Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 93, pagina 6060-6076 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 93, pagina 6060-6076 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
de Financiële verantwoordingen over het jaar 1999 (27127);
de Voorjaarsnota 2000 (27101)
, en van:
- de motie-Melkert c.s. over personeel in de collectieve sector (27127,27101 , nr. 71);
- de motie-De Graaf/Rosenmöller over de studieschuld van nieuwe werknemers in de publieke sector (27127,27101 , nr. 72);
- de motie-De Graaf/Melkert over wachtlijsten van ziekenhuizen (27127,27101 , nr. 73);
- de motie-De Graaf/Melkert over de ecologische hoofdstructuur en bestrijding van verdroging (27127,27101 , nr. 74);
- de motie-Rosenmöller over versnelling van natuuraankoop (27127,27101 , nr. 75);
- de motie-Rosenmöller over het ODA-budget (27127,27101 , nr. 76);
- de motie-Rosenmöller/De Hoop Scheffer over extra intensivering in de publieke sector (27127,27101 , nr. 77);
- de motie-Marijnissen over het tekort aan verplegenden en verzorgenden (27127,27101 , nr. 78);
- de motie-Marijnissen over het tekort aan huisartsen en verloskundigen (27127,27101 , nr. 79);
- de motie-Marijnissen over het budget voor het HBO (27127,27101 , nr. 80);
- de motie-Marijnissen over verkeersveiligheid (27127,27101 , nr. 81);
- de motie-Van Dijke over de douane, grenscontrole door KMAR en MTV (27127,27101 , nr. 82);
- de motie-Van Dijke over het bodemsaneringsprogramma (27127,27101 , nr. 83);
- de motie-Van der Vlies over de werkdruk in de gehandicaptenzorg (27127,27101 , nr. 84);
- de motie-Van der Vlies over knelpunten door decentralisatie in onderwijshuisvesting (27127,27101 , nr. 85).
(Zie vergadering van 22 juni 2000.)
De beraadslaging wordt heropend.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie heeft vorige week bij monde van collega Balkenende en mijzelf bij de behandeling van de Voorjaarsnota geopereerd conform de volgende lijn. Indien er ruimte gevonden moet worden voor extra noodzakelijke uitgaven, moet dit niet op de pof of op basis van blanco cheques plaatsvinden. Toen de minister van Financiën zei dat er geen ruimte boven de 5,6 mld. was, hebben wij dat derhalve na een uitgebreid debat geaccepteerd. In het weekend zei de premier in de media, vrij geciteerd: ik weet het zo net nog niet, misschien... Mevrouw Jorritsma zei daarna afgelopen dinsdag, desgevraagd door de CDA-fractie: nee. Welnu, het is mijns inziens nuttig om in deze termijn in ieder geval van het kabinet te horen hoe het nu zit met de uitgavenmeevallers. Blijft de minister van Financiën bij het standpunt dat hij de vorige week heeft ingenomen?
De CDA-fractie heeft gisteren en vanmorgen bij de bespreking van de suppletore begrotingen, die je nu kunt wijzigen en anders dan bij de Najaarsnota niet tussentijds, de consistente lijn gevolgd die zij vanaf de behandeling van de Najaarsnota vorig jaar al volgt. Ik wijs in dit verband ook op de recente motie-Balkenende, aangevuld door de motie-Rosenmöller/De Hoop Scheffer. Ook wij vinden dat ondanks de forse inspanningen van het kabinet en bovenop de door dat kabinet al genomen maatregelen, op een aantal terreinen in de sfeer van ook onze prioriteiten, te weten zorg, veiligheid en onderwijs, nog een aantal intensiveringen nodig zijn. In onze amendementen worden die conform de motie-Balkenende gedekt uit een, toegegeven, klein deel van de inkomstenmeevallers. Genoemde consistente lijn houdt immers in dat in een situatie van begrotingsoverschot een deel van de inkomstenmeevallers wordt besteed aan gerichte lastenverlichting, dan wel, zoals in dit geval, aan incidentele investeringen in de kwaliteit van de samenleving. Onze fractie heeft namelijk te veel moeite met de manier waarop structurele uitgaven incidenteel worden gedekt. Dat kan niet. Met het oog op hetgeen er nu ligt, heeft de leeuw Melkert tot op heden een muisje gebaard, want toen wij hier vorige week praatten over het wensenpakket van de Partij van de Arbeid was het nog wel andere koek. Wij zijn het wel met de aangewezen sectoren eens, maar de dekking deugt niet. Ik ga ervan uit dat de minister van Financiën bij zijn opvatting blijft, dat die vorm van dekking niet acceptabel is. Gisteren hebben een aantal bewindslieden de aanvaarding van veel amendementen op dat vlak ontraden, dus ik neem aan dat het kabinet bij die lijn blijft.
Ik kan dus niet veel met een "kapstokverhaal", zoals ik dat in sommige amendementen zie wat de dekking betreft. Verder hebben wij vorige week ook al duidelijk gemaakt dat wij een eventuele gang over de brug van collega De Graaf, evenals de minister van Financiën niet zien zitten.
Voorzitter! Wij doen een forse investering van incidenteel 500 mln. in drie sectoren die voor ons belangrijk zijn. Wij dekken dat met de inkomstenmeevallers, dit volgens de consistente lijn die wij tot nu toe hebben gevolgd. Ik neem aan dat het kabinet even consistent zal zijn in de beantwoording als wij in onze redenering.
De voorzitter:
Alleen al omdat de heer Van der Vlies vandaag jarig is, lijkt het mij een mooi gebaar om hem als tweede het woord te laten voeren.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw de voorzitter! Hartelijk dank voor de felicitatie. Ik heb mij natuurlijk even afgevraagd wat ik vandaag aan mijn verjaardag moest doen. Er zijn allerlei suggesties denkbaar en misschien neem ik die ook wel over, maar daar zit een prijskaartje aan en dan moet je een deugdelijke dekking hebben. Dat aspect speelt vandaag bij heel veel punten een rol; daar wil ik het even over hebben.
De minister van Financiën zal mij wel niet steunen in het vinden van dekking en zal zijn hand wel op de knip houden. Dat zijn wij van hem gewend, maar het gaat om zulke goede doelen: onderwijs, zorg en veiligheid. Wij hebben de amendementen van de PvdA en D66 gezien; de amendementen van het CDA waren anders en beter gedekt. De SGP-fractie heeft daar niet aan meegedaan, juist in verband met het vraagstuk van de dekking. De amendementen zijn becommentarieerd door de bewindslieden; daarbij is vrij categorisch gezegd dat goede doelen door die amendementen worden gediend, maar dat de dekking niet deugt. Gisteravond hebben enkele bewindslieden expliciet verwezen naar dit debat: "Vraag dat dan maar aan minister Zalm en laat hem dat nog eens uitleggen". Daarom stel ik de indringende vraag of de minister van Financiën bij zijn vorige week vertolkte opvatting blijft, of dat er bij nader inzien door voortschrijdend inzicht toch enige ruimte is. Zo ja, dan zou de eerlijkheid ermee gediend zijn als dat hier klip en klaar wordt gemeld; dan weten wij tenminste hoe het straks kan gaan en dan zijn wij van een dilemma af.
Ook wij vinden bijna alle, zo niet alle doelen immers heel sympathiek. Het is natuurlijk vervelend om daartegen te moeten stemmen in verband met de dekking. Als de regering of een meerderheid van de Kamer zou zeggen dat wij het toch zo doen, sta je voor een dilemma: blijf je recht in de leer of moet je toch maar kijken naar die doelen? Als je de mensen achter de doelen ziet, zou je vanuit een stuk emotie geneigd zijn om dat laatste te doen, maar de SGP-fractie wil graag gedisciplineerd door het leven op het punt van het financieel beleid.
Daarom had ik vorige week een motie die wel van een deugdelijke dekking is voorzien. Warempel, dan wordt gezegd: daar doen wij al zoveel aan. Als ik goed ben geïnformeerd, blijven er echter werkgelegenheidsgelden onderbenut en is die post tot nu toe van enige ruimte voorzien die straks door onderuitputting zou kunnen verdwijnen. Het gaat om 40 mln. en om de motie over de werkdruk in de gehandicaptenzorg. Daar vraag ik nogmaals expliciete aandacht voor, want dat zou een heel goed alternatief zijn voor enkele amendementen die hetzelfde goede doel beogen te dienen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! Wij kennen premier Kok als een zuinig man, maar dat die eigenschap de afgelopen dagen op een zo extreme wijze op zijn hele ploeg is overgeslagen, heeft ons eerlijk gezegd verwonderd. Wij hebben dat met verbazing gadegeslagen. Men zou, zonder overdrijven, kunnen zeggen dat de tweede ministersploeg van Kok de "catenaccio"-spelers van de politiek zijn: behoudend, behoedzaam, verdedigend en bijna alle ballen terug op, in dit geval, het keepertje. Wij hebben in de afgelopen 24 uur de suppletoren in ogenschouw genomen. Daarbij ontstaat het beeld van ministers die door de Kamer voorstellen krijgen aangereikt die miljoenen, soms tientallen miljoenen guldens aan verbeteringen en dus ruimte opleveren. Daarbij is de een wat krachtiger en de ander wat krampachtiger. De ministers proberen een en ander verre van zich te houden, terwijl zij misschien wel beter dan wie dan ook op de hoogte zijn van de noden die er in de publieke sector ontstaan. Die sectoren zijn al vaker genoemd: onderwijs, zorg, veiligheid, milieu en ga maar door. Dat het op deze wijze moet gebeuren is misschien het beste argument om aan te tonen dat de financiële afspraken van het kabinet van twee jaar geleden de regering stevig in de wielen rijden nu er sprake is van enorme meevallers. Wij hebben via een behoorlijk aantal amendementen geprobeerd om op onze wijze en via onze consistentie deugdelijke dekking te geven. Ik neem overigens aan dat een en ander ook in de gedachten van het kabinet deugdelijk is.
Het stelt ons zeer teleur dat het kabinet zich op deze wijze opstelt en zich vervreemdt van de maatschappelijke werkelijkheid door te zeggen dat er geen extra ruimte is buiten de bedoelde 5,6 mld. Daarbij heb ik de minister van Financiën goed verstaan. Natuurlijk herhaal ik de vraag van de collega's: wat bedoelde de minister-president precies met zijn uitspraak in het weekend?
Mijn tweede opmerking is dat, teruglezend wat de Partij van de Arbeid en D66 in twee termijnen hebben gezegd bij de behandeling van de Voorjaarsnota, er vorige week zeer terecht is gesteld a. dat er meer ruimte is en b. dat die ruimte nog in het jaar 2000 bij de behandeling van de Voorjaarsnota moet worden besteed. Het meningsverschil tussen de fracties en het kabinet over de omvang van de ruimte mag en moet de besteding naar eigen inzichten echter niet de weg staan. Wat schetst nu onze verbazing? Van de 1,5 mld. aan gewenste intensiveringen wordt hooguit een pakketje van 20%, eenvijfde deel, verzilverd via wijzigingsvoorstellen bij suppletore wet. Dat is toch een beetje een crisispakketje in hoogconjunctuur. Het is aardig, wenselijk en noodzakelijk, maar het wijkt heel ver af van de analyse die de fracties zelf hebben gemaakt. Daarbij hebben wij deze fracties in de afgelopen dagen willen steunen.
De heer De Graaf (D66):
Ik vraag mij af of ik hier spreek met de spelverdeler of de spits van de oppositie. Ik vraag mij ook af waar het genoemde bedrag van 1,5 mld. vandaan komt. De heer Rosenmöller zegt dat mijn fractie voorstellen heeft gedaan voor 1,5 mld. Ik kan mij dat niet herinneren. Ik heb die voorstellen niet gedaan. Hoe komt de heer Rosenmöller erbij dat ik die voorstellen heb gedaan?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Als ik de heer De Graaf niet had genoemd, was hij ongetwijfeld naar de microfoon gelopen om te zeggen dat hij ook wijzigingsvoorstellen heeft gedaan. Ik heb gezegd dat de Partij van de Arbeid en D66 een analyse hebben gemaakt, misschien niet in dezelfde omvang. Uiteindelijk lag er echter een pakket van tegen de 1,5 mld. aan voorstellen, verwoord door de heer Crone. Daar is in de eerste termijn over gesproken door de financiële woordvoerders, op basis van een analyse van het Centraal planbureau over bestaande en te verwachten meevallers, de ruimte via het bruggetje van De Graaf en hetgeen als financieringsbron nog ontwikkeld zou kunnen worden als het moest, namelijk het besteden van een deel van de inkomstenmeevaller aan de uitgaven. Dat zijn financieringsbronnen die door D66 in het debat aan de orde zijn gesteld. Als het gaat om financiële ruimte, hoeven wij daar geen gebrek aan te hebben. Het is ook een onderdeel van de analyse van de heer De Graaf dat er meer geïnvesteerd moet worden in de sectoren waarover ik sprak.
