Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36560-XV nr. 1 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36560-XV nr. 1 |
Ontvangen 15 mei 2024
Vergaderjaar 2023–2024Figuur 1 Gerealiseerde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 48.323.431.000,-
Figuur 2 Gerealiseerde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 3.344.597.000,-
Figuur 3 Gerealiseerde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 71.403.044.000,-
Figuur 4 Gerealiseerde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 174.000.000,-
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 2023 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen decharge te verlenen over het in het jaar 2023 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
a. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
b. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
c. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
d. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
e. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2023;
b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2023 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2023, alsmede over de saldibalans over 2023 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,C.E.G.van Gennip
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,C.J.Schouten
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bestaat uit vijf onderdelen: algemeen, beleidsverslag, jaarrekening, departementspecifieke informatie en bijlagen.
Algemeen
Het onderdeel algemeen omvat:
1. het verzoek tot dechargeverlening;
2. deze leeswijzer.
Beleidsverslag
Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:
3. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten. Daarnaast wordt hier ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven die onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen. Ook zijn hier opgenomen de realisatie periodieke rapportages / beleidsdoorlichtingen, de openbaarheidsparagraaf en een overzicht van de budgettaire effecten van de maatregelen wegens de oorlog in Oekraïne.
4. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen de financiële realisatie en de vastgestelde begroting.
5. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven kerndepartement en de onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.
6. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.
Jaarrekening
De jaarrekening is opgebouwd uit drie onderdelen:
7. de verantwoordingsstaat van het Ministerie van SZW;
8. de saldibalans, met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting;
9. de paragraaf WNT-verantwoording.
Departementspecifieke informatie
De departementspecifieke informatie gaat over de sociale fondsen SZW en over de gerealiseerde koopkrachtontwikkeling.
Bijlagen
De bijlagen betreffen de ingevolge de Rijksbegrotingsvoorschriften verplichte bijlagen:
– Toezichtsrelaties rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen;
– Moties en toezeggingen;
– Afgerond evaluatie- en overig onderzoek;
– Inhuur externen;
– Focusonderwerp 2023, onderuitputting;
– Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer;
– Rijksuitgaven Caribisch Nederland;
– NGF-bijlage.
Tot slot is een lijst van afkortingen opgenomen.
Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen
In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke tabel ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten komen een-op-een voort uit de administratie van SZW. De premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten zijn afgeleid uit de jaarverslagen van UWV en de SVB.
Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
De politieke leiding van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat uit de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De verdeling van de beleidsterreinen is vastgelegd in de portefeuilleverdeling van het kabinet Rutte IV. Waar in dit jaarverslag gesproken wordt van 'de Minister', wordt bedoeld de Minister in wier portefeuille betreffend beleidsterrein valt.
Focusonderwerp
Naar aanleiding van het verzoek van de Tweede Kamer om bij de verantwoording over het jaar 2023 aandacht te besteden aan resultaatbereik in relatie tot onderuitputting, als gevolg van bijvoorbeeld arbeidsmarktkrapte, is in de Rijksbegrotingsvoorschriften een eenmalige bijlage bij het jaarverslag voorgeschreven. Deze bijlage is opgenomen als bijlage 5 in het jaarverslag 2023 van het Ministerie van SZW.
Grondslagen voor de vastlegging en waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2024 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel. Sinds 1 januari 2018 vallen onder het Ministerie van SZW geen agentschappen meer.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten (paragraaf 3.1 Het beeld van 2023) wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.
Gegevens oude jaren
In dit jaarverslag worden ook kerncijfers gepresenteerd over jaren vóór 2023. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van voorlopige gegevens die in vorige jaarverslagen werden gepresenteerd.
Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften
Bij de budgettaire tabellen in het beleidsverslag wordt het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2023 en de realisatie voor het jaar 2023 toegelicht indien de afwijking tussen raming en realisatie groter is dan 5% van het begrotingsbedrag of groter is dan € 25 miljoen. Hiermee wordt afgeweken van model 3.22e uit de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2024.
Groeiparagraaf
Het kabinet heeft aangekondigd te rapporteren over het vervolg op het rapport ‘Ongekend onrecht’ via de departementale jaarverslagen (Kamerstukken II 2022/23, 35 510, nr. 135). Deze rapportage is in dit jaarverslag opgenomen in onderdeel 3.1 Het beeld van 2023.
Daarnaast is op grond van de Rijksbegrotingsvoorschriften bijlage 5 (Focusonderwerp 2023, onderuitputting) aan het jaarverslag toegevoegd.
In de Begroting 2023 heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zijn beleidsprioriteiten voor 2023 opgeschreven. In de beleidsconclusies blikt SZW terug op de uitvoering van deze prioriteiten. Allereerst wordt ingegaan op de impact van maatschappelijke ontwikkelingen in 2023 op het SZW-domein: disbalans op de arbeidsmarkt, koopkracht en geopolitieke onrust. Daarna worden in verschillende hoofdstukken de SZW-beleidsprioriteiten uit de begroting 2023 langsgelopen:
– Het mogelijk maken van werk en het bieden van kansen (arbeidsmarkt (hoofdstuk 1), participatie en inclusie (hoofdstuk 2) en kinderopvang (hoofdstuk 5));
– Het helpen wanneer het even tegenzit (armoede en schulden (hoofdstuk 3));
– Het bieden van een fatsoenlijk inkomen nu en straks (inkomen (hoofdstuk 2) en pensioenen (hoofdstuk 4));
– Het bereiken van mensen op de juiste manier (uitvoering (hoofdstuk 6)).
Naast deze beleidsprioriteiten uit de begroting worden in het jaarverslag ook andere thema’s behandeld. Onder andere de arbeidsomstandigheden van arbeidsmigranten, energiearmoede, de Wet inburgering, integratie, gelijke kansen, de maatschappelijke polarisatie rond het conflict in het Midden-Oosten, de Arbovisie 2040, Leven Lang Ontwikkelen en sociaal-medisch beoordelen bij het UWV.
Algemeen
Halverwege 2023 is er een einde gekomen aan het vierde kabinet onder leiding van Mark Rutte. Op de valreep van het jaar is een nieuwe Tweede Kamer geïnstalleerd. Er zijn in 2023 belangrijke stappen gezet in de uitvoering van het Coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’.
In 2023 heeft het kabinet zich ingezet voor een toekomstbestendig Nederland. Zo is de Wet Toekomst Pensioenen in de Eerste Kamer aangenomen en zijn de pensioenuitvoerders begonnen met de overgang naar een toekomstbestendig pensioenstelsel.
Het kabinet heeft hard gewerkt aan inkomenszekerheid voor iedereen door de verhoging van het minimumloon en de gekoppelde uitkeringen, zoals de AOW en bijstand in Europees en Caribisch Nederland en de verhoging op de kinderbijslag (AKW) en kinderopvangtoeslag. Daarnaast presenteerde het kabinet het arbeidsmarktpakket met maatregelen om te groeien naar een arbeidsmarkt die klaar is voor de toekomst.
Tegelijk stond Nederland voor uitdagingen waardoor wederom een beroep werd gedaan op de veerkracht van onze samenleving en economie. Zo speelden de disbalans op de arbeidsmarkt, de aanhoudende inflatie en de oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten een belangrijke rol in ons land. Dit zijn grote geopolitieke en maatschappelijke uitdagingen die zich ook nog eens tegelijkertijd voordeden, verderop in de tekst wordt ingegaan op hoe dit effect had op Nederland.
Bij deze ontwikkelingen is de overheid vaak ingesprongen, omdat het belangrijk is om mensen te ondersteunen wanneer zij dat nodig hebben. Veel mensen zijn in 2023 dan ook geholpen door ondersteuning vanuit SZW. Tegelijk bleek het soms lastig om mensen op tijd te helpen op een gerichte manier. Zowel bij het Tijdelijk Noodfonds Energie, het ontwerp voor een nieuw financieringsstelsel voor kinderopvang, de alleenverdienersproblematiek, bij het uitkeren van de WIA en de energietoeslag (voor studenten) vormde dit een uitdaging. Deze afweging speelde ook bij de toeslagen, die juist heel gericht zijn en daarom betaalbaar. Echter ook erg ingewikkeld: toeslagen kunnen leiden tot hoge terugvorderingen. Het kabinet heeft daarom opties in kaart gebracht om deze problematiek fundamenteel aan te pakken (Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1340). Ook in de toekomst blijven deze dilemma’s spelen, want snelle ondersteuning en gerichte ondersteuning vormen soms een afruil.
De aanhoudende disbalans op de arbeidsmarkt vormde in 2023 een uitdaging. De aanhoudende personeelstekorten leiden tot zorgen over de kwaliteit en beschikbaarheid van bijvoorbeeld de kinderopvang, het onderwijs, de zorg en de techniek. De tekorten bemoeilijkten het aanpakken van maatschappelijke opgaven, zoals de klimaat- en energietransitie. Tegelijk bood de krapte op de arbeidsmarkt kansen voor mensen die aan de kant staan of een minder sterke positie op de arbeidsmarkt hebben. Ook bood het de kans voor werkgevers om te laten zien dat goed werkgeverschap loont. Daarnaast biedt de krapte op de arbeidsmarkt mogelijkheden voor technologische en sociale innovatie en digitalisering in een markt waar steeds meer online en met behulp van artificiële intelligentie wordt gewerkt.
Naast de mismatch tussen vacatures en werkzoekenden, zijn er nog andere aspecten op de arbeidsmarkt die vragen om meer balans. Ook is het aantal (schijn)zelfstandigen zonder personeel in twintig jaar bijna verdubbeld: circa één op de tien werkenden is zzp’er. In 2023 is er dan ook een pakket samenhangende maatregelen voor de arbeidsmarkt samengesteld en naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1176). Met dit pakket wordt beoogd dat bedrijven voldoende wendbaar zijn en dat mensen voldoende werk- en inkomenszekerheid hebben, zodat de arbeidsmarkt meer in balans is.
Tevens bleef de investering in Leven Lang Ontwikkelen van belang om te zorgen voor een goed toegeruste en wendbare beroepsbevolking. In 2023 konden burgers voor het laatst met STAP-budget scholing volgen om hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.
Het kabinet ondersteunde in 2023 met een pakket aan maatregelen grote groepen huishoudens die moeite hadden om rond te komen. De inflatie nam in 2023 af ten opzichte van 2022, maar bleef hoog vergeleken met voorliggende jaren. De gestegen kosten voor boodschappen en (energie)rekeningen kunnen stress en geldzorgen veroorzaken bij mensen met lage inkomens maar ook bij mensen met middeninkomens. Het kabinet nam in 2023 extra maatregelen om de koopkracht van mensen met een laag, middeninkomen, een uitkering en grote gezinnen te verbeteren (Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XV, nr. 2).
Om de gevolgen van de gestegen energieprijzen te dempen, is er in 2023 een prijsplafond ingesteld. Ook konden gemeenten net als in 2022 een eenmalige energietoeslag uitkeren aan kwetsbare huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum. Daarnaast heeft het Rijk een subsidie verstrekt aan het Tijdelijk Noodfonds Energie. In 2022 en 2023 ontvingen gemeenten aanvullende middelen om huishoudens te ondersteunen bij het aanbrengen van energiebesparende maatregelen door energiefixers. Dit zijn mensen die langs de deuren gaan om huishoudens te adviseren over energiezuiniger gedrag.
Ook in Caribisch Nederland heeft het kabinet grote stappen gezet. Zo zijn het minimumloon, de minimumuitkeringen en de kinderbijslagvoorziening verder structureel verhoogd.
De oorlog in Oekraïne en het conflict in het Midden-Oosten raakten ook Nederland. Ontheemden uit Oekraïne zijn indien nodig opgevangen met leefgeld, hadden recht op opvang, kregen toegang tot de arbeidsmarkt en zijn begeleid naar werk. Het faciliteren van werk voor deze groep heeft effect, want in 2023 zijn er steeds meer Oekraïners aan het werk gegaan. De lessen die we hieruit geleerd hebben, worden dan ook gebruikt voor het plan van aanpak Statushouders aan het werk.
Daarnaast hebben de beelden van de terreuraanvallen en het conflict in Gaza en Israël ook in Nederland een diepe indruk gemaakt. In de Nederlandse samenleving vindt een diep doorleefde maatschappelijke discussie plaats, soms ook op de werkvloer. SZW blijft zich inzetten voor de sociale cohesie in de samenleving. Naar aanleiding van de impact die dit conflict in Israël en de Palestijnse gebieden op de Nederlandse samenleving heeft, is er een handreiking ontwikkeld die beschrijft hoe om te gaan met maatschappelijke spanningen en polarisatie. Ook zijn er bijeenkomsten georganiseerd, waarin mensen uit diverse gemeenschappen en verschillende achtergronden met elkaar in gesprek zijn gegaan.
SZW-thema’s
1. Arbeidsmarkt in beweging
Het kabinet wil een toekomstbestendige arbeidsmarkt die aansluit bij de geglobaliseerde economie van deze tijd en die is voorbereid op de uitdagingen van de toekomst. Hier zet het kabinet op in door een arbeidsmarktpakket en het aanpakken van structurele arbeidstekorten. Daarbij heeft iedereen recht op gezond en veilig werken. Daarnaast zet het kabinet zich in om de arbeidsmigratie beter beheersbaar te maken en de positie van arbeidsmigranten te verbeteren naar aanleiding van het rapport van de commissie Roemer.
Arbeidsmarktpakket
SZW heeft met steun van vakbonden en werkgeversorganisaties een akkoord gesloten over een breed pakket aan maatregelen om de arbeidsmarkt evenwichtiger en toekomstbestendiger te maken. Deze hervormingen zijn gericht op werkenden en werkgevers (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1176).
Het pakket bevat maatregelen waarmee werknemers meer zekerheid krijgen over hun inkomen en rooster, onder andere doordat voor structureel werk het (vaste) contract weer het uitgangspunt wordt. Zo krijgen werkenden met een oproepcontract voortaan zekerheid over het aantal uur waarvoor ze standaard worden ingeroosterd. Dat geeft hen meer inkomenszekerheid. Ook wordt er een verbod op nulurencontracten ingevoerd.
Tegelijkertijd leidt het arbeidsmarktpakket tot meer wendbaarheid voor ondernemers. Dit wordt onder andere bereikt door de maatregel waarbij kleine werkgevers na één jaar ziekte van een medewerker duidelijkheid krijgen over de in te zetten re-integratie. Daarnaast wordt de Wet Personeelsbehoud bij Crisis ingevoerd voor werkgevers die getroffen worden door een crisis of calamiteit. Deze maatregelen maken goed werkgeverschap aantrekkelijker. Daardoor kunnen bedrijven makkelijker inspelen op veranderingen in hun omgeving.
Ook worden er met dit maatregelenpakket stappen gezet rondom zelfstandigen. Allereerst door schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Zo worden kwetsbare werkenden beschermd tegen de risico’s van werken als zelfstandige en wordt wetgeving over zelfstandig ondernemerschap duidelijker. Ten tweede door te zorgen voor meer solidariteit in het sociale stelsel. Voor zelfstandigen komt er een verplichte betaalbare arbeidsongeschiktheidsverzekering, zodat ze net als werknemers een vangnet hebben als ze arbeidsongeschikt worden.
In 2023 zijn veel stappen gezet om deze maatregelen uit te werken in gedegen wetgeving (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1220). Er zijn verschillende wetsvoorstellen in internetconsultatie gegaan, zoals het wetsvoorstel dat kleine werkgevers na één jaar ziekte van een medewerker meer duidelijkheid geeft over de in te zetten re-integratie. Het wetsvoorstel dat flexibele werknemers meer zekerheid biedt over het inkomen en rooster en het wetsvoorstel dat verduidelijkt wanneer iemand als zelfstandige of werknemer werkt zijn ook in internetconsultatie gegaan. Het ontwerpbesluit waarbij de lage WW-premie vaker gaat gelden bij overwerk is voor advies naar de Raad van State, net als het wetsvoorstel om de Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen (IOW) te verlengen. Ook is het wetsvoorstel RIV-toets UWV door arbeidsdeskundige ingetrokken (Kamerstukken II 2022/23, 35 589, nr. 11). Bovendien is er besloten om een deel van de middelen uit de enveloppe loondoorbetaling bij ziekte in te zetten voor lastenverlichting aan het bedrijfsleven (Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 1).
De tekorten op de arbeidsmarkt vormen een uitdaging voor het kabinet om de ambities waar te maken. Die uitdaging blijft ook op de langere termijn spelen. Het CPB raamt dat de groei van het arbeidsaanbod tot ongeveer 2040 stagneert. Een belangrijk onderdeel van de aanpak van krapte is dat er per sector, zoals het onderwijs of de zorg, wordt gekeken naar wat er precies nodig is. Het kabinet heeft in 2023 uiteenlopende aanvullende maatregelen verkend tegen de krapte op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1174).
Het is ook belangrijk dat werknemers zich een leven lang blijven ontwikkelen om een toekomstbestendige arbeidsmarkt te realiseren. Het kabinet wil dat mensen nieuwe kennis en vaardigheden opdoen, zodat ze kunnen bijdragen aan de grote opgaven van onze maatschappij. Door STAP hebben in 2023 ruim 121.000 mensen arbeidsmarktgerichte scholing kunnen volgen. Ondanks de beëindiging van het STAP-budget, blijft de noodzaak voor een leven lang ontwikkelen bestaan. In 2023 is er dan ook een Kamerbrief gestuurd met daarin de beleidslijnen over Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Hierin staat beschreven hoe mensen, bedrijven en opleiders gestimuleerd kunnen worden om in ontwikkeling te blijven en zo de leer- en ontwikkelcultuur te versterken (Kamerstukken II 2023/24, 30 012, nr. 156). Hierbij is nauw samengewerkt met de praktijk.
Daarnaast zijn in 2023 belemmeringen op de arbeidsmarkt in grensregio’s verminderd door de kaderovereenkomst voor grensoverschrijdend telewerk. Op basis van deze overeenkomst kunnen werknemers in het woonland tot 50% van de totale arbeidstijd telewerken, zonder dat dit leidt tot een wijziging van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving.
Op de lange termijn zal krapte een uitdaging blijven. Demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing zetten de komende jaren een rem op onze economie en arbeidsmarkt. Dit is ook geschetst door de Staatscommissie Demografie 2050.
Sociaal-medisch beoordelen
Het kabinet heeft, samen met UWV, gezorgd voor een kentering in de omvang van de achterstanden bij de WIA-beoordelingen. Sinds 2015 is de vraag naar WIA-beoordelingen groter dan het aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten. Vanwege deze mismatch lukt het UWV vaak niet om een WIA-beoordeling tijdig te doen en ontstaan er achterstanden. Dat leidt tot veel onduidelijkheid voor mensen en belemmert herstel en re-integratie. Om achterstanden te verminderen, zijn verschillende (tijdelijke) maatregelen genomen. Deze maatregelen hebben effect. Sinds de tweede helft van 2023 is voor het eerst sinds 2015 een lichte daling in de omvang van de achterstanden te zien. Om de achterstanden verder terug te dringen blijft UWV werken aan de interne procesoptimalisatie, waaronder het werken in Sociaal Medische Centra (SMC’s). Ook is de 60-plusmaatregel verlengd tot en met 2024. Bij deze maatregel is de claimbeoordeling vereenvoudigd, waardoor de verzekeringsarts geen rol meer heeft bij de beoordeling van de aanvraag. Daarnaast wordt de maatregel ‘praktisch beoordelen’ in 2024 ingevoerd. Praktisch beoordelen houdt in dat voor mensen die werken op het moment van de WIA-claimbeoordeling, gekeken wordt naar de feitelijke verdiensten om het arbeidsongeschiktheidspercentage te bepalen. Hierdoor hoeft een verzekeringsarts geen theoretische schatting uit te voeren. Evenzo is de tijdelijke buitenwettelijke maatregel over kwijtschelding van voorschotten verlengd tot en met 2024.
Hoewel het UWV lukt om meer beoordelingen te doen dan voorheen, neemt ook het aantal WIA-aanvragen toe. De druk blijft daardoor hoog, dus we zijn er nog niet. De komende tijd zullen er meer maatregelen genomen moeten worden. Ook door een volgend kabinet. Het aanpakken van de mismatchproblematiek is ook nodig om de ruimte te bieden die nodig is om bestaande ambities uit te voeren. Bijvoorbeeld het creëren van een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. De mismatch is daarom ook onderdeel van de opdracht van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). De commissie is gevraagd om integraal naar het stelsel te kijken en over fundamentele vernieuwingen vanuit verschillende perspectieven na te denken. De aanleiding was enerzijds de problematiek in de uitvoering, anderzijds de hardheden in de wet- en regelgeving en de complexiteit van het stelsel. De commissie heeft haar eindrapport begin 2024 gepresenteerd.
Bescherming arbeidsmigranten
Het kabinet heeft zich voortdurend en stevig ingezet voor het verbeteren van de positie van arbeidsmigranten en om daarmee ook meer grip te krijgen op (arbeids)migratie. De aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten worden met urgentie uitgevoerd. Een belangrijke mijlpaal is de indiening van het Wetsvoorstel toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel heeft als doel kwetsbare uitzendkrachten te beschermen. Met dit wetsvoorstel worden malafide uitzendbureaus geweerd en daarmee worden misstanden in de uitzendsector voorkomen. Bedrijven of organisaties mogen na de invoering van het stelsel alleen arbeidskrachten inhuren van toegelaten uitzendbureaus (of andere uitleners). De Arbeidsinspectie zal de toelatingsplicht bij zowel uitleners als inleners handhaven.
Andere belangrijke stappen die gezet zijn betreffen het invoeren van de Wet goed verhuurderschap door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, het verbeteren van de registratie van arbeidsmigranten, informatieverstrekking voor arbeidsmigranten in een voor hen begrijpelijke taal en het openen van meer informatie- en hulpverleningspunten voor arbeidsmigranten. Daarnaast werd in samenwerking met de VNG de effectrapportage voor nieuwe bedrijvigheid (‘geen bed, geen business’) getest. Bovendien werd het strafrecht gemoderniseerd om arbeidsuitbuiting beter aan te pakken (art. 273f Wetboek van Strafrecht). Ook in Europa zette het kabinet zich in om misstanden hoog op de agenda te houden, onder andere onder de vlag van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA). Waar mogelijk werd er gezamenlijk opgetrokken met andere lidstaten op thema’s als gezamenlijke handhaving en informatievoorziening.
Gezond en veilig werken
Het kabinet bevorderde gezond en veilig werken, juist op een veranderende arbeidsmarkt. Hoewel er veel bedrijven zijn die hun arbeidsomstandigheden voldoende op orde hebben, zijn er nog te veel bedrijven waar dat niet het geval is. Zo is slechts de helft van de bedrijven in het bezit van een verplichte Risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E). Het aantal mensen dat overlijdt aan de gevolgen van hun werk, het persoonlijk leed en de maatschappelijke kosten zijn onacceptabel hoog. Een van de belangrijke oorzaken hiervan is blootstelling aan gevaarlijke stoffen. In 2023 is het kabinet dan ook gestart met de tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). Hierdoor kunnen mensen met een beroepsziekte als gevolg van het werken met gevaarlijke stoffen een eenmalige financiële tegemoetkoming aanvragen. Het kabinet heeft in de Arbovisie 2040 de stevige ambitie neergelegd van "zero death". Het kabinet wil dat er geen mensen meer overlijden door slechte arbeidsomstandigheden.
De naleving van de regelgeving voor blootstelling aan gevaarlijke stoffen moet beter. De effecten van achterblijvende arbeidsomstandigheden blijken ook uit de cijfers over verzuim en sterfte door of op het werk. Het ziekteverzuim is sinds 2017 gestegen van 4% naar 5,3%. Een aanzienlijk deel van het verzuim is werkgerelateerd. Daarnaast zijn er jaarlijks rond de 100.000 arbeidsongevallen met verzuim tot gevolg. Ook overlijden er elk jaar ongeveer 4.000 mensen door hun werk. Het kabinet heeft om zijn doel van zero death in 2040 te behalen een aantal oplossingsrichtingen geformuleerd waarbij het sleutelwoord preventie is (Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 477). De Sociaal Economische Raad heeft eerder aanbevelingen gedaan over gezond en veilig werken, die het kabinet bijna allemaal overneemt.
In 2023 is het nationaal actieprogramma voor de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (SGG) gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2022/23, 34 843, nr. 67). Een nationale aanpak is noodzakelijk om bewustzijn te vergroten, preventieve maatregelen te nemen en slachtoffers te ondersteunen. Samen met de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Regeringscommissaris Mariëtte Hamer en sociale partners zijn al goede stappen gezet en werden diverse maatregelen uitgevoerd en doorontwikkeld.
Maatschappelijk Impact Team
Het Maatschappelijk Impact Team (MIT) is ingesteld door de Minister van SZW om te adviseren over de maatschappelijke impact van pandemieën en pandemiemaatregelen. Het MIT heeft in 2023 verschillende adviezen en publicaties uitgebracht. Onder andere over de afschaling van resterende COVID-19 adviezen en over de maatschappelijke gevolgen van Long COVID. Ook heeft het MIT onderzoek gedaan naar welke ethische principes belangrijk zijn voor een afwegingskader voor pandemiemaatregelen en zijn er voorbereidingen getroffen voor een advies over de benodigde kennisbasis.
2. Inkomenszekerheid, participatie en inclusie
Het kabinet streeft naar een transparant en activerend stelsel van sociale zekerheid. Het kabinet wil een stelsel dat mensen enerzijds stimuleert om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat mensen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat (tijdelijk) nodig is. Dat betekent dat mensen worden ondersteund naar duurzaam werk en dat zij inkomen ontvangen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.
Tegelijk zet het kabinet in op maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit. Het kabinet streeft naar de participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond en stimuleert de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving.
Koopkrachtpakket en verhoging minimumloon
Het kabinet presenteerde in 2022 een ongekend groot koopkrachtmaatregelenpakket met onder meer een beleidsmatige verhoging van het minimumloon. In 2023 is dit pakket van start gegaan en in augustus is het pakket uitgebreid met verdere maatregelen. Met dit pakket aan maatregelen beperkte het kabinet de invloed van de hoge inflatie op de koopkracht voor met name de lage inkomens (Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XV, nr. 2).
In januari 2023 is het minimumloon in één keer met in totaal 10,15% verhoogd. De aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen, onder andere AOW en bijstand, stegen ook door deze verhoging. De cao-lonen stegen met 5,9%. Om de koopkracht voor gezinnen te verbeteren, werden bovendien vanaf 2023 het kindgebonden budget, de zorgtoeslag en huurtoeslag verhoogd. Daarnaast heeft SZW bijgedragen aan het programma Schoolmaaltijden dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in maart heeft gelanceerd. Daarmee konden scholen in het primair en voortgezet onderwijs zich in 2023 aanmelden voor een maaltijd op school of een boodschappenkaart voor thuis.
In augustus 2023 heeft het kabinet boven op dit pakket aanvullende maatregelen genomen om de koopkracht van gezinnen en mensen met een uitkering of laag (midden)inkomen te verbeteren. Bij de behandeling van de begroting van 2024 van SZW heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen om het minimumloon per 1 juli 2024 met 1,2% extra beleidsmatig te verhogen. De aan het minimumloon gekoppelde uitkeringen zullen meestijgen. Ook is besloten tot een extra intensivering van het kindgebonden budget met bijna € 1 miljard structureel vanaf 2024 en tot het schrappen van de geplande verlaging van de jonggehandicaptenkorting. Bovendien is de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de berekening van het netto-referentieminimumloon per 1 januari 2024 tijdelijk bevroren. Hierdoor gaan bijstandsgerechtigden er niet op achteruit ten opzichte van mensen die het minimumloon verdienen. Voor huishoudens met een laag inkomen bleef de energietoeslag beschikbaar. Daarnaast is voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs een tegemoetkoming energiekosten beschikbaar gesteld (Kamerstukken II 2022/23, 36 389, nr. 6). Evenzo wordt het programma Schoolmaaltijden verlengd in 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VIII, nr. 2). Het kabinet zet zich mede via dit omvangrijke koopkrachtpakket in voor structureel betere inkomenszekerheid.
Bovendien heeft het kabinet gewerkt aan de overgang van het minimummaandloon naar het minimumuurloon. Per 1 januari 2024 wordt het minimumuurloon voor mensen die 40 uur per week werken gelijk aan het minimumuurloon van mensen die 36 uur per week werken. Minimumuurloonverdieners die 40 uur per week werken gaan er daardoor meer dan 15% op vooruit (Kamerstukken II 2022/23, 35 335, nr. 23).
Daarnaast heeft de Commissie sociaal minimum in 2023 aanbevelingen gedaan over de hoogte en de systematiek van het sociaal minimum (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. A). De Commissie gaf aan dat het huidige sociaal minimum niet in alle gevallen toereikend is. Ook schreef de Commissie dat de overheid moet zorgen voor een toereikend inkomen en een toegankelijk stelsel dat uitvoerbaar en houdbaar is. De Commissie stelt maatregelen voor tot het structureel verhogen van het sociaal minimum. In het koopkrachtpakket heeft het kabinet eerste stappen gezet om deze aanbevelingen op te volgen.
Ook is het kabinet in 2023 gestart met het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen (VIM). Dit programma brengt vereenvoudigingsopties in beeld voor de verbetering van de inkomenszekerheid en voor de bevordering van arbeidsparticipatie. Mensen hebben nu te maken met vele complexe regelingen met afwijkende begrippen, inkomens(on)afhankelijke bedragen en verschillende uitvoerders, zoals de toeslagen. Dit is ingewikkeld voor de uitvoering, voor beleid en voor mensen en kan leiden tot (financiële) onzekerheid. Bijvoorbeeld bij mensen die te maken hebben met een wisselend inkomen of met veranderingen in hun leven. Het doel van VIM is dat inkomensondersteuning beter aansluit bij de ervaring van mensen. Verder kan ook geput worden uit het Eindrapport ‘Toekomst Toeslagenstelsel’ (Kamerstukken II 2023/24, 31 066, nr. 1340) waarmee alle mogelijke alternatieven voor het huidige toeslagenstelsel in kaart zijn gebracht. De gepresenteerde opties bieden perspectief om het anders te doen. Dit vergt een zorgvuldige politieke keuze: alle opties hebben voor- en nadelen en vragen uitvoeringscapaciteit die er niet altijd is.
Caribisch Nederland
Het kabinet heeft forse stappen gezet naar meer inkomenszekerheid in Caribisch Nederland. Het wettelijk minimumloon op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba is op 1 januari 2023 met respectievelijk 6,0%, 5,3% en 5,3% beleidsmatig verhoogd. De wettelijke ouderdomsvoorziening (AOV) is gestegen met respectievelijk 27,0%, 6,8% en 11,3%. De onderstand is, afhankelijk van de huishoudsituatie, met zo’n 24 à 27% beleidsmatig verhoogd en de nabestaandenvoorziening (AWW) met 10,0%. Daarnaast is de kinderbijslag met $ 20 per kind per maand beleidsmatig verhoogd. Per 1 oktober 2023 is bovendien de onderstand voor een alleenstaande die zelfstandig woont aanvullend verhoogd met een beleidsmatige verhoging van respectievelijk 15,3%, 4,4% en 12,0%. En de AWW met 12,1%, 1,7% en 9,1%.
De Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft in 2023 onderzocht hoe een eenvoudig en effectief sociaal minimum ingevoerd kan worden op de drie BES-eilanden van Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 7). Het kabinet heeft daarom in 2023 aanvullende koopkrachtmaatregelen genomen voor de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dit resulteerde in een structurele verhoging van het minimumloon, de minimumuitkeringen en de kinderbijslagvoorziening vanaf 2024. Ook is de energietoeslag zowel in 2023 als 2024 incidenteel verlengd.
Participeren en iedereen doet mee
Het kabinet heeft zich in 2023 ingezet voor een samenleving waar iedereen mee kan doen. Meedoen in de Nederlandse samenleving door regulier betaald werk is van groot belang en niet iedereen heeft gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Voor bepaalde groepen mensen is het lastiger een baan te vinden, zoals mensen met een arbeidsbeperking, senioren of mensen met een migratieachtergrond. Daarom werkte het kabinet ook in 2023 aan een inclusieve arbeidsmarkt waar mensen kunnen meedoen.
Het kabinet verhoogde in 2023 structureel de rijksbijdrage voor beschut werk voor mensen met een arbeidsbeperking die niet bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Gemeenten krijgen zo vanaf 2024 € 2.157 extra per beschutte werkplek. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor de uitdagingen rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven voor 2024 (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 300).
Ook bleef het kabinet zich inzetten voor zinvol en duurzaam werk in een veilig werkklimaat voor de doelgroep Banenafspraak. De afgelopen jaren is de doelstelling van de Banenafspraak door de overheidssector niet gehaald. Daarom zijn maatregelen aangekondigd om een verdere impuls aan de Banenafspraak voor overheidswerkgevers te geven, dit wetsvoorstel is eind 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 309). Daarnaast konden mensen die aan het werk wilden of wilden wisselen van baan als gevolg van een veranderende arbeidsmarkt ook in 2023 terecht bij een Regionaal Mobiliteitsteam (RMT) (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 231).
Het kabinet werkte bovendien aan een Participatiewet die doelmatig is en een voorspelbaar vangnet biedt. Zo is in januari 2023 de kostendelersnorm gewijzigd waardoor jongeren tot 27 jaar niet langer meetellen als kostendelende medebewoner voor de hoogte van de uitkering van huisgenoten.
In 2023 is het wetsvoorstel ‘Participatiewet in balans’ naar de Raad van State gestuurd met daarin twintig maatregelen om de regels en ondersteuning van de Participatiewet beter te laten aansluiten op haar doelgroep (Spoor 1). In dit wetsvoorstel wordt onder andere de vrijstelling van giften aan bijstandsgerechtigden verhoogd. Ook mogen mensen die bijstand ontvangen en werken voor een langere periode 15% van hun inkomsten houden bovenop hun uitkering als bijverdienste. Daarnaast werkte het kabinet in Spoor 2 aan het herzien van de Participatiewet om tot een doelmatige, toereikende en voorspelbare wet te komen. In Spoor 3 wordt ingezet op het versterken van de vakkundigheid bij professionals in de uitvoering (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 306).
In 2023 is er ingezet op het vergroten van de arbeidsparticipatie van ouderen door middel van onder andere de seniorenkansenvisie. Veel 55-plussers zijn actief op de arbeidsmarkt en vinden lastig nieuw werk of ander werk. In de seniorenkansenvisie richt het kabinet zich op twee groepen op de arbeidsmarkt; de 55-plussers tot AOW-leeftijd en werknemers die doorwerken na AOW-leeftijd. Het kabinet heeft (beleids-)instrumenten uit de seniorenkansenvisie opgestart. Zo worden werkzoekende senioren ondersteund bij het solliciteren.
Inburgering en inclusief samenleven
Ook in 2023 zette het kabinet verder in op het versterken van een samenleving waarin iedereen gelijkwaardig wordt behandeld en niemand wordt uitgesloten. Het kabinet heeft specifiek aandacht voor verbetering van de arbeidsmarktpositie van Nederlanders met een migratieachtergrond. Bijvoorbeeld via het programma ‘Verdere integratie op de Arbeidsmarkt’ en door het tegengaan van stage- en arbeidsmarktdiscriminatie.
In het plan Statushouders aan het werk wil het kabinet praktische belemmeringen voor de kans van statushouders op betaald werk wegnemen. Door de 24-wekeneis mogen asielzoekers niet meer dan 24 weken in een periode van 52 weken werken (Kamerstukken II 2023/24, 35 680, nr. 407). De Raad van State heeft bepaald dat de 24-wekeneis niet meer kan worden toegepast omdat deze in strijd is met de Europese Opvangrichtlijn. Uit het rapport van Regioplan (Kamerstukken II 2022/23, 35 680, nr. 384) blijkt dat deze eis één van de belemmeringen was voor asielzoekers bij de toegang tot de arbeidsmarkt. Het afschaffen hiervan verlaagt de drempel voor werkgevers om asielzoekers in dienst te nemen, waardoor de arbeidsparticipatie onder asielzoekers kan stijgen. Er werden in 2023 vijf proeven met startbanen in gang gezet met als doel om de arbeidsmarktpositie van statushouders te verbeteren en er is een subsidieregeling in de maak voor werkgevers om statushouders met maatwerk te begeleiden op de werkvloer.
In het kader van inburgering zijn we inmiddels twee jaar onderweg met de Wet inburgering 2021. De uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel komt steeds meer op gang. Nog niet alle inburgeringsprocessen werken zoals beoogd. Daar waar we knelpunten zien binnen het stelsel, werken we samen met ketenpartners en inburgeraars aan concrete oplossingen. En daar waar we kunnen leren van andere aanpakken, zoals de geleerde lessen ten aanzien van Oekraïne, nemen we die mee in het verder doorontwikkelen van het inburgeringsbeleid. In februari 2023 was het een jaar geleden sinds de eerste Oekraïense ontheemden in Nederland werden opgevangen als gevolg van de Russische invasie in Oekraïne. Naar aanleiding van de geleerde lessen van dit eerste jaar heeft SZW samen met maatschappelijke partners de belemmeringen en acties rondom het passender maken en verduurzamen van werk voor ontheemden uit Oekraïne in kaart gebracht. De daaruit resulterende actieagenda op de arbeidsmarkt bestaat uit drie actielijnen, waaronder basis (informatiehuishouding) op orde, meer passend en duurzaam werk voor Oekraïners en terugkeer en wederopbouw. In 2023 is een eerste start gemaakt met deze actielijnen. Ook heeft SZW € 15 miljoen ter beschikking gesteld aan gemeenten voor laagdrempelig taalaanbod voor ontheemden uit Oekraïne.
Daarnaast is het kabinet in 2023 gestart met de Agenda Veerkrachtige en Weerbare Samenleving. Hiermee wil het kabinet de sociale stabiliteit in Nederland bevorderen door in te zetten op het versterken van veerkracht en weerbaarheid van individuen, gemeenschappen en de maatschappij. Dit doet het programma door factoren die die bescherming bieden tegen ondermijnende criminaliteit, ongewenste polarisatie, maatschappelijke spanningen en radicalisering te versterken. Naar aanleiding van de impact die de oorlog in Israël en de Palestijnse gebieden op de Nederlandse samenleving heeft, is er een handreiking ontwikkeld hoe om te gaan met maatschappelijke spanningen en polarisatie. SZW blijft zich inzetten en aandacht vragen voor de sociale cohesie in de samenleving. Daarnaast blijft SZW zijn expertise op polarisatie en maatschappelijke stabiliteit breed inzetten en ontwikkelen.
Evenzo is gestart met het Meerjarenplan Zelfbeschikking 2022-2025 dat als doel heeft dat ook mensen uit gesloten gemeenschappen naar eigen keuze volwaardig mee kunnen doen aan de Nederlandse samenleving. In 2023 is de rapportage over het vertrouwen en de samenwerking tussen overheid en moslimgemeenschappen verschenen. In het rapport is breed aandacht gevraagd voor moslimdiscriminatie en is een nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie aangekondigd. Ook heeft SZW gereflecteerd op zijn handelen in het verleden en over de onderzoeken die binnen de moslimgemeenschappen zijn uitgevoerd. In dat kader is er een traject gestart om personen waarvan onrechtmatig persoonsgegevens zijn verwerkt hierover te informeren, een traject waarin zorgvuldigheid en openheid centraal staat. Een traject om een stap te zetten in het herstel van vertrouwen.
Op 19 december 2021 heeft minister-president Rutte namens de regering excuses aangeboden voor de betrokkenheid en de rol van de Nederlandse Staat en diens historische, bestuurlijke voorgangers bij het slavernijverleden aan nazaten wereldwijd, en postuum aan hun nazaten die tot vandaag de gevolgen van dit verleden ervaren.
Eenverdienersproblematiek
Het kabinet heeft samen met gemeenten en uitvoeringsinstanties een oplossing gevonden voor 6.500 specifieke huishoudens. Deze huishoudens hebben door een onbedoelde en complexe samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid een lager besteedbaar inkomen dan een paar in de bijstand (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 1). Gemeenten hielpen deze huishoudens in 2023 met individuele bijzondere bijstand. Tussen 2024 en 2027 faciliteert het kabinet dat gemeenten een vaste jaarlijkse tegemoetkoming gaan verstrekken. In 2023 is gestart met de uitwerking van deze tegemoetkoming en parallel met de uitwerking van een fundamentele oplossing vanaf 2028 via de inkomstenbelasting.
3. Armoede en schulden voorkomen
Het kabinet zet in op het tegengaan van armoede en kinderarmoede. Het kabinet wil ook het aantal huishoudens met problematische schulden verminderen.
Aanpak armoede en schulden
Het kabinet bleef in 2023 structureel inzetten op het aanpakken van geldzorgen, armoede en schulden. Het aantal mensen en kinderen in armoede is de afgelopen jaren dan ook gedaald.
Met ingang van 1 juli 2023 is de standaardduur van schuldregelingen verkort van 36 maanden naar 18 maanden. Daarnaast is gewerkt aan het versnellen van trajecten door de inzet van saneringskredieten, een reactietermijn voor schuldeisers en een verbeterplan voor de gemeentelijke schuldhulpverlening. Het kabinet zet in op het verbeteren van begeleiding en nazorg bij schulden, samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Divosa en financiële hulpverleners (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 730). Eind 2023 heeft het Ministerie van SZW samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid een verkenning gestart naar mogelijke wijzigingen in het stelsel van invordering.
