings-, monitorings- en toezichtskosten en bijdragen om obstakels voor SDE+-projecten weg te nemen. Daarnaast heeft een verplichtingen- en kasschuif van € 60 mln plaatsgevonden op de ISDE-midelen naar 2021 en 2022. Voor een specificatie van deze uitgaven wordt verwezen naar tabel "Verschil tussen Ontwerpbegroting en Najaarsnota". Zie ook de toelichting bij de reserves.

Tabel 28 Begroting/realisatie instrumenten begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1.000)
 

Ontwerpbegroting

Najaarsnota

Realisatie

Verschil

MEP

0

591

429

‒ 162

SDE

699.167

694.867

587.388

‒ 107.479

SDE+

2.322.649

1.098.885

1.192.654

93.769

Waarvan SDE+-regeling

2.225.349

947.533

1.045.531

97.998

Waarvan flankerend beleid SDE+

300

46.268

42.039

‒ 4.229

Waarvan TenneT aanleg net op zee

97.000

105.084

105.084

0

HER+

48.040

37.740

38.427

687

ISDE

200.000

120.000

101.383

‒ 18.617

Storting in reserve DE

0

1.221.914

1.253.716

31.802

Totaal

3.269.856

3.173.997

3.173.997

0

De realisatie op de instrumenten die gelinkt zijn aan de begrotingsreserve Duurzame Energie was in 2020 € 95,9 mln lager dan oorspronkelijk begroot. Dit verschil is te verklaren doordat diverse uitgaven voor het flankerende beleid SDE+ vanuit het SDE+-budget zijn overgeheveld naar andere departementen of naar uitvoerende diensten en door een kasschuif van ISDE-middelen van 2020 naar 2021 en 2022.

In onderstaande tabel is weergegeven welke uitgaven aan flankerend beleid in 2020 tot een budgetoverheveling en daarmee tot een lagere realisatie op het artikel hebben geleid. Ook wordt de kasschuif op de ISDE-middelen hier genoemd.

Tabel 29 Verschil tussen Ontwerpbegroting en Najaarsnota is € 95.859 (bedragen x € 1.000)

Overgeheveld naar Defensie: bijdrage zon op daken Defensiegebouwen

‒ 3.600

Overgeheveld naar IenW: kosten RWS voor Wind op zee

‒ 2.770

Overgeheveld naar IenW: bijdrage EZK aan kosten scheepvaartveiligheid

‒ 5.799

Overgeheveld naar SCAN-programma EBN

‒ 15.000

Overgeheveld naar NEa: dekking kosten toezicht bijstook biomassa

‒ 320

Overgeheveld naar IenW: kosten SDE++ PBL

‒ 750

Overgeheveld naar RVO.nl: extra uitvoeringskosten SDE+, ISDE, RED

‒ 3.320

Overgeheveld naar RVO.nl: uitvoeringskosten Klimaatakkoord

‒ 4.300

Kasschuif ISDE-middelen van 2020 naar 2021 en 2022

‒ 60.000

Totaal per saldo overgeheveld vanuit SDE+-domein

‒ 95.859

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

Bij de ontwerpbegroting 2020 werd nog verwacht dat er een bedrag van € 4,7 mln aan provisies ontvangen zou worden die in de begrotingsreserve aardwarmte gestort zou worden. Omdat er in 2020 geen nieuwe garanties zijn verstrekt zijn er echter geen provisie-inkomsten, zodat de gehele storting niet is gerealiseerd.

Ontvangsten

Ontvangsten COVA

Zie voor de achtergebleven COVA-heffingen hierboven onder "Doorsluis COVA-heffing".

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

De inkomsten uit de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) zijn € 131,3 mln (5,4%) hoger dan geraamd. Onderliggend zijn er twee tegengestelde effecten. In 2020 is er voor het eerst een lastenverdeling van 1/3 huishoudens en 2/3 bedrijven toegepast bij de ODE. Voorheen was de verdeling 1/2 huishoudens en 1/2 bedrijven. Om deze nieuwe lastenverdeling te realiseren is de heffingskorting in de energiebelasting (op elektriciteit) opgehoogd. Bij de geraamde ODE opbrengst van € 2.411 mln is rekening gehouden met het «ODE»-deel van de heffingskorting. De heffingskorting is echter volledig ten laste van de energiebelasting (op elektriciteit) en niet gedeeltelijk ten laste van de ODE gebracht. Hierdoor zijn de ODE-ontvangsten hoger dan geraamd en valt de opbrengst van de energiebelasting over 2020 lager uit.

Daarnaast is er door de Coronapandemie naar verwachting minder elektriciteit en gas verbruikt dan geraamd, hierdoor daalt de ODE-opbrengst. Per saldo is het resultaat van deze twee tegengestelde effecten dat de gerealiseerde ODE- opbrengst € 133,9 mln hoger is dan geraamd.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

Als bijdrage aan de financiering van het Urgenda 2.0-maatregelenpakket van het kabinet is bij Voorjaarsnota een additioneel bedrag van € 63 mln aan de reserve Duurzame energie onttrokken.

ETS-Ontvangsten

De ETS-ontvangsten zijn in 2020 iets lager (€ 8,6 mln) uitgevallen dan geraamd. De raming van ETS veilingopbrengsten is intrinsiek onzeker door schommelingen in de ETS-prijs en onzekerheid over de precieze veilingvolumes. Zo heeft de ETS-prijs in 2020 een kort dieptepunt gehad van € 17 per ton in maart en lag deze eind december ruim boven de € 30 per ton. Een afwijking van € 8,6 mln ligt ruim binnen de onzekerheidsbandbreedte.

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

De onttrekking aan de begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie is bij Voorjaarsnota opgehoogd met de in 2019 door BZK, LNV en B&I naar EZK teruggestorte Urgenda-middelen (€ 66,2 mln). Deze middelen zijn in 2019 niet aan de reserve onttrokken, maar dit is in 2020 alsnog gedaan. De middelen zijn 1-op-1 overgeheveld naar artikel 2 van de EZK-begroting, de LNV-begroting en de BZK-begroting. Ook het hierna resterende saldo van € 4,6 mln is aan de reserve onttrokken en vloeit terug naar de algemene middelen. Zie ook hieronder bij de toelichting op de begrotingsreserves.

Diverse ontvangsten

De ontvangstenraming voor de post Diverse ontvangsten is gedurende 2020 opgehoogd omdat zowel RVO.nl als de NEa de in 2019 te veel bevoorschotte uitvoeringskosten hebben teruggestort naar het Ministerie van EZK.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 30 Stand begrotingsreserves per 31 december 2020 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve Aardwarmte

17.499

100%

Begrotingsreserve Duurzame Energie

4.172.783

100%

Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen

6.600

0%

Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

0

0%

Tabel 31 Begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2020

21.974

+ Storting

 

– Onttrekking

‒ 4.475

Stand per 31/12/2020

17.499

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2020 is voor een bedrag van € 4,5 mln aan nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling bij RVO.nl ingediend. Omdat er geen nieuwe garanties zijn afgegeven, zijn er geen bedragen aan provisies ontvangen.

Uit het toetsingskader van de garantieregeling Aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Tabel 32 Begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2020

3.155.087

+ Storting

1.253.716

– Onttrekking

‒ 236.020

Stand per 31/12/2020

4.172.783

De begrotingsreserve Duurzame Energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie of CO2-reductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, ISDE en de HER. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2020 is € 1.253,7 mln in de reserve gestort en € 236 mln aan de reserve onttrokken.

Tabel 33 Specificatie stortingen/onttrekkingen begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Totaal

Juridisch verplicht

MEP (algemene middelen)

23

16

2

 

34

‒ 2

0

0

73

100%

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

16

91

108

1.128

100%

Tijdelijke onttrekking (algemene middelen)

  

‒ 20

‒ 77

‒ 77

‒ 73

‒ 78

‒ 73

‒ 398

100%

Onttrekking reserve t.b.v. ophoging ISDE-MKB (amendement Mulder)

       

‒ 100

‒ 100

100%

Onttrekking reserve t.b.v. financiering Urgenda 2.0-pakket

       

‒ 63

‒ 63

100%

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

523

903

1.146

3.532

100%

Totaal

225

370

483

396

301

464

916

1.018

4.173

100%

Eind 2020 bedraagt de stand van de reserve € 4.172,8 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten zal de begrotingsreserve Duurzame Energie in 2021 afnemen (indicatief: ‒ € 1.700 mln).

Tabel 34 Ontwikkeling begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2021

4.172,8

– Geplande onttrekking 2021-2035 (ophoging budget postcoderoosregeling/motie-Sienot)

‒ 63,0

– Geplande onttrekking 2021 (financiering Urgenda 2.0)

‒ 236,7

– Geplande onttrekking 2023-2028 (toevoeging aan SDE+-budget)

‒ 1.700,0

+ Geplande storting 2021-2026 (terugboeken tijdelijke onttrekking 2015-2020)

398,0

Resterend voor SDE/SDE+-beschikkingen

2.571,1

Tabel 35 Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2020

6.600

+ Storting

 

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2020

6.600

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023.

Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 36 Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie (bedragen x € 1.000)

Stand 1/1/2020

395.210

+ Storting

 

– Onttrekking

‒ 395.210

Stand per 31/12/2020

0

Om tegemoet te komen aan het Urgenda-vonnis heeft het kabinet additionele maatregelen genomen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard, omvang en timing van de aanvullende maatregelen in 2018 nog onzeker waren, heeft het kabinet besloten deze maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken. Ook LNV, IenW en BZK kunnen een beroep doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen. De in de begrotingsreserve beschikbare middelen zijn in 2019 met Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s) aan de begrotingen van de vier betrokken departementen toegevoegd. In 2020 is hiertoe de gehele reserve leeg geboekt, zodat ultimo 2020 er geen middelen in de reserve meer beschikbaar zijn.

Tabel 37 Overzicht maatregelen1 ten behoeve van het Energieakkoord, het Klimaatakkoord en CO2-reducerende maatregelen (uitvoering van het Urgenda-vonnis) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Begroting 2020

Verschil

ENERGIEBESPARING

       

MJA3 / MEE (EZK, art. 4)

4.242

3.053

3.799

3.281

3.260

2.368

892

EIA (FIN, fiscaal)

147.000

124.000

157.000

125.0002

137.0002

147.000

‒ 10.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

45.008

53.477

36.895

40.313

110.083

105.595

4.488

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

5.822

6.170

7.809

36

32

0

32

Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4)

  

21.000

20.000

15.000

0

15.000

Overige subsidies (Warmterotonde, Expertisecentrum Warmte) (EZK, ar.t 4)

   

16.711

4.014

6.000

‒ 1.986

Demo Schoon en Zuinig (LNV, art. 11)

1

    

0

0

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 11)

1.096

1.102

3.010

5.956

3.2613

15.898

‒ 12.637

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 11)

3.537

3.290

4.471

3.131

3.764

5.789

‒ 2.025

Energie-efficieency glastuinbouw (LNV, art. 11)

6.124

3.984

4.233

8.421

9.367

30.900

‒ 21.533

Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19)

1.066

2.141

   

0

0

Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4)

35.000

 

25.000

  

0

0

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4)

   

18.000

 

0

0

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

6.132

3.847

3.761

5.813

6.336

4.500

1.836

Energiebesparing huursector (BZK, art.4)

 

816

105.676

134.309

101.656

139.000

‒ 37.344

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

4.000

6.500

6.923

  

0

0

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

  

3.935

8.090

15.701

39.023

‒ 23.322

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4)

  

2.640

  

0

0

Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4)

7.383

39.900

3.348

3.664

2.490

3.000

‒ 510

Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4)

 

20.000

   

0

0

Bijdrage aan andere begrotings-hoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4)

    

4

23.600

‒ 23.600

GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4)

    

80.585

68.700

11.885

Regionale energiestrategie (RES) Gemeentefonds (BZK, art. 4)

     

2.000

‒ 2.000

Regionale energiestrategie (RES) Data en Monitoring (BZK, art. 4)

     

500

‒ 500

Stimuleringsregeling aardgas-vrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4)

    

28.796

48.800

‒ 20.004

Ontzorging maatschappelijk vastgoed (bijdrage aan medeoverheden) (BZK, art. 4)

    

8.000

8.000

0

Warmtefonds (BZK, art. 4)

    

67.000

67.000

0

        

HERNIEUWBARE ENERGIE

       

MEP (EZK, art. 4)

288.426

149.960

25.492

1.515

429

0

429

SDE/SDE+, incl. flankerend beleid en Net op zee (EZK, art.4)

614.493

873.641

1.101.941

1.265.767

1.780.042

3.021.816

‒ 1.241.774

Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie (EZK, art. 4)

473.061

377.819

537.740

993.682

1.253.716

 

1.253.716

Storting in begrotingsreserve Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

1.012

833

 

420

 

4.700

‒ 4.700

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

18.018

50.927

69.864

84.368

101.383

200.000

‒ 98.617

        

ENERGIE-INNOVATIE

      

0

Verduurzaming industrie (EZK, art. 2)

   

12.588

4.8445

61.400

‒ 56.556

Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4)

38.915

38.791

63.400

57.589

40.675

35.244

5.431

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4)

19.330

21.931

28.193

42.139

33.605

66.806

‒ 33.201

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

  

860

1.392

32

0

32

Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4)

31.497

30.934

27.957

26.535

38.427

48.040

‒ 9.613

       

0

MOBILITEIT

      

0

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

844

538

232

42

 

0

0

Elektrisch rijden (IenW, art. 19)

  

800

0

 

800

‒ 800

Elektrisch rijden (IenW, art. 21)

  

1.861

0

  

0

Elektrisch rijden (IenW, art. 14)

   

1.498

800

 

800

Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14)

216

 

0

0

  

0

Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14)

  

35

0

  

0

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

54

20

67

30

50

50

0

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19)

98

13

2.000

0

  

0

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

  

42

42

  

0

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

  

50

50

50

50

0

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

36

 

50

54

100

100

0

Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

   

16.823

13.700

 

13.700

Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

    

15.000

 

15.000

Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14)

    

2.146

10.000

‒ 7.854

Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14)

    

1.140

5.000

‒ 3.860

Duurzame logistiek (IenW, art. 14)

    

4.835

15.000

‒ 10.165

Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14)

    

7.800

10.000

‒ 2.200

Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14)

    

2.899

 

2.899

Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14)

    

7.261

 

7.261

Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14)

    

6.168

 

6.168

Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14)

    

120

 

120

        

URGENDA-MAATREGELEN

       

Urgenda en industrie (EZK, art. 2)

   

386

9.983

21.000

‒ 11.017

Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4)

   

82.500

3036

2.500

‒ 2.197

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4)

   

11.000

 

0

0

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)

   

3.285

146.898

148.000

‒ 1.102

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 11)

     

60.000

‒ 60.000

Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textiel en circulaire economie (IenW, art. 21, via DEI+)

   

1.409

16.0337

44.500

‒ 28.467

Uitvoeringkosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21)

    

300

300

0

Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21)

   

1.000

16.5008

15.500

1.000

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)

   

836

464

1.000

‒ 536

Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14)

   

0

200

1.400

‒ 1.200

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14)

   

54

1.946

1.050

896

        

OVERIGE

       

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4)

5.200

6.263

5.434

4.987

5.250

0

5.250

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/ISDE/HER (EZK, art. 4)

13.118

19.178

19.840

20.971

30.101

22.792

7.309

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4)

88

61

8

  

0

0

X Noot
1

De cijfers van de Ministeries van LNV, IenW, BZK en Financiën zijn afkomstig van de desbetreffende departementen.

X Noot
2

Voorlopige cijfers van RVO.nl.

X Noot
3

Naast deze realisatie is een deel van het budget overgeheveld naar andere begrotingsonderdelen voor bijvoorbeeld klimaatonderzoek.

X Noot
4

Voor het innovatieprogramma zijn de middelen voor MOOI en DEI overgeboekt naar EZK.

X Noot
5

Een belangrijk deel van de uitgaven voor verduurzaming Industrie verloopt uiteindelijk via artikel 4. van de EZK begroting (via bijvoorbeeld de DEI+ en de TSE regeling). Hiertoe zijn de middelen dus overgeheveld van artikel 2 naar artikel 4.

X Noot
6

€ 2,5 mln overgeheveld naar RWS.

X Noot
7

Het beschikbare Urgendabudget voor de DEI+ subsidieregeling was begroot op € 44,5 mln, waarvan € 21,5 mln bestemd voor recycling en biobased kunststoffen en textiel en € 23,0 mln voor Co-reducerende maatregelen CE. Gedurende het jaar is het budget voor € 1,6 mln opgehoogd vanuit onderuitputting op de DEI+-regeling in 2019 en voor € 4,7 mln vanuit beschikbare MIA/VAMIL middelen. Het totale beschikbare budget op de DEI+ subsidieregeling in 2020 telde op tot € 50,8 mln. De realisatie in 2020 op de DEI+ subsidieregeling was € 17,7 mln, inclusief uitvoeringskosten. Uiteindelijk resteert een onderuitputting van € 33,1 mln, waarvan bij de tweede suppletoire begroting € 24,0 mln is aangemeld en doorgeschoven naar 2021. Dit brengt de onderuitputting bij Slotwet op € 9,1 mln.

X Noot
8

Budget is opgehoogd met onderuitputting 2019 (€ 1,0 mln) en het totale budget is volledig tot besteding gekomen.

Beleidsartikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

A. Algemene doelstelling

De inwoners van Groningen hebben dagelijks te maken met de gevolgen van de gaswinning. Dit brengt gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid met zich mee. Voor het kabinet staan de veiligheid, de veiligheidsbeleving, het goed afhandelen van schade en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop.

Hier werkt het kabinet langs drie sporen aan:

  • 1. Op 29 maart 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld op zo kort mogelijke termijn volledig te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 457). Op 17 juni 2019 heeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat aangegeven dat hij maatregelen verkent om vanaf gasjaar 2019/20 het niveau van 12 mld Nm3 te bereiken. In het afbouwplan wordt de routekaart naar nul geschetst. Door de oplevering van de stikstofinstallatie Zuidbroek kan vanaf medio 2022 de gaswinning naar nul in een wat temperatuur betreft gemiddeld jaar.

  • 2. Het zo goed mogelijk afhandelen van de negatieve gevolgen van aardbevingen als gevolg van gaswinning door de NAM volledig op afstand te zetten.

  • 3. Het bieden van een toekomstperspectief aan de regio met het Nationaal Programma Groningen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Rijk werkt samen met provincie en gemeenten voor een veilig Groningen met perspectief. De Minister van EZK coördineert de mijnbouwactiviteiten in Nederland en is daarmee ook verantwoordelijk voor het toestaan van de gaswinning in Nederland en het vaststellen van de hiermee samenhangende veiligheidskaders. Daarnaast regisseert de Minister van EZK als systeemverantwoordelijke de afhandeling van schade door het Instituut voor de Mijnbouwschade, een zelfstandig bestuursorgaan. De kosten voor de schade-afhandeling worden door de Minister van EZK verhaald op de NAM. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de uitvoering van de versterking, alsook voor het Nationaal Programma Groningen.

Versterken

In lijn met de aanpassing van de Mijnbouwwet (artikel 52g, derde lid, in werking getreden op 1 januari 2019) heeft de Minister van EZK de verantwoordelijkheid om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad. De Minister van EZK wordt daarin geadviseerd door het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG), dat in 2019 is ingesteld. Het ACVG adviseert de Minister van EZK over de technische en bouwkundige veiligheidsnormen op basis waarvan de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) de uitvoering van de versterking op zich neemt.

Sinds 1 januari 2020 wordt de versterkingsopgave uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterking is op 16 oktober 2019 overgedragen aan de Minister van BZK (Kamerstuk 33 529, nr. 695). De NCG is sinds 1 januari 2020 een dienstonderdeel van BZK. De publieke aansturing van de versterkingsoperatie wordt wettelijk vastgelegd. Hiertoe is een wetsvoorstel in voorbereiding dat zo spoedig mogelijk naar de Kamer wordt gestuurd. Dit zal een aanvulling zijn op het wetsvoorstel Tijdelijke wet Groningen dat op 1 juli 2020 inwerking is getreden.

Ook de verantwoordelijkheid voor het Nationaal Programma Groningen is per 16 oktober 2019 overgegaan naar de Minister van BZK.

Schade

Met de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet Groningen op 1 juli 2020 is het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) van start gegaan.

De Staat heeft daarmee de behandeling van verzoeken tot schadevergoeding voor alle vormen van schade als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag Norg volledig van NAM overgenomen. Via de website van het IMG (https://www.schadedoormijnbouw.nl/cijfers) is informatie over de schadeafhandeling beschikbaar: de site geeft een actueel overzicht van de aantallen schadeafhandelingen, schade-opnames, besluiten, het aantal meldingen acuut onveilige situaties (AOS) en de voortgang in afhandeling. Informatie over het aantal aardbevingen in Groningen en de zwaarte hiervan is te vinden op de site van het KNMI.

In het Regeerakkoord is vastgelegd dat NAM op afstand komt te staan van de afhandeling van de bovengrondse gevolgen van de gaswinning. In 2020 staat NAM op bijna alle onderdelen op afstand. Waar dat nog niet zo is, wordt dat in 2021 afgerond. De rol van NAM wordt hiermee beperkt tot enkel het betalen van de kosten. De kosten van de schadeafhandeling worden per juli 2020, bij inwerking treding van de tijdelijk wet Groningen, via een heffing op NAM verhaald.

C. Beleidsconclusies

Middelen op de aanvullende post

Op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën staat een risicoreservering voor Groningen. In 2020 zijn daarvan middelen overgeheveld voor werk- en onderzoeksbudgetten, het bestuur van het IMG en de ACVG, en compensatie voor kosten die SodM maakt voor Groningen.

Schadeafhandeling en NAM op afstand

Met het inwerkingtreden van de Tijdelijke wet Groningen is de NAM definitief op afstand gekomen van alle vormen van schadeafhandeling; het IMG handelt alle schadesoorten af. Ook heeft NAM door de inwerkingtreding van de publiekrechtelijke Nieuwbouwregeling op 1 juli 2020 geen rol meer bij de beoordeling van vergoeding voor aardbevingsbestendig bouwen. De beperkte rol die NAM nog had bij de uitvoering van de adviezen van de Commissie Bijzondere Situaties is na 2020 ook beëindigd. Tot slot zijn in 2020 de beleidsregels Industrie en Infrastructuur nagenoeg afgerond zodat de NAM ook hier bij aanvang van 2021 op afstand geplaatst kan worden. Hiermee is uitvoering gegeven aan de ambitie uit het Regeerakkoord dat NAM geen enkele rol meer heeft bij de afhandeling van de bovengrondse gevolgen van de gaswinning. De schade-afhandeling is mede daardoor versneld. Circa 70 procent van de schademeldingen wordt binnen de geldende termijn van zes maanden afgehandeld.

Nog snellere afbouw gaswinning

De afbouw van de gaswinning loopt voorspoedig en er blijft gezocht worden naar maatregelen om verder te versnellen, zodat de gaswinning zo snel mogelijk definitief stopt en de veiligheid in Groningen verbetert. De wet Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers is in werking getreden. Daarnaast verloopt de ombouw van grootverbruikers van laagcalorisch gas in het buitenland ondanks coronamaatregelen volgens planning. Met Shell en ExxonMobil, de aandeelhouders van de NAM is een onderhandelaarsakkoord gesloten voor het vullen van de gasopslag Norg met pseudo-Groningengas tot en met 2027. Een arbitragepanel zal een vergoeding hiervoor aan Shell en ExxonMobil vaststellen. Het kabinet is met Shell en ExxonMobil in gesprek over de balans van het Akkoord op Hoofdlijnen. Door de gewijzigde inzet van de gasopslag in Norg kon het winningsniveau voor het gasjaar 2019-2020 extra worden verlaagd en is de winning voor 2020-2021 op 8,1 miljard kuub vastgesteld. Bovendien kan door de oplevering van de stikstofinstallatie in Zuidbroek vanaf medio 2022 de gaswinning naar nul in een wat temperatuur betreft gemiddeld jaar. De sluiting en ontmanteling van productielocaties is in gang gezet, er is een plan voor de afbouw van de GasTerra onderneming vastgesteld, en het onderzoek ten behoeve van de versnelde definitieve sluiting van het Groningerveld loopt.