De heer De Graaf (D66):
Het laatste bestrijd ik niet en volgens mij kan dat ook, maar daar kom ik in mijn eigen termijn op terug. Ik wil wel graag dat de heer Rosenmöller correct is. Hij moet mij niet bedragen in de schoenen schuiven die ik niet heb genoemd. Ik meen ook dat nog maar moet worden afgewacht of dat ook kan worden gerealiseerd. Bovendien wekt de heer Rosenmöller de suggestie alsof wij hebben gezegd dat het nu op tafel zal moeten komen. Hij heeft ook gezien dat ik moties heb ingediend die aangaven dat er dit jaar nog extra middelen moeten worden besteed. Dat wil niet zeggen dat het nu geregeld moet worden, liefst wel, maar als het moet, kan het wat mij betreft ook over twee maanden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij hebben natuurlijk over twee maanden een debat over de begroting voor 2001. Als je de realiteit van de begrotingscyclus onder ogen hebt en houdt, dan is dit voor de Kamer het moment om voor het jaar 2000, al dan niet substantieel, iets extra's te doen voor de sectoren waar wij het zo vaak over hebben. Dat kan niet of nauwelijks in het debat dat gaat over 2001, want dan gaat het niet meer over 2000, en al bijna helemaal niet meer als wij het in december over de Najaarsnota hebben. Dan kan er nog wel iets versleuteld worden of in een fondsconstructie ondergebracht, maar dat is geen antwoord op de analyse die wij hier in meerderheid maken, namelijk dat de publieke sector op dit moment een versterking behoeft. En dat kan ook, gezien de economische ontwikkeling en de enorme meevallers die er zijn. Dat is het kernpunt van de analyse. Wat dat betreft vind ik dat woord en daad erg veel van elkaar verschillen. Ik wil de heer De Graaf niet de 1,5 mld. in de schoenen schuiven. Als er een behoorlijke afstand was tussen de positie die zijn fractie heeft ingenomen en de fractie van de PvdA, dan is die velen ontgaan, waarvan akte. Maar dan is het meer expliciet gericht op de fractie van de PvdA.
Wat ons verder heeft verbaasd, is dat de heer Melkert in het debat met het kabinet heeft gezegd dat er wel degelijk extra ruimte is. Hij wilde die ruimte ook besteden. De financiering van de wijzigingsvoorstellen blijkt echter wel voor 98% of 99% binnen de ruimte van 5,6 mld. te blijven. Dan parafraseer ik zijn opmerking aan de fractie van het CDA en dan wil ik hem voorhouden dat het de afgelopen jaren in een westerse democratie nauwelijks is voorgekomen dat een sociaal-democratische partij niet de ruimte benut die er is om te investeren en dat aan het kabinet overlaat. Dat is natuurlijk ook heel raar. Ik heb zelf de neiging om in de blessuretijd van de Voorjaarsnota te zeggen dat het wat dat betreft in de strijd Zalm-Melkert 1-0 is. Ik zeg dat niet met plezier. Ik hoop daar vanavond op een andere wijze uiting aan te kunnen geven.
Ik heb gezegd dat wij op tal van terreinen een pakket van tussen de 1 mld. en 1,5 mld. aan amendementen hebben ingediend. Er is één element dat ik nog onder de aandacht wil brengen en dat het is het vraagstuk van natuur en milieu. Op het punt van de natuur hebben de collega's De Graaf en Melkert – in die volgorde – een motie ingediend voor een natuuroffensief. Als ik het goed overzie, dan is er geen amendement aan toegevoegd bij de suppletore wet. Ik kan de collega's ons amendement met betrekking tot de versterking van natuur en de extra middelen voor 2000, nog even los van de onderuitputting en de aangepaste motie op dat punt, van harte aanbevelen. Alleen een motie en geen geld voor dit jaar zou betekenen dat wij eerder achterlopen met natuur. Ik ben het met de eerste indiener eens dat het natuuroffensief gerealiseerd moet worden.
Vorige week hebben wij gesproken over milieudrukcompensatie. Vervolgens is er een brief gekomen van het kabinet, schriftelijke antwoorden op vragen bij de suppletore wet. Daar staat, in afwijking van het regeerakkoord, dat die milieudrukcompensatie pas gaat gelden op het moment dat er extra economische groei is boven de 2,75%. Dat is anders dan in het regeerakkoord, waar gesproken werd over een behoedzaam scenario van 2%. Extra groei boven de 2% zou worden gecompenseerd daar waar het schadelijk is voor het milieu. Ik vind dit punt zo belangrijk, dat ik het kabinet om opheldering wil vragen. Dan kan ik de minister-president of de minister van Financiën daar mogelijk nog een vraag over stellen.
De heer Van Beek (VVD):
Voorzitter! Voor de VVD-fractie is het belangrijk dat wij in het financiële proces proberen om op een aantal afgesproken momenten beslissingen te nemen. Wij moeten niet vervallen in een situatie die al eerder is voorgekomen dat er eigenlijk vrijwel continu beslissingsmomenten zijn. In dat verband is het van belang dat wij een begrotingscyclus hebben met daarnaast de mogelijkheid van de Voorjaarsnota en de Najaarsnota om dan wel over het lopende jaar, dan wel over het daaropvolgende jaar beslissingen te nemen.
De afgelopen week hebben wij gehoord dat het kabinet op een aantal punten, zij het door verschillende personen, heel duidelijk met één mond spreekt. Eerst waren het de uitspraken van de minister van Financiën, gevolgd door de uitspraken van de premier en later bevestigd door de vice-premier, dat als er in de loop van de komende maanden signalen komen van onderuitputting, dat er op welke manier dan ook extra ruimte te besteden is nog dit jaar, ons dat gemeld zal worden en dat wij daarover op een volgend moment opnieuw tot besluitvorming zouden kunnen komen. Dat is voor de VVD-fractie belangrijk, want als het gaat om de scheiding tussen inkomsten en uitgaven, zijn wij net zo strikt aan de inkomstenkant als aan de uitgavenkant. Ruimte die binnen het uitgavenkader beschikbaar is, moet eind van het jaar niet overblijven, maar moet zoveel mogelijk worden gebruikt om de beleidspunten te realiseren.
Voorzitter! Een aantal fracties heeft ons verblijd met een groot aantal amendementen. Het is wellicht goed om in drie stappen in het kort aan te geven waar de VVD-fractie staat bij de beoordeling daarvan. Het grootste deel van de amendementen van het CDA zijn gefinancierd uit inkomstenmeevallers. Ik hoef daar weinig woorden aan vuil te maken. Ik respecteer de gekozen dekking, die is heel legitiem, maar die past niet binnen de afspraken die wij binnen de coalitie hebben gemaakt over de wijze waarop met inkomstenmeevallers moet worden omgegaan. Dat nu bepaalt ook ons stemgedrag.
Er is ook nog een aantal amendementen ingediend met nogal grote bedragen – de heer Rosenmöller sprak zelf over 1 à 1,5 mld. – door onder andere de GroenLinks- en de SP-fractie die onder andere hun dekking vinden die ook niet valt binnen de afspraken die wij met de coalitie hebben. De afgelopen dagen hebben wij geprobeerd in goede gesprekken met de coalitiepartners een hele lijst met wensen ook van die kant te beoordelen. Daarbij hebben wij heel nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen posten en dekkingen met een structureel of een incidenteel karakter. Daarover kunnen enkele conclusies worden getrokken. Wat betreft een groot aantal posten bestaat er geen enkel verschil van opvatting over de wenselijkheid om in die beleidssectoren tot intensiveringen te komen: onderwijs, zorg, veiligheid. Ik heb grote waardering voor mijn collega's met name uit de eigen fractie die daar waar het een groot aantal punten betreft waarvoor zij staan, die zij heel graag tot besteding zouden willen laten komen, waar ze vaak zelfs aan de basis van de ontwikkeling ervan hebben gestaan, uit overwegingen van een gezond financieel-economisch beleid en de beoordeling van de dekking toch zullen afzien van het steunen van een aantal van die amendementen.
Kortom, voorzitter, er bestaat grote overeenstemming waar het gaat om de inhoud van een aantal zaken, maar er zijn wel problemen over de financiering. Er is een aantal amendementen van incidentele aard ingediend met een incidentele dekking. Dat levert bij ons geen bezwaren op. Er zijn amendementen ingediend die doorwerken, die een aanzet zijn en zelfs in de toekomst zullen groeien en waarbij ook de dekking incidenteel is. Die voorstellen zullen niet door onze fractie worden gesteund.
Voorzitter! Ik wil het in eerste instantie hierbij laten. Bij de stemverklaringen komen wij nog wel op de concrete punten terug.
De heer Marijnissen (SP):
Mevrouw de voorzitter! Het is dezer dagen en weken door velen gezegd: de problemen in de samenleving zijn echt groot. Wij spreken dan over het onderwijs en de zorg. Wij worden hiermee dagelijks geconfronteerd. Wij lezen het in de kranten, wij worden gebeld, wij krijgen brieven en faxen. De nood is hoog. Dit is zelfs het kabinet niet ontgaan, hoewel een belangrijke oorzaak voor al die problemen bij uitstek is gelegen in de Paarse politiek, de bezuinigingspolitiek van de afgelopen jaren. Het kabinet heeft besloten een bedrag van 5,3 mld. extra uit te trekken voor het jaar 2000 om op die manier een aantal problemen in ieder geval enigszins te kunnen oplossen.
Ook de PvdA-fractie had voordat de Voorjaarsnota verscheen al in de gaten dat er een prijs moet worden betaald voor alle problemen. Zij bracht de nota Kracht en kwaliteit uit waarin wordt gesteld dat een bedrag van 9 mld. structureel en van 16 mld. incidenteel nodig zijn om belangrijke problemen in de samenleving op te lossen. Dit leidde ertoe dat de PvdA bij de behandeling van de Voorjaarsnota voorstellen indiende, tot ons verdriet met aanzienlijke lagere bedragen dan genoemd in de nota Kracht en kwaliteit. Het bleef nu beperkt tot een bedrag van 1 à 1,5 mld. Dit werd in eerste instantie ingebracht door de heer Crone die die voorstellen vastberaden en krachtig in de Kamer heeft vertolkt. Ik heb menigmaal instemmend zitten knikken tijdens zijn betoog.
In de tweede termijn werd het anders. Ik bespeurde bij de heer Melkert toch enige terugtrekkende bewegingen. Maar ik zag dit totaal verkeerd, want de heer Melkert zei: "De heer Crone heeft gisteren stuk voor stuk de elementen genoemd die ik nu iets korter heb herhaald. Het zijn precies dezelfde punten. Zij zullen in de vorm van amendementen terugkeren bij de behandeling van de suppletore begroting volgende week." Quod non, want van alles wat de heer Crone in eerste termijn heeft ingebracht, is maar een deel over gebleven.
Natuurlijk is er sindsdien wel politiek het nodige gebeurd. De heer Zalm heeft gezegd dat hij anarchie veroordeelt. De minister-president heeft gezegd dat je tevreden kunt zijn over een extra bedrag van 5,3 mld. voor 2000, ook voor onderwijs en zorg. Vice-premier Jorritsma heeft afgelopen dinsdag nog herhaald dat ongedekte cheques niet worden getolereerd.
Zij heeft in antwoord op mondelinge vragen ook gezegd dat het dit jaar "business as usual" zal zijn. Mevrouw de voorzitter! Zij had gelijk. Procedureel, want heel veel zaken zullen ook nu niet door de PvdA worden ingebracht, maar pas aan de orde komen na de zomer bij de behandeling van de Najaarsnota. Minister Zalm heeft daarop bij de behandeling van de Voorjaarsnota ook al onmiddellijk aangedrongen. Er is nog een tweede punt en daarover had ik al een voorgevoel afgelopen dinsdag toen ik de heer Melkert tijdens het vragenuur vroeg of het zo zal zijn dat er deze week weer veel is gebeurd maar weinig veranderd. Hij antwoordde: nee, er zal veel gebeuren. Ook dit komt niet uit en het is dus business as usual. Ik heb het tijdens het vorige debat beeldend willen zeggen. Deze minister hoeft maar "boe!" te zeggen en de PvdA verdwijnt achter de gordijnen. De heer Melkert zei dat dit absoluut niet het geval is. Het is waar, de minister heeft geen "boe!" gezegd, maar hij vraagt ook van de PvdA respect voor de Zalmnorm.
De heer Melkert heeft zijn antwoord op mijn vraag afgelopen dinsdag op bevlogen wijze beëindigd. Hij zei: "...maar ook gehandeld wordt in het belang van goed onderwijs, fatsoenlijke zorg en meer veiligheid." Dit is mij uit het hart gegrepen, maar als ik nu op de keper beschouwd een oordeel moet vellen, dan zeg ik toch dat voor de fractie van de PvdA uiteindelijk de Zalmnorm prevaleert boven deze drie fantastische doelen, te weten het gegeven van 11 mld. meevallers die wij helaas nog steeds niet mogen aanboren om de grote problemen op te lossen.