Bovendien wil het kabinet dat kinderen kunnen meedoen, ongeacht de financiële situatie van het gezin. Daarom verstrekt het kabinet structureel subsidie aan de partners van Sam& (samenwerkingsverband van Leergeld Nederland, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job). Deze partijen hebben extra middelen ontvangen vanwege de verwachte toename in het aantal aanvragen door de hoge energieprijzen en inflatie. Er zijn 23% meer voorzieningen verstrekt tot oktober 2023 dan in 2022. Verder biedt het kabinet ondersteuning voor voedselhulp, onder meer door het aanbieden van schoolmaaltijden (OCW), via subsidies aan stichting Voedselvangnet en het Nederlandse Rode Kruis en door samenwerking tussen voedselhulpinitiatieven te stimuleren.
Ook werd er geïnvesteerd in preventie van armoede en schulden. Zo is in 2023 het eerste tijdvak van de subsidieregeling financiële educatie op het mbo geopend. Daarnaast hebben gemeenten middelen ontvangen voor de versterking van de dienstverlening op het gebied van armoede en schulden.
Energiearmoede
Bij de koopkrachtpakketten die in 2022 en 2023 zijn gepresenteerd, was er vanuit het kabinet speciale aandacht voor energiearmoede. Het koopkrachtpakket bevatte maatregelen om de gevolgen van de gestegen energielasten voor huishoudens te dempen, zoals het prijsplafond, de energietoeslag en de inzet op energiebesparende maatregelen. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld voor flankerend beleid voor huishoudens die extra ondersteuning nodig hadden. Ook hebben gemeenten geld ontvangen voor bijzondere bijstand en vroegsignalering. Deze maatregelen waren nodig vanwege de ongekende terugval in koopkracht van huishoudens door de gestegen energieprijzen en droegen bij aan klimaatrechtvaardigheid.
Mensen met een laag inkomen en hoge energiekosten die ondanks deze maatregelen niet in staat waren hun energierekening te betalen, konden in 2023 een beroep doen op het Tijdelijk Noodfonds Energie.
4. Een pensioen voor iedereen
Pensioen is voor veel Nederlandse burgers een voorwaarde voor een prettige oude dag. Het kabinet wil dat nu en in de toekomst goed geregeld hebben.
Nieuw pensioenstelsel
Om een pensioen voor huidige en komende generaties te garanderen, is een breed pakket aan maatregelen afgesproken dat in het Pensioenakkoord is uitgewerkt. Onderdeel van het Pensioenakkoord is de hervorming van het tweede pijler pensioen via de Wet Toekomst Pensioenen (WTP).
In de WTP zijn de afspraken vastgelegd die werkgevers, werknemers en het kabinet in 2019 met elkaar hebben gemaakt in het Pensioenakkoord. Hieraan ging al een proces van tien jaar vooraf, met als doel een toekomstbestendig pensioenstelsel met eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen. De wet kent drie doelen: een aanvullend pensioen dat sneller stijgt, een persoonlijkere en duidelijkere pensioenopbouw, en een pensioenstelsel dat beter aansluit bij dat mensen niet meer veertig jaar bij één baas werken.
Na 4.500 Kamervragen en meer dan 125 uur debat is de WTP met ruime meerderheid in beide Kamers aangenomen. Tegelijk is de implementatieperiode van start gegaan. In navolging daarop is een uitgebreid monitoringsprogramma opgezet. Ook is een Regeringscommissaris transitie pensioenen benoemd. Daarnaast is een aantal grote knelpunten opgelost die zich in de praktijk hebben voorgedaan. Via het platform Werkenaanonspensioen.nl heeft SZW de professionals in de sector ondersteund, met onder meer een landelijk congres. Via Pensioenduidelijkheid.nl is het publiek geïnformeerd, onder andere door middel van een meerjarige publiekscampagne. Al deze werkzaamheden zijn in nauwe samenwerking met de sector uitgevoerd.
5. Een toegankelijke kinderopvang
Een toegankelijke kinderopvang is belangrijk voor ouders om de zorg voor kinderen te kunnen combineren met een baan en ondersteunt jonge kinderen in hun ontwikkeling.
Stelselherziening
In het voorjaar van 2023 is met behulp van een innovatieve benadering gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw concept-stelselontwerp van de kinderopvang (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 490). Dit is gedaan in nauwe samenwerking met vier uitvoeringsorganisaties (DUO, Toeslagen, SVB en UWV) en de kinderopvangsector. Na de ontwerpfase bleek dat invoering van de inkomensonafhankelijke vergoeding per 2025 zou leiden tot een grote stijging in de vraag naar kinderopvang. Dit zou naar verwachting sterke prijsstijgingen betekenen die de toegankelijkheid van kinderopvang zouden verkleinen. In het bijzonder voor huishoudens met lagere inkomens. In plaats daarvan is ervoor gekozen om in 2025 en 2026 in stappen toe te groeien naar een nieuw financieringsstelsel met een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding vanaf 2027. Hierdoor heeft de markt de kans om geleidelijk mee te groeien met de stijgende vraag. Daarnaast is de impact onderzocht van het concept-stelselontwerp op uitvoering, budgettaire effecten, ouders, kinderopvangorganisaties en medewerkers en naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 506). Om een nieuw kabinet te ondersteunen bij de besluitvorming over de toekomst van het financieringsstelsel in de kinderopvang, heeft het kabinet belangrijke inzichten uit het huidige traject gedeeld met de Kamer (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 512).
Maatregelen binnen het huidige stelsel
Het kabinet wil terugvorderingen van en financiële risico’s voor ouders die hun kinderen naar de kinderopvang brengen terugdringen. Dit is uitdrukkelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het Ministerie van SZW werkte daarom nauw samen met Dienst Toeslagen, de kinderopvangsector en andere belanghebbenden aan verbetermaatregelen binnen het huidige stelsel. Per 1 januari 2023 is de koppeling gewerkte uren losgelaten, zodat het stelsel eenvoudiger is geworden. Hierdoor zijn meer terugvorderingen voorkomen. Daarnaast zette Dienst Toeslagen meer in op dienstverlening in de fase van voorlopige toekenning. Daarbij wordt zo vroeg mogelijk het recht op de toeslag vastgesteld en wordt het voorschot zo betrouwbaar mogelijk berekend. Dit vergroot de zekerheid en tijdigheid voor mensen en vermindert het aantal terugvorderingen en financiële risico’s. Daarnaast is samen met de sector gewerkt aan maatregelen en acties om het tekort aan personeel in de kinderopvang tegen te gaan (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 488). Niet alleen om nieuw personeel aan te trekken, maar ook om het huidige personeel te behouden en te motiveren om meer uren te werken.
Herstel gedupeerden toeslagenaffaire
Ook in 2023 werd met de betrokken departementen gewerkt aan compensatie voor getroffen ouders en hun kinderen. Daarbij ondersteunde het kabinet de gemeenten en onze uitvoeringsorganisaties bij het kwijtschelden van schulden van gedupeerde ouders.
6. Uitvoering
De uitvoering is het gezicht van de overheid naar de samenleving. De overheid heeft vaak een grote impact op het leven van mensen. Daarvoor is een uitvoering nodig die meedenkt en die de mensen centraal stelt in zijn dienstverlening.
Burger en overheid
Zowel UWV als de SVB hebben zich ingespannen om in de dienstverlening meer menselijke maat toe te passen. Ook willen zij overgaan tot maatwerk en zich meer richten op preventie. Van belang hierbij is dat mensen zich gezien, gehoord en geholpen voelen.
UWV heeft de menselijke maat meer toegepast door in de sturing en verantwoording de onderliggende publieke waarden meer centraal te stellen. Daarom is de Menselijke Maat Monitor toegevoegd in het viermaandenverslag 2023 van UWV, waarvan de eerste resultaten nu zichtbaar zijn. Inmiddels heeft UWV in overleg met het Ministerie van SZW indicatoren aangevuld die betrekking hebben op sociaal-medisch beoordelen. Hiermee zetten we weer een stap vooruit in de gezamenlijke sturing op en verantwoording over het realiseren van publieke waarden.
De complexiteit van wet- en regelgeving zorgt voor druk op de dienstverlening van UWV. Er zijn trajecten gestart om onder andere IT-knelpunten op de korte en lange termijn gezamenlijk op te pakken. Daarnaast is er ook blijvende aandacht voor de achterstanden bij de sociaal-medische beoordelingen vereist en dit blijft een urgente gezamenlijke opgave.
De SVB zette zich in om zowel digitaal als fysiek eenvoudig toegankelijke dienstverlening te bieden. Zo bood de SVB in samenwerking met DUO en gemeenten gezamenlijke dienstverlening op locatie aan in de vorm van een fysiek loket bij gemeenten. In 2023 is het totaal uitgebreid naar zes fysieke loketten en zijn er daarnaast negen digitale loketten gerealiseerd. Zo werkte de SVB aan de ambitie om toegankelijke dienstverlening te leveren vanuit het perspectief van één overheid.
Werk aan Uitvoering
In 2023 is het programma Werk aan Uitvoering verder doorgezet. Het kabinet werkt daarmee overheidsbreed, gecoördineerd vanuit het Ministerie van SZW, aan toegankelijke en passende dienstverlening en inclusieve digitalisering voor ruim honderd uitvoeringsorganisaties. Er wordt gewerkt aan instrumenten die helpen om de perspectieven van mensen, bedrijven en uitvoeringsorganisaties nog beter te betrekken in de beleidsvorming. Daarnaast zijn de dilemma’s in de uitvoering scherper inzichtelijk gemaakt, ook aan de politiek. Tot slot is er in 2023 focus gebracht in het programma door een herijking (Kamerstukken II 2023/24, 29 362, nr. 350).
Eén van de speerpunten voor de dienstverlening van UWV is het herkennen en doelmatig aanpakken van verbeterkansen die gelijk merkbaar zijn voor cliënten en werkgevers. UWV gaat daarom werken met kwartaalsturen voor de hele dienstverlening. Dit betekent dat er per kwartaal prioriteiten worden bepaald op basis van inzicht in de beleving van de UWV-dienstverlening.
SVB zet met de middelen uit Werk aan Uitvoering in op bijscholing voor extra vakopleiders en praktijkbegeleiders. Hierin wordt op kennis maar ook op attitude en vaardigheden getoetst. Naast het versterken van vakmanschap is de SVB voor het uitvoeren van haar kerntaken ook afhankelijk van gegevens die worden geleverd door ketenpartners. In 2023 is er gekeken naar de beschikbaarheid, semantiek en kwaliteit van data in de keten.
Stand van de Uitvoering
In de Stand van de Uitvoering van december 2023 wordt verder inzicht gegeven in wat er op dat moment speelde in de publieke dienstverlening op het gebied van handhaving, dienstverlening, de continuïteit van de organisaties en de voortgang ten aanzien van de knelpuntenbrieven (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 742).
Internationale zaken
Om het hoofd te bieden aan de economische en sociale uitdagingen waar Nederland voor staat, was Europese en internationale samenwerking hard nodig. Bijvoorbeeld op de richtlijn ter verbetering van arbeidsvoorwaarden voor platformwerkers. Over deze richtlijn bereikte de Raad een Algemene Oriëntatie en zette het kabinet zich in voor een effectieve richtlijn die platformwerkers daadwerkelijk ondersteunt en duidelijkheid geeft voor werkgevers. Ook bereikte het kabinet een betere bescherming van werkenden door een verlaging van grenswaarden voor de gevaarlijke stoffen asbest, lood en diisocyanaten. Daarnaast onderhandelde het kabinet actief over Europese wet- en regelgeving als de verordening betreffende de coördinatie van sociale zekerheid. Het kabinet trof ook voorbereidingen voor de nieuwe Europese beleidsagenda die tot stand zal komen na de Europese parlementsverkiezingen van juni 2024. Daarnaast is er gewerkt aan plannen voor de komende jaren. Medio december zijn de Nederlandse EU-prioriteiten op SZW-terrein met het parlement gedeeld:
1. Arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving;
2. Gezond en veilig werken;
3. Toekomst van het arbeidsrecht;
4. Toekomst van sociale zekerheid coördinatie;
5. Vaardigheden;
6. Inburgering en integratie.
Verschillende van deze onderwerpen staan mede door de Nederlandse inzet inmiddels op de Brusselse agenda, bijvoorbeeld grensoverschrijdende handhaving en de rol van die de Europese Arbeidsautoriteit daarbij speelt. Verder heeft het kabinet zich ingezet voor het bevorderen van sociale rechtvaardigheid, goede werkomstandigheden en een toekomstbestendige arbeidsmarkt binnen internationale organisaties. Onder andere binnen de Internationale Arbeidsorganisatie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. In de International Labour Organization werd bijvoorbeeld een kwaliteitskader voor leerwerkplekken overeengekomen. Tot slot heeft het kabinet bilateraal geïnvesteerd in de relaties met andere landen waaronder Turkije, Argentinië en Zuid-Afrika. Dit heeft ze gedaan door bijvoorbeeld het moderniseren van verdragen op het terrein van grensoverschrijdende sociale zekerheid.
Vervolg Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POC KOT)
Het kabinet heeft aangekondigd te rapporteren over het vervolg op het rapport ‘Ongekend onrecht’ via de departementale jaarverslagen (Kamerstukken II 2022/23, 35 510, nr. 135). Hier volgen ontwikkelingen op de toezeggingen uit de kabinetsreactie op dat rapport (Kamerstukken II 2021/22, 35 510, nr. 4).
De afgelopen jaren heeft het kabinet gewerkt aan de herziening van de kinderopvangtoeslag. In een innovatieve greenfieldbenadering is gewerkt aan een ontwerp voor een nieuw stelsel door beleid en uitvoering (DUO, Dienst Toeslagen, UWV en SVB) samen met vertegenwoordigers van ouders, werknemers en kinderopvangorganisaties. Er zijn vervolgens analyses uitgevoerd naar de verwachte impact van dit ontwerp en mogelijke vervolgstappen (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 512). Dit kan een volgend kabinet helpen om keuzes te maken over de inrichting van het financieringsstelsel kinderopvang. Onderzoek naar het verminderen van terugvorderingen bij het kindgebonden budget wordt opgepakt door het project kindregelingen en de rapportages over de toekomst van het toeslagenstelsel.
Daarnaast is in 2023 gewerkt aan een herziening van de Fraudewet, via het wetsvoorstel Wet handhaving sociale zekerheid. Doel is dat er meer wordt uitgegaan van vertrouwen in mensen. Met het voorstel krijgen uitvoerders verschillende mogelijkheden om passend te reageren op een overtreding: een waarschuwing, een boete of door af te zien van een straf.
Het beleidskompas is als opvolger van het Integraal afwegingskader (IAK) Rijksbreed geïmplementeerd, waarbij aandacht voor doenvermogen van zowel burger als ambtenaar beter geborgd wordt. Daarnaast werd gewerkt aan een herziening van de Algemene wet bestuursrecht om de burger extra te beschermen.
Tot slot hebben alle SZW-uitvoerders en het Ministerie van SZW maatwerkplaatsen waar vraagstukken worden behandeld. 2023 stond in het teken van het verder professionaliseren en standaardiseren van werkwijzen. Ook werd nadrukkelijk de samenwerking tussen diverse maatwerkinitiatieven gezocht.
Kerncijfers
Handhaving UWV, SVB en gemeenten
Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld het opleggen van boetes).
In de tabellen 1, 2 en 3 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, de SVB en gemeenten. Voorheen werd in deze tabellen veelvuldig het begrip fraude gebruikt. Het begrip fraude dekt echter de lading niet omdat het niet alleen overtredingen met opzet betreft, maar ook gevallen waarin mensen een foutje hebben gemaakt. Zodoende wordt het begrip fraude niet meer in deze context gebruikt en zijn de indicatoren en benamingen overeenkomstig aangepast. Zo wordt er in het jaarverslag niet meer gesproken over fraudesignalen of fraudevorderingen, maar over onderzoekswaardige signalen en vorderingen.
De handhavingscijfers laten een wisselend beeld zien. Bij de SVB is sprake van een stabiel beeld met een gelijkblijvend aantal geconstateerde overtredingen en een lichte stijging van het totale benadelingsbedrag. De handhavingscijfers van UWV laten een significante wijziging ten opzichte van 2022 zien, het aantal geconstateerde overtredingen is met circa 40% gedaald, terwijl (logischerwijs) ook het aantal opgelegde boetes, het totale boetebedrag en het aantal waarschuwingen afgenomen zijn. De daling in het aantal geconstateerde overtredingen is vrijwel volledig op het conto te schrijven van een halvering van het aantal geconstateerde overtredingen in de WW en ZW. Deze dalingen zijn respectievelijk te wijten aan het stopzetten van de risicoscan verblijf buiten Nederland en een lagere instroom van met name zieke werknemers in de uitzendbranche.
Bij gemeenten ten slotte zijn vooralsnog alleen de kerncijfers tot en met het derde kwartaal bekend. Het aantal geconstateerde overtredingen, het benadelingsbedrag, aantal boetes en het totale boetebedrag zijn gedaald in vergelijking met het derde kwartaal van 2022. Hiervoor is geen specifieke verklaring te geven. De incassoratio is voor alle uitvoerders stabiel en vergelijkbaar met voorgaande jaren.
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2023 | 2021 | 2022 | 2023 | |
UWV1 | 4,9 | 4,5 | 2,6 | 18 | 15 | 13 |
SVB2 | 2,7 | 3,0 | 3,1 | 5,0 | 6,2 | 7,1 |
Gemeenten3 | 264 | 204 | 59 | 47 | 275 | |
Totaal | ‒6 | ‒6 | ‒6 | 82 | 69 | ‒6 |
Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.
Aantal boetes (x 1.000) | Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln.) | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2023 | 2021 | 2022 | 2023 | 2021 | 2022 | 2023 | |
UWV1 | 2,1 | 1,7 | 1,1 | 2,5 | 2,0 | 1,2 | 6,5 | 7,1 | 4,4 |
SVB2 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 1,1 | 3,2 | 4,0 | 4,0 |
Gemeenten3 | 7,2 | 5,8 | 3,24 | 4,3 | 3,7 | 2,24 | 6,8 | 4,2 | ‒5 |
Totaal | 10 | 8 | ‒6 | 8 | 7 | ‒6 | 17 | 15 | ‒6 |
Incassoratio benadelingsbedrag + boetevordering ultimo 2023 (%) | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
---|---|---|---|---|---|
UWV1 | 65 | 53 | 47 | 39 | 16 |
SVB2 | 46 | 42 | 52 | 35 | 16 |
Gemeenten3 | 40 | 35 | 29 | 24 | 154 |
Re-integratie
Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking met hulp van UWV aan het werk zijn gegaan.
Hoewel de vraag naar arbeid is toegenomen, heeft dat voor Wajongers relatief weinig extra banen opgeleverd. In 2023 heeft UWV iets minder Wajongers aan werk geholpen dan in 2022. Daarmee is de doelstelling van 8.000 plaatsingen wederom niet gerealiseerd. Het wordt steeds moeilijker om voor de Wajongers die (nog) niet werken een plaatsing te realiseren. Dit komt mede doordat er sinds 2015 geen nieuwe jonggehandicapten met arbeidsvermogen meer in de Wajong kunnen instromen, waardoor de gemiddelde leeftijd van Wajongers stijgt. Daarnaast slaagt UWV er steeds beter in om Wajongers aan het werk te houden. UWV realiseert voor Wajongers 8.870 contractverlengingen; 13 meer dan in 2022 (8.857).
UWV heeft in 2023 meer mensen met een WIA/WGA-uitkering aan het werk geholpen. In 2023 zijn circa 4.500 mensen met een WGA-uitkering gaan werken, die daarmee hun volledige restverdiencapaciteit benutten. Daarnaast hebben in 2023 nog 8.107 mensen met een WIA/WGA-uitkering gedeeltelijk het werk hervat. UWV heeft daarmee ruimschoots de voor het eerst in 2023 vastgestelde doelstelling van 3.000 plaatsingen gerealiseerd.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 250 | 150 | 150 | 150 | 100 | ‒2 | ‒ |
Mensen met recht op Ziektewetuitkering | 750 | 400 | 450 | 500 | 400 | ‒2 | ‒ |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 3.500 | 3.000 | 3.000 | 4.200 | 4.500 | 3.0003 | ‒ |
Mensen met recht op Wajong | 8.600 | 6.700 | 7.100 | 7.700 | 7.100 | 8.000 | ‒ 900 |
Totaal | 13.100 | 10.250 | 10.650 | 12.600 | 12.100 | ‒ | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.
Bij het opstellen van de begroting 2023 was er nog geen streefwaarde bekend voor de WIA. Deze streefwaarde is voor het eerst gepresenteerd in het UWV jaarplan 2023.
Deze paragraaf presenteert een totaaloverzicht van de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid (SZ) voor het jaar 2023. Eerst wordt de opbouw van de totale uitgaven onder het SZ-plafond weergegeven, onderverdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Daarna wordt inzicht gegeven in de onderverdeling van de uitgaven onder het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Ten slotte worden de uitgavenmutaties sinds de begroting 2023 gegroepeerd weergegeven en vindt toetsing van de SZ-uitgaven aan het plafond plaats. Om een goede vergelijking te maken tussen begrote en gerealiseerde uitgaven zijn de uitgaven van de begroting 2023 (prijzen 2022) omgerekend naar prijzen 2023. Daarnaast worden in deze paragraaf de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven (netto SZ-uitgaven). Ook geldt dat in deze paragraaf enkel uitgaven en ontvangsten worden verantwoord die onder het SZ-plafond vallen, dus niet die onder het uitgavenplafond Rijksbegroting of Investeringen vallen. Om deze redenen wijken de gepresenteerde uitgaven af van de uitgaven zoals opgenomen in de beleidsartikelen.
Uit tabel 5 is af te leiden dat de totale uitgaven onder het SZ-plafond € 2,0 miljard lager zijn uitgekomen dan voorzien bij de begroting 2023. De uitgaven onder het SZ-plafond bestaan uit begrotingsgefinancierde uitgaven en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald, de premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Het merendeel van de uitgaven op de SZW-begroting valt onder het uitgavenplafond SZ.
Realisatie | Begroting | Verschil | |
---|---|---|---|
2023 | 2023 | 2023 | |
Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd | 48.323 | 52.515 | ‒ 4.191 |
-/- Correctie dubbeltelling rijksbijdragen | 20.636 | 24.101 | ‒ 3.465 |
-/- Uitgaven R-plafond | 1.235 | 1.688 | ‒ 453 |
-/- Uitgaven I-plafond | 4 | 6 | ‒ 2 |
-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd | 1.625 | 739 | 886 |
A. SZ-uitgaven begroting | 24.823 | 25.981 | ‒ 1.158 |
Totaal uitgaven premiegefinancierd | 71.403 | 72.410 | ‒ 1.007 |
-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd | 174 | 234 | ‒ 60 |
B. SZ-uitgaven premie | 71.229 | 72.176 | ‒ 947 |
C. Integratie-uitkering sociaal domein | 1.934 | 1.792 | 142 |
Totaal SZ-uitgaven (A + B + C) | 97.986 | 99.950 | ‒ 1.963 |
Op de totaaltelling van de uitgaven vindt een correctie plaats om dubbeltelling te voorkomen die ontstaat doordat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 12 van dit jaarverslag. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende om de ouderdomsuitgaven (AOW) te dekken.
De apparaatsuitgaven en enkele andere uitgaven, waaronder subsidies en opdrachten, behoren tot de uitgaven onder het plafond Rijksbegroting en zijn daarom niet relevant voor het SZ-plafond. Deze uitgaven worden in mindering gebracht op de totaaltelling. Dat geldt ook voor uitgaven die vallen onder het plafond Investeringen.
Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend, wordt eveneens gecorrigeerd. De gerealiseerde begrotingsontvangsten onder het SZ-plafond wijken af van de totale ontvangsten van SZW. De ontvangsten onder uitgavenplafond Rijksbegroting en de niet-plafondrelevante ontvangsten (voornamelijk werkgeversbijdragen kinderopvangtoeslag) worden immers niet onder het SZ-plafond meegenomen. Rekening houdend met deze correcties bedragen de begrotingsgefinancierde uitgaven onder het SZ-plafond in 2023 € 24,8 miljard, de premiegefinancierde uitgaven bedragen € 71,2 miljard. Samen met de integratie-uitkering sociaal domein komt het totaal daarmee op € 98,0 miljard.
Uitgavenontwikkeling
Tabel 6 toont een onderverdeling van de uitgaven die vallen binnen het SZ-plafond naar de verschillende regelingen. Wederom is het startpunt de begroting 2023. Ontvangsten worden in mindering gebracht op de uitgaven.
Realisatie | Realisatie | Realisatie | Begroting | Verschil | |
---|---|---|---|---|---|
2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Arbeidsmarkt | |||||
NOW | 8.686 | ‒ 2.742 | ‒ 626 | 212 | ‒ 838 |
LIV/LKV/Jeugd-LIV | 538 | 518 | 687 | 520 | 166 |
Werkloosheid en Bijstand | |||||
WW-uitgaven (werkloosheid) | 3.596 | 2.540 | 2.865 | 2.850 | 15 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) | 6.436 | 6.022 | 6.659 | 6.015 | 644 |
Arbeidsongeschiktheid, Ziekte en Verlofregelingen | |||||
WIA/WAO/WAZ/Wajong | 14.086 | 14.684 | 16.757 | 15.247 | 1.510 |
ZW/WAZO/Kraamverlof | 4.368 | 4.063 | 5.068 | 4.845 | 223 |
Ouderdom/Nabestaanden | |||||
AOW | 41.944 | 43.000 | 47.738 | 43.460 | 4.278 |
Inkomensondersteuning AOW | 1.012 | 1.031 | 196 | 197 | ‒ 1 |
Anw | 317 | 309 | 337 | 296 | 41 |
Kinderopvang en kindregelingen | |||||
KOT | 3.912 | 3.990 | 4.166 | 3.967 | 199 |
AKW/WKB | 6.358 | 6.658 | 7.963 | 7.430 | 533 |
Re-integratie/Participatie | |||||
Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid | 167 | 179 | 187 | 203 | ‒ 16 |
Integratie-uitkeringen sociaal domein | 1.983 | 1.965 | 1.934 | 1.792 | 142 |
Uitvoeringskosten en overige uitgaven | |||||
Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) | 2.412 | 2.662 | 2.936 | 2.764 | 172 |
Tozo/bijstand zelfstandigen | 156 | 76 | ‒ 10 | 8 | ‒ 19 |
Overige uitgaven | 1.093 | 996 | 1.131 | 1.583 | ‒ 452 |
Nominale ontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 8.561 | ‒ 8.561 |
Totaal SZ-uitgaven | 97.065 | 85.949 | 97.986 | 99.950 | ‒ 1.963 |
Arbeidsmarkt
De uitgaven aan arbeidsmarkt vallen € 672 miljoen lager uit dan begroot. Dit komt grotendeels door per saldo lagere uitgaven aan de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). De nabetalingen aan de NOW vielen € 88 miljoen lager uit dan begroot, en de terugontvangsten NOW waren € 750 miljoen hoger dan begroot.
De uitgaven aan het Lage-inkomensvoordeel, Minimumjeugdloonvoordeel en Loonkostenvoordelen waren € 166 miljoen hoger dan begroot. Dit komt met name doordat per Nota van Wijziging € 211 miljoen aan het LIV is toegevoegd als onderdeel van de in de Miljoenennota 2023 aangekondigde lastenverlichting voor het mkb. Dat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht, zorgde ervoor dat er in 2023 minder werd uitgegeven aan het LIV.
Werkloosheid en Bijstand
De gerealiseerde uitgaven aan de WW komen € 15 miljoen hoger uit dan begroot. Een lagere oploop van de werkloosheid in 2023 dan verwacht zorgde voor minder uitgaven aan de WW. Dit is het gevolg van economische groei en aanhoudende arbeidsmarktkrapte. Maar vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot.
De uitgaven aan het Macrobudget Participatiewetuitkeringen vallen € 644 miljoen hoger uit dan begroot. Een lager dan verwachte werkloosheid leidde tot lagere uitgaven aan het macrobudget. Ook de verwerking van realisaties uit 2022 die doorwerken in het budget voor 2023 draagt bij aan lagere uitgaven. Maar door de loon- en prijsbijstelling komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot.
Arbeidsongeschiktheid, Ziekte en Verlofregelingen
De uitgaven voor arbeidsongeschiktheid, ziekte en verlofregelingen zijn € 1.734 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Een hogere doorstroom van mensen van de WGA naar de IVA zorgde voor lagere uitgaven aan de AO-regelingen. Ook was het aantal geboortes in 2023 lager dan verwacht, waardoor er minder dan begroot is uitgegeven aan de verlofregelingen. Maar vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot.
Ouderdom en Nabestaanden
De AOW en Anw uitgaven zijn in totaal € 4.318 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven aan de AOW waren lager doordat er in 2023 minder AOW-gerechtigden waren dan eerder verwacht. De oorzaak hiervan is een lagere levensverwachting als gevolg van de coronapandemie. De levensverwachting nam toe, maar het ging langzamer dan was verwacht. Maar vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot.
Kinderopvang en Kindregelingen
Het saldo van de uitgaven en ontvangsten Kinderopvangtoeslag is € 199 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Een lager dan verwacht gemiddeld vergoedingspercentage zorgde ervoor dat er minder werd uitgegeven aan kinderopvangtoeslag. Maar vanwege de indexatie van de Kinderopvangtoeslag komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot.
De uitgaven aan AKW en WKB zijn € 533 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit komt onder meer doordat in 2023 meer gezinnen recht hadden op Dubbele Kinderbijslag Intensieve Zorg, wat zorgt voor hoger dan verwachte uitgaven aan de AKW. De realisatie komt ook hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot vanwege de bij de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling.
Re-integratie en Participatie
In 2023 is € 16 miljoen minder uitgegeven aan re-integratie arbeidsongeschikten dan begroot. Dit bestaat uit lagere € 6 miljoen lagere uitgaven aan re-integratie Wajong en voor het overige deel uit lagere uitgaven aan re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW. De uitgaven aan de integratie-uitkeringen sociaal domein zijn € 142 miljoen hoger dan verwacht bij de begroting 2023.
Uitvoeringskosten en overige uitgaven
De uitvoeringskosten van onder andere UWV en de SVB komen € 172 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt grotendeels door de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling, deze bedroeg € 101 miljoen.
In 2020 en 2021 hebben gemeenten uitvoering gegeven aan de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (TOZO). Op basis van de definitieve verantwoording van gemeenten wordt de definitieve vergoeding vastgesteld. De terugontvangsten waren daarbij groter dan de nabetalingen. Per saldo kwamen de uitgaven aan de TOZO hierdoor € 19 miljoen lager uit dan begroot. De overige uitgaven zijn € 452 miljoen lager uitgekomen dan begroot. Dit komt onder meer door het overboeken van reserveringen op artikel 99 (nog onverdeeld) à € 98 miljoen naar de betreffende beleidsartikelen of departementale begrotingshoofdstukken.
Toetsing aan het plafond
Tabel 7 laat de ontwikkeling van het SZ-plafond en de netto SZ-uitgaven zien voor het jaar 2023. De SZ-uitgaven worden getoetst aan het plafond.
Uitgaven | |
SZ-uitgaven bij indiening Miljoenennota 20231 | 99.950 |
Budgettaire mutaties | ‒ 1.963 |
SZ-uitgaven jaarverslag 2023 | 97.986 |
Uitgavenplafond (ijklijn) | |
IJklijn SZ-uitgaven bij Miljoenennota 2023 | 96.525 |
IJklijnmutaties | ‒ 653 |
IJklijn SZ-uitgaven jaarverslag 2023 | 95.872 |
Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) bij indiening Miljoenennota 2023 | 3.425 |
Kadertoetsing (over-/onderschrijding ijklijn) jaarverslag 2023 | 2.114 |
Uitgaven
De geraamde SZ-uitgaven van € 100,0 miljard ten tijde van de Miljoenennota 2023 zijn uitgekomen op € 98,0 miljard bij het jaarverslag 2023. Bovenstaand zijn de grootste mutaties toegelicht.
Uitgavenplafond
Het plafond SZ voor 2023 is € 0,6 miljard lager vastgesteld dan in de Miljoenennota 2023 is opgenomen. De voornaamste oorzaak is een bijstelling van het plafond als gevolg van de afrekening van corona-gerelateerde noodmaatregelen. Daarnaast is het plafond bijgesteld vanwege overboekingen tussen de plafonds, statistische correcties, nominale ontwikkeling, uitgaven in het kader van het conflict in Oekraïne, en voor de niet beleidsmatige mutaties in de WW en bijstand. Het plafond voor 2023 is uiteindelijk vastgesteld op € 95,9 miljard.
Toetsing SZ-uitgaven
Er is sprake van een overschrijding van het uitgavenplafond SZ van € 2,1 miljard bij het jaarverslag 2023. Ondanks dat het plafond neerwaarts is bijgesteld is deze overschrijding van het uitgavenplafond kleiner dan bij de Miljoenennota 2023. Dit komt doordat de SZ-uitgaven lager zijn uitgevallen dan begroot.
BD/PR | Thema | Artikel(en) | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | Kamerstuk |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
BD | Arbeidsmarkt | 1 | X | |||||||
BD | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 2 | X | |||||||
BD | Arbeidsongeschiktheid | 3 | X1 | |||||||
BD | Jonggehandicapten | 4 | X | |||||||
BD | Ziekte en verlofregelingen | 6 | X | |||||||
BD | Oudedagsvoorziening | 8 | X | |||||||
BD | Nabestaanden | 9 | X | |||||||
BD | Tegemoetkoming ouders | 10 | X | |||||||
BD | Uitvoering | 11 | X | |||||||
BD | Integratie en maatschappelijke samenhang | 13 | X | |||||||
PR | Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind | 7 | X | |||||||
PR | Werkloosheid werknemers | 5 | X | |||||||
PR | Integratie en maatschappelijke samenhang | 13 | X |
De beleidsdoorlichting is als IBO (Interdepartementaal Beleidsonderzoek) "Geschikt voor de arbeidsmarkt" in april 2017 opgeleverd.
Voor het meest recente overzicht van de programmering van periodieke rapportages / beleidsdoorlichtingen, zie het overzicht Ingepland en uitgevoerd onderzoek op rijksfinanciën.nl. Voor de realisatie van deze en andere grote (evaluatie)onderzoeken, zie de bijlage «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».
SEA-thema's waar nog geen periodieke rapportage voor is afgerond:
– SEA-thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden;
– SEA-thema 2: Leven lang ontwikkelen;
– SEA-thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden;
– SEA-thema 5: Pensioen en oudedag;
– SEA-thema 6: Armoede en schulden;
– SEA-thema 7: Bijstand en participatie;
– SEA-thema 8: Jonggehandicapten;
– SEA-thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers;
– SEA-thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen;
– SEA-thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel;
– SEA-thema 14: Corona.
Samenvatting van de conclusies en aanbevelingen van de periodieke rapportages die in 2023 zijn afgerond
Periodieke rapportage Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind - Subthema Kinderopvang
Kinderopvangbeleid in Nederland kent twee doelen, 1) het ondersteunen van ouders in het combineren van arbeid en zorg, en 2) het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. Deze periodieke rapportage richtte zich op het tweede doel. De rapportage laat zien dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang zijn toegenomen. De betaalbaarheid van de kinderopvang is door het uiteenlopen van de tarieven van de kinderopvangorganisaties en de maximumuurprijs afgenomen. Voor de gastouderopvang is de betaalbaarheid wel toegenomen. Het effect van het beleid op ontwikkeling en bereik van kinderen is vermoedelijk positief. Er kan niet vastgesteld worden of de ontwikkelresultaten op de kinderopvang ook met minder middelen bereikt hadden kunnen worden, of groter hadden kunnen zijn met dezelfde middelen. Wel hadden middelen gerichter ingezet kunnen worden voor kinderen in kwetsbare situaties. Uit de rapportage blijkt namelijk dat deze kinderen veel baat kunnen hebben bij goede kwaliteit kinderopvang. De rapportage laat ook zien dat de kwaliteit vanwege oplopende personeelstekorten onder druk staat.
Periodieke rapportage Thema 9: Werkloosheid werknemers
Overkoepelend concludeert deze periodieke rapportage dat het gevoerde beleid de meeste werknemers adequaat beschermt en dat de WW zowel op individueel als maatschappelijk niveau een duidelijke meerwaarde oplevert. Ook de uitvoering door UWV is over het algemeen klantgericht en doelmatig. Er zijn geen duidelijke ondoelmatigheden gevonden of beleidsalternatieven die voor betere uitkomsten zorgen. Dat wil niet zeggen dat het niet beter kan, bijvoorbeeld in de richting van complexiteitsreductie. De activerende instrumenten die binnen de WW zijn ingezet zijn over het algemeen ook gedegen onderbouwd en voor zover mogelijk bewezen effectief, in enkele gevallen is meer onderzoek nodig. Verdere kennisontwikkeling is een belangrijke schakel in het verder verbeteren van de publieke dienstverlening aan werknemers die hulp kunnen gebruiken in het overbruggen van een periode van werkloosheid naar een nieuwe baan. Die hulp is nu meestal adequaat maar kan ook zeker nog beter, eenvoudiger en meer op de persoon gericht.
Periodieke rapportage Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang
De conclusie van deze periodieke rapportage is dat groepen met een migratieachtergrond in het algemeen nog steeds een minder gunstige sociaaleconomische positie innemen dan gemiddeld of dan de groep zonder migratieachtergrond. Dit beeld is zichtbaar in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in het inkomen. In het onderwijs is een duidelijke inhaalslag te zien in de afgelopen periode, op de arbeidsmarkt niet. Wat betreft doeltreffendheid is de conclusie van de onderzoekers dat in de periode 2014-2021 sterk is ingezet op evidence-based beleidsontwikkeling en dat de kennis is toegenomen over welke beleidsinstrumenten wel en niet werken. Er wordt daadwerkelijk van deze inzichten gebruik maakt: het beleid is over het algemeen op basis van een goede theoretische en empirische onderbouwing ingericht, maakt gebruik van de bewezen werkzame mechanismen en wordt door de onderzoekers dan ook als doeltreffend gekwalificeerd. Dit geldt ook voor het nieuwe inburgeringsstelsel, dat het belangrijkste instrument vormt om de integratie en participatie van nieuwkomers in Nederland op gang te helpen. Een kanttekening wordt gesteld bij de omvang en intensiteit van de beleidsinzet: het beleid van VIA (Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt) en samen leven en weerbaarheidsbeleid is vanwege de relatief geringe capaciteit en middelen volgens de onderzoekers te kleinschalig om grote veranderingen in de samenleving te kunnen sorteren. De onderzoekers concluderen dan ook dat bij een grotere inzet van middelen een groter maatschappelijk rendement mag worden verwacht. Bij inburgering lijken er problemen te spelen in de uitvoering die potentieel afbreuk kunnen doen aan het beleid. Dit zijn nuttige inzichten die bruikbare input vormen bij de voortdurende gedachtenvorming over het beleid.
Het versneld op orde brengen van onze informatiehuishouding en het vergroten van de transparantie naar de samenleving en parlement zijn belangrijke lessen uit het verslag ‘Ongekend onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK, december 2020). Daarnaast heeft de Wet open overheid (Woo) per 1 mei 2022 de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vervangen. Dit betekent dat de overheid (nog) transparanter moet worden.
SZW heeft de verbetering van zijn informatiehuishouding en de implementatie van de Wet open overheid belegd in het programma ’ENIGMA, Informatiehuishouding Open op Orde 2021 ‒ 2026’. Het programma heeft tot doel om het informatiebeheer van SZW te verbeteren, transparanter te maken en om het bewustzijn van de omgang met openbaarheid van informatie in het DNA van medewerkers en in het werk van SZW te verankeren.
In 2023 is het verbeteren en het transparanter maken van de informatiehuishouding en de openbaarmaking verder vormgegeven. In deze paragraaf worden de inspanningen van 2023 inhoudelijk nader toegelicht langs de vier actielijnen van het programma ENIGMA. Ten slotte wordt ingegaan op de financiën van het programma ENIGMA.
Verbetering van de informatiehuishouding
Actielijn 1. Informatieprofessionals
In 2023 is veel aandacht besteed aan de bewustwording en het vergroten van de kennis van SZW-medewerkers op het gebied van informatiebeheer. Er waren hiervoor bijvoorbeeld acht I-professionals (de GoedBewaard-coaches) beschikbaar voor medewerkers.
In 2023 is het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening (KWIV) geïmplementeerd. Het KWIV geeft aan welke eisen en competenties noodzakelijk zijn voor het profiel van de informatieprofessional.
Ten slotte hebben de directies verbeteradviezen voor de informatiehuishouding ontvangen.
Actielijn 2. Volume en aard van de informatie
A. Actieve openbaarmaking
In de Wet open overheid (Woo) is geregeld dat de overheid (nog) transparanter moet worden en daarom moet ook SZW een deel van zijn informatie (documenten) tijdig actief openbaar maken naar de burger toe. Nu moet de burger dat nog vaak via een Woo-verzoek opvragen.
Op 10 juni 2022 is de nieuwe versie van de Beleidslijn actieve openbaarmaking van beslisnota’s geaccordeerd in de Ministerraad. In 2023 zijn door SZW bij alle categorieën Kamerstukken de achterliggende beslisnota’s openbaar gemaakt.