Versterken

Sinds 16 oktober 2019 is de Minister van BZK verantwoordelijk voor de uitvoering van de versterkingsoperatie. Het kabinet heeft naar aanleiding van het toepassen van de nieuwste inzichten op basis van de versneld afgebouwde gaswinning bestuurlijke afspraken gemaakt met de regio over de uitvoering en versnelling van de versterkingsoperatie. Deze afspraken maken het mogelijk om onuitlegbare verschillen in de versterking op te lossen. Ook zijn er tegemoetkomingen voor bewoners afgesproken, onder andere om te investeren in woningverbetering. Daarnaast zijn specifiek middelen vrijgemaakt voor schrijnende gevallen en voor een sectorale aanpak bij mkb’ers, agrariërs, erfgoed en sociaal-economische ondersteuning. De afspraken zorgen voor een versnelling van de versterkingsoperatie, waarbij meer recht wordt gedaan aan compensatie voor het leed dat bewoners hebben ervaren.

Verbod gebruik laagcalorisch Gas

In het voorjaar van 2020 is de Wet beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers aangenomen. Op 20 juni 2020 is deze wet in werking getreden (Stb. 2020, 169). De kern van deze wet vormt een verbod vanaf 1 oktober 2022 op het onttrekken van laagcalorisch gas aan het gastransportnet voor de negen grootste afnemers van laagcalorisch gas. Om aan dit verbod te voldoen moeten de grootste negen afnemers hun gasaansluiting laten afsluiten of worden omgeschakeld naar gebruik van hoogcalorisch gas (ombouw). Deze maatregel betekent een significante reductie van de vraag naar laagcalorisch gas. Deze reductie draagt bij aan een zo spoedig mogelijke sluiting van het Groningenveld en de robuustheid van het gassysteem na sluiting. Vanwege de impact op de grootste negen afnemers is ook voorzien in een nadeelcompensatieregeling, uitgewerkt in de Beleidsregel nadeelcompensatie verbod laagcalorisch gas grootste afnemers (Stcrt. 2020, nr. 36358) en de Uitvoeringsregeling nadeelcompensatie verbod laagcalorisch gas grootste afnemers (Stcrt. 2020, nr. 36363) die allebei op 4 juli 2020 in werking zijn getreden. Op 16 oktober 2020 is het loket van RVO.nl voor grootste negen afnemers geopend. In 2020 heeft nog geen betaling van nadeelcompensatie plaatsgevonden.

Nationaal Programma Groningen

Het Nationaal Programma Groningen is per 16 oktober 2019 onder de verantwoordelijkheid gekomen van de Minister van BZK.

Gaswinning kleine velden

Zolang Nederland in de komende decennia nog aardgas nodig heeft en er onvoldoende duurzame alternatieven zijn, geeft het kabinet de voorkeur aan winning van aardgas uit de Nederlandse kleine velden boven de import daarvan, daar waar het veilig kan. Gelet op het afgenomen maatschappelijk draagvlak voor gaswinning op land is met de op land (waaronder de Waddenzee) actieve mijnbouwondernemingen in een convenant afgesproken dat zij geen aanspraak zullen maken op de voorziene investeringsaftrek en dat wordt bezien of en op welke wijze het maatschappelijk draagvlak voor gaswinning op land kan worden vergroot. Belangrijk onderdeel van het vergroten van het draagvlak is een transparante en eenvoudige schadeafhandeling voor mijnbouwactiviteiten buiten het Groningenveld. Op 1 juli 2020 is de Commissie Mijnbouwschade van start gegaan die schademeldingen zal beoordelen. De Commissie Mijnbouwschade ontzorgt de schademelder door te onderzoeken wat de oorzaak en omvang van de schade is. Daarmee neemt de Commissie Mijnbouwschade de bewijslast van de schademelder over.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 38 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

23.005

58.215

93.427

834.537

726.384

166.077

560.307

        

Uitgaven

8.470

47.098

80.908

825.005

717.746

166.077

551.669

        

Subsidies

0

33.918

5.536

121.826

33.597

21.077

12.520

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

 

33.916

150

314

33.517

20.976

12.541

Verduurzamingsopgave (plafond relevante uitgaven)/Geestelijke bijstand2

  

4.036

111

80

101

‒ 21

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

   

108.385

 

0

0

Instrumentarium Woningmarkt2

 

2

1.350

13.016

 

0

0

        

Inkomensoverdrachten

0

0

7.710

136.572

497.231

50.000

447.231

Schadevergoedingen

  

7.710

136.572

317.544

50.000

267.544

Vergoeding waardedaling Groningen

    

179.687

0

179.687

Vergoeding immateriële schade Groningen

     

0

0

        

Opdrachten

8.320

13.132

18.540

468.679

2.418

0

2.418

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie2

2.404

5.450

4.002

2.841

 

0

0

Werkbudget

5.916

7.682

14.538

18.783

2.418

0

2.418

Versterken2

   

84.055

 

0

0

Interim Akkoord met Shell en Exxon

   

363.000

 

0

0

        

Bijdrage aan agentschappen

150

48

49.122

97.927

180.968

95.000

85.968

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

150

48

47.493

96.400

179.148

95.000

84.148

Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen/Instituut Mijnbouwschade Groningen

  

1.629

1.527

1.820

0

1.820

        

Bijdrage aan (internationale) organisaties

0

0

0

0

3.532

0

3.532

Organisatie- en programmabudget ACVG

    

3.532

0

3.532

        

Ontvangsten

0

0

34.185

862.757

336.578

1.195.000

‒ 858.422

Schadevergoedingen

  

2.397

55.527

168.647

50.000

118.647

Uitvoeringskosten Schade

  

21.568

79.360

93.450

95.000

‒ 1.550

Aardgasbaten

   

577.867

 

1.050.000

‒ 1.050.000

Dividenduitkering EBN

    

35.910

0

35.910

Dividenduitkering GasTerra

    

3.600

0

3.600

Mijnbouwwet

    

34.812

0

34.812

Vergoeding waardedaling Groningen

    

159

0

159

Vergoeding immateriële schade Groningen

     

0

0

Ontvangsten NCG

  

10.220

2

 

0

0

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

   

150.000

 

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

De posten ‘verduurzamingsopgave (plafond relevant)’, ‘Instrumentarium Woningmarkt’, ‘Versterken’, en ‘Onderzoek en Compensatie gemeenten en provincie’ zijn bij Nota van Wijziging per 1 januari 2020 overgeheveld naar de BZK-begroting.

Tabel 39 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

23.005

58.215

93.427

834.537

726.384

166.077

560.307

waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

waarvan overige verplichtingen

23.005

58.215

93.427

834.537

726.384

166.077

560.307

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

E. Toelichting op de instrumenten

Algemeen

Het instrument «verduurzamingsopgave uit de aardgasbaten» heeft een 100% eindejaarsmarge. Dit houdt in dat budget dat in een bepaald jaar niet wordt benut, kan worden meegenomen naar volgende jaren en derhalve beschikbaar blijft om in te zetten voor Groningen. Op deze wijze heeft het kabinet rekening gehouden met de complexe en deels onvoorspelbare opgave waar wij in Groningen voor staan en wordt de nodige flexibiliteit geboden zodat het budget meerjarig optimaal kan worden aangewend (Kamerstuk 33 529, nr. 256).

De budgetten op de instrumenten Verduurzamingsopgave (plafond relevante uitgaven), Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen, Instrumentarium Woningmarkt, Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie, en Versterken, zijn per 1 januari 2020 overgheveld naar de begroting van het Ministerie van BZK.

Verplichting en uitgaven

Subsidies

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

De verduurzamingsopgave uit aardgasbaten financiert de waardevermeerderingsregeling waarbij bij een schade van € 1.000 of meer een subsidie beschikbaar is tot maximaal € 4.000 voor het verduurzamen van de woning. Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) voert deze regeling uit. In 2020 is zo'n € 33,5 mln aan SNN bijgedragen vanuit EZK voor zowel subsidie en uitvoeringskosten. Deze regeling is gekoppeld aan de schadeafhandelingen door het IMG. Gedupeerden kunnen één keer een subsidie ontvangen uit de waardevermeerderingsregeling, ook al hebben zij meerdere toegekende schadevergoedingen.

Inkomensoverdrachten

Schadevergoedingen

De stijging van de uitgaven aan schadevergoedingen komt voornamelijk door de versnellingen van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) waardoor uiteindelijk meer schades zijn afgehandeld dan oorspronkelijk gepland. Tussen 19 maart 2018 en 31 december 2020 zijn nu 64.939 schademeldingen afgehandeld voor een totaalbedrag van € 461,8 mln, waarvan € 317,5 mln in 2020. De schadevergoedingen worden gedeclareerd aan de NAM.

Vergoeding waardedaling Groningen

Het IMG is per 1 september 2020 gestart met de uitvoering van de waardedalingsregeling. In 2020 is er in totaal € 179,7 mln uitgekeerd. In dit bedrag zit € 3,8 mln aan vergoedingen die zijn uitgekeerd aan huiseigenaren wiens huis ook zodanig versterkt moet worden dat er sprake is van sloop-nieuwbouw. Dit wordt niet in rekening gebracht bij de NAM. Het overige bedrag wordt via een wetteljke heffing op de NAM verhaald. Er zijn 54.664 aanvragen afgehandeld, waarvan er zo'n 35.400 zijn toegekend.

Opdrachten

Werkbudget

Het werkbudget voor de directies Gastransitie Groningen en Groningen Bovengronds is bij Voorjaarsnota 2020 meerjarig overgeheveld. In 2020 is dit besteed aan verschillende onderzoeken voor onder andere de typologieaanpak en voorbereiding van de nadeelcompensatie van grootverbruikers laagcalorisch gas.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De hogere bijdrage aan RVO.nl is veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten van de schadeafhandeling, vanwege het grote aantal schadeafhandelingen in 2020. In deze post is ook circa respectievelijk € 6 mln en € 1,5 mln aan uitvoeringskosten voor de waardedalingsregeling en regeling voor immateriële schade in begrepen. Deze uitvoeringskosten worden gedeclareerd bij de NAM. Daarnaast is het te weinig betaalde voorschot voor de uitvoeringkosten aan de opdracht voor 2020 toegevoegd.

Instituut Mijnbouwschade Groningen

De middelen voor het bestuur van het IMG zijn bij Voorjaarsnota 2020 overgeheveld van de Aanvullende Post en zijn aan RVO.nl bijgedragen. RVO.nl regelt de ondersteuning en bezoldiging van het bestuur van het IMG.

Organisatie en Programmabudget ACVG

De middelen voor het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) zijn bij Voorjaarsnota 2020 overgeheveld van de Aanvullende Post en zijn aan RVO.nl bijgedragen. RVO.nl regelt de ondersteuning en bezoldiging van het ACVG.

Ontvangsten

Schadevergoedingen

EZK heeft voor de schadevergoedingen voor fysieke schade € 168,7 mln ontvangen. Dit betreffen ontvangsten die samenhangen met door de TCMG uitgekeerde schadevergoedingen uit het vierde kwartaal van 2019 en het eerste en tweede kwartaal van 2020.

Uitvoeringskosten Schade

Er is in 2020 € 93,4 mln ontvangen van de NAM voor de uitvoeringskosten van schade. Dit zijn ontvangsten die in het vierde kwartaal van 2019 en het eerste en tweede kwartaal van 2020 zijn voorgeschoten door EZK.

Ontvangsten waardedaling Groningen

Omdat het IMG in het laatste kwartaal van 2020 is begonnen met het uitkeren van vergoedingen voor waardedaling, zijn hiervoor nog geen ontvangsten van NAM binnen gekomen in 2020. Wel zijn er € 0,16 mln aan terugbetalingen binnengekomen van mensen wiens beschikking nog wordt gecorrigeerd.

Ontvangsten immateriële schade Groningen

Omdat het IMG in 2021 start met het uitkeren van vergoedingen voor immateriële schade, zijn er ook nog geen kosten in rekening gebrahct bij de NAM.

Aardgasbaten

Gedurende het jaar is de raming voor de gasbaten voor 2020 verlaagd. Verreweg het grootste deel van de neerwaartse bijstelling hangt samen met de historisch lage gasprijs. Verder komt de lagere opbrengst onder meer door lagere inkomsten uit EBN met andere oorzaken dan de prijs (zoals operationele kosten of de bijstortingen in de voorzieningen voor de aardbevingskosten). Zoals toegelichting in de ontwerpbegroting 2021 worden de inkomsten uit de gaswinning als drie afzonderlijke posten weergegeven: dividenduitkering EBN, dividenduitkering Gasterra en de inkomsten uit de Mijnbouwwet.

Dividenduitkering EBN

In 2020 heeft EZK € 35,9 mln dividenduitkering van EBN ontvangen. Dit betreft dividend over het geconsolideerde nettoresultaat van het voorgaande jaar (2019).

Dividenduitkering Gasterra

EZK ontvangt van Gasterra een vaste dividenduitkering van € 3,6 mln per jaar.

Mijnbouwwet

Deze post bestaat uit winstaandelen van de vergunninghouders voor gaswinning, cijns (heffing van een percentage van de omzet) en oppervlakterecht. In 2020 heeft EZK € 34,8 mln inkomsten uit de Mijnbouwwet gehad.

Tabel 40 Kengetallen aardgasbaten

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)1

26 mld Nm3

26 mld Nm3

24 mld Nm3

22 mld Nm3

20 mld Nm3

18 mld Nm3

16 mld Nm3

15 mld Nm3

13 mld Nm3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore1

16

9

21

16

4

6

5

4

3

3. Aantal boringen productie onshore en offshore1

19

18

32

17

16

8

7

7

9

4. Gewonnen volume aardgas Groningenveld (in Nm3)1

48 mld Nm3

54 mld Nm3

42 mld Nm3

28 mld Nm3

28 mld Nm3

24 mld Nm3

19 mld Nm3

15 mld Nm3

8 mld Nm3

5. Gewonnen volume aardgas totaal (in Nm3)1

74 mld Nm3

80 mld Nm3

66 mld Nm3

50 mld Nm3

48 mld Nm3

42 mld Nm3

35 mld Nm3

30 mld Nm3

21 mld Nm3

6. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)2

24,0

26,0

21,3

19,8

13,6

16,6

21,5

14,9

9,1

X Noot
1

Bron: TNO

X Noot
2

Bron: Gasterra

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZK geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (directoraten-generaal en stafdirecties) en de diensten van EZK (ACM56, CPB en SodM). De uitgaven externe inhuur, de uitgaven aan ICT en bijdragen aan shared service organisaties (SSO's) zijn apart inzichtelijk gemaakt. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU de realisatiegegevens voor de bijdrage aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZK.

Tabel 41 Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

423.578

403.194

297.577

298.069

294.990

281.785

13.205

        

Uitgaven

423.578

403.194

297.577

298.069

294.990

281.785

13.205

        

Personele uitgaven

265.798

258.940

203.759

214.956

219.736

192.079

27.657

eigen personeel

215.140

225.316

165.163

179.851

190.717

151.944

38.773

inhuur externen

10.205

11.127

20.279

19.505

15.989

13.330

2.659

overige personele uitgaven

40.453

22.497

18.317

15.600

13.030

26.805

‒ 13.775

        

Materiële uitgaven

157.780

144.254

93.818

83.112

75.254

89.706

‒ 14.452

ICT2

9.137

7.451

3.200

8.284

13.812

20.208

‒ 6.396

bijdrage aan SSO's

36.899

32.257

13.914

14.794

13.742

13.810

‒ 68

DICTU

55.228

60.949

55.491

32.148

25.527

25.671

‒ 144

overige materiële uitgaven

56.516

43.597

21.213

27.886

22.173

30.017

‒ 7.844

        

Ontvangsten

27.742

25.893

28.284

26.426

26.126

25.426

700

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

Het totaal van de ICT-uitgaven van het kerndepartement en de buitendiensten bestaat uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan SSO DICTU.

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Personeel

Eigen personeel

Bij de eerste suppletoire begroting is extra personeelsbudget toegekend voor het eigen personeel van het Ministerie van EZK. Hieronder valt onder andere een technische correctie voor met het Ministerie van LNV gedeelde onderdelen (€ 2,5 mln), extra capaciteit en ondersteuning voor juridische zaken waaronder de WOB-unit (€ 0,7 mln), reservering voor DG Groningen Bovengronds vanuit de aanvullende post (€ 3 mln) en het extra budget voor de ACM in verband met de werkzaamheden ten gunste van het Ministerie van VWS (€ 2,3 mln). Daarnaast is in de tweede suppletoire begroting het budget eenmalig verhoogd met € 11,4 mln in verband met de overgang naar het Individueel Keuzebudget (IKB). Ook is er met de tweede suppletoire begroting extra personeelsbudget overgeheveld vanuit het Ministerie van IenW voor de kosten van het toezicht dat de ACM uitoefent op de vervoerssectoren spoor, loodsen, luchtvaart en personen (€ 1 mln). Tenslotte zijn de uitgaven voor eigen personeel hoger uitgevallen door de verhoging van lonen van rijksambtenaren en de uitkering van de thuiswerkvergoeding.

Inhuur externen

De uitgaven voor externe inhuur zijn in 2020 hoger dan geraamd. Dit komt voornamelijk door extra inhuur voor ICT en organisatieadvies. Daarnaast is er meer ingehuurd doordat vacatures niet direct konden worden ingevuld vanwege de krapte op de arbeidsmarkt. De uitgaven in 2020 (€ 16,0 mln) waren beperkter dan in 2019 (€ 19,5 mln).

Overige personele uitgaven

De onderuitputting bij overige personele uitgaven (€ 13,7) wordt vooral verklaard door COVID-19. Hierdoor is minder gebruik gemaakt van vergoedingen zoals werkkostenvergoedingen en reis- en verblijfkosten.

Materieel

ICT

De uitgaven voor ICT vallen (€ 6,4 mln) lager uit dan geraamd. Dit is vooral te wijten aan de vertraging van ICT projecten door COVID-19.

Overige materiële uitgaven

De overige materiële uitgaven zijn (€ 7,8 mln) lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door het thuiswerken. Vanaf het tweede kwartaal 2020 is er weinig tot geen gebruik gemaakt van de middelen die beschikbaar waren gesteld voor personeel.

Toelichting op de ontvangsten

De realisatie op de ontvangsten van het apparaat van EZK is € 0,7 mln hoger dan geraamd. De ontvangsten bestaan uit bijdragen uit de markt voor ACM en SodM, inkomsten vanuit werk voor tweeden door CPB en ontvangsten door detacheringen vanuit het kerndepartement.

Tabel 42 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

423.578

403.194

297.577

298.069

294.989

281.785

13.204

Kerndepartement (beleid en staf)

327.705

308.055

202.092

192.549

191.904

189.193

2.711

Apparaatsuitgaven diensten:

       

Centraal Planbureau (CPB)

17.668

15.963

16.467

17.271

17.305

16.565

740

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

65.479

69.392

65.405

73.092

69.486

64.075

5.411

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

9.021

9.784

13.613

15.157

16.294

11.952

4.342

PIANOo (exclusief Programma)

3.705

      
        

Totaal apparaatskosten agentschappen

777.510

852.895

881.774

1.019.206

1.142.480

940.629

201.851

Agentschap Telecom (AT)

40.578

47.271

43.843

48.703

54.297

48.373

5.924

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

235.923

258.790

256.227

271.254

285.625

263.905

21.720

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

 

5.349

7.561

8.480

9.164

8.747

417

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

501.009

541.485

574.143

690.769

793.394

619.604

173.790

        

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

792.514

813.071

897.565

952.167

934.226

875.251

52.935

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

181.329

185.596

187.362

191.3552

191.3553

194.120

‒ 2.7654

Stichting COVA

1.402

1.314

1.375

1.410

1.435

1.647

‒ 212

Raad voor de Accreditatie

13.856

13.572

14.415

14.374

13.528

10.508

‒ 3.020

Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

637

641

737

614

632

736

‒ 104

TNO

418.787

426.367

478.3265

513.5045

516.453

446.662

69.791

Kamer van Koophandel (KvK)

176.503

185.581

215.350

230.910

210.823

221.578

‒ 10.755

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

In het jaarverslag 2019 was het bedrag € 187.362 van een jaar eerder opgenomen. Deze is nu geactualiseerd.

X Noot
3

Realisatie 2020 van CBS is nog niet beschikbaar. Hierdoor is het bedrag van een jaar eerder opgenomen.

X Noot
4

Dit is het verschil tussen de realisatie 2019 en vastgestelde begroting 2020, omdat de realisatie 2020 nog niet bekend is.

X Noot
5

In het jaarverslag 2019 was het bedrag € 426.367 opgenomen uit een jaar eerder. Deze is nu geactualiseerd.

Artikel 41 Nog onverdeeld

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Tabel 43 Nominaal en onvoorzien: opbouw verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de vastgestelde begroting 2020, realisatie en het verschil (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

        

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

        

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

programma

       

apparaat

       

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

programma

       

apparaat

       

Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Op dit artikel is geen sprake van realisatie. Bij de 1e suppletoire begroting 2020 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2020 uitgekeerd. Deze bijstellingen zijn bij 2e suppletoire begrotingswet 2020 toebedeeld naar de relevante onderdelen.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie elementen:

  • 1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;

  • 2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

  • 3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij het Ministerie van EZK bekende informatie zijn er fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

Corona steunmaatregelen

RVO.nl is als uitvoerder van regelingen in 2020 er in geslaagd de tijdelijke steunmaatregelen van EZK tijdig in productie te nemen, zoals de «Regeling subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19» (TVL) als opvolger van de «Regeling Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren» (TOGS) per 30 juni 2020. RVO.nl moest daarvoor in een kort tijdsbestek systemen inrichten, mensen beschikbaar stellen en opleiden zodat EZK de tijdelijke steunmaatregelen op een zeer korte termijn open kon stellen.

Mede namens EZK heeft het Ministerie van Financiën de Tweede Kamer met de Najaarsnota van 30 november 2020 geïnformeerd over de tijdelijke steunmaatregelen van het kabinet waarbij vanwege de snelheid waarmee die steunmaatregelen geïmplementeerd moesten worden gekozen is voor acceptatie van een verhoogd risico van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen door aanvragers. Daarbij is vanuit EZK onder meer de TOGS-regeling benoemd. Bij de TOGS-regeling zijn tegemoetkomingen van € 4.000 uitgekeerd op basis van verklaringen van aanvragers die aangaven een omzetverlies van minimaal € 4.000 en ten minste € 4.000 aan vaste lasten te verwachten. Om het risico te minimaliseren zijn aanvragen vooraf geautomatiseerd getoetst en achteraf risicogericht en at random getoetst op rechtmatigheid. De risicogerichte con­troles waren gebaseerd op drie specifieke risico-criteria, namelijk op verwacht omzetverlies, verwachte vaste lasten en de vestigingseis. Hieruit blijkt dat het voor een bedrag van circa € 312 mln (= 36%) van het in 2020 uitbetaalde bedrag van circa € 867 mln onzeker is of aan alle criteria van de TOGS werd voldaan. Aangezien het hier een geaccepteerd M&O-risico betreft en de Kamer hierover is geïnformeerd, is dit niet als een onzekerheid gerekend bij het bepalen van de overschrijdingen van de rapporteringstoleranties. Voor de totale steekproefpopulatie (a-select, select en meldingen misbruik en oneigelijk gebruik) geldt dat 64% van de ondernemers alle drie hierboven genoemde aspecten aannemelijk heeft kunnen maken en dat 36% van de ondernemers tenminste één aspect achteraf niet aannemelijk heeft kunnen maken. Deze uitkomst betekent niet dat circa 36% van de ondernemingen de regeling doelbewust heeft misbruikt. Ingeschat wordt dat ondernemingen een andere interpretatie van de beleidsregel hadden, een andere perceptie van de voorwaarden en een onjuiste inschatting van de verwachting(en) hadden. Het Ministerie van EZK heeft de Tweede Kamer hierover per brief in maart 2021 nader geïnformeerd.