De heer Melkert (PvdA):
Voorzitter! Het is goed, zeker naar aanleiding van de laatste bijdrage om de zaken nog eens op een rij te zetten. Ik pak ook enkele punten op die uit de bespreking van de suppletore begrotingen voortvloeien.
Tot de heer Van Beek zeg ik dat er geen regeerakkoordafspraak is over de inkomensmeevallers en de uitgaven op de wijze zoals hij dat heeft weergegeven. Bij de aanvang van deze periode hebben wij erop gewezen dat als sprake is van een begrotingsevenwichtssituatie of zelfs een overschot het legitiem is om opnieuw te spreken over de financiële aannames, verhoudingen en toe te passen methodieken, uiteraard in goed overleg binnen de coalitie. Er zijn verschillen van mening. Dat is ook niet erg, daarover kun je verder praten. Daarmee is de verwijzing naar het regeerakkoord niet aan de orde. Er is een nieuwe situatie ontstaan. Wij zullen van gelegenheid tot gelegenheid ook die situatie beoordelen om te bezien welke balans noodzakelijk is tussen een versnelde aflossing van de staatsschuld, het reserveren voor lastenverlichting in 2001 en 2002 en investeringen in de kwaliteit waar die nodig, nuttig en mogelijk zijn. Dat laatste punt heeft onze inzet deze week bepaald.
De heer Van Beek (VVD):
Wij maken die afwegingen allemaal. De vraag is wat er volgens de heer Melkert niet meer is en wat er nog wel is. Zolang er geen wijzigingen in het regeerakkoord zijn aangebracht, staat het regeerakkoord er. Dat houdt in dat er nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen hoe met inkomsten en uitgaven wordt omgegaan. Er kan natuurlijk een discussie zijn over percentages, maar ik mag toch aannemen dat de grondbeginselen, de Zalmnorm, door ons beiden worden ondersteund.
De heer Melkert (PvdA):
Het regeerakkoord zag op een situatie van tekortreductie. Het is uitentreuren in de tekst opgenomen. In het debat in 1998 hebben wij uitdrukkelijk gevraagd wat er gebeurt als sprake is van een situatie van begrotingsevenwicht of -overschot. Dan kan het tekort niet meer worden gereduceerd. De situatie zal dan opnieuw moeten worden beoordeeld. Ik herinner mij dat in het debat met de minister-president is onderkend dat er dan een nieuwe situatie zou ontstaan. Het laat onverlet dat het kabinet gewoon kan kiezen wat het in die situatie doet. Het is aan de Kamer om te beoordelen of dat een verstandige benadering en balans is. Ik kom zo aan het punt wat vervolgens mogelijk is. Daarbij moet iedereen onderkennen dat de organisatiecapaciteit, arbeidsmarktknelpunten, de uitvoeringstermijnen die altijd nodig zijn als je nieuwe kwalitatieve impulsen wilt geven tot een andere situatie leiden dan bijvoorbeeld de 11 mld.-benadering van de heer Marijnissen: geef mij een zak geld en ik zal de samenleving beter maken. Zo gaat het niet.
De heer Van Beek (VVD):
Komt de heer Melkert op basis van deze redenering tot de conclusie, dat het op dit moment mogelijk is om met inkomstenmeevallers extra uitgaven te financieren? Dat was het kernpunt van de afspraak.
De heer Melkert (PvdA):
Ik begrijp die vraag, maar die heb ik in mijn bijdrage in het debat vorige week beantwoord. Het is niet aan de orde, zolang naar onze bescheiden opvatting de ruimte die is gemoeid met die extra investeringen in kwaliteit ingepast kan worden in de ruimte die beschikbaar moet worden geacht in het kader van wat in het regeerakkoord is afgesproken – wij willen graag dat het kabinet zich daaraan houdt – namelijk die bekende afspraak over de aardgasopbrengsten, de investeringen, de consequenties voor de lopende begroting en eventuele extra economische ruimte die ook binnen het uitgavenkader, redenerend vanuit 1998 extra ruimte met zich brengt.
De heer Van Beek (VVD):
De heel concrete vraag is, of u op basis van de getallen van de Voorjaarsnota vindt dat die Voorjaarsnota en de getallenverhouding aan die criteria voldoen.
De heer Melkert (PvdA):
Nee, de Voorjaarsnota nog niet.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Bij mijn weten – maar wie ben ik? – bestaan er inderdaad geen afspraken over een situatie met een begrotingsoverschot. De heer Melkert ontduikt nu echter weer de vraag van de heer Van Beek. De vorige week heeft hij die ook steeds ontdoken.
Het is van tweeën één. Het kan of het kan niet. De heer Melkert kan zeggen dat hij in coalitieverband – ik laat hem graag die ruimte – nadere afspraken moet maken over de nu ontstane situatie. Dan moet hij ook de vraag beantwoorden of wat hem betreft het ten principale mogelijk is dat het resultaat van die afspraken is dat inkomstenmeevallers worden uitgegeven. De vorige week zei hij dat als de nood echt aan de man komt, het mogelijk moet zijn de inkomstenruimte aan te wenden. Ik vraag hem dus wederom nu eens antwoord te geven op de vraag die collega Van Beek stelde. Kan het of kan het niet?
De heer Melkert (PvdA):
Daarop komt eigenlijk toch hetzelfde antwoord als ik de vorige week heb gegeven.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Maar dat was geen antwoord.
De heer Melkert (PvdA):
U heeft in de loop van de week een op zichzelf fascinerende fascinatie aan de dag gelegd voor de vraag waar je het uit betaalt. Voor het CDA kan alles, als het maar uit de inkomstenmeevallers komt. Onze stelling is, dat wij eerst willen zien wat er gefinancierd moet worden. Dat betreft voorstellen op het gebied van onderwijs, zorg, en veiligheid. Ik zal er zo nog wat over zeggen. Dat financieren wij graag in pais en vree, in het bijzonder met de vrienden van de coalitie. Waarom zou je ruzie maken als dat niet nodig is? Wij zien daar zelfs mogelijkheden voor. Dus zeggen wij: laten wij dat dan doen. Ik blijf verder bij mijn stelling. Als wij het idee hadden dat er onmiddellijk zoveel extra niet alleen nodig, maar ook mogelijk zou zijn, in het onderwijs, in de zorg en bij alle voorbeelden die zijn genoemd, dan gaan wij graag, om te beginnen met de coalitiepartijen, maar ook in de Kamer, een discussie aan wat er kan worden gedaan met inkomstenmeevallers of een deel daarvan. Dat is gewoon een correcte volgorde der dingen. Het gaat er uiteindelijk niet om waar je het vandaan haalt, maar waarvoor je het doet en of je het kan doen. Ik zou de heer De Hoop Scheffer willen uitnodigen het daar meer over te hebben.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
U mag mij tot alles uitnodigen. Waar mogelijk dans ik met u mee. Maar wilt u ook met mij mee dansen? De vorige week was uw stelling, dat de PvdA aan de uitgavenkant onvoldoende mogelijkheden ziet voor het honoreren van op zichzelf terechte wensen. Nu zegt u tegen collega Van Beek dat in deze situatie van begrotingsoverschot, waarvan wij overigens ook uitgaan in de discussie over inkomstenmeevallers, de uitslag van het coalitieberaad niet kan zijn, maar ook wel kan zijn, dat er inkomstenmeevallers aan de orde komen. U ontduikt de vraag van de heer Van Beek steeds.
De heer Melkert (PvdA):
U loopt even lang mee in de politiek als ik.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Maar ik ben nog steeds niet geheel aan u gewend.
De heer Melkert (PvdA):
U weet dat er bepaalde momenten zijn waarop je moet oordelen, namelijk de momenten waarop de vraag zich echt aandient. Wij hebben een aantal wensen. Ik zal zo nog even toelichten hoe die zich verhouden tot de opstelling van het kabinet. Wij hebben er vertrouwen in dat wij een heel eind kunnen komen en daarbij samen kunnen optrekken. Het hoofdpunt van mijn reactie op de opstelling van het kabinet is eigenlijk, dat wij van vormkwesties geen inhoudelijke hoofdzaken maken. Waarom zou je het dan anders doen dan wij nu voorstellen? De vraag van de heer De Hoop Scheffer is op dit moment puur academisch.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Je zou het anders kunnen doen omdat u de vorige week de stelling betrok, dat het aan de uitgavenkant allemaal niet voldoende was.
De heer Melkert (PvdA):
Dat was inderdaad mijn stelling van de vorige week. Ik zal daar nu nog wat over zeggen.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Het is nu een week later; daar zijn wij het over eens.
De heer Melkert (PvdA):
De vraag van de heer Van Beek was ook, hoe zich dit verhoudt tot de Voorjaarsnota.
Voorzitter! Wij hebben verleden week wel geconstateerd dat het kabinet wat merkwaardig omgaat met de afspraak in het regeerakkoord die aangeduid kan worden als het beroemde bruggetje van de heer De Graaf. Er zijn op dat punt in het regeerakkoord echt afspraken gemaakt en alle directbetrokkenen weten dat wij daarbij niet over één nacht ijs zijn gegaan. Maar ook in antwoord op schriftelijke vragen over het nakomen van die afspraak geeft het kabinet doodleuk aan: "Dat hebben wij niet gedaan." Minister Zalm heeft verleden week overigens ter toelichting gezegd, wat ik puur functioneel gezien vanuit zijn behoefte aan zoveel mogelijk zekerheid ook nog wel kon volgen, dat de inpassing van het bereikbaarheidspakket, zoals het kabinet ook aan de Kamer heeft aangegeven, in september nog aan de orde komt. En om de zaak nog wat breder te maken voeg ik eraan toe – maar dat heeft de heer Zalm verleden week ook gezegd – dat wij dan ook de hele kwestie van de voeding van het FES en de investeringsuitgaven in de nabije toekomst zullen bespreken.
Dit is op zichzelf allemaal legitiem, maar het is wel zuur om te moeten constateren dat er in 2000 niets wordt gedaan met de genoemde afspraak uit het regeerakkoord. Het is ook niet terecht. Vervolgens kwam de uitspraak van de minister-president, hier ook toegelicht door de vice-minister-president in antwoord op mondelinge vragen, dat het kabinet bereid is om nog weer ietsje verder te bekijken wat er nog mogelijk zou zijn, ook in 2000. Ik vind dat dit gelet op de afspraak uit het regeerakkoord dringend nodig is, maar het zou raar zijn als ik geen vertrouwen wilde uitspreken in wat het kabinet op dit punt van plan is te doen. Ik spreek dan ook graag het vertrouwen uit dat dit tot iets zal leiden, maar ik wil het wel wat specificeren aan de hand van het lijstje van de heer Crone, zo zeg ik voor de liefhebbers.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Voorzitter! Ik geef toe dat ik mijn collega Melkert in de meerderheid van de gevallen wel kan volgen, maar nu niet. Vice-premier mevrouw Jorritsma heeft op dinsdag desgevraagd door mijn collega Balkenende toch heel duidelijk gezegd dat de minister-president op geen enkele manier gesuggereerd heeft dat er meer ruimte is en dat hij ook niet van plan is om dat te doen. Deze interpretatie spoort volgens mij, en ook volgens haar, denk ik, niet met de interpretatie die de heer Melkert nu aan de woorden van de premier geeft.
De heer Melkert (PvdA):
Voorzitter! Ik heb dinsdag zelf geconcludeerd dat de toezegging is gedaan dat het bij de vermoedelijke uitkomsten om meer zou kunnen gaan dan een puur technische doorberekening. Het kabinet sprak van "indien er ruimte blijkt te zijn" of woorden van die strekking. Dat is anders dan de manier waarop het gebruikelijk in een kabinet gaat. Ik neem het de heer De Hoop Scheffer niet kwalijk dat hij dit niet weet, maar dit boezemt mij in ieder geval vertrouwen in dat er serieus naar wordt gekeken. En ik bevind mij samen met hem in de situatie dat wij kunnen beoordelen of dit inderdaad serieus is gedaan.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
U heeft een gigantische voorsprong op mij, dat geef ik onmiddellijk toe, want u weet hoe het er in een kabinet aan toe gaat, en ik niet. Ik houd mij dan ook maar even aan hoe het in de Kamer en in de media gaat; daar kwam mijn vraag uit voort. Wat daarin gezegd is, is iets anders dan wat u nu over de premier zegt, maar wij horen straks wel wat die er zelf van zal zeggen.
De heer Melkert (PvdA):
Ik denk het ook.
De heer Marijnissen (SP):
Voorzitter! Ik hoorde de heer Melkert zojuist zeggen dat hij er vertrouwen in heeft dat het wel goed komt met de wensen van de PvdA, met het lijstje van de heer Crone. Vanwaar dit voortschrijdende inzicht? Bij de behandeling van de Voorjaarsnota was zijn toon toch anders en in de kranten die verslag deden van het debat over de Voorjaarsnota, was er sprake van een confrontatie, zelfs van een titanenstrijd tussen de heer Zalm en de heer Melkert. Wat is er intussen gebeurd?