In de Woo staat beschreven welke 11 informatiecategorieën verplicht openbaar moeten worden gemaakt onder artikel 3.3 van de Woo. Daarnaast is er een inspanningsverplichting voor overige informatie. Er is een project gestart om bij alle directies de documenten die verplicht openbaar gemaakt dienen te worden te inventariseren en te specificeren per informatiecategorie. Vervolgens worden deze gepubliceerd en wordt via de Woo-index «PLOOI» gemeld welke informatiecategorie waar is gepubliceerd. PLOOI ontsluit de informatie met een centrale zoekoplossing waarmee eenieder alle gepubliceerde informatie van de overheid kan doorzoeken. Dit laatste is niet in 2023 afgerond, maar zal waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2024 gaan plaatsvinden.
B. Passieve openbaarmaking
Het is van groot belang om burgers, wetenschappers en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien ingeval zij een Woo- of informatieverzoek indienen.
Hiervoor is het noodzakelijk om binnen SZW een goed ingericht werkproces te hebben. De maximale termijn voor de beantwoording van Woo-verzoeken bedraagt 42 dagen. Deze termijn is door SZW in 2023 nog niet gehaald.
In 2023 is vooral getracht het proces rond de beantwoording van Woo-verzoeken te verbeteren. Zo zijn er procesbeschrijvingen van de Woo-deelprocessen bij de juridische directie opgesteld, heeft een projectleider de juridische directie ondersteund bij het opstellen en implementeren van het proces rond Woo-verzoeken en is er een SZW brede workshop georganiseerd over de Woo.
Er is een pilot geweest (2022/2023) met als focus het verbeteren van de afhandeltermijn van een Woo-verzoek. Er is in dit kader een verkenning/analyse uitgevoerd op het proces van een groot en complex Woo verzoek welke twee beleidsdirecties raakt. Op basis van de adviezen uit het adviesrapport is in 2023 een Handreiking afhandelen Woo-verzoek ontwikkeld voor medewerkers van SZW en de Nederlandse Arbeidsinspectie.
Deze Handreikingen zijn in oktober en november 2023 geëvalueerd met het kerndepartement SZW en Nederlandse Arbeidsinspectie. Beide handreikingen worden begin 2024 vastgesteld.
Voor de kwantitatieve gegevens over de passieve openbaarmaking wordt verwezen naar de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.
C. Overig
Op 6 april 2023 is de kabinetsreactie gepubliceerd op het rapport van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E), op de adviezen van de Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) en de Regeringscommissaris Informatiehuishouding (RIHH), betreffende de archivering van chatberichten. In afwachting van een nieuw rijksbreed beleid en daaraan ondersteunende technische voorzieningen is SZW zijn werkwijze blijven hanteren: chatberichten van bewindspersonen en bestuursraadleden worden veiliggesteld, geschoond en gearchiveerd.
In 2023 is binnen SZW de eerste pilot opgestart voor sociale media archivering. Deze wordt in het eerste kwartaal 2024 afgerond.
De Selectielijst Sleutelfuncties van SZW voor de «Handreiking bewaren van e-mail Rijksoverheid» (bulk archivering) is formeel vastgesteld, maar wordt aangehouden voor publicatie omdat de implementatiedatum 1 januari 2024 door het nog niet gereed zijn van de technische voorziening niet wordt gehaald. Zodra de technische voorziening is opgeleverd, wordt de selectielijst met die datum alsnog gepubliceerd in de Staatscourant.
Actielijn 3. Informatiesystemen
Informatiesystemen ondersteunen de organisaties en medewerkers optimaal bij hun informatiehuishouding en hun werkprocessen. Een goed werkend Document Management systeem (DMS) is randvoorwaardelijk voor een goede informatiehuishouding waarmee we informatie duurzaam toegankelijk, vindbaar, juist, volledig en betrouwbaar vastleggen en bewaren. Zodat wij ons handelen voor, tijdens en na afloop van het maken van beleid en wetgeving altijd onderbouwd kunnen verantwoorden. Juiste en toegankelijke informatie is ook nodig voor de dagelijkse bedrijfsvoering. DigiDoc Online is een verbeterde versie van het huidige DMS DigiDoc. Door problemen bij de leverancier is het niet gelukt om in 2023 DigiDoc Online voor het hele departement te introduceren. Naar verwachting zal dit nu in 2024 plaatsvinden.
In 2023 zijn de eerste ontwikkelingen op het gebied van het opschonen van de netwerkschijven uitgevoerd. Er is beleid opgesteld en er is één pilot uitgevoerd. De huidige pilot is verlengd en loopt door in 2024. Daarnaast worden nog 2 pilots opgestart met alternatieve tooling. Uit een tussentijdse evaluatie is onder meer gebleken dat het opschonen veel meer tijd vergt van lijnmedewerkers dan verwacht en dat de gebruikte tooling/aanpak beperkte toegevoegde waarde had.
Actielijn 4. Bestuur/naleving
Er is in 2023 begonnen met het opzetten en inrichten van een kwaliteitssysteem, dat de kwaliteit van de Informatiehuishouding (IHH) gaat meten. Naar verwachting zal dit in 2024 gereed zijn.
Financiën programma ENIGMA
Het programma ENIGMA heeft 3 financieringsstromen: het programmabudget dat vanuit SZW beschikbaar is gesteld, de POK-IHH-gelden van BZK en de middelen die zijn ontvangen in het kader van de Woo. Het budget was in 2023 in totaal € 7,9 miljoen. Dit budget is nagenoeg volledig uitgeput in 2023.
Artikelnummer | Artikelnaam | Maatregel | Verplichtingen 2023 | Uitgaven 2023 | Ontvangsten 2023 | Relevante Kamerstukken |
---|---|---|---|---|---|---|
5 | Werkloosheid | Werktijdverkorting | N.v.t | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
7 | Kinderopvang | Kinderopvangtoeslag voor Oekraïnse ontheemden | 4.200 | 4.200 | N.v.t. | |
10 | Tegemoetkoming ouders | Kinderbijslag voor Oekraïnse ontheemden | 18.514 | 18.514 | N.v.t. | |
10 | Tegemoetkoming ouders | Kindgebonden budget voor Oekraïnse ontheemden | 31.000 | 31.000 | N.v.t. |
WW
Door de oorlog in Oekraïne werd verwacht dat meer bedrijven aanspraak zouden maken op de regeling werktijdverkorting. In de praktijk bleek dit niet het geval, waardoor uiteindelijk geen aanvullende middelen voor werktijdverkorting nodig waren.
KOT
De doelgroep van ouders die aanspraak kunnen maken op de kinderopvangtoeslag (KOT) is verbreed, zodat ook een ouder met een partner buiten de EU aanspraak kan maken op de KOT voor de opvang in Nederland, mits voldaan wordt aan de overige voorwaarden. Door deze maatregel maken Oekraïense ontheemden die gevlucht zijn met hun kinderen, maar waarvan de partner nog (noodgedwongen) in Oekraïne verblijft, aanspraak op KOT indien zij in Nederland gaan werken.
AKW
Oekraïense ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kinderbijslag.
WKB
Oekraïense ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kindgebonden budget.
De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.
De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.
De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.
De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:
– gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);
– arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
– arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
– toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);
– de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);
– maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;
– de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);
– de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).
Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.
De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;
– de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;
– het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;
– het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;
– het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;
– het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;
– het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;
– de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.
De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Afschaffen LIV en verbeteren loonkostenvoordelen
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen is op 26 oktober 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 458, nr. 2). In dit wetsvoorstel is opgenomen:
– Het afschaffen van het lage-inkomensvoordeel (LIV) per 1 januari 2025.
– Het verruimen van de voorwaarden van het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer, waardoor meer werkgevers aanspraak kunnen maken op dit loonkostenvoordeel. De voorgestelde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2026.
Wijzigingen in loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
Het wetsvoorstel banenafspraak is 17 oktober 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2). In dat wetsvoorstel staan onder andere een aantal wijzigingen aangekondigd voor het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak (LKV doelgroep banenafspraak), die beoogd zijn om per 1 januari 2025 in werking te treden:
– Het LKV doelgroep banenafspraak wordt structureel gemaakt. Hierdoor kunnen werkgevers voor alle werknemers die tot de doelgroep banenafspraak behoren dit loonkostenvoordeel ontvangen zolang de dienstbetrekking voortduurt.
– De doelgroepverklaring voor het LKV doelgroep banenafspraak wordt afgeschaft. Werkgevers kunnen op basis van het doelgroepregister bepalen voor welke werknemers zij dit loonkostenvoordeel kunnen aanvragen.
– De doelgroep van het LKV doelgroep banenafspraak en de doelgroep banenafspraak wordt gelijkgetrokken.
Implementatie nieuwe Europese regels voor grensoverschrijdende detachering in het wegvervoer
De wet ter implementatie van de Mobiliteitsrichtlijn (Kamerstukken II 2021/22, 36 166, nr. 2) is op 1 juni 2023 in werking getreden. De Mobiliteitsrichtlijn verduidelijkt in welke situaties er sprake is van grensoverschrijdende detachering van buitenlandse chauffeurs naar Nederland. Deze regels zijn aangepast aan de specifieke aard van de wegvervoersector. Met deze sectorspecifieke regels wordt het evenwicht gewaarborgd tussen het verlenen van correcte arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming voor bestuurders, en de vrijheid van ondernemers om grensoverschrijdende diensten in de wegvervoersector te verlenen.
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Het minimumloon is per 1 januari 2023 met 10,15% verhoogd. Ook is vorig jaar het wetsvoorstel aangenomen waarmee het kabinet per 1 januari 2024 een minimumuurloon heeft ingevoerd. Deze invoering komt voort uit het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Kathmann en Maatoug. Hierdoor is er één uniform minimumuurloon voor alle werknemers, ongeacht het aantal uren er doorgaans in een sector wordt gewerkt. Sommige werknemers zien hierdoor hun loon tot 11% stijgen.
Modernisering artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht
In het coalitieakkoord is afgesproken dat artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht wordt gemoderniseerd, om zo de vervolging van daders van arbeidsuitbuiting te verbeteren. Het wetsvoorstel wordt gecoördineerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid in nauwe samenwerking met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het streven was om het wetsvoorstel in 2023 bij de Tweede Kamer in te dienen. Deze inschatting is bijgesteld naar 2024 omdat er afgelopen jaar meer tijd nodig was om de inbreng met betrokken organisaties op concepten van het wetsvoorstel op zorgvuldige wijze mee te nemen. Op 22 november 2023 is het wetsvoorstel voor advies aangeboden aan de Raad van State.
Implementatie herziening Europese Blauwe Kaart
De Blauwe Kaart is de Europese kennismigrantenregeling en regelt de voorwaarden voor toegang en verblijf van kennismigranten in de Europese Unie. Op 27 november 2021 is een herziening van de Blauwe Kaart-richtlijn in werking getreden. De richtlijn kent minder strenge toegangscriteria dan zijn voorganger en meer flexibele opties om gebruik te maken van intra-EU mobiliteit. Onder coördinerende verantwoordelijkheid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid wordt gewerkt aan de implementatie van de richtlijn. De implementatiedeadline van 18 november 2023 is niet gehaald, mede door de benodigde ambtelijke afstemming en de nog voorziene agendering van de Wijzigingswet door de Tweede Kamer. Een deel van de SZW regelgeving is reeds op 9 december in werking getreden (zie paragraaf 8.3.b.17 Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022), het streven is om het Besluit in het eerste kwartaal van 2024 in werking te laten treden. De Kamer is middels een brief op de hoogte gesteld van de vertraagde implementatie (Kamerstukken II 2022/23, 36 332).
Aanpassing lagere regelgeving Wet arbeid vreemdelingen
De in 2022 in werking getreden Wet arbeid vreemdelingen 2022 (Wav) bevat een door Tweede Kamerlid Wiersma ingediend amendement (Kamerstukken II 2020/21, 35 680, nr. 7) waardoor voor de werkgever onder bepaalde voorwaarden een inspanningsverplichting geldt om scholing op het gebied van de Nederlandse taal aan te bieden aan de vreemdeling. De streefdatum voor implementatie van het amendement was 1 januari 2023, maar deze datum is niet gehaald. Het kabinet wil namelijk door middel van onderzoek eerst een beter beeld krijgen van de doelgroep en de huidige problematiek en mogelijkheden voor implementatie. Het kabinet is voornemens dit onderzoek in 2024 uit te voeren. De uitkomsten hiervan kunnen bijdragen aan een gedegen uitwerking van het amendement in lagere regelgeving.
Leven lang ontwikkelen
Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)
Bij de voorjaarsbesluitvorming van 2023 is besloten om het STAP-budget af te schaffen per 1 januari 2024. Voorgenomen nieuwe verbeteracties in het kader van doorontwikkeling van STAP zijn door de uitvoerders niet meer gestart. Wel is er voor de tijdvakken september en november voor gekozen om het scholingsaanbod meer te richten en daarom te beperken tot OCW-erkende scholing. Het subsidiebudget in voorgenoemde tijdvakken is verlaagd. Een deel van de vrijgevallen STAP-middelen wordt vanaf 2024 ingezet voor een tijdelijke scholingsregeling die onderdeel gaat uitmaken van de SLIM-regeling.
Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden
Compensatieregeling transitievergoeding bedrijfsbeëindiging
Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. De uitwerking van het onderdeel bedrijfsbeëindiging wegens ziekte van de werkgever bij deze compensatieregeling is onderzocht. Vorig jaar bleek dat een uitvoerbaar en effectief uitvoeringskader voor dit onderdeel niet haalbaar is en daarom is afgezien van dit onderdeel van de regeling (Kamerstukken II 2022/23, 36 350 XV, nr. 2).
Beter beschermen van flexibele werknemers
Het kabinet wil de positie van flexibele werknemers in tijdelijke contracten, oproepcontracten en uitzendcontracten verbeteren, in lijn met de adviezen van de SER op dit punt. In april 2023 is een Kamerbrief gestuurd met de voortgang uitwerking arbeidsmarktpakket (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1176). In de zomer van 2023 is het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers in internetconsultatie gebracht en voor uitvoeringstoetsen en adviezen verzonden. De opbrengsten van de internetconsultatie, uitvoeringstoetsen en adviezen zijn onderwerp van gesprek met sociale partners. Voor het kabinet is het uitgangspunt voor de uitwerking de hierboven genoemde Kamerbrief van april 2023. Het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers verloopt volgens planning.
Arbeidscommissie
In oktober 2023 is een Kamerbrief naar de Tweede Kamer verzonden waarin het kabinet aankondigt middels welk beleid zij voor kwetsbare werknemers de toegang tot het recht gaat verbeteren (Kamerstukken II 2023/24, 29 544, nr. 1223). In plaats van het oprichten van een arbeidscommissie is ervoor gekozen om in te zetten op informatievoorziening, adviesverlening en laagdrempelige geschilbeslechting via een versterking en uitbreiding van bestaande organisaties. Voor het onderdeel laagdrempelige geschilbeslechting is op 18 december 2023 een Algemene Maatregel van Bestuur voor een experiment met de nabijheidsrechter in consultatie gegaan.
ZZP
Het kabinet wil de regels voor beoordeling van arbeidsrelaties verduidelijken. Het is ongewenst dat de kwalificatie van de arbeidsrelatie in de praktijk niet duidelijk is voor werkgevenden, werkenden en toezichthouders. Om deze verduidelijkingsslag te maken, is in 2023 gewerkt aan het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelatie en Rechtsvermoeden. Het wetsvoorstel is in november ter internetconsultatie voorgelegd en de reacties worden verwerkt. Parallel aan het wetgevingstraject is gewerkt aan de webmodule beoordeling arbeidsrelatie, die als doorontwikkeling de pilotversie van deze module vervangt. Deze webmodule helpt werkgevenden om inzicht te krijgen in de juiste contractvorm die past bij een specifieke arbeidsrelatie. De nieuwe webmodule is sinds 1 december actief en te raadplegen via www.beoordelingarbeidsrelatie.nl.
Het is van belang om werkenden met beperkte onderhandelingsmacht te ondersteunen om hun rechtspositie (als werknemer) op te kunnen eisen. Naast voornoemd rechtsvermoeden in het wetsvoorstel, is in Europees verband gewerkt aan het richtlijnvoorstel ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van platformwerkers. Een weerlegbaar rechtsvermoeden is daarvan een belangrijk onderdeel. Een voorlopig akkoord dat in december bereikt werd en op de steun van Nederland kon rekenen heeft helaas niet de benodigde meerderheid gehaald in de Raad, maar het doel is nog altijd om tot een akkoord te komen.
Toelatingsstelsel terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
In oktober 2023 is het voorstel voor de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2023/24, 36 446, nr. 2). Met dit wetsvoorstel wil de regering de uitzendsector en andere vormen van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten beter reguleren. Het betreft de uitvoering van enkele aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten onder leiding van Emile Roemer. Het Aanjaagteam adviseerde een verplicht certificeringsstelsel in te voeren. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is het wetsvoorstel aangepast naar een toelatingsstelsel. Beoogde invoering van het stelsel is 1 januari 2026, waarbij 2025 geldt als overgangsjaar waarin uitleners al een toelating moeten aanvragen.
Kaderovereenkomst grensoverschrijdend telewerk
Op 1 juli 2023 is de kaderovereenkomst voor grensoverschrijdend telewerk in werking getreden (Kamerstukken II 2022/23, 26 834, nr. 57). In totaal hebben 20 Europese landen zich bij deze overeenkomst aangesloten. Op basis van deze overeenkomst kunnen werknemers in het woonland tot 50% van de totale arbeidstijd telewerken, zonder dat dit leidt tot een wijziging van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving. Dit vermindert belemmeringen op de arbeidsmarkt in de grensregio’s. Werknemers of werkgevers kunnen hiervoor een aanvraag indienen bij de SVB. Vanwege de korte voorbereidingstijd werkt de SVB sinds 1 juli 2023 met een aangepaste werkwijze. Ondertussen worden voorbereidingen getroffen voor de uitvoering van de kaderovereenkomst. Het implementatieproces voor de reguliere gevalsbehandeling ligt op schema.
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud Werkgelegenheid
De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW) is bij de start van de Covid-pandemie in 2020 door het kabinet ingevoerd om werkgevers tegemoet te komen in de loonkosten. In 2023 is het proces van vaststellingen doorgelopen en zijn de laatste loketten om een vaststellingsaanvraag te doen, gesloten (NOW-5 en ‒ 6).
In 2023 is ook het onderzoek naar de haalbaarheid van gerichte coronasteun aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2022/23, 35 420, nr. 520) en een brief aan de Kamer gestuurd met een reflectie in hoeverre het geheel van de sociale zekerheid tegen een volgende crisis opgewassen is en hoe toegankelijk de instrumenten zijn voor (kwetsbare) groepen (Kamerstukken II 2022/23, 35 420, nr. 713). Verder is in 2023 wederom een periodieke monitoringsbrief aan de Kamer verstuurd die inzicht geeft in het gebruik van de regelingen uit het corona steunpakket, de ontwikkelingen in de uitvoering, het afhandelen van bezwaren (en beroepen) en inspanningen om financiële middelen zoveel mogelijk ten goede te laten komen van de gestelde beleidsdoelen (Kamerstukken II 2022/23, 35 420, nr. 528).
Ten slotte is gestart met de beleidsevaluatie van de NOW. Deze ziet zowel op de doeltreffendheid als de doelmatigheid van het beleid. De uitkomsten van de evaluatie zullen in 2024 worden gedeeld met de Kamer.
Gezond en veilig werken
Arbovisie
De Arbovisie 2040 is in oktober 2023 gepubliceerd met een kabinetsreactie op het SER-advies ‘Naar een werkend arbostelsel voor iedereen’ (Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 477). Vervolgens is gestart met de uitwerking van de Arbovisie op de vier thema’s:
1. Investeren in de beschikbaarheid en kwaliteit van RI&E’s;
2. Ketenverantwoordelijkheid voor opdrachtgevers en een betere bescherming in de arboregelgeving van zzp’ers;
3. Vereenvoudiging en verduidelijking van wet- en regelgeving zonder het beschermingsniveau te verlagen, en;
4. Introductie van financiële prikkels zodat bedrijven meer werk maken van preventie.
RI&E
In 2023 is de website RIE.nl verder doorontwikkeld. Er is een tweede module over psychosociale arbeidsbelasting (PSA) ontwikkeld en een module toegevoegd over hoe je als werkgever en als werknemer het gesprek en het maken van een Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) kunt voeren. Ook is de uitleg aan werkgevers die de app gebruiken verbeterd. De publiekscampagne en partneraanpak zijn voortgezet, onder andere tijdens de Week van de RI&E in juni. En er zijn brieven verstuurd naar kleine bedrijven in de financiële dienstverlening om hen te wijzen op de RI&E verplichting, de website en de app om hen te helpen een RI&E op te stellen.
Veilig werken met gevaarlijke stoffen
Het is belangrijk om te voorkomen dat mensen ziek worden door blootstelling aan schadelijke stoffen op het werk. Dit doen we onder andere door het opstellen van wettelijke grenswaarden voor maximale blootstelling. In 2023 heeft het kabinet zich ingezet voor het versnellen van het proces om te komen tot Europese grenswaarden. Daarnaast werd gewerkt aan nationale grenswaarden, aan de hand van adviezen van de Gezondheidsraad en de SER.
Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten (BMS)
In 2023 zijn verschillende acties uitgevoerd in het kader van het meerjarenprogramma «Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten» (BMS) om de mentale vitaliteit onder werkend Nederland te vergroten. Er zijn netwerkbijeenkomsten gehouden waar wetenschap en praktijk kennis en praktijkvoorbeelden uitwisselden, campagnes gevoerd («Hey, het is oké-campagne» en de «Week van de Werkstress») om de bespreekbaarheid van burn-outklachten te vergroten, met een ZonMw-subsidieregeling «Mentale vitaliteit van werkenden» zijn 16 projecten gefinancierd om nieuwe aanpakken te ontwikkelen en de «Route naar RI&E» is aangevuld met tips om arbeidsrisico’s voor de psychosociale arbeidsbelasting aan te pakken.
Nationaal Actieprogramma Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag en Seksueel Geweld
In 2023 is het nationaal actieprogramma waarin seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld worden aangepakt, gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2022/23, 34 843, nr. 67). Samen met OCW, JenV, VWS, de Regeringscommissaris (Mariëtte Hamer) en sociale partners zijn al goede stappen gezet en worden diverse maatregelen uitgevoerd en doorontwikkeld. Zo is gewerkt aan de voorbereiding van de publiekscampagne gericht op het gesprek over gewenste omgangsvormen en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast werkt SZW aan wetgeving om een gedragscode en klachtenregeling verplicht te stellen voor werkgevers. Ook hebben de sociale partners gewerkt aan de voorbereiding van onder meer omstandertrainingen en een sectoraanpak die in 2024 zullen worden uitgevoerd.
Hybride werken
Het kabinet heeft in 2023 met sociale partners de «Agenda voor de toekomst van hybride werken» uitgevoerd (Kamerstukken II 2021/22, 25 883, nr. 443). Deze toekomstagenda bevat diverse instrumenten, activiteiten en fiscale en faciliterende regelingen om werkgevers en werkenden te ondersteunen bij het gezond en veilig inrichten van hybride werken. Het gaat bijvoorbeeld om 16 gesubsidieerde projecten waarbij innovatieve interventies zijn ontwikkeld die de mentale gezondheid van werkenden bevorderen en een door TNO ontwikkelde toolbox die werkgevers en werknemers helpt om effectiever en gezonder hybride te werken.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 816.502 | 14.053.826 | 10.544.115 | 2.152.533 | 1.259.891 | 1.929.614 | ‒ 669.723 |
Uitgaven | 813.555 | 14.014.042 | 10.377.403 | 2.022.690 | 1.248.083 | 1.716.632 | ‒ 468.549 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Vakantiedagen | 7 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Lage-inkomensvoordeel | 509.639 | 528.567 | 388.259 | 361.736 | 530.776 | 572.266 | ‒ 41.490 |
Minimumjeugdloonvoordeel | 123.754 | 63.325 | 19.688 | 18.859 | 14.748 | 18.909 | ‒ 4.161 |
Loonkostenvoordelen | 165.404 | 150.823 | 129.905 | 137.017 | 141.345 | 140.238 | 1.107 |
Subsidies | |||||||
Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen | 0 | 1.292 | 0 | 1.944 | 488 | 5.435 | ‒ 4.947 |
Stimuleringsregeling LLO in MKB | 0 | 0 | 2.514 | 19.547 | 46.403 | 57.165 | ‒ 10.762 |
Stimulans Arbeidsmarkt Positie | 0 | 0 | 0 | 183.700 | 108.767 | 305.601 | ‒ 196.834 |
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid | 0 | 13.183.600 | 9.669.471 | 1.208.261 | 316.315 | 404.746 | ‒ 88.431 |
Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN | 0 | 28.735 | 15.580 | 25 | 0 | 0 | 0 |
Nederland leert door | 0 | 14.400 | 95.335 | 30.296 | 23.525 | 38.261 | ‒ 14.736 |
Tofa | 0 | 20.100 | 0 | 7 | 0 | 0 | 0 |
Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden | 0 | 140 | 27.270 | 31.726 | 28.301 | 127.386 | ‒ 99.085 |
STAP ontwikkeladvies | 0 | 0 | 0 | 1.043 | 0 | 0 | 0 |
Overige subsidies algemeen | 1.877 | 2.921 | 2.566 | 2.613 | 4.067 | 3.301 | 766 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten | 7.642 | 14.384 | 21.405 | 20.530 | 27.241 | 37.948 | ‒ 10.707 |
Bekostiging | |||||||
Bekostiging | 675 | 525 | 550 | 550 | 100 | 100 | 0 |
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken | |||||||
Ministerie van EZK | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 260 | ‒ 260 |
Overige hoofdstukken | 0 | 100 | 94 | 204 | 0 | 56 | ‒ 56 |
Bijdrage aan agentschappen | |||||||
RIVM | 4.557 | 5.078 | 4.713 | 4.570 | 4.969 | 4.783 | 186 |
CJIB | 0 | 52 | 53 | 62 | 72 | 177 | ‒ 105 |
Bijdrage medeoverheden | |||||||
SPUK BMIP | 0 | 0 | 0 | 0 | 966 | 0 | 966 |
Ontvangsten | 10.904 | 11.195 | 995.736 | 3.978.434 | 974.391 | 206.505 | 767.886 |
Ontvangsten | |||||||
Algemene ontvangsten | 31 | 1.252 | 3.546 | 10.340 | 14.359 | 1.180 | 13.179 |
Boeten | 10.873 | 9.943 | 9.023 | 18.032 | 17.399 | 12.700 | 4.699 |
Terugontvangsten NOW | 0 | 0 | 983.167 | 3.950.062 | 942.633 | 192.625 | 750.008 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 0 | 1.014.824 | 724.102 | 365.538 | 489.120 | 392.080 | 97.040 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte | 0 | 1.014.824 | 717.885 | 358.301 | 481.026 | 367.683 | 113.343 |
Compensatieregeling transitievergoeding MKB | 0 | 0 | 6.217 | 7.237 | 8.094 | 10.103 | ‒ 2.009 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 14.294 | ‒ 14.294 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Er is in 2023 (over 2022) in totaal € 530,8 miljoen uitgekeerd aan circa 94.000 werkgevers en circa 402.000 werknemers. Dit is € 41,5 miljoen minder dan waar rekening mee is gehouden ten tijde van de begrotingsopstelling. Dit komt doordat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de cao-lonen in 2022 relatief hard zijn gestegen. Dit betekent dat relatief veel werknemers buiten het uurlooncriterium van 100-125% WML vallen. Voor 2022 wordt voor het uurlooncriterium namelijk uitgegaan van het WML per 1 januari 2022. Dus als het uurloon hard stijgt in een jaar, kan het zijn dat het gemiddelde uurloon van meer werknemers net boven de 125% valt.
De uitgaven aan het minimumjeugdloonvoordeel zijn € 4,2 miljoen lager dan in de begroting was opgenomen. Dit komt doordat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Er is in 2023 (over 2022) in totaal € 14,7 miljoen uitgekeerd aan ruim 58.000 werkgevers en circa 198.000 werknemers. Mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de cao-lonen in 2022 relatief hard zijn gestegen. Dit betekent dat relatief veel werknemers buiten het uurlooncriterium van 100-125% WML vallen. Voor 2022 wordt voor het uurlooncriterium namelijk uitgegaan van het WML per 1 januari 2022. Dus als het uurloon hard stijgt in een jaar, kan het zijn dat het gemiddelde uurloon van meer werknemers net boven de 125% valt.
Er is in 2023 (over 2022) in totaal € 141,3 miljoen uitgekeerd. Dit is € 1,1 miljoen hoger dan begroot. Dit komt doordat het gebruik van de LKV’s hoger was dan verwacht. Onder het LKV vielen ongeveer 14.000 werkgevers onder het LKV ouderen, circa 8.000 onder het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 500 onder het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en circa 10.000 onder het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Bij de LKV's waren circa 81.000 werknemers betrokken.
De uitgaven komen circa € 113 miljoen hoger uit dan bij het opstellen van de begroting verwacht werd. De incidentele uitgaven (terugwerkende kracht) zijn circa € 10 miljoen hoger uitgekomen en de structurele uitgaven (niet-terugwerkende kracht) zijn in 2023 circa € 103 miljoen hoger uitgekomen. De hogere uitgaven bij beide onderdelen zijn vooral het gevolg van een hoger aantal aanvragen en uitbetalingen. Het aantal uitbetalingen bij de structurele uitgaven komt in 2023 circa 6.500 hoger uit (28%). Het gemiddeld uitbetaalde bedrag (€ 15.900) wijkt nauwelijks af ten opzichte van de ontwerpbegroting.
De uitgaven zijn in 2023 circa € 2 miljoen lager uitgekomen dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Dit is met name het gevolg van een lager aantal aanvragen dan verwacht. In 2023 zijn er in totaal circa 570 uitbetalingen geweest, maar werden er circa 730 verwacht. Het gemiddeld uitbetaalde bedrag was ongeveer in lijn met de verwachting, rond de € 14.000 per uitbetaling.
Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen
Voor het programma Duurzame Inzetbaarheid en Lang Leven Ontwikkelen was € 5,4 miljoen begroot. Hiervan is € 0,5 miljoen gerealiseerd. Het verschil is ontstaan door een kasschuif van € 2,9 miljoen. Hiermee is geld naar toekomstige jaren geschoven omdat de betalingen naar verwachting in die jaren plaats zullen vinden. Tevens is er een bijdrage overgeboekt van € 0,8 miljoen ten behoeve van communicatie. Daarnaast is er € 0,9 miljoen overgeheveld van het budget Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen naar het STAP-budget wegens aanvulling van een tekort in het STAP-budget. Tot slot komt de rest van de lager dan begrote uitgaven doordat reserveringen voor twee bezwaren niet tot betaling zijn gekomen, aangezien deze bezwaren zijn afgewezen.
Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)
Voor het programma Stimuleringsregeling LLO in MKB was € 57,2 miljoen begroot. Hiervan is € 46,4 miljoen gerealiseerd. Het verschil is hoofdzakelijk ontstaan door een te hoge inschatting van het te realiseren bedrag in 2023. Deze schatting is gebaseerd op uitbetalingen in 2022. Hierbij is gekeken naar de looptijd van de projecten, het moment waarop het vaststellingsverzoek uiterlijk bij UVB wordt ingediend en de termijn waarbinnen de daadwerkelijke uitbetaling plaats moet vinden. Daarbij is ook een inschatting gemaakt van de voorschotten die zouden kunnen worden uitbetaald. Tevens was er bij de schatting ook rekening gehouden met het aantal te verwachten vaststellingen en het aantal gevraagde voorschotten. Achteraf is gebleken dat deze schatting te hoog is geweest en is circa € 46,4 miljoen uitbetaald.
Stimulans Arbeidsmarkt Positie (STAP)
Het STAP-budget was € 305,6 miljoen bij de vastgestelde begroting. Door mutaties gedurende het jaar kwamen de uitgaven uit op € 108,8 miljoen. Mutaties bestonden hoofdzakelijk uit een kasverplichtingenschuif voor het onderdeel leerrechten naar 2027 (€ 62,5 miljoen) en de afschaffing van STAP. Die afschaffing resulteerde in een ombuiging naar SLIM van € 73,7 miljoen en een vrijval bij STAP van € 73,7 miljoen. Daarnaast is nog € 18 miljoen toegevoegd voor de loon- en prijsontwikkeling en waren er overboekingen in verband met uitgaven voor personeel en communicatiekosten.
Nederland leert door
Van het budget Nederland Leert Door van € 38,3 miljoen is € 23,5 miljoen gerealiseerd. De onderuitputting van € 14,7 miljoen wordt grotendeels veroorzaakt door minder aanvragen dan oorspronkelijk voorzien, en lagere realisaties voor goedgekeurde aanvragen. Twee voorbeelden zijn een aanvraag waarbij er fraude was geconstateerd en niet meer tot realisatie kwam (€ 1 miljoen) en een aanvraag die voor € 5 miljoen was goedgekeurd en waarvoor uiteindelijk maar € 0,8 miljoen gerealiseerd werd doordat de aanvrager na goedkeuring van de aanvraag de begroting naar beneden bijstelde. Het reeds uitgekeerde bedrag in de fraudezaak zal tevens worden teruggevorderd (circa € 1,5 miljoen).
Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU)
Voor de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDI&EU) is meerjarig in totaal € 1 miljard beschikbaar. In de SZW-begroting begin 2023 werd rekening gehouden met circa € 127 miljoen aan uitgaven. Gedurende het jaar is de verwachting naar beneden bijgesteld. Hierdoor is circa € 86 miljoen doorgeschoven naar toekomstige jaren. Tevens is er een bijboeking geweest van circa € 19 miljoen uit voorgaande jaren. Hierdoor is het budget uitgekomen op circa € 61 miljoen. Op dit budget is de realisatie in 2023 circa € 28 miljoen. In 2023 heeft een tijdvak opengestaan om MDI&EU-subsidie voor activiteitenplannen aan te vragen. Omdat er in 2023 minder subsidie is aangevraagd dan er onder het subsidieplafond beschikbaar was, is er in 2023 ook een lager bedrag bevoorschot. Daarnaast zijn er in 2023 minder aanvullende voorschotten verstrekt voor lopende projecten waarvoor reeds in 2022 subsidie was aangevraagd. Onbenut budget blijft in latere jaren beschikbaar voor de MDI&EU.
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)
In 2023 liep het vaststellingsproces voor de verschillende NOW-tranches door. Indien bedrijven achteraf meer recht blijken te hebben op subsidies dan leidt dit tot nabetalingen. Enerzijds vallen deze nabetalingen (en daarmee uitgaven) op de NOW-1 en NOW-2 hoger uit dan verwacht. Anderzijds zijn de nabetalingen op de NOW-tranches 4 tot en met 6 lager dan verwacht. Per saldo vallen de uitgaven uiteindelijk € 88 miljoen lager uit dan ten tijde van de begroting voorzien.
Overige subsidies algemeen
Op het algemene subsidiebudget van € 3,3 miljoen is € 4,1 miljoen gerealiseerd. Dit verschil van € 0,8 miljoen wordt ten eerste veroorzaakt doordat de subsidie aan Netspar is verstrekt via SZW, maar gedurende het jaar bijdragen zijn ontvangen van andere departementen ten behoeve van deze subsidie (Financiën, EZK, BZK). Ten tweede waren subsidiabele activiteiten verschoven van 2022 naar 2023 voor een subsidie (Fairwork), waardoor er meer in 2023 uitgekeerd werd. Tot slot werd de bestaande subsidie Diversiteit in Bedrijf uitgebreid met een helpdesk. De benodigde dekking is elders op de SZW-begroting gevonden.
Van het opdrachtenbudget van € 37,9 miljoen is € 27,2 miljoen gerealiseerd. De onderuitputting van € 10,7 miljoen heeft verscheidene oorzaken. De kosten voor de ondersteuning van de uitvoering van de tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) zijn € 4,1 miljoen lager uitgevallen. Daarnaast zijn er minder uitgaven vanwege vertraging van projecten en zijn er opdrachten vervallen ten behoeve van voorlichting, onderzoek en communicatie.
Het budget bekostiging is ingezet voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.
Ministerie van EZK
In totaal is circa € 0,3 miljoen bijgedragen aan EZK, waarvan circa € 0,2 miljoen ten behoeve van LPO voor TNO-MAPA en circa € 0,1 miljoen aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).
Overige hoofdstukken
In totaal is circa € 0,1 miljoen bijgedragen aan VWS ten behoeve van een jaarlijkse bijdrage helpdesk REACH/CLP. Deze helpdesk levert informatie aan bedrijven over de Europese regelgeving rondom chemische stoffen.
Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De bijdrages zijn in 2023 respectievelijk € 0,2 miljoen hoger en € 0,1 miljoen lager uitgevallen. Het CJIB inde minder boetes dan verwacht in 2023.
Voor de SPUK Brabants Migratie InformatiePunt is sinds de vastgestelde begroting een apart subartikelonderdeel onder artikel 1 aangemaakt. Daar is vanaf het opdrachtenbudget € 1 miljoen naar overgeboekt en gerealiseerd. Dit is een bijdrage geweest aan medeoverheden. Deze € 1 miljoen is bekostigd vanuit de middelen voor de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten om misstanden aan te pakken, terug te dringen en te beheersen.
Algemene ontvangsten
De terugontvangsten vielen € 13,2 miljoen hoger uit vanwege terugontvangsten op STAP (€ 10,2 miljoen), Nederland leert door (€ 2,6 miljoen) en MDI&EU (€ 0,4 miljoen).
Boeteontvangsten
De boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie waren met € 17,4 miljoen € 4,7 miljoen hoger (+37%) dan geraamd (€ 12,7 miljoen). De hogere boeteontvangsten zijn het gevolg van een stijging van het aantal boeterapporten in 2023 ten opzichte van 2022 en de laatste effecten van de inhaalactie om de omvang van de werkvoorraad aan te beoordelen boeterapporten terug te dringen.
De raming van de boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie is met onzekerheid omgeven. De realisatie hangt onder meer af van het type en aantal bedrijven die worden bezocht en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Nederlandse Arbeidsinspectie, waardoor niet wordt gestuurd op het realiseren van de geraamde boeteontvangsten. De Arbeidsinspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.
Terugontvangsten NOW
In 2023 heeft UWV het vaststellingsproces in de NOW voortgezet. Over het algemeen leiden deze vaststellingen tot meer terugvorderingen dan nabetalingen. Enerzijds vallen de ontvangsten op de NOW-1 en NOW-2 lager uit dan verwacht. Anderzijds zijn de ontvangsten op de NOW-3, NOW-4 en NOW-6 hoger dan bij de begroting voorzien. Per saldo vallen de terugontvangsten in 2023 € 750 miljoen hoger uit. De komende jaren zal dit vaststellingsproces worden voortgezet wat tot verdere bijstellingen in nabetalingen en terugvorderingen op de NOW zal leiden.
De arbeidsmarkt was in 2023 stabiel. Gedurende het jaar varieerde het werkloosheidspercentage licht tussen 3,4% en 3,7%. Over het gehele jaar was dit 3,6% tegenover 3,5% in 2022. Er is nog steeds sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Voor alle kwartalen gold dat het aantal vacatures hoger lag dan het aantal werkenden. Voor de eerste twee kwartalen waren er 122 vacatures per 100 werklozen in het derde kwartaal nam dit iets af naar 114 vacatures per 100 werklozen.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Beroepsbevolking (x 1.000) | 9.540 | 9.581 | 9.663 | 9.898 | 10.096 | ||
Niet-beroepsbevolking (x 1.000) | 3.749 | 3.786 | 3.483 | 3.330 | 3.230 | ||
Werkzame beroepsbevolking (x 1.000) | 9.117 | 9.116 | 9.255 | 9.548 | 9.737 | ||
Werkloze beroepsbevolking (x 1.000) | 423 | 465 | 408 | 350 | 359 | ||
Werkloosheidspercentage | 4,4 | 4,8 | 4,2 | 3,5 | 3,6 | ||
15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid) | 8,5 | 10,6 | 9,3 | 7,6 | 8,2 | ||
25 tot 45 jaar | 3,5 | 3,9 | 3,3 | 2,9 | 2,9 | ||
45 tot 75 jaar | 3,7 | 3,4 | 3,0 | 2,5 | 2,2 |
Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.
De kerncijfers arbeidsmarkt laten opnieuw een toename van de werkzame beroepsbevolking zien. Dit is een trend die al een langere tijd gaande is. De werkzame beroepsbevolking is in 2023 met bijna 200 duizend mensen toegenomen. Over de hele periode 2019-2023 gaat dit om een toename van ruim 600 duizend personen. In diezelfde periode is de niet-beroepsbevolking met ruim 500 duizend mensen afgenomen. Het aantal werklozen is met 9 duizend het afgelopen jaar licht gestegen. Kijkend naar de gehele periode is de werkloosheid echter nog steeds laag.
De ontwikkeling van het werkloosheidspercentage verschilt per leeftijdsgroep. De jeugdwerkloosheid (15- tot 25-jarigen) is iets gestegen, de werkloosheid van 25- tot 45-jarigen is gelijk gebleven en de werkloosheid van 45- tot 75-jarigen is iets gedaald.