Bij de TVL-regeling als opvolger van de TOGS-regeling blijkt uit de btw-gegevens die RVO.nl ontvangt van de Belastingdienst of uit de informatie vanuit de banken dat er bepaalde doelgroepen zijn waarbij de opgegeven omzet onrealistisch hoog is. Ook hier geldt dat uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd als uit controles blijkt dat aanvragen onrechtmatig zijn.

RVO.nl geeft via haar websites over de TOGS en de TVL-regeling voorlichting aan ondernemers over het verantwoordingstraject en de stand van zaken hiervan.

Toepassing artikel 2.27 Comptabiliteitswet

Normaliter worden (wijzigingen in) nieuwe beleidsinstrumenten door het kabinet in uitvoering genomen nadat beide Kamers der de Staten-Generaal de begrotingswetten hebben geautoriseerd. De budgettaire gevolgen van (tijdelijke) noodmaatregelen worden in Incidentele Suppletoire Begrotingswetten (ISB) aan beide Kamers voorgelegd. Als uitstel door het spoedeisende karakter niet kan wachten tot formele autorisatie van die ISB door beide Kamers, kan het kabinet de uitvoering eerder starten. Dit moet dan wel expliciet worden toegelicht in de informatie over die beleidsinstrumenten aan beide Kamers.

Zo geeft artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet (CW) aan dat - zolang een voorstel van wet tot wijziging van een begrotingsstaat niet tot wet is verheven en in werking is getreden - het voorgenomen nieuw beleid niet in uitvoering wordt genomen, tenzij uitstel van de uitvoering van dit beleid naar het oordeel van de betreffende minister niet in het belang van het Rijk is en hij/zij de Staten-Generaal daarover heeft geïnformeerd. Het ministerie heeft in 2020 niet geheel voldaan aan dit artikellid, omdat EZK voor enkele noodmaatregelen de Staten-Generaal te laat met een aparte beleidsbrief heeft geïnformeerd. Dit staat los van de Incidentele Suppletoire Begrotingen die dienen ter autorisatie van de benodigde budgetten, waar de bepalingen van artikel 2.27, tweede lid, van de CW wel correct zijn gevolgd door EZK. In de onderstaande gevallen heeft EZK niet volledig voldaan aan de bepalingen van artikel 2.27, tweede lid, van de CW zoals hierboven beschreven:

  • Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) circa € 612 mln.

  • Corona Overbruggingslening (COL-faciliteit) € 100 mln.

  • Regeling Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS). Caribisch Nederland circa € 3,3 mln.

Het ministerie heeft hierop maatregelen genomen door het interne toezicht op naleving van het departementale «Stappenplan voor de opstelling of wijzigingen van beleidsinstrumenten» te verscherpen.

Specifieke uitkeringen

Specifieke uitkeringen die gelet op artikel 15a lid 3 van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) juncto artikel 28a Besluit financiële verhouding 2001 niet als een verzameluitkering zijn verstrekt zijn onrechtmatig. Bij EZK gaat het om een bedrag van circa € 10,3 mln. In het Overzicht Specifieke Uitkeringen 2015 heeft de Minister van BZK aan de Tweede Kamer aangegeven de verzameluitkering, niet langer te zullen toepassen. In navolging daarop is het schrappen van artikel 16 Fvw onderdeel van het geconsulteerde wetsontwerp tot wijziging van de Fvw. In maart 2021 is ervoor gekozen wederom de verzameluitkeringen toe te passen, in afwachting van die wetswijziging. Het Ministerie van EZK heeft daarop niet kunnen anticiperen in 2020.

Inkopen

Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is categoriemanager voor een aantal rijksbrede raamovereenkomsten. IenW heeft departementen in het 2e halfjaar 2020 geïnformeerd dat de ADR een viertal overbruggings-overeenkomsten (Interim Management & Organisatieadvies, Inkoopadvies, Auditdiensten en Financiële Adviesdiensten) als «onrechtmatig» heeft beoordeeld. Als gevolg daarvan worden de verplichtingen die op deze nadere overeenkomsten onder deze overbruggingsovereenkomsten worden aangegaan als onrechtmatig bestempeld. IenW verwacht in het derde kwartaal van 2021 te kunnen voorzien in rechtmatige rijksbrede raamovereenkomsten. IenW licht dit toe in de Bedrijfsvoeringsparagraaf van haar jaarverslag. Bij EZK gaat het om circa € 33,9 mln, waarvan het grootste deel betrekking heeft op de agentschappen.

Uit onderstaande tabel blijkt een bedrag aan fouten in de verplichtingen op artikelen gerelateerd aan noodmaatregelen van in totaal € 741.058.710 (kolom 6a). Deze fouten zijn met name verklaarbaar doordat het Ministerie van EZK in 2020 artikel 2.27, tweede lid, van de CW voor enkele noodmaatregelen niet consistent heeft toegepast (zie toelichting hierboven).

Tabel 44 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden

(1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(6a) Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in €

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

(7a) Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag = (6a)/(2)*100%

Totaal artikelen verplichtingen

17.782.739.000

355.654.780

736.564.082

26.264.042

762.828.124

741.058.710

4,3%

4,2%

Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei (totaal verplichtingen)

6.249.234.000

312.461.700

622.364.028

26.264.042

648.628.070

641.058.710

10,4%

10,3%

Artikel 3: Toekomstfonds (totaal verplichtingen)

510.705.755

25.535.288

100.000.000

100.000.000

100.000.000

19,6%

19,6%

Samenvattende staat baten-/lastenagentschappen EZK

1.214.504.000

25.000.000

36.957.402

1.400.997

38.358.399

3,2%

0,0%

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Vanuit de bij EZK bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer 

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2019 van 20 mei 2020 het subsidiebeheer bij het kerndepartement en RVO.nl als onvolkomenheden aangemerkt. De AR heeft deze twee onvolkomenheden uit 2018 gehandhaafd omdat ze de werking van verbetermaatregelen in 2019 nog niet heeft kunnen vaststellen. Hierop zijn in 2019 en 2020 verbeteracties uitgezet onder andere door dossiervorming te verbeteren, controlebevindingen beter vast te leggen en de uitkomsten van reviews op ontvangen accountantsverklaringen jaarlijks te evalueren.

Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer

Het Ministerie van EZK verantwoordt zich met een bijlage «Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer» over de rechtmatigheid en het functioneren van de beheer- en controlesystemen voor inzet van middelen uit het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling (EFRO). Op basis van audits door de ADR is er geen sprake van te rapporteren bijzonderheden.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

Het Ministerie van EZK heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op 23 februari 2021 een «Privacy en Integraalbeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2020 is omschreven. Uit dit beeld blijkt dat zowel bij het kerndepartement als bij de uitvoerende diensten en agentschappen stappen zijn gemaakt om de informatiebeveiliging te verbeteren. Zo heeft DICTU een groot programma uitgevoerd om de basisbeveiliging van de gedeelde IT-infrastructuur te verbeteren, hebben veel organisaties gewerkt aan bewustwordingscampagnes en is er steeds meer zicht in de daadwerkelijke risico’s voor EZK.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies

Het Ministerie van EZK beschikt over een toereikend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van accountantsproducten van accountants bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het OM.

Grote ICT projecten

Het Ministerie van BZK informeert de Tweede Kamer periodiek over departementale grote ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard openbaargemaakt en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Deze rapportageplicht geldt voor alle ICT-projecten waarvan de kosten tenminste € 5 mln bedragen. Lopende ICT-projecten zijn:

  • Kern Gezond (KvK);

  • MIVSP (Maritiem informatievoorzieningsplatform bij DG K&E);

  • DigiAT (Zaakgerichtwerken bij AT);

  • Phoenix+ (CBS).

Externe inhuur

Het kabinet heeft de norm voor externe inhuur gesteld op maximaal 10% van de personele uitgaven. Voor EZK is het inhuurpercentage 24,9% (2019: 24,2%). De overschrijding wordt veroorzaakt door inhuur bij DICTU en RVO.nl. Het inhuurpercentage voor EZK over 2020 zonder DICTU en RVO.nl komt uit op: 8,9%. Bij DICTU is de aanleiding met name de behoefte aan specifieke ICT-expertise, vooral bij ontwikkeling van nieuwe applicaties. In geval van RVO.nl is de aanleiding een flexibele schil, om in spelen op fluctuaties in het opdrachtenpakket van diverse ministeries en de afhandeling van de schadeloosstellingsdossiers Groningen. Daarnaast legt de uitvoering van de tijdelijke Corona-maatregelen extra druk op de personele capaciteit waardoor inhuur ook als gevolg van vertraging in het aannemen en inwerken van nieuwe mensen noodzakelijk is. Het halen van de Roemer-norm is voor DICTU en RVO.nl daarmee niet realistisch, gezien hun kerntaken en de fluctuerende opdrachtenportefeuilles. Maatregelen zijn onder meer het jaarljks formuleren van een inhuurstrategie, verscherpt toezicht op de duur van inhuur, verambtelijking, gebruik Rijkstrainee-programma’s en samenwerking met hogescholen en universiteiten.

Activiteiten Audit Committee

Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over audit- en bedrijfsvoeringsaangelegenheden. Het AC is in 2020 viermaal bijeengekomen. Het AC bestond in 2020 uit de secretaris-generaal (voorzitter), de plaatsvervangend SG, twee directeuren-generaal, de Chief Economist, directeur FEZ, directeur DB, tekenend accountant ADR, de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en drie externe leden. De AR is agenda lid. Onderwerpen van overleg in 2020 waren: de auditplanning en controle-aanpak 2020 door de ADR, halfjaarlijkse toezichtrapportages van FEZ, uitkomsten van ADR- en AR-controles. Daarnaast zijn enkele strategische onderwerpen besproken waaronder de crisisorganisatie, de impact van Corona op de bedrijfsvoering en duurzaam economisch herstel.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Datalekken

Het Ministerie van EZK heeft ook in 2020 veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. In 2020 zijn in totaal 99 datalekken genoteerd waarvan 10 zijn gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Dit betekent dat medewerkers begrijpen wat een datalek is en dat het belangrijk is dat ieder datalek wordt gemeld zodat maatregelen kunnen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen. Het Security Operations Center (SOC) van DICTU en het Datalek Respons Team van EZK constateren tegelijkertijd dat thuiswerken resulteert in een toename in datalekken en beveiligingsincidenten door onbewuste fouten van medewerkers. Doordat medewerkers elkaar minder gemakkelijk vragen even mee te lezen of een document of mail te controleren alvorens het verzonden wordt worden vaker fouten gemaakt. Denk hierbij aan het onrechtmatig publiceren van persoonsgegevens op het internet of het versturen van e-mails met daarin nog gevoelige informatie.

Nationaal Groeifonds

Het kabinet wil het verdienvermogen van Nederland duurzaam vergroten. Er is daarom met de begroting 2021 besloten tot oprichting van een Nationaal Groeifonds (NGF) voor investeringen in kennisontwikkeling, R&D en innovatie en infrastructuur. Het kabinet heeft € 20 mld voor de periode 2021-2025 beschikbaar gesteld. Na besluitvorming van het kabinet over goedgekeurde projecten, worden de hiermee gemoeide middelen via suppletoire begrotingen toegedeeld aan de betrokken vakdepartementen. Deze vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige uitvoering van deze projecten en leggen hierover verantwoording af in het eigen jaarverslag. Een onafhankelijke advies-en beoordelingscommissie adviseert de Minister van EZK en de Minister van Financiën als fondsbeheerders over de acceptatie van voorstellen.

De fondsbeheerders werken met de vakdepartementen aan een formalisering van afspraken over de inzet en verantwoording van de middelen uit het NGF, waaronder een instellingswet voor een begrotingsfonds.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 45 Departementale verantwoordingsstaat 2020 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting (1)12

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3) = (2) - (1)

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

13.794.375

5.694.923

4.903.988

17.782.739

8.937.160

5.238.214

3.988.364

3.242.237

334.226

           
 

Beleidsartikelen

13.512.590

5.413.138

4.878.562

17.487.749

8.642.170

5.212.088

3.975.159

3.229.032

333.526

1

Goed functionerende economie en markten

214.305

215.326

31.934

226.206

230.938

933.838

11.901

15.612

901.904

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

2.191.632

1.075.493

129.867

6.249.234

3.578.266

143.256

4.057.602

2.502.773

13.389

3

Toekomstfonds

142.952

184.452

34.600

510.706

440.276

60.150

367.754

255.824

25.550

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

10.797.624

3.771.790

3.487.161

9.775.219

3.674.944

3.738.266

‒ 1.022.405

‒ 96.846

251.105

5

Een veilig Groningen met perspectief

166.077

166.077

1.195.000

726.384

717.746

336.578

560.307

551.669

‒ 858.422

           
 

Niet-beleidsartikelen

281.785

281.785

25.426

294.990

294.990

26.126

13.205

13.205

700

40

Apparaat

281.785

281.785

25.426

294.990

294.990

26.126

13.205

13.205

700

41

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

X Noot
2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, de tweede en de derde incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB’s, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Tabel 46 Samenvattende verantwoordingsstaat 2020 inzake de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

Realisatie 2019 (4)

Agentschap Telecom

    

Totale baten

51.247

55.384

4.137

49.480

Totale lasten

51.247

57.208

5.961

50.700

Saldo van baten en lasten

0

‒ 1.824

‒ 1.824

‒ 1.220

     

Totale kapitaaluitgaven

8.098

6.357

‒ 1.741

6.043

Totale kapitaalontvangsten

4.100

2.987

‒ 1.113

3.535

     

Dienst ICT Uitvoering

    

Totale baten

295.743

319.334

23.591

309.923

Totale lasten

295.743

316.017

20.274

304.591

Saldo van baten en lasten

0

3.317

3.317

5.332

     

Totale kapitaaluitgaven

61.313

46.741

‒ 14.572

43.386

Totale kapitaalontvangsten

30.000

25.086

‒ 4.914

15.955

     

Nederlandse Emissieautoriteit

    

Totale baten

9.067

10.494

1.427

9.506

Totale lasten

9.067

9.600

533

9.101

Saldo van baten en lasten

0

894

894

405

     

Totale kapitaaluitgaven

320

2.144

1.824

140

Totale kapitaalontvangsten

0

326

326

31

     

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

    

Totale baten

629.683

828.947

199.264

703.665

Totale lasten

629.683

802.212

172.529

703.244

Saldo van baten en lasten

0

26.735

26.735

421

     

Totale kapitaaluitgaven

21.242

32.057

10.815

13.247

Totale kapitaalontvangsten

11.000

16.528

5.528

8.239

9. Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2020

Aansluiting realisatie agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met financiering door moederdepartement

Door een vergelijking van de «bijdrage moederdepartement (EZK)» uit tabel A met de bijdragen die vermeld zijn in de tabel B is de aansluiting te maken tussen de realisaties in de agentschapsparagraaf en de bijdragen die op de beleidsartikelen zijn gerealiseerd.

Tabel 47 A - Realisatie agentschappen 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Bijdrage moederdepartement (EZK)

Bijdrage overige departementen

Bijdrage derden

Overige baten

Totale baten

Agentschap Telecom

28.830

4.156

20.602

1.796

55.384

Dienst ICT Uitvoering

211.777

105.324

2.233

0

319.334

Nederlandse Emissieautoriteit

6.946

3.493

0

55

10.494

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

406.901

388.631

33.062

353

828.947

Totaal

654.454

501.604

55.897

2.204

1.214.159

Tabel 48 B - Bijdragen aan agentschappen per beleidsartikel (realisatie 2020) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Agentschap Telecom

29.247

art. 1 Goed functionerende economie en markten

28.698

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

549

Dienst ICT Uitvoering

211.777

art. 40 Apparaat

29.250

Bijdrage agentschappen en diensten

182.527

Nederlandse Emissieautoriteit

8.766

art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

8.766

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

398.671

art. 1 Goed functionerende economie en markten

10.805

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

120.156

art. 3 Toekomstfonds

8.351

art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

71.171

art. 5 Een veilig Groningen met perspectief

179.148

art. 40 Apparaat

9.040

Subtotaal

648.461

af: doorbelasting aan agentschappen door DICTU

‒ 182.527

Totale bijdrage EZ-begroting

465.934

Opmerkingen bij verschillen tussen realisatiestanden in tabel A en tabel B

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Het verschil tussen de omzet moederdepartement en de bijdragen aan agentschappen wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de omzet moederdepartement RVO.nl inclusief de gealloceerde bijdrage apparaatskosten LNV (circa € 10 mln) is.

Agentschap Telecom (AT)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap AT per 31 december 2020

Nederland digitaliseert en dat heeft een fundamentele impact op de samenleving, economie en overheid. Agentschap Telecom staat voor een veilig verbonden Nederland, door te waken over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de IT- en telecommunicatienetwerken. Het kabinet heeft de ambitie uitgesproken dat Nederland koploper moet zijn in Europa, met ruim baan voor verantwoorde digitale innovatie. Hiervoor is een vertrouwensbasis nodig voor de economie, de overheid en de maatschappij. Dit vraagt innovatie en onderzoek, bescherming van privacy, het bewaken van digitale veiligheid en het zorgvuldig toepassen van nieuwe technologie, met duidelijk afspraken voor het delen van data. Nu en in de toekomst. Het agentschap draagt met haar kernactiviteiten bij aan de doelstellingen van het kabinet.

Deze jaarverantwoording geeft u het inzicht in de financiële staat van het agentschap.

Tabel 49 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap AT (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2019 (4)

Baten

    

- Omzet

51.247

53.588

2.341

47.954

waarvan omzet moederdepartement

25.004

28.830

3.826

23.378

waarvan omzet overige departementen

3.785

4.156

371

1.455

waarvan omzet derden

22.458

20.602

‒ 1.856

23.121

Rentebaten

0

0

0

2

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

1.796

1.796

1.524

Totaal baten

51.247

55.384

4.137

49.480

     

Lasten

    

Apparaatskosten

48.373

54.297

5.924

48.703

- Personele kosten

30.779

35.481

4.702

31.270

waarvan eigen personeel

25.610

28.318

2.708

25.543

waarvan inhuur externen

2.846

6.148

3.302

3.280

waarvan overige personele kosten

2.323

1.015

‒ 1.308

2.447

- Materiële kosten

17.594

18.816

1.222

17.433

waarvan apparaat ICT

0

132

132

225

waarvan bijdrage aan SSO's

10.406

14.977

4.571

13.338

waarvan overige materiële kosten

7.188

3.707

‒ 3.481

3.870

Rentelasten

50

39

‒ 11

46

Afschrijvingskosten

2.749

2.508

‒ 241

1.935

- Materieel

1.924

1.728

‒ 196

1.586

waarvan apparaat ICT

0

650

650

435

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

1.924

1.078

‒ 846

1.151

- Immaterieel

825

780

‒ 45

348

Overige lasten

75

364

289

16

waarvan dotaties voorzieningen

75

274

199

236

waarvan bijzondere lasten

0

90

90

‒ 220

Totaal lasten

51.247

57.208

5.961

50.700

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 1.824

‒ 1.824

‒ 1.220

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 1.824

‒ 1.824

‒ 1.220

Toelichting op het saldo van baten en lasten

De effecten van Covid-19 zijn goed zichtbaar in de realisatiecijfers van het agentschap. De personele kosten eigen personeel liggen, buiten de toename in het aantal FTE, hoger door onder meer de uitbetaling van de thuiswerkvergoeding en een toename van 25% op gespaarde verlofrechten (wettelijk verlof en IKB-spaarverlof). Overige personeelskosten zijn door Covid-19 sterk gereduceerd. Door het verplicht thuiswerken en het niet kunnen reizen naar het buitenland zijn de reiskosten in 2020 erg laag geweest.

Bij de omzet derden zien we bijvoorbeeld minder opbrengsten van de Markt doordat evenementen zoals het EK-Voetbal en het Eurovisie Songfestival in Nederland geen doorgang konden vinden.

Het boekjaar 2020 is uiteindelijk afgesloten met een verlies van € 1,8 mln. Dit bedrag komt voor € 0,6 mln op rekening van Caribisch Nederland en maakt onderdeel uit van de afbouw van de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’. Deze post op de balans van het agentschap geeft het bedrag weer dat met de tarieven voor Caribisch Nederland moet worden verrekend.

Het resultaat AT bedraagt, na aftrek van het resultaat Caribisch Nederland, ‒ € 1,2 mln.

Toelichting op de baten

Tabel 50 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Structurele bijdragen moederdepartement

    

Beleidsopdrachten

6.940

7.134

195

6.120

Toezichttaken

16.384

16.026

‒ 358

14.143

Subtotaal structurele bijdragen

23.324

23.160

‒ 164

20.263

   

0

 

Incidentele bijdragen

0

0

0

0

Projecten

1.680

5.670

3.990

3.115

Subtotaal projecten

1.680

5.670

3.990

3.115

   

0

 

Totaal omzet moederdepartement

25.004

28.830

3.826

23.378

De omzet moederdepartement bestaat uit de structurele vergoedingen die worden ontvangen van EZK voor de uitvoering van beleidsopdrachten en toezichtstaken.

De incidentele bijdragen bestaan uit projecten die worden uitgevoerd voor beleidsdirecties. In 2020 heeft het agentschap ten opzichte van de vastgestelde begroting een omvangrijk aantal projecten uitgevoerd, zoals de Multibandveiling. Overige voorbeelden van beleidsprojecten zijn: Propagatiemetingen 3,5 GHz, Onderzoek Windturbines en Cyber Security Act.

Tabel 51 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Ministerie van Defensie

1.495

1.411

‒ 84

0

Ministerie van IenW

605

807

202

0

Ministerie van J&V

416

622

206

58

Ministerie VWS

25

46

21

13

Ministerie van BZK

1.243

1.270

27

1.385

Totaal omzet overige departementen

3.785

4.156

372

1.456

Tabel 52 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Vergunninghouders en overige

20.664

19.765

‒ 899

18.930

- vaste verbindingen

0

0

0

2.084

- mobiele communicatie

0

0

0

4.988

- (openbare) (mobiele) elektronische communicatie

0

0

0

2.056

- radiodeterminatie

0

0

0

4

- radiozendamateurs

0

0

0

5

- overige/verlengingen

0

0

0

0

- examens

0

0

0

169

- randapparatuur

0

0

0

1.791

- landelijke exclusieve vergunningen (exclusief omroep)

2.669

2.645

‒ 24

0

- vergunningen met algemene planning met regionaal bereik

2.094

2.127

33

0

- vergunningen met individuele planning met regionaal bereik

2.730

2.959

229

0

- Vergunning regionale planning tijdelijk gebruik

193

220

27

0

- omroep

5.611

5.083

‒ 528

5.044

- vergunningen straalverbindingen

2.428

1.683

‒ 745

0

- registratie RZAM en Maritiem

2.920

2.879

‒ 41

2.782

- certificaten

143

360

217

0

- verklaringen, keuringen en erkenningen

0

0

0

6

- eindapparaten

1.875

1.809

‒ 66

0

Satellietoperators

531

486

‒ 45

489

Ministerie van Defensie

0

0

0

1.411

Ministerie van V&J

0

0

0

335

Ministerie van IenW

0

0

0

558

WELMEC secretariaat

0

0

0

0

Subsidie 5G

0

0

0

15

Caribisch Nederland (CN)

1.200

313

‒ 887

1.325

Hercontrole meetinstrumenten

50

36

‒ 14

59

Diversen

13

0

‒ 13

0

Innovatieprojecten (RUG leerstoel en Usecase 5G)

0

2

2

0

   

0

 

Totaal omzet derden

22.458

20.602

‒ 1.856

23.121

De gerealiseerde omzet derden zijn door onder meer de gevolgen van de Covid-19 pandemie lager dan begroot. Zo zijn er bijvoorbeeld minder opbrengsten op evenementen doordat activiteiten zoals het EK-Voetbal en het Eurovisie Songfestival in Nederland geen doorgang konden vinden.

