30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 734 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2020

Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over de behaalde resultaten in 2019 van de convenanten Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 3 (MJA3). Bijgevoegd bij deze brief vindt u de jaarlijkse resultatenbrochure1. In het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei zijn met de MEE-deelnemers aanvullende afspraken gemaakt voor 9 petajoule (PJ) additionele energiebesparing (finaal). Uw Kamer wordt over de voortgang hiervan voor het einde van dit jaar apart geïnformeerd.

In 2019 rapporteerden 992 bedrijven in het kader van de twee convenanten: 112 bedrijven verdeeld over 7 sectoren in de MEE en 880 bedrijven uit 33 sectoren in de MJA3. Het merendeel van de MEE-deelnemers zijn grote industriële bedrijven en instellingen die verplicht deelnemen aan het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS). De MJA3-deelnemers bestaan grotendeels uit bedrijven die niet onder het ETS vallen. De MJA3-deelnemers liggen op koers om hun doelen uit de plannen voor de periode 2017–2020 te realiseren. De prognose voor de realisatie van de voorgenomen besparing voor eind 2020 op het specifieke onderdeel procesefficiëntie blijft wel achter. Dit wordt gecompenseerd door extra duurzame energie (inkoop of opwek). De MEE-deelnemers liggen nog niet op koers en moeten in het laatste jaar van het convenant (2020) nog veel realiseren om de voorgenomen besparing uit hun Energie-Efficiëntie Plannen te behalen. Deze deelnemers zullen dit jaar daarvoor meer moeten doen dan dat ze in de afgelopen drie jaar gemiddeld jaarlijks gerealiseerd hebben. De huidige omstandigheden met betrekking tot corona zijn hierbij niet bevorderlijk. In deze brief ga ik na een korte toelichting op de convenanten in op de behaalde resultaten in 2019.

Toelichting convenanten

De MEE- en MJA3-convenanten zijn overeenkomsten tussen de rijksoverheid, bedrijven en brancheorganisaties, gericht op efficiënter energiegebruik. De convenanten lopen tot en met 2020 en vertegenwoordigen gezamenlijk ongeveer 80% (809 PJ) van het industriële energiegebruik en bij benadering een kwart van het totale energiegebruik in Nederland. Elke vier jaar maken de deelnemers een Energie-Efficiëntie Plan (EEP).

De deelnemers rapporteren jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van hun plannen. Er hebben in vergelijking met 2018 in totaal 53 bedrijven minder gerapporteerd. Het betreft hier MJA3-deelnemers die ofwel vrijwillig zijn uitgetreden ofwel uit het MJA-convenant zijn gezet om verschillende redenen, bijvoorbeeld het niet aanleveren van monitoringsgegevens of omdat ze twee keer geen voortgangsverklaring gekregen hebben.

Over 2019 is over de 992 rapportages in totaal 49 keer geen voortgangsverklaring verstrekt vanwege het niet uitvoeren van geplande zogenoemde «zekere» maatregelen, het niet tijdig indienen van monitoringsgegevens of het niet voldoen aan aangescherpte eisen voor energiezorg. Omdat er nog een aantal bezwaarprocedures lopen, kan dit aantal nog naar beneden worden bijgesteld. 22 bedrijven zijn in 2020 uit het MJA3-convenant gezet omdat ze in de periode 2017–2019 tweemaal geen voortgangsverklaring gekregen hebben. Het niet ontvangen van een voortgangsverklaring kan voor een energie-intensief bedrijf betekenen dat het geen aanspraak kan maken op de teruggaveregeling energiebelasting.

Er wordt binnen de convenanten op verschillende doelstellingen gemonitord. De bijgevoegde resultatenbrochure gaat onder andere in op het landelijk resultaat, het convenantresultaat, resultaten op procesefficiëntie, ketenefficiëntie (binnen en buitenland) en bij het MJA3-convenant ook nog op duurzame energie2. Ik ga hieronder in op de belangrijkste resultaten.

Figuur 1: Voorgenomen besparing in de EEP periode 2017–2020 en realisatie t/m 2019 (MEE/MJA3).

Figuur 1: Voorgenomen besparing in de EEP periode 2017–2020 en realisatie t/m 2019 (MEE/MJA3).

Resultaten 2019 MEE-convenant

De 112 MEE-deelnemers hebben in 2019 een besparing (convenantresultaat) van 6,7 PJ (1,5%) gerealiseerd. Dit resultaat is lager dan het convenantresultaat in 2018 van 8,6 PJ (1,2%). Dit lagere resultaat wordt grotendeels verklaard door de lagere besparing op procesefficiëntie. Binnen het MEE-convenant is specifiek voor procesefficiëntie, 5,9 PJ (1,0%) ten opzichte van 2018 bespaard. De besparing ligt lager dan de 7,1 PJ (1,2%) uit de monitoring over 2018 en ligt iets onder de gemiddelde besparing over de hele convenantperiode vanaf 2009 (1,1%). Bij het onderdeel procesefficiëntie scoren in 2019 relatief gezien de sectoren Overige Industrie (1,6%) en Raffinaderijen (1,5%) het hoogst. Maatregelen op het gebied van ketenefficiëntie leveren voor MEE ten opzichte van 2018 een extra besparing van 0,8 PJ (0,4%) op, hetgeen onder het gemiddelde (0,8%) over de hele convenantperiode ligt.