Vaste arbeidsrelatie | Flexibele arbeidsrelatie | Zelfstandigen | Totaal | |||
---|---|---|---|---|---|---|
Laag (x 1.000) | 2021 | 848 | 714 | 231 | 1.792 | |
2022 | 850 | 753 | 248 | 1.851 | ||
2023 | 897 | 807 | 267 | 1.971 | ||
Midden (x 1.000) | 2021 | 2.058 | 1.020 | 552 | 3.631 | |
2022 | 2.030 | 1.066 | 568 | 3.665 | ||
2023 | 2.051 | 1.087 | 582 | 3.720 | ||
Hoog (x 1.000) | 2021 | 2.296 | 831 | 653 | 3.779 | |
2022 | 2.413 | 858 | 713 | 3.984 | ||
2023 | 2.447 | 830 | 730 | 4.007 | ||
Totaal (x 1.000)1 | 2021 | 5.202 | 2.565 | 1.436 | 9.202 | |
2022 | 5.293 | 2.677 | 1.529 | 9.500 | ||
2023 | 5.395 | 2.724 | 1.579 | 9.698 |
Bron: CBS, Statline.
Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.
Er was sprake van een arbeidsmarkt met veel instroom en baanwisselingen, waar relatief veel werkenden aan een nieuwe baan begonnen. Het totaal aantal werkenden is toegenomen op elk opleidingsniveau. Voor de groep met het opleidingsniveau laag nam in 2023 het aantal flexibele arbeidsrelaties harder toe dan het aantal vaste arbeidsrelaties. Voor de groep met opleidingsniveau midden was deze ontwikkeling nagenoeg gelijk. Voor de groep met opleidingsniveau hoog nam het aantal flexibele arbeidsrelaties af terwijl het aantal vaste arbeidsrelaties toenam. Voor alle opleidingsniveaus is het aantal zelfstandigen toegenomen.
Het ziekteverzuim is licht gedaald (van 5,6% naar 5,3%). Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval met ten minste één dag verzuim ligt sinds 2020 op een iets lager niveau ten opzichte van de jaren daarvoor. Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt de laatste jaren op 0 tot 3 incidenten op jaarbasis. In 2023 zijn 2 incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen gemeld bij Seveso-bedrijven.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1 | 1,5 | 1,2 | 1,3 | 1,3 | 1,3 | ||
Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2 | ‒ | 1,1 | ‒ | 0,9 | ‒ | ||
Ziekteverzuim (%)3 | 4,4 | 4,7 | 4,9 | 5,6 | 5,3 | ||
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4 | 3 | 0 | 2 | 3 | 2 | ||
Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5 | ‒ | 3,2 | ‒ | 3,3 | 3,9 | ||
Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2 | ‒ | 1,8 | ‒ | 1,9 | ‒ |
Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.
Aantal werknemers onder cao
De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen
In 2023 was er een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen ten opzichte van 2022. De stijging wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door meer verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van asielzoekers, van 600 verleende vergunningen in 2022 tot 2.000 in 2023. Op 29 november 2023 oordeelde de Raad van State dat de beperking dat asielzoekers maximaal 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken onverbindend is. De stijging van het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen komt onder andere door de (media-)aandacht omtrent deze zaak, in combinatie met de krapte op de arbeidsmarkt. Ook het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten bleef stijgen (van 6.115 in 2021 naar 9.496 in 2022 en 11.030 in 2023). Dat gold eveneens voor het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen voor kennismigranten kort verblijf (van 390 in 2021 naar 1.550 in 2022 tot 2.013 in 2023).
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1 | 5.654 | 5.764 | 5.679 | 5.917 | 6.184 | ||
bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers | 4.813 | 4.873 | 4.799 | 4.979 | 5.184 | ||
bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers | 841 | 891 | 880 | 938 | 1.001 | ||
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2 | 13,3 | 9,2 | 11,6 | 17,0 | 20,2 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) werkt met toezicht en handhaving aan maatschappelijke effect, met als doel de risico’s op en rondom de arbeidsmarkt terug te dringen. Voor een goed zicht op haar resultaten hanteert de Inspectie een set indicatoren en kerncijfers. In de vorige meerjarenperiode (2019-2022) is op basis van het Inspectie Control Framework (ICF) en de daaraan gekoppelde doelen stevig geïnvesteerd in de mogelijkheden van de Inspectie taken op te pakken. Deze doelen zijn:
– een betere balans tussen ‘actief en reactief’ werk bij het toezicht op Gezond en Veilig werk;
– deelname door de NLA aan meer dan 90 procent van de, samen met de andere betrokken handhavers uitgevoerde, inspecties bij bedrijven met risico’s op zware ongevallen;
– het op peil brengen van het ‘Informatie Gestuurd Werken’ (IGW) om ontsluiten en analyseren van data het inspectiewerk meer gericht en effectiever vorm te geven;
– het vergroten van de ‘interventiedekking Eerlijk werk’ om via een groter bereik meer effect te hebben waar het het toezicht op eerlijke arbeidsvoorwaarden betreft.
In de nieuwe meerjarenperiode zijn genoemde doelen gehandhaafd als centrale indicatoren voor de sturing en verantwoording van de Inspectie.
De Inspectie gebruikt daarnaast kerncijfers die zijn gericht op de selectiviteit en effectiviteit van het inspectiewerk. Selectiviteit gaat over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt inspecties in te zetten bij bedrijven waar daadwerkelijk risico’s zijn; vanuit toezicht bezien bedrijven die de wet niet naleven. Effectiviteit gaat over de mate waarin de Inspectie ertoe bijdraagt dat bedrijven geconstateerde risico’s wegnemen. Een indicator van de mate waarin de Inspectie erin slaagt op een goede manier bedrijven die niet naleven te selecteren is het handhavingspercentage. Een hoog handhavingspercentage bij eerste inspecties betekent dat de Inspectie vaak overtredingen constateert. Als die overtredingen bij een herinspectie zijn opgelost is dit percentage juist laag. Dan is het aannemelijk dat de Inspectie effect heeft gehad.
Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Raming 2023 | Verschil 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Inspectie Control Framework | |||||||
Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)1 | 45:55 | 47:53 | 51:49 | 50:50 | 1:-1 | ||
Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%) | 97 | 89 | 93 | >90 | 02 | ||
Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)3 | ‒ | 3 | 3 | 3 | 0 | ||
Interventiedekking Eerlijk werk (%)4 | ‒ | 4,3 | 4,3 | 3,85 | 0,5 | ||
Capaciteitsinzet (%)6 | |||||||
Gezond en Veilig | 37 | 36 | 36 | 34 | 2 | ||
Gevaarlijke Stoffen7 | 13 | 12 | 13 | 13 | 0 | ||
Arbeidsdiscriminatie | 3 | 3 | 2 | 2 | 0 | ||
Eerlijk | 46 | 48 | 48 | 50 | ‒ 2 | ||
Werk en Inkomen | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 | ||
Effect | |||||||
Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) | 37 | 45 | 50 | >50 | 02 | ||
Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) | 23 | 24 | 23 | <50 | 02 | ||
Handhavingspercentage Brzo8 | 44 | 42 | 32 | <40 | 02 | ||
Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk | 47 | 54 | 49 | >50 | 1 | ||
Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk | 29 | 29 | 46 | <50 | 02 |
Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".
Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 2 (beïnvloeding via anderen).
De raming is overgenomen uit de begroting 2024. Deze raming wijkt af van de raming in de begroting 2023.
Dit realisatiecijfer betreft zowel de inzet op Brzo-bedrijven als de inzet op gevaarlijke stoffen.
Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.
Toelichting Indicatoren en kerncijfers
Verhouding actief/reactief in gezond en veilig werk
Eind 2023 is de gestelde ambitie voor de verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig behaald (51:49). Dit betekent dat er een goede balans is tussen risicogestuurde interventies en interventies op basis van meldingen en verzoeken. De instroom van nieuwe medewerkers heeft tot resultaat geleid. De verwachting is dat de komende jaren het actieve, risicogestuurde werk verder uitgebreid kan worden.
Deelname van de Inspectie aan de gezamenlijke Brzo-inspecties
In 2023 heeft de Arbeidsinspectie in 93% van de gevallen deelgenomen aan de gezamenlijke Brzo-inspecties. Dit is een toename ten opzichte van 2022 en hiermee is de norm (>90%) behaald. In 2023 kregen de nieuwe inspecteurs een opleidingsprogramma en werden zij intensief begeleid. De nieuwe inspecteurs zijn gekoppeld aan ervaren inspecteurs, waaronder ook enkele die na hun pensioengerechtigde leeftijd in dienst blijven voor het inwerken van de nieuwe mensen. Hierdoor is bereikt dat deze inspectiekoppels eerder kunnen worden ingezet bij de inspecties. Dit zorgde voor een stijging van het deelnamepercentage aan de gezamenlijke Brzo-inspecties.
Informatiegestuurd werken en interventiedekking
De Inspectie heeft zich in haar Meerjarenplan ten doel gesteld, binnen de wettelijke mogelijkheden, steeds beter gebruik te maken van de beschikbare data binnen de organisatie, bij ketenpartners en bedrijven. Het doel is om in 2026 op een beheerst niveau van informatiegestuurd werken te komen. In 2023 zijn verschillende stappen gezet op het gebied van mensen, processen en techniek. Hierbij is onder andere aandacht besteed aan ‘digitale fitheid’ en zijn IGW-conferenties georganiseerd om het data- en informatiegestuurd werken aan de hand van een concept roadmap (nog meer) in te bedden in het programmatische toezicht. Ook is een verkenning gestart op het gebied van data governance. Een meer uitgebreide toelichting op de interventiedekking is te vinden in de volgende paragraaf.
Capaciteitsinzet
De kerncijfers ‘Capaciteitsinzet’ geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. Er is naar aanleiding van de beschikbaar gestelde ICF middelen een wervingsmodel met tijdpad voor de werving van de capaciteit per domein opgesteld. Dit model is gehanteerd om de capaciteitsinzet naar de gewenste inzet op de diverse domeinen te laten groeien.
Handhavingspercentages
Het handhavingspercentage eerste inspectie op het domein Gezond en Veilig laat ten opzichte van 2022 een verbetering zien en heeft de streefwaarde gehaald (50%). Het handhavingspercentage eerste inspectie op het domein Eerlijk heeft de streefwaarde in 2023 net niet behaald (49%). De gekozen indicator zegt iets over de mate waarin het gelukt is om bij handhavingsgerichte projecten zoveel mogelijk bij die bedrijven te controleren die de arbeidswetten niet naleven. Hierbij speelt mogelijk mee dat verschillende programma’s in 2023 van start zijn gegaan in de nieuwe meerjarenperiode. In 2024 en daarna wil de Inspectie gerichter sturen op selectiviteit bij de eerste Inspecties zodat vooral overtreders en bedrijven met grotere risico’s worden geïnspecteerd. De normen voor het handhavingspercentage herinspecties op de domeinen Gezond en Veilig en Eerlijk worden behaald; dat betekent dat er effect mag worden verondersteld vanuit de eerste inspectie. Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.
De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.
Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.
Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.
De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.
De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert zij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.
De Minister is verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
– het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
– de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.
Participatiewet in balans
Op 21 december 2023 is het programmaplan Participatiewet in balans naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 306). De ambitie is dat iedereen moet kunnen beschikken over een toereikend en zeker bestaansminimum. Mensen moeten daarnaast gestimuleerd en ondersteund worden om naar vermogen deel te nemen op de arbeidsmarkt en aan de samenleving. Menselijke maat, vertrouwen en vereenvoudiging staan daarbij centraal. Om dit te bereiken is een cultuuromslag én een ander mensbeeld nodig: van denken in systemen naar wat mensen nodig hebben. Rekening houdend met individuele mogelijkheden en omstandigheden. Dit wordt gerealiseerd door middel van 3 parallelle sporen, waarbij in 2023 goede stappen zijn gezet. Het wetsvoorstel met ruim 20 maatregelen (spoor 1) is in het voorjaar uitgezet voor consultatie en uitvoeringstoetsen. Het wetsvoorstel is op 19 februari 2024 naar de Raad van State gestuurd. In de visiebrief van juni 2023 heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen geschetst hoe zij invulling wil geven aan de fundamentele herziening van de Participatiewet op lange termijn (spoor 2) (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 283). Bij de herziening wordt opnieuw gekeken naar de doelen en uitgangspunten van de wet en betere aansluiting bij het bredere sociaal domein en inkomensstelsel. Een nieuwe beleidstheorie met concrete beleidsopties wordt voorgelegd aan een volgend kabinet. In spoor 3 wordt ingezet op de benodigde cultuuromslag en organisatieverandering binnen gemeenten en vakkundigheid van de professional in de uitvoering. Sinds begin 2023 is het Ministerie van SZW samen met de betrokken partners – onder andere VNG, Divosa, de Landelijke Cliëntenraad, Sociaal Werk Nederland en beroepsvereniging SAM – aan de slag om dit te faciliteren.
Alleenverdienersproblematiek
Ongeveer 6.400 huishoudens hebben onbedoeld een lager besteedbaar inkomen dan een vergelijkbaar huishouden met een volledige bijstandsuitkering. Door een samenloop van regelingen krijgen zij minder zorg- en huurtoeslag dan nodig. Zij leven hierdoor onder het bestaansminimum. Het kabinet heeft op 18 december 2023 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de aanpak om dit op te lossen (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 740). Het Ministerie van SZW werkt aan een tijdelijke regeling waarbij gemeenten in de periode 2024-2027 jaarlijks een vast bedrag uitkeren aan de betreffende huishoudens. Het kabinet heeft hiervoor middelen vrijgemaakt. Een structurele oplossing via Belastingwetgeving is voorzien in 2028. Deze wordt de komende maanden uitgewerkt en krijgt een plek in het Belastingplan 2025. In afwachting van de tijdelijke regeling, kunnen gemeenten huishoudens maandelijks compenseren via de individuele bijzondere bijstand. Het Ministerie van SZW heeft gemeenten hiervoor in maart 2023 een handelingsperspectief gegeven. Het Rijk stelt ter ondersteuning onder meer een handreiking en middelen beschikbaar aan gemeenten (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 740).
Aanpak geldzorgen, armoede en schulden
De Aanpak geldzorgen, armoede en schulden kent een divers pakket aan maatregelen om een substantiële bijdrage te leveren aan het verminderen van het aantal mensen en in het bijzonder kinderen dat leeft in armoede en/of te maken heeft met problematische schulden. In juni en december 2023 zijn voortgangsrapportages over de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden verschenen (Kamerstukken II 2022/23, 24 515, nr. 698 en Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 733), die inzicht geven in de stappen die zijn gezet en de voortgang op de geformuleerde doelstellingen: een halvering van het aantal kinderen in armoede in 2025 en een halvering van het aantal mensen dat leeft in armoede en een halvering van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 (ten opzichte van 2015). Er wordt door het kabinet gewerkt aan het armoede- en schuldenprobleem, mede met dank aan de inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, werkgevers, professionals, vrijwilligers, schuldeisers en ervaringsdeskundigen.
Preventie van geldzorgen
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat beginnende en dreigende geldzorgen uitgroeien tot problematische schulden of armoedeproblematiek, zet het kabinet in op de preventie van geldzorgen. Het kabinet heeft in 2023 € 8 miljoen beschikbaar gesteld voor de subsidieregeling financiële educatie op het mbo. Naar aanleiding van de oproep van het kabinet tot zelfregulatie in aanloop naar nieuwe Europese wetgeving, hebben de Buy Now Pay Later-aanbieders een gedragscode opgesteld en geïmplementeerd. Hiermee worden (kwetsbare) consumenten beter beschermd tegen de risico’s van achteraf betalen. Samen met de SAM&-partijen en Geldfit is een landelijke online campagne gelanceerd, waarin ouders op passende regelingen werden gewezen. Het kabinet heeft € 20 miljoen bijgedragen aan de SPUK Kansrijke Wijken zodat de preventie van geldzorgen en armoede integraal onderdeel is van de plannen van de 20 deelnemende kwetsbare gebieden. Het Ministerie van SZW heeft VNG een subsidie gegeven om gemeenten onder andere te ondersteunen bij het versterken van de preventie. In dit programma is er onder andere aandacht voor life events, preventie en jongeren.
Armoede
Het aantal mensen in armoede is de laatste jaren gedaald. In 2015 leefde 6,3% procent van de mensen in armoede. In 2023 is dit getal gedaald naar 4,8%. Ook het aantal kinderen in armoede neemt af. In 2015 leefde 9,1% van de kinderen in armoede. In 2023 is dit getal gedaald naar 6,2% (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 733). Deze cijfers laten een bemoedigend beeld zien. Zeker in een tijd waarin bijna alles duurder is geworden en veel mensen moeite hebben de boodschappen te betalen. Tegelijkertijd blijkt uit signalen van maatschappelijke organisaties dat er meer dan voorheen een beroep wordt gedaan op sociale voorzieningen. Dat betekent dat we er nog niet zijn.
Om te bevorderen dat kinderen kunnen meedoen met leeftijdsgenootjes, ongeacht de financiële situatie van het gezin, verstrekt SZW structureel subsidie aan de partners van SAM& (een samenwerkingsverband van Leergeld Nederland, Jeugdfonds Sport & Cultuur, Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting Jarige Job). In 2023 hebben de SAM& partijen extra middelen ontvangen vanwege de verwachte toename in het aantal aanvragen door de hoge energieprijzen en inflatie. Er zijn 23% meer voorzieningen verstrekt tot oktober 2023 dan in 2022. Om armoede onder kinderen tegen te gaan investeerde het kabinet in 2023 verder in gezonde schoolmaaltijden, werd onderzoek verricht naar de rechtspositie van kinderen en werd ingezet op bewust leren omgaan met geld.
In 2023 zijn ook twee rapporten van de Commissie sociaal minimum over de hoogte en de systematiek van het sociaal minimum verschenen. Op 10 oktober 2023 heeft het kabinet een reactie op de rapporten gegeven (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 21). Daarin is aangegeven welke eerste stappen het kabinet in 2023 heeft gezet die passen bij de aanbevelingen die de Commissie heeft gedaan. Zo heeft het kabinet in de Miljoenennota 2024, mede met het oog op de aanbevelingen, een pakket aan structurele maatregelen voorgesteld dat onder andere is gericht op reductie van armoede en kinderarmoede (zoals via de verhoging van het kindgebonden budget en door de verhoging van de huurtoeslag).
Energiearmoede
Het kabinet presenteerde een uitzonderlijk groot pakket aan koopkrachtmaatregelen in 2023 dat vooral gericht was op het versterken van de inkomenspositie van mensen om de negatieve effecten van de hoge energieprijs te dempen en daarmee energiearmoede tegen te gaan. Allereerst werd in 2023 een prijsplafond voor energie ingesteld. Daarnaast werd € 900 miljoen vrijgemaakt, zodat gemeenten net als in 2022 (€ 1,9 miljard) ook in 2023 de energietoeslag aan kwetsbare huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum konden uitkeren. Daarnaast heeft het kabinet in 2023 extra middelen beschikbaar gesteld voor flankerend beleid voor huishoudens die extra ondersteuning nodig hadden. Zo ontvingen gemeenten incidenteel € 35 miljoen om zowel via vroegsignalering als via de bijzondere bijstand gerichte hulp aan te bieden. Huishoudens met een laag inkomen en een hoge energierekening die ondanks deze maatregelen niet in staat waren hun energierekening te betalen, konden in 2023 een beroep doen op het Tijdelijk Noodfonds Energie. De Rijksoverheid en een aantal energieleveranciers leverden hiertoe financiële bijdragen. Daarnaast is de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas structureel herzien, waardoor huishoudens beter beschermd zijn tegen afsluiting van energie. In 2023 ontvingen gemeenten, net als in 2022, aanvullende middelen om huishoudens te ondersteunen bij het aanbrengen van energiebesparende maatregelen door middel van inzet op energiefixers, advies en verdere ondersteuning met betrekking tot energiezuiniger gedrag. Op deze manier kunnen meer huishoudens hun woningen verduurzamen en op hun energielasten besparen.
Schulden
In 2015 had 8,6% van de Nederlandse huishoudens problematische schulden. Na een daling van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2021 en 2022, geldt dat in 2023 het percentage is toegenomen naar 8,8 % (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 733). Deze stijging is vooral het gevolg van het hervatten van de invordering door de Dienst Toeslagen en de Belastingdienst. Ook zijn de effecten van een aantal maatregelen die in 2023 zijn geëffectueerd of in gang gezet nog niet zichtbaar in de cijfers. Zo is de inzet van saneringskredieten vergroot, is de aflosperiode van minnelijke schuldregelingen gehalveerd en is er met onder andere de VNG en NVVK een verbeterplan voor de gemeentelijke schuldhulpverlening opgesteld. Ook is de Rijksincassovisie geactualiseerd, daaruit volgen de activiteiten die worden verricht om tot een Betalingsregeling Rijk te komen en het Vorderingenoverzicht Rijk. Het Vorderingenoverzicht Rijk moet één overzicht worden van de actuele betalingsverplichtingen van burgers aan overheidsorganisaties. Eind 2023 zijn de Ministeries van SZW en JenV gestart met een verkenning naar mogelijke aanpassingen in het civiele invorderingsstelsel. De verkenning zal onder andere antwoord geven op de vraag hoe de snelheid waarmee kosten kunnen oplopen kan worden verminderd, terwijl tegelijkertijd escalatie mogelijk moet blijven als dat nodig is. Gemeenten hebben in 2023 € 50 miljoen ontvangen voor onder andere vroegsignalering. Ook zijn in 2023 experimenten vroegsignalering voorbereid. Eind 2023 is een experiment over betalingsachterstanden bij eigen bijdragen voor de Wmo en Wlz in (internet)consultatie gegaan.
Breed Offensief
Het Breed Offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. De maatregelen waarvoor wetswijziging noodzakelijk was zijn op 29 november 2022 door de Eerste Kamer aanvaard en vervolgens gepubliceerd (Stb. 2022, 499). Twee van de maatregelen zijn per 1 januari 2023 in werking getreden. Het gaat om de in het coalitieakkoord afgesproken wijziging van de kostendelersnorm en de nieuwe vrijlating in de bijstand voor mensen die met loonkostensubsidie in deeltijd werken. De andere maatregelen zijn per 1 juli 2023 in werking getreden. Hiermee is tegemoet gekomen aan het verzoek van gemeenten voor meer implementatietijd voor deze maatregelen en het treffen of aanpassen van hun verordeningen.
Beschut werk
In 2023 is een onderzoek afgerond naar de financiering van beschut werk (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 300). Uit het onderzoek blijkt dat de totale kosten voor een beschut werkplek gemiddeld genomen neerkomen op € 30.672 ‒ € 32.983 en dat gemeenten vaak extra middelen moeten inzetten per beschutte werkplek. Het verschil tussen de kosten en financieringsbronnen voor beschut werk zit vooral in de lage omzet die met beschut werk wordt gegenereerd (de netto toegevoegde waarde). Om die reden is in 2023 besloten om per 2024 extra middelen beschikbaar te stellen voor de financiering van beschut werk. In 2024 gaat het om een extra investering van € 23,1 miljoen (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 300).
Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven
Sociaal ontwikkelbedrijven spelen een belangrijke rol bij het aan het werk helpen van mensen met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt. In 2023 is in opdracht van SZW, VNG en Cedris een onderzoek uitgevoerd naar de kwetsbaarheid van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Het onderzoek gaf een actueel beeld van de huidige infrastructuur en schetste mogelijke scenario’s voor de toekomst van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Op basis van dit onderzoek hebben SZW, VNG, Cedris en Divosa oplossingsrichtingen uitgewerkt voor een toekomstbestendige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Deze oplossingsrichtingen zijn eind 2023 aan de Tweede Kamer gepresenteerd (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 307). Hierbij zijn maatregelen beschreven die een eerste stap kunnen vormen in de richting van een duurzame infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven.
Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2022 was om 92.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2022 is de landelijke doelstelling van 92.500 extra banen (sector en markt samen) met 81.117 extra banen niet gehaald. Hoewel dit totaal aantal extra banen achterblijft bij de doelstelling voor eind 2022, hebben marktwerkgevers in 2022 ten opzichte van 2021 10.146 extra banen gerealiseerd voor mensen uit de banenafspraak. Het is voor het eerst sinds 2018 dat de groei jaar-op-jaar in de markt weer boven de 10.000 extra banen ligt.
In juli 2024 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de realisatiecijfers van 2023. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de Tweede Kamer op 7 juni 2023 geïnformeerd over vervolgstappen om de banenafspraak en de bijbehorende ondersteuning te verbeteren (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281). Vervolgens is op 17 oktober 2023 het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 3). Met het wetsvoorstel nemen de mogelijkheden om banen te realiseren via samenwerking op termijn toe en wordt de quotumregeling uitvoerbaar. Ook wordt de manier waarop werkgevers gebruik kunnen maken van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak vereenvoudigd.
Realisatie 20191 | Realisatie 20201 | Realisatie 20211 | Realisatie 20221 | Realisatie 20232 | Streefwaarde 20233 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 51.829 | 53.799 | 60.966 | 71.113 | ‒ | 80.000 | |
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 9.786 | 12.298 | 11.842 | 10.004 | ‒ | 25.000 |
Realisatiecijfers komen in juni 2024 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2025.
Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Kamerstukken II, 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».
Sectorale Ontwikkelpaden
In samenwerking met brancheorganisaties van kraptesectoren werkte het kabinet aan sectorale ontwikkelpaden. Doel hiervan is om de in- en doorstroom van de brede doelgroep werkzoekenden (veelal met een afstand tot de arbeidsmarkt) én werkenden in sectoren te stimuleren. Dit draagt bij aan de vermindering van personeelstekorten en stimuleert Leven Lang Ontwikkelen (LLO) in sectoren. Het Ontwikkelpad kinderopvang is in 2023 verschenen. Ook voor de sectoren van de techniek, bouw en energie, zorgsectoren en groensector zijn Ontwikkelpaden in de maak.
Verhoging Onderstand BES
Om bestaanszekerheid in Caribisch Nederland te verbeteren voor onderstandsgerechtigden is de onderstand BES op 1 januari 2023 beleidsmatig verhoogd, bovenop de inflatiecorrectie. De concrete verhoging is afhankelijk van huishoudsituatie. Voor alleenstaanden en paren die zelfstandig wonen betrof dit een beleidsmatige verhoging van zo’n 24 à 27%, bovenop de inflatiecorrectie. Per 1 oktober 2023 is de onderstand voor een alleenstaande die zelfstandig woont aanvullend beleidsmatig verhoogd met zo’n 15%, 4% en 12% op respectievelijk Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland haar onderzoek gepubliceerd naar de hoogte en systematiek van het sociaal minimum in Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 7). In de Miljoenennota 2024 heeft het kabinet, in lijn met dat advies, een verdere verhoging van de onderstand aangekondigd.
Energietoeslag Caribisch Nederland
Net zoals in Europees Nederland is de energietoeslag van $ 1.300 voor huishoudens met een laag inkomen in 2023 voor Caribisch Nederland gecontinueerd. De doelstelling van de energietoeslag is het helpen van huishoudens die financieel niet voldoende weerbaar zijn om hogere energiekosten te kunnen dragen.
Toeslagenwet
De Toeslagenwet heeft tot doel bestaanszekerheid aan mensen te bieden. Door niet-gebruik wordt deze doelstelling niet altijd gehaald en dat is onwenselijk. Uit het rapport ‘Niet-gebruik van de Toeslagenwet’ van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) blijkt dat het potentiële niet-gebruik hoog is, waardoor het stelsel niet de inkomensbescherming biedt die het beoogt te bieden (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 733). Het kabinet wil niet-gebruik van de Toeslagenwet beperken via 3 sporen: vereenvoudiging van de wet, meer ruimte voor proactieve dienstverlening, en aanpassingen in de huidige dienstverlening van UWV.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 6.898.061 | 10.474.111 | 8.469.221 | 7.183.029 | 7.718.054 | 6.901.279 | 816.775 |
Uitgaven | 6.927.241 | 10.478.338 | 8.458.560 | 7.184.756 | 7.663.162 | 6.905.805 | 757.357 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 6.084.680 | 6.378.336 | 6.436.262 | 6.021.600 | 6.659.300 | 6.014.903 | 644.397 |
Participatiebudget | 700 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TW | 442.200 | 478.000 | 461.000 | 413.000 | 436.400 | 327.760 | 108.640 |
AIO | 309.006 | 332.007 | 352.009 | 366.816 | 407.196 | 384.231 | 22.965 |
Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet | 35.027 | 3.210.858 | 1.136.165 | 292.350 | 20.054 | 8.292 | 11.762 |
Bijstand overig | 1.168 | 1.000 | 900 | 902 | 979 | 750 | 229 |
Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland) | 3.179 | 4.015 | 4.347 | 12.424 | 7.370 | 14.532 | ‒ 7.162 |
Subsidies | |||||||
Sectorplannen | 2.745 | 1.131 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Armoede en schulden | 4.335 | 2.507 | 1.044 | 438 | 80 | 0 | 80 |
Cofinanciering dienstverlening | 6.061 | 6.212 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Europees fonds meestbehoeftigen | 90 | 104 | 98 | 62 | 0 | 0 | 0 |
Regionale kansen kinderen | 1.635 | 184 | 83 | 7 | 0 | 0 | 0 |
Alle kinderen doen mee | 10.904 | 9.842 | 9.694 | 10.774 | 17.643 | 12.070 | 5.573 |
Overige subsidies algemeen | 7.447 | 25.726 | 22.622 | 27.390 | 36.059 | 12.315 | 23.744 |
SBCM | 2.810 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 3.360 | 2.800 | 560 |
NIBUD | 251 | 375 | 275 | 318 | 366 | 320 | 46 |
Waarborgfonds saneringskredieten | 0 | 0 | 6.000 | 6.000 | 2.100 | 0 | 2.100 |
Subsidies noodfonds | 0 | 0 | 0 | 0 | 29.545 | 50.000 | ‒ 20.455 |
Geldzorgen armoede en schulden | 0 | 0 | 0 | 0 | 6.734 | 0 | 6.734 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten | 3.125 | 13.628 | 12.827 | 18.957 | 22.229 | 64.195 | ‒ 41.966 |
Bekostiging | |||||||
ZonMw | 1.655 | 1.435 | 1.155 | 0 | 82 | 1.297 | ‒ 1.215 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | |||||||
ZonMw | 223 | 170 | 172 | 0 | 182 | 182 | 0 |
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken | |||||||
Financiën | 0 | 0 | 0 | 809 | 447 | 1.800 | ‒ 1.353 |
Bijdrage aan sociale fondsen | |||||||
Pensioenfonds Wsw | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 0 |
Bijdrage aan agentschappen | |||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 0 | 0 | 0 | 101 | 74 | 349 | ‒ 275 |
DUO | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.000 | 0 | 2.000 |
Bijdrage aan medeoverheden | |||||||
Bijdrage grensinformatiepunten | 0 | 0 | 1.100 | 0 | 944 | 0 | 944 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | |||||||
Contributie CASS | 0 | 8 | 7 | 8 | 18 | 9 | 9 |
Ontvangsten | 28.393 | 25.190 | 958.115 | 266.633 | 109.361 | 18.232 | 91.129 |
Ontvangsten | |||||||
Algemene ontvangsten | 28.393 | 25.190 | 28.422 | 49.799 | 45.261 | 18.232 | 27.029 |
Tozo ontvangsten | 0 | 0 | 929.693 | 216.834 | 64.100 | 0 | 64.100 |
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming1 | 6.084.680 | 6.378.336 | 6.436.262 | 6.021.600 | 6.659.300 | 6.014.9032 | 644.397 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen3 | 6.084.680 | 6.378.336 | 6.436.262 | 6.021.600 | 6.659.300 | 6.014.903 | 644.397 |
Algemene bijstand4 | 5.658.801 | 5.968.729 | 5.930.527 | 5.348.767 | 5.921.390 | 5.320.707 | 600.683 |
Loonkostensubsidie | ‒ | ‒ | ‒ | 319.391 | 415.339 | 377.191 | 38.148 |
IOAW | 350.537 | 328.387 | 295.515 | 261.529 | 240.685 | 241.276 | ‒ 591 |
IOAZ | 31.838 | 30.719 | 29.148 | 27.798 | 29.716 | 29.585 | 131 |
BBZ5 | 31.429 | 47.125 | 130.157 | 64.116 | 50.937 | 46.136 | 4.801 |
Correctie verdeelmodel | 12.075 | 3.376 | 50.915 | ‒ | 1.232 | 1.232 |
Door afrondingsverschillen wijkt het totaal af. Dit staat ook zo in de begroting 2023 en is niet aangepast, zodat het jaarverslag een spiegel van de begroting 2023 is.
Tot 2019 betreft dit enkel het budget voor levensonderhoud voor startende ondernemers (BBZ). Vanaf 2020 is het budget voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers hieraan toegevoegd.
Algemene bijstand
De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud onder de gemeenten verdeeld. Tot 2019 maakte alleen Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers onderdeel uit van het macrobudget participatiewetuitkeringen. Vanaf 2020 is ook Bijstand voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers toegevoegd aan het macrobudget participatiewetuitkeringen.
Budgettaire ontwikkelingen
Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2023 € 644 miljoen hoger uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand. De toelichting voor de loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud volgt verderop in het artikel. In 2023 is het definitieve budget aan gemeenten voor algemene bijstand € 602 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De stijging is met name het gevolg van een opwaartse loon- en prijsbijstelling als gevolg van de verhoging van het minimumloon per 1 januari 2023 met 10,15% (€ 562 miljoen). Ook is het macrobudget opwaarts bijgesteld naar aanleiding van de verhoogde instroom van statushouders in 2023 (€ 98,9 miljoen) en als gevolg van het besparingsverlies dat optreedt door de banenafspraak (€ 1,8 miljoen). Daarnaast is het macrobudget naar beneden bijgesteld door een lagere verwachte werkloosheid (- € 19,1 miljoen) en als gevolg van de verwerking van de realisaties 2022 (- € 42,5 miljoen). Er is ook € 1,2 miljoen uitgegeven ter correctie van het verdeelmodel.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de verbeterde conjunctuur gedaald ten opzichte van het volume in 2022.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 20231 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 361 | 362 | 359 | 341 | 338 | 338 | 0 |
Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.
Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2023 zijn geraamd.
Tabel 21 bevat informatie over re-integratie en participatie-inspanningen van gemeenten op grond van de Participatiewet. De voorzieningen die gemeenten aanbieden variëren van sociale activering en vrijwilligerswerk tot training, opleiding en proefplaatsingen op weg naar werk en begeleiding en jobcoaching eenmaal aan het werk. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Vanaf 2015 is geen nieuwe instroom meer mogelijk in de Wet Sociale Werkvoorvoorziening (Wsw). De tabel bevat tevens informatie over het werknemersbestand van de Wsw.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 | 231 | 223 | 225 | 217 | 2302 | |
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 | 175 | 171 | 173 | 162 | 1692 | |
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)3 | 49 | 32 | 41 | 37 | 144 | |
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 | 49 | 48 | 55 | 57 | 602 | |
waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet | 18 | 21 | 25 | 29 | 332 | |
Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)5 | 78 | 72 | 68 | 63 | 626 | |
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 | 37 | 37 | 36 | 36 | 366 | |
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 | 6,7 | 6,8 | 6,9 | 7,3 | 7,56 |
Dit zijn voorlopige cijfers. Van één sociaal werkbedrijf ontbreken nog definitieve cijfers over de eerste helft van 2023. Deze ontbrekende cijfers zijn geraamd.
Tabel 22 bevat informatie over mensen met een arbeidsbeperking die werken onder de Banenafspraak, op een interne plaatsing onder de Wsw of op een beschut werkplek onder de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Het totaal aantal werkenden met een arbeidsbeperking nam toe tussen 2020 en 2023. Zoals verwacht is het aantal mensen dat werkt via de Banenafspraak en op een beschut werkplek toegenomen en het aantal mensen dat werkt via de Wsw afgenomen.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 20231 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo) | 167 | 165 | 173 | 178 | 181 | |
waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)2 | 120 | 119 | 128 | 134 | 137 | |
waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)3 | 43 | 41 | 38 | 36 | 354 | |
waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)5 | 4,0 | 5,2 | 6,8 | 8,0 | 8,6 |
Betreft de stand medio 2023. De realisatiecijfers van geheel 2023 worden opgenomen in de begroting 2025.
Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder 'interne plaatsing' valt ook 'werken op locatie', waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.
Dit zijn voorlopige cijfers. Van één sociaal werkbedrijf ontbreken nog definitieve cijfers over de eerste helft van 2023. Deze ontbrekende cijfers zijn geraamd.
Loonkostensubsidie (LKS)
Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet. Vanaf 2022 worden gemeenten voor het lopende jaar gefinancierd op basis van de gerealiseerde uitgaven aan loonkostensubsidies van het vorige jaar.
Budgettaire ontwikkelingen
De LKS-uitgaven in 2023 bedragen € 415 miljoen, dat is € 38 miljoen meer dan begroot. De opwaartse bijstelling is de som van de loon- en prijsbijstelling door de verhoging van het minimumloon (€ 47 miljoen) en de verwerking van de volumerealisaties (- € 25 miljoen) en bijstelling aan de hand van de gerealiseerde prijs in 2022 (€ 15,5 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 20231 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 19 | 23 | 26 | 31 | 34 | 40 | ‒ 6 |
Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.
Betreft het halfjaargemiddelde voor Q1 en Q2 2023. Het jaargemiddelde voor heel 2023 wordt opgenomen in de begroting 2025.
Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)
De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.
De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de IOAW en IOAZ vallen samen € 0,5 miljoen lager uit dan begroot. De IOAW en IOAZ worden naar beneden bijgesteld door de verwerking van de volumerealisaties van 2022. In 2022 kregen namelijk minder mensen een IOAW- of IOAZ-uitkering dan verwacht. Hierdoor verwachten we dat in 2023 ook minder mensen een IOAW- of IOAZ-uitkering hebben gekregen. Daarnaast worden de IOAW en IOAZ naar beneden bijgesteld door de verwerking van de uitgavenrealisaties van 2022. In 2022 waren de IOAW- en IOAZ-uitkeringen gemiddeld lager dan verwacht (bijvoorbeeld door meer kostendelers). Daarom verwachten we dat de gemiddelde IOAW- of IOAZ-uitkering in 2023 ook lager was.
Deze effecten leiden per saldo tot € 0,6 miljoen minder uitgaven aan de IOAW in 2023. Dit bestaat uit de verwerking van de volumerealisaties 2022 (- € 13,9 miljoen), de verwerking van de uitgavenrealisaties 2022 (- € 1,6 miljoen), de loon- en prijsbijstelling (€ 24,5 miljoen) en bijstellingen van de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (- € 9,5 miljoen).
Aan de IOAZ is in 2023 per saldo € 0,1 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit komt door de verwerking van de volumerealisaties 2022 (- € 2,6 miljoen), de verwerking van de uitgavenrealisaties 2022 (- € 0,3 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 3 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 20231 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 23 | 21 | 19 | 16 | 14 | 15 | ‒ 1 | |
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 1,9 | 1,8 | 1,6 | 1,5 | 1,5 | 1,8 | ‒ 0,3 |
Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.
Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2023 zijn geraamd.
Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)
De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.
Budgettaire ontwikkelingen
Het Bbz levensonderhoud is in 2023 opwaarts bijgesteld met € 4,8 miljoen. Dit is het gevolg van de loon- en prijsbijstelling (€ 4,8 miljoen). De volume- en prijsrealisaties leidden niet tot een bijstelling. Na afloop van de Tozo was het gebruik van de Bbz tijdelijk gestegen, sindsdien is het verwachte Bbz-gebruik gedaald.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 3,1 | 2,5 | 3,8 | 6,2 | 1,9 | 2,8 | ‒ 0,9 |
Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.
Handhaving
De kerncijfers handhaving Participatiewet laten zien dat de kennis van verplichtingen en de gepercipieerde kans op detectie hoog liggen en nog iets toenemen. Op basis van de voorlopige cijfers van 2023 lijkt het erop dat het aantal vorderingen, de hoogte van het totale benadelingsbedrag en het aantal opgelegde boetes afneemt (in vergelijking met de stand ultimo derde kwartaal 2022). Een mogelijke verklaring is dat gemeenten meer inzetten op preventie waardoor overtredingen minder vaak voorkomen en eventuele overtredingen bovendien eerder worden ontdekt waardoor de benadelingsbedragen lager liggen. Ook kan zijn dat gemeenten in lijn met de maatschappelijke ontwikkelingen meer handelen vanuit de menselijke maat en daarom terughoudend zijn met het opleggen van boetes.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 731 | 662 | 573 | 693 | 733 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 861 | 802 | 873 | 893 | 903 | |||||
Opsporing4 | Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 31 | 25 | 26 | 20 | 116 | ||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) | 67 | 59 | 59 | 47 | 276 | |||||
Sanctionering4 | Aantal boetes (x 1.000) | 12 | 9,2 | 7,2 | 5,8 | 3,26 | ||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 7,9 | 5,6 | 4,3 | 3,7 | 2,26 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering7 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 40 | 35 | 29 | 24 | 158 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.
Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2023. De handhavingscijfers over het 4e kwartaal 2023 met betrekking tot opsporing en sanctionering zijn nog niet beschikbaar.