De omzet CN is daarentegen bewust significant lager in realisatie door de genomen maatregelen om de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ te verminderen.

Het toepassen van tariefdifferentiatie per vergunningscategorie (variantie + of ‒ 10%) bij het opstellen van de Regeling vergoedingen 2020 heeft tot gevolg dat er een aantal verschillen zijn, o.a. categorie Omroep, ontstaan ten opzichte van de agentschapsbegroting.

Bijzondere baten

De realisatie in 2020 bestaat uit de vrijval van vooruit ontvangen gelden voor de financiering van de kosten voor Digi-AT en de verkoop van auto’s.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn € 4,7 mln hoger dan de vastgestelde begroting. In hoeveelheid (q) wordt dit vooral veroorzaakt door de uitvoering van incidentele projecten (in uren) voor de opdrachtgevers. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in fte inclusief externe inhuur bedraagt 344,5 fte (begroot: 326,8 fte). De gerealiseerde gemiddelde loonsom (p) (intern- en extern personeel) is 15% hoger dan de begroting. Dit vanuit CAO loonbijstellingen (thuiswerkvergoeding), waardering toename saldo verlofrechten en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch personeel (hogere schalen) vergen. Het percentage externe inhuur bedraagt 18%.

Materiële kosten

De materiele kosten zijn hoger dan de vastgestelde begroting. Dit door extra huisvestingskosten voor de verbouwing vestiging Amersfoort en de kosten van de voorbereidingen van de verhuizing vestiging Groningen. Doordat de uitvoering van incidentele projecten voor opdrachtgevers is toegenomen zijn ook de hieraan gerelateerde materiele kosten hoger.

De toename op de post ‘waarvan bijdrage aan SSO’s’ komt doordat in de vastgestelde begroting de huisvestigingskosten nog onder de ‘overige materiele kosten’ zijn opgenomen.

Rentelasten

De rentelasten zijn in overeenstemming met de begroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn in overeenstemming met de begroting. De in 2019 voorgenomen investeringen zijn voor een groot deel gerealiseerd. De gerealiseerde (ICT)-investeringen immateriële activa zijn in 2020 lager uitgevallen.

Overige lasten

De overige lasten bestaan uit de dotaties op de voorzieningen ambtsjubileum en dubieuze debiteuren. De stijging op de post dubieuze debiteuren is een gevolg van de onzekerheid door Covid-19.

Tabel 53 Balans per 31 december 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2020

Balans 2019

Activa

  

Vaste activa

12.828

11.051

Materiële vaste activa

6.102

5.577

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

4.433

4.750

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

1.669

827

Immateriële vaste activa

6.726

5.474

Vlottende activa

14.219

19.412

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

2.445

4.270

Overige vorderingen en overlopende activa

556

1.851

Liquide middelen

11.218

13.291

Totaal activa

27.047

30.463

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

‒ 464

‒ 496

Exploitatiereserve

1.360

724

Onverdeeld resultaat

‒ 1.824

‒ 1.220

Voorzieningen

569

567

Langlopende schulden

10.197

10.053

Leningen bij het Ministerie van Financiën

10.197

10.053

Kortlopende schulden

16.745

20.339

Crediteuren

3.426

2.605

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

2.205

1.720

Overige schulden en overlopende passiva

11.114

16.014

Totaal passiva

27.047

30.463

Activa

Immateriële vaste activa

De toename in immateriële vaste activa wordt verklaard door de investeringen van het agentschap in het kader van ICT-projecten (o.a. Digi-AT).

Debiteuren

De omvang van de post debiteuren is in 2020 afgenomen. De onzekerheid op de openstaande posten daarentegen is toegenomen.

Overige vorderingen en overlopende activa

De post ‘nog te factureren omzet derden’ is in 2020 afgenomen.

Liquide middelen

De afname in liquide middelen wordt veroorzaakt door vrijval van vooruit ontvangen gelden voor projecten die in 2019 zijn gefinancierd waarvan de uitvoering in 2020 is gerealiseerd (o.a. Digi-AT).

Passiva

Tabel 54 Ontwikkeling eigen vermogen (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

Omzet, excl. rente- en bijzondere baten

43.522

47.954

53.588

Gemiddelde omzet over 3 jaar

40.759

44.049

48.355

    

Stand eigen vermogen na resultaatsbestemming

‒ 187

289

233

Eenmalige storting moederdepartement

1.103

435

1.127

Exploitatiereserve

916

724

1.360

Resultaat

119

‒ 1.220

‒ 1.824

Eigen vermogen

1.035

‒ 496

‒ 464

Het eigen vermogen van het agentschap na resultaatsbestemming 2019 bedraagt € 0,2 mln. Voor de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ is dat een bedrag van € 1,9 mln (op de balans onderdeel van Overige schulden en overlopende passiva). In 2020 heeft AT een eenmalige storting ontvangen van het moederdepartement voor de financiering van de kosten 2020 voorbereiding verhuizing vestiging Groningen en een Covid-19 compensatie voor inkomstenderving op evenementen. De exploitatiereserve heeft daarmee een omvang van € 1,4 mln.

Het resultaat 2020 van ‒ € 1,8 mln bestaat uit een verlies op Caribisch Nederland van € 0,6 mln en een verlies van € 1,2 mln bij het agentschap. Het voornemen is om het verlies Caribisch Nederland te verrekenen met de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ en het verlies van het agentschap af te boeken op het eigen vermogen.

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Voor de investeringen in vaste activa leent het agentschap bij het Ministerie van Financiën. De toename in de omvang van de leningen is vooral ontstaan door de financiering van de ICT projecten van het agentschap.

Kortlopende schulden

De post kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën bestaat uit de aflossingen op de lopende leningen bij het Ministerie van Financiën voor het boekjaar 2021.

Tabel 55 Aandeel moederdepartement, overige departementen en derden in vorderingen en schulden (bedragen x € 1.000)
 

Moeder-departement

Overige departementen/ agentschappen

Derden

Debiteuren

0

0

2.445

Overige vorderingen en overlopende activa

0

0

556

Liquide middelen

11.218

0

0

Totaal vorderingen

11.218

0

3.001

Crediteuren

0

0

3.426

Overige schulden en overlopende passiva

492

3.268

7.354

Totaal schulden

492

3.268

10.780

Tabel 56 Kasstroomoverzicht over 2020 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen

10.600

13.291

2.691

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

52.909

58.509

5.600

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 50.160

‒ 57.212

‒ 7.052

2.

Totaal operationele kasstroom

2.749

1.297

‒ 1.452

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 6.000

‒ 4.285

1.715

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 6.000

‒ 4.285

1.715

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 352

‒ 352

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

637

637

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 2.098

‒ 1.720

378

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.100

2.350

‒ 1.750

4.

Totaal financieringskasstroom

2.003

915

‒ 1.088

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

9.352

11.218

1.866

Toelichting kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2020 heeft het agentschap voor een bedrag van € 4,3 mln geïnvesteerd in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur, antennes en elektrische auto’s en in immateriële vaste activa voor onder meer het project Digi-AT.

Financieringsstroom

AT heeft in 2020 een eenmalige storting ontvangen van het moederdepartement voor de financiering van de kosten 2020 voorbereiding verhuizing vestiging Groningen en een Covid-19 compensatie voor inkomstenderving op evenementen. Voor de financiering van de begrote investeringen is een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Tabel 57 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2020
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Omschrijving generiek deel

2017

2018

2019

2020

2020

Kostprijzen per product (wijziging tarieven Regeling Vergoedingen)

‒ 2,33%

0,64%

1,30%

7,40%

4,00%

Tarieven/uur

‒ 1,86%

‒ 2,45%

6,91%

5,66

4,57%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

294,3

299,2

303,8

310,7

326,8

Saldo van baten en lasten (%)

‒ 6%

0%

‒ 2%

‒ 3%

0%

Personeelskosten per fte

€ 77.102

€ 79.506

€ 85.912

€ 100.046

€ 87.075

Percentage declarabiliteit

73,5%

74,6%

75,2%

75,3%

70,7%

Percentage afgehandelde vergunningaanvragen binnen 8 weken

97%

98%

98%

97%

95%

Percentage eerste contact met melder storingsklachten van levensbelang < 4 uur

100%

100%

100%

97%

100%

Percentage eerste contact met melder storingsklachten van maatschappelijk belang < 12 uur

95%

100%

93%

91%

98%

Percentage eerste contact met melder storingsklachten van individueel belang < 3 werkdagen

98%

97%

97%

97%

90%

Percentage gegrond verklaarde bezwaarschriften

4%

2%

8%

1%

5%

Aantal klachten

9

7

8

4

<7

Verzuimpercentage

5,8%

3,3%

3,4%

3,9%

3,0%

Toelichting

Personeelskosten per FTE

De gerealiseerde gemiddelde personeelskosten per FTE zijn circa € 13.000 hoger dan de begroting.

Doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch (extern) personeel vergen stijgen de kosten per FTE. Daarnaast stijgen de kosten voor opgebouwde verlofrechten door Covid-19 en IKB-spaarverlof. Het percentage externe inhuur bedraagt 18% (begroot 10%).

Verzuimpercentage

Het agentschap blijft actief sturen op het terugdringen van het verzuim. Maandelijks wordt in het Directieteam aandacht besteed aan de analyse op het verzuim. Met name komt het hogere verzuim percentage door een aantal langdurig verzuimers, blijkt uit de analyse. Een aantal daarvan is inmiddels weer hersteld en we hopen dat mede door de acties die we als AT oppakken inzake vitaliteit, hybride werken en het extra aandacht blijven hebben voor de mens, ook en misschien wel juist in deze ‘corona-tijd’ bijdraagt aan het reduceren van het verzuim. De meldingsfrequentie is met 0,5 laag, de norm is 1,4.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap DICTU per 31 december 2020
Tabel 58 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DICTU (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2019 (4)

Baten

    

- Omzet

295.743

319.334

23.591

309.923

waarvan omzet moederdepartement

188.787

211.777

22.990

218.515

waarvan omzet overige departementen

106.732

105.324

‒ 1.408

89.925

waarvan omzet derden

224

2.233

2.009

1.483

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

295.743

319.334

23.591

309.923

     

Lasten

    

Apparaatskosten

263.905

285.625

21.720

271.254

- Personele kosten

170.747

197.926

27.179

178.943

waarvan eigen personeel

79.299

79.101

‒ 198

69.174

waarvan inhuur externen

87.048

113.579

26.531

104.451

waarvan overige personele kosten

4.400

5.246

846

5.318

- Materiële kosten

93.158

87.699

‒ 5.459

92.311

waarvan apparaat ICT

22.369

18.626

‒ 3.743

18.216

waarvan bijdrage aan SSO's

20.433

21.406

973

19.105

waarvan overige materiële kosten

50.356

47.667

‒ 2.689

54.990

Rentelasten

25

4

‒ 21

9

Afschrijvingskosten

31.313

28.629

‒ 2.684

30.481

- Materieel

15.813

14.844

‒ 969

15.618

waarvan apparaat ICT

15.813

14.844

‒ 969

15.618

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

0

0

0

- Immaterieel

15.500

13.785

‒ 1.715

14.863

Overige lasten

500

1.759

1.259

2.847

waarvan dotaties voorzieningen

500

1.759

1.259

2.847

waarvan bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

295.743

316.017

20.274

304.591

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

3.317

3.317

5.332

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

3.317

3.317

5.332

Toelichting op de baten

Het totaal aan baten komt € 23,6 mln hoger uit dan begroot. Deze toename is bijna geheel veroorzaakt door een toename van de omzet moederdepartement (€ 23,0 mln). Dit komt voornamelijk door een gestegen vraag naar werkplekdienstverlening, de implementatie van Rijkszaak bij verschillende onderdelen van het moederdepartement waaronder het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en beheer van applicaties ten behoeve van de uitvoering van extra, corona gerelateerde, regelingen. 

De verdeling per productgroep wordt in de onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 59 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Applicatiebeheer

78.926

81.976

3.050

27.492

Ontwikkelopdrachten

55.894

68.270

12.376

49.386

Infrabeheer

0

 

0

40.793

Werkplekservices

44.927

52.354

7.427

38.323

Overige omzet

2.668

2.177

‒ 491

17.596

Generieke eBS

6.372

6.999

627

4.933

Indirect

0

 

0

39.992

Totaal

188.787

211.777

22.990

218.515

Tabel 60 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Applicatiebeheer

26.034

40.794

14.760

16.985

Ontwikkelopdrachten

33.463

33.680

217

11.763

Infrabeheer

0

 

0

13.288

Werkplekservices

18.041

19.643

1.602

13.825

Overige omzet

27.157

9.599

‒ 17.558

16.002

Generieke eBS

2.037

1.608

‒ 429

1.608

Indirect

0

 

0

16.454

Totaal

106.732

105.324

‒ 1.408

89.925

De verschuiving in de realisatie tussen de producten Applicatiebeheer en Overige omzet bij Omzet overige departementen ten opzichte van de begroting houdt verband met de implementatie van het nieuwe kostprijsmodel. Bij het opstellen van de begroting 2020 waren de gevolgen voor de omzetverdeling op individueel productniveau nog niet bekend.

Omzet derden

De omzet derden is hoger (€ 2,0 mln) dan begroot door implementatie van Rijkszaak bij de Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO).

Toelichting op de lasten

Personele Kosten

De personele kosten zijn € 27,2 mln hoger dan de begroting. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de post inhuur externen. DICTU is in 2020 succesvol geweest in het aantrekken van eigen personeel, maar de totale werkzaamheden van DICTU in 2020 zijn echter dermate toegenomen ten opzichte van de begroting dat daarvoor extra inhuur van externen nodig was.

In de begroting 2020 en de realisatie 2020 zijn de overige personele lasten verschoven vanuit de post waarvan apparaat ICT naar de post waarvan overige personele kosten. In de realisatie 2019 is deze verschuiving ook toegepast. Hierdoor is een goede vergelijking mogelijk tussen realisatie van beide jaren en de begroting 2020.

Materiele kosten

De materiële kosten vallen lager uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een daling van de post waarvan overige materiële kosten. Dit komt door lagere licentiekosten en lagere kosten voor hardware en software.

Afschrijvingskosten

De lagere afschrijvingskosten zijn het gevolg van minder investeringen in 2020 dan voorzien bij de begroting.

Dotaties voorzieningen

De post dotaties aan voorzieningen betreft een dotatie aan de voorziening personeel van € 0,6 mln in verband met nog uit te keren thuiswerkvergoedingen aan medewerkers en een tweetal contractovernames. Daarnaast is een dotatie gedaan aan Overige voorzieningen van € 0,1 mln vanwege een lopend geschil met een leverancier. Tot slot is er een dotatie gedaan van € 1,0 mln aan de voorziening debiteuren. Deze dotatie is gebaseerd op de nog openstaande posten, de nog te factureren positie en enkele thans nog lopende disputen.

Het resultaat van DICTU over het jaar 2020 is € 3,3 mln positief.

Tabel 61 Balans per 31 december 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2020

Balans 2019

Activa

  

Vaste activa

49.851

67.758

Materiële vaste activa

35.235

34.396

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

31.238

29.496

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

3.997

4.900

Immateriële vaste activa

14.616

33.362

Vlottende activa

83.921

70.218

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

30.162

17.984

Overige vorderingen en overlopende activa

29.779

33.358

Liquide middelen

23.980

18.876

Totaal activa

133.772

137.976

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

16.627

13.310

Exploitatiereserve

13.310

7.978

Onverdeeld resultaat

3.317

5.332

Voorzieningen

1.179

3.383

Langlopende schulden

34.786

43.716

Leningen bij het Ministerie van Financiën

34.786

43.716

Kortlopende schulden

81.180

77.567

Crediteuren

9.789

3.431

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

26.021

27.877

Overige schulden en overlopende passiva

45.370

46.259

Totaal passiva

133.772

137.976

Tabel 62 Specificatie Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Debiteuren

31.877

19.239

Voorziening debiteuren

‒ 1.715

‒ 1.255

Nog te verwerken ontvangsten

0

0

Totaal

30.162

17.984

De hogere specificatie Debiteuren van € 12,6 mln in 2020 wordt voornamelijk veroorzaakt door een hoge omzetvraag ultimo 2020 zowel vanuit het moederdepartement als vanuit overige departementen. De stand van de Voorziening debiteuren is hoger dan in 2019. Dit komt voornamelijk door openstaande posten uit voorgaande jaren.

Tabel 63 Specificatie Debiteurenrekening naar klantgroepen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Moederdepartement

17.276

11.379

Overige departementen

14.338

7.714

Derden

263

146

Totaal

31.877

19.239

Tabel 64 Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Moederdepartement

8.832

2.045

Overige departementen

2.857

2.852

Derden

18.090

28.461

Totaal

29.779

33.358

Onder de Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa worden de nog te factureren omzet en de vooruitbetaalde kosten verantwoord. De hogere realisatie bij Moederdepartement ten opzichte van 2019 wordt veroorzaakt doordat ultimo 2020 een deel van het facturatieproces nog niet was afgerond. De lagere post Derden in 2020 wordt veroorzaakt door het feit dat DICTU vanuit aangetrokken beleid minder vooruitbetalingen doet aan leveranciers.

Tabel 65 Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2020

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2020

Voorziening personeel

839

647

‒ 428

0

1.058

Overige Voorzieningen

2.544

121

‒ 2.544

0

121

Het volledige bedrag van de voorziening Overige voorzieningen onttrokken voor de afwikkeling van enkele verlieslatende contracten.

Ontwikkeling eigen vermogen

Tabel 66 Tabel vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

1. Eigen vermogen per 1/1

1.392

5.802

7.978

13.310

2. Saldo baten en lasten

4.410

2.176

5.332

3.317

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

0

0

0

0

‒ 3a Uitkering aan moederdepartement

    

‒ 3b Bijdrage door moederdepartement ter versterking eigen vermogen

    

‒ 3c Overige mutaties

    

4. Eigen vermogen per 31/12

5.802

7.978

13.310

16.627

Omzet

283.343

285.061

309.923

319.334

Vermogensplafond (5%)

12.957

13.704

14.639

15.239

Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 16,6 mln. Dit is 5,4% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar. De omvang van het eigen vermogen valt daarmee buiten de kaders die de Regeling Agentschappen hieraan stelt (maximaal 5%). Het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 15,2 mln. Het eigen vermogen is daarmee € 1,4 mln te hoog. Uiterlijk bij eerstvolgende suppletoire begrotingswet wordt aangegeven hoe dit is hersteld.

Tabel 67 Specificatie Crediteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Moederdepartement

2

806

Overige departementen

652

32

Derden

9.135

2.593

Totaal

9.789

3.431

De Specificatie Crediteuren valt € 6,4 mln hoger uit dan in 2019, omdat de laatste betaaldatum in december 2020 eerder viel dan in 2019. Hierdoor stond ultimo 2020 nog meer te betalen open aan leveranciers.

Tabel 68 Specificatie Overige verplichtingen en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Moederdepartement

20.388

17.317

Overige departementen

4.332

3.342

Derden

20.650

25.600

Totaal

45.370

46.259

Tabel 69 Kasstroomoverzicht over 2020 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen

20.158

18.873

‒ 1.285

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

295.743

303.470

7.727

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 264.430

‒ 276.768

‒ 12.338

2.

Totaal operationele kasstroom

31.313

26.702

‒ 4.611

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 30.000

‒ 18.864

11.136

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

7.995

7.995

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 30.000

‒ 10.869

19.131

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 31.313

‒ 27.877

3.436

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

30.000

17.091

‒ 12.909

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 1.313

‒ 10.786

‒ 9.473

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

20.158

23.920

3.762

Toelichting kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie van DICTU is eind 2020 met € 3,7 mln gestegen ten opzichte van begroting. Dit is het resultaat van de volgende kasstromen:

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is € 4,6 mln lager dan begroot. De verhouding tussen ontvangsten en uitgaven is conform begroting.

Investeringskasstroom

Het investeringsniveau is € 19,1 mln lager dan begroot doordat er minder investeringen zijn gedaan dan voorzien. Daarnaast zijn er versnelde afschrijvingen gedaan waar nog financiering tegenover staat doordat de afschrijvingstermijnen van de activa en de aflossingstermijnen van de leningen in het verleden niet altijd synchroon liepen. Tot slot heeft impairment plaatsgevonden op ontwikkelkosten van de Cloudwerkplek van € 7,5 mln, voor € 0,4 mln op licenties en € 0,1 mln op laptops.

Financieringskasstroom

In 2020 is er voor € 27,9 mln aan leningen afgelost. Daarnaast is er voor € 17,1 mln aan nieuwe leningen afgesloten. Per saldo is de financieringskasstroom € 9,5 mln lager dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat er minder beroep op de leenfaciliteit is gedaan dan begroot.

Tabel 70 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2020
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Omschrijving generiek deel

2017

2018

2019

2020

2020

Kostprijzen per product (groep)

     

a. Basistarief werkplek VKA

2.520

2.602

   

b. Basistarief werkplek CW

 

3.637

3.746

3.746

3.746

Tarieven/uur1

     

a. Senior medewerker (ontwikkeling)

96

100

101

137

137

b. Medior medewerker (bouw)

76

78

80

114

114

c. Junior medewerker (test en beheer)

65

67

69

102

102

Indicatoren

     

Aantal werkplekken VKA

11.552

6.599

   

Aantal werkplekken CW2

 

6.868

13.343

14.929

13.000

FTE-totaal (excl. externe inhuur)3

643

710

775

828

822

Aantal interne FTE’s in percentage van het totale aantal FTE’s

49,80%

52,3%

54%

54%

58,6%

Saldo van baten en lasten (%)4

1,60%

0,8%

1,75%

1,04%

0,0%

Klanttevredenheid

nb

7,1

7,2

7,0

7,0

Beschikbaarheid applicaties

nb

98,1%

98,4%

99,75%

98,0%

Oplospercentage 1ste lijn helpdesk5

nb

nb

67%

71%

80%

X Noot
1

DICTU hanteert met ingang van 2020 een nieuw kostprijsmodel. In dit model wordt overgegaan van directe kostprijzen naar integrale kostprijzen, met als gevolg een (financieel-technische) stijging van de tarieven.

X Noot
2

Aantal werkplekken ultimo jaar.

X Noot
3

Gemiddeld aantal FTE over het jaar.

X Noot
4

Saldo als percentage van de baten.