De voor de periode 2017–2020 ingediende EEP’s laten een hoge energiebesparingsambitie zien. Voor de periode 2017–2020 is 27,7 PJ aan procesefficiëntie en 25,6 PJ aan ketenefficiëntie opgenomen. Zoals figuur 1 weergeeft is na drie 3 jaar daarvan 18,7 PJ (67,5%) aan procesefficiëntie en 13,2 (51,6%) PJ aan ketenefficiëntie gerealiseerd. Tot en met 2019 hebben de MEE-sectoren gezamenlijk 60% van hun voorgenomen besparing gerealiseerd. Naast deze ambitie (geplande projecten) hebben de MEE-deelnemers een afzonderlijke doelstelling om 24,8 PJ primaire (22 PJ finale3) procesefficiëntie te realiseren in de periode 2017–2020. Met de genoemde 18,7 PJ is 75% van deze doelstelling gerealiseerd. Ook in het laatste jaar van het MEE-convenant moeten er dus nog projecten gerealiseerd worden om de planning en de doelstelling te realiseren. Het coronavirus en het daarmee gepaard gaande uitstel van veel investeringen in combinatie met de beperkte tijd die nog resteert tot eind 2020 kan het behalen van deze ambitie bemoeilijken.

Resultaten 2019 MJA3-convenant

De 880 deelnemers aan het MJA3-convenant hebben in 2019 met een convenantresultaat van 6,2 PJ (4,6%) een lager resultaat behaald dan in 2018 (10,6 PJ-4,8%). In 2019 is er 4,0 PJ (1,6%) aan procesefficiëntie gerealiseerd. Het resultaat ligt lager dan de gerealiseerde 4,9 PJ (1,9%) in 2018 en lager dan het gemiddelde resultaat over de looptijd van het convenant (1,8%). Specifiek kijkend naar procesefficiëntie, scoren relatief gezien met name de sectoren ICT, de Railsector en de sector Tankopslag en -overslagbedrijven hoog in 2019 met respectievelijk 3,8%, 3,6% en 4,0%.

Maatregelen in de keten leveren een besparing van 0,9 PJ (0,9%) op. Dit ligt boven het gemiddelde over de convenantperiode van 0,6%. Dit resultaat werd met name gerealiseerd in het buitenland. Het besparingseffect in de binnenlandse productketen nam juist af, onder andere vanwege het niet meer meegetelde resultaat van een aantal uittreders.

In het MJA3 convenant wordt ook gekeken naar duurzame energie. In 2019 is er 1,4 PJ extra besparing gerealiseerd. Dit was minder dan de groei van vorig jaar (3,8 PJ). RVO heeft dit jaar extra aandacht besteed aan de onderbouwing van ingekochte duurzame energie. Duurzame energie-opwek bestaat voornamelijk uit ingekochte duurzame energie met een certificaat of Garantie van Oorsprong (GvO) (1,3 PJ). Voor een klein deel bestaat de gerapporteerde duurzame energie daadwerkelijk uit eigen opwekking (0,1 PJ). Meer dan de helft van deze eigen opgewekte duurzame eigen opwek komt uit de sector Waterschappen.

Tot en met 2019 hebben de MJA3-sectoren 87% (39,6 PJ) van hun voorgenomen besparing (duurzame energie, keten- en procesefficiëntie) in de periode 2017–2020 gerealiseerd. Er is nog één jaar te gaan. Uit figuur 1 blijkt dat de realisatie van de voorgenomen besparing op proces- en ketenefficiëntie achterloopt. Deze ligt respectievelijk op 71% en 68% van de voorgenomen besparing. Voor een klein deel komt dat doordat de uitgezette bedrijven niet meer bij kunnen dragen aan de ambitie. Echter, ook een deel van de voorgenomen (efficiëntie)maatregelen lijkt niet gerealiseerd te worden. Dit tekort wordt gecompenseerd door de goede resultaten op (ingekochte) duurzame energie. Met 15,6 PJ van de geplande 11,1 PJ is hier al voor het einde van de periode 2017–2020 de voorgenomen besparing overschreden (141%). Kijkend naar de resterende 5,8 PJ van de opgetelde voorgenomen besparing op duurzame energie, keten- en procesefficiëntie van 45,4 PJ, is de verwachting dat dit gehaald wordt in 2020.

Werkgeversorganisatie VNO-NCW ziet de sterke groei van duurzame energie passen bij de bredere focus op CO₂-reductie van bedrijven. Het achterblijven van procesefficiëntie wordt volgens hen verklaard door investeringsonzekerheid ten aanzien van voorgenomen maatregelen. De vanaf het begin van het MJA3-convenant afgesproken streefwaarden om in 2020 20% procesefficiëntie te bereiken en 30% energie-efficiëntie van het convenantresultaat (inclusief ketenbesparing) zijn overigens beide sinds respectievelijk 2016 en 2017 al behaald. Ik blijf met de vertegenwoordigers van de industrie in overleg om ook de overige doelstellingen te behalen en het convenant tot een goed einde te brengen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

De resultatenbrochure noemt twee typen resultaten: het convenantresultaat en het landelijk resultaat. Het convenantresultaat bevat alle besparingen: procesefficiëntiemaatregelen, ketenefficiëntiemaatregelen en (bij MJA3) duurzame-energieprojecten. Het landelijk resultaat bestaat alleen uit procesefficiëntiemaatregelen en maatregelen in de binnenlandse productieketen. Keteneffecten in het buitenland, in de productketen en toepassing van duurzame energie worden daarbij buiten beschouwing gelaten.

X Noot
3

De omrekenfactor primair-finaal is: 0,887.

Naar boven