De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de TW komen € 109 miljoen hoger uit dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 134 miljoen). Het resterende verschil (- € 25 miljoen) valt te verklaren uit enerzijds een lager aantal TW-aanvullingen dan verwacht bij het opstellen van de begroting van 2023 en anderzijds een hogere gemiddelde TW-aanvulling. Per saldo leiden deze twee effecten tot lagere TW-uitgaven dan begroot. Met name voor de WIA en WW was het beroep op een TW-aanvulling minder dan begroot.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 106 | 114 | 109 | 99 | 92 | 109 | ‒ 17 | |
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) | 3.489 | 3.388 | 3.425 | 3.412 | 3.908 | 4.117 | ‒ 209 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Handhaving
De dalende trend als gevolg van het sinds 2021 automatisch via de Polisadministratie koppelen van het sociale verzekeringsinkomen van de partner, waardoor er minder meldingen ontstaan van het niet voldoen aan de inlichtingenplicht, stabiliseerde in 2023. Een stabilisatie binnen een bepaalde termijn is een te verwachten effect van een dergelijke wijziging.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Opsporing1 | Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 2,0 | 2,1 | 1,5 | 1,1 | 1,1 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 | 1,4 | 1,5 | 1 | 0,8 | 0,6 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) | 4,7 | 5,9 | 4,2 | 3,5 | 3,5 | |||||
Sanctionering1 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,5 | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,2 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,8 | 0,9 | 0,6 | 0,5 | 0,3 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 0,6 | 0,7 | 0,6 | 0,4 | 0,2 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering1 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 55 | 42 | 34 | 26 | 11 |
Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De laatste bevoorschotting van de AIO-uitgaven in 2023 aan de SVB heeft in het vierde kwartaal van 2023 plaatsgevonden. Op basis van de toen meest actuele realisatiecijfers ging deze bevoorschotting uit van een totale uitkeringslast van € 407 miljoen. Dit betreft een stijging van € 23 miljoen ten opzichte van de vastgestelde begroting. Dit verschil volgt uit de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 39,8 miljoen) en een bijstelling van het aantal AIO-huishoudens (- € 18 miljoen). Het aantal AIO-huishoudens steeg namelijk minder hard dan aanvankelijk werd verwacht. Tot slot zijn er in 2023 middelen gereserveerd voor het wetsvoorstel Schuldig Nalatig (€ 0,7 miljoen) en voor de verlening van de Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Sudan (€ 0,4 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 20231 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) | 47 | 49 | 51 | 52 | 52 | 55 | ‒ 3 |
Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.
Handhaving
In 2023 heeft de SVB weer meer onderzoeken kunnen uitvoeren dan in de voorgaande jaren (het aantal onderzoeken lag toen lager in verband met corona). Dit heeft ook geleid tot meer geconstateerde overtredingen, een hoger benadelingsbedrag en meer waarschuwingen. Daarbij is het van belang dat de SVB meer nadruk legt op preventie en het voorkomen van fouten. Het hoge percentage kennis van de verplichtingen is daar een uiting van.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 671 | ‒2 | 563 | 653 | 663 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 851 | ‒2 | 953 | 943 | 933 | |||||
Opsporing4 | Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 0,6 | 0,5 | 0,5 | 0,6 | 0,7 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 0,8 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,7 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) | 1,7 | 1,3 | 1,1 | 1,3 | 1,8 | |||||
Sanctionering4 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 1,0 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,5 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,3 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering4 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 44 | 49 | 66 | 32 | 12 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.
Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.
Budgettaire ontwikkelingen
In 2023 is € 7,3 miljoen aan gemeenten vergoed voor de uitvoering van het Bbz in 2021. Gemeenten hebben hiermee kapitaalverstrekkingen uitgegeven.
Gemeenten hebben in 2020 en 2021 uitvoering gegeven aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). Ondernemers van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt, hebben een beroep kunnen doen op ondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van aanvullende bijstand. Daarnaast was het mogelijk voor zelfstandigen met een liquiditeitsprobleem om een lening voor bedrijfskapitaal aan te vragen. De Tozo betrof een tijdelijke regeling; per 1 oktober 2021 zijn uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud afgelopen en is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen.
Budgettaire ontwikkelingen
Op basis van de definitieve verantwoording van gemeenten over 2021, heeft in 2023 de definitieve vaststelling van de vergoeding over 2021 plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot € 12,8 miljoen aan nabetalingen. De vaststelling heeft ook tot terugvorderingen geleid, die worden onder de ontvangsten toegelicht.
Onder de post Bijstand overig worden uitgaven aan de bijstand buitenland verantwoord. In 2023 zijn de uitkeringslasten aan de bijstand buitenland € 229.000 hoger uitgevallen dan verwacht. Dit komt mede doordat er in 2023 nog een nabetaling is gedaan voor 2022 (€ 48.000). Daarnaast was het gemiddeld uitgekeerde bedrag per gerechtigde in 2023 hoger dan verwacht. In totaal zorgde de gemiddelde prijsstijging voor € 181.000 extra uitkeringslasten dan aanvankelijk begroot.
Beleidsrelevante kerncijfers
Instroom in de bijstand buitenland is niet meer mogelijk. Naarmate de regeling langer bestaat zal de laatste rechthebbende uit de bijstand buitenland stromen.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0 |
Bron: SVB, administratie.
De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan Onderstand Caribisch Nederland waren in 2023 € 7,2 miljoen lager dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een overboeking naar BZK voor de energietoelage op de BES eilanden (- € 6,9 miljoen), de loon- en prijsbijstelling (€ 1,7 miljoen) en lagere uitkeringslasten voor de onderstand (- € 2,1 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 0,5 | 0,7 | 0,8 | 0,8 | 0,9 | 0,8 | 0,1 |
Bron: RCN-unit SZW.
Door corona-beperkende maatregelen was een deel van de beoogde nabetalingen voor armoede en schulden subsidies voor 2022 doorgeschoven naar 2023.
De instellingssubsidie voor de partijen verenigd onder SAM& en de projectsubsidie aan SAM& voor coördinatie zijn in 2023 € 5,6 miljoen hoger dan het reguliere budget. Het benodigde verschil voor het subsidieartikel Alle kinderen doen mee is aangevuld vanuit de flankerend beleid middelen gereserveerd bij de aanvullende maatregelen energierekening.
De realisatie op het budget Overige subsidies algemeen is € 36,1 miljoen. Het budget Overige subsidies algemeen wordt voorzien door overboekingen uit de opdrachtbudgetten binnen het artikel of vanuit andere artikelen binnen de SZW-begroting, als er in de loop van een uitvoeringsjaar nieuwe toekenningen plaatsvinden in de financiering van de opdrachtbudgetten. Vandaar dat er € 23,7 miljoen meer is uitgegeven dan begroot. Dit verschil komt met name door de flankerend beleid middelen (€ 11,1 miljoen) die zijn besteed aan subsidies op het gebied van de schuldenaanpak en voedselhulp en het jeugdeducatiefonds. Verder waren er nog voor € 8,6 miljoen aan doorgeschoven betalingen uit 2022. Dit ging onder andere om het Sociaal Innovatiefonds (€ 2,3 miljoen), het Jeugdeducatiefonds (€ 1 miljoen), subsidies keten derdenbeslag (€ 1,8 miljoen), subsidies armoede en schulden (€ 0,7 miljoen) en overige subsidies (€ 2,8 miljoen).
Voor zowel de subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) als de subsidie aan het NIBUD geldt dat er sprake is van een hogere realisatie doordat een in 2022 beoogde voorschotbetaling doorgeschoven is van 2022 naar 2023.
Voor het Waarborgfonds saneringskredieten geldt dat de middelen daarvoor deel uitmaakten van het corona steun- en herstelpakket, waarin voor een waarborgfonds € 30 miljoen is vrijgemaakt. Deze middelen zijn beschikbaar gesteld op artikel 99 van de SZW-begroting. Op basis van een voortgangsrapportage is € 2,1 miljoen voor het uitvoeringsjaar 2023 beschikbaar gesteld. Dit is overeenkomstig met de aanvraag van het fonds.
Het Tijdelijk Noodfonds Energie kende een lager aantal aanvragen dan waarvoor was begroot, daardoor is er € 20,5 miljoen minder subsidie uitgekeerd. Van de overgebleven middelen is € 17,5 miljoen ingezet ter dekking van de tegemoetkoming aan studenten die niet in aanmerking kwamen voor de energietoeslag.
Op het budget Geldzorgen armoede en schulden is € 8 miljoen beschikbaar gesteld vanuit de reservering voor de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden op artikel 99 ten behoeve van de subsidieregeling financiële educatie. Uiteindelijk zijn er minder middelen besteed omdat het tijdvak een langere looptijd kent en een deel van de kasuitgaven in latere jaren zal plaatsvinden.
De realisatie op het opdrachtenbudget is afgerond € 42 miljoen lager ten opzichte van de beginstand van de begroting. Dit wordt vooral veroorzaakt door het reserveren van € 11,8 miljoen in totaal voor het amendement Ceder c.s. inzake verhoging WML CN en het amendement De Kort c.s. inzake inclusiviteitstechnologie. Verder wordt dit veroorzaakt door subsidieverstrekkingen waarvoor afgerond € 5,5 miljoen aan middelen is verschoven van het opdrachtenbudget naar het subsidiebudget. Het gaat om € 0,9 miljoen aan subsidies samenhangend met de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden en € 4,6 miljoen aan subsidies op het terrein van bevordering arbeidsparticipatie.
Daarnaast zijn er overboekingen naar andere departementen verwerkt (€ 1,6 miljoen). Ook is er sprake geweest van herschikkingen binnen de SZW-begroting tussen verschillende begrotingsartikelen (per saldo afgerond € 5,7 miljoen).
Bij het programma Vaardig met Vaardigheden (Skills) is een onderuitputting van circa € 1 miljoen door wijzigingen in de planning van het programma. De activiteiten voor Skills schuiven door naar 2024.
Ten slotte heeft er onderuitputting op artikel 2 opdrachten plaatsgevonden van € 25 miljoen. Dit komt doordat het niet mogelijk is gebleken alle voorgenomen activiteiten in 2023 te realiseren. Reden daarvoor is dat onder meer vanwege het opstarten van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden sommige subsidies pas later konden worden toegekend. Deze vertraging heeft geen tot weinig impact gehad op het bereiken van de doelstellingen van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. In het jaar 2024 wordt binnen SZW de focus gelegd op de verdere inrichting van de financiële administratie van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.
Het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk-I, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2023 afgerond (de afrekening vindt plaats in 2024). De bevoorschotting aan ZonMw tijdens de periode 2015-2022 was hoger dan de kasrealisatie van deze periode. Vanwege dit kasoverschot en vertraging in de uitvoering van het programma is er in 2023 € 1,2 miljoen minder uitgegeven dan begroot.
Zoals begroot is er € 182.000 uitgegeven aan de uitvoering van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk-I door ZonMw.
De bijdrage aan het Ministerie van Financiën voor audit- en controlewerkzaamheden ten behoeve van het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 is in 2023 € 1,4 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit komt gedeeltelijk omdat controlewerkzaamheden later worden gefactureerd en de uitgaven in 2024 plaatsvinden. Ook zijn er minder controlewerkzaamheden uitgevoerd dan verwacht.
Sinds 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI. Voorwaarde hierbij is dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.
In 2023 bedroeg de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's € 0,3 miljoen minder dan begroot. Er zijn minder controles uitgevoerd dan verwacht, doordat werkzaamheden zo efficiënt als mogelijk zijn ingericht.
Verder is er in 2023 € 2 miljoen overgeboekt naar DUO voor de eerste uitvoeringskosten van de eenmalige tegemoetkoming voor de energiekosten die studenten in 2024 zullen ontvangen.
De jaarlijkse bijdrage van € 0,9 miljoen aan gemeenten en provincies voor grensinformatiepunten (GIPs) is in 2023 vanaf artikel 2 gedaan. Voorheen ging deze betaling via de SVB naar de gemeenten en provincies, omdat SZW niet rechtstreeks aan deze gemeenten en provincies mag betalen. De betaling via de SVB bleek bij nader inzien echter ook niet rechtmatig. Daarom zal de betaling in 2024 via een specifieke uitkering (SPUK) plaatsvinden. Voor 2023 was dit echter niet meer mogelijk. Daarom werd voor 2023 als tussenoplossing gekozen voor een directe betaling vanaf artikel 2.
In 2023 is er € 18.000 uitgegeven aan de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS). Dit is € 9.000 meer dan oorspronkelijk was begroot en komt doordat in 2023 zowel de contributie voor 2023 als de contributie voor 2024 is betaald.
Algemeen
De ontvangsten bedragen in 2023 € 45,3 miljoen. Een deel van deze ontvangsten heeft betrekking op het Bbz. In 2023 hebben gemeenten € 16,7 miljoen aan SZW betaald voor terugbetalingen voor kapitaalverstrekkingen.
Verder heeft € 3,8 miljoen van de ontvangsten betrekking op de terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen, zoals afgesproken in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom. Tot slot waren er in 2023 ontvangsten vanwege terugvorderingen van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen; de Toeslagenwet (€ 16,7 miljoen), AIO (€ 7 miljoen) en subsidies (€ 0,9 miljoen).
Tozo
De ontvangsten van de Tozo bedragen € 64,1 miljoen in 2023. Op basis van de voorlopige verrekening over 2022 zijn er aflossingen op kapitaalverstrekkingen (€ 33,7 miljoen) en terugvorderingen door te hoge bevoorschottingen aan gemeenten (€ 22,3 miljoen) ontvangen. Verder bedragen de ontvangsten als gevolg van de definitieve vaststelling over 2021 € 8,1 miljoen. Deze ontvangsten zijn ook terugvorderingen door te hoge bevoorschottingen aan gemeenten.
De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.
De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.
Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.
De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.
Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.
De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Verhoging maximum dagloon OV BES
Het maximumdagloon in de Wet ongevallenverzekering BES (OV BES) is per 1 januari 2023 beleidsmatig verhoogd gelijk aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon per eiland.
Medisch advies van de bedrijfsarts leidend bij de toets op re-integratie inspanningen
Op 1 oktober 2020 werd het wetsvoorstel waarmee het medisch advies van de bedrijfsarts leidend wordt bij de toets op de re-integratie-inspanningen door UWV aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2020/21, 35 589, nr. 2). Met een brief van 30 mei 2023 (Kamerstukken II, 2022/23, 35 589, nr. 11) is het voorstel van wet ingetrokken. Daarbij is aangegeven dat het knelpunt van de onzekerheid van werkgevers met loonsancties gerelateerd aan het medisch advies van de bedrijfsarts wordt aangepakt na ommekomst van het advies van de Onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). De commissie OCTAS leverde op 29 februari 2024 haar eindrapport op.
WIA-criterium voor werknemers met loonkostensubsidie
De commissie OCTAS is gevraagd om met een integrale blik naar het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid te kijken en te bezien welke verbeteringen er mogelijk zijn. In dat traject werd ook de invoering van een alternatief arbeidsongeschiktheidscriterium voor personen die in de Participatiewet met loonkostensubsidie werken meegenomen. De commissie OCTAS leverde op 29 februari 2024 haar eindrapport op.
Maatregelen voor een gerichtere inzet van de verzekeringsarts
In 2023 heeft UWV haar procesoptimalisatie verder doorgevoerd en zijn aanvullende maatregelen in de uitvoering genomen, binnen de wettelijke kaders. Verder zijn tijdelijke maatregelen verlengd om een gerichtere inzet van de verzekeringsarts mogelijk te maken. Het gaat hier om de vereenvoudigde beoordeling voor 60-plussers (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 729) en om de tijdelijke buitenwettelijke maatregel omtrent kwijtschelding van voorschotten.
Het doel van de aanpak ten aanzien van sociaal-medische beoordelingen is om de wachttijden voor WIA-beoordelingen te verkorten en zodoende ook de achterstanden terug te dringen. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 6 oktober 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 729) is er inmiddels resultaat zichtbaar. In 2023 is een voorzichtige kentering zichtbaar in de achterstanden van WIA-claimbeoordelingen. De verwachting is dat er de komende jaren verdere verbetering is in het aantal WIA-aanvragen dat UWV extra kan beoordelen. De vraag naar beoordelingen blijft echter onzeker, waardoor de prognoses voor de komende jaren ook onzeker zijn. Er zal dus naar verwachting voorlopig sprake blijven van wachttijden voor de WIA-claimbeoordeling. Samen met UWV worden maatregelen verkend die op korte of middellange termijn bij kunnen dragen aan het verminderen van de mismatch. De mismatch is ook onderdeel van het rapport van de OCTAS.
Verlenging van de tijdelijke buitenwettelijke maatregel omtrent kwijtschelding van voorschotten
Een gevolg van de mismatch is dat het aantal voorschotten is toegenomen. Werknemers kunnen in financiële problemen komen als de, soms hoog opgelopen, voorschotten terugbetaald moeten worden. Om die reden geldt er een tijdelijke maatregel ten aanzien van het voorschot- en kwijtscheldingsbeleid. Dit betekent dat tijdelijk deze voorschotten niet teruggevorderd worden (en reeds terugbetaalde voorschotten gerestitueerd), wanneer blijkt dat werknemers bij de claimbeoordeling geen recht op een WIA-uitkering hebben en dit niet verrekend kan worden met een andere uitkering. Het kwijtschelden van de terugvorderingen betreft buitenwettelijk begunstigend beleid. Bij het opstellen van de begroting voor 2024 is besloten deze tijdelijke terugvorderingsregeling van voorschotten te verlengen tot en met 31 december 2024.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 943 | 690 | 668 | 1.083 | 5.900 | 9.893 | ‒ 3.993 |
Uitgaven | 943 | 690 | 668 | 1.083 | 5.900 | 9.893 | ‒ 3.993 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland) | 643 | 690 | 668 | 1.083 | 1.099 | 756 | 343 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | |||||||
Uitvoering individuele plaatsing & steun | 300 | 0 | 0 | 0 | 4.801 | 9.137 | ‒ 4.336 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 | 0 | 2 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 10.143.785 | 10.459.318 | 10.685.608 | 11.145.203 | 12.805.391 | 13.164.401 | ‒ 359.010 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
IVA | 2.863.571 | 3.174.480 | 3.463.953 | 3.841.318 | 4.669.604 | 4.165.946 | 503.658 |
WGA | 2.838.210 | 3.091.141 | 3.301.225 | 3.559.883 | 4.213.689 | 3.948.906 | 264.783 |
WGA eigen-risicodragers | 313.001 | 330.000 | 357.707 | 381.613 | 447.833 | 418.400 | 29.433 |
WAO | 3.935.120 | 3.677.536 | 3.374.283 | 3.179.789 | 3.280.812 | 2.958.672 | 322.140 |
WAZ | 114.408 | 102.447 | 88.349 | 81.451 | 81.100 | 72.450 | 8.650 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | |||||||
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW | 79.475 | 83.714 | 100.001 | 101.149 | 111.673 | 121.734 | ‒ 10.061 |
Scholingsexperiment WGA | 0 | 0 | 90 | 0 | 680 | 680 | 0 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.477.613 | ‒ 1.477.613 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven voor de ongevallenverzekering komen € 0,3 miljoen hoger uit dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit is mede het gevolg van fouten in het IT-systeem. Problemen met onrechtmatige betalingen worden nader toegelicht in de Bedrijfsvoeringsparagraaf.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000 uitbetaalde arbeidsongeschiktheidsdagen) | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 7,11 | 0,2 | ‒2 |
Bron: RCN-unit SZW.
Er wordt voor het cijfer uit 2023 een nieuwe definitie gebruikt. Dit is op basis van het aantal uitkeringsdagen in plaats van het aantal uitkeringen. Hierdoor is het realisatiecijfer 2023 niet vergelijkbaar met de realisatiecijfers van voorgaande jaren en met de begroting 2023.
De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.
Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten IVA zijn € 504 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 509 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal IVA-uitkeringen komt uit op het verwachte aantal. Dit is het saldo van een lagere beginstand (2022), minder instroom, meer uitstroom en meer doorstroom vanuit de WGA.
Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) inclusief WGA eigenrisicodragers
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten WGA zijn € 294 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt meer dan volledig veroorzaakt door de geraamde indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 574 miljoen). Bij deze indexatie is gerekend met een te hoog percentage, de werkelijke stijging van de gemiddelde uitkering kwam lager uit. Daarnaast komt het aantal uitkeringen in de WGA lager uit. Het startniveau eind 2022 ligt lager dan bij het opstellen van de begroting was voorzien en er zijn meer mensen doorgestroomd naar de IVA dan voorzien.
Beleidsrelevante kerncijfers
Door de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen lukt het vaak niet een WIA-beoordeling binnen de gestelde termijn plaats te laten vinden. In dat geval kan een voorschot op de uitkering worden verstrekt. Het aantal voorschotten in 2023 lag veel hoger dan geraamd ten tijde van het opstellen van de begroting. Dit heeft gevolgen voor diverse kerncijfers. Omdat een voorschot administratief geregistreerd wordt als instroom in de WGA 80-100 is de instroom in de WGA hoger dan verwacht. Een deel van de voorschotten wordt uiteindelijk na de WIA-beoordeling afgewezen (als er geen recht op WIA blijkt te bestaan), dit leidt ertoe dat ook de uitstroom uit de WGA duidelijk hoger ligt. Een deel van de mensen heeft recht op een IVA-uitkering, dit leidt ertoe dat de doorstroom vanuit de WGA naar de IVA hoger is dan verwacht. Ook is hierdoor de instroom in de IVA lager dan verwacht (normaal zouden deze mensen rechtstreeks zijn ingestroomd in de IVA, nu loopt het administratief via doorstroom uit de WGA).
De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten WAO zijn € 322 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 361 miljoen). Het resterende verschil van - € 39 miljoen wordt veroorzaakt door een iets lager aantal uitkeringsjaren en een lager dan verwachte gemiddelde uitkeringshoogte.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
IVA, WGA en WAO | ||||||||
Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo) | 564 | 564 | 568 | 577 | 590 | 598 | ‒ 8 | |
waarvan IVA | 127 | 137 | 146 | 157 | 170 | 170 | 0 | |
waarvan WGA | 200 | 213 | 227 | 240 | 253 | 261 | ‒ 8 | |
waarvan WAO | 237 | 215 | 194 | 180 | 167 | 167 | 0 | |
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%) | 7,7 | 7,5 | 7,4 | 7,7 | 7,6 | 7,8 | ‒ 0,2 | |
Instroom in uitkeringen (x 1.000) | 46 | 50,2 | 56,3 | 55,4 | 60,1 | 54,9 | 5,2 | |
waarvan IVA | 12 | 11,6 | 11,6 | 10,7 | 11,8 | 12,6 | ‒ 0,8 | |
waarvan WGA | 34 | 38,0 | 44,1 | 44,1 | 47,8 | 42,3 | 5,5 | |
waarvan WAO | 0,6 | 0,6 | 0,7 | 0,6 | 0,5 | 0,5 | 0,0 | |
Instroomkans (%) | 0,6 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,8 | 0,7 | 0,1 | |
Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000) | 38 | 49,1 | 53,4 | 46,3 | 48,7 | 40,2 | 8,5 | |
waarvan IVA | 8,9 | 12,9 | 14,4 | 13,0 | 13,2 | 12,8 | 0,4 | |
waarvan WGA | 11 | 13,7 | 18,3 | 18,2 | 21,8 | 13,8 | 8,0 | |
waarvan WAO | 17,6 | 22,5 | 20,7 | 15,2 | 13,7 | 13,6 | 0,1 | |
Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000) | 12,4 | 11,1 | 12,4 | 13,5 | 14,4 | 12,2 | 2,2 | |
Uitstroomkans WAO + WIA (%) | 6,2 | 8,0 | 8,6 | 7,4 | 7,6 | 6,3 | 1,3 | |
WGA | ||||||||
Aandeel werkend WGA (%, ultimo) | 21 | 20 | 20 | 21 | 20 | ‒1 | ‒ | |
Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo) | 48 | 47 | 49 | 51 | 50 | ‒1 | ‒ |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Handhaving
Het aantal onderzochte signalen en geconstateerde overtredingen is vrijwel gelijk gebleven vergeleken met vorig jaar. Dit geldt ook voor het totale benadelingsbedrag, het aantal waarschuwingen en boetes.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | Gepercipieerde detectiekans (%) | 712 | ‒3 | 564 | 604 | 614 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 902 | ‒3 | 934 | 934 | 924 | |||||
Opsporing5 | Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 4,6 | 3,4 | 3,4 | 1,8 | 1,6 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)6 | 1,7 | 1,1 | 0,5 | 0,3 | 0,2 | |||||
Totaal benadelingsbedrag | 7,0 | 6,2 | 5,1 | 3,9 | 3,3 | |||||
Sanctionering5 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 1,8 | 1,2 | 0,9 | 0,6 | 0,7 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 1,0 | 0,7 | 0,4 | 0,2 | 0,2 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 1,1 | 0,9 | 0,5 | 0,3 | 0,3 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering5 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 63 | 56 | 52 | 27 | 14 |
Kerncijfers preventie hebben alleen betrekking op WGA en WAO. De IVA is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten WAZ zijn € 9 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen. Het aantal uitkeringen is uitgekomen op het aantal dat bij het opstellen van de begroting verwacht werd.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo) | 9,7 | 8,4 | 7,3 | 6,5 | 5,8 | 5,8 | 0 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Individuele plaatsing & steun
Voor inzet van re-integratiemethode Individuele Plaatsing & Steun zijn niet alle middelen uitgeput ten opzichte van de beginstand van de begroting 2023. Deze middelen zijn doorgeschoven naar latere jaren. De oorzaak hiervan is dat deze regeling later is gestart dan werd beoogd bij het opstellen van de begroting. De complexiteit van deze regeling zorgde dat het langer duurde om op te starten.
Scholingsexperiment WGA
UWV is medio 2022 een scholingsexperiment gestart met pilots op vier vestigingen. In 2023 is € 0,7 miljoen uitgegeven aan de organisatie en inkoop van op werkgerichte taaltrainingen en leerwerkcombinaties. Het scholingsexperiment is op 31 december 2023 afgerond. UWV analyseert de komende periode de (kwantitatieve en kwalitatieve) gegevens en verwerkt deze in een eindrapport. De verwachte oplevering van het rapport is in mei 2024.
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW
Op artikel 3 staat het premiegefinancierde budget voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW. UWV zet deze middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV koopt hiermee trajecten en diensten in gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.
UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4.
De realisatie van het premiegefinancierde re-integratiebudget is op basis van de realisatiegegevens van UWV circa € 10 miljoen lager dan begroot. De voornaamste reden hiervoor is dat het initiële bedrag uit de begroting 2023 naar beneden is bijgesteld naar aanleiding van ramingen van UWV.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW) | 79.475 | 83.714 | 100.001 | 101.149 | 111.673 | 121.734 | ‒ 10.061 | |
Begrotingsgefinancierd (Wajong) | 91.100 | 86.000 | 67.100 | 77.463 | 74.939 | 81.019 | ‒ 6.080 | |
waarvan ESB | 13.000 | 13.000 | 13.000 | 13.291 | 13.291 | 14.000 | ‒ 709 | |
Totaal beschikbaar budget voor inkoop | 157.575 | 156.714 | 154.101 | 165.321 | 173.3211 | 188.753 | ‒ 15.432 |
In 2023 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2023 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 9,3 miljoen).
De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: personen met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en personen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.
De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep via arbeidsondersteuning. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de Wajong. Deze groep komt nu doorgaans in aanmerking voor de Participatiewet.
De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening.
Als het totale inkomen van een persoon met een Wajong-uitkering en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.
De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;
– het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
In 2023 is het experiment bredere inzet re-integratie instrumenten gestart. In het Tijdelijk besluit experiment bredere inzet re-integratie instrumenten is geregeld dat, bij wijze van experiment, tijdelijk afgeweken mag worden van een aantal wettelijke bepalingen met betrekking tot de inzet van re-integratie instrumenten, om te onderzoeken of op deze wijze de arbeidsparticipatie van personen die zijn aangemerkt als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt kan worden bevorderd. Dat betekent dat UWV instrumenten zoals proefplaatsing en loondispensatie kan inzetten voor mensen in de Wajong en WIA die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717).
Het experiment wordt volgens planning in twee delen geëvalueerd. Voor 1 april 2026 volgt een tussentijdse evaluatie en uiterlijk op 1 juli 2029 volgt een eindevaluatie.
Het kwalitatieve onderzoek naar de beleving van mensen met een Wajong-uitkering van de Wet vereenvoudiging Wajong heeft vertraging opgelopen. Dit onderzoek wordt nu voorzien in 2024. Hetzelfde geldt voor het syntheserapport Wajong-dienstverlening. Deze onderzoeken zijn input voor de wetsevaluatie Wet vereenvoudiging Wajong en de periodieke evaluatie Wajong, welke beide in 2025 worden opgeleverd.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 3.329.000 | 3.430.369 | 3.567.679 | 3.717.894 | 4.139.039 | 3.763.461 | 375.578 |
Uitgaven | 3.329.000 | 3.430.369 | 3.567.679 | 3.717.894 | 4.139.039 | 3.763.461 | 375.578 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Wajong | 3.237.900 | 3.344.369 | 3.500.579 | 3.640.394 | 4.064.100 | 3.682.442 | 381.658 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | |||||||
Re-integratie Wajong | 91.100 | 86.000 | 67.100 | 77.500 | 74.939 | 81.019 | ‒ 6.080 |
Ontvangsten | 24.026 | 22.340 | 28.494 | 4.901 | 41.861 | 0 | 41.861 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 24.026 | 22.340 | 28.494 | 4.901 | 41.861 | 0 | 41.861 |
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten Wajong zijn € 382 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 463 miljoen). Het resterende verschil (- € 81 miljoen) kan worden verklaard door een neerwaartse bijstelling op de instroom Wajong2015 naar aanleiding van realisatiecijfers en een neerwaarste bijstelling van de gemiddelde jaaruitkering door relatief meer werkende uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen.
Beleidsrelevante kerncijfers.
Het aantal Wajonguitkeringen valt iets lager uit dan bij de begroting 2023 is geraamd. Dit komt door een lager aantal uitkeringen bij de oude Wajongregelingen (oude Wajong en Wajong2010).
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo) | 2441 | 2431 | 2432 | 2442 | 2451 | 247 | ‒ 2 | ||
waarvan oude Wajongregelingen | 2321 | 2271 | 2232 | 2192 | 2152 | 216 | ‒ 1 | ||
waarvan met arbeidsvermogen (%) | 501 | 491 | 492 | 492 | 492 | 49 | 0 | ||
waarvan Wajong2015 | 121 | 161 | 212 | 252 | 302 | 30 | 0 | ||
Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1 | 5,8 | 6,4 | 6,23 | 6,4 | 6,8 | 6,8 | 0,0 | ||
Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1 | 6,8 | 7,5 | 5,74 | 5,5 | 5,6 | 5,1 | 0,5 | ||
Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%)1 | 51 | 49 | 54 | 55 | 56 | 54,2 | 1,8 |
Interne verschuivingen tussen de drie Wajong regelingen tellen vanaf 2021 niet meer mee als nieuwe toekenning; alleen nieuwe instroom in de Wajong telt vanaf 2021 mee.
Interne verschuivingen tussen de drie Wajong regelingen tellen vanaf 2021 niet meer mee; alleen nieuwe uitstroom uit de Wajong telt vanaf 2021 mee.
Handhaving
De gepercipieerde detectiekans is wederom iets verder toegenomen. Het aantal onderzochte en geconstateerde overtredingen is in 2023 gelijk gebleven ten opzichte van 2022. Het totale benadelingsbedrag is daarentegen iets hoger.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 721 | ‒2 | 553 | 563 | 583 | |||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 851 | ‒2 | 883 | 893 | 893 | ||||||
Opsporing4 | Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 3,6 | 2,3 | 0,5 | 0,4 | 0,4 | |||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 2,3 | 1,4 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | ||||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 5,6 | 4,4 | 1,8 | 1,1 | 1,3 | ||||||
Sanctionering4 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,7 | 0,5 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | |||||
Aantal boetes (x 1.000) | 1,0 | 0,7 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | ||||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,7 | 0,6 | 0,2 | 0,1 | 0,1 | ||||||
Ontstaansjaar vordering | |||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |||||||
Terugvordering4 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 56 | 41 | 28 | 19 | 3 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Re-integratie Wajong
Voor jonggehandicapten is onder artikel 4 een begrotingsgefinancierd re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie.
UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 39 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.
Budgettaire ontwikkelingen
De realisatie van het begrotingsgefinancierde re-integratiebudget is € 6,1 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Deze middelen zijn incidenteel naar beneden bijgesteld op basis van prognoses van UWV.
De ontvangsten betreffen een terugbetaling van UWV aan te veel ontvangen middelen in 2022. Het voorschot dat in 2022 aan UWV is overgemaakt ten behoeve van de Wajong bleek op basis van het jaarverslag circa € 42 miljoen hoger dan de daadwerkelijke uitgaven in 2022. Dit kan worden verklaard doordat de gemiddelde jaaruitkering te hoog lag en een daling van de instroom van de Wajong2015. Dit bedrag is in 2023 terugbetaald.
De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.
De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten zoals de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.
Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).
Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een aanvulling ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.
Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Regionale mobiliteitsteams
Het kabinet heeft het afgelopen jaar wederom ingezet op het voorkomen van werkloosheid en het aanpakken van de krapte met de inzet van aanvullende dienstverlening. Deze aanvullende dienstverlening wordt uitgevoerd door 35 regionale mobiliteitsteams (RMT's) die in 2021 zijn opgericht, waarin gemeenten, UWV en sociale partners samenwerken. Het doel van de regionale mobiliteitsteams is om mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt of dreigen kwijt te raken te helpen, met extra aandacht voor kwetsbare groepen. Daarnaast bieden de RMT’s bedrijven c.q. sectoren ondersteuning bij het vinden van voldoende gekwalificeerd personeel.
RMT’s hebben sinds september 2021 aan ruim 32.000 deelnemers dienstverlening geboden waarbij circa 28.882 interventies zijn ingezet (cijfers tot en met oktober 2023 zoals geregistreerd door partijen). Hierbij valt te denken aan interventies als loopbaanbegeleiding, jobcoaching ten behoeve van werkfitbehoud en scholing. Via de monitor RMT wordt inzicht gegeven in onder andere de instroom, uitstroom en interventies per doelgroep (www.monitorrmt.nl). Begin 2024 verschijnt de eindrapportage van de evaluatie van de crisisdienstverlening.
De regionale mobiliteitsteams kennen een looptijd tot eind 2024. Het kabinet werkt, samen met belanghebbende partijen, aan een uitwerking om de regionale samenwerking binnen de arbeidsmarktinfrastructuur structureel vorm te geven. Dit is een maatregel uit het coalitieakkoord. In oktober 2022 zijn de uitgangspunten voor de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur vastgesteld en met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2022/23, 35 420, nr. 513).
Periodieke rapportage ‘Werkloosheid werknemers’
In 2023 heeft het kabinet de periodieke rapportage voor het thema ‘Werkloosheid werknemers’ aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 718). In deze periodieke rapportage is het werkloosheidsbeleid voor werknemers doorgelicht op doelmatigheid en doeltreffendheid. De vorige evaluatie van het werkloosheidsbeleid voor werknemers dateerde uit 2016.
Harde conclusies over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de inkomensverzekering (WW) zijn niet eenvoudig te trekken omdat geen harde criteria zijn vastgesteld. Desalniettemin wordt in het rapport de werking van de WW op enkele manieren inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat de WW de meeste werknemers adequaat beschermt en zowel op individueel als maatschappelijk niveau meerwaarde biedt. Het onderzoek heeft geen evidente ondoelmatigheden aangetroffen en doet derhalve geen aanbevelingen voor beleidswijzigingen.
Verder concludeert de rapportage dat de meeste activerende instrumenten (zoals persoonlijke dienstverlening en het WW-scholingsbudget) doeltreffend zijn. Daarnaast komen uit de analyse geen duidelijke doelmatigheidsverbeteringen naar voren. Kanttekening hierbij is dat er voor sommige instrumenten aanvullend onderzoek nodig is om de doeltreffendheid en doelmatigheid goed te kunnen beoordelen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de sollicitatieplicht. Om die reden start er in 2024 een grootschalig onderzoek om de effectiviteit van de sollicitatieplicht te meten.
Vereenvoudiging WW
In het kader van het traject om te komen tot vereenvoudiging binnen het thema werkloosheid is in 2023 een onderzoek uitgevoerd naar knelpunten in de WW zoals ervaren door werkzoekenden, werkgevers en UWV. Doel van het traject is om de WW te optimaliseren en beter te laten aansluiten op de behoeftes van uitkeringsgerechtigden, werkgevers en de uitvoering. Het oplossen van een deel van de gesignaleerde knelpunten vraagt om aanpassing van de huidige wet- en regelgeving, zodat de WW beter aansluit bij de behoeften van WW-gerechtigden en beter uitvoerbaar wordt voor UWV. Naar aanleiding van het overzicht van knelpunten uit de eindrapportage wordt in het traject verder gewerkt aan mogelijke beleidsvarianten om de WW te verbeteren (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 736).
Regeling dienstverlening aan huis
Op 30 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat pgb-dienstverleners, die minder dan 4 dagen per week werkzaam zijn, niet mogen worden uitgezonderd van de verzekeringsplicht voor de WW. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep leidt ertoe dat deze werknemers verplicht verzekerd zijn voor de WW en overige werknemersverzekeringen. UWV geeft op dit moment met een aangepaste werkwijze uitvoering aan de uitspraak (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 742).
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 126.669 | 129.951 | 174.212 | 155.470 | 177.990 | 234.511 | ‒ 56.521 |
Uitgaven | 124.430 | 131.300 | 163.923 | 162.714 | 179.081 | 237.578 | ‒ 58.497 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
IOW | 102.626 | 116.469 | 115.352 | 102.000 | 110.600 | 125.469 | ‒ 14.869 |
Cessantiawet (Caribisch Nederland) | 46 | 36 | 294 | 46 | 1 | 111 | ‒ 110 |
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit | 0 | 35 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven | 0 | 9 | 71 | 45 | 40 | 250 | ‒ 210 |
Subsidies | |||||||
Experimenten 50+ | 0 | 332 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Scholing en plaatsing oudere werklozen | 6 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontwikkeladvies 45+ | 10.707 | 4.733 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige subsidies algemeen | 793 | 568 | 754 | 561 | 505 | 505 | 0 |
Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening | 0 | 0 | 6.565 | 5.542 | 5.823 | 8.189 | ‒ 2.366 |
Subsidie praktijkleren | 0 | 0 | 0 | 445 | 1.512 | 16.500 | ‒ 14.988 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten | 272 | 118 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | |||||||
Scholing WW | 9.980 | 9.000 | 21.122 | 11.900 | 0 | 13.100 | ‒ 13.100 |
Arbeidsmarktdienstverlening | 0 | 0 | 19.460 | 41.951 | 59.765 | 71.479 | ‒ 11.714 |
Bijdrage aan agentschappen | |||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 0 | 0 | 305 | 224 | 835 | 1.975 | ‒ 1.140 |
Ontvangsten | 10.789 | 1.300 | 1 | 10.703 | 4.798 | 0 | 4.798 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 10.789 | 1.300 | 1 | 10.703 | 4.798 | 0 | 4.798 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 3.916.464 | 4.288.372 | 3.786.240 | 2.703.835 | 3.050.795 | 3.339.009 | ‒ 288.214 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
WW | 3.916.464 | 4.288.372 | 3.786.240 | 2.703.835 | 3.038.568 | 3.073.114 | ‒ 34.546 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | |||||||
Scholing WW | 0 | 0 | 0 | 0 | 12.227 | 0 | 12.227 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 265.895 | ‒ 265.895 |
Ontvangsten | 260.000 | 226.961 | 189.830 | 164.000 | 174.000 | 233.665 | ‒ 59.665 |
Ontvangsten | |||||||
Ufo | 260.000 | 226.961 | 189.830 | 164.000 | 174.000 | 223.370 | ‒ 49.370 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 10.295 | ‒ 10.295 |
De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.
De IOW is een tijdelijke regeling en recentelijk verlengd met 4 jaren. Oudere WW’ers en WGA’ers kunnen hierdoor in aanmerking komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2028 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.
Budgettaire ontwikkelingen
De IOW-uitgaven zijn in 2023 circa € 15 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit wordt met name verklaard door de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 13 miljoen) en een lager volume (- € 25 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal IOW-uitkeringen is in 2023 1.800 lager uitgevallen dan begroot. Een mogelijke oorzaak hiervoor is de aanhoudende arbeidsmarktkrapte in 2023. Als gevolg van deze aanhoudende krapte is er minder instroom in de WW. Hierdoor kan ook het IOW volume dalen. Daarnaast is er een hogere kans op uitstroom naar werk vanuit de IOW door de aanhoudende krapte.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 7,6 | 8,5 | 8,0 | 7,3 | 7,4 | 9,2 | ‒ 1,8 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan uitkeringen op grond van de Cessantiawet zijn € 0,1 miljoen lager dan begroot. Vanwege de aard van de uitkering zijn deze uitgaven moeilijk voorspelbaar.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen) | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | 0,0 |
Bron: RCN-unit SZW.
De Minister van SZW stelt sinds 2020 een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan kwijtraken en daardoor inkomensverlies lijden. De termijn om een aanvraag te doen is inmiddels gesloten. Met de sluiting van de Hemwegcentrale zijn de meeste medewerkers van Vattenfall die direct werden geraakt door de sluiting van de centrale binnen het concern aan een nieuwe baan geholpen. In 2023 zijn de laatste medewerkers ondersteund via deze subsidie en de regeling is per januari 2024 komen te vervallen.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven waren in 2023 € 0,04 miljoen. Hiermee zijn de uitgaven € 0,21 miljoen lager dan verwacht.
De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.
Budgettaire ontwikkelingen
De WW-uitgaven komen € 35 miljoen lager uit dan begroot. Dit verschil volgt per saldo uit de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 266 miljoen, de post nominaal in tabel 44) en een lager volume (- € 300 miljoen).