X Noot
5

Streefwaarde in 2019 was 70%.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap NEa per 31 december 2020
Tabel 71 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap NEa ( bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2019 (4)

Baten

    

- Omzet

9.067

10.439

1.372

9.328

waarvan omzet moederdepartement

5.664

6.946

1.282

5.927

waarvan omzet overige departementen

3.403

3.493

90

3.401

waarvan omzet derden

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

55

55

178

Totaal baten

9.067

10.494

1.427

9.506

     

Lasten

    

Apparaatskosten

8.747

9.164

417

8.480

- Personele kosten

7.050

6.333

‒ 717

6.265

waarvan eigen personeel

6.058

5.890

‒ 168

5.177

waarvan inhuur externen

588

137

‒ 451

461

waarvan overige personele kosten

404

306

‒ 98

627

- Materiële kosten

1.697

2.831

1.134

2.215

waarvan apparaat ICT

392

590

198

477

waarvan bijdrage aan SSO's

661

1.338

677

865

waarvan overige materiële kosten

644

903

259

873

Rentelasten

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

320

434

114

618

- Materieel

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

0

0

0

0

- Immaterieel

320

434

114

618

Overige lasten

0

2

2

3

waarvan dotaties voorzieningen

0

0

0

0

waarvan bijzondere lasten

0

2

2

3

Totaal lasten

9.067

9.600

533

9.101

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

894

894

405

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

894

894

405

Toelichting op de baten

Omzet

De opbrengsten worden verantwoord in het jaar waarin de dienstverlening en andere activiteiten van de NEa zijn gerealiseerd.

De gerealiseerde omzet komt hoger uit dan begroot: € 10,5 mln ten opzichte van € 9,1 mln begroot. Het verschil van € 1,4 mln wordt grotendeels veroorzaakt door aanvullende opdrachten van EZK, omzet moederdepartement, voor o.a. CO2 Heffing en de vierde handelsperiode.

Verder is het opdrachtbudget voor de opdracht EV (IenW), de omzet overige departementen, aangevuld ten opzichte van de begroting.

Tabel 72 Omzet (bedragen x € 1.000)
 

2020

2019

Omzet moederdepartement EZK

6.946

5.927

Omzet overige departementen

3.493

3.401

Totaal

10.439

9.328

Tabel 73 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2020

2019

Opdracht CO2- emissiehandel

5.653

4.718

Vierde handelsperiode

701

641

Opdracht beleidsadvies minimum CO2-prijs

26

39

CO2-heffing

246

209

Opdracht bijstook biomassa

320

320

Totaal omzet moederdepartement EZK

6.946

5.927

Tabel 74 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2019

Opdrachten Energie voor Vervoer (EV)

3.493

3.191

Advies, ontwikkeling en implementatie (EV)

0

210

Totaal omzet overige departementen

3.493

3.401

Bijzondere baten

De bijzondere baten 2020 zijn het gevolg van correcties van het voorgaand boekjaar. Het bedrag van € 0,055 mln bestaat uit een correctie van het opslagpercentage ad € 0,035 mln en de subsidie China Carbon forum ad € 0,020 mln. De subsidieverlening voor het China Carbon forum heeft vanuit EZK plaatsgevonden.

Toelichting op de lasten

De totale lasten zijn € 0,5 mln hoger uitgekomen dan in de oorspronkelijke begroting over 2020 is opgenomen. Hieronder staan per categorie de belangrijkste verschillen.

Personele kosten

De personeelskosten zijn € 0,72 mln lager dan begroot. Bij de vaststelling van de begroting is gerekend met hogere p-kosten in het kader van nieuwe opdrachten.

In 2020 heeft de NEa € 0,45 mln minder uitgegeven aan externe inhuur ten opzichte van de begroting. Verder heeft de NEa in 2020 minder kosten gehad aan opleidingen en cursussen dan eerder was begroot.

Personeelsbestand

Bij de Nederlandse Emissieautoriteit waren in 2020 gemiddeld 68,7 fte’s in dienst (2019: 59,3 fte’s). De begroting ging uit van 64 fte.

Materiële kosten

De totale materiële kosten zijn € 1,1 mln hoger dan begroot. Onderstaand de toelichting op de belangrijkste materiële kosten.

Apparaat ICT

De ICT kosten in 2020 zijn € 0,19 mln hoger dan begroot. In de begroting voorziene projectkosten en overdrachtskosten zijn hoger dan begroot. Deze posten betreffen de contracten van een aantal ICT leveranciers (Mendix, Capgemini en Ceasar).

Bijdrage aan SSO’s

De kosten van RVB en FMH zijn niet in de ontwerpbegroting opgenomen. Daarnaast zijn de kosten van SSO UDAC onder het Ministerie van IenW voor het voeren van de financiële administratie, inkoopadvies en archiefdiensten gestegen.

Overige materiële kosten

De overige algemene materiële kosten zijn € 0,26 mln hoger dan begroot. Dit komt voort uit een hogere uitbesteding van personeelsopdrachten, dit betreft de contracten met Navigant en Royal Haskoning.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingen zijn € 0,11 mln hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat het in gebruik nemen van het Register Energie voor Vervoer fase 2 eerder niet was opgenomen in de begroting. Het in gebruik nemen was afhankelijk van de beslissing van de Eerste Kamer, waarvan niet bekend was wanneer deze genomen zou worden.

Resultaat

Het resultaat van de NEa over het jaar 2020 is € 0,89 mln positief.

Tabel 75 Balans per 31 december 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2020

Balans 2019

Activa

  

Vaste activa

1.797

1.217

Materiële vaste activa

0

0

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

0

0

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

0

0

Immateriële vaste activa

1.797

1.217

Vlottende activa

2.508

5.816

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

35

73

Overige vorderingen en overlopende activa

134

530

Liquide middelen

2.339

5.213

Totaal activa

4.305

7.033

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

1.632

1.402

Exploitatiereserve

1.402

966

Vermogensmutatie

‒ 664

31

Onverdeeld resultaat

894

405

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Kortlopende schulden

2.673

5.631

Crediteuren

10

16

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

0

140

Overige schulden en overlopende passiva

2.663

5.475

Totaal passiva

4.305

7.033

Tabel 76 Immateriële activa (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2020

Afschrijving 2020

Investering 2020

Boekwaarde 31-12-2020

Zelfontwikkeld Register Energie voor Vervoer fase 1

132

132

0

0

Zelfontwikkeld Register Energie voor Vervoer fase 2

1.085

302

0

783

Immateriële vaste activa in ontwikkeling EHP

0

0

1.014

1.014

Totaal

1.217

434

1.014

1.797

Tabel 77 Specificatie Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Debiteuren

35

73

Totaal

35

73

Tabel 78 Specificatie Debiteurenrekening naar klantgroepen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Moederdepartement EZK

35

35

Derden

0

38

Totaal

35

73

De post Debiteuren 2020 bestaat uit een detacheringscontract.

Tabel 79 Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Moederdepartement EZK

99

341

Overige departementen

0

139

Derden

11

17

Vooruitbetaalde posten

24

33

Totaal

134

530

De vordering moederdepartement bestaat uit nog te ontvangen detacheringskosten van NEa medewerkers.

Derden/vooruitbetaalde posten bestaat uit schulden/vorderingen en vooruitbetaalde kosten van licenties die reeds betaald zijn voor 2021 en 2022.

Tabel 80 Tabel vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

1.Eigen Vermogen per 1/1

1.020

973

966

1.402

2. Saldo Baten en Lasten

592

580

405

894

3. Directe mutaties in het Eigen Vermogen

‒ 639

‒ 587

31

‒ 664

‒ 3a Uitkering aan moederdepartement

‒ 639

0

0

‒ 990

‒ 3b Additionele bijdrage van moederdepartement

0

0

31

326

‒ 3c Overige Mutaties

0

‒ 587

0

0

4. Eigen vermogen per 31/12

973

966

1.402

1.632

Omzet

7.412

8.019

9.328

10.439

Vermogensplafond (5%)

386

392

413

463

Het eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat) over het boekjaar.

Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 1,63 mln. Dit is 17,6% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, terwijl maximaal 5% is toegestaan. Het eigen vermogen is derhalve € 1,16 mln te hoog. Dit bedrag zal in 2021 worden terugbetaald aan het moederdepartement.

Tabel 81 Specificatie Crediteuren (bedragen x €1.000)
 

Realisatie 2020

Realisatie 2019

Overige departementen

4

0

Derden

6

16

Totaal

10

16

De post crediteuren 2020 bestaat uit vijf facturen die nog niet betaald waren ultimo december. De facturen zijn meegegaan in een betaalronde in januari 2021.

Tabel 82 Overige schulden en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

2020

2019

Moederdepartement EZK

1.612

1.704

Departement IenW

108

2.879

Departement BZK

264

112

Derden

679

780

Totaal

2.663

5.475

Tabel 83 Specificatie overige schulden en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

2020

2019

Reservering vakantiegeld en eindejaarsuitkering

8

258

Nog te betalen personeelgerelateerde kosten

52

0

Reservering verlofdagen

375

226

Nog te betalen kosten derden

244

296

Af te dragen surplus eigen vermogen aan IenW

0

587

Af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden EZK

1.177

1.507

Af te dragen opdrachtgelden moederdepartement EZK

202

59

Nog te betalen posten EZK

233

138

Af te dragen opdrachtgelden overige departementen

108

2.292

Nog te betalen departement BZK

264

112

Saldo per 31 december

2.663

5.475

De NEa valt met ingang van 2018 onder het Ministerie van EZK. De schuld aan het moederdepartement (EZK) en voormalig moederdepartement (IenW) bestond in 2019 onder andere uit nog af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden. Deze schuld is in 2020 door opschoning van de NEa administratie vereffend. Eind 2020 bestaat het bedrag uit boetegelden en legeskosten die in 2020 zijn ontvangen. De bedragen ten aanzien van IenW betreffen een afrekening opdrachtgelden 2020.

Onder de post derden zijn reserveringen voor vakantiegeld, eindejaarsuitkering opgenomen ten behoeve van het bestuur NEa. Daarnaast betreft het de verlofdagen NEa breed.

Tabel 84 Kasstroomoverzicht over 2020 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen

986

5.212

4.226

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

9.067

10.928

1.861

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 8.667

‒ 11.984

‒ 3.317

2.

Totaal operationele kasstroom

400

‒ 1.056

‒ 1.456

 

Totaal investeringen (-/-)

0

‒ 1.014

‒ 1.014

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

0

‒ 1.014

‒ 1.014

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 990

‒ 990

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

326

326

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 320

‒ 140

180

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 320

‒ 804

‒ 484

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

1.066

2.338

1.272

Toelichting kasstroomoverzicht

Algemene grondslagen

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. In dit model vormen posten 3a, 4a, en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

Investeringskasstroom

In 2020 heeft de NEa € 1 mln geïnvesteerd in immateriële vaste activa. Dit betreft de zelfontwikkelde Registers Energie voor Vervoer (REV) en de, in 2020 gestarte, ontwikkeling van het Emissie Handels Portaal (EHP). Het EHP is op dit moment in ontwikkeling en nog niet in gebruik.

Financieringskasstroom

In 2020 heeft de NEa € 0,99 mln aan eigen vermogen afgedragen aan het moederdepartement. Verder heeft de NEa budget gekregen ten behoeve van de huisvestingskosten ad € 0,32 mln.

Op de leenfaciliteit is in 2020 € 0,14 mln afgelost. Dit is conform het saldobiljet 2020 vanuit de Rijkshoofdboekhouding.

Tabel 85 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2020

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

Doelmatigheidsindicatoren

2017

2018

2019

2020

2020

Kostprijzen per product (groep) ETS

10.439

10.436

14.281

13.924

9.516

Kostprijzen per product (groep) EV

11.294

14.529

39.547

49.541

10.704

Tarieven/uur

     

Laag

69

69

68

69

69

Midden

60

90

92

93

90

Hoog

106

109

116

118

109

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

56,9

56,6

59,3

68,7

64,0

Saldo van baten en lasten (%)

8,46%

3,56%

4,26%

8,52%

0%

Omzet per productgroep (PxQ)

     

Naleving ETS

4.614

4.493

5.568

6.946

5.664

CO2 ‒minimumprijs

0

0

39

0

0

Bijstook Biomassa

0

0

320

0

0

Nationale verplichtingen onder EU en VN1

119

115

   

Naleving EV

2.361

2.479

3.191

3.493

3.403

Advies, ontwikkeling en implementatie EV

248

296

210

0

0

Projecten

0

501

0

0

0

Overige

0

415

0

0

0

Totaal

7.342

8.299

9.328

10.439

9.067

Kwaliteitsindicatoren

     

Naleving ETS

     

% Vergunningsaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

100%

100%

83%

90%

% Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

93%

77%

92%

89%

80%

% Jaarlijks uitgevoerd toezicht programma

74%

80%

93%

69%

100%

% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

91%

92%

89%

84%

80%

Naleving EV

     

Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting 2019 EV en brandstoffen luchtverontreiniging

20-6-2017

4-7-2018

6-7-2019

29-6-2020

< 15 juli

% Jaarlijks toezichtprogramma is uitgevoerd

142%

120%

144%

116%

100%

% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

86%

85%

83%

84%

80%

Algemeen

     

Aantal formele klachten

0

0

1

0

0

Gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist gehandeld heeft

0

0

0

0

0

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

64%

68%

58%

63%

>70%

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

64%

68%

58%

63%

>70%

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

64%

68%

58%

63%

>70%

X Noot
1

Is vanaf 2019 opgenomen in de reguliere opdracht naleving ETS.

Kostprijs en tarieven

Bij de naleving van ETS is de totale opdracht in 2020 ongeveer € 1,2 mln boven de begroting uitgekomen. Dit is voornamelijk het gevolg van extra beslag op de capaciteit voor het opstarten van nieuwe opdrachten en advisering van beleid.

Bij de naleving van EV is er € 0,09 mln meer uitgegeven ten opzichte van vorig jaar, maar valt binnen het budget van de opdracht. Dit wordt vooral veroorzaakt door meer werk tav nieuwe wet- en regelgeving.

Kwaliteitsindicatoren

Bij de naleving ETS is de uitkomst van de indicatoren nagenoeg gelijk aan de beoogde doelstelling. Twee van de vier doelstellingen zijn in 2020 behaald. De opdracht naleving ETS is gestegen ten opzichte van de begroting, vanwege aanvullende opdrachten. Veel inzet op vierde handelsperiode, dit samen met COVID 19 heeft ervoor gezorgd dat het gepland aantal inspecties niet geheel kon worden uitgevoerd.

Bij de naleving EV zijn de gestelde doelstellingen voor 2020 ruimschoots behaald. De kosten EV per deelnemersrol zijn gestegen. In 2020 zijn er onder de opdracht EV minder deelnemersrollen, maar de werkzaamheden per deelnemersrol zijn toegenomen en daarmee ook de kosten.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap RVO.nl per 31 december 2020
Tabel 86 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVO.nl (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil (3) = (2) - (1)

Realisatie 2019 (4)

Baten

    

- Omzet

629.683

828.594

198.911

700.364

waarvan omzet moederdepartement

251.718

406.901

155.183

300.815

waarvan omzet overige departementen

346.865

388.631

41.766

365.040

waarvan omzet derden

31.100

33.062

1.962

34.508

Rentebaten

0

33

33

56

Vrijval voorzieningen

0

245

245

1.344

Bijzondere baten

0

75

75

1.901

Totaal baten

629.683

828.947

199.264

703.665

     

Lasten

    

Apparaatskosten

619.604

793.394

173.790

690.769

- Personele kosten

357.811

440.335

82.524

392.597

waarvan eigen personeel

288.088

345.292

57.204

302.058

waarvan inhuur externen

48.160

81.762

33.602

68.847

waarvan overige personele kosten

21.563

13.281

‒ 8.282

21.692

- Materiële kosten

261.793

353.059

91.266

298.172

waarvan apparaat ICT

0

5.353

5.353

3.187

waarvan bijdrage aan SSO's

149.193

162.004

12.811

161.294

waarvan overige materiële kosten

112.600

185.702

73.102

133.691

Rentelasten

22

254

232

183

Afschrijvingskosten

9.357

8.483

‒ 874

11.220

- Materieel

613

863

250

934

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

waarvan overige materiële afschrijvingskosten

613

863

250

934

- Immaterieel

8.744

7.620

‒ 1.124

10.286

Overige lasten

700

82

‒ 618

1.071

waarvan dotaties voorzieningen

700

7

‒ 693

26

waarvan bijzondere lasten

0

75

75

1.045

Totaal lasten

629.683

802.212

172.529

703.244

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

26.735

26.735

421

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

26.735

26.735

421

Toelichting op de baten

Algemeen

De baten zijn ten opzichte van de begroting met 31,6% gestegen. Hieronder worden de baten toegelicht.

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 61,6% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Groningen Bovengronds en de uitvoering van COVID-19 gerelateerde opdrachten. 

Tabel 87 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

DG Bedrijfsleven en Innovatie

90.433

124.057

33.624

103.010

DG Klimaat en Energie

48.880

67.950

19.070

58.973

DG Groningen Bovengronds

95.000

182.718

87.718

106.485

DG Groningen Bovengronds kosten commissie

2.400

3.492

1.092

1.416

Chief Economist

8.963

10.296

1.333

10.829

Overig

6.042

18.388

12.346

20.102

Totaal

251.718

406.901

155.183

300.815

De omzet vanuit het DG Bedrijfsleven & Innovatie (B&I) is in 2020 uitgekomen op ruim € 124 mln, wat hoger is dan de € 90,4 mln dat oorspronkelijk begroot was. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de COVID-19 gerelateerde maatregelen die dit jaar aan de B&I opdracht zijn toegevoegd. Onder deze maatregelen vallen de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS), Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Garantie Ondernemingsfinanciering (GO-C), Borgstelling MKB-Kredieten (BMKB-c), Baangerelateerde Investeringskorting (BIK), Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC). Op deze maatregelen is dit jaar € 21,9 mln aan omzet gerealiseerd. De overige mutaties zijn extra aanvullingen voor het Programma Verduurzaming Industrie (€ 3,7 mln), het MKB-innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) (€ 1,8 mln) en het Transitie Agenda Circulaire economie voor de Maakindustrie (CETAM) (€ 1,4 mln).

De omzet voor het DG Klimaat en Energie (K&E) is € 19,1 mln hoger dan de ontwerpbegroting. Dit is te verklaren door onder meer de regelingen die voortvloeien uit het klimaatakkoord, het expertisecentrum warmte, de intensivering van het duurzame energiebeleid en de oprichting van het loket mijnbouwschade.

De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen Bovengronds (€ 182,7 mln) is hoger dan begroot (€ 87,7 mln). In 2020 zijn echter significant meer schademeldingen afgehandeld dan was begroot. Hierdoor zijn in het jaar 2020 ook aanzienlijk meer kosten gemaakt voor onder andere de schade-experts. Daarnaast is in 2020 ook de Waardedaling regeling live gegaan.

De gerealiseerde omzet op de opdracht DG Groningen Bovengronds Kosten commissie is hoger dan begroot. Dit is te verklaren omdat in de realisatie naast de kosten van opdracht bureau Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) ook de kosten van de commissie IMG opgenomen zijn. In de begroting is alleen de opdracht ACVG geraamd. De realisatie in 2020 (€ 3,5 mln) is hoger dan in 2019 (€ 1,4 mln). Dit is te verklaren doordat de omzet uit de opdrachten bureau Adviescollege Veiligheid Groningen, Transitie NAM en oprichting ZBO IMG (totaal € 1,6 mln) in 2019 onder DG Groningen Bovengronds zijn opgenomen en niet onder DG Groningen Bovengronds kosten commissie.

De omzet voor de Chief Economist is € 1,3 mln hoger dan begroot, doordat de definitieve opdracht van 2020 hoger is uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. RVO.nl voert een viertal opdrachten uit voor de Chief Economist. Deze opdrachten zijn CE-markering, Raad van Deskundigen voor de nationale meetstandaarden, PIANOo en TenderNed

De omzet Overig is € 12,3 mln hoger dan begroot. Dit valt grotendeels te verklaren doordat de opdracht voor het Inkoop Uitvoeringscentrum groter was dan geraamd (€ 8,0 mln). Daarnaast was de opdracht Unit omgevingskennis groter dan begroot (€ 1,1 mln). Tot slot is omzet gerealiseerd welke niet was begroot voor Concordaat/END (€ 1,8 mln) en diverse overige opdrachten (€ 1,4 mln).

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 55,6% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tabel 88 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

182.980

216.077

33.097

203.537

Ministerie van Buitenlandse Zaken

115.231

107.675

‒ 7.556

104.397

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

23.094

35.692

12.598

26.556

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

15.210

20.586

5.376

17.986

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3.847

3.486

‒ 361

4.256

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

229

82

‒ 147

206

Ministerie van Justitie en Veiligheid

729

686

‒ 43

604

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

1.801

3.648

1.847

6.565

Overig

3.744

700

‒ 3.044

933

Totaal

346.865

388.631

41.766

365.040

De omzet vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt € 33,1 mln hoger uit dan begroot, onder andere omdat de definitieve opdracht van 2020 hoger is dan oorspronkelijk geraamd. Gedurende het jaar is er meerwerk verstrekt voor een bedrag van € 27,2 mln. Dit betrof onder andere opdrachten met betrekking tot de COVID-19 pandemie, zoals Regeling Sierteelt, particuliere opslagregeling melkpoeder, boter, kaas, rundvlees en schaap-/geitenvlees.

De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken valt in 2020 € 7,6 lager uit dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere kosten bij het Centrum ter Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI). De COVID-19 pandemie lag hieraan (deels) ten grondslag; ook bij enkele andere op het buitenland gerichte programma’s zijn door de COVID-19 pandemie vertragingen ontstaan en de kosten daarmee lager uitgevallen.

De opdracht vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stijgt met € 12,6 mln ten opzichte van de begroting. De toename is te verklaren doordat de definitieve opdracht hoger is dan geraamd en door de diverse meerwerk opdrachten zoals E-factureren (€ 1,4 mln), Internationale authenticatie (eIDAS) projecten (€ 2,4 mln), de Subsidie Energie Besparing Huis 2 (€ 3,1 mln) en RES (€ 2,2 mln).

De omzet vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is € 5,4 mln hoger dan begroot. Dit is veroorzaakt doordat de definitieve opdracht hoger was dan geraamd. Daarnaast was sprake van aanvullende opdrachten voor de thema’s Duurzame Mobiliteit (€ 2,4 mln), Circulaire Economie (€ 1,4 mln) en Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (€ 0,6 mln) en overige opdrachten (€ 1 mln).

De omzet vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is € 0,4 mln lager dan begroot. Deze omzet heeft betrekking op de regeling Praktijkleren.

De omzet vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport valt € 1,8 mln hoger uit dan begroot. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door hogere omzet op de opdracht Stimuleringsregeling E-Health Thuis (SET) en SET COVID-19 2.0.

De omzet Overig is € 3,0 mln lager dan verwacht ten tijde van de oorspronkelijke begroting. Het grootste deel van de omzet die in de begroting onder omzet Overig was geraamd heeft betrekking op Concordaat en is gerealiseerd onder omzet Overig Moederdepartement.

Tabel 89 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2020

Realisatie 2020

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2019

Europese Unie

4.261

3.052

‒ 1.209

2.385

Provincies

25.059

27.423

2.364

29.111

Overig

1.780

2.587

807

3.012

Totaal

31.100

33.062

1.962

34.508

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Europese Unie en de provincies. Van de totale omzet derden heeft 82,9% betrekking op de opdrachten van provincies.

De omzet provincies is € 2,4 mln hoger dan begroot. Aanvullende opdrachten voor het Subsidiestelsel Natuur en Landbouw en vanuit het Plattelands Ontwikkelingsprogramma 3 zijn verstrekt.

De omzet Overig is € 0,8 mln hoger dan begroot.

Vrijval voorzieningen

De vrijval van voorzieningen van € 0,2 mln heeft betrekking op de voorziening dubieuze debiteuren en een reorganisatievoorziening.

Bijzondere baten

In 2020 zijn bijzondere baten ontvangen voor een bedrag van € 0,1 mln. Dit betreffen diverse kleine incidentele posten.

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 27,4% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.

Personele kosten

De personele kosten vallen in totaal 23,1% (€ 82,5 mln) hoger uit dan begroot. Met name te verklaren door een groter werkpakket dan voorzien.