De heer Melkert (PvdA):
Voorzitter! Ik zou de kranten op dit punt echt niet geloven, want die hebben nog nooit iets begrepen van de relatie tussen de heer Zalm en mij. Wat mij voor ogen staat, is resultaat zonder ruzie. En dat resultaat is wat ons betreft nog steeds de optelsom van het lijstje van de heer Crone, als ik dat maar even als werktitel neem. Het is mogelijk dat het kabinet wil dat de verschuivingen nú met dekking plaatsvinden. Ik geloof echter niet dat het kabinet enthousiast is over elke dekking die wij hebben weten aan te merken, maar dat zit in de systematiek. Dan trekt de minister van Financiën een lange neus naar sommige van zijn collega's. De systematiek is dan goed, oké. Vervolgens kunnen wij zeggen dat wij in september meer hopen te horen, mede gelet op de afspraak in het regeerakkoord, over wat dan nog mogelijk is. In een motie zal ik straks aangeven dat het om een aantal heel specifieke wensen gaat die in dit debat niet alleen door ons naar voren zijn gebracht, maar die ook deels door de VVD en D66 tot belangrijke punten worden gerekend. Verder is er het gegeven dat de Najaarsnota – en dat is de afgelopen jaren een paar keer gebleken – soms aanzienlijke ruimte bevat voor meer incidentele uitgaven. Ik wijs op de schoolgebouwen, de verwerving van natuurgebieden en de monumenten. In ons lijstje hebben wij nadrukkelijk rekening gehouden met de optelsom van de drie momenten. Wij hopen hierbij op uw steun. In september komt dan het kabinet. Eigenlijk moeten wij deze discussie aan het eind van het jaar verder voeren. Dan wil ik hierover graag met u debatteren. Ik heb er vertrouwen in dat wij dan een heel eind gekomen zijn met onze wensen. Het gaat om het resultaat en als dat zonder ruzie kan; des te beter.
De heer Marijnissen (SP):
Het zijn niet alleen de kranten die uw relatie met de heer Zalm niet begrijpen; ik begrijp het van tijd tot tijd ook niet. Ik hoor nu gewoon de echo van de heer Zalm. De heer Zalm heeft volgens mij niets anders gezegd dan: wij zullen eerst eens kijken wat wij in de zomer hebben en dan zullen wij bekijken wat wij in het najaar bij de behandeling van de Najaarsnota kunnen doen. Hoe moet ik nu duiden wat in de eerste termijn door de heer Crone en in tweede termijn door u in het kader van de Voorjaarsnota naar voren is gebracht, als ik – nu wij dit politiek afronden – u hoor zeggen wat de heer Zalm steeds heeft gezegd?
De heer Melkert (PvdA):
Het verbaast mij niets als de heer Zalm uiteindelijk in de positie komt te verkeren om ook een deel van het PvdA-programma uit te voeren. De appel valt niet ver van de boom!
De heer Marijnissen (SP):
Wij kennen de politieke roots van de heer Zalm, dat is waar. U zei dat u dit bij voorkeur in pais en vree met de VVD en deze minister wilt regelen. Deze minister rekent onder andere tot zijn arbeidsvoorwaarden de scheiding tussen inkomsten en uitgaven en van de VVD als coalitiegenoot is het bekend dat deze fractie echt niet staat te trappelen om meer uit te geven. Maar als u zegt dat pais en vree een belangrijk goed is, dan zeg ik dat met u, maar niet als het gaat om onderhandelingen met de VVD, mag ik toch hopen!
De heer Melkert (PvdA):
Zelfs met de VVD vind ik het een groot goed om er zonder ruzie uit te komen. Als je maar uitkomt, waar je wilt.
De heer Marijnissen (SP):
Maar dat is nu juist niet het geval. Als dat het geval was, zou ik u kunnen volgen. De heer Dijkstal en de minister van Buitenlandse Zaken hebben in mijn optiek terecht gezegd dat zij graag verder willen met de PvdA in Paars 3 omdat ze inmiddels een liberale kamer in ons liberale huis bewonen. Ze hebben ook inhoudelijk op veel terreinen de afgelopen jaren hun zin gekregen en dat komt omdat u pais en vree belangrijker vindt dan het resultaat.
De heer Melkert (PvdA):
Nu dwaalt de heer Marijnissen een beetje af. Hij kwam met een vraag naar het lijstje van de heer Crone over die 1 à 1,5 mld. Het gaat erom of wij daar consistent in zijn. Ik gaf als antwoord dat wij daar nog steeds consistent in zijn. Wij hebben de verwachting dat aan het eind van het jaar zal blijken dat wij daar een heel eind mee gekomen zijn, op die drie momenten na die ik noemde. Vervolgens zei hij dat het hem ook niet om ruzie gaat – en dat zou mij van hem verbaasd hebben – maar om resultaten. Wij moeten elkaar dan kunnen vinden in de afspraak dat wij aan het eind van het jaar hier, of waar dan ook in het land, samen daarover spreken en bezien hoever wij gekomen zijn. Ik denk dat wij dan ver gekomen zijn.
De heer Marijnissen (SP):
De heer Melkert sprak bijna letterlijk deze woorden in de tweede termijn. Hij zei: wacht maar op de suppletore begrotingen, dan kunt u mij daarop afrekenen. En dat is nú. Ik stel dan vast dat van die 1,5 mld. eenvijfde is overgebleven. Wat moet ik nu met zijn opmerking om tot het najaar af te wachten? Dat betekent drie, vier maanden problemen meer in de zorg en het onderwijs waarvoor hij ook geld wilde hebben. Wat moet ik met zijn toezegging?
De heer Melkert (PvdA):
U kunt het blijven proberen, maar het gaat om de begroting 2000. Die begroting wordt afgesloten op de momenten die daarvoor bestemd zijn. Het was voor mij prima geweest om daar bij de behandeling van de suppletore begrotingen nog wat verder in te gaan. Dat verheel ik ook niet: "hoe sneller, hoe beter" is ook ons motto. Maar in de goede verhoudingen tussen het kabinet en in ieder geval een deel van de Kamer zegt het kabinet tegen de Kamer: laat ons even de ruimte om te bekijken hoe het verder loopt. Ik noteerde dat de heer Zalm enige scepsis had over de prognoses van het CPB over de economische groei. Het is zijn goed recht om dat naar voren te brengen en de tijd zal wel leren hoe dat straks wordt beoordeeld. Het zou dan toch raar zijn als wij het kabinet die ruimte niet gunnen, omdat wij willen dat het per se nu gebeurt. Wij hebben wel gezorgd voor amendementen op die punten, waarvan wij het belangrijk vinden dat er snel iets van start kan gaan. Als voorbeeld geef ik het schoolbudget. Wij vinden het belangrijk dat alle scholen in Nederland per 1 september alvast van start kunnen gaan met de extra ruimte om de werkdruk te verminderen en om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Op dat punt hebben wij gezocht naar een zodanig amendement, dat daar ook inderdaad op 1 september mee kan worden begonnen. Voor sommige andere dingen is die precieze termijn iets minder belangrijk. Daarvoor is gewoon de extra ruimte die ontstaat het meest belangrijke punt en dan kan het ook later worden ingevuld. Dat is eigenlijk vrij overzichtelijk.
De heer Marijnissen (SP):
Ik moet hier natuurlijk toch op reageren, of ik moet het in ieder geval politiek duiden vanuit mijn zienswijze. Aanvankelijk heeft de heer Crone een hele lijst verkondigd. Vervolgens meende ik enige twijfel bij de heer Melkert te bespeuren. Maar nu het er bij de behandeling van de suppletore begrotingen op aankomt en nu wij dit verhaal politiek afronden, stel ik vast dat er van die wensenlijst weinig is overgebleven. Indien hij zich in de tweede termijn van de behandeling van de Voorjaarsnota inschikkelijker had getoond richting de minister van Financiën, was al dit gedoe volgens mij niet nodig geweest.
De heer Melkert (PvdA):
Nee, u bent volkomen verkeerd in uw opvatting en in uw interpretatie van het resultaat van onze inspanning, althans wat onze intentie betreft. Of er steun voor die intentie is, is vers twee. Het gaat ons om de begroting 2000. Wij accepteren dat de uitvoering van die begroting verschillende momenten kent en dat er nog een additioneel moment bij komt waarop beoordeeld wordt wat er extra kan. Wij zijn er steeds zelf bij om dat te beoordelen. Dus het zou reëel zijn als u deze opmerkingen bewaart tot het eind van het jaar 2000. Ik voorspel dat u ze dan niet meer nodig heeft.
Voorzitter! Ik wilde een uitspraak aan de Kamer voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gelet op de noodzaak een aantal urgente knelpunten in de publieke dienstverlening zoals onderwijs, zorg, openbare veiligheid en natuur met gerichte maatregelen (waaronder maatwerk in het arbeidsmarkt- en arbeidsvoorwaardenbeleid) deze zomer op te lossen;
gelet op de concrete suggesties die daarvoor in het debat over de Voorjaarsnota en in moties door de Tweede Kamer zijn gedaan, zoals ten aanzien van versterking van het beroepsonderwijs (VMBO, MBO en HBO), VVE, nascholing PO-VO, fundamenteel onderzoek, de arbeidsmarktpositie en loonruimte in de collectieve sector, wachtlijsten in ziekenhuizen en de genees- Melkerten hulpmiddelen, veiligheid in het openbaar vervoer, natuur, rampen- bestrijding, monumenten en ICT-cultuur;
verzoekt het kabinet aan de Tweede Kamer te laten weten welke extra middelen hiervoor nog in 2000 worden ingezet uit de financiële ruimte voor 2000, waaronder de middelen die vrij kunnen vallen door begrotingsuitgaven ten laste van het FES te brengen (het bruggetje),
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Melkert, De Graaf en Van Beek. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 90 (27127,27101 ).
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Mevrouw de voorzitter! RZR: resultaat zonder ruzie. Dit is echter GZR, gezichtsredden, namelijk de gezichtsreddende motie. Hoe heb ik het nu? Er ligt een waslijst van wensen, maar wij bekijken wel met sinterklaas, inclusief het FES, hoe wij het gaan financieren? GZR dus; hoe red ik mijn gezicht!
De heer Melkert (PvdA):
Volgens mij is de oppositie nu echt de weg kwijt, want sinterklaas in september heb ik nog nooit meegemaakt!
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Nee, maar de Najaarsnota wordt dicht in de buurt van sinterklaas behandeld. Daarom noemde ik dat even. Kom nou, mijnheer Melkert, zo gaat het niet!
De heer Melkert (PvdA):
Ik begrijp dat het wat ingewikkeld is om de motie in één keer ter verwerken.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Leuk gevonden.
De heer Melkert (PvdA):
In de motie wordt het kabinet gevraagd, in het verlengde van datgene wat door de minister-president en de vice-minister-president is gezegd, uiterlijk op Prinsjesdag – maar wat ons betreft daarvóór, om een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen 2000 en 2001 – aan te geven wat er kan, met name met het FES-bruggetje. Het lijkt mij echt niet goed mogelijk dat het kabinet straks met Prinsjesdag zegt dat er nog eens goed naar het regeerakkoord is gekeken, maar dat nog steeds niet duidelijk is wat er met deze kwestie moet gebeuren. Dat is dan niet meer aan de orde. Het debat over de Najaarsnota is het derde moment, maar dat is niets bijzonders. Vorig jaar en ook het jaar daarvoor zijn vele honderden miljoenen, ook op verzoek van de Kamer, op bepaalde manieren besteed. Wij hebben in de motie ook categorieën genoemd waarvoor dat heel goed zou kunnen.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Voorzitter! Wij hebben het over 2000. Afgelopen zondag zag ik bij de wedstrijd tussen Nederland en Joegoslavië een geheel in oranje verklede sinterklaas. Hij was niet te vroeg.
De heer Melkert (PvdA):
Ik heb alleen maar zes doelpunten gezien.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! Ik heb er zeven gezien, maar goed.
De heer Melkert (PvdA):
Ik kijk graag selectief, zoals u weet.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Probeer dat dan zoveel mogelijk tot het voetbal te beperken en niet in de Kamer door te zetten, want dat wreekt zich vandaag volgens mij.
Wie het pad van uitstel kiest, moet rekenen met afstel. Dat is wat de PvdA op dit moment doet. De heer Melkert had het over ruzie. Zegt het niet veel dat op het moment dat hij een analyse geeft van de noodzaak extra te investeren in zorg, onderwijs, milieu en veiligheid – de meerderheid van de Kamer deelt die – hij over 1 tot 1,5 mld. extra investeren ruzie krijgt met een kabinet dat onder leiding staat van zijn politieke geestverwant, premier Kok? Is dit kabinet zo slecht dat je daar ruzie over krijgt?