Ten tijde van het opstellen van begroting 2023 was de verwachting dat de werkloosheid in 2023 zou oplopen. Deze oploop is lager uitgekomen dan verwacht als gevolg van de economische groei en aanhoudende arbeidsmarktkrapte.
Beleidsrelevante kerncijfers
In lijn met de hierboven gegeven uitleg is in tabel 47 te zien dat het WW-volume (in uitkeringsjaren) circa 26.000 lager is uitgevallen dan verwacht. Dit komt enerzijds doordat de instroom in de WW zo'n 40.000 lager is uitgevallen. Tegelijkertijd is het aantal beëindigingen in 2023 ook circa 26.000 lager uitgevallen dan verwacht. In lijn hiermee eindigt het aantal lopende WW-uitkeringen eind 2023 zo'n 36.000 lager dan aanvankelijk voorzien.
In tabel 48 is te zien dat de uitstroom gerelateerd aan werk binnen 12 maanden na instroom in 2023 iets is gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. Dit kan naar verwachting worden verklaard door de licht afnemende krapte op de arbeidsmarkt in 2023.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 201 | 221 | 196 | 133 | 127 | 153 | ‒ 26 | |
Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) | 223 | 286 | 192 | 149 | 161 | 197 | ‒ 36 | |
Aantal WW-instromers (x 1.000) | 330 | 479 | 292 | 229 | 249 | 289 | ‒ 40 | |
waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000) | 296 | 443 | 262 | 205 | 226 | ‒1 | ‒ | |
waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)2 | 29 | 36 | 30 | 24 | 23 | ‒1 | ‒ | |
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) | 369 | 417 | 386 | 272 | 237 | 263 | ‒ 26 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.
Realisatie 20192 | Realisatie 20202 | Realisatie 20212 | Realisatie 20223 | Realisatie 20233 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 12 maanden na instroom | 43 | 46 | 49 | 46 | 45 | |
waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar | 47 | 49 | 51 | 50 | 48 | |
waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder | 27 | 30 | 36 | 33 | 33 | |
Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 3 maanden na instroom | 24 | 26 | 23 | 24 | 24 |
Vanwege een gewijzigde rekenmethode is er een revisie doorgevoerd in de realisatiecijfers voor de jaren 2019 t/m 2022. Per verslagjaar 2023 worden deze cijfers berekend door alle werkgerelateerde uitstroom te delen door de totale uitstroom. Dit gaat dus over alle WW-gerechtigden die in het betreffende verslagjaar zijn uitgestroomd, deze mensen kunnen in een eerder jaar zijn ingestroomd. Deze cijfers onderschatten de daadwerkelijke werkhervatting vanwege een vertragingseffect in de registratie en vanwege het ontbreken van gedeeltelijke werkhervatting.
Handhaving
In februari 2023 is de risicoscan verblijf buiten Nederland stopgezet. Als gevolg hiervan is een daling zichtbaar in het aantal onderzochte signalen, geconstateerde overtredingen met financiële benadeling en het totaal benadelingsbedrag.
Ten aanzien van preventie is zichtbaar dat WW-uitkeringsgerechtigden over het algemeen goed op de hoogte zijn van wat van hun wordt verwacht. Ook dit jaar is de kennis van de verplichtingen nog steeds hoog. Daarnaast is de detectiekans vrijwel onveranderd ten opzichte van vorig jaar.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 771 | 612 | 793 | 703 | 713 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 961 | 912 | 933 | 933 | 933 | |||||
Opsporing4 | Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 3,4 | 2,8 | 4,5 | 3,6 | 3,0 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 1,0 | 0,8 | 0,8 | 1,0 | 0,5 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln) | 4,5 | 3,6 | 3,7 | 4,4 | 3,6 | |||||
Sanctionering4 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 1,4 | 1 | 1,6 | 1,9 | 1,6 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,8 | 0,6 | 0,7 | 0,8 | 0,4 | |||||
Totaal boetebedrag ( x 1 mln) | 1,1 | 0,8 | 1 | 1,2 | 0,7 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering4 | Incassoratio boete + benadelingsbedrag ultimo 2023 (%) | 59 | 48 | 51 | 48 | 16 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening
Deze subsidies hebben werknemers- en werkgeversorganisaties in staat gesteld een landelijke structuur in te richten voor de landelijke aansturing en ondersteuning van de regionale uitvoering van de desbetreffende organisaties die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams. In 2023 is de uitputting van de subsidies € 5,8 miljoen ten opzichte van € 8,2 miljoen zoals begroot. Een deel van deze onderuitputting wordt doorgeschoven naar 2024, om de 20% nabetaling te dekken.
Werkgeverssubsidie praktijkleren
In 2023 is voor de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg in totaal € 1,5 miljoen besteed. De uitgaven zijn daarmee € 15 miljoen lager dan verwacht.
De (juridische) mogelijkheid om een deel van een mbo-opleiding in de derde leerweg te doen is nog relatief nieuw. Ook zijn de mogelijkheden voor werkgevers om gebruik te maken van de subsidieregeling beperkt. De regeling is opgesteld als uitvloeisel van het steun- en herstelpakket om de economische en maatschappelijke gevolgen van het coronavirus te beperken. Gezien de oorsprong van de regeling is de doelgroep beperkt tot mensen die hun werk dreigen te verliezen en werkzoekenden. Dit belemmert de bijdrage die scholing via praktijkleren in de derde leerweg kan bieden aan een leven lang ontwikkelen, het bij- en omscholen van werkenden en de aanpak van krapte. Derhalve bestaat het voornemen de doelgroep van de regeling te verbreden.
Scholing WW
Het scholingsbudget WW is in 2023 overgegaan van een tijdelijk begrotingsgefinancierde regeling, naar een structureel premiegefinancierd budget. Daarom staan de realisaties in tabel 44, terwijl het begrote bedrag in tabel 43 staat. In 2023 bedroeg het scholingsbudget WW in totaal € 13,1 miljoen. Het aantal verstrekte scholingstrajecten kwam in 2023 uit op circa 3.500. Dit heeft geleid tot een realisatie van € 12,2 miljoen aan scholingstrajecten in 2023. Het aantal scholingstrajecten in 2023 is lager uitgevallen dan verwacht. In 2023 was er sprake van een toenemende krapte, waardoor vermoedelijk minder scholingstrajecten nodig waren om werk te vinden.
Arbeidsmarktdienstverlening
Vanuit dit budget worden de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams en de dienstverleningsbudgetten gefinancierd. In 2023 is € 59,8 miljoen besteed. Dit is € 11,7 miljoen minder dan begroot. Ruim € 7 miljoen zijn lager uitgevallen uitvoeringskosten en € 10 miljoen is lagere uitgaven uit ontschot budget. De regionale verdeling is gebaseerd op een verdeelsleutel die zoveel mogelijk rekening houdt met de arbeidsmarktsituatie van de regio’s. Er valt echter niet goed te voorspellen in welke mate aanvullende dienstverlening door de RMT’s in de regio’s nodig is en in hoeverre de inzet van het ontschot budget daarbij wenselijk is. Dit maakt de uitgaven van de budgetten moeilijk planbaar. Daarnaast speelt dat de inzet van dienstverlening over de jaargrens heen kan gaan en de betaling van de dienstverlening in het volgende jaar plaatsvindt. Wat betreft ontschot budget zien we dat de uitputting per arbeidsmarktregio verschilt. Van de 35 regio's hebben 7 regio's hun budget volledig benut. De overige regio's hielden budget over.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft € 835.000 ontvangen voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg in 2023. De uitvoeringskosten RVO zijn lager dan verwacht, omdat het aantal werkgevers dat subsidie heeft aangevraagd bij RVO achterblijft. De uitvoeringskosten voor deze regeling zijn niet lineair gekoppeld aan het aantal aanvragen en daarmee het subsidiebedrag.
Restituties
De terugontvangsten op artikel 5 bestaan uit twee onderdelen. Ten eerste de eindafrekening met UWV op het scholingsbudget WW, het voorschot voor het budget in 2022 was € 2,6 miljoen hoger dan de daadwerkelijke uitgaven. Daarnaast resulteerde de eindafrekening met UWV op de IOW in een terugontvangst. Het voorschot voor uitgaven aan de IOW was € 2,1 miljoen hoger dan de daadwerkelijke uitgaven in 2022. Beide bedragen zijn terugontvangen in 2023.
Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)
De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel en zijn in 2023 € 49 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Een verklaring voor dit verschil is de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 10 miljoen, de post nominaal in tabel 44). Daarnaast is er een verschil van ‒ € 58 miljoen door een lagere volumeontwikkeling. De verwachting was dat mede als gevolg van oploop in werkloosheidsuitkeringen ook bij overheidswerkgevers meer mensen ontslagen zouden worden en dus dat de WW-lasten voor deze groep zouden oplopen. Deze stijging heeft zich beperkter voorgedaan dan verwacht. In lijn met de totale WW-uitkeringen zijn de ontvangsten Ufo zodoende lager uitgevallen dan verwacht.
De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte van een kind, adoptie of opname van een pleegkind en ook wegens verlofopname voor verzorging en opvoeding van het kind.
De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.
Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof, aanvullend geboorteverlof en ouderschapsverlof voor maximaal 9 weken indien deze weken in het eerste jaar na de geboorte of in het eerste jaar na de opname in het gezin in verband met adoptie of pleegzorg van het kind worden opgenomen.
Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).
Slachtoffers van het organo psycho syndroom (OPS), ook wel «schildersziekte» genoemd, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming.
Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Verhoging maximum dagloon ZV BES
Het maximumdagloon in de Wet ziekteverzekering BES (ZV BES) is per 1 januari 2023 beleidsmatig verhoogd gelijk aan de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon per eiland.
OPS-voorzieningsfonds
De CSE-regeling (OPS-fonds) had een tijdelijk karakter. Geschat werd dat ruim 500 personen een succesvol beroep op de regeling zouden kunnen doen. Dit aantal ligt uiteindelijk op ongeveer 400. Het merendeel van de aanvragen voor een tegemoetkoming is ingediend in 2020, het jaar van inwerkingtreding. Daarna nam het aantal nieuwe aanvragen sterk af en in de loop van 2022 betrof het nog maar enkele gevallen per maand. In 2023 zijn er nog maar een gering aantal aanvragen gedaan. OPS-slachtoffers kunnen sinds 1 januari 2023 via de TSB-regeling een tegemoetkoming aanvragen. De CSE-regeling is eind 2023 beëindigd middels een intrekkingsbesluit (Stcrt. 2023, 27 555).
Invoering Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten
Per 1 januari 2023 is de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) in werking getreden. Het doel is mensen die ziek zijn geworden door gevaarlijke stoffen op het werk, een tegemoetkoming te bieden, als erkenning van het leed. In 2023 is de TSB opengesteld voor drie ziekten: longkanker door asbest, allergisch beroepsastma, en de schildersziekte (CSE). De eerste tegemoetkomingen zijn in 2023 uitgekeerd. De uitvoeringsketen is goed ingericht, maar het aantal aanvragen is lager dan geraamd. Dat komt waarschijnlijk omdat de bekendheid onder medici (behandelaars van huisarts tot specialist), de bedrijfsgezondheidszorg en potentiële aanvragers nog moet groeien.
Ontwikkelingen uitzendbeding bij ziekte
Afgelopen jaar waren er twee ontwikkelingen rondom het inroepen van het uitzendbeding bij ziekte. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 20 december 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 29 544, nr. 1227). Deze externe ontwikkelingen waren ten tijde van de begroting 2023 niet voorzien en hebben invloed op de instroom van uitzendkrachten in de Ziektewet.
Ten eerste heeft de Hoge Raad op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van het uitzendbeding bij ziekte. De Hoge Raad geeft aan dat het uitzendbeding ook in geval van ziekte van de uitzendkracht tot beëindiging van de uitzendovereenkomst kan leiden. Dat is niet in strijd met het ontslagverbod bij ziekte. Wel is in dat geval vereist dat de inlener daadwerkelijk een verzoek tot beëindiging doet. Als de uitzendovereenkomst na verzoek van de inlener is beëindigd, kunnen zieke uitzendkrachten – net zoals voorheen al het geval was – aanspraak maken op een Ziektewetuitkering.
Ten tweede is sinds 1 juli 2023 een bepaling van de nieuwe uitzendcao’s van kracht, die regelt dat het uitzendbeding niet langer wordt ingeroepen tijdens ziekte. Hierdoor zijn zieke uitzendkrachten die werken onder een contract met uitzendbeding sinds 1 juli 2023 aangewezen op loondoorbetaling bij ziekte door hun werkgever, als de cao-bepalingen op hen van toepassing zijn. Als gevolg hiervan neemt de instroom van uitzendkrachten in de Ziektewet af.
Verlofregelingen
Om beter aan de doelstellingen van het verlofstelsel bij te kunnen (blijven) dragen, is het wenselijk om het verlofstelsel te vereenvoudigen. Op het beleidsterrein arbeid en zorg heeft in 2023 daarom een verkenning plaatsgevonden van de vereenvoudigingsmogelijkheden van het verlofstelsel. In juli 2023 is hierover een eerste brief aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2022/23, 32 855, nr. 38).
In de verdere verkenning is gestart met het uitwerken van de in de brief genoemde beleidsarme vereenvoudigingsmogelijkheden, in samenwerking met UWV en sociale partners. Tevens is gestart met de technische uitwerking van de vereenvoudigingsmogelijkheden die zien op het stelsel als zodanig of die financiële gevolgen hebben. Besluitvorming over eventuele vereenvoudigingen met budgettaire consequenties is aan een volgend kabinet.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 7.895 | 13.108 | 14.105 | 15.277 | 44.003 | 57.606 | ‒ 13.603 |
Uitgaven | 7.652 | 13.350 | 14.105 | 15.277 | 44.003 | 57.606 | ‒ 13.603 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
TAS | 4.296 | 5.520 | 6.198 | 6.548 | 6.952 | 5.265 | 1.687 |
Ziekteverzekering (Caribisch Nederland) | 3.099 | 2.963 | 4.958 | 8.129 | 8.677 | 3.098 | 5.579 |
OPS-voorzieningsfonds | 0 | 4.700 | 2.949 | 600 | 274 | 812 | ‒ 538 |
Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten | 0 | 0 | 0 | 0 | 28.100 | 48.431 | ‒ 20.331 |
Subsidies | |||||||
Kanker en werken | 257 | 167 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 1.081 | 291 | 0 | 291 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 0 | 0 | 0 | 1.081 | 291 | 0 | 291 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 3.060.903 | 3.281.109 | 3.643.640 | 3.697.026 | 4.578.992 | 4.761.646 | ‒ 182.654 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
ZW | 1.725.947 | 1.939.940 | 1.978.911 | 1.953.070 | 2.181.731 | 2.020.965 | 160.766 |
WAZO | 1.334.956 | 1.285.497 | 1.452.050 | 1.442.603 | 1.587.007 | 1.577.900 | 9.107 |
WAZO aanvullend geboorteverlof partners | 0 | 55.672 | 212.679 | 214.335 | 232.344 | 234.247 | ‒ 1.903 |
Ouderschapsverlof | 0 | 0 | 0 | 87.018 | 577.910 | 633.737 | ‒ 55.827 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 294.797 | ‒ 294.797 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van arbeidsgerelateerde blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt uitgekeerd in de vorm van een voorschot op de schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten voor de TAS zijn in 2023 ongeveer € 1,7 miljoen hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Het aantal aanvragen en toekenningen ligt hoger dan verwacht. Hiervoor is geen duidelijk oorzaak aan te wijzen. Het aantal aanvragen voor de TAS (en het moment dat die eventueel tot een toekenning leiden) fluctueert van jaar op jaar.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen) | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,0 | |
waarvan toekenning in verband met maligne mesothelioom | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,0 | |
waarvan toekenning in verband met asbestose | <0,1 | <0,1 | <0,1 | 0,1 | 0,1 | <0,1 | <0,1 | |
Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen) | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,0 | |
Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%) | 86 | 80 | 82 | 80 | 79 | ‒1 | ‒ |
Bron: SVB, administratie.
Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten voor de ziekteverzekering BES (ZV) vallen € 5,6 miljoen hoger uit dan begroot. In totaal kan € 1,4 miljoen verklaard worden doordat nu 100% van het uitkeringsrecht wordt uitbetaald en door de latere inwerkingtreding van wachtdagen in de ZV. De loon- en prijsbijstelling verklaart € 0,7 miljoen. Het overige verschil van € 3,5 miljoen is waarschijnlijk mede het gevolg van fouten in het IT-systeem. Een uitgebreidere toelichting van de IT-problemen wordt gegeven in de Bedrijfsvoeringsparagraaf.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen) | 66 | 64 | 114 | 219 | 124 | 78 | 46 |
Bron: RCN-unit SZW.
De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. In maart 2020 is de tijdelijke CSE-regeling in werking getreden om OPS-slachtoffers een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.
De CSE-regeling liep tot eind 2023. Lopende aanvragen worden nog afgehandeld. OPS-slachtoffers kunnen vanaf 2024 een aanvraag indienen via de TSB-regeling.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten voor de CSE-regeling in het OPS-voorzieningsfonds zijn ongeveer € 0,5 miljoen lager uitgevallen dan aanvankelijk begroot. Dit is het gevolg van een lager aantal aanvragen en toekenningen van tegemoetkomingen uit het OPS-fonds in 2023. Het afnemende uitgavenpatroon verloopt sneller dan verwacht. Daarnaast kunnen nieuwe CSE-slachtoffers sinds 1 januari 2023 een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen bij de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB).
De TSB maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming is geen schadevergoeding maar vormt een erkenning van het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden. Indien de (ex-)werkende naast de tegemoetkoming ook een schadevergoeding van de ex-werkgever/opdrachtgever (heeft) ontvang(t)(en), moet bij een gehonoreerde schadeclaim de tegemoetkoming worden terugbetaald tot het bedrag van de gehonoreerde schadeclaim. De TSB wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten voor de TSB zijn ongeveer € 20 miljoen lager uitgevallen dan voorzien in de vastgestelde begroting. SZW heeft in 2023 een voorschot verstrekt aan de SVB ter hoogte van € 28 miljoen. De uitkeringslasten van de SVB in 2023 bedroegen circa € 1 miljoen. Het restant van het voorschot wordt in 2024 terugontvangen van de SVB. De lage realisatiecijfers zijn te wijten aan een aanloopperiode van de regeling, die in 2023 van start is gegaan. In de begroting is geen rekening gehouden met een gefaseerde invoering.
De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben. Deze personen ontvangen ook ondersteuning bij re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever. Dit zijn werknemers die tijdelijk arbeidsongeschikt zijn als gevolg van zwangerschap of orgaandonatie en zieke werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat moet worden doorbetaald. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager voor de ZW te zijn.
Budgettaire ontwikkelingen
De ZW-uitkeringslasten komen circa € 161 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt door een hogere gemiddelde prijs, onder andere door de indexatie naar prijspeil 2023. Daar staat tegenover dat het aantal ZW-uitkeringen in 2023 is afgenomen. Met name bij de uitzendkrachten is het aantal mensen dat een publieke ZW-uitkering heeft ontvangen afgenomen. Aan de ene kant zijn een aantal grote uitzendbureaus eigenrisicodrager geworden. Aan de andere kant komt dit door een CAO wijziging van 1 juli 2023 in de uitzendbranche, waardoor het loon van zieke uitzendkrachten gedurende de contracttijd wordt doorbetaald door bureaus die bij de CAO aangesloten zijn. Ook het aantal zieke werklozen is in 2023 lager dan verwacht.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde) | 98 | 107 | 107 | 102 | 100 | 107 | ‒ 7 | |
Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen) | 298 | 325 | 346 | 394 | 312 | ‒1 | ‒ | |
Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen) | 335 | 365 | 414 | 442 | 322 | ‒1 | ‒ |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Handhaving
Het aantal onderzochte signalen is slechts de helft van het jaar ervoor. De forse daling is met name te verklaren uit de terugloop in het aantal ZW-uitkeringen. De daling in onderzochte signalen vertaalt zich in minder geconstateerde overtredingen, waarschuwingen en benadelingsbedrag.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 771 | 572 | 783 | 673 | 683 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 931 | 872 | 933 | 953 | 943 | |||||
Opsporing4 | Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 3,9 | 3,3 | 4,8 | 5,2 | 2,6 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 2,6 | 2,0 | 2,4 | 2,4 | 1,2 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 3,5 | 2,9 | 2,9 | 2,5 | 1,4 | |||||
Sanctionering4 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 2,1 | 1,9 | 3,6 | 4,3 | 1,9 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 1,1 | 0,8 | 0,3 | 0,2 | 0,1 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,7 | 0,6 | 0,3 | 0,1 | 0,1 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering4 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 68 | 51 | 50 | 47 | 23 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, (aanvullend) geboorteverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Vaak bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering: zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering, geboorteverlofuitkering en ouderschapsverlofuitkering. Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten WAZO (zwangerschaps- en bevallingsverlof) komen circa € 9 miljoen hoger uit dan begroot. Dit heeft te maken met een hogere gemiddelde uitkering (onder andere vanwege de loonontwikkeling in 2023; het begrote bedrag in tabel 51 is in prijspeil 2022). Het aantal toekenningen kwam daarentegen lager uit vanwege het lagere aantal geboortes dan bij het opstellen van de begroting werd geraamd.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal toekenningen zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen) | 142 | 142 | 153 | 144 | 145 | 154 | ‒ 9 | |
Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen) | 130 | 130 | 140 | 132 | 132 | 141 | ‒ 9 | |
Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen) | 11,5 | 12,3 | 12,9 | 12,2 | 13,1 | 13,1 | 0,0 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Het aanvullend geboorteverlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten aan aanvullend geboorteverlof komen circa € 2 miljoen lager uit dan begroot. Enerzijds is er sprake van een hogere gemiddelde uitkering (onder andere vanwege de loonontwikkeling in 2023; het begrote bedrag in tabel 51 is in prijspeil 2022). Anderzijds viel het volume lager uit. Dit hangt naar verwachting samen met het lagere aantal geboortes dan het CBS had geraamd.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen) | 24 | 81 | 76 | 76 | 84 | ‒ 8 | |
Gemiddeld aantal opgenomen dagen | 22 | 22 | 23 | 23 | 22 | 1 |
Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
Vanaf 2 augustus 2022 wordt een uitkering verstrekt aan werknemers bij opname van ouderschapsverlof. De uitkeringsduur is maximaal 9 weken. De uitkering wordt alleen verstrekt indien het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen. Bij adoptie of pleegzorg kan het verlof worden opgenomen gedurende het eerste jaar na opname van het kind in het gezin.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten aan betaald ouderschapsverlof komen circa € 56 miljoen lager uit dan begroot. Enerzijds is er sprake van een hogere gemiddelde uitkering (onder andere vanwege de loonontwikkeling in 2023; het begrote bedrag in tabel 51 is in prijspeil 2022). Anderzijds kwam het volume lager uit dan aanvankelijk verwacht.
In 2023 is er een afrekening geweest van de bevoorschotting aan de SVB over 2022. Deze bedroeg € 0,3 miljoen voor de CSE-regeling.
De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.
De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.
De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
– het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
– het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
– het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;
– het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.
Verbetering stelsel kinderopvangtoeslag
Het afgelopen jaar heeft het Ministerie van SZW samen met Dienst Toeslagen, UWV, DUO, de SVB, verschillende sectorpartijen en andere experts gewerkt aan een conceptontwerp voor een nieuw kinderopvangfinancieringsstelsel. Het resultaat hiervan is in het voorjaar met het parlement gedeeld (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 490) samen met een groot aantal impactanalyses (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 506). Uit deze impactanalyses is duidelijk geworden dat het concept-ontwerp een aantal problemen en aandachtspunten kent. Deze knelpunten kunnen verholpen worden door het concept-ontwerp aan te passen. De mogelijkheden hiertoe zijn in september met het parlement gedeeld (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 512). Door de val van het kabinet heeft, in tegenstelling tot wat het kabinet voornemens was, deze zomer geen besluitvorming kunnen plaatsvinden over deze aanpassingen. Het is aan het volgende kabinet om definitieve keuzes te maken over de herziening van het kinderopvangfinancieringsstelsel.
Aanspraak kinderopvangtoeslag ouders met tijdelijke Wlz-indicatie
Vanaf 2023 hebben gezinnen waarvan één ouder werkt of een traject naar werk volgt en de andere ouder een tijdelijke indicatie heeft op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz-indicatie) aanspraak op kinderopvangtoeslag (Kamerstukken II 2020/21, 35 598, nr. 2). Voor ouders met een permanente Wlz-indicatie was de aanspraak op kinderopvangtoeslag reeds op 1 januari 2021 geregeld.
Oplossing noodopvang knelpunt toeslagen
Op 1 januari 2023 is een belangrijk knelpunt in het toeslagensysteem opgelost. Er bestond geen (zelfstandige) aanspraak op toeslagen in bepaalde situaties waarin een ouder door huiselijk geweld in de noodopvang terecht komt. De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen is gewijzigd (Stb. 2022, 532), waardoor ouders die in de noodopvang verblijven, per 1 januari 2023 kinderopvangtoeslag (alsmede kindgebonden budget en zorgtoeslag) kunnen ontvangen die passend is bij hun feitelijke situatie.
Loslaten koppeling gewerkte uren per 2023
Zoals door het kabinet is aangekondigd, is per 1 januari 2023 de koppeling gewerkte uren losgelaten (Stb. 2022, 386). Indien een ouder en diens eventuele partner werken, is er recht op kinderopvangtoeslag, onafhankelijk van hoeveel uren er per maand gewerkt wordt. De koppeling gewerkte uren kon leiden tot (hoge) terugvorderingen en daardoor voor een belemmering zorgen in de arbeidsparticipatie van met name ouders met onregelmatige werktijden. Met het loslaten van de koppeling gewerkte uren is tevens een knelpunt opgelost dat is geïnventariseerd in de uitwerking van de motie Lodders/Van Weyenberg.
Indexering maximum uurprijs kinderopvangtoeslag
In 2023 zijn de maximum uurprijzen in de gastouderopvang ten opzichte van de reguliere indexatie verlaagd met € 0,15, ter bekostiging van de intensivering van toezicht en handhaving in de gastouderopvang vanaf 2022. Daarnaast zijn de maximum uurprijzen in 2023 extra verhoogd, naar aanleiding van een kabinetsbesluit in december 2022 om vanwege de onvoorziene en uitzonderlijk hoge inflatie eenmalig uit te gaan van de ramingen in de Macro-Economische Verkenning in plaats van het Centraal Economisch Plan van het CPB (Stb. 2023, 248). Dienst Toeslagen heeft met terugwerkende kracht per 1 januari hogere voorschotten uitbetaald. In totaal stegen de maximum uurprijzen in 2023 met 7,32% in de dagopvang en de buitenschoolse opvang en met 5,06% in de gastouderopvang.
Kinderopvang in Caribisch Nederland
In het voorjaar van 2023 is het wetsvoorstel Kinderopvang BES naar de Tweede Kamer verstuurd. Doel van het wetsvoorstel is de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren (Kamerstukken II 2022/23, 36 306, nr. 2). Ook zijn in 2023 de nota naar aanleiding van het verslag en de eerste nota van wijziging aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2022/23, 36 306, nr. 7 en Kamerstukken II 2022/23, 36 306, nr. 8). Verder is de tijdelijke subsidieregeling aangepast. De aanpassingen zien onder andere toe op het verhogen van de vergoedingen voor baby’s, gastouders en het gelijktrekken van de subsidiebedragen over de drie eilanden (Stcrt. 2023, 34059). Tot slot is in het najaar van 2023 het onderzoek naar de bekostiging kinderopvang Caribisch Nederland aan de Kamer aangeboden. Een inhoudelijke reactie zal begin 2024 met de Kamer worden gedeeld (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 514).
Periodieke rapportage kinderopvangbeleid
In 2023 zijn de periodieke rapportage kinderopvangbeleid 2015‑2022 en het oordeel van een onafhankelijk deskundige naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 513 en Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 520). Kinderopvangbeleid in Nederland kent twee doelen, 1) het ondersteunen van ouders in het combineren van arbeid en zorg, en 2) het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen. Deze periodieke rapportage richtte zich op het tweede doel. De rapportage laat zien dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang zijn toegenomen. De betaalbaarheid van de kinderopvang is door het uiteenlopen van de tarieven van de kinderopvangorganisaties en de maximumuurprijs afgenomen. Voor de gastouderopvang is de betaalbaarheid wel toegenomen. Het effect van het beleid op ontwikkeling en bereik van kinderen is vermoedelijk positief. Er kan niet vastgesteld worden of de ontwikkelresultaten op de kinderopvang ook met minder middelen bereikt hadden kunnen worden, of groter hadden kunnen zijn met dezelfde middelen. Wel hadden middelen gerichter ingezet kunnen worden voor kinderen in kwetsbare situaties. Uit de rapportage blijkt namelijk dat deze kinderen veel baat kunnen hebben bij goede kwaliteit kinderopvang. De rapportage laat ook zien dat de kwaliteit vanwege oplopende personeelstekorten onder druk staat. Er wordt momenteel samen met de sector op drie pijlers ingezet om de tekorten tegen te gaan: nieuwe medewerkers aantrekken, huidige medewerkers behouden en hen stimuleren meer uren te werken (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 488).
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 3.366.289 | 3.913.026 | 4.115.024 | 4.217.155 | 4.436.342 | 4.314.657 | 121.685 |
Uitgaven | 3.366.184 | 3.912.442 | 4.108.446 | 4.206.526 | 4.440.566 | 4.317.157 | 123.409 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Kinderopvangtoeslag | 3.353.362 | 3.596.605 | 3.813.334 | 4.105.961 | 4.378.908 | 4.254.924 | 123.984 |
Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage | 0 | 296.200 | 275.578 | 74.097 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | |||||||
Kinderopvang | 1.693 | 1.248 | 1.411 | 969 | 1.335 | 1.300 | 35 |
Subsidies Caribisch Nederland | 0 | 0 | 5.221 | 7.535 | 10.992 | 10.597 | 395 |
Versterking T&I vaardigheden kinderopvang | 4 | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten Caribisch Nederland | 67 | 953 | 73 | 270 | 753 | 4.406 | ‒ 3.653 |
Opdrachten stelselherziening KO | 0 | 0 | 0 | 0 | 547 | 0 | 547 |
Overige opdrachten | 3.426 | 2.048 | 1.524 | 1.621 | 1.558 | 2.973 | ‒ 1.415 |
Bekostiging | |||||||
Projectbureau PGV | 0 | 980 | 1.394 | 1.478 | 433 | 1.593 | ‒ 1.160 |
Bijdrage aan agentschappen | |||||||
DUO | 7.631 | 6.827 | 7.275 | 7.698 | 8.100 | 8.864 | ‒ 764 |
Justis | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan medeoverheden | |||||||
Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN | 0 | 7.580 | 2.636 | 6.897 | 6.398 | 8.500 | ‒ 2.102 |
SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang | 0 | 0 | 0 | 0 | 31.542 | 24.000 | 7.542 |
Ontvangsten | 1.522.517 | 1.483.420 | 1.498.566 | 1.627.788 | 1.792.216 | 1.765.766 | 26.450 |
Ontvangsten | |||||||
Werkgeversbijdrage kinderopvang | 1.257.158 | 1.237.337 | 1.321.216 | 1.426.253 | 1.575.951 | 1.476.924 | 99.027 |
Restituties en overige ontvangsten | 265.359 | 246.083 | 177.350 | 201.535 | 216.265 | 288.842 | ‒ 72.577 |
Kinderopvangtoeslag (KOT)
Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven Kinderopvangtoeslag zijn in 2023 uitgekomen op € 4.378,9 miljoen en daarmee € 124,0 miljoen hoger dan in de begroting 2023 was voorzien. Een belangrijke verklaring van dit verschil is de jaarlijkse indexatie van de kinderopvangtoeslag (€ 307,5 miljoen). Daarnaast zijn er de volgende verklaringen: ten eerste zijn de lonen in 2023 harder gestegen dan waar rekening mee was gehouden. Het gemiddelde vergoedingspercentage kwam daardoor bijna 3 procentpunt lager uit dan verwacht (€ ‑175,0 miljoen). Ten tweede wordt een bedrag van € ‑81,8 miljoen verklaard doordat er in 2023 minder nabetalingen waren over eerdere jaren. Er waren vooral minder nabetalingen over toeslagjaar 2022 op grond van het definitief vastgestelde inkomen. Ten derde is het totale gebruik van kinderopvang in 2023 juist hoger uitgekomen dan verwacht (€ 65,4 miljoen), voornamelijk doordat er meer kinderen naar de opvang gingen. Ten slotte wordt € 7,9 miljoen verklaard door overige, relatief kleine factoren.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag is in 2023 uitgekomen op 898.000, 24.000 kinderen meer dan verwacht. Vooral het aantal kinderen in de buitenschoolse opvang is hoger uitgekomen. Het gemiddelde aantal uren per kind per maand was vrijwel volgens verwachting.
Het gebruik van kinderopvangtoeslag onder huishoudens met een verzamelinkomen tot 1½ x modaal is lager uitgekomen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd verwacht. Daar staat een hoger dan verwacht gebruik van de regeling tegenover onder huishoudens met een inkomen vanaf 1½ x modaal. Zoals bij de budgettaire ontwikkeling reeds is vermeld, zijn de lonen in 2023 sterker gestegen dan was voorzien.
Het kabinet heeft in december 2022 besloten om de maximum uurprijs voor 2023 extra te verhogen, bovenop de gebruikelijke jaarlijkse aanpassing. Daardoor verschilt de realisatie van de wettelijke maximum uurprijs van de bedragen die in de begroting 2023 waren opgenomen.
De gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen zijn in 2023 bij de dagopvang en in mindere mate de buitenschoolse opvang hoger uitgekomen dan waar rekening mee was gehouden. In de gastouderopvang zijn de tarieven vrijwel conform de verwachting.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000) | 547 | 550 | 552 | 586 | 604 | 584 | 20 | |
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000) | ||||||||
0-12 jaar | 818 | 824 | 827 | 877 | 898 | 874 | 24 | |
0-4 jaar (dagopvang) | 387 | 389 | 398 | 418 | 425 | 418 | 7 | |
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) | 431 | 435 | 429 | 459 | 473 | 455 | 18 | |
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%) | ||||||||
0-12 jaar | 38 | 38 | 39 | 41 | 42 | 41 | 1 | |
0-4 jaar (dagopvang) | 56 | 57 | 58 | 60 | 61 | 59 | 2 | |
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) | 29 | 30 | 30 | 32 | 33 | 32 | 1 | |
Aantal uren per kind per maand | ||||||||
0-12 jaar | 59,2 | 61,1 | 63,8 | 65,5 | 65,5 | 65,7 | ‒ 0,2 | |
0-4 jaar (dagopvang) | 82,6 | 85,3 | 88,4 | 90,8 | 91,2 | 91,1 | 0,1 | |
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) | 38,3 | 39,5 | 41,0 | 42,4 | 42,4 | 42,3 | 0,1 | |
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000) | ||||||||
Tot 130% Wml | 81 | 79 | 77 | 74 | 67 | 74 | ‒ 7 | |
130% Wml tot 1 1/2 x modaal | 193 | 187 | 182 | 162 | 128 | 168 | ‒ 40 | |
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal | 420 | 431 | 435 | 481 | 507 | 483 | 24 | |
3 x modaal en hoger | 124 | 127 | 132 | 160 | 196 | 148 | 48 | |
Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag | ||||||||
Tot 130% Wml | 72 | 74 | 77 | 82 | 86 | 85 | 1 | |
130% Wml tot 1 1/2 x modaal | 57 | 59 | 62 | 65 | 68 | 65 | 3 | |
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal | 56 | 58 | 60 | 61 | 61 | 61 | 0 | |
3 x modaal en hoger | 66 | 68 | 71 | 70 | 69 | 71 | ‒ 2 |
Bron: SZW, berekening op basis van informatie van CBS en Toeslagen.
De cijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2022 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2021 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bijdragen sectoren (in %) | ||||||||
Collectief | 73 | 73 | 72 | 71 | 68 | 71 | ‒ 3 | |
waarvan Overheid | 43 | 46 | 46 | 45 | 42 | 45 | ‒ 3 | |
waarvan Werkgevers | 30 | 27 | 26 | 26 | 26 | 26 | 0 | |
Ouders | 27 | 27 | 28 | 29 | 32 | 29 | 3 | |
Wettelijke maximum uurprijs (in €) | ||||||||
Dagopvang | 8,02 | 8,17 | 8,46 | 8,50 | 9,12 | 8,97 | 0,15 | |
Buitenschoolse opvang | 6,89 | 7,02 | 7,27 | 7,31 | 7,85 | 7,72 | 0,13 | |
Gastouderopvang | 6,15 | 6,27 | 6,49 | 6,52 | 6,85 | 6,73 | 0,12 | |
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)2 | ||||||||
Dagopvang | 8,12 | 8,42 | 8,74 | 8,93 | 9,46 | 9,30 | 0,16 | |
Buitenschoolse opvang | 7,40 | 7,64 | 7,87 | 8,05 | 8,42 | 8,34 | 0,08 | |
Gastouderopvang | 6,25 | 6,41 | 6,61 | 6,75 | 6,93 | 6,94 | ‒ 0,01 | |
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen3 | ||||||||
130% Wml | 0,35 | 0,36 | 0,37 | 0,38 | 0,41 | 0,40 | 0,01 | |
1 1/2 x modaal | 1,60 | 1,63 | 1,68 | 1,72 | 1,84 | 1,81 | 0,03 | |
3 x modaal | 4,70 | 4,79 | 4,96 | 5,06 | 5,43 | 5,34 | 0,09 | |
Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen | ||||||||
130% Wml | 0,34 | 0,35 | 0,36 | 0,37 | 0,40 | 0,39 | 0,01 | |
1 1/2 x modaal | 0,47 | 0,47 | 0,49 | 0,50 | 0,54 | 0,53 | 0,01 | |
3 x modaal | 1,19 | 1,22 | 1,26 | 1,28 | 1,38 | 1,35 | 0,03 |
Bron: SZW, berekening op basis van informatie van Toeslagen.
De cijfers van 2023 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van uurtarieven. Voor 2022 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2021 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.
Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen.
De uitgaven aan subsidies zijn in 2023 in lijn met de begroting (het verschil bedraagt minder dan 5%).
Van het budget voor Opdrachten Caribisch Nederland van € 4,4 miljoen is € 0,8 miljoen gerealiseerd. Dit is ruim € 3,6 miljoen minder dan bij de begroting werd verwacht. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er in totaal € 3,1 miljoen naar bijdrage medeoverheden is gegaan ten behoeve van versterking kinderopvang in Caribisch Nederland.
Opdrachten stelselherziening KO is in 2023 toegevoegd aan de programmagelden. In de begroting was er nog geen apart budget voor opgenomen. In 2023 is € 0,5 miljoen besteed aan de ontwikkeling en uitwerking van een nieuw financieringsstelsel.
Op het budget voor ‘Overige opdrachten’ van € 3,0 miljoen is € 1,6 miljoen uitgegeven (€ 1,4 miljoen minder dan begroot). De lagere realisatie komt voornamelijk doordat er minder aan opdrachten en onderzoeken is uitgegeven dan was voorzien. Diverse kleine projecten zijn komen te vervallen in 2023 en daarnaast zijn onderzoeken gedeeltelijk doorgeschoven naar 2024.
De bekostiging betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak. Van het budget voor projectbureau PGV van € 1,6 miljoen is € 0,4 miljoen uitgegeven (€ 1,2 miljoen lager dan begroot). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een gewijzigde bevoorschottingssystematiek, waardoor de uitgaven in 2023 eenmalig € 1,1 miljoen lager zijn uitkomen.
Het budget van € 8,9 miljoen is geheel bestemd voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang. De uitgaven kwamen € 0,8 miljoen lager uit dan begroot, wegens het lager uitvallen van de kosten voor het onderhoud aan de registers Kinderopvang.
De openbare lichamen hebben in het kader van het programma BES(t) 4 kids een bijzondere uitkering ontvangen om de kinderopvangorganisaties te ondersteunen. Dit wordt onder andere gedaan voor de inrichting van de ondersteuningsstructuur voor de Kinderopvang en voor de nieuwbouw kinderopvang onderhuisvesting (de Pelikaan op Bonaire). De achterblijvende realisatie met een bedrag van € 2,1 miljoen heeft te maken met een betaling aan Bonaire die in 2023 niet meer gelukt is en in 2024 wordt betaald.
In 2023 is de eerste compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag uitbetaald. Gemeenten worden met een vertraging van 2 jaar gecompenseerd voor kwijtscheldingen. De compensatie over het jaar 2021 viel € 7,5 miljoen hoger uit dan eerder verwacht. Dit komt enerzijds door hogere kwijtscheldingen per gedupeerde dan verwacht. Daarnaast verliep de afhandeling door gemeenten sneller dan verwacht, waardoor van een hoger aantal gedupeerden de schulden reeds in 2021 in plaats van 2022 zijn kwijtgescholden. Tot slot is het totaal aantal gedupeerden hoger dan eerder was ingeschat.
De restituties en overige ontvangsten zijn in 2023 in totaal per saldo € 72,6 miljoen lager uitgekomen dan verwacht.
De restituties ofwel de terugontvangsten op de kinderopvangtoeslag kwamen € 89,8 miljoen lager uit dan werd verwacht. Bij het bepalen van het definitieve recht van huishoudens kwam het totale bedrag aan terugvorderingen lager uit dan eerder verwacht, met name in toeslagjaar 2021. Hierdoor waren er ook minder terugontvangsten.