De begrote bezetting voor 2020 was 4.102 fte, waarvan 3.569 fte ambtelijk personeel en 533 fte externe inhuur. Gemiddeld in 2020 was 3.970 fte in ambtelijke dienst, per ultimo december 2020 was dit 4.084 fte. De gemiddelde bezetting externe inhuur bedroeg 644 fte in 2020, per ultimo december was dit 744 fte. 

De kosten voor eigen personeel zijn € 57,2 mln hoger dan geraamd, als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Daarnaast is doelbewust meer ingezet op verambtelijking van het personeel. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn gestegen van €82.300 naar € 86.975 per jaar. De stijging van de loonkosten is vooral te verklaren door een loonsverhoging ten gevolge van nieuwe CAO afspraken.

De kosten van externe inhuur zijn € 33,6 mln hoger dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door een stijging van het opdrachtenpakket. Daarnaast zijn ook de gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van €120.400 naar € 126.960 per jaar.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn in totaal 34,9% (€ 91,2 mln) hoger uitgevallen dan begroot. De stijging wordt onder meer veroorzaakt door de hogere bijdragen aan Shared Service Organisaties van € 12,8 mln. Daarnaast zijn op basis van voortschrijdend inzicht automatiseringskosten (niet zijnde DICTU kosten) die voorheen onder bijdrage aan SSO’s vielen, nu gepresenteerd onder apparaat ICT voor een bedrag van € 5,3 mln.

Ook zijn er hogere overige materiële kosten (€ 73,1 mln) als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Aanvullend werk vanuit de DG Groningen Bovengronds en COVID-19 gerelateerde opdrachten hebben kosten meegebracht die ten tijde van de begroting nog niet bekend waren.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële vaste activa zijn € 0,9 mln lager uitgevallen dan begroot. Verder zijn de afschrijvingskosten voor de immateriële vaste activa € 1,1 mln lager uitgevallen dan begroot.

Dotaties voorzieningen

De dotaties aan voorzieningen betreffen € 0,7 mln aan de voorziening debiteuren.

Bijzondere lasten

In 2019 zijn bijzondere lasten ontstaan (€ 0,08 mln).

Saldo van baten en lasten

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland sluit het jaar met een positief resultaat van € 26,7 mln. In dit resultaat zijn éénmalige bijzondere baten en lasten verwerkt.

Tabel 90 Balans per 31 december 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2020

Balans 2019

Activa

  

Vaste activa

37.366

23.626

Materiële vaste activa

824

2.287

waarvan grond en gebouwen

537

1.013

waarvan installaties en inventarissen

279

1.256

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

8

18

Immateriële vaste activa

36.542

21.339

Vlottende activa

161.417

145.697

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

2.353

1.796

Overige vorderingen en overlopende activa

14.320

34.816

Liquide middelen

144.744

109.085

Totaal activa

198.783

169.323

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

55.594

28.299

Exploitatiereserve

28.859

27.878

Onverdeeld resultaat

26.735

421

Voorzieningen

272

400

Langlopende schulden

17.480

14.326

Leningen bij het Ministerie van Financiën

17.480

14.326

Kortlopende schulden

125.437

126.298

Crediteuren

6.946

7.600

Belastingen en premies sociale lasten

795

706

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

11.746

8.766

Overige schulden en overlopende passiva

105.950

109.226

Totaal passiva

198.783

169.323

Toelichting op de balans

Debiteuren en nog te ontvangen bedragen

Onder de debiteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden (exclusief voorziening dubieuze debiteuren van € 0,5 mln):

Tabel 91 Debiteuren en nog te ontvangen bedragen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2019

Moederdepartement

455

4.046

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

553

12.134

Agentschap DICTU

2

0

Agentschap NVWA

51

19

Agentschap Telecom

0

0

Agentschap RVO.nl (beleidsadministratie)

172

1.355

Belastingdienst Centrum Facilitaire Dienstverlening

40

0

Belastingdienst Centrale Administratie

0

0

Bureau Inspectieraad

0

79

Centraal Planbureau

5

6

Logius

0

0

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

38

63

Ministerie van Buitenlandse Zaken

1.349

1.714

Ministerie van Defensie

57

71

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

40

34

Ministerie van Financiën

0

0

Ministerie van Justitie en Veiligheid

84

141

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

14

30

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

33

30

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

492

810

Immigratie en Naturalisatie Dienst

0

0

Rijksvastgoedbedrijf

41

1.767

Dienst Publiek en Communicatie

13

0

Rijkswaterstaat

92

38

Rijksacademie voor Financiën, Economie en Bedrijfsvoering

7

0

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

28

0

Derden

13.586

14.787

Totaal

17.151

37.124

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2020 € 55,6 mln. De maximale toegestane omvang van het eigen vermogen bedraagt € 35,4 mln, zijnde 5% van de gemiddede omzet over 2018, 2019 en 2020. Het eigen vermogen ultimo jaar 2020 is € 20,2 mln hoger dan het toegestane maximum. Dit surplus eigen vermogen zal worden uitgekeerd aan het moederdepartement EZK. Uiterlijk bij eerstvolgende suppletoire wet zal worden aangegeven hoe dit hersteld is bij besluit van het Moederdepartement van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Onder de Directe mutaties in het eigen vermogen is de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van € 0,6 mln voor de herinrichting apparaatsartikelen opgenomen.

Tabel 92 Vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

1. Eigen vermogen per 1/1

18.008

18.347

26.367

28.299

2. Saldo van baten en lasten

339

8.020

421

26.735

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

0

0

1.511

559

‒ 3a uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen

0

0

1.511

559

‒ 3c overige mutaties

0

0

0

0

4. Eigen vermogen per 31/12

18.347

26.367

28.299

55.594

Tabel 93 Verloop en stand van de voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2020

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2020

Stand voorziening Herbeleggen Facilitaire Dienst (HFD)

400

0

0

128

272

Totaal voorziening HFD

400

0

0

128

272

Crediteuren en nog te betalen bedragen

Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement EZK, overige departementen en derden:

Tabel 94 Crediteuren en nog te betalen bedragen (bedragen x 1.000)
 

2020

2019

Moederdepartement EZK

10.591

28.730

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

0

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

3.939

607

Agentschap DICTU

17.329

4.431

Agentschap NVWA

234

924

Ministerie van Algemene Zaken

2

0

Ministerie van Buitenlandse Zaken

8.928

6.450

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

11.229

10.145

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

2.278

1.599

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

679

487

Ministerie van Financiën

11.824

9.255

Ministerie van Justitie en Veiligheid

273

246

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

133

0

Belastingdienst

2.216

1.347

Rijkswaterstaat

110

194

Rijksdienst voor Wegverkeer

0

0

Dienst Publiek en Communicatie

7

460

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

0

0

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

234

344

Rijksvastgoedbedrijf

0

1.698

Ministerie van Defensie

0

130

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

315

33

De Autoriteit Consument & Markt

0

0

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Dienst Geest. Verz. (DGV) en BBA

0

18

Centraal Justitieel Incasso Bureau

0

2

Dienst  Uitvoering Onderwijs

0

21

Interdepartementale Post- en Koer.dienst IPKD

22

30

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

97

0

Immigratie en Naturalisatie Dienst

54

0

Algemene Rekenkamer

16

0

Derden

54.929

59.145

Totaal

125.437

126.297

Tabel 95 Kasstroomoverzicht over 2020 (bedragen x € 1.000)
  

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2020 + stand depositorekeningen

133.610

109.085

‒ 24.525

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

629.683

849.532

219.849

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 620.327

‒ 798.344

‒ 178.017

2.

Totaal operationele kasstroom

9.356

51.188

41.832

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 11.000

‒ 23.291

‒ 12.291

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1.069

1.069

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 11.000

‒ 22.222

‒ 11.222

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

559

559

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 10.242

‒ 8.766

1.476

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

11.000

14.900

3.900

4.

Totaal financieringskasstroom

758

6.693

5.935

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2020 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 mln.

132.724

144.744

12.020

Toelichting kasstroomoverzicht

De gerealiseerde operationele kasstroom is € 41,8 mln hoger dan begroot. De gerealiseerde investeringskasstroom is € 11,2 mln lager dan verwacht. In 2020 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 2,7 mln) en activa in aanbouw (€ 22,8 mln). In materiële activa is geïnvesteerd in installaties en inventarissen (€ 0,5 mln) en in overige materiële vaste activa is niet geïnvesteerd.

Het beroep op de leenfaciliteit is € 3,9 mln hoger dan begroot als gevolg van een hoger investeringsniveau.

Tabel 96 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2020

Omschrijving

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Begroting 2020

Inputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Verhouding direct/indirect personeel

88%

89%

83%

83%

84%

      

Outputindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Tariefindex in reële termen

99,90%

101%

100,1%

103,3%

100%

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

3.229

3.557

3.906

4.084

3.569

      

Kwaliteitsindicatoren

     

Kernindicatoren

     

Klanttevredenheid

7,2

7,3

7,4

7,5

7,3

Gehonoreerde bezwaarschriften

34%

36%

36%

41%

25%

Toelichting

Inputindicatoren

De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (83%/17%) wijkt 1% af ten opzichte van de begroting (84%/16%).

Outputindicatoren

Het aantal ambtelijke fte ultimo 2020 is 4.084 fte, dit is hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO.nl. Dit is voornamelijk door meerwerk aan opdrachten vanwege de COVID-19 pandemie.

Kwaliteitsindicatoren

De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten en is met een score van 7,5 hoger dan de begroting 2020.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften (41%) is hoger dan de begroting 2020 (25%). 

In totaal zijn in 2020, 9812 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 3.981 bezwaren gegrond zijn verklaard, ca. 41%. Dit percentage is iets hoger dan in 2019 (36%). Van de afgehandelde bezwaren hadden 2.732 betrekking op de nieuwe TOGS regeling (51% gegrond), 1.122 betrekking op de fosfaatregeling (64% gegrond) en 1.026 betrekking op de Basisbetalingsregeling (55% gegrond). Deze drie regelingen vertegenwoordigen een groot aandeel in het totaalbeeld.

10. Saldibalans

Tabel 97 Saldibalans per 31 december 2020 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2020

 

31-12-2019

 

Passiva

31-12-2020

 

31-12-2019

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

8.937.158

 

5.337.063

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

5.238.211

 

3.454.547

3

Liquide middelen

24.926

 

15.127

     

4

Rekening-courant RHB1

0

 

0

4a

Rekening-courant RHB

3.668.847

 

1.835.405

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

4.984.399

 

3.792.656

5a

Begrotingsreserves

4.984.399

 

3.792.656

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

30.156

 

37.413

7

Schulden buiten begrotingsverband

85.183

 

99.651

8

Kas-transverschillen

        

Subtotaal intra-comptabel

13.976.640

 

9.182.259

Subtotaal intra-comptabel

13.976.640

 

9.182.259

          

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

0

 

0

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

0

10

Vorderingen

3.191.213

 

2.263.455

10a

Tegenrekening vorderingen

3.191.213

 

2.263.455

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

10.267.723

 

7.845.293

12a

Tegenrekening voorschotten

10.267.723

 

7.845.293

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

4.383.502

 

3.467.092

13

Garantieverplichtingen

4.383.502

 

3.467.092

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

59.626.752

 

55.741.495

14

Andere verplichtingen

59.626.752

 

55.741.495

15

Deelnemingen

1.428.826

 

1.411.921

15a

Tegenrekening deelnemingen

1.428.826

 

1.411.921

Subtotaal extra-comptabel

78.898.016

 

70.729.256

Subtotaal extra-comptabel

78.898.016

 

70.729.256

          

Totaal

92.874.656

 

79.911.515

Totaal

92.874.656

 

79.911.515

X Noot
1

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.

Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.

Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Balanspost 1

Uitgaven ten laste van de begroting 2020

8.937.158

De uitgaven over 2020 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 5, en 40.

Balanspost 2

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2020

5.238.211

De ontvangsten over 2020 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 5, en 40.

Balanspost 3

Liquide Middelen

24.926

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.

 

De post liquide middelen bestaat uit de aanwezige banksaldi bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstelling Midden en Klein Bedrijf Kredieten.

Balanspost 4

Rekening-Courant Rijkshoofdboekhouding

3.668.847

Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen EZK en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.

Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2020 van het Ministerie van Financiën.

Balanspost 5

Begrotingsreserves

4.984.399

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die EZK aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.

 

EZK maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is er bij de betreffende begrotingsartikelen informatie opgenomen over toevoegingen aan en onttrekkingen uit de begrotingsreserves aangevuld met relevante feiten en of ontwikkelingen.

Tabel 98 Begrotingsreserves

Specificatie begrotingsreserves:

Saldo 31-12-2019

Toevoegingen

Onttrekkingen

Saldo 31-12-2020

Artikel

Garantie Ondernemersfinanciering

71.210

178.244

324

249.130

2

Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB)

108.333

229.642

0

337.975

2

Groeifaciliteit

24.546

890

10.000

15.436

2

Garantie MKB-financiering

9.696

10.517

0

20.213

2

Klein Krediet Corona

0

164.763

0

164.763

2

ECN verstrekte leningen

6.600

0

0

6.600

4

Aardwarmte

21.974

0

4.475

17.499

4

Duurzame Energie

3.155.088

1.253.715

236.020

4.172.783

4

Maatregelen CO2 reductie

395.210

0

395.210

0

4

      

Totaal

3.792.657

1.837.771

646.029

4.984.399

 
Balanspost 6

Vorderingen buiten begrotingsverband

30.156

Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.

 
Tabel 99 Vorderingen buiten begrotingsverband

De vorderingen buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Opdrachten derden

29.182

Salarisvorderingen

660

Overige vorderingen

314

  

Totaal

30.156

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.

Salarisvorderingen

Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.

Balanspost 7

Schulden buiten begrotingsverband

85.183

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.

 
Tabel 100 Schulden Buiten Begrotingsverband

De schulden buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Opdrachten derden

75.117

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

7.116

Overige schulden

2.950

  

Totaal

85.183

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

Door RVO.nl geinde bedragen voor derden. Deze dienen nog verrekend te worden, het betreft onder andere het Europees Octrooibureau (EOB).

Balanspost 9

Rechten

0

Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.

 
Balanspost 10

Vorderingen

3.191.213

De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van EZK.

 
Tabel 101 Vorderingen

De vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Direct opeisbare vorderingen

572.972

Op termijn opeisbare vorderingen

1.943.429

Geconditioneerde vorderingen

674.812

  

Totaal

3.191.213

Tabel 102 Direct opeisbare vorderingen

De direct opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

522.407

Vorderingen inzake uitvoering beleid

40.054

Opgelegde boetes ACM

4.952

Overige vorderingen

5.559

  

Totaal

572.972

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Het betreft de nog door de NAM te betalen vergoedingen over het 3e en 4e kwartaal 2020 die samenhangen met de uitvoeringskosten en schadevergoedingen die het IMG doet op basis van de Tijdelijke wet Groningen.

Vorderingen inzake uitvoering beleid

EZK heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en het verstrekken van vergunningen en het opleggen van heffingen voor diverse economische activiteiten.

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd.

Overige vorderingen

In de post overige vorderingen is € 5.387 opgenomen betreffende een overschrijding van de WNT norm die in 2021 teruggevorderd zal worden.

Tabel 103 Op termijn opeisbare vorderingen

De op termijn opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Leningen

824.157

Kredietregelingen RVO.nl

700.741

AT veilingopbrengsten

411.090

Opgelegde boetes ACM

5.744

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

976

Overige vorderingen

721

  

Totaal

1.943.429

Leningen

De opname van de financieringen van overbruggingsleningen inzake de coronamaatregelen heeft er toe geleid dat in de saldibalanspost vorderingen de rubricering van leningen en geconditioneerde vorderingen is herzien. Om te komen tot een meer eenduidige indeling is de regeling of verplichting tot terugbetaling nadrukkelijker het uitgangspunt. Hierdoor zijn een aantal geconditioneerde vorderingen ten opzichte van 2019 verschoven naar de leningen.

Tabel 104 Leningen

De leningen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Corona-OverbruggingsLening (COL)

291.740

Participatie Maatschappij Oost Nederland bv

147.573

Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

118.154

Microkrediet Nederland

46.296

Pallas

41.702

B.V. Finance Continuïteit IHC

40.000

Fibrant

30.000

Provincie Limburg

15.882

Biopartner

13.524

BOM

13.084

Stichting voor Technische Wetenschappen (STW)

13.008

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

12.300

Overige leningen

40.894

  

Totaal

824.157

Kredietregelingen RVO.nl

RVO.nl voert een aantal regelingen uit waarbij kredieten voor diverse beleidsdoelstellingen beschikbaar worden gesteld. Het gaat hier onder andere om kredieten voor technische ontwikkeling, elektronische diensten ontwikkeling, milieugerichte productontwikkeling, technische ontwikkelingsprojecten, startende ondernemingen en vroege fase financiering. De aanvragers kunnen een vooraf overeengekomen tijd over deze kredieten beschikken en betalen de kredieten terug als bepaalde verwachte ontwikkelingen en of condities zich hebben voorgedaan zoals het behalen bepaalde omzet, winst, rendementen, aandelenverkoop, etc.

AT veilingopbrengsten

Het betreft hier de vordering op vergunninghouders inzake de multibandveiling 2020.

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd. Voor deze vorderingen zijn door ACM betalingsregelingen getroffen.

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

Dit betreft de per 31 december 2020 verschuldigde wettelijke rente over de door ACM opgelegde boetes.

Tabel 105 Geconditioneerde vorderingen

De geconditioneerde vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Nederlandse Defensie Industrie

431.716

Borgstelling MKB-kredieten

147.742

Garantieregelingen

76.247

Overige vorderingen

19.107

  

Totaal

674.812

Nederlandse Defensie Industrie

Deze vordering geeft weer welke bedragen de Nederlandse overheid tegoed heeft van de industrie voor deelname in de ontwikkelingsfase van de F-35.

Borgstelling MKB-kredieten

Op basis van het besluit Borgstelling Midden Kleinbedrijf (BBMKB) verstrekken deelnemende banken krediet aan een ondernemer onder garantie (borgstelling) van de Staat. Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Garantieregelingen

Met deze regelingen worden ondernemers in staat gesteld om bankleningen te verkrijgen zodat ondernemen mogelijk blijft. EZK staat garant voor de leningen waardoor het risico voor de bank op de bedrijfsfinanciering kleiner wordt. Bij aanspraak van de bank op de garantie betaalt RVO.nl de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Balanspost 11

Schulden

0

De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van EZK zijn ontvangen.

 
Balanspost 12

Voorschotten

10.267.723

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

 
Tabel 106 Voorschotten ouderdomsoverzicht

Beleidsartikelen

2016 en eerder

2017

2018

2019

2020

Totaal

01. Goed functionerende economie en markten

55

326

1.567

9.130

183.762

194.840

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

386.252

167.753

198.477

273.572

1.790.717

2.816.771

03. Toekomstfonds

0

224

2.190

1.383

3.127

6.924

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

1.526.873

906.007

1.294.464

1.395.782

1.977.985

7.101.112

05. Een veilig Groningen met perspectief

0

33.916

150

573

35.490

70.130

       

Buiten begrotingsverband

525

4.799

5.616

5.707

61.297

77.944

       

Totaal

1.913.706

1.113.026

1.502.465

1.686.148

4.052.377

10.267.722

Tabel 107 Verloopstaat voorschotten

Verloop van voorschotten gedurende het dienstjaar 2020

Bedrag

Beginstand 31 december 2019

7.845.293

Verstrekte voorschotten

4.488.685

Eindafgerekende voorschotten

‒ 2.066.256

Eindstand 31 december 2020

10.267.722

De mutaties buiten begrotingsverband hebben betrekking op voorschotten die namens EZK zijn verstrekt maar waarvan financiering door derden plaatsvindt. De voorschotten die EZK heeft verstrekt namens de volgende opdrachtgevers zijn niet in de openstaande voorschotten buiten begrotingsverband meegenomen:

  • Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • Ministerie van Justitie en Veiligheid;

  • De provincies.

Balanspost 13

Garantieverplichtingen

4.383.502

De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.

 
Tabel 108 Verloop van de garantieverplichtingen

Beleidsartikelen

Stand per 31-12-2019

In 2020 aangegaan +

Bijstellingen -/-

Uitgaven -/-

Stand per 31-12-2020

01. Goed functionerende economie en markten

0

0

0

0

0

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

2.673.616

1.669.957

679.082

24.039

3.640.451

03. Toekomstfonds

0

0

0

0

0

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

793.475

0

45.950

4.475

743.050

05. Een veilig Groningen met perspectief

0

0

0

0

0

      

Totaal

3.467.091

1.669.957

725.032

28.515

4.383.501

Onder de post garantieverplichtingen zijn ook opgenomen de garantieverplichtingen die vallen onder het domein van het schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën. Dit is aan de orde bij artikel 4 (COVA).

Balanspost 14

Andere verplichtingen

59.626.752

Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.

 
Tabel 109 Verloop van de andere verplichtingen

Beleidsartikelen

Stand per 31-12-2019

In 2020 aangegaan +

Bijstellingen -/-

Uitgaven -/-

Stand per 31-12-2020

01. Goed functionerende economie en markten

27.238

226.206

424

230.937

22.083

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

1.084.161

4.579.277

6.368

3.554.226

2.102.844

03. Toekomstfonds

439.281

510.706

39.441

440.276

470.270

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

53.896.202

9.775.219

3.041.229

3.670.468

56.959.723

05. Een veilig Groningen met perspectief

43.565

726.384

36.850

717.746

15.353

40. Apparaat EZK

0

294.989

0

294.989

0

Buiten begrotingsverband

251.046

75.627

199.060

71.135

56.478

      

Totaal

55.741.494

16.188.408

3.323.372

8.979.778

59.626.751

Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 40 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.

Voor de andere verplichtingen is voor wat betreft het onderdeel buiten begrotingsverband dezelfde verantwoordingswijze toegepast als bij de openstaande voorschotten.

Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingent zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedurese borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Tweede Kamer kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. 

Investeringsfonds Zeeland

De Staatssecretaris van EZK heeft de Tweede Kamer op 12 november 2020 geïnformeerd over een vermogensstorting in Investeringsfonds Zeeland B.V. naar aanleiding van Compensatiepakket Zeeland (Kamerstuk 33 358, nr. A 31). In 2021 tekenen het Ministerie van EZK, Provincie Zeeland en Impuls Zeeland een bestuursakkoord waarin afspraken staan over de verdeling van de middelen over de fondsen van Investeringsfonds Zeeland ten behoeve van innovatiefinanciering en het verbeteren van het vestigingsklimaat. Na ondertekening van de bestuursovereenkomst worden de middelen gestort in Investeringsfonds Zeeland. Deze verplichtingen worden in de komende jaren in de financiële administratie vastgelegd.

Groeifonds Flevoland

Het Ministerie van EZK heeft de Tweede Kamer op 20 februari 2020 geïnformeerd over deelname in het Groeifonds Flevoland (Kamerstuk 29 697 nr. 84). Na ondertekening van de bestuursovereenkomst in 2021 worden de middelen gestort in het Groeifonds Flevoland. Deze verplichtingen worden in de komende jaren in de financiële administratie vastgelegd.

Balanspost 15

Deelnemingen

1.428.826

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten-, naamloze-, commanditaire vennootschappen en internationale instellingen opgenomen.

 
Tabel 110 Deelnemingen

Naam deelneming

Nominaal

Betaald

 
 

Ultimo 2019

Ultimo 2020

Ultimo 2019

Ultimo 2020

Deelnemings percentage

N.V. NOM

25.950

25.950

25.950

34.856

50,0

N.V. BOM

16.587

16.587

20.501

20.501

49,9

ROM Innovation Quarter B.V.

25.000

25.000

25.000

25.000

40,2

N.V. LIOF

26.625

26.625

26.625

26.625

50,0

GasTerra B.V.

18.000

18.000

18.000

18.000

10,0

EBN N.V.