De heer Melkert (PvdA):
Voorzitter! In de relatie met mijn geestverwant zijn wij in de afgelopen vele jaren door dalen gegaan en over toppen gekomen. Daar zitten altijd aparte momenten tussen. Op zichzelf is het te begrijpen dat het kabinet een volgorde der dingen aangeeft. De ruzie beweegt zich op dit moment niet op het niveau of er voor onderwijs, zorg en veiligheid nog meer nodig is. Het gaat om de systematiek. Het is het volste recht van het kabinet een eigen systematiek te hanteren als het gaat om het maken van financiële afspraken en de beslissingen die daarbij horen. Vervolgens wordt de Kamer gevraagd daar in redelijkheid aan mee te werken. Als wij dan tot het oordeel komen dat datgene wat wij in de loop van het jaar doen voor onderwijs, zorg en veiligheid, bovenop het vele dat het kabinet al heeft voorgesteld, het verzoek van het kabinet niet in de weg hoeft te staan, dan is dat toch prima.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dit is toch het moment om zaken te doen! Als de heer Melkert als Kamerlid een analyse maakt, dan staat hij ook voor de positie van zijn fractie. Als het kabinet dan wat zegt, dan hoor ik de heer Melkert zijn eigen verhaal in eerste termijn weerspreken, met de argumenten van het kabinet. Daarmee komt hij toch in een ontzettend spagaat te verkeren. Velen spreken daar vandaag over.
De heer Melkert (PvdA):
De ergste pijn van een spagaat doet zich voor bij de degene die deze figuur beoefent. Ik sta hier volkomen ontspannen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat is overduidelijk, maar een aantal anderen maakt daar een iets andere analyse over. Vindt de heer Melkert de 20% van het pakket-Crone dat nu via wijzigingsvoorstellen voorligt, het maximaal haalbare ten opzichte van de inzet om de publieke sector te versterken met de middelen waar hij, wij, de CDA-fractie en andere fracties voor hebben gepleit, en dan zonder ruzie, hét toverwoord dat vandaag de legitimatie verschaft om het er maar bij te laten? Dat zou toch anders en beter moeten.
De heer Melkert (PvdA):
Het past in de drieslag van wat nu, straks in het vroege najaar en bij het debat over de Najaarsnota mogelijk is.
De voorzitter:
Ik geloof dat het weinig helpt de heer Melkert steeds hetzelfde antwoord te laten geven. Dat is mijn conclusie.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! Dat mag, maar mijn conclusie is dat de poging van de afgelopen tien dagen om de publieke sector te versterken en datgene wat tussen de heer Melkert en diverse woordvoerders is gewisseld, toch vooral neerkomt op blazen en heel veel meel in de mond houden. Dat stelt mij toch teleur.
De heer Melkert (PvdA):
U gebruikt iets te veel woorden voor hetgeen u zelf niet op een andere manier kunt waarmaken, namelijk met steun van leden in de Kamer, die vinden dat buiten de niet geringe kabinetsvoorstellen wat extra's gedaan kan worden en wat tegelijkertijd uitvoerbaar is in de betreffende sectoren, nog dit jaar de nodige stappen zetten. Wij hebben met onze amendementen een aantal punten naar voren gehaald die, naar ik meen, ook op uw steun kunnen rekenen, zoals het schoolbudget. Het is inderdaad van belang dat de betrokkenen voor de zomer weten waar zij aan toe zijn. Ik ben het voor het overige met u eens dat het risico is dat er van uitstel afstel komt, maar ik vertrouw erop dat dit zich niet zal voordoen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dan moet u rechttoe rechtaan spreken. Als de uitvoerbaarheid ineens het argument is tot het beperkte pakket dat nu voorligt, vind ik dat uw fractie bij monde van de heer Crone "illusiepolitiek" bedreven heeft. Driekwart van zijn inzet is dan onuitvoerbaar gebleken of "op dit moment niet wenselijk uit te voeren". Dat vind ik erg onverstandig. Er is een meerderheid voor uw voorstellen. Een deel van de Kamer vraagt u om vast te houden aan hetgeen u tien dagen geleden en vorige week gezegd heeft. In dat geval blijven wij u steunen.
De heer Melkert (PvdA):
Wat een onzin! U heeft zelf in een motie voorgesteld om hetgeen bij de Najaarsnota overblijft, of een belangrijk deel daarvan, beschikbaar te stellen voor investeringen in de natuur. U handelt daarmee precies gelijk aan een deel van ons voorstel. Het zou immers prachtig zijn om nu 500 mln. voor de natuur beschikbaar te hebben, maar voor de planning, investering en uitvoering maakt het niet uit wanneer daar "ja" tegen wordt gezegd in december via de Najaarsnota. Dat is een onderdeel van het onderscheid dat wij hier maken. U doet hetzelfde in uw motie, maar maakt mij verwijten op dit punt. Het wordt tijd dat u uw eigen knopen en zegeningen telt. Wij moeten een paar stapjes verder zetten, wat naar mijn mening behoorlijk in het verlengde ligt van de inbreng van uw fractie.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij hebben onze knopen geteld en de teller stopt bij 1,2 mld. Ik hoop dat u onze motie over de natuur steunt. Wij beogen de fout die dit jaar is gemaakt met betrekking tot de begroting 1999 te voorkomen. Toen bleef er namelijk 2,7 mld. aan middelen die besteed hadden kunnen worden, op de plank liggen. Die situatie moeten wij voorkomen. De fractie van GroenLinks heeft een pakket wijzigingsvoorstellen dat ongeveer 1,25 mld. bedraagt. Als wij elkaar daarin kunnen vinden, zetten wij echt een stap vooruit. Uw inzet was echter vele malen groter dan de uitkomst, en dat noem ik blazen en het meel in de mond houden.
De heer Melkert (PvdA):
Dat is geen reactie op mijn punt. U gaat eraan voorbij dat de systematiek die u bij ons bekritiseert door u wordt gehanteerd in een van uw belangrijkste moties, waarover vandaag nog gestemd zal worden. Ik vind het jammer dat u die argumenten door elkaar haalt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik heb nog een informatieve vraag. In de loop van de dag zal ook over de zojuist ingediende motie moeten worden gestemd. Wij moeten ons daarop voorbereiden. Kan de heer Melkert aangeven wat deze motie toevoegt aan het parlementaire debat dat wij sowieso zullen voeren over de begroting 2001 en de Najaarsnota? Met andere woorden, wat is precies de toegevoegde waarde van deze motie, verondersteld dat deze wordt aanvaard en gelet op hetgeen natuurlijk toch al aan de orde zal zijn?
De heer Melkert (PvdA):
Dat is een begrijpelijke vraag. Ik denk dat die toegevoegde waarde tweeërlei is. Volgens de motie zou er een apart moment moeten zijn om te weten wat het kabinet nog uitvoerbaar acht voor 2000. Dat staat in feite los van de begrotingsvoorstellen 2001 die straks aan de orde zijn. Wij zouden daar graag in het kader van de financiële beschouwingen of op een apart moment, maar wel separaat over van gedachten willen wisselen. In feite betreft het een verlengstuk van dit debat. Met het oog op de gebeurtenissen buiten de Kamer is verlenging tegenwoordig helemaal niet zo raar als het gelijk staat na de normale speeltijd. Verder hebben wij in de motie gepoogd kortweg de punten te duiden die volgens de drie indieners bij voorrang gefinancierd moeten worden. Dit zou dan naar de mate dat het kabinet daarvoor ruimte ziet, plaatsvinden en uiteraard volgens een eigen beoordeling van onze kant die daarop zou volgen.
Bij de behandeling van de suppletore begrotingen is een punt aan de orde gekomen dat om een vervolg vraagt. Hiermee is ook geld gemoeid, maar dan wel extra geld dat vrijgemaakt kan worden zonder meer kosten te veroorzaken. Dat valt dus onder een categorie die bij uitstek sympathiek is en op aller instemming moet kunnen rekenen. De motie handelt over het vervangingsfonds. Ik zal haar niet in extenso toelichten omdat dit punt bij de behandeling van de begroting van OCW uitgebreid is besproken. Er was echter geen gelegenheid meer om de Kamer daarover een uitspraak voor te leggen en daarom doe ik dit nu alsnog.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat op veel scholen de tijdelijke vervanging van personeel nauwelijks te realiseren is;
overwegende, dat de regelgeving van het vervangingsfonds te rigide is om op andere dan de reguliere manier vervangend personeel in te zetten (bijvoorbeeld via uitzendbureaus);
van mening, dat het niet of niet op de juiste manier vervangen van docenten uiteindelijk tot verlies van kwaliteit in het onderwijs leidt;
verzoekt de regering te bevorderen dat de regels van het vervangingsfonds zodanig verruimd worden, dat scholen creatiever om kunnen gaan met het vervangen van hun personeel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Melkert, Van Beek, De Graaf, de Hoop Scheffer en Rosenmöller.
Zij krijgt nr. 91 (27127,27101 ).
De heer Van Dijke (RPF/GPV):
Voorzitter! Mijn vrouw en ik hebben geprobeerd onze kinderen in een sfeer van enige soberheid op te voeden. Dit komt overeen met de wijze waarop minister Zalm en minister-president Kok tegen de wereld aankijken, namelijk dat soberheid een deugd is. Wij geven onze kinderen dan ook niet te veel zakgeld. In de vakantieperiode doet zich echter een probleem voor. Dan krijgen ze vakantiegeld en denken ze dat een heleboel te besteden hebben. Ze komen echter binnen de kortste keren in de financiële problemen. Naarmate mijn kinderen meer geld krijgen, nemen hun financiële problemen toe.
Voorzitter! Dit verschijnsel lijkt zich nu ook in de Kamer voor te doen. Er komt enorm veel geld vrij om tussentijds te besteden. Minister Zalm herinnerde er terecht aan dat het nog niet vaak is voorgekomen dat er zoveel geld extra is binnengekomen. De PvdA-fractie had een analyse gemaakt van de doelen waaraan de extra middelen besteed moesten worden. Het totaal daarvan was echter aanmerkelijk meer dan het bedrag dat besteed kon worden. Dit was dus groot geld bovenop megageld. De vraag is of wij het uitgangspunt moeten hanteren: als een beetje helpt, helpt veel zeker. Dat lijkt mij niet de meest voor de hand liggende optie.
De werkelijk indiende amendementen van de PvdA-fractie zijn in het licht van hetgeen aanvankelijk werd aangegeven, bescheiden te noemen. Er zijn twee manieren waarop een en ander getaxeerd kan worden. Je kunt zeggen dat hiermee de politieke aftocht gedekt kan worden. Je kunt ook zeggen dat de mogelijkheden om op verantwoorde wijze wensen op tafel leggen, maximaal zijn benut. Nu schijnt een lid van een oppositiepartij automatisch voor de eerste taxatie te moeten kiezen, maar dat is voor mij geen vanzelfsprekendheid.
Voorzitter! Voor onze fracties is een belangrijke afweging in hoeverre incidentele middelen via de begroting 2001 een structureel karakter krijgen. Ik kan dat moeilijk overzien, maar wellicht kan de minister van Financiën ons een doorkijkje geven. Gelet op de sympathieke doelen die in de ingediende amendementen zijn opgenomen, heb ik een sterke drang om deze te steunen. Bij mijn taxatie ga ik uit van het standpunt dat de mogelijkheden om verantwoord problemen op te lossen maximaal benut moeten worden. In dit huis wordt dit wel een positieve grondhouding genoemd. Ik laat echter veel afhangen van de beoordeling van de minister-president en de minister van Financiën. Het gaat hier dus niet om vanzelfsprekende steun, maar om een welwillende houding.
De heer Melkert heeft een motie ingediend. Ik kan die motie wel begrijpen, maar moet die toch typeren als een open deur. Ik kan mij niet voorstellen dat wat in de motie wordt gevraagd, achterwege zou blijven als de motie niet wordt ingediend. Hoe dan ook, wij bekijken de motie nog eens goed. Het gaat om een relatief overbodige motie. Ik hoor echter graag de reactie van het kabinet.
Ik heb een motie ingediend inzake de douane en de marechaussee, waarover bij sommige collega's enig misverstand is ontstaan. Ik heb de indruk dat de minister van Financiën hiermee in zijn beoordeling van vorige week, gelet op tijdstip en tijdsdruk, enigszins luchthartig is omgegaan. Ik vraag in die motie niet meer dan een deel van het reeds voor de begroting voor 2001 toegezegde geld naar voren te halen, zodat materieelinkopen – verbindingsapparatuur, voertuigen en dergelijke – reeds dit jaar kunnen plaatsvinden, gelet op de dringende behoefte daaraan. Ik heb het niet over menskracht en dergelijke. Ik heb er alle vertrouwen in dat er voor de begroting 2001 substantiële bedragen vrij zullen worden gemaakt, gelet op de nood die op dat punt aanwezig is. Het gaat mij om materieelinkopen die dringend nodig zijn. Ik wil dat de minister tegen die achtergrond hier nog eens naar kijkt. Ik wil er tevens bij de Kamer op aandringen om deze motie te steunen.