De overige ontvangsten zijn € 17,2 miljoen hoger uitgekomen. Dit houdt vrijwel geheel verband met een terugontvangst voor de Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang. Tijdens de COVID-19 pandemie was de kinderopvang gedurende drie perioden gesloten. De voorschotten die zijn verstrekt aan de SVB voor de derde sluitingsperiode en de nabetaling voor de eerste en tweede sluitingsperiode zijn afgerekend. Per saldo kwamen de kosten lager uit dan was verwacht.
De ontvangsten werkgeversbijdrage kinderopvang zijn € 99,0 miljoen hoger dan in de begroting 2023 was voorzien. De werkgeversbijdrage voor de kinderopvang bestaat uit een vast percentage (0,5%) van de totale loonsom. De totale loonsom is in 2023 hoger uitgekomen dan verwacht, dit wordt mede verklaard doordat in de begroting nog was gerekend in prijspeil 2022. Als gevolg van de hogere loonsom zijn er ook meer ontvangsten uit de werkgeversbijdrage kinderopvang.
Het aantal gewerkte uren per week is in 2023 in alle groepen in vrijwel stabiel gebleven ten opzichte van 2022.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrouwen 15 tot 75 jaar | 26,3 | 26,2 | 27,4 | 27,9 | 27,9 | |||
Mannen 15 tot 75 jaar | 35,6 | 35,4 | 36,3 | 36,1 | 36,0 | |||
Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) | 26,8 | 26,9 | 27,5 | 28,1 | 28,2 | |||
Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar) | 39,6 | 39,4 | 40,4 | 40,1 | 40,0 |
Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.
De netto arbeidsparticipatie is in 2023 in vrijwel alle categorieën gestegen ten opzichte van 2022. Enkel de netto arbeidsparticipatie onder alleenstaande vaders is in 2023 licht gedaald.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar | 68,8 | 68,4 | 70,4 | 72,2 | 73,1 | |||
Moeders (lid van ouderpaar) | 80,4 | 80,5 | 81,4 | 82,6 | 82,8 | |||
Vaders (lid van ouderpaar) | 92,1 | 91,7 | 91,8 | 92,6 | 93,3 | |||
Alleenstaande moeders | 66,2 | 68,5 | 71,5 | 70,5 | 73,6 | |||
Alleenstaande vaders | 80,4 | 79,8 | 83,5 | 84,4 | 83,5 | |||
Moeders met jonge kinderen (0-11) | 79,4 | 80,1 | 79,7 | 81,5 | 81,8 | |||
Vaders met jonge kinderen (0-11) | 94,2 | 93,9 | 94,4 | 94,3 | 95,0 |
Bron: CBS, Enquête Beroepsbevolking.
De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.
De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).
Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.
Wetsvoorstel afschaffen schuldige nalatigheid
In 2023 is het wetsvoorstel om de korting op de AOW-uitkering vanwege schuldige nalatigheid af te schaffen ingediend bij de Tweede Kamer en aangenomen. Het wetsvoorstel heeft als doel om disproportionele effecten voor burgers te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen. Het wetsvoorstel volgt uit een gezamenlijke analyse van SZW, SVB, het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst. Het wetsvoorstel is per 1 januari 2024 in werking getreden (Stcrt. 2023, 31259).
Gebaar van erkenning voor ouderen van Surinaamse herkomst
Het kabinet heeft in 2023 bekend gemaakt een gebaar te maken naar ouderen van Surinaamse herkomst, door middel van een eenmalig bedrag van € 5.000 (Kamerstukken II 2023/24, 20 361, nr. 221). De SVB zal vanaf juli 2024 starten met het toekennen van het gebaar. Met het gebaar wil het kabinet het recht doen aan de gevoelens van onrecht die volgen uit de bijzondere samenloop van omstandigheden. Een grote groep ouderen is voor de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland gekomen waarbij zij de verwachting hadden zo hun rechten en plichten te behouden. Bij hen bestond de verwachting recht op volledige AOW te hebben, hetgeen niet het geval is.
Verhoging AOV BES
Om bestaanszekerheid in Caribisch Nederland te verbeteren voor ouderen die recht hebben op wettelijk ouderdomspensioen zijn de in de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV) vastgestelde bedragen per 1 januari 2023 beleidsmatig verhoogd met zo’n 27% (Bonaire), 7% (Sint Eustatius) en 11% (Saba), bovenop de inflatiecorrectie. In oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland haar onderzoek gepubliceerd naar de hoogte en systematiek van het sociaal minimum in Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 7). In de Miljoenennota 2024 heeft het kabinet, in lijn met dat advies, een verdere verhoging van de AOV aangekondigd.
Wet toekomst pensioenen
Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen (Wtp) in werking getreden. In de Wtp zijn de afspraken vastgelegd die werkgevers, werknemers en het kabinet in 2019 met elkaar hebben gemaakt in het Pensioenakkoord. Hieraan ging al een proces van 10 jaar vooraf, met als doel een toekomstbestendig pensioenstelsel met eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen. De wet kent drie doelen: een aanvullend pensioen dat sneller stijgt, een persoonlijkere en duidelijkere pensioenopbouw, en een pensioenstelsel dat beter aansluit bij dat mensen niet meer 40 jaar bij één baas werken. Voor de implementatie van de nieuwe pensioenregeling is er een transitieperiode. Tijdens de parlementaire behandeling is de Eerste Kamer is de toezegging gedaan dat de einddatum van de transitie wordt aangepast van 1 januari 2027 naar 1 januari 2028.
Implementatietraject Wet toekomst pensioenen
Na de inwerkingtreding per 1 juli 2023 is de implementatie van de wet van start gegaan. Sociale partners en pensioenuitvoerders hebben de mogelijkheid om op een zelfgekozen moment, maar voor 1 januari 2028, de overstap te maken naar nieuwe pensioenregelingen. Om zicht te houden op de voortgang en mogelijke knelpunten daarbij is een uitgebreid monitoringsprogramma opgezet. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zal de Kamer twee keer per jaar over de voortgang informeren. Ook is er een transitiecommissie in het leven geroepen voor het uiterste geval dat sociale partners geen overeenstemming kunnen bereiken over de gewijzigde pensioenregeling. Daarnaast is er een onafhankelijke geschilleninstantie aangewezen waar deelnemers terecht kunnen. De geschilleninstantie behandelt geschillen over de uitvoering van het pensioenreglement door een pensioenuitvoerder. Verder is prof. dr. S.G. van der Lecq aangesteld als Regeringscommissaris transitie pensioenen. De regeringscommissaris zal gedurende de pensioentransitie een onafhankelijk oordeel vormen over de voortgang van de transitie. Zij zal eventuele knelpunten signaleren en mogelijke inspanningen adviseren om deze knelpunten weg te nemen. De Regeringscommissaris zal in elk geval twee keer per jaar, maar zo vaak als nodig, advies aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen uitbrengen over de voortgang van de transitie.
Via het platform www.werkenaanonspensioen.nl, een landelijk congres, ronde tafels en diverse gesprekken is er in 2023 een volgende slag gemaakt met ondersteuning van de professionals in de pensioensector. Het doel van het platform is om de decentrale partijen, zoals werkgevers(organisaties), werknemersorganisaties en de medezeggenschap, een goed inzicht te geven in de te nemen stappen en keuzes. Via een landelijke voorlichtingscampagne en de website www.pensioenduidelijkheid.nl is het Nederlandse publiek geïnformeerd. Op deze plek wordt op een toegankelijke wijze uitgelegd wat het pensioen is, waarom de huidige regels voor pensioen wijzigen, wat daarbij hetzelfde blijft en wat de nieuwe regels zijn. Deze website blijft ook de komende jaren actueel.
Wetsvoorstel Herziening bedrag ineens
Op 12 januari 2021 is de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het zogenaamde ‘bedrag ineens’ is een maximum van 10% van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen dat op pensioendatum mag worden opgenomen. Om de complexiteit voor de uitvoering en de uitvoeringskosten te verminderen en tegelijkertijd de begrijpelijkheid voor de deelnemer te verbeteren is het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens in 2022 ingediend. Het onderdeel bedrag ineens uit de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen, zal in werking treden nadat dit wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen. Daarna hebben uitvoerders nog voldoende voorbereidingstijd nodig om de wijziging te implementeren en te communiceren. In afwachting van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is de inwerkingtreding van «bedrag ineens» uitgesteld naar 1 januari 2025.
Uitbreiding waardeoverdracht kleine pensioenen
Sinds 1 januari 2019 heeft de pensioenuitvoerder het recht om de waarde van een klein pensioen (lager dan de wettelijke afkoopgrens) over te dragen naar de uitvoerder waar de gewezen deelnemer inmiddels pensioen opbouwt, indien het kleine ouderdomspensioenen is ontstaan door baanwisseling. Vanaf 1 januari 2023 is het voor pensioenuitvoerders mogelijk om kleine ouderdomspensioenen over te dragen, ongeacht de reden waarom dit kleine pensioen is ontstaan, met uitzondering van de kleine vastgestelde pensioenaanspraken die bij een verzekeraar zijn ondergebracht en die niet zijn ontstaan door individuele baanwisseling.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 25.215 | 24.903 | 23.302 | 29.515 | 41.304 | 36.835 | 4.469 |
Uitgaven | 25.215 | 24.903 | 23.302 | 29.673 | 41.573 | 36.835 | 4.738 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Overbruggingsregeling AOW | 3.509 | 1.904 | 1.293 | 919 | 1.293 | 397 | 896 |
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) | 21.706 | 22.999 | 22.009 | 28.148 | 39.908 | 36.077 | 3.831 |
Opdrachten | |||||||
Opdrachten | 0 | 0 | 0 | 606 | 372 | 361 | 11 |
Ontvangsten | 0 | 174 | 50 | 166 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 0 | 174 | 50 | 166 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 39.483.700 | 41.234.597 | 42.956.000 | 44.030.599 | 47.934.500 | 48.200.725 | ‒ 266.225 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
AOW | 38.538.717 | 40.257.440 | 41.944.000 | 43.000.051 | 47.738.285 | 43.460.327 | 4.277.958 |
Inkomensondersteuning AOW | 944.983 | 977.157 | 1.012.000 | 1.030.548 | 196.215 | 197.234 | ‒ 1.019 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 4.543.164 | ‒ 4.543.164 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De OBR overbrugt voor deze groep de periode tussen de 65-jarige leeftijd en de verhoogde AOW-leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2025. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal één jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd. De aanvraag moet dan wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt. De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets, exclusief eigen woning en pensioenvermogen. De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De laatste bevoorschotting van de OBR-uitgaven in 2023 aan de SVB heeft in het vierde kwartaal van 2023 plaatsgevonden. Op basis van de toen meest actuele realisatiecijfers ging deze bevoorschotting uit van een totale uitkeringslast van € 1,3 miljoen. Dit betreft een stijging van € 0,9 miljoen ten opzichte van de begroting 2023. De voornaamste verklaring voor de hogere OBR-uitgaven is de hogere instroom van mensen met een partnerpensioen dat niet doorloopt tot de AOW-gerechtigde leeftijd (€ 0,8 miljoen). Dit wordt veroorzaakt door een hogere instroom in 2022. Daarnaast worden de hogere OBR-uitgaven verklaard door de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 0,1 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) | 0,8 | 0,4 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0 | 0 |
Bron: SVB, administratie.
Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven voor de AOV zijn in 2023 € 3,8 miljoen hoger uitgevallen dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard door de loon- en prijsbijstelling van € 4,2 miljoen.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) | 4,3 | 4,3 | 4,5 | 4,8 | 4,9 | 5,1 | ‒ 0,2 |
Bron: RCN-unit SZW.
De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de AOW komen in 2023 € 4,278 miljard hoger uit dan begroot. Dit verschil volgt per saldo uit de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 4,543 miljard, post nominaal in tabel 64) en door een lager aantal gerechtigen (- € 265 miljoen). In 2023 waren er minder AOW-gerechtigden dan eerder werd verwacht. De oorzaak hiervan is een lagere levensverwachting als gevolg van de coronapandemie. De levensverwachting nam toe, maar het ging langzamer dan was verwacht.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 3.423 | 3.483 | 3.546 | 3.581 | 3.567 | 3.586 | ‒ 19 | |
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 0 |
Bron: SVB, administratie.
Handhaving
De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2023 met betrekking tot preventie, opsporing, sanctionering en afdoening. Uit onderstaande tabel blijkt dat er ten opzichte van 2022 een stijging is in de kennis van de verplichtingen. Het is duidelijk dat een stabiel hoog aantal AOW-gerechtigden de plichten van de uitkering kent. Uit het onderzoek van I&O Research blijkt dat gerechtigden in grote mate weten wanneer welke veranderingen zij moeten doorgeven aan de SVB. Acht op de tien gerechtigden vinden het makkelijk zich aan de plichten te houden. De gepercipieerde detectiekans is iets toegenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verwachte kans dat ter controle gegevens van de Belastingdienst worden opgevraagd en de verwachte kans op een huisbezoek. Tot slot is op het vlak van opsporing een daling te zien van het aantal onderzoekswaardige signalen en zet de dalende trend met betrekking tot terugvorderingen door.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 571 | ‒2 | 383 | 363 | 393 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 671 | ‒2 | 923 | 893 | 933 | |||||
Opsporing4 | Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 9,4 | 5,8 | 5,8 | 5 | 4,6 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 0,6 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 3,0 | 2,0 | 2,0 | 2,6 | 3,3 | |||||
Sanctionering4 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,6 | 0,3 | 0,4 | 0,5 | 0,3 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,7 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,7 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering4 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 48 | 46 | 45 | 31 | 16 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.
In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. Per 1 januari 2023 is de IOAOW verlaagd en op 1 januari 2025 wordt de regeling afgeschaft.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan de inkomensondersteuning AOW komen € 1 miljoen lager uit dan begroot. De uitgaven volgen de AOW-ontwikkelingen.
De middelen voor opdrachten zijn ingezet voor onderzoek, met name op het terrein van cliëntenparticipatie, de wendbaarheid van de uitvoeringsorganisaties van SZW en de Alleenstaande Ouderkop (ALO-kop).
Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% (ongeveer gelijk aan het vereist eigen vermogen), alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat in het huidige pensioenstelsel een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. Ten opzichte van 2022 is het aantal fondsen met een dekkingsgraad onder de 130% licht toegenomen, mogelijk door een relatief slechter beursjaar. Ook is het aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers en gepensioneerden in 2023 toegenomen.
Het totaal aantal pensioenfondsen neemt de afgelopen jaren af. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer. In 2023 was er één pensioenfonds minder dan in 2022.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Totaal aantal pensioenfondsen1 | 203 | 196 | 188 | 181 | 180 | |
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2 | 193 | 192 | 171 | 125 | 128 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) | 5.705 | 5.844 | 5.741 | 5.428 | 5.9573 | |
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) | 3.389 | 3.418 | 3.455 | 3.154 | 3.4613 |
Bron: DNB, Statistiek toezicht pensioenfondsen.
Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.
De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.
Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.
De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Anw
In 2023 is geen nieuw beleid gemaakt. Dit is conform de verwachting zoals opgenomen in de begroting 2023.
Verhoging AWW BES
Om bestaanszekerheid in Caribisch Nederland te verbeteren voor nabestaanden is het weduwen- en wezenpensioen op grond van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (AWW) op 1 januari 2023 op alle drie de eilanden beleidsmatig verhoogd met 10%, bovenop de inflatiecorrectie. Per 1 oktober 2023 is de AWW aanvullend beleidsmatig verhoogd met respectievelijk 12%, 2% en 9% op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. In oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland haar onderzoek gepubliceerd naar de hoogte en systematiek van het sociaal minimum in Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 7). In de Miljoenennota 2024 heeft het kabinet, in lijn met dat advies, een verdere verhoging van de AWW aangekondigd.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 1.194 | 1.172 | 1.209 | 1.600 | 2.078 | 1.714 | 364 |
Uitgaven | 1.194 | 1.172 | 1.209 | 1.600 | 2.078 | 1.714 | 364 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
AWW (Caribisch Nederland) | 1.194 | 1.172 | 1.209 | 1.600 | 2.078 | 1.714 | 364 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 355.757 | 338.139 | 316.766 | 308.776 | 336.500 | 326.383 | 10.117 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Anw | 349.507 | 332.268 | 311.233 | 303.394 | 330.900 | 290.764 | 40.136 |
Tegemoetkoming Anw | 6.250 | 5.871 | 5.533 | 5.382 | 5.600 | 5.110 | 490 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 30.509 | ‒ 30.509 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte ervan is leeftijdgerelateerd. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling.
Budgettaire ontwikkelingen
De gerealiseerde uitkeringslasten voor de AWW in 2023 waren € 0,4 miljoen hoger dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard door een hogere bevolkingsgroei en de loon- en prijsbijstelling en in mindere mate door de beleidsmatige verhoging per 1 oktober.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo) | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,0 |
Bron: RCN-unit SZW.
De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner of een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten voor de Anw en de Anw-tegemoetkoming zijn € 41 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. Een belangrijke post hierbij is de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 31 miljoen). Er resteert een verschil van € 10 miljoen. De stijging van de Anw-bedragen per 1 januari 2023 heeft geresulteerd in een groei in het aantal Anw-gerechtigden dat een Anw-uitkering uitbetaald krijgt. Het aantal gerechtigden dat een uitkering ontvangt vanwege de zorg voor een minderjarig kind neemt iets toe ten opzichte van de voorgaande raming. De groei van het volume gaat gepaard met een afname van de gemiddelde uitkering. Een groot deel van de stijgende instroom bestaat uit gerechtigden die een kleine aanvulling op hun inkomen krijgen vanuit de Anw. Per saldo leidt dit tot hogere uitkeringslasten dan aanvankelijk geraamd.
Beleidsrelevante kerncijfers
Het aantal Anw-gerechtigden neemt van jaar op jaar af, met name omdat het aantal gerechtigden met een uitkering op grond van overgangsrecht sinds de invoering van de Anw in 1996 gestaag afneemt. Het aantal Anw-gerechtigden is in 2023 hoger uitgevallen dan in de begroting geraamd. Dit komt door een hoger dan verwacht aantal van de groep Anw-gerechtigden dat op basis van de zorg voor een minderjarig kind een Anw-uitkering ontvangt.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Volume Anw nabestaande partners (x 1.000 personen, ultimo) | 28 | 26 | 23 | 24 | 23 | 21 | 2 | |
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996 | 6,3 | 5,1 | 4 | 3,7 | 3,1 | 3 | 0 | |
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996 | 20 | 19 | 18 | 19 | 19 | 18 | 1 | |
waarvan met kind | 8,3 | 7,8 | 7,4 | 7,7 | 7,6 | 7 | 0,6 | |
waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid | 12 | 12 | 11 | 11 | 11 | 11 | 0 | |
Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo) | 1,1 | 1,1 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | 1 | 0 |
Bron: SVB, administratie.
Handhaving
De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2023 met betrekking tot preventie, opsporing, sanctionering en afdoening. Uit de tabel blijkt dat de gepercipieerde detectiekans is afgenomen ten opzichte van 2022. De kennis van verplichtingen in de Anw is hoog. De kerncijfers over opsporing en sanctionering vertonen een stabiel beeld. Tevens wordt duidelijk dat er een beperkt boetebeslag in de Anw voorkomt. De incassoratio is na een daling over 2020 weer gestegen. Dit heeft potentieel te maken met de beperking van de interventiemogelijkheden en handhavingsactiviteiten door de coronamaatregelen. Over 2023 zijn er in 2023 geen terugvorderingen ontvangen. Dit kan te maken hebben met de beperkte afloscapaciteit om vorderingen terug te betalen bij een inkomen op minimumniveau. Daar is sprake van als er naast de Anw geen ander inkomen is. Door het kleine aantal vorderingen toont de terugvordering door de jaren heen een wisselend beeld. Uitschieters kunnen het gemiddelde sterk beïnvloeden. Bij de Anw gaat het om een relatief klein aantal vorderingen, maar de gemiddelde vordering is hoog. De terugbetalingen in 2023 op vorderingen die zijn ontstaan in 2023 zijn zeer beperkt.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie | Gepercipieerde detectiekans (%) | 771 | ‒2 | 583 | 733 | 563 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 831 | ‒2 | 873 | 933 | 933 | |||||
Opsporing4 | Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 0,8 | 0,2 | 0,3 | 0,2 | 0,2 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 | 0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 0,9 | 0,3 | 0,3 | 0,5 | 0,3 | |||||
Sanctionering4 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | <0,1 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,1 | 0,1 | <0,1 | <0,1 | 0,1 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | ||||||
Terugvordering4 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 19 | 9 | 34 | 30 | 0 |
Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk met 2019 en eerder.
De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.
De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).
De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door het directoraat-generaal Toeslagen.
Intensivering Kindgebonden budget
In 2023 is het maximumbedrag kindgebonden budget voor het derde kind structureel verhoogd, waarmee dit op gelijke hoogte komt met het maximumbedrag voor het tweede kind. Verder zijn alle kindbedragen en de extra tegemoetkoming voor alleenstaande ouders verhoogd. Deze laatste verhogingen worden tot en met 2028 deels geleidelijk afgebouwd, waarna een deels structurele verhoging resteert.
In 2023 zijn tevens de voorbereidingen getroffen om het kindgebonden budget in 2024 structureel te verhogen. Daarbij worden onder andere de maximum kindbedragen en het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 t/m 17 jaar verhoogd. De verhogingen in 2024 zijn onderdeel van het pakket aan koopkrachtmaatregelen 2024 en zijn wettelijk geregeld via het Belastingplan 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36 418). Met het pakket aan koopkrachtmaatregelen wordt voorkomen dat de armoede onder personen en kinderen in 2024 verder oploopt.
Oplossing knelpunt noodopvang toeslagen
Per 1 januari 2023 is de feitelijke situatie leidend gemaakt voor ouders die in de noodopvang verblijven. Daarmee is een belangrijk knelpunt binnen de toeslagen opgelost. Dit betekent concreet dat een ouder, die door huiselijk geweld in de noodopvang terecht komt, voortaan recht heeft op kinderbijslag en het kindgebonden budget (alsmede kinderopvang- en zorgtoeslag). Daarnaast heeft deze ouder voortaan ook recht op de alleenstaande ouderkop (ALO-kop). De toeslagen sluiten hiermee beter aan op de feitelijke situatie. Deze aanpassing is geregeld via het Belastingplan 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 36 202).
Wetsvoorstel vereenvoudiging dubbele kinderbijslag intensieve zorg
Op 27 juni 2023 heeft het kabinet een wetsvoorstel ingediend om het verkrijgen van de dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg te vereenvoudigen (Kamerstukken II 2022/23, 36 385, nr. 2). Het wetsvoorstel omvat twee wijzigingen. Ten eerste wordt ambtshalve toekenning van de dubbele kinderbijslag mogelijk gemaakt voor kinderen met een Wlz-indicatie. Ten tweede wordt het mogelijk om de dubbele kinderbijslag met een half jaar terugwerkende kracht toe te kennen. De beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 juli 2024.
Verhoging Kinderbijslagvoorziening BES
Om bestaanszekerheid in Caribisch Nederland te versterken voor huishoudens met kinderen is de kinderbijslagvoorziening (KBV) per 1 januari 2023 beleidsmatig verhoogd met $ 20 per kind per maand, bovenop de inflatiecorrectie. In oktober 2023 heeft de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland haar onderzoek gepubliceerd naar de hoogte en systematiek van het sociaal minimum in Caribisch Nederland (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 7). In de Begroting 2024 heeft het kabinet, in lijn met dat advies, een verdere verhoging van de KBV aangekondigd.
Invoering Dubbele Kinderbijslag Intensieve Zorg op Caribisch Nederland
Het kabinet heeft aangekondigd om net zoals in Europees Nederland een regeling voor dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg in Caribisch Nederland te introduceren. Vooruitlopend op een beoogde structurele regeling in 2023, is in 2022 een tijdelijke regeling gestart. In 2023 is het echter nog niet gelukt om de structurele regeling te implementeren en is daarom eerst een nieuw tijdvak voor een tijdelijke regeling geopend.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 5.936.534 | 6.553.288 | 6.525.745 | 6.850.451 | 8.202.440 | 7.662.279 | 540.161 |
Uitgaven | 5.936.534 | 6.553.288 | 6.525.745 | 6.850.451 | 8.202.440 | 7.662.279 | 540.161 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
AKW | 3.635.727 | 3.648.851 | 3.678.956 | 3.935.401 | 4.369.420 | 4.074.505 | 294.915 |
Kinderbijslagvoorziening BES | 3.239 | 4.486 | 4.433 | 5.597 | 8.350 | 6.709 | 1.641 |
WKB | 2.297.568 | 2.899.951 | 2.842.356 | 2.909.453 | 3.824.670 | 3.581.065 | 243.605 |
Ontvangsten | 191.310 | 198.758 | 163.076 | 186.904 | 231.470 | 225.743 | 5.727 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 191.310 | 198.758 | 163.076 | 186.904 | 231.470 | 225.743 | 5.727 |
De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.
Budgettaire ontwikkelingen
De AKW-uitgaven voor 2023 vallen per saldo € 294,9 miljoen hoger uit dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling (indexatie) met € 268,6 miljoen. En wordt verder verklaard door het hogere aantal kinderen met Dubbele Kinderbijslag Intensieve Zorg in de realisatie ten opzichte van de begroting 2023, een te hoge bevoorschotting aan de SVB (voor de uitkeringslasten in 2023) van € 5,8 miljoen en tot slot, een nabetaling aan de SVB van € 2,9 miljoen (afrekening uitkeringslasten 2022).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) | 1.891 | 1.884 | 1.874 | 1.870 | 1.874 | 1.869 | 5 |
Aantal kinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) | 3.312 | 3.311 | 3.285 | 3.278 | 3.286 | 3.279 | 7 |
Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, ultimo jaar): | |||||||
Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen | 1,1 | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 0,8 | ‒1 | ‒ |
Kind thuiswonend met intensieve zorg | 31,0 | 32,2 | 32,0 | 34,2 | 40,6 | ‒1 | ‒ |
Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap | 1,1 | 1,0 | 1,1 | 1,2 | 1,2 | ‒1 | ‒ |
Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000) | 8,8 | 9,6 | 10,5 | 10,4 | 11,1 | ‒1 | ‒ |
Bron: SVB, administratie.
Handhaving
De eisen die in de kinderbijslag worden gesteld aan 16- en 17-jarigen zijn per 1 januari 2020 afgeschaft. Het gaat om de bijverdiengrens en het verlies van kinderbijslag wanneer het kind studiefinanciering ontvangt. Met deze wijziging kent de kinderbijslag te weinig verplichtingen om zinvol onderzoek te doen. Om deze reden maakt de kinderbijslag geen onderdeel uit van het onderzoek kennis der verplichtingen.
De afschaffing van deze eisen heeft geleid tot een afname van het aantal overtredingen en het benadelingsbedrag. Sinds 2021 blijven de signalen, overtredingen, waarschuwingen en boetes stabiel.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | Gepercipieerde detectiekans (%) | 67 | ‒2 | ‒2 | ‒2 | ‒2 | |||
Kennis van de verplichtingen (%) | 72 | ‒2 | ‒2 | ‒2 | ‒2 | ||||
Opsporing3 | Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 0,4 | 0,3 | 0,2 | 0,3 | 0,2 | |||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 | 9 | 3,0 | 1,9 | 1,9 | 1,8 | ||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) | 4,9 | 2,3 | 1,7 | 1,7 | 1,7 | ||||
Sanctionering3 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 8,6 | 3,9 | 2,5 | 3 | 3,1 | |||
Aantal boetes (x 1.000) | 1,6 | 0,6 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | ||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) | 0,4 | 0,2 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | ||||
Ontstaansjaar vordering | |||||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |||||
Terugvordering3 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2023 (%) | 62 | 49 | 63 | 47 | 25 |
Dit cijfer is niet langer beschikbaar. De AKW zal niet langer deel uitmaken van het onderzoek kennis der verplichtingen omdat de wet na afschaffing van de bijverdiengrens voor 16/17 jarige te weinig verplichtingen kent om zinvol onderzoek naar te verrichten.
De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit SZW namens de Minister van SZW.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten voor de kinderbijslagvoorziening BES vielen € 1,6 miljoen hoger uit dan voorzien bij de vastgestelde begroting. Dit wordt voornamelijk verklaard door de reguliere loon- en prijsbijstelling (€ 0,8 miljoen) en een hoger aantal kinderen op de eilanden dan geraamd (circa € 0,7 miljoen).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo) | ‒1 | ‒1 | ‒1 | 5,8 | 5,7 | 4,7 | 1 |
Bron: RCN-unit SZW.
Om de KBV-kerncijfers te kunnen produceren moeten er verschillende handmatige acties uitgevoerd worden. Deze handmatige acties vormen een risico voor de betrouwbaarheid van de gegevens. Voor de jaren 2019 t/m 2021 in het jaarverslag zijn er fouten zijn gemaakt bij de totstandkoming van de cijfers, deze cijfers vallen waarschijnlijk lager uit dan de werkelijke cijfers. Daarom zijn de cijfers van 2019 t/m 2021 weggehaald. Voor 2022 en 2023 is dit opgelost en zijn de berekeningen opnieuw opgemaakt.
Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door Dienst Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten WKB komen per saldo circa € 244 miljoen hoger uit dan begroot. Dit is allereerst het gevolg van een tijdens de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling van circa € 282 miljoen. Verder valt de bevoorschotting van de WKB per saldo juist € 38 miljoen lager uit dan begroot.
Aan dit verschil liggen meerdere oorzaken ten grondslag. Ten eerste zijn de uitgaven voor 2023 gedurende het jaar neerwaarts bijgesteld. Dit heeft te maken met het feit dat de bevoorschotting van de WKB in 2023 achterbleef bij de eerder geraamde uitgaven voor dit jaar. De oorzaak van de lage bevoorschotting is vermoedelijk dat Dienst Toeslagen bij het vaststellen van de voorschotten voor 2023 gemiddeld genomen een enigszins te hoge loonstijging voor de WKB-gerechtigden heeft aangehouden. Een hogere loonstijging resulteert daarbij (voorlopig) in lagere voorschotbedragen. Het is onze verwachting dat na het vaststellen van de aangiftes inkomstenbelasting 2023 komende zomer wordt vastgesteld dat de bevoorschotting over toeslagjaar 2023 (gemiddeld) te laag is geweest. En dat de lagere uitgaven in 2023 zich vanaf 2024 alsnog voordoen in de vorm van hogere nabetalingen.
Ten tweede is het voorschot dat in december 2023 wordt uitbetaald voor januari 2024 juist circa € 82 miljoen hoger dan voorzien. De verklaring is de forse structurele intensivering van de WKB per 1 januari 2024, die ten tijde van de ontwerpbegroting 2023 nog niet bekend was.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) | 758 | 1.002 | 989 | 930 | 977 | 1.012 | ‒ 35 |
Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) | 1.405 | 1.832 | 1.835 | 1.744 | 1.836 | 1.874 | ‒ 38 |
Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde) | 339 | 342 | 341 | 337 | 338 | 343 | ‒ 5 |
Bron: Ministerie van Financiën, Toeslagen.
De cijfers in de tabel over de afgelopen jaren kunnen afwijken van de cijfers uit het jaarverslag 2022. Dit komt doordat het definitieve recht op kindgebonden budget pas na afloop van het jaar wordt vastgesteld (dit kan meerdere jaren duren). Daarnaast ziet circa 5% van de doelgroep in de eerste instantie af van een voorschot, waardoor de toekenning pas achteraf zichtbaar wordt.
De ontvangsten komen per saldo € 5,7 miljoen hoger uit dan begroot.
De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.
De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Zij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.
De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;
– de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;
– de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;
– de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld;
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Prestatie-indicatoren UWV en SVB
In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 20231 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget | 100 | 96 | 95 | 99 | 98 | 100 | ‒ 2 |
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid | 99,1 | 992 | 99,22 | 99,42 | 99,22 | 99 | 0,2 |
Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden | 7,1 | 7,4 | 7,5 | 7,5 | 7,6 | 7 | 0,6 |
Bron: UWV, jaarverslag.
In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW- subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van het UWV wordt dit nader toegelicht.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 20231 | Verschil 2023 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Doelmatigheid: Reële efficiëntiegroei | 0,1 | 5,6 | ‒ 3,0 | ‒2 | ‒3 | ‒4 | ‒ |
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 99 | 1,0 |
Klantgerichtheid: Cijfer klanten | ‒5 | 8,2 | ‒5 | 8,2 | ‒5 | 8 | ‒ |
Bron: SVB, jaarverslag.
In afwachting van een nieuwe KPI voor doelmatigheid rapporteert de SVB enkel nog kwalitatief over efficiency. Deze informatie is opgenomen in het jaarverslag 2022 van de SVB.
De extra inspanningen van de SVB voor maatwerk en persoonlijke dienstverlening komen niet goed naar voren in het efficiency cijfer. Daarom rapporteert de SVB kwalitatief over efficiency in het jaarverslag 2023. Een nieuwe KPI voor doelmatigheid is opgenomen in het jaarplan 2024 van de SVB.
Norm was 1,5% efficiency-groei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten. In afwachting van een nieuwe indicator voor doelmatigheid is afgesproken dat de SVB kwalitatief rapporteert over efficiency. Een nieuwe KPI is in het jaarplan 2024 van de SVB opgenomen.
In de jaarverslagen van UWV en de SVB kan een nader onderscheid per wet/regeling met betrekking tot het percentage rechtmatigheid worden teruggevonden.
Herijkingen KPI-sets UWV en SVB
Samen met SZW maken UWV en de SVB de beweging naar het sturen op publieke waarden. Concreet worden de bestaande sturingsafspraken (KPI’s) hieraan aangepast.
De SVB heeft in 2023 gewerkt aan een nieuw sturingskader op basis van deze publieke waarden. Hierin is er niet meer alleen aandacht voor kwantitatieve KPI’s zoals rechtmatigheid en tijdigheid. Het belang van de burger staat voorop. Het nieuwe sturingskader is opgenomen in het SVB Jaarplan 2024.
UWV geeft met een nieuwe set aan indicatoren beter inzicht in de realisatie van kerntaken en in de toepassing van de menselijke maat in de dienstverlening. Inmiddels is de set indicatoren verder aangevuld met indicatoren voor de verantwoording op het terrein van Sociaal Medisch Beoordelen (SMB). De resultaten hiervan zullen te zien zijn in de verantwoording over 2024.
Dienstverlening SVB
Naast de reguliere dienstverlening heeft de SVB in 2023 gewerkt aan technieken om niet-gebruik terug te dringen. Zo is uit de pilot ‘Tegengaan niet-gebruik AIO’ naar voren gekomen dat de techniek, die gegevensdeling met UWV mogelijk maakt en de SVB in staat stelt om potentieel gerechtigden te benaderen, bruikbaar is. De pilot wordt in 2024 verder uitgerold. Middels de verbeteraanpak «Operatie Gezonde Dienstverlening» is er door de SVB in 2023 ingezet op het verbeteren van de tijdigheid. De tijdigheid hangt samen met het gezond houden van de dienstverleningscapaciteit. Ervaren medewerkers investeren daarom een deel van hun tijd aan het opleiden en inwerken van nieuwe medewerkers. Deze begeleiding is essentieel, maar gaat ten koste van hun capaciteit in de uitvoering. De tijdigheidsnormen werden in 2023 derhalve nog niet voor iedere regeling of wet gehaald. Tot slot is in het kader van het doenvermogen van burgers vanuit het programma ‘Bestuursrecht op maat’ verder gewerkt aan het burgervriendelijk maken van de beleidsregels van de SVB. Eind 2023 is bijna 30% (eind 2022 was dit 24%) van de regels geëvalueerd en daar waar nodig gemoderniseerd of burgervriendelijker gemaakt.
Dienstverlening UWV
Met de UWV Strategie 2021-2025 heeft UWV als doel om de kwaliteit van de publieke dienstverlening te verhogen. Daarbij staan twee elementen centraal: meer aandacht voor de menselijke maat, en meer aandacht voor preventie. Dit laatste richt zich op het voorkomen van werkloosheid en op het voorkomen van arbeidsongeschiktheid. UWV heeft in 2023 diverse stappen gezet in verder verbeteren van de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Voorbeelden hiervan zijn het openen van loketten bij gemeenten en het instellen van een vast contactpersoon bij de WW-dienstverlening. Een beschrijving van deze ontwikkelingen is opgenomen in de meest recente ‘Stand van de uitvoering sociale zekerheid’ (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 742).
Sociaal-medische beoordelingen
Vanwege achterstanden bij sociaal medische beoordelingen staat de uitvoerbaarheid van het WIA-stelsel onder grote druk. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 6 oktober 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 729) begint de impact van de genomen maatregelen zichtbaar te worden. Voor het eerst sinds 2015 is er sinds medio 2023 een voorzichtige kentering zichtbaar in de achterstanden. De verwachting is dat er de komende jaren verdere verbetering zal optreden in het aantal cliënten dat UWV kan beoordelen vanwege een voorgenomen stijging van de totale beoordelingscapaciteit. De vraag naar beoordelingen blijft echter onzeker, waardoor de prognoses voor de komende jaren ook onzeker zijn.
Handhaving SVB
In samenwerking met SZW heeft de SVB een Meerjarenplan Handhaving (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 693) opgesteld voor de periode 2023-2026 met daarin de speerpunten verdere versterking preventie, bredere focus op internationale handhaving en doorontwikkeling risicogericht handhaven met behulp van data-analyse. In het kader van deze speerpunten is er gewerkt aan respectievelijk het herontwerpen van de toekenningsbrief om zo korting op de AOW achteraf te voorkomen, zijn de rechtmatigheidsonderzoeken in het buitenland weer opgestart en is gestart met het onderzoeken van de mogelijkheden voor de inzet van algoritmes. De algoritmes worden hierbij getoetst aan verschillende normenkaders zoals het Toetsingskader Algoritmes van de Algemene Rekenkamer.
Ontwikkelingen risicoscans UWV
Risicoscan verblijf buiten Nederland
De risicoscan verblijf buiten Nederland voldeed niet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Telecommunicatiewet en is daarom sinds februari 2023 stopgezet. Zoals aangegeven in de brief van 9 oktober 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 731) en de beantwoording van de Kamervragen (Kamerstukken II 2023/24, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 179) zijn er verschillende vervolgacties met UWV afgesproken. UWV heeft vervolgens op basis van een onderzoek besloten om de afgesloten zaken te herzien. Aanvankelijk ging UWV uit van 460 afgesloten zaken waarbij er sprake was van een opgelegde boete. Kijkend naar de gehele periode waarin de scan heeft gedraaid en naar alle zaken waarbij rechtsgevolgen, waaronder ook waarschuwingen, hebben plaatsgevonden gaat het in totaal om 1.159 zaken. UWV werkt hiervoor een plan van aanpak uit.
Risicoscan verwijtbare werkloosheid
UWV voerde in 2023 een vervolgonderzoek uit naar de risicogestuurde aanpak van de controle op verwijtbare werkloosheid. Dit onderzoek had als doel het aantonen of de risicogerichte controle door middel van de risicoscan efficiënter is dan de andere in het onderzoek betrokken manieren van controleren. De resultaten van dit onderzoek worden begin 2024 verwacht.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 519.087 | 589.863 | 654.624 | 700.110 | 741.755 | 657.751 | 84.004 |
Uitgaven | 519.222 | 589.977 | 654.624 | 699.830 | 741.196 | 657.751 | 83.445 |
Opdrachten | |||||||
Handhaving en gegevensuitwisseling | 0 | 0 | 0 | 573 | 681 | 3.106 | ‒ 2.425 |
Bekostiging | |||||||
Uitvoeringskosten CN | 0 | 0 | 0 | 7.441 | 9.044 | 10.018 | ‒ 974 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | |||||||
Uitvoeringskosten UWV | 396.851 | 434.577 | 487.173 | 507.942 | 525.400 | 450.257 | 75.143 |
Uitvoeringskosten SVB | 112.726 | 139.415 | 149.116 | 167.765 | 188.450 | 179.875 | 8.575 |
Uitvoeringskosten IB | 8.963 | 15.279 | 17.500 | 15.299 | 15.992 | 13.655 | 2.337 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | |||||||
Landelijke Cliëntenraad | 682 | 706 | 835 | 810 | 1.629 | 840 | 789 |
Ontvangsten | 52.252 | 173 | 88.058 | 82.925 | 54.288 | 0 | 54.288 |
Ontvangsten | |||||||
Restituties | 52.252 | 173 | 88.058 | 82.925 | 54.288 | 0 | 54.288 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Uitgaven | 1.506.518 | 1.782.864 | 1.845.340 | 1.972.833 | 2.207.746 | 2.225.584 | ‒ 17.838 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's1 | |||||||
Uitvoeringskosten UWV | 1.359.118 | 1.629.664 | 1.670.751 | 1.818.002 | 2.008.578 | 1.970.787 | 37.791 |
Uitvoeringskosten SVB | 147.400 | 153.200 | 174.589 | 154.831 | 199.168 | 153.999 | 45.169 |
Nominaal | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 100.798 | ‒ 100.798 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Met het opdrachtenbudget voor handhaving en gegevensuitwisseling wordt beleidsontwikkeling op het gebied van handhaving en preventie ondersteund. Vanaf het opdrachtenbudget is circa € 0,7 miljoen uitgegeven die onder deze post in het jaarverslag wordt verantwoord. Daarvan is € 0,45 miljoen uitgegeven aan onderzoek, zoals het onderzoek Kennis der verplichtingen en een internationale vergelijking van handhavingsbeleid. Circa € 0,2 miljoen is uitgegeven aan beleid ten aanzien van (de bestrijding van) ondermijning. Naast de uitgaven die direct onder deze post in het jaarverslag worden verantwoord, is budget beschikbaar gesteld waarvan de uitgaven elders worden verantwoord. Zo is in 2023 € 1,4 miljoen ter beschikking gesteld aan het project Innovatie Gegevensuitwisseling SUWI (IGS). Deze uitgaven worden in het jaarverslag verantwoord als bijdrage aan het Inlichtingenbureau. Aan drie gemeenten is een decentralisatieuitkering verstrekt voor het begeleiden van kwetsbare jongeren in het kader van preventie van ondermijnende criminaliteit. Hiervoor is een bijdrage gedaan aan het Gemeentefonds van € 0,6 miljoen.