128.138

128.138

1.242.281

1.242.281

100,0

Oost N.V.

32.751

32.751

45.716

45.716

54,6

NPEX B.V.

14

14

1.347

1.347

15,7

Investeringsfonds Zeeland B.V.

2

2

6.500

6.500

47,3

ROM Regio Utrecht B.V.

0

4

0

8.000

36,4

      

Totaal

273.067

273.071

1.411.920

1.428.826

 

11. WNT-verantwoording 2020 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2020 € 201.000.

Naast de hieronder vermelde functionarissen, zijn er geen andere functionarissen die in 2020 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2020 geen ontslaguitkeringen betaald, die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn in 2020 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt.

Tabel 111 Bezoldiging van topfunctionarissen

Naam instelling

Naam topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2019)

Op externe inhuur-basis (nee; <= 12 kalender-mnd; > 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2019)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2019)

Totale bezoldiging in 2020 (+ tussen haakjes bedrag in 2019)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum

Motivering en bedrag (indien overschrijding)

Nederlandse Emissieautoriteit

D. Corbey

Voorzitter

 

30-6-2020

0,25 (0,30)

nee

21.152 (58.120)

 

21.152 (58.120)

25.125

 

Nederlandse Emissieautoriteit

A.B.M. Hoff

Bestuurslid

 

31-3-2020

0,09 (0,09)

nee

3.941 (15.688)

 

3.941 (15.688)

4.523

 

Nederlandse Emissieautoriteit

J.C.M. Sap

Bestuurslid

1-7-2020

 

0,11

nee

8.894

1.161

10.055

11.055

 

Nederlandse Emissieautoriteit

M.P.C. Bressers

Directeur-bestuurder

1-1-2020

 

1,00

nee

140.278

20.907

161.185

201.000

 

Nederlandse Emissieautoriteit

J.F. de Leeuw

Bestuurslid

1-2-2020

 

0,10

nee

15.323

 

15.323

18.425

 

Autoriteit Consument en Markt

F.J.H. Don

Bestuurslid

 

1-2-2020

0,89 (0,87)

nee

30.525 (155.398)

1.631 (18.443)

32.156 (173.841)

14.908

1

Autoriteit Consument en Markt

Dhr. T.M. Snoep

Voorzitter

  

1,00 (1,00)

nee

176.969 (166.668)

21.797 (20.934)

198.766 (187.602)

201.000

 

Autoriteit Consument en Markt

Mevr. C.M.L. Hijmans van den Bergh

Bestuurslid

  

1,00 (1,00)

nee

177.144 (170.251)

21.822 (20.957)

198.967 (191.208)

201.000

 

Autoriteit Consument en Markt

Mevr. M.R. Leijten

Bestuurslid

1-3-2020

 

1,00

nee

140.351

18.226

158.577

167.500

 

Staatstoezicht op de Mijnen

Dhr. B.D. Goense

Directeur-bestuurder

  

1,00 (1,00)

nee

185.180 (171.492)

21.980 (21.083)

207.159 (192.575)

201.000

2

Staatstoezicht op de Mijnen

Mevr. F. Kiewiet de Jonge-Lulofs

Directeur-bestuurder

  

1,00 (1,00)

nee

199.014 (134.142)

20.655 (19.808)

219.669 (153.950)

201.000

3

Instituut Mijnbouwschade Groningen

prof. mr. S.C.J.J. Kortmann

Voorzitter bestuur IMG

1-7-2020

 

1,00

nee

60.153

 

60.153

100.500

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

mr. M.T.j. Bouwes

Bestuurslid IMG

1-7-2020

 

0,89

nee

53.728

 

53.728

89.445

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

mr. G.M. van den Broek

Bestuurslid IMG

1-7-2020

30-9-2020

0,84

nee

38.802

 

38.802

42.210

4

Instituut Mijnbouwschade Groningen

prof. mr. P.J.J. van Buuren

Plv. voorzitter bestuur IMG

1-7-2020

 

0,44

nee

26.931

 

26.931

44.220

 

Instituut Mijnbouwschade Groningen

ing. J.C. de Pagter

Bestuurslid IMG

1-7-2020

 

0,44

nee

49.607

 

49.607

44.220

5

Instituut Mijnbouwschade Groningen

prof. dr. E. Giebels

Bestuurslid IMG

1-10-2020

 

0,44

nee

   

22.110

6

X Noot
1

De overschrijding bij dhr. F.J.H. Don heeft te maken met de nabetaling van vakantiegeld/vakantiedagen. Conform art. 3 lid 2 Uitvoeringsregeling WNT is het toegestaan.

X Noot
2

Overschrijding van de WNT-norm bij dhr. B.D. Goense is door de invoering van IKB waarbij eenmalig in 2020 meer IKB-budget is overgemaakt. Conform art. 3 lid 2 Uitvoeringsregeling WNT is het toegestaan.

X Noot
3

Mevr. F. Kiewiet de Jonge-Lulofs: foutief teveel salaris overgemaakt waardoor de WNT-Norm is overschreden. Deze fout is bij constatering aangekaart en herstelactie in gang gezet in 2020. Herstel heeft plaatsgevonden in maart 2021.

X Noot
4

Mr. G.M. van den Broek is gedetacheerd vanuit Universiteit en ontvangt salaris van werkgever. Heeft alléén met OV gereisd.

X Noot
5

Bij dhr. J.C. de Pagter is overschrijding van de WNT norm geconstateerd. EZK zal hierover in gesprek gaan met IMG. Afhankelijk van de uitkomst van de gesprekken zullen, vervolgstappen worden genomen en zal eventueel een handhavingsprocedure gestart worden.

X Noot
6

Prof dr. E. Giebels heeft in 2020 geen vacatiegelden ontvangen van IMG. Reiskosten zijn pas gedeclareerd in 2021.

Tabel 112 Bezoldiging van niet-topfunctionaris boven het individueel toepasselijk drempelbedrag

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2019)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2019)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2019)

Totale bezoldiging in 2020 (+ tussen haakjes bedrag in 2019)

Individueel toepasselijk drempelbedrag

Motivering

Instituut Mijnbouwschade Groningen

Lid Bezwaar Advies Commissie

1-7-2020

30-11-2020

0,44

71.248

 

71.248

36.850

1

X Noot
1

Overschrijding van het drempelbedrag: is het gevolg vanwege de grote hoeveelheid te verwerken schadegevallen en daarmee samenhangend meer binnenkomende bezwaarschriften, hetgeen voor meer uren heeft gezorgd dan de uren die voorzien waren.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT's) en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's)

Tabel 113 Overzichtstabel inzake RWT’s en ZBO’s van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (bedragen x € 1.000)

Naam ZBO/RWT

Begrote bijdrage moederdepartement aan ZBO/RWT

Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan ZBO/RWT

Begrote bijdrage overige departementen

Gerealiseerde bijdrage overige departementen

Bijzonderheden

Centraal Bureau voor de Statistiek

148.386

153.283

615

5.435

Nee

Edelmetaal Waarborg Nederland

  

Nee

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

  

Nee

Kamer van Koophandel

116.980

120.6481

10.121

11.332

Nee

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet

  

Nee

Nederlandse Emissieautoriteit

80

232

  

Nee

Raad voor de Accreditatie

265

263

47

Nee

Bestuur Autoriteit Consument en Markt

736

632

650

645

Nee

Instituut Mijnbouwschade Groningen

7232

  

Nee

Stichting COVA

111.000

94.845

  

Nee

TNO

201.815

241.244

984

Nee

VSL

9.483

10.706

  

Nee

De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen instanties en erkende keurders

  

Nee

WaarborgHolland

  

Nee

X Noot
1

Betreft Rijksbijdrage 2020. Dit bedrag is exclusief de budgetfinanciering van het Handelsregister groot € 4.903.000.

X Noot
2

De kosten van het bestuur TCMG/IMG in 2020 waren in totaal € 1.811.249. Hiervan viel 1.038.436 in de periode tot en met 1 juli, toen de voorloper van het IMG, de TCMG nog operationeel was. De kosten vanaf 1 juli 2020, toen het IMG werd opgericht bedroegen € 722.813.

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Tabel 114 Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Goed functionerende economie en markten

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Commissie van Aanbestedingsexperts

2019

Kamerstuk 34 252, nr. 13

 

Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet

2019

Kamerstuk 33 159, nr. 3

 

Evaluatie van de instellingen onder de waarborgwet

2022

Evaluatie is uitgesteld tot de nieuwe Waarborgwet 2019 twee jaar in werking is. (deze is op 1 juli 2020 in werking getreden).

 

Raad voor de Accreditatie

2021

Evaluatie is uitgesteld naar 2021.

 

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

2020

Kamerstuk 25 268, nr. 195

 

Adviesgroep Gids Proportionaliteit

2021

Evaluatie is gestart en wordt in 2021 afgerond.

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
 

Agentschap Telecom

2020

Doorlichting Agentschap Telecom

 

Cyberweerbaarheid

2020

Cyberweerbaarheid onder zzp'ers

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 1

Evaluatie Autoriteit Consument en Markt (ACM)

Andersson Elffers Felix heeft de ACM over de periode 2015-2020 geëvalueerd. Daarbij is het functioneren van de ACM getoetst op doeltreffendheid, doelmatigheid en toekomstbestendigheid. Het algemene beeld is overwegend positief: de ACM heeft in een complex en dynamisch speelveld een belangrijke bijdrage geleverd aan goed functionerende markten, ordentelijke marktprocessen en de bescherming van consumenten.

AEF geeft zes specifieke aanbevelingen voor de ACM, te weten:

1. Blijf binnen het wettelijk kader oog houden voor publieke belangen;

2. Communiceer duidelijk over de redenering achter gemaakte keuzes en verschillende rollen;

3. Breng outcome en output beter in beeld;

4. Werk verder aan zelfreflectie en het zelflerend vermogen van de organisatie;

5. Stel een integrale langetermijnplanning op;

6. Kijk met bedrijven hoe de doelmatigheid van het toezicht verder kan worden versterkt.

Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen. De ACM en EZK gaan hiermee aan de slag, zoals omschreven in de kabinetsreactie op de evaluatie (Kamerstuk 25 268, nr. 195).

Doorlichting Agentschap Telecom

Over het algemeen heeft AT succesvol invulling gegeven aan de aanbevelingen uit de doorlichting van 2013. Ten aanzien van de governance zijn er stappen gezet om deze meer in lijn met het voorkeursmodel uit de Regeling Agentschappen te brengen en de rollen verder te formaliseren. AT is doelmatiger gaan werken door actieve sturing op kostendekkendheid van producten/diensten. Tevens is de transparantie van tarieven verbeterd. Daarnaast zijn er ook enkele aandachtspunten. Het is onder andere wenselijk dat AT onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening een integraal onderdeel van de processen binnen AT maakt. Daarnaast wordt ook aanbevolen om in samenspraak met de opdrachtgever(s) en eigenaar, binnen de mogelijkheden van de begrotingsregels, te onderzoeken op welke wijze er meer financieringszekerheid kan worden geboden. AT zal een implementatieplan opstellen, zodat de aanbevelingen die voortkomen uit het rapport ook opvolging krijgen.

Cyberweerbaarheid

Het CBS heeft in opdracht van EZK/DTC de cyberweerbaarheid van zzp’ers onderzocht door een secundaire analyse van een vijftal bestaande statistieken. Deze verkenning is gedaan aan de hand van vier pijlers: 1) werk gerelateerd ICT gebruik, 2) kennis over internetveiligheid 3) gedrag en 4) slachtofferschap van hacken. Uit deze verkenning bleek dat werk gerelateerd ICT gebruik bij zzp’ers hoog is: 96% van de zzp’ers maakt gebruik van computers of mobiele telefoons en ruim de helft van de zzp’ers gebruikt online kanalen om klanten te werven. De verkenning heeft tevens uitgewezen dat de basis voor veilig digitaal ondernemen niet altijd op orde is. De verkenning maakte tevens duidelijk dat bedrijfsactiviteiten en de daarbij behorende digitale werkwijze bij zzp-ers niet aansluiten bij gewone burgers zonder bedrijf en niet bij bedrijven die wel personeel in dienst hebben. Om de cyberweerbaarheid van zzp’ers goed in kaart te brengen is het advies van het CBS om gebruik te maken van een nieuw onderzoek waarbij gerichte vragen gesteld kunnen worden. Naast afzonderlijk onderzoek ziet de verkenning mogelijkheden om goede kwaliteit gegevens over zzp’ers te verkrijgen door aan te sluiten bij, en uitbreiden van, een aantal bestaande onderzoeken.

Tabel 115 Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: Innovatief en duurzaam ondernemen1

2020

Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Eureka / Eurostars / JTI’s

2020

Kamerstuk 33 009, nr. 1711

 

Garantie Ondernemingsfinanciering

2020

Kamerstuk 35 420, nr. 154

 

Groene Groei

2020

Kamerstuk 33 043, nr. 103

 

Toerisme / NBTC

2019

Kamerstuk 26 419, nr. 75

 

WBSO/RDA

2019

Kamerstuk 32 637, nr. 358

 

Evaluatie NFIA

2020

Kamerstuk 32 637, nr. 415

 

NWO-TTW

2020

Kamerstuk 29 338, nr. 221

 

Fiscale regelingen startups

2021

Is verzet naar 2021

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
    
X Noot
1

De beleidsdoorlichting van artikel 2 liep mee in de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» van de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord. Hierdoor kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 2

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en artikel 3 Toekomstfonds

In 2020 zijn de financiële interventies van het bedrijvenbeleid zoals opgenomen in de artikelen 2 («Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei») en 3 («Toekomstfonds») van de EZK-begroting doorgelicht. Hiertoe zijn alle uitgevoerde evaluaties van instrumenten in de periode 2014-2019 op een rij gezet in welke mate deze instrumenten doeltreffend en doelmatig zijn. Het uitgevoerde onderzoek is onderworpen aan een externe toetsing en validering. Deze «second opinion» is uitgevoerd door prof. dr. Carl Koopmans, Hoogleraar Beleidsevaluatie van de Vrije Universiteit van Amsterdam. Twee derde deel van de instrumenten van het bedrijvenbeleid blijkt doeltreffend. Vooral voor de fiscale innovatiestimulering (WBSO) en ook voor de Innovatiekredieten zijn substantiële additionele effecten van het beleid vastgesteld. Ook van de innovatiemaatregelen die zich richten op kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en bedrijven en op publiek-private onderzoeksamenwerking, een kerndoel van het beleid en een belangrijk middel om innovaties tot stand te laten komen, is het aannemelijk dat ze in meer of mindere mate additionaliteit realiseren. Op het terrein van ondernemerschapsbevordering is relatief weinig bekend over de additionaliteit van met name het fiscale beleid. Uit de evaluaties blijkt dat bij ongeveer één derde van de instrumenten (veelal de grote instrumenten zoals de WBSO, het Innovatiekrediet, de TKI’s, de MIT en de wet-KvK) ook de doelmatigheid kon worden aangetoond. Enkele instrumenten (SIS, GSF en Actal) bleken ondoelmatig en zijn ondertussen gestopt. Voor de overige instrumenten (grofweg de helft) kon op basis van de uitgevoerde evaluaties en beschikbare informatie de (macro)doelmatigheid niet worden vastgesteld. Vaak zijn daar methodologische of datatechnische achtergronden de reden van.

Evaluatie Eureka/Eurostars/JTI's

Op 9 juli 2020 is de evaluatie van de Nederlandse deelname aan Eurostars, Eureka Clusters en JTI’s naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Uit enquêteonderzoek komt een positief beeld naar voren over de doeltreffendheid van de drie onderzochte regelingen. Bedrijven met een toegewezen projectaanvraag hebben aangegeven dat deelname aan de regelingen vooral bevorderlijk is voor meer en betere internationale R&D-samenwerking, het verwerven van nieuwe technologische kennis en een snellere doorlooptijd van innovaties. De enquête-uitkomsten duiden er ook op dat de regelingen projecten mogelijk maken die zonder subsidie niet of in een kleinere omvang tot stand zouden komen. In het geval van Eurostars waren er voldoende data beschikbaar voor het uitvoeren van een econometrische analyse met behandel- en controlegroepen. In deze analyse zijn significante positieve effecten van de regeling gevonden als het gaat om investeringen in R&D. Er zijn geen significante effecten gevonden op productiviteit en andere bedrijfsprestaties. Effecten daarop liggen waarschijnlijk verder in de tijd en vallen zo mogelijk buiten de evaluatieperiode. Naar het oordeel van de onderzoekers is de doelmatigheid van de regelingen vergelijkbaar met die bij andere subsidieregelingen. De positieve uitkomsten van de evaluatie geven onderbouwing om de Nederlandse inzet op deze instrumenten te continueren.

Evaluatie Garantie Ondernemingsfinanciering

Het primaire doel van de Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)-regeling is het stimuleren van additionele kredietverlening door het verkleinen van het risico voor banken. De GO-regeling is in 2020 geëvalueerd door Dialogic. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van zowel kwalitatieve als kwantitatieve onderzoeksmethoden, bestaande uit: deskstudie, portfolio-analyse, microdata-analyse en interviews. Het evaluatierapport is op 28 oktober 2020 met een brief aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de evaluatie is gebleken dat de GO, vooral in tijden van crisis, ondernemingen met goede plannen aan financiering heeft geholpen die anders niet of in onvoldoende mate aan financiering zouden zijn gekomen. Per saldo is de beschikbaarheid van financiering voor ondernemingen met een financieringsbehoefte toegenomen en is het aannemelijk dat de GO positief heeft uitgewerkt op bedrijfsprestaties. De GO-regeling wordt steeds doelmatiger uitgevoerd; de uitvoeringskosten dalen harder dan het aantal aanvragen. De GO-regeling is kostendekkend. De inkomsten (provisie) zijn structureel hoger dan de uitgaven (uitvoeringskosten en verliesdeclaraties).

Evaluatie Programma Groene Groei

Op 30 maart 2020 is de evaluatie van het programma Groene Groei naar de Tweede Kamer gestuurd. Het programma Groene Groei was een interdepartementaal programma met een inzet van ongeveer € 1 mln per jaar. Het programma liep van 2013 tot en met 2018 en kende meerdere doelen waaronder 1) het aanleggen van normen voor groene groei; 2) Het creëren van draagvlak voor groene groei en 3) Afstemming tussen departementen met betrekking tot het groene groei beleid. De evaluatie is uitgevoerd door RVO.nl. Om de kwaliteit en onafhankelijkheid te garanderen is een ‘second opinion’ uitgevoerd door prof. dr. Carl Koopmans (VU). De conclusies van het evaluatieonderzoek zijn grotendeels gebaseerd op interviews met betrokken beleidsmedewerkers bij diverse departementen, aangezien er weinig documentatie was om op terug te vallen. Het programma was in beperkte mate effectief. Het bood een platform wat beleidsmedewerkers van diverse departementen in staat heeft gesteld kennis te nemen van elkaars beleidsvoornemens (en dus een afname van het overheidsfalen). Ook heeft het programma enkele studies opgeleverd die bijgedragen hebben aan het denken over groene groei. Het programma is beperkt effectief geweest doordat het gecreëerde platform geen vervolg heeft gekregen, dat concrete voorbeelden van onderlinge beleidsafstemming tussen departementen ontbreken en dat ‘groene groei’ als begrip geen ingang heeft gevonden in het maatschappelijk debat. Het programma was efficiënt in de zin dat met deze bescheiden inzet van fte’s en budgettaire middelen niet meer verwacht mocht worden dan de resultaten zoals beschreven.

Evaluatie NFIA

De NFIA (Netherlands Foreign Investment Agency) is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van EZK en wordt gezamenlijk aangestuurd door de Minister voor BHOS en de Minister van EZK. De NFIA heeft als belangrijkste taak om buitenlandse bedrijven aan te trekken. Hierbij werkt de nationale NFIA nauw samen met haar regionale partners, waaronder de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, via het Invest in Holland netwerk. Deze evaluatie van de NFIA is de eerste en betreft de periode 2010-2018. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium van MIR, SEOR, Erasmus School of Economics en KU Leuven. De evaluatie is op 17 april 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd als onderdeel van de brief over de uitwerking van het nieuwe acquisitiebeleid en het Nederlandse vestigingsklimaat. Voor de evaluatie is gebruik gemaakt van onder meer statistische en econometrische analyses en enquêtes onder bedrijven. Het onderzoeksconsortium concludeert dat er voor de overheid meerdere legitieme argumenten zijn voor de werkzaamheden van de NFIA. Uit de analyses blijkt dat de NFIA leidt tot extra investeringen van buitenlandse bedrijven in Nederland en dat deze bedrijven even goed of beter presteren dan Nederlandse bedrijven. Daarom stelt het onderzoeksconsortium dat het aannemelijk is dat de NFIA grotendeels doeltreffend is. De doelmatigheid van de NFIA is niet echt goed te beoordelen, mede gezien de complexiteit om alle maatschappelijke kosten en baten die raken aan de activiteiten van NFIA mee te nemen. Wel kan de kostenefficiency van de NFIA internationaal de vergelijking met andere investeringsagentschappen doorstaan.

Evaluatie NWO

In opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is een evaluatie uitgevoerd van NWO als organisatie in totaliteit. De evaluatie heeft betrekking op de periode 2013-2019 en is in oktober 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 29 338, nr. 221). De evaluatie is uitgevoerd door een evaluatiecommissie onder voorzitterschap van prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve methoden, waaronder gesprekken met vertegenwoordigers van NWO en stakeholders en een enquête onder contactpersonen van NWO, voor een groot deel bestaande uit onderzoekers. Wat betreft doeltreffendheid is aantoonbaar voortgang geboekt op veel terreinen waarop NWO maatregelen en concrete acties had aangekondigd, zoals de inrichting van het NWA-programma, het opstellen van een strategie voor grootschalige wetenschappelijke infrastructuur en de versnelling van het Open Access-beleid. De evaluatiecommissie heeft niet de indruk dat er sprake is van ondoelmatigheden, maar NWO zou er in de visie van de commissie naar moeten streven om de doelmatigheid beter te volgen en instrumenten te ontwikkelen om die systematisch in kaart te brengen. Er is een breed gedeelde perceptie dat het rendement op de uitgaven van NWO hoog is. De hoge kwaliteit en omvang (ook in internationaal verband) van de wetenschappelijke output laten zien dat de investeringen lonen. De organisatorische transitie die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, heeft zichtbaar geleid tot minder verkokering en gelaagdheid binnen NWO.In het evaluatierapport wordt NWO-TTW niet afzonderlijk in beschouwing genomen. Voor de financiering die via de EZK-begroting wordt verstrekt aan NWO-TTW, wordt in 2021 een afzonderlijke evaluatie uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Tabel 116 Artikel 3 Toekomstfonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 3 Toekomstfonds1

2020

Kamerstuk 32 359, nr. 4 - bijlage Innovatieve Samenleving

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Meta-evaluatie financieringsinstrumenten

2019

Kamerstuk 32 637, nr. 386

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
X Noot
1

De beleidsdoorlichting van artikel 3 liep mee in de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» van de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook zijn beantwoord. Hierdoor kwam de geplande reguliere beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 3

Doorlichting artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en artikel 3 Toekomstfonds

De samenvatting van de gezamenlijke doorlichting is opgenomen bij artikel 2.

Tabel 117 Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering1

2024

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Proeftuinen Smart Grids

2019

Kamerstuk 31 530, nr. 2

 

Subsidieregeling energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

2019

Kamerstuk 30 234, nr. 240

 

Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)

2019

Kamerstuk 31 239, nr. 306

 

Evaluatie Regeling Gebiedsaanwijzing Gasaansluitplicht

2020

Kamerstuk 34 627, nr. 51

 

Fiscale regelingen Energiebelasting

2021

Is verzet naar 2021

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Studiegroeprapport Invulling Klimaatopgave Green Deal

2021

Kamerstuk 32 813, nr. 664

    

3. Overig onderzoek

 

IBO Grondvergoedingen

2019

Kamerstuk 32 813, nr. 403

 

Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

2020

Kamerstuk 31 239, nr. 317

 

Tussenevaluatie Regeling Duurzame Scheepsbouw

2019

Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83

 

Evaluatie Besluit experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit

2021

Evaluatie is gestart en wordt in 2021 afgerond.