De heer De Graaf (D66):
Mevrouw de voorzitter! Ik laat mede namens collega Rosenmöller weten dat de motie op stuk nr. 72 door ons wordt aangehouden. De minister van Financiën heeft bij deze motie, die handelt over de mogelijkheden om de studieschuld geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden om zodoende de aantrekkingskracht van de collectieve sector te vergroten, verwezen naar een brief van 22 mei van het ministerie van Onderwijs. Ik moet zeggen dat het buitengewoon veel moeite heeft gekost die brief boven water te krijgen. In de Kamer is ons dat niet gelukt. Dat kan aan de Kamer liggen. Uiteindelijk hebben wij via het ministerie van Onderwijs de brief in handen gekregen. Dat wij de brief nu in bezit hebben, wil niet zeggen dat wij erg tevreden zijn over de brief. Ik vind het wel zo netjes als eerst in de commissie over de brief wordt gesproken alvorens wij de regering uitnodigen concrete voorstellen te doen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer De Graaf stel ik voor, de motie-De Graaf/Rosenmöller (27127, 27101, nr. 72) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De heer De Graaf (D66):
Mijn fractie heeft een aantal amendementen ingediend, ook samen met anderen, op het gebied van onderwijs, zorg en wat andere onderwerpen. Naar onze overtuiging hebben die een voldoende en legitieme dekking in de begroting voor het jaar 2000. Er is in ieder geval de mogelijkheid om nu al wat meer te doen aan de prioriteiten die voor ons van belang zijn en die naar wij menen ook uit het regeerakkoord kunnen worden afgeleid.
Ik zeg zeer nadrukkelijk dat wij niet via amendementen zonder dekking hebben willen speculeren op een dekking die nog moet komen. Dat wil niet zeggen dat wij er niet van overtuigd zijn dat die ruimte er is en ook kan worden aangevuld op wat het kabinet al naar voren heeft gebracht. Ik vind het geen goed parlementair gebruik om een amendement in te dienen op een begroting zonder dat uit de begroting zelf een concrete dekking voortvloeit. Daarom hebben wij ook het niet gedaan. Dat is ook de reden waarom wij samen met de heer Melkert een motie hebben ingediend, die zojuist door hem is toegelicht. Er is naar onze overtuiging dit jaar meer mogelijk dan door het kabinet bij de Voorjaarsnota is gepresenteerd. Dat zal moeten blijken. Het is zeer legitiem om deze wens op tafel te leggen. De motie die de heer Melkert mede namens mij heeft ingediend is een duidelijk signaal van een Kamermeerderheid om niet pas bij de Najaarsnota, maar al veel eerder extra ruimte te gebruiken om een aantal specifieke prioriteiten en verlangens van de Kamer en ongetwijfeld ook van het kabinet op het vlak van onder meer zorg en onderwijs te realiseren.
Voorzitter! Ik zeg dit alles tegen de achtergrond dat ik graag in dit debat meer duidelijkheid had willen verkrijgen. Natuurlijk praat ik over vertrouwen, maar niet over het feit dat bepaalde duidelijkheid nog niet kon worden gegeven. Ik vind het jammer dat het kabinet niet meer inzicht heeft kunnen geven in de extra ruimte die naar mijn vaste overtuiging bestaat. Wij hadden die meer duidelijkheid graag willen hebben. Dan hadden wij namelijk nu, eind juni, al meer kunnen afspreken en zouden ook niet twee of drie maanden verloren zijn gegaan. Het is niet anders en ik hoop dat die duidelijkheid begin september er wel zal zijn. Ik verwijs nogmaals naar die extra meevallers aan de uitgavenzijde en ook naar het bruggetje waar zo'n discussie is gevoerd over de juiste uitleg. Eerlijk gezegd zou ik niet graag de indruk willen hebben dat de minister van Financiën nog liever over de coalitiepartners heen loopt dan over dat bruggetje. Ik verwacht dus echt dat er in september meer helderheid komt en dat wij in 2000 via dat aftapkraantje in het FES nog iets meer kunnen doen dan het pakket van 5,6 mld. Ik moet het kabinet toegeven dat 5,6 mld. bovenop hetgeen al in het regeerakkoord is afgesproken, natuurlijk niet weinig is en wel degelijk een forse impuls is voor de prioriteiten die wij ons stellen, maar naar mijn smaak is het nog niet genoeg en kan er meer.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Voorzitter! Die kans lijkt mij inderdaad aanzienlijk toegenomen aangezien ik begrepen heb dat ook de handtekening van de VVD onder de motie staat waarin die mogelijkheid nadrukkelijk open wordt gehouden.
De heer De Graaf (D66):
Precies, u heeft de motie niet alleen goed gehoord maar ook gezien wie haar ondertekend heeft. Ik ga ervan uit dat als zij is ondertekend door de drie coalitiepartijen, de oproep niet alleen krachtig geformuleerd is maar ook buitengewoon goed wordt gehoord door het kabinet. De minister-president heeft al duidelijk gemaakt dat het kabinet zeer serieus zal bezien wat de ruimte is en of er in september ook daadwerkelijk over die brug kan worden gelopen die tegenwoordig mijn naam draagt. Het gaat ook wat mij betreft dan om substantiële bedragen.
Voorzitter! Mijn fractie zal amendementen die geen dekking hebben of die speculeren op een mogelijke dekking niet steunen, hoezeer sommige ook sympathiek overkomen. Ik verwijs naar amendementen van collega Rosenmöller over dat natuuroffensief dat wij bij motie hebben vastgelegd. Ik kan zelfs de orde van grootte van bedragen die erin staan zeer goed begrijpen, maar daarom hebben wij ook een motie ingediend. Een amendement dat zegt dat de dekking maar moet worden gevonden in ruimte die nu nog niet bekend is, vind ik zoals ik al zei geen goed parlementair gebruik. Ik zou collega Rosenmöller willen voorhouden dat wij die twee maanden als het om de natuur gaat weliswaar eigenlijk niet kunnen missen, maar dat wij het wel zullen moeten, omdat wij dan ook weten hoe groot die ruimte precies is. Dan ga ik graag met hem in de slag als het kabinet of in september of bij Najaarsnota te weinig doet. Dan zullen wij elkaar ongetwijfeld aan dezelfde zijde vinden, namelijk om ervoor te zorgen dat het maximale wordt gedaan om de ecologische hoofdstructuur te versterken in plaats van alleen maar de achterstanden in te lopen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Mevrouw de voorzitter! Wij hebben een heel concreet amendement ingediend dat wel overeenkomt met de wens om dat natuuroffensief in te zetten en te voltooien. Als de heer De Graaf dat niet steunt, moet hij natuurlijk niet denken dat alleen zijn motie de natuur helpt. Die motie alleen helpt de natuur zeker niet, zij spreekt een wenselijkheid uit, maar legt daar geen middelen bij. Daarom is het complementair en had ik echt gehoopt dat niet alleen de verbale steun van de fractie van D66 aan de natuur ook consequenties zou hebben voor dit moment voor het vrijmaken van middelen.
De heer De Graaf (D66):
Voorzitter! Als die redenering van de heer Rosenmöller opgaat, begrijp ik niet dat hij niet zelf een motie heeft ingediend om onderuitputting prioritair aan te wenden voor natuur. Want dat is exact hetzelfde. Ik zeg alleen dat hij nu geen amendement zou moeten indienen waarvan hij niet weet of de dekking echt kan worden gerealiseerd. Ik hoop dat met hem, en ik ga er overigens van uit dat dit het geval zal zijn, maar daar bestaat nu in ieder geval geen zekerheid over. De motie stipuleert nu juist dat het kabinet alles uit de kast moet trekken om het wel te doen. Doet het dat niet, dan zullen wij elkaar ongetwijfeld samen vinden in oppositie tegen zo'n besluit!
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik ben er wel van overtuigd dat gezien onze analyse van de financiële situatie op basis van de gegevens van het kabinet en anderen dat die ruimte er is. Mocht er onverhoopt sprake zijn van een vorm van onderuitputting aan het eind van het jaar, laten wij er dan voor zorgen dat wij de fout van 1999 niet herhalen. Dat zijn twee onderscheiden zaken, maar dat heb ik verleden week ook al met u gewisseld,
De heer De Graaf (D66):
De motie van mijn fractie is duidelijk. Daarin wordt gevraagd om voorstellen van het kabinet in september om niet alleen de achterstand in te lopen op het gebied van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om een versnelling aan te brengen. Daarnaast ben ik het met collega Rosenmöller eens dat niet aan het eind van dit jaar mag blijken dat gelden zijn weggelopen als ze niet uitgeput zijn. Ze moeten wat mij betreft prioritair worden besteed aan natuur. Ik heb ook het onderwerp monumenten genoemd.
Voorzitter! Het zal duidelijk zijn dat wij ook geen amendementen zullen steunen die alleen als dekking de inkomstenmeevallers aanwijzen. Ik vind dat eerlijk gezegd een zwakke onderbouwing van amendementen.
Minister Kok:
Mevrouw de voorzitter! Ik dank de Kamer voor het in deze termijn naar voren gebrachte. Ik richt graag een bijzondere gelukswens aan het adres van de heer Van der Vlies voor zijn verjaardag op deze dag van transparant dualisme. Ik had vorige week al moeite om mijn gevoelens van dank onder woorden te brengen vanwege het feit dat ik de tweede termijn van de Voorjaarsnota mocht meemaken. Nu ben ik zelfs geroepen om de derde termijn bij te wonen en dat roept de bijzondere behoefte bij mij op om op enkele direct aan mij gerichte vragen nog een antwoord te geven. Een licht gevoel van overbodigheid kan ik daarbij niet onderdrukken. Ik meen dat vice-premier Jorritsma hier in het vragenuur al uitgebreid informatie over heeft gegeven, maar de vraag om helderheid te geven, is zo vriendelijk en nadrukkelijk herhaald dat ik graag nog een enkel woord wil zeggen.
De vraag was hoe het is gesteld met de ruimte respectievelijk met het voortschrijdende inzicht in de ruimte aan de uitgavenzijde in het lopende jaar 2000. Vrijdag hebben wij hier natuurlijk uitgebreid over gesproken in het kabinet. Wij hebben vastgesteld dat hetgeen de minister van Financiën hier heeft verwoord in het debat over de Voorjaarsnota volledig aansluit bij de opvattingen van het kabinet. Het kabinet geeft daar ook steun aan. Nadat ik had gezegd dat de minister van Financiën in dit debat uiteraard namens het kabinet had gesproken, vroeg een journalist na afloop van de ministerraad of het echt uitgesloten was dat er nog enig nader inzicht ontstaat in de ruimte aan de uitgavenkant. Ik heb toen gezegd dat het om twee redenen niet uitgesloten is. Dat heeft minister Jorritsma hier afgelopen dinsdag prima verwoord. In de eerste plaats is er naarmate het jaar vordert voortschrijdend inzicht in de vraag of hetgeen uitgegeven zou moeten worden ook daadwerkelijk wordt uitgegeven. Je houdt het natuurlijk niet voor mogelijk. Iedereen – bewindslieden, belangengroepen en Kamerleden – doet zijn uiterste best om alles wat wenselijk is in de begroting te krijgen. Dan zou je denken dat het geld ook wel rechttoe rechtaan zal worden besteed, maar wij hebben door de jaren heen – economisch gezien in goede en in slechte tijden – de ervaring opgedaan dat er altijd in de loop van een jaar een onderbesteding ontstaat. Nu ligt dat allemaal wel vrij ingewikkeld in verband met zaken als eindejaarsmarges, maar naarmate het jaar vordert, kan blijken dat er langs die weg ruimte ontstaat. De helderheid wordt groter naarmate je verder in het jaar komt.
Daarom heb ik ook gewezen op een tweede element. Ook daarop heeft de minister van Financiën vorige week gewezen. Er is een tweede moment op weg naar de vermoedelijke uitkomsten. Dan hebben wij het over de derde dinsdag van september, de Miljoenennota. Er is dan wat nader inzicht ontstaan door de besprekingen die in de zomer hebben plaatsgevonden. Dan is ook de definitieve Macro-economische verkenning beschikbaar. Pas deze zomer kunnen wij een nadere afweging maken. Dan kunnen wij bezien of er mogelijkheden zijn en, zo ja, hoe wij die eventueel kunnen benutten. Dan kunnen wij bezien of wij voorstellen kunnen doen in het kader van het ontlasten van de begroting door het bewandelen van het veelgenoemde bruggetje. Daarbij stellen sommigen zich een heel smalle plank over een klein slootje voor en anderen denken meer aan een brug met de statuur van de Van Brienenoord. Daarbij hoort een verhaal, want wij hebben ons als kabinet verplicht om in de loop van deze zomer na te gaan hoe het eigenlijk staat, ook op de langere termijn, met onze investeringsambities in de infrastructuur en daarnevens, en de beschikbare middelen op de middellange en lange termijn. Daarbij denken wij aan de aardgasopbrengsten die ook worden beïnvloed de hoogte van de dollar en de olieprijs. Je kunt natuurlijk nooit zeggen hoe lang de huidige situatie beklijft, maar zolang dit meevalt, geeft dit meevallers. Wij denken verder aan deelnemingen, verkopen, enz. Die passage over het bruggetje is niet voor niets in het regeerakkoord opgenomen. Er is echter niet vastgelegd welke mathematische formule daarbij moet worden gehanteerd. Dit heeft ook te maken met het resultaat van de confrontatie tussen beschikbare opbrengsten en reeds vastliggende en nieuwe ambities. In de zomerafweging die voorafgaat aan de definitieve opstelling van de begroting voor het jaar 2001 zal door het kabinet de vraag nader onder ogen worden gezien of er mogelijkheden zijn om de begroting te ontlasten door gebruik te maken van een deel van de additionele FES-middelen en daardoor invulling te geven aan additionele ambities.