De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland.
De gerealiseerde uitgaven voor 2023 vallen ondanks de reguliere loon- en prijsbijstelling (€ 0,6 miljoen) € 1 miljoen lager uit dan begroot. Dit wordt verklaard door een afdracht aan BZK voor de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland (€ 0,6 miljoen), een wisselkoersbijstelling van ‒ € 0,2 miljoen en vrijval bij de voortgangsrapportage en slotwet van € 0,6 miljoen.
De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor het uitvoeringsbudget van UWV (inclusief BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.
De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting op de volumeontwikkelingen wordt naar de desbetreffende artikelen verwezen.
Budgettaire ontwikkelingen
De totale uitvoeringskosten UWV vallen € 112,9 miljoen hoger uit dan begroot, grotendeels verklaard door de loon- en prijsbijstelling over 2023 (€ 148,0 miljoen). Daarentegen zijn de volumes van de WW lager dan eerder geraamd waardoor deze uitvoeringskosten lager uitvallen. De totale uitvoeringskosten SVB vallen € 53,7 miljoen hoger uit dan begroot. Voor een deel wordt dit verklaard door de loon- en prijsbijstelling over 2023 (€ 20,5 miljoen). Met de afrekening van de begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten zal het grootste deel in 2024 worden terugontvangen.
In de tabellen 84 en 85 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
UWV (incl. BKWI) | 1.755.969 | 2.064.328 | 2.157.924 | 2.325.944 | 2.533.978 |
Begrotingsgefinancierd | 396.851 | 434.577 | 487.173 | 507.942 | 525.400 |
IOW | 2.586 | 2.547 | 2.580 | 2.576 | 2.312 |
Wajong | 141.938 | 165.237 | 189.080 | 202.567 | 200.894 |
Re-integratie Wajong1 | 123.860 | 110.340 | 95.777 | 108.423 | 118.851 |
Basisdienstverlening | 93.778 | 83.050 | 91.932 | 84.137 | 93.738 |
Beoordeling gemeentelijke doelgroep | 20.000 | 20.000 | 20.000 | 20.000 | 20.000 |
WSW-indicatiestelling | 4.048 | 2.065 | 1.329 | 1.664 | 1.980 |
Scholingsexperiment WGA | 0 | 500 | 0 | 0 | 0 |
Scholingsbudget WW | 1.020 | 780 | 5.500 | 900 | 0 |
NOW 1 | 0 | 19.200 | 20.600 | 7.700 | 0 |
NOW 2 | 0 | 8.200 | 10.000 | 3.900 | 0 |
NOW 3 | 0 | 5.800 | 16.000 | 20.347 | 1.400 |
NOW 4 | 0 | 0 | 4.000 | 1.400 | 1.400 |
NOW 5 | 0 | 0 | 0 | 10.565 | 8.600 |
NOW 6 | 0 | 0 | 0 | 2.000 | 38.061 |
TOFA | 0 | 3.100 | 2.591 | 100 | 0 |
MCKW | 0 | 763 | 337 | 291 | 209 |
Uitvoering kassierstaak | 0 | 0 | 3.300 | 3.300 | 1.670 |
Centrale uitvoering landelijke ondersteuning | 0 | 0 | 3.000 | 3.100 | 3.040 |
Skills en mogelijkheden | 0 | 0 | 1.498 | 2.458 | 3.220 |
Inzet doelgroep banenafspraak | 0 | 0 | 3.100 | 4.000 | 0 |
STAP | 0 | 0 | 0 | 13.100 | 13.500 |
IPS voor gemeenten | 0 | 0 | 0 | 0 | 130 |
BKWI | 9.620 | 12.908 | 16.550 | 15.412 | 16.395 |
Premiegefinancierd | 1.359.118 | 1.629.751 | 1.670.751 | 1.818.002 | 2.008.578 |
WW | 542.251 | 626.189 | 622.234 | 587.109 | 656.262 |
ZW | 310.854 | 373.890 | 391.344 | 427.172 | 425.935 |
WAZO | 11.103 | 10.521 | 12.874 | 15.199 | 12.308 |
WAO | 84.435 | 68.185 | 72.036 | 80.165 | 64.302 |
Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1 | 126.805 | 106.626 | 131.981 | 164.699 | 182.380 |
WGA | 258.050 | 335.363 | 382.235 | 442.583 | 544.699 |
IVA | 128.844 | 64.926 | 75.563 | 88.281 | 111.736 |
WAZ | 2.931 | 3.070 | 2.944 | 4.034 | 3.196 |
Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve | ‒ 106.155 | 40.981 | ‒ 20.460 | 8.760 | 7.760 |
Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan weergegeven op beleidsartikel 3. De uitvoeringskosten re-integratie hebben betrekking op de werkzaamheden die UWV verricht ten behoeve van de inkoop van externe re-integratiediensten en re-integratiedienstverlening voor werkzoekenden in de WIA, WAO, en Wajong die UWV zelf aanbiedt.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
SVB | 260.126 | 292.615 | 323.705 | 322.596 | 387.618 |
Begrotingsgefinancierd | 112.726 | 139.415 | 149.116 | 167.765 | 188.450 |
AKW | 71.216 | 97.326 | 101.565 | 115.105 | 131.841 |
TAS | 1.278 | 2.980 | 2.349 | 4.688 | 1.582 |
TSB | 7.680 | ||||
KOT/WKB | 8.333 | 5.634 | 9.0811 | 7.347 | 10.034 |
AIO | 28.901 | 30.916 | 33.600 | 38.625 | 35.079 |
Bijstand buitenland | 265 | 224 | 224 | 224 | 224 |
Overbruggingsregeling AOW | 600 | 503 | 489 | 0 | 250 |
Remigratiewet | 2.133 | 1.832 | 1.808 | 1.776 | 1.760 |
Premiegefinancierd | 147.400 | 153.200 | 174.589 | 154.831 | 199.168 |
AOW | 135.800 | 142.500 | 165.055 | 145.124 | 186.351 |
Anw | 11.600 | 10.700 | 9.534 | 9.707 | 12.817 |
De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen. Er is in 2023 aanvullend budget beschikbaar gesteld aan de Landelijke Cliëntenraad voor extra werkzaamheden voor cliëntenparticipatie. Daarnaast is sprake van een overheveling van middelen van artikel 2 naar artikel 11 vanwege een gewijzigde financieringswijze. Hierdoor is er meer gerealiseerd dan begroot.
De ontvangsten bedragen in 2023 circa € 54 miljoen. Dit betreffen verrekeningen in 2023 over de realisaties van de uitvoeringskosten in 2022 van de rijksgefinancierde regelingen van UWV en de SVB. Het bedrag wordt grotendeels verklaard door de terugontvangsten op de uitvoering van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud Werkgelegenheid (NOW) 1-5 en re-integratie Wajong.
De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.
De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premie-inning. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.
De Minister financiert de sociale fondsen uit de rijksbegroting, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:
– de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;
– het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.
De beoogde resultaten, het waar gewenst aanvullen van de sociale fondsen via een rijksbijdrage, zijn gerealiseerd.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 17.426.873 | 20.184.827 | 23.151.182 | 20.291.413 | 20.635.874 | 24.100.898 | ‒ 3.465.024 |
Uitgaven | 17.426.873 | 20.162.857 | 23.173.152 | 20.291.413 | 20.635.874 | 24.100.898 | ‒ 3.465.024 |
Bijdrage aan sociale fondsen | |||||||
Kosten heffingskortingen AOW | 2.209.900 | 2.029.300 | 2.337.200 | 2.420.700 | 2.802.100 | 2.836.500 | ‒ 34.400 |
Vermogenstekort Ouderdomsfonds | 14.881.500 | 17.851.600 | 20.561.200 | 17.612.000 | 17.543.400 | 20.995.800 | ‒ 3.452.400 |
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten | 160.212 | 160.161 | 160.349 | 167.394 | 180.798 | 171.141 | 9.657 |
Zwangere zelfstandigen | 175.261 | 81.235 | 92.433 | 91.319 | 109.576 | 97.457 | 12.119 |
Transitievergoeding | 0 | 40.561 | 21.970 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 8.410 | 2.052 | 2.085 | 823 | 21 | 0 | 21 |
Ontvangsten | |||||||
Algemene ontvangsten | 8.410 | 2.052 | 2.085 | 823 | 21 | 0 | 21 |
De bijdragen aan de sociale fondsen worden overgemaakt van de begroting van SZW aan verschillende fondsen bij SVB en UWV. Hoofdstuk 10, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.
Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW
Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en eventuele wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.
Budgettaire ontwikkelingen
De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen is gedurende het jaar met € 34 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit komt omdat de door het Centraal Planbureau geraamde omvang van de heffingskortingen iets is gedaald. Er is dan ook een lagere rijksbijdrage nodig om deze (deels) te compenseren.
Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds
De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat dat fonds gemiddeld genomen een neutrale vermogenspositie heeft.
Budgettaire ontwikkelingen
De rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds voor 2023 is in juli van dat jaar vastgesteld, met gebruik van de CEP raming van het CPB en de realisatiecijfers uit het SVB-jaarverslag van 2022. Ten opzichte van de begroting 2023 is de rijksbijdrage bijna € 3,5 miljard lager vastgesteld. Dat komt allereerst omdat het Ouderdomsfonds het jaar 2022 heeft afgesloten met een vermogensoverschot, vooral omdat de premie-inkomsten dat jaar hoger uitvielen dan waar in de rijksbijdrage van 2022 rekening mee was gehouden. Een overschot in het fonds wordt verrekend in de rijksbijdrage van het volgende jaar, die daardoor lager kan zijn. Dit effect droeg voor meer dan € 1,9 miljard bij aan de lagere rijksbijdrage. Daarnaast was er in 2023 sprake van € 1,3 miljard hogere geraamde premie-inkomsten dan waar in de begroting rekening mee werd gehouden, en € 0,2 miljard lagere uitgaven. Ook deze zijn verwerkt in de vaststelling van de rijksbijdrage.
Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten
De tegemoetkomingen arbeidsongeschikten voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.
Budgettaire ontwikkelingen
De rijksbijdrage is gedurende het jaar met bijna € 10 miljoen naar boven bijgesteld in lijn met de geraamde uitgaven aan de tegemoetkoming arbeidsongeschikten.
Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen
De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.
Budgettaire ontwikkelingen
De rijksbijdrage is gedurende het jaar iets meer dan € 12 miljoen naar boven bijgesteld op basis van hogere geraamde uitgaven aan de regeling ZEZ.
Bij de rijksbijdragen is soms sprake van een klein bedrag aan ontvangsten. De rijksbijdragen voor de tegemoetkoming arbeidsongeschikten en voor de ZEZ worden door het ministerie overgemaakt naar UWV. De hoogte van de rijksbijdragen wordt tijdens het jaar aangepast aan de verwachte uitgaven van UWV. Aan het einde van het jaar, als de laatste maandelijkse betaling voor de rijksbijdrage is gedaan, kunnen de uitgaven van UWV echter nog wijzigen. Er ontstaat dan een klein verschil tussen het overgemaakte bedrag, en de daadwerkelijk door UWV uitgegeven bedragen. Als de rijksbijdrage eigenlijk hoger had moeten zijn, dan doet het ministerie een nabetaling in het volgende jaar. Als de rijksbijdrage iets te hoog is geweest, dan ontvangt het ministerie in het volgende jaar het teveel betaalde bedrag terug. Dit wordt dan verwerkt als ontvangst op dit beleidsartikel. In 2023 is er bijvoorbeeld € 0,02 miljoen terugontvangen van de rijksbijdrage voor de ZEZ in 2022.
De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond. Daarnaast bevordert de overheid de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving.
In het integratiebeleid ligt de nadruk op het creëren van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:
– mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;
– zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;
– iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.
Dit wordt gerealiseerd door:
– het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;
– het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;
– het faciliteren dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.
De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Zij financiert gemeenten voor het invullen van de regierol bij inburgering voor asielstatushouders, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor het programma Voorbereiding op de Inburgering, een leenstelsel voor inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten en een uitkeringsregeling aan remigranten op grond van de Remigratiewet alsmede de hiermee samenhangende uitvoeringskosten. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;
– de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;
– het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;
– de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.
Voor personen die vóór 1 januari 2022 inburgeringsplichtig werden (Wet inburgering 2013), ligt de uitvoering van het inburgeringsstelsel (onder meer examens en leenstelsel) bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het COA. Voor personen die vanaf 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (Wi2021) krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA biedt voorinburgering aan in nauw contact met gemeenten. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is eigenaar van DUO en de Minister van Justitie en Veiligheid is eigenaar van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.
Per 1 januari 2023 zijn enkele aanpassingen in de Wet Inburgering 2013 in werking getreden. Het doel van deze aanpassingen is om enkele ongewenste hardheden in wet- en regelgeving weg te nemen. De aanpassingen betreffen onder andere een versoepeling van de ontheffingsmogelijkheden voor moeilijk lerende jongeren en het ambtshalve gedeeltelijk kwijtschelden van de sociale lening voor asielstatushouders bij een beperkte termijnoverschrijding.
Op 19 september 2023 heeft de Minister van SZW de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 32 824, nr. 393) dat het kabinet vanaf 2026 tot en met 2029 middelen beschikbaar stelt aan gemeenten om de onderwijsroute in te kunnen kopen tegen een gemiddelde trajectprijs van € 17.000,- (€ 89,9 miljoen). Hiermee wordt tot en met 2029 zekerheid geboden aan betrokken partijen. Mede omdat het stelsel momenteel gebaat is bij rust en ruimte om verder tot ontwikkeling te komen, is besloten om de onderwijsroute binnen het private stelsel voort te zetten.
De Staatscommissie Demografie heeft haar rapport ‘Gematigde groei’ over de Verkenning bevolking 2050 niet eind 2023, maar op 15 januari 2024 uitgebracht. Het kabinet zal voor de zomer van 2024 de kabinetsreactie naar de Tweede Kamer sturen.
In het kader van de uitwerking van het plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’ wordt door middel van vijf proeven met startbanen onderzocht wat goed werkt in gemeenten. In 2023 zijn er in 12 arbeidsmarktregio’s regionale verbinders aangesteld, die zich richten op acties uit het plan van aanpak in de regio. Voorts is een subsidieregeling in ontwikkeling waarmee werkgevers een financiële bijdrage kunnen aanvragen voor maatwerkbegeleiding van statushouders op de werkvloer gericht op het verkleinen van cultuur- en taalverschillen. De regeling zal in het najaar 2024 worden opengesteld. Op basis van evaluatieonderzoek in 2024 zal bezien worden welke resultaten gemeld kunnen worden.
Middels voornoemde activiteiten gericht op het stimuleren van participatie en inburgering, van in het bijzonder personen met een migratieachtergrond, wordt een bijdrage geleverd aan de bevordering van maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 221.009 | 179.789 | 203.252 | 342.975 | 428.776 | 391.946 | 36.830 |
Uitgaven | 220.838 | 181.996 | 190.131 | 343.489 | 425.275 | 393.946 | 31.329 |
Inkomensoverdrachten | |||||||
Remigratiewet | 41.890 | 41.400 | 40.492 | 39.241 | 37.759 | 38.924 | ‒ 1.165 |
Inburgering | 3 | 3 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | |||||||
Opbouw kennisfunctie integratie | 2.746 | 2.763 | 2.882 | 2.817 | 3.213 | 2.367 | 846 |
Vluchtelingenwerk Nederland | 1.030 | 1.084 | 1.070 | 1.076 | 1.018 | 1.086 | ‒ 68 |
Vroege integratie en participatie | 0 | 0 | 3.484 | 6.475 | 7.628 | 6.655 | 973 |
Overige subsidies | 8.727 | 9.658 | 10.531 | 5.988 | 4.037 | 3.993 | 44 |
Opdrachten | |||||||
Inburgering en Integratie | 8.675 | 9.031 | 7.221 | 9.025 | 11.231 | 12.065 | ‒ 834 |
Remigratie | 1.593 | 1.619 | 1.537 | 1.538 | 1.596 | 1.700 | ‒ 104 |
Bijdrage aan agentschappen | |||||||
DUO | 18.280 | 22.976 | 26.321 | 24.011 | 26.089 | 23.930 | 2.159 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | |||||||
COA | 10.755 | 14.215 | 26.231 | 30.956 | 33.651 | 30.923 | 2.728 |
Bijdrage aan medeoverheden | |||||||
Gemeenten maatschappelijke begeleiding | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 6.662 | ‒ 6.662 |
Specifieke uitkering inburgeringsvoorziening | 0 | 0 | 0 | 111.982 | 186.141 | 184.122 | 2.019 |
Specifieke uitkering onderwijsroute | 0 | 0 | 0 | 15.000 | 22.208 | 15.000 | 7.208 |
Specifieke uitkering overig | 0 | 0 | 0 | 630 | 0 | 0 | 0 |
Leningen | |||||||
DUO | 127.139 | 79.247 | 70.362 | 94.750 | 90.704 | 66.519 | 24.185 |
Ontvangsten | 4.218 | 5.068 | 4.956 | 5.205 | 43.030 | 1.000 | 42.030 |
Ontvangsten | |||||||
Ontvangsten algemeen | 775 | 552 | 740 | 383 | 10.501 | 0 | 10.501 |
Leningen | 3.443 | 4.516 | 4.216 | 4.822 | 6.059 | 1.000 | 5.059 |
Inburgeringsvoorziening | 0 | 0 | 0 | 0 | 26.470 | 0 | 26.470 |
Het integratiebeleid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit en heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke indicatoren hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs havo en vwo volgt.
De figuren 5, 6 en 7 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school)jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.
Figuur 5 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie1 (%)
Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.
Figuur 6 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking2 (%)
Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.
Figuur 7 Kerncijfers integratie: aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)
Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.
Remigratiewet
De Remigratiewet biedt een uitweg aan personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringssituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om personen die daarvoor in aanmerking komen in staat te stellen naar hun herkomstland terug te keren, kan een remigratie-uitkering worden aangevraagd. De SVB voert de Remigratiewet uit.
Budgettaire ontwikkelingen
Vanwege een iets kleiner aantal personen met recht op een remigratie-uitkering, vallen de uitgaven circa € 1,2 miljoen lager uit dan begroot.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)1 | 14 | 14 | 13 | 13 | 13 | 13 | 0 |
Bron: SVB, administratie.
Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.
Op het artikelonderdeel Subsidies is per saldo € 1,8 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Belangrijkste oorzaak hiervan is een verhoging van de subsidie aan het COA ten behoeve van Vroege Integratie en Participatie (VrIP).
Op het artikelonderdeel Opdrachten worden opdrachten aan derden verantwoord. Het betreft onder meer opdrachten ten behoeve van de ontwikkeling en het beheer van examens, onderzoeken in verband met de beleidsontwikkeling of -evaluatie en communicatieactiviteiten. Op dit budget is circa € 0,9 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit komt vooral doordat de impactanalyses van uitvoeringsinstanties inzake de doorontwikkeling van berichtenverkeer in de inburgeringsketen (plateau 2) later dan verwacht binnenkwamen.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO ontvangen1 | 18 | 21 | 26 | 28 | 36,7 | 35 | 1,7 | |
- Wi2013 | 26 | 6 | 0,5 | 0 | 0,5 | |||
- Wi2021 | n.v.t. | 22 | 36,2 | 35 | 1,2 | |||
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA2 | 4,6 | 4,5 | 8 | 8,7 | 7,9 | 10 | ‒ 2,1 | |
Inburgeraars die een inburgeringsdiploma of inburgeringscertificaat behalen3 | 24 | 12 | 12 | 18 | ‒ 6 | |||
Afgesloten Plannen Inburgering en Participatie (PIP)4 | n.v.t. | 9 | 27 | 35 | ‒ 8 | |||
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten15 | 7 | 9 | 15 | 6 | 9 | 1 | 8 |
Dit kan zowel op A2 niveau zijn als op niveau Staatsexamen B1 of B2. De cijfers zijn exclusief vrijwillige inburgeraars. Onder de Wi2021 kan aan de inburgeringsplicht voldaan worden door het behalen van het inburgeringsexamen, maar ook door het behalen van een inburgeringscertificaat na afronding van de Z-route.
Dit betreft enkel de Wi2013. Voor de Wi2021 wordt een andere financieringssystematiek gehanteerd.
Op dit artikelonderdeel is de bijdrage opgenomen die aan DUO wordt verstrekt voor het uitvoeren van het leen- en examenstelsel inburgering. Op basis van de begroting van DUO en tussentijdse rapportages, komt de bijdrage van SZW aan de bedrijfsvoering van DUO € 2,2 miljoen hoger uit dan begroot.
De bijdrage aan het COA is bedoeld voor het programma Voorbereiding op de Inburgering, een programma dat statushouders kunnen volgen wanneer zij – in afwachting van huisvesting in de gemeente – in het azc verblijven. Als gevolg van een inhaalslag in de vergunningenproductie door de IND en een hoge instroom was het aantal statushouders dat in 2023 deelnam aan het programma Voorbereiding op de inburgering bij het COA hoger dan begroot. In totaal namen er uiteindelijk 7.936 statushouders deel. Als gevolg van deze overrealisatie is de bijdrage voor het programma € 2,7 miljoen hoger uit dan voorzien. Bij Voorjaarsnota 2023 is op basis van de Meerjarige Productie Prognose (MPP) van het Ministerie van J&V het budget voor Voorinburgering met circa € 44 miljoen verhoogd. Gedurende het jaar 2023 is gebleken dat COA niet in staat was in deze mate het aantal trajecten op te schalen. Daarom is bij Najaarsnota 2023 dit budget met circa € 42 miljoen verlaagd.
Gemeenten Maatschappelijke Begeleiding
De begrotingsstand 2023 is € 6,7 miljoen. In 2023 is een bedrag van totaal € 21 miljoen overgeboekt naar gemeenten om gemeenten voor dit programma te compenseren. Daartoe is gedurende het jaar 2023 dit budget aangevuld met de benodigde middelen.
Specifieke uitkering inburgeringsvoorziening
Voor de specifieke uitkering inburgeringsvoorziening is circa € 2 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Dit kleine verschil wordt mede veroorzaakt door de bijstelling tijdens de 1e suppletoire begroting van 2023.
Specifieke uitkering onderwijsroute
Voor de specifieke uitkering onderwijsroute is € 7,2 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit betreft een nabetaling over 2022. Dit betreft betalingen waarvan de verplichting al in 2022 is ingegaan. Dit bedrag wordt weer in mindering gebracht in het volgende jaar.
Onder de Wi2013 konden alle inburgeraars geld lenen bij DUO om inburgeringsonderwijs te volgen. Onder de Wi2021 kunnen asielstatushouders niet lenen bij DUO, want zij krijgen inburgeringsvoorzieningen aangeboden vanuit hun gemeente. Gezins- en overige migranten kunnen onder de huidige wet wel bij DUO lenen. In 2023 is in totaal € 90,7 miljoen uitgegeven aan leningen. Dit is € 24,2 miljoen meer dan aanvankelijk begroot. Op basis van uitvoeringsinformatie van DUO is de raming in 2023 opwaarts bijgesteld.
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Begroting 2023 | Verschil 2023 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Toegekende leningen | ||||||||
Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo) | 11 | 11 | 17 | 9 | 4 | 8 | ‒ 4 | |
Terugbetaalde leningen | ||||||||
Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo) | 13 | 18 | 10 | 12 | 16 | 12 | 4 | |
Kwijtgescholden leningen | ||||||||
Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo) | 21 | 18 | 12 | 12 | 9 | 9 | 0 | |
Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln) | 181 | 154 | 91 | 86 | 71 | 70 | 1 |
Bron: DUO, Informatiesysteem inburgering.
Ontvangsten algemeen
Dit betreft diverse ontvangsten. De grootste zijn: 1) ongeveer € 6 miljoen ontvangsten van de SPUK onderwijsroute , dit deel is niet besteed in 2022 en werd daarom in 2023 terugbetaald aan SZW. Dit bedrag wordt wel opnieuw verstrekt aan gemeenten in 2023. 2) COA ontvangsten van € 3 miljoen aan niet bestede middelen. 3) DUO ontvangsten van circa € 0,5 miljoen.
Ontvangsten Leningen
Dit betreft terugbetalingen van leningen naar aanleiding van Wi2013 en Wi2021. De ontvangsten komen € 5,1 miljoen hoger uit dan geraamd. Dit komt omdat op de DUO-leningen meer afbetaald is dan voorzien. Indien asielstatushouders binnen de wettelijke termijn aan de inburgeringsplicht voldoen dan hoeven ze de lening niet terug te betalen. Daarnaast vindt terugbetaling van de lening door asielstatushouders en gezinsmigranten naar draagkracht plaats. Dit maakt het lastig om een precieze inschatting te maken van de te verwachten ontvangsten.
Ontvangsten inburgeringsvoorziening
Er zijn ontvangsten op de SPUK inbugeringsvoorziening met een totale hoogte van € 26,5 miljoen. Verklaring hiervoor is dat gemeenten minder inburgeraars hebben gehuisvest dan werd verwacht. Dit moment is leidend voor bekostiging voorafgaand aan het desbetreffende jaar. Gemeenten hebben voor 2023 dus te veel middelen ontvangen, dit wordt hier verrekend.
Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en bijbehorende ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan zbo's verder toegelicht.
Budgettaire gevolgen
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 353.723 | 403.751 | 452.010 | 502.241 | 557.445 | 498.365 | 59.080 |
Uitgaven | 351.632 | 387.486 | 423.274 | 485.945 | 555.161 | 501.604 | 53.557 |
Personele uitgaven | |||||||
eigen personeel | 262.756 | 293.498 | 318.847 | 359.236 | 411.214 | 403.449 | 7.765 |
inhuur externen | 10.935 | 12.657 | 21.768 | 31.669 | 40.090 | 4.822 | 35.268 |
overige personele uitgaven | 2.181 | 1.801 | 1.348 | 1.597 | 2.137 | 2.135 | 2 |
Materiële uitgaven | |||||||
ICT | 15.178 | 22.832 | 16.430 | 17.997 | 14.469 | 21.709 | ‒ 7.240 |
bijdrage aan SSO's | 45.478 | 42.801 | 51.500 | 59.508 | 68.434 | 53.694 | 14.740 |
overige materiële uitgaven | 15.104 | 13.897 | 13.381 | 15.938 | 18.817 | 15.795 | 3.022 |
Ontvangsten | 41.730 | 52.986 | 64.920 | 78.914 | 92.868 | 83.567 | 9.301 |
Ontvangsten | |||||||
Ontvangsten apparaat | 41.730 | 52.986 | 64.920 | 78.914 | 92.868 | 83.567 | 9.301 |
Toelichting
Personeel
Er zijn middelen beschikbaar gekomen voor uitvoering van maatregelen uit het coalitieakkoord ter bescherming van arbeidsmigranten (commissie Roemer). Daarnaast zijn de personele uitgaven bijgesteld voor de loonontwikkeling in 2023.
Externe inhuur
De uitgaven voor externe inhuur komen € 35,3 miljoen hoger uit dan begroot. Bij suppletoire begrotingen is het budget vanuit andere begrotingsonderdelen aangevuld ten behoeve van:
– uitvoering subsidieregelingen;
– ICT Financieel Dienstencentrum;
– het wegwerken van achterstanden in het beoordelen van boeterapporten, werving en selectie en opleidingscapaciteit bij de Nederlandse Arbeidsinspectie;
– vervanging wegens ziekteverzuim bij de rijksschoonmaakorganisatie (RSO).
ICT
Een deel van het bij begroting beschikbare ICT-budget is ingevuld met inhuur van automatiseringsdeskundigen. Deze uitgaven worden verantwoord onder externe inhuur.
Bijdrage aan SSO's
De hogere uitgaven houden verband met de overhead (ICT en huisvesting) voor nieuw personeel. Daarnaast is er sprake van een bijstelling van de uitgaven voor de prijsontwikkeling 2023.
Overige materiële uitgaven
De voornaamste stijging doet zich voor bij materiële uitgaven (ICT en licenties) van het Financieel Dienstencentrum (FDC). Zoals gebruikelijk heeft het FDC hiervoor gedurende het jaar een bijdrage van de deelnemende departementen ontvangen.
Ontvangsten
Het verschil bij de ontvangsten wordt voor het grootste deel verklaard door de ontvangsten bij de RSO. Zie voor een toelichting de volgende paragraaf.
Rijksschoonmaakorganisatie
In 2016 is begonnen met het uitvoeren van schoonmaakactiviteiten. De deelnemende departementen betalen voor het schoonmaken een vergoeding aan het Ministerie van SZW. De uitgaven van de RSO komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW.
Tabel 92 laat de apparaatsuitgaven van RSO afzonderlijk zien. Vanaf 2019 nemen de jaarlijkse uitgaven toe doordat opdrachtgevers conform planning worden aangesloten op de dienstverlening van de RSO. Deze geplande aansluitingen zijn afgerond voor de departementen waarvan de externe schoonmaakdienstverlening contractueel is geëindigd.
Per 2021 werkt de RSO volgens een gestandaardiseerde dienstverlening met uniforme tarieven voor opdrachtgevers gebaseerd op de begrote uitgaven. Door de geprognosticeerde toename van de dienstverlening nemen de inkomsten toe evenals de bijbehorende uitgaven.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Kerndepartement exclusief RSO | |||||||
Uitgaven | 313.209 | 339.405 | 364.375 | 413.416 | 468.766 | 425.204 | 43.562 |
Ontvangsten | 7.006 | 5.830 | 4.513 | 9.621 | 8.380 | 7.167 | 1.213 |
Rijksschoonmaakorganisatie | |||||||
Uitgaven | 38.423 | 48.081 | 58.899 | 72.529 | 86.395 | 76.400 | 9.995 |
Ontvangsten | 34.724 | 47.156 | 60.407 | 69.293 | 84.488 | 76.400 | 8.088 |
Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 is een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks gehouden. Het eerstvolgende onderzoek zal plaatsvinden in 2024.
Realisatie 2017 | Realisatie 2019 | Realisatie 2021 | |
---|---|---|---|
Tevredenheid medewerkers RSO | 8,5 | 8,6 | 9,0 |
Totaaloverzicht
Tabel 94 geeft een samenvatting van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement en van de zbo’s en rwt’s van het ministerie. De toelichting op de ontwikkeling bij het kerndepartement is te vinden bij tabel 91. Zie beleidsartikel 11 en bijlage 1 voor een toelichting op de zbo’s/rwt’s.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie | 351.632 | 387.486 | 423.274 | 485.945 | 555.161 | 501.604 | 53.557 |
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt’s1 | 1.972.820 | 2.371.962 | 2.411.149 | 2.580.960 | 2.883.300 | 2.869.371 | 13.929 |
UWV (inclusief BKWI) | 1.746.661 | 2.064.241 | 2.110.758 | 2.280.953 | 2.482.572 | 2.514.496 | ‒ 31.924 |
SVB | 217.196 | 292.615 | 283.868 | 285.338 | 384.736 | 341.220 | 43.516 |
IB | 8.963 | 15.106 | 16.523 | 14.669 | 15.992 | 13.655 | 2.337 |
Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde kosten. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.
Bezetting
De bezetting is met 362 fte toegenomen. De belangrijkste stijging doet zich voor bij de beleidswerkvelden (+67 fte) en bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (+162 fte) ten behoeve van de uitvoering van maatregelen uit het coalitieakkoord. Daarnaast zien we een stijging bij de RSO (+79 fte).
Realisatie 2019 | Realisatie 2020 | Realisatie 2021 | Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
Kerndepartement exclusief RSO | 2.558 | 2.691 | 2.934 | 3.209 | 3.492 |
RSO | 755 | 1.047 | 1.192 | 1.281 | 1.360 |
Bezetting totaal ultimo | 3.313 | 3.738 | 4.126 | 4.490 | 4.852 |
Met ingang van de begroting van 2022 zijn de uitgaven van artikel 98 toebedeeld aan afzonderlijke beleidsartikelen. Hierdoor kunnen de uitgaven nauwkeuriger verantwoord worden en is dit artikel opgeheven.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 33.528 | 16.578 | 18.403 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven | 25.081 | 20.195 | 20.633 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | |||||||
Artikel 98 | 3.626 | 2.542 | 2.764 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | |||||||
Handhaving | 369 | 229 | 922 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten overig | 14.924 | 9.681 | 9.199 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bekostiging | |||||||
Uitvoeringskosten Caribisch Nederland | 4.851 | 7.234 | 7.056 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan agentschappen | |||||||
Rijksdienst Ondernemend Nederland | 171 | 120 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Agentschap CJIB | 65 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken | |||||||
Ministerie van Financiën | 1.075 | 389 | 692 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 1.632 | 171 | 305 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | |||||||
Algemeen | 1.632 | 171 | 305 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor loon- en prijsbijstelling en voor onvoorziene uitgaven.
Realisatie | Vastgestelde begroting1 | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | 2023 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 248.045 | ‒ 248.045 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 248.045 | ‒ 248.045 |
Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
programma | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
apparaat | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 248.045 | ‒ 248.045 |
Ontvangsten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige beleidsuitgaven
De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel op te nemen ten behoeve van de voorlopige verwerking van de loon- en prijsindexering, een taakstelling of een ander nog te verdelen begrotingsbedrag.
Nog onverdeeld
Gedurende de begrotingsuitvoering in 2023 zijn diverse bedragen overgeheveld naar de betreffende beleidsartikelen op de SZW-begroting. Het gaat onder meer om bijna € 17 miljoen naar artikel 2 die onder andere is ingezet voor schuldhulproute, kinderarmoede en voedselhulp. Daarnaast is € 8 miljoen overgeheveld naar artikel 2 voor de subsidieregeling financiële educatie. Ook is er in totaal ruim € 13 miljoen overgeheveld naar artikel 1 en 96 voor de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie Roemer).
Daarnaast zijn overboekingen met andere departementen en begrotingen verwerkt. Zo is naar het Gemeentefonds onder andere € 50 miljoen overgeboekt voor flankerend beleid. Daarnaast is er een overboeking gedaan van € 40 miljoen naar het Gemeentefonds voor versterking van de dienstverlening van gemeenten.
Ook zijn er diverse kasschuiven doorgevoerd naar latere jaren om beter aan te sluiten bij het benodigde kasritme van de betreffende reserveringen. Het gaat onder meer om een kasschuif van € 31 miljoen voor de uitvoeringskosten van de NOW van 2023 naar 2024. Dit betreft kosten voor de afwikkeling van de NOW-regelingen.
Nadat bij 2e suppletoire begroting reeds vrijgevallen middelen zijn afgeboekt resteerde een bedrag van € 3,0 miljoen waar uiteindelijk geen beroep meer op is gedaan.
Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW in 2023. Ten opzichte van vorig jaar zijn er geen grote nieuwe onderwerpen, wel is er voortgang te melden. De aanpak van veel thema’s die in deze paragraaf aan de orde komen, loopt over jaargrenzen heen. In 2023 zijn wederom stappen gezet om onderdelen van de onvolkomenheid in het financieel beheer van de Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW (RCN-unit SZW) te verbeteren. Ook heeft SZW in samenwerking met UWV inspanningen geleverd om de mismatchproblematiek bij de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) terug te dringen. Ten slotte zijn dit jaar de financiële afwikkelingen van de noodregelingen in het kader van de coronacrisis voortgezet. Naar aanleiding van de afwikkelingen kunnen er conclusies getrokken worden over de doelmatigheid en doeltreffendheid van de noodregelingen. Deze en andere aandachtspunten voor de bedrijfsvoering komen in onderstaande onderdelen aan de orde.
6.1 Uitzonderingsrapportage
Rechtmatigheid
Onzekerheid Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW
Net als in voorgaande jaren zijn er fouten en onzekerheden geconstateerd in de rechtmatigheid bij de Wet ongevallenverzekering BES (artikel 3), de Wet ziekteverzekering BES (artikel 6), de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (artikel 8) en de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (artikel 9). Dit leidt tot overschrijding van de rapporteringstoleranties van de desbetreffende artikelen (zie tabel 98 voor exacte bedragen). Daarnaast is, net als in 2022, de opdracht tot doorontwikkeling van het applicatielandschap niet aanbesteed en daarmee onrechtmatig. Over de oorzaken van beide constateringen is reeds in het jaarverslag van SZW over boekjaar 2022 gerapporteerd (Kamerstukken II 2022/23, 36 360 XV, nr. 1). In de alinea «Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW» wordt nader ingegaan op de voortgang op deze dossiers in het afgelopen jaar.
Onzekerheid tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19
Met de tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 heeft het kabinet de afgelopen jaren ingezet op aanvullende dienstverlening via de 35 regionale mobiliteitsteams (RMT's) voor personen die (dreigend) werkloos zijn. Zoals reeds gerapporteerd in het jaarverslag over boekjaar 2022 is het vanwege de manier waarop de samenwerking in de RMT’s is vormgegeven in de huidige regeling, niet mogelijk gebleken om een gedegen financiële verantwoording en controle in te regelen. Het verantwoordingsproces geeft geen inzicht in de rechtmatigheid van bestedingen. Door het ontbreken van controle-informatie, kan er geen uitspraak worden gedaan over de rechtmatige besteding van deze middelen. De gehele stroom die samenhangt met dit beleid is hiermee onzeker en resulteert in een overschrijding van de rapporteringstolerantie op artikelniveau voor artikel 5 (zie tabel 98 voor exacte bedragen). Deze regeling loopt tot het einde van kalenderjaar 2024, hiermee is deze regeling voor zowel boekjaar 2023 als 2024 onzeker (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 742). Om onzekerheden voor rechtmatigheid na die jaren te beheersen, wordt de financiering van de toekomstige arbeidsmarktinfrastructuur (vanaf 2025) via bestaande financierings- en verantwoordingssystematieken ingericht.
(1)Rapporteringstolerantie | (2)Verantwoord bedrag in€(omvangsbasis) | (3)Rapporteringstolerantie voor fouten en onzekerheden in€ | (4)Bedrag aan fouten in€ | (5)Bedrag aan onzekerheden in € | (6)Bedrag aan fouten en onzekerheden in€ | (7)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag= (6)/(2)*100% |
---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | ||||||
Artikel 5Werkloosheid | 177.990 | 17.799 | 0 | 59.765 | 59.765 | 33,6% |
Artikel 8Oudedagsvoorziening | 41.304 | 4.130 | 41 | 6.773 | 6.814 | 16,5% |
Artikel 9Nabestaanden | 2.078 | 208 | 0 | 538 | 538 | 25,9% |
Uitgaven/ontvangsten | ||||||
Artikel 3Arbeidsongeschiktheid | 5.902 | 590 | 0 | 1.099 | 1.099 | 18,6% |
Artikel 6Ziekte en verlofregelingen | 44.294 | 4.429 | 0 | 8.676 | 8.676 | 19,6% |
Artikel 8Oudedagsvoorziening | 41.573 | 4.157 | 3.695 | 0 | 3.695 | Noot 11 |
Artikel 9Nabestaanden | 2.078 | 208 | 125 | 0 | 125 | Noot 11 |
Rapporteringstolerantie wordt overschreden door bedrag van de meest waarschijnlijke fout, meeste waarschijnlijke onzekerheid, basisonnauwkeurigheid en nauwkeurigheidsverval.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering
Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW
In 2023 is uitgebreid onderzoek gedaan naar de benodigde verbeteracties op de diverse onderdelen van de onvolkomenheid in het financieel beheer de Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW (RCN-Unit SZW). De verbeteringen zijn in kaart gebracht en met een aantal maatregelen zoals het herzien, beschrijven en vastleggen van de werkprocessen in een voor alle medewerkers raadpleegbaar systeem is reeds gestart. Daarnaast is gewerkt aan het maken van een planning en het opzetten van een sturingscyclus.
Het totaalpakket van verbetermaatregelen betreft een meerjarige aanpak, waarbij de oplossingen gefaseerd over de jaren ingevoerd zullen worden. De verbetermaatregelen voor de RCN-unit zijn tweeledig. Enerzijds om nieuwe onrechtmatigheden te voorkomen door de oorzaken die aan de onrechtmatigheden ten grondslag liggen weg te nemen en anderzijds om blijvend in control te komen.
Voorbeelden van verbetermaatregelen waar in 2024 aan wordt gewerkt, zijn versterking van de staf (met onder andere controller, jurist, projectleider), inrichting van de P&C-cyclus, invoering van een nieuwe versie van de loondervingsapplicatie, inclusief een koppeling met het betaalsysteem van de Belastingdienst Caribisch Nederland en een nieuwe aanbesteding voor de ontwikkeling van nieuwe applicaties.
Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de inherente beperkingen waar men op de RCN-unit SZW tegenaan loopt. Zoals het niet beschikbaar zijn van DigID en het ontbreken van een polisadministratie. Dit soort omstandigheden maken de uitdaging groter en mede als gevolg daarvan verwacht