 

Voortzetting gaswinning uit kleine velden op zee en op land

2020

Kamerstuk 35 462, nr. 3

 

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

2020

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

 

MKB-impacttoets

2020

Kamerstuk 32 637, nr. 423

X Noot
1

De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2020 artikel 4

Evaluatie Regeling Gebiedsaanwijzing Gasaansluitplicht

Nieuwbouw wordt sinds de inwerkingtreding van de wet Voortgang Energietransitie (Wet VET, 1 juli 2018) in principe niet meer aangesloten op aardgas. De Wet VET geeft een gemeente de mogelijkheid om een gebied aan te wijzen dat wel wordt aangesloten op het gasnet. De regeling die nadere eisen aan deze mogelijkheid stelt, is geëvalueerd door KPMG. De belangrijkste conclusies zijn dat dit instrument aansluit bij het beleid van veel gemeenten en dat daarom door gemeenten niet veel gebruik wordt gemaakt van de uitzonderingen in de regeling. De registratie brengt weinig complexiteit met zich mee en is laagdrempelig voor gemeenten. KPMG raadt aan om een zichtbare verwijzing te maken op relevante websites en meer informatie te geven over groen gas. Aan beide aanbevelingen wordt invulling gegeven.

Studiegroeprapport Invulling Klimaatopgave Green Deal

In juni 2020 heeft het kabinet de studiegroep Invulling Klimaatopgave Green Deal ingesteld onder leiding van een onafhankelijk voorzitter, Laura van Geest. Deze studiegroep heeft een analyse uitgevoerd naar de gevolgen van de ophoging van het Europese reductiedoel naar 55% voor het nationale klimaatbeleid en bouwstenen uitgewerkt voor de invulling van de aanvullende reductieopgave. Dit rapport is op 29 januari 2021 gepubliceerd en is opgesteld ten behoeve van besluitvorming door een volgend kabinet.

Het rapport geeft inzicht in de mogelijke aanvullende reductie-opgave die voortvloeit uit de Europese ophoging en welke politieke keuzes bepalend zijn voor onze nationale opgave richting 2030 en 2050. Het rapport hanteert als uitgangspunt dat de invulling van het klimaatbeleid dient te worden bezien in samenhang met de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 en de beperkingen in het huidige beleid die sinds het Klimaatakkoord naar voren zijn gekomen. Het rapport schetst 10 centrale beleidsvraagstukken waar een volgend kabinet in ieder geval mee aan de slag moet als antwoord op de huidige beperkingen in het klimaatbeleid en de implicaties van klimaatneutraliteit. Tot slot schetst het rapport verschillende illustratieve varianten van maatregelenpakketten, waarmee een volgend kabinet invulling kan geven aan het klimaatbeleid. Deze varianten geven de belangrijkste effecten weer van de verschillende (politieke) keuzes, die aansluiten bij richtingen in het politieke spectrum.

Evaluatie subsidieregeling energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

Eind 2019 is de evaluatie EDS-regeling afgerond. Deze evaluatie is uitgevoerd door RVO.nl in opdracht van VWS als beleidsverantwoordelijk departement. De evaluatie laat zien dat de EDS-regeling een relevant en in ruime mate doeltreffend beleidsmiddel is geweest. De EDS-regeling lijkt gemiddeld doelmatig. De regeling kan nog efficiënter, en dus doelmatiger, worden ingericht door het subsidiepercentage dat sportaccommodaties ontvangen te verlagen. Er moet hierbij wel rekening gehouden worden dat dit niet ten koste gaat van het doelbereik (het aantal investeringen). Daarnaast zijn er aanbevelingen gedaan om de regeling doeltreffender en doelmatiger te maken. Deze aanbevelingen zijn vooral gericht op het verbeteren van de BOSA, de opvolger van de EDS-regeling.

Voortzetting gaswinning uit kleine velden op zee en op land

Ten behoeve van de voortzetting van gaswinning uit kleine velden op zee en op land is EBN, in samenwerking met TNO, gevraagd om een herijking van de gasvoorraden (aangetoonde en verwachte reserves) op land en op zee te maken. Deze herijking heeft ter onderbouwing van de investeringsaftrek op zee en het convenant op land gediend dat is opgenomen in hoofdstuk 4 van de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet (Kamerstuk 35 462, nr. 3).

Evaluatie Rekenmeesterfunctie en Socio-economisch Energieonderzoek

Met ingang van 2018 zijn de rekenmeesteractiviteiten van ECN Beleidsstudies overgedragen aan PBL; de overige taken en werkzaamheden zijn ondergebracht bij TNO Energietransitie Studies. De afspraken hierover zijn vastgelegd in convenanten voor de periode 2018-2020. Hierin is ook opgenomen dat er voor 1 september 2020 een evaluatie dient plaats te vinden. In 2020 is deze evaluatie uitgevoerd door KWINKgroep. De algemene conclusie van deze evaluatie is dat de beoogde doelen van de overdracht van taken van ECN Beleidsstudies naar PBL en TNO op hoofdlijnen is bereikt. Meer specifiek kan worden gezegd dat:

  • de taken van de rekenmeesterfunctie naar tevredenheid worden vervuld en gebaat zijn bij de onafhankelijke positionering van PBL;

  • er daarnaast een breed gedragen beeld bestaat dat er veel kennis en expertise bij TNO aanwezig is en dat er synergie wordt gerealiseerd met de technische units van TNO;

  • de samenwerking tussen PBL en TNO in het kader van de rekenmeesterfunctie en gezamenlijke projecten door beide partijen als positief worden ervaren.

Er is geen reden voor een fundamentele herziening. Wel zijn er een aantal verbeterpunten die zijn verwerkt in de nieuwe afspraken over een duurzaam vervolg van de invulling van taken en samenwerking na 2020. Deze zijn vastgelegd in convenanten met PBL en TNO voor de periode 2021-2025. Het convenant met PBL is afgerond en gepubliceerd in de Staatscourant (zie: Stcrt. 2020, nr. 61180); het convenant met TNO zal binnenkort worden getekend.

MKB-impacttoets

In de MKB-impacttoets heeft KPMG de gevolgen van het Klimaatakkoord op het mkb in kaart gebracht. Ook worden aanbevelingen gedaan om het handelingsperspectief van verschillende soorten mkb bedrijven in de klimaat- en energietransitie te vergroten. De financiële gevolgen verschillen per sector en type mkb-bedrijf, waarbij het grootste deel van de opgave zit in het aardgasvrij maken van de bedrijfspanden en/of (verplichte) energiebesparing in bepaalde sectoren. Er zijn daarbij zorgen onder ondernemers over de financierbaarheid van de investeringen. Aan de andere kant leidt de transitie tot ondernemingskansen. Verder vragen ondernemers meer duidelijkheid en informatievoorziening over (de maatregelen uit) het Klimaatakkoord.

Tabel 118 Artikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 51

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Evaluatie scholenprogramma

n.v.t

Oktober 2019 overgeheveld naar BZK (uitvoering loopt nog).

 

Waardevermeerderingsregeling

2022

Regeling loopt nog; evaluatie is doorgeschoven naar 2022.

 

Regeling energiebesparing woningen bouwkundig versterkingsprogramma Groningenveld

n.v.t

Oktober 2019 overgeheveld naar BZK (uitvoering net gestart).

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
X Noot
1

Voor artikel 5 staat in 2021 een parlementaire enquête gaswinning Groningen in de planning waarmee de geplande beleidsdoorlichting komt te vervallen.

Bijlage 3: Inhuur externen

Tabel 119 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verslagjaar 2020 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

8.785

2. Organisatie- en Formatieadvies

198

3. Beleidsadvies

1.371

4. Communicatieadvisering

3.068

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

13.422

5. Juridisch Advies

2.300

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

115.868

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

8.710

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

126.878

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

84.568

Ondersteuning bedrijfsvoering

84.568

Totaal uitgaven inhuur externen

224.868

Toelichting op het inhuurpercentage 2020

Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de totale personeelskosten. Evenals over voorgaande jaren wordt ook dit jaar deze norm overschreden. Het inhuurpercentage voor EZK komt over de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 uit op 24,9%. De overschrijding van de norm voor inhuur van extern personeel is vooral veroorzaakt door DICTU en RVO.nl. Het inhuurpercentage voor EZK over de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 zonder DICTU en RVO.nl komt uit op: 8,9%.

Bij DICTU wordt de overschrijding van de norm veroorzaakt door de behoefte aan specifieke(ICT-)expertise. Zelf alle kennis in huis hebben is dikwijls niet mogelijk en ook lang niet altijd zinvol is, mede gezien de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de wisselende expertise die dit vraagt. Daarnaast bemoeilijkt de krappe arbeidsmarkt voor ICT-ers de werving van eigen ICT-personeel.

Bij RVO.nl is de aanleiding met name de «flexibeleschil», waarmee ingespeeld wordt op fluctuaties in het gevarieerde opdrachtenpakket en waarvoor gespecialiseerde kennis nodig is zoals de afhandeling van de schadeloosstellingsdossiers Groningen. Daarnaast legt de uitvoering van de tijdelijke coronamaatregelen extra druk op de personele capaciteit waardoor inhuur ook als gevolg van vertraging in het aannemen en inwerken van nieuwe mensen noodzakelijk is. Het halen van de Roemer-norm is voor DICTU en RVO.nl daarmee niet realistisch, gezien hun kerntaken en de fluctuerende opdrachtenportefeuilles.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2020 door het ministerie buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief BTW).

Tabel 120 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

2020

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

 

Bijlage 4: Focusonderwerp 2020, naleving CW3.1

In de Comptabiliteitswet artikel 3.1 (CW 3.1) is opgenomen dat voorstellen, voornemens en toezeggingen een toelichting moeten bevatten waarin wordt ingegaan op:

a. de doelstellingen, de doeltreffendheid en de doelmatigheid die worden nagestreefd;

b. de beleidsinstrumenten die worden ingezet;

c. de financiële gevolgen voor het Rijk en, waar mogelijk, de financiële gevolgen voor maatschappelijke sectoren.

Bij voorstellen die tot een substantiële beleidswijziging leiden dient ook een evaluatieparagraaf opgenomen te worden (aangenomen motie Weyenberg en Dijkgraaf: Kamerstuk 34 725, nr. 8). Vakministers zijn verantwoordelijk voor de naleving. Deze elementen behoren terug te komen in kamerbrieven waarin beleidsvoorstellen met financiële impact worden toegelicht.

In het kader van een interdepartementale pilot van de operatie Inzicht in Kwaliteit (van 1 juni 2020 tot 12 februari 2021) is het sinds 1 juni 2020 verplicht om een afzonderlijke bijlage ‘Onderbouwing en evaluatie (CW3.1)’ op te nemen bij kamerbrieven met beleidsvoorstellen met een financieel-significante impact (indicatie meer dan € 20 mln per jaar). In de periode 1 juni tot en met 31 december 2020 zijn drie kamerbrieven door EZK met een CW3.1-bijlage verstuurd. Deze staan vermeld in onderstaande tabel.

Tabel 121 Overzichtstabel voorstellen pilot CW3.1 (met CW3.1-bijlage)

Vindplaats

Naam voorstel

Kamerstuk 35 420, nr. 87

Regeling Subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19

Kamerstuk 32 813, nr. 568

Openstelling subsidieregeling vrijwillige sluiting kolencentrale

Kamerstuk 29 826, nr. 123

Kabinetsreactie op het advies van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI)

Sinds de inwerkingtreding van CW3.1 per 1 januari 2018 was er binnen EZK al extra aandacht voor het toepassen van CW3.1 en de evaluatieparagraaf. Bij beleidsvoorstellen worden de vragen uit het Integraal Afwegingskader als leidraad aangehouden en hier wordt ook intern op getoetst via de Monitorcommissie. Bovendien toetst FEZ (en ook FIN/IRF) bij voorstellen met financieel-significante impact vooraf. Dit geeft voldoende input om de elementen van CW3.1 in kamerbrieven op te nemen. Sinds de pilot met een specifieke bijlage CW3.1 zijn deze elementen uiteraard wel meer zichtbaar geworden. De processen intern zijn sinds de pilot niet wezenlijk veranderd, behalve dat er door de pilot extra aandacht voor is. Bij de kabinetsreactie op het TIKI-rapport bleek het lastig om de CW3.1-bijlage al volledig in te vullen aangezien de voorstellen in dat stadium nog niet al te concreet waren.

Vanwege de politieke en maatschappelijke druk om snel met maatregelen te komen ter bestrijding van de gevolgen van de coronapandemie, bleek het afgelopen jaar moeilijk om voor deze maatregelen een CW3.1-bijlage mee te sturen en doelstellingen goed te specificeren. Bij de Regeling Subsidie financiering Vaste Lasten MKB COVID-19 (TVL) is nog een CW3.1-bijlage meegestuurd. Overige maatregelen en snel opeenvolgende aanpassingen werden later in samenhangende steun- en herstelpakketten met SZW, FIN en andere departementen aan de Kamer aangeboden waardoor dit buiten de pilot kwam te vallen. Er bestond een grote druk om snel te handelen. Zo maakten coronamaatregelen bij de ministeries van SZW en FIN ook geen onderdeel uit van de pilot. Alles was erop gericht om banen en bedrijven te behouden en economische schade te beperken.

EZK is overigens direct gestart met tussentijdse monitoring (zie: Monitor Coronamaatregelen) en regelmatige informatieverstrekking aan de Kamer over deze steun- en herstelpakketten. Gaandeweg is dit uitgebreid. Bovendien is op verzoek van de Kamer en samen met FIN en SZW eind december 2020 de beoogde aanpak van de evaluatie en monitoring van de sociaaleconomische steunpakketten met de Kamer gedeeld (zie: Kamerstuk 35 420, nr. 227).

Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteiten, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het EFRO over de periode 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020:

  • 1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;

  • 2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;

  • 3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend over de bovenvermelde periode (per saldo € 149.995.146,20, aandeel overheidsuitgaven € 83.588.731,83, aandeel Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling € 56.711.713,91) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.

Toelichting

Verklaring Certificeringsautoriteit

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.

Rapportages Auditautoriteit

De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert, de jaarrekening een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel worden getrokken.

Beheersverklaring Managementautoriteit

De Managementautoriteiten Noord, Zuid, Oost en West (EFRO) hebben verklaard dat de informatie in de jaarrekening 2019) naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer, OLAF)

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd. Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU subsidies.

Er zijn ons geen lopende onderzoeken bekend.

Bijlage 6: Rapportage burgercorrespondentie

1. Inleiding

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, het Agentschap Telecom (AT) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland57 (RVO.nl) met burgers voor het kalenderjaar 2020. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de omvang van de correspondentie tussen burgers en EZK en binnen welke termijn deze correspondentie wordt behandeld.

Onder de term «burgerbrief» wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.

Specifiek betreft het bezwaarschriften, klaagschriften, Wob-verzoeken en overige brieven & e-mails. Deze laatsten voor zover zij worden afgehandeld door het kerndepartement. Ook via Rijksoverheid.nl (verzorgd door het Ministerie van Algemene Zaken) zijn er vele contacten met burgers over de EZK-beleidsterreinen.

2. Aantallen

Tabel 122 Aantal burgerbrieven

Categorie

2019

2020

a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB)

2.298

7.299

b. Klaagschriften

61

379

c. Overige brieven en e-mails

2.470

4.598

d. Wob-verzoeken

359

232

NB: Als gevolg van de coronacrisis en de steunmaatregelen waar zeer veel partijen gebruik van hebben gemaakt, is het aantal bezwaarschriften, klachten etc. dat door RVO.nl is behandeld over de gehele linie toegenomen.

a. Bezwaarschriften

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2020 het volgende aantal bezwaarschriften:

Tabel 123 Aantal bezwaarschriften
 

Aantal bezwaarschriften

Afgehandeld binnen verdaagde (wettelijke) termijn

 

2019

2020

2019

2020

Kerndepartement EZK

141

47

85%

81%

RVO.nl

1.908

6.911

91%

97%

AT

249

341

94%

89%

b. Klaagschriften

Het kendepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2020 het volgende aantal klaagschriften:

Tabel 124 Aantal klaagschriften
 

Aantal klaagschriften

Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn

 

2019

2020

2019

2020

Kerndepartement EZK

15

9

80%

70%

RVO.nl

38

366

93%

86%

AT

8

4

100%

100%

c. Overige brieven en e-mails

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2020 het volgende aantal overige brieven en e-mails. Overige brieven en e-mails worden bij RVO.nl niet apart geregistreerd:

Tabel 125 Aantal «overige brieven» en e-mails
 

Aantal overige brieven en e-mails

Tijdig afgehandeld

 

2019

2020

2019

2020

Kerndepartement EZK

2.470

4.598

83%

92%

AT

1

2

X Noot
1

Overige burgerbrieven zijn in 2019 niet apart geregistreerd.

X Noot
2

Overige burgerbrieven zijn in 2020 niet apart geregistreerd.

Wel registreert RVO.nl de eerstelijns berichten, dit zijn de mails en brieven die via de klantcontactcentra binnenkomen. RVO.nl ontving in 2020 ruim 80.000 e-mails en brieven; ruim 25.000 hiervan betrof EZK-onderwerpen. In 2019 ging het om een kleine 10.000 brieven en e-mails. De enorme toename in 2020 komt door de uitvoering van het coronasteunpakket.

d. Wob-verzoeken

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2020 het volgende aantal Wob-verzoeken:

Tabel 126 Aantal Wob-verzoeken
 

Aantal Wob-verzoeken

Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn

Ingebrekestellingen

 

2019

2020

2019

2020

2019

2020

Kerndepartement EZK

106

110

66%

37%

8

7

RVO.nl

81

86

100%

86%

0

0

AT

172

36

9%

42%

2

0

Lijst van afkortingen

Tabel 127 Lijst van afkortingen
  

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AMvBs

Algemene maatregel van bestuur

AVG

Algemene Verordening Gegevensbescherming

BBP

Bruto Binnenlands Product

BEE

Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BMKB

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf

BMKB-C

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf Corona

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCS

Carbon Capture Storage

CEPT

Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CIP

Concurrentiekracht en Innovatieprogramma

COL

Corona Overbruggingslening

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Plan Bureau

CVaE

Commissie van Aanbestedingsexperts

DAB

Digital Audio Broadcasting+B20

DGB&I

Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EIA

Energie- Investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

ESA

European Space Agency

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emission Trading Scheme

EU

Europese Unie

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GO-C

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

GSF

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

I&W

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IAEA

International Atomic Energy Agency

ICT

Informatie Communicatie Technologie

IEA

International Energy Agency

IPC

Innovatieprestatiecontract

IPO

Interprovinciaal Overleg

ISB

Incidentele Suppletoire Begroting

JTI

Joint Technology Initiatives

J&V

Ministerie van Justitie & Veiligheid

KKC

Garantieregeling Klein Krediet Corona

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KvK

Kamer van Koophandel

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIP

Meerjaren Investerings Programma

MIT

MKB innovatiestimulering Topsectoren

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

Mton

Megaton

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

NAM

Nederlandse Aardolie Maatschappij

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NCG

Nationaal Coördinator Groningen

NEN

Nederlands Normalisatieinstituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim

NRG

Nuclear Research Group

NSO

Netherlands Space Office

NSFO

Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NWO-TTW

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek-Toegepaste en Technische Wetenschappen

O&O

Onderzoek en Ontwikkeling

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPTA

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBL

Plan Bureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

Petajoule

PPS

Publiek-Private Samenwerking

R&D

Research and Development

RDA

Research & Development Aftrek

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROAD

Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject

ROM

Regionale Ontwikkelingsmaatschappij

RVB

Rijksvastgoedbedrijf

RVO.nl

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RWT

Rechtspersoon met Wettelijke Taak

SBB

Staatsbosbeheer

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal-Economisch Raad

SNN

Samenwerkingsverband Noord Nederland

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TCMG

Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen

TIVO

Tijdelijk Instituut Versterkingsopgave

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek

TOGS

Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren

TOP

Technische Ontwikkelprojecten

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTF

Title Transfer Facility

TTI

Technologisch Topinstituut

TVL

Tegemoetkoming Vaste Lasten

TWh

Terawattuur

UNWTO

United Nations World Tourism Organization

UPD

Universele Postdienst

VMBO

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WBSO

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

Wbni

Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZZP

Zelfstandige Zonder personeel


X Noot
4

Kamerstuk 35 300, nr. 83

X Noot
5

Kamerstuk 29 826, nr. 124

X Noot
8

Kamerstuk 33 009, nr. 91

X Noot
10

Kamerstuk 33 009, nr. 96

X Noot
11

Kamerstuk 32 637, nr. 316

X Noot
12

Kamerstuk 32 637, nr. 437

X Noot
13

Kamerstuk 32 420, nr. 75

X Noot
14

Kamerstuk 35 570, nr. 75

X Noot
15

Kamerstuk 22 112, nr. 2859

X Noot
16

Kamerstuk 22 112, nr. 2862

X Noot
17

Kamerstuk 22 112, nr. 2862

X Noot
18

Kamerstuk 22 112, nr. 2865

X Noot
19

Kamerstuk 22112, nr. 2864

X Noot
20

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1711

X Noot
21

Kamerstuk 22 112, nr. 2917

X Noot
22

Kamerstuk 35 393, nr. 12

X Noot
23

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1638

X Noot
25

Kamerstuk 30 821, nr. 92

X Noot
27

Kamerstuk 21501-33, nr. 823

X Noot
28

Kamerstuk 30 821, nr. 115

X Noot
29

Kamerstuk 30 821, nr. 122

X Noot
30

Kamerstuk 26 643, nr. 709

X Noot
31

Kamerstuk 26 643, nr. 709

X Noot
34

Kamerstuk 35 368, nr. 6

X Noot
35

Kamerstuk 35 134, nr. 13

X Noot
37

Kamerstuk 35 421, nr. 14

X Noot
38

Kamerstuk 35 423, nr. 3

X Noot
39

Kamerstuk 35 377, nr. 1

X Noot
40

Kamerstuk 32 813, nr. 609

X Noot
41

Kamerstuk 32 813, nr. 609

X Noot
42

Kamerstuk 32 813, nr. 193 en Kamerstuk 32 813, nr. 644

X Noot
43

Bijlagen bij Kamerstuk 32 813, nr. 268, Kamerstuk 32 813, nr. 321

X Noot
44

Kamerstuk 32 813, nr. 496

X Noot
45

Kamerstuk 32 813, nr. 568

X Noot
46

Kamerstuk 29 696, nr. 15

X Noot
47

Kamerstuk 29 826, nr. 123

X Noot
48

Kamerstuk 35 575, nr. 15

X Noot
49

Kamerstuk 30 196, nr. 669

X Noot
50

Kamerstuk 30 196, nr. 704

X Noot
51

Kamerstuk 30 196, nr. 704

X Noot
52

Kamerstuk 30 196, nr. 743

X Noot
54

Kamerstuk 33 529, nr. 830

X Noot
55

Sinds de oprichting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de Minister van LNV verantwoordelijk voor de aansturing van het onderzoek van Wageningen Research. De Minister van LNV verleent de subsidie aan dit instituut in overleg met de Minister van EZK vanuit diens systeemverantwoordelijkheid voor toegepast onderzoek.

X Noot
56

De leden van het bestuur van ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 1.

X Noot
57

Dit betreft enkel de aantallen die betrekking hebben op EZK.

Naar boven