Dit heb ik vrijdag jongstleden na afloop van de ministerraad gezegd. Ik had daarover ook op die wijze tijdens de ministerraad gesproken, ook met minister Zalm. Daarop heeft mevrouw Jorritsma geparafraseerd in haar antwoord op vragen van de Kamer.
Dit betekent dat het verhaal over de uitgavenmogelijkheden voor het jaar 2000 om twee redenen nog niet af is. In de eerste plaats vanwege het voortschrijdend inzicht in de ruimte die mogelijk ontstaat in het totale uitgavenkader. In de tweede plaats in verband met het punt dat ik zojuist noemde. Er zullen twee vuistregels blijven gelden.
De eerste is dat steeds het juiste kader moet worden gehanteerd, dat wil zeggen dat steeds indien ruimte lijkt te ontstaan, een integrale afweging zal worden gemaakt van de prioriteiten. Het spreekt vanzelf dat wensen van de Kamer die naar voren zijn of worden gebracht, daarbij zwaar zullen meewegen. Er kunnen natuurlijk ook andere overwegingen gelden. Ik heb bijvoorbeeld nog niet een keer het woord Enschede horen vallen. Het zal de Kamer niet verbazen dat ook voor Enschede in de loop van dit jaar het nodige moet worden uitgetrokken. In het integrale afwegingskader moet alles worden gewogen en niet alleen dat wat in de laatste moties met de grootst mogelijke meerderheid is aangenomen.
De tweede regel is dat wij alles in de goede volgorde moeten doen. Dit heeft te maken met die karaktereigenschap waarover de heer Rosenmöller sprak, de zuinigheid die enigszins aan mij schijnt te kleven. Ik vind dit niet het meest ernstige verwijt dat mij kan worden gemaakt. De lijn is toch dat eerst moet blijken dat er ruimte ontstaat en beschikbaar is en dat pas dan in een integrale afweging een voorstel voor een passende inpassing zal worden geformuleerd.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het zou prettig zijn als die eigenschap wat conjunctuurgevoeliger werd en niet zo structureel van aard zou zijn.
Minister Kok:
Ik ben niet zo conjunctureel ingesteld. Ik denk dat dit ons vrij ver in het toernooi heeft gebracht.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De minister-president kan dit toch niet op zijn conto schrijven.
Mag ik uit zijn betoog afleiden dat het kabinet dus in ieder geval bij de Voorjaarsnota geen ruimte ziet voor een omvangrijk pakket investeringen in de zorg, het onderwijs en andere goede maatschappelijke doelen?
Minister Kok:
Wat is dit voor vraag? Wij hebben ruim 2 mld. voor onderwijs en zorg beschikbaar gesteld. De heer Rosenmöller kan uit mijn woorden afleiden dat de minister vorige week heeft gezegd wat er te zeggen is. Voor het kabinet zijn daarmee de mogelijkheden nog niet uitgeput. Bij de eerste twee gelegenheden die zich daarvoor voordoen, in september en richting Najaarsnota, zal in het licht van dan gebleken inzichten op basis van een dan te kiezen prioriteitenstelling nader worden beslist over invullingen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
U schuift het wat verder op in de toekomst en verwijst daarnaar. Wij hebben maar een keer een Voorjaarsnota. De conclusie kan dan niet anders zijn dan dat het kabinet niet zonder ruzie hetzelfde resultaat wil als een belangrijk deel van de Kamer. Dat is teleurstellend.
U heeft het over twee momenten. Het moment van de Najaarsnota ken ik, met de beperkingen die daaraan kleven. Het moment van de vermoedelijke uitkomsten, de derde dinsdag van september is niet het moment waarop er nog beleidswijzigingen voor het lopende jaar worden voorgesteld en ook geen debat met de Kamer kan worden gehouden die amendering kan aanbrengen. Is de minister-president voornemens om dat nu wel voor dit lopende jaar mogelijk te maken, gezien deze situatie? Of gaat het die derde dinsdag in september alleen over 2001?
Minister Kok:
De Kamer maakt uit waarover de algemene politieke en financiële beschouwingen gaan. Als wij op weg naar de derde dinsdag bij het afronden van de begroting tot het inzicht komen dat er mogelijkheden zijn gebleken om additionele voorstellen te doen voor het jaar 2000, dan wordt daar een weg voor gevonden. Dan zie ik niet in dat de Kamer daarover niet kan spreken.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Oké, dat is de afspraak die wij maken. Op dit moment is er bij het kabinet geen bereidheid om iets extra's te doen. Er is wel de mogelijkheid om in september te spreken over aanvullingen op de begroting 2000.
Minister Kok:
Ik sluit niet uit – vice-premier Jorritsma heeft dat vrijdagavond namens mij gezegd – dat dieper in het jaar, dus ook in deze zomer op weg naar de Miljoenennota kan blijken, ook met de verwijzingen van zo-even, dat additionele uitgavenruimte langs die weg beschikbaar is. Dan zullen wij steeds zeggen: het moet eerst blijken en dan bestedingsvoorstellen en een integraal afwegingskader. Wij kijken ook naar de motie die belangrijke knelpunten bevat. Wij hebben ook goed rekening te houden met andere intrinsieke prioriteiten die in de boezem van het kabinet naar boven komen en waarvoor wij op enig moment een inpassing moeten hebben. Dat heeft uiteraard de beoordeling van de Kamer nodig.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dit klinkt heel redelijk. Ik meen dat dit een begaanbare weg is. Ik heb vorige week de minister-president dan wel de minister van Financiën horen zeggen: 5,6 mld. voor dit jaar en dat is het dan. U nuanceert dat beeld?
Minister Kok:
Nee. De heer Van der Vlies staat bekend als een zeer scherp luisteraar. Er moet dus iets aan mijn woorden hebben ontbroken. De Voorjaarsnota sluit op 5,6 mld. en dat blijft zo. De vraag is aan de orde of langs twee wegen in de loop van de komende weken, maanden nader inzicht kan ontstaan waardoor ruimte zou kunnen ontstaan voor bestedingen waarvoor thans geen mogelijkheden zijn. Ik sluit het gebruik van inkomstenmeevallers uit. Als je daarin gaat grabbelen, ontstaat een heel ander speelveld. Als je jezelf de beperking van het uitgavenkader oplegt, dan houdt het daarmee op. In de loop van de zomer en het najaar kan blijken dat er binnen dat uitgavenkader dingen waren die je wilde doen. Het geldt niet alleen voor die 5,6 mld., maar voor de hele rijksbegroting, inclusief de andere segmenten. Er ontstaat dan ruimte voor nadere afweging wat wij er dan wel mee doen. Het zou zonde zijn als je dat laat lopen. Als je dat laat lopen, is het leuk voor het tekort respectievelijk het overschot in het desbetreffende jaar, maar het wel sneu voor al die belangrijke prioriteiten die ook in deze debatten zo centraal staan. Een tweede mogelijkheid is – pas in deze zomer kan daarin nader inzicht worden verworven omdat er een samenhang is met de FES-voeding en de investeringen die uit het FES worden betaald op de langere termijn – dat er voor het jaar 2000 gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid van de FES-brug. Dat gebeurt, naar de mate waarin dat blijkt en verantwoord wordt gevonden, bovenop de 5,6 mld. Je kunt je echter niet rijk rekenen zolang binnen het kabinet geen duidelijke vaststellingen zijn gedaan en wij daar voorstellen op hebben kunnen baseren.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik heb al gezegd dat ik die lijn op zichzelf kan volgen. Ik wil niet als letterknecht overkomen, maar de woorden "genoeg voor dit jaar", vooral "voor dit jaar", meen ik mij toch per se te herinneren. De Handelingen zouden daar eens op nagekeken kunnen worden.
Minister Kok:
Het is prima dat u zich dat goed herinnert. De Voorjaarsnota is niet een nota met ergens een opening erin, waardoor nog eens bekeken kan worden wat wij er bovenop doen. Er kan alleen wat gebeuren als bepaalde voorziene uitgaven niet worden gedaan of als in de zomer, langs de weg die ik aangaf, additionele ruimte mogelijk blijkt.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Ik wil de heer Van der Vlies in die zin wel bijvallen, dat de op-is-op-discussie van de heer Zalm van de vorige week een beetje werd uitgelokt door het toenmalige standpunt van collega Melkert.
Ik heb een vraag in het verlengde van de vraag van collega Rosenmöller. Er ontstaat door de tijd nu wel een beetje een klem. De minister-president zegt dat in de loop van de zomer zal moeten blijken wat er nog mogelijk is. Dat is vier weken van nu. Wij schrijven bijna juli. De uitgavenmeevallers behoeven natuurlijk niet te worden uitgegeven. Zij kunnen ook naar het tekort gaan, als wij dat zouden willen. Het volgende formele moment om de begroting nog te wijzigen en tot besteding van die gelden te komen is toch de Najaarsnota.
Minister Kok:
De minister van Financiën kan wellicht op dat aspect in gaan. Maar nogmaals, wij laten de tijd nu niet verglijden. Het kabinet doet van de zomer gewoon waar het voor is. Wij ronden de begroting af en geven het jaar 2000 daar een aparte plek in. Als wij tot het inzicht zouden komen dat er mogelijkheden zijn, met bijpassende voorstellen, zal er zeker een methode zijn om die zodanig snel te behandelen dat er nog wat mee kan gebeuren.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Dat inzicht hebt u nu al wel een klein beetje, als u verwacht dat dit inzicht over een week of vier, vijf definitief zal doorbreken.
De heer Kok:
Ik heb steeds gezegd dat het niet mag worden uitgesloten. Verder ga ik niet. U vroeg een toelichting op mijn woorden.
Voorzitter! Ik begreep dat de heer Rosenmöller mij wat verkeerd verstond. Ik ben mij zeer wel bewust van de beperkingen die aan de mogelijkheden van mijn functie zijn verbonden. Toen ik zei dat wij anders niet zover zouden zijn gekomen in het toernooi, bedoelde ik dat overdrachtelijk. Ik bedoelde in alle bescheidenheid te zeggen dat Nederland, met zuinigheid, met het pas uitgeven van geld als het er is, met het kiezen van prioriteiten en keuzes maken in economisch-financiële zin de afgelopen tien jaar wel een stukje gekomen is. Als wij te veel de fout hadden gemaakt of überhaupt de fout hadden gemaakt toe te geven aan een gevoel dat het morgen misschien wel beter wordt, zodat wij extra risico's konden nemen, zouden wij in economisch-financiële zin minder ver zijn gekomen in het toernooi.
Minister Zalm:
Mevrouw de voorzitter! De minister-president is er al op ingegaan hoe wij de begrotingscyclus dit jaar verder meemaken. Aan mij de taak om enkele ambachtelijk-financiële opmerkingen te beginnen, om te beginnen over de amendementen die bij de Voorjaarsnota actueel zijn. De individuele ministers hebben al hun oordeel gegeven over verschuivingen binnen de begroting. Ik moet nog iets zeggen over dekking die niet binnen een begrotingshoofdstuk is gevonden, maar ook daarbuiten grijpt.
De als dekking betitelde inkomensmeevallers van het CDA leiden tot een dekking die strijdig is met de begrotingssystematiek die wij al zes jaar hebben en de eerste vier jaar overigens ook van harte werd gesteund door het CDA. Daarmee wordt een systeem dat tot nu toe bevredigend heeft gewerkt in de waagschaal gesteld. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de merites daarvan vlammend verwoord. Ik heb daar zeer van genoten toen ik het op de radio hoorde. Dit valt naar het oordeel van het kabinet buiten het begrip dekking.
Daarnaast zijn er een aantal dekkingsmogelijkheden in relatie tot de aanvullende post, zoals dat heet. Er is 100 mln. aan PPS-reservering ingezet. Die reservering is opgezet om te bevorderen dat wij bij een aantal projecten nog wat sneller voortgang boeken. In de Kamer leeft breed de wens om dit jaar nog met concrete resultaten te komen. Wij kunnen dat bevorderen, mede dankzij een bescheiden extra budget voor dit doel. Het zal uiteindelijk natuurlijk allemaal per bestemming aan de Kamer worden voorgelegd en wat dat betreft zou het te betreuren zijn als deze voorziening sneuvelde, maar het is wel adequate dekking. Het betekent natuurlijk wel dat de mogelijkheden voor het kabinet om dit jaar daadwerkelijk PPS-projecten te realiseren kleiner worden en daarom kan ik het niet aanraden deze dekking te gebruiken.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Betekent deze kwalificatie dat u aanvaarding van dit amendement ontraadt? Of is het iets ertussen in?
Minister Zalm:
Nee, ik ontraad de Kamer aanneming van dit amendement.
Dan de algemene aanvullende post van in totaal 114 mln. Dit bedrag spoort met de nog bestaande voorziening bij de aanvullende post voor het SUWI-project. Deze dekking is zeer riskant, aangezien de minister van Sociale Zaken voornemens is ook snel voortgang te boeken met de ontvlechting van de arbeidsvoorziening. Dit betekent dat er een sociaal plan voor de arbeidsvoorziening nodig is. Dit bedrag zal naar het huidige inzicht dus nodig zijn en het zal ook moeten worden toegevoegd aan de begroting van Sociale Zaken zodra er concrete plannen zijn. Er was voor dit jaar voor dit doel een reservering van in totaal 175 mln.; daarvan is 61 mln. al aan de begroting toegevoegd en er is afgesproken dat er, zodra concreter is geworden, wat er nodig is voor de herstructurering van met name de arbeidsvoorziening, uit die aanvullende post nader geld aan de begroting kan worden toegevoegd. En dan gaat het om de resterende 114 mln. Het is dus een dekking die de minister van Sociale Zaken in problemen kan brengen bij het maken van een sociaal plan voor de arbeidsvoorziening.
De heer Van der Vlies heeft zijn gewetensnood geopenbaard. Ik wens hem sterkte bij de afweging tussen rechtzinnigheid en sympathieke vrijzinnigheid.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter! Ik begrijp deze opmerking wel en ik kan ze ook nog wel waarderen; ik zei zojuist al dat ik geen letterknecht ben. Maar in wezen gaat het er natuurlijk om dat het wel zuiver is om recht in de leer te willen blijven bij de dekking – het hele verhaal van de Zalmnorm, met alles erop en eraan – maar dat onze fractie, als de meerderheid van de Kamer doelen wil steunen die ik ook het steunen waard vind, vanuit de sector waar de nood zo groot is, het verwijt krijgt: "Waarom was je eigenlijk roomser dan de paus?".
Minister Zalm:
Dat is het ergste wat u zou kunnen overkomen, denk ik.
De heer Van der Vlies (SGP):
U begrijpt het, dan sta ik met de mond vol tanden.
Minister Zalm:
Voorzitter! Ik vind dit een zeer sterke repliek van de heer Van der Vlies. Maar goed, dat is politiek. De politiek moet afwegen en keuzes maken. En ook de afweging tussen financiële werkelijkheid en sympathieke doelen zal eenieder zelf moeten maken.
Ik ben de heer Rosenmöller erkentelijk omdat hij mij als keeper kwalificeert. Dat is beter dan de belediging van alle ballerina's, althans alle prima donna's in Nederland, die de heer Bakker op zijn geweten heeft door hen met mij te associëren. Ik denk dat zij dit niet zo erg op prijs stellen. Het enige punt waarop ik nog iets aan de discussie zou kunnen toevoegen, is dat van de economische groei en de maatstaf die daarbij geldt. Ik heb al geschetst dat bij het milieubeleid ook enige behoedzaamheid is betracht door juist niet uit te gaan van een lage groei van 2 of 2,25%, maar door in de programmering, bij de milieubelasting en de vooruitberekeningen op milieugebied in het algemeen uit te gaan van 2,75%. Dat was destijds de overtuigende argumentatie van de vorige minister van milieubeheer. Deze minister wees erop dat men bij de begroting voorzichtig moet zijn en met lage groei moet werken, maar dat bij het milieu juist met een hogere groei dan gemiddeld dient te worden gewerkt. Uiteindelijk is 2,75% in de milieuprogrammering opgenomen. Dit was dus verstandig beleid waarom wij absoluut niet hoeven te treuren.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb de indruk dat u de neiging hebt het eigen regeerakkoord te weerspreken. Daarin staat dat het behoedzame scenario van 2% voor de inrichting van de begroting het uitgangspunt is, ook wat betreft de milieudrukcompensatie die aan de orde is op het moment waarop een economische ontwikkeling ontstaat die deze 2% groei te boven gaat. Dat is de afspraak. Nu komt als een duveltje uit een doosje de opmerking dat die compensatie pas zal plaatsvinden op het moment waarop er een economische groei ontstaat boven 2,75%. Dan ontstaat een gat van 0,75% en de milieudruk die gecompenseerd moet worden. Er wordt dus maar een klein deel gecompenseerd van wat door extra economische groei aan ecologische schade veroorzaakt wordt.
Minister Zalm:
Voorzover al gerekend is met een hogere groei en milieubelasting, is dat een feit. Wij kunnen hierover nog eens apart spreken. Ik stel wel vast dat in deze Voorjaarsnota additionele bedragen zijn uitgetrokken in de sfeer van het milieu. In de Voorjaarsnota wordt een doorkijkje op een aspect gegeven. Bij energie zullen wij ook in de begroting voor 2001 een verdere stimulering van niet-fossiele energie toepassen. Vastgesteld kan dus worden dat het een en ander aan het milieu wordt gedaan.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik hoor dat de minister van Financiën de bereidheid uitspreekt daarover nader van gedachten te wisselen. Hij kent deze passage, maar hij is naar aanleiding van mijn verhaal en de interrupties er niet helemaal zeker van dat dit zonder gedachtewisseling zo besloten kan worden. Dit brengt ons ertoe de motie-Van der Steenhoven (27161, nr. 3) tot dat debat aan te houden. Voor mij is dat moment uiterlijk de derde dinsdag van september. Ik hoop dan met de minister-president daarover een laatste discussie te kunnen voeren.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Rosenmöller stel ik voor, de motie-Van der Steenhoven (27161, nr. 3) over compensatie van de extra milieudruk, ingediend bij de behandeling van de suppletore begroting van VROM, van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
Minister Zalm:
Daar ben ik erkentelijk voor. Wij kunnen dan de gedachtewisseling over dit onderwerp nog eens voortzetten. Misschien kan dit punt in de Miljoenennota of in de begroting van VROM een plaats krijgen.
De heer Van Beek merkte op dat het kabinet met één mond spreekt. Technisch is dat wat lastig, maar wij proberen dit wel na te streven. Ik meen dat dit in ieder geval bij deze gelegenheid redelijk goed gelukt is. Ik heb in ieder geval geen licht gevonden tussen de uitlatingen van de premier, de vice-premier en mijzelf.
Ik moet nog een oordeel geven over de motie van de heer Melkert op stuk nr. 91. Het kabinet heeft hier geen problemen mee, met de kanttekening die ook de premier heeft gemaakt dat binnen het kabinet nog andere zaken aan de orde kunnen zijn dan wat in de motie staat verwoord. Enschede is daar het meest prangende voorbeeld van. De Kamer zal dit echter bij gelegenheid van de Miljoenennota respectievelijk Najaarsnota vanzelf merken.
De motie over liberalisering van het vervangingsfonds vind ik zeer aansprekend. Ik kan er ook niet gelijk een budgettair bezwaar tegen bedenken, dus dan lijkt het mij echt iets moois. Als het liberaal is en geen geld kost, moet het echt aan te bevelen zijn.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Mag ik de minister van Financiën nog een vraag stellen over de eerdere motie van de drie coalitiepartners? Ik sprak er net even met de minister-president over. Hoe voorkomen wij nou dat wij op dag- of op maandkoersen uitkomen inzake de eventuele extra ontstane ruimte? Met andere woorden, moet de Kamer rond Prinsjesdag ook de lopende begroting 2000 gaan wijzigen op grond van de dan bestaande indicaties over die extra ruimte? Dat moment ligt natuurlijk aanzienlijk voor de behandeling van de Najaarsnota.
Minister Zalm:
Zeker. Sterker nog, dat is onderdeel van het reguliere begrotingsproces. In de Miljoenennota geven wij altijd een update. Dat kan puur ramingstechnisch zijn, als er nieuwe feitelijke inzichten in het verloop zijn. Maar het kunnen ook beleidsbijstellingen van de lopende begroting zijn. Dus dat is niet ongebruikelijk. Ik geloof zelfs dat bij de financiële beschouwingen de Kamer wel eens heeft gezegd dat er nog iets bij moest voor het lopende jaar, terwijl er ook iets veranderd moest worden voor het komende jaar. Dat is allemaal regulier. Wij spreken altijd over een hoofdbesluitvormingsmoment; dat ligt voor het kabinet in maart of april. Daar vloeit de Voorjaarsnota uit voort en intern leidt het tot de kaderbrief. Maar het heet niet voor niets hoofdbesluitvormingsmoment. Daarnaast zijn er nog drie reguliere momenten voor de bijstelling van de begroting: de Voorjaarsnota, de vermoedelijke uitkomst en de Najaarsnota. Wij hebben nu nog de vermoedelijke uitkomst en de Najaarsnota te gaan, zoals de minister-president heeft verwoord. Die zijn gewoon onderdeel van de reguliere benadering. Daar is niets engs mee aan de hand.
De heer De Hoop Scheffer (CDA):
Ik ben ook niet bang voor iets engs. Maar kan, aangezien het dan om eventueel extra te investeren bedragen gaat, worden vermeden dat wij pas op een zeer laat moment, bij de Najaarsnota, die indicatie krijgen? Als het te laat is, kan het niet meer; daar ging mijn debat met collega Melkert net over. De minister van Financiën heeft die indicatie nu en laat die ons, zoals gebruikelijk, eind augustus, begin september weten. Anders worden het zo'n beetje dagkoersen en dat maakt het verdraaide lastig om nog te bekijken wat wel en niet mogelijk is.
Minister Zalm:
Er worden altijd dagkoersen gegeven. Wij beginnen met de eerste dagkoers op Prinsjesdag in september, als de begroting wordt gepresenteerd. De tweede koers is de Voorjaarsnota. De derde dagkoers is de vermoedelijke uitkomst en de laatste dagkoers – of bijna de laatste – is de Najaarsnota. En de einduitslag is de voorlopige rekening. Dat is de cyclus die een begroting kent. Op al die momenten kan het kabinet aangeven welke wijzigingen het in de begroting voorziet. Die wijzigingen zijn passief, omdat er andere dingen gebeuren dan was verwacht, of actief, als het gaat om beleidswijzigingen die wij willen aanbrengen in de begroting. De Kamer krijgt de inzichten van het kabinet. De eerste bijstelling van de inzichten en bijstellingen van het beleid over de begroting 2000 krijgt de Kamer op Prinsjesdag. Daarna komt hetzelfde proces bij de Najaarsnota, zoals de minister-president al zei.
De heer Van Dijke (RPF/GPV):
Voorzitter! Dit is een keurige opsomming van de dingen die dan zouden kunnen gebeuren. Maar wat gaat het kabinet nu doen, wat het niet gedaan zou hebben als die motie er niet was?
Minister Zalm:
Wij hebben van de Kamer een meedenksuggestie gekregen. De Kamer zegt: als jullie straks de begroting voor 2000 weer bekijken, hebben wij in ieder geval deze wensen.
De heer Van Dijke (RPF/GPV):
Daar was u zelf niet opgekomen?
Minister Zalm:
Er ligt nu in ieder geval een uitspraak over de voorkeuren van de Kamer. En ik heb al gezegd dat die voor ons belangrijk is. Het is niet het enige waar wij rekening mee houden, want wellicht worden er in het kabinet ook dingen naar voren gebracht. Wij noemden al onvermijdelijkheden zoals de ramp in Enschede. Die staat hier niet als prioriteit verwoord, maar ik neem aan, de Kamer kennende, dat zij er geen bezwaar tegen zal hebben als het kabinet die wel als een belangrijke prioriteit ziet, die wellicht voorgaat op de wensen die in de motie staan. Wij hebben natuurlijk verplichtingen jegens Enschede.
De heer Van Dijke (RPF/GPV):
De minister van Financiën heeft veel vriendelijke woorden over voor een volstrekt overbodige motie.
Minister Zalm:
Dat laat ik aan de heer Van Dijke; dat is niet mijn kwalificatie van de motie.
Voorzitter! De heer Van Dijke heeft zijn motie over het naar voren halen van geld, in het bijzonder ten behoeve van de douane en de marechaussee, nader toegelicht. Die motie stuit natuurlijk op dezelfde bezwaren als alle andere uitgavenclaims op dit moment. Ik heb aanvaarding van die motie de vorige keer afgeraden en ik moet dat nu opnieuw doen, want er zit geen dekking in voor het jaar 2000.
De heer De Graaf ben ik erkentelijk voor het aanhouden van zijn motie op stuk nr. 72. Ik hoop dat wij de beroemde brug in volle glorie in de Miljoenennota 2001 kunnen laten zien, zodat ook op dat punt blijkt dat de minister van Financiën niet over de Kamer heen loopt, maar hand in hand met de heer De Graaf over zijn brug.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aan het eind van de vergadering te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19992000-6060-6076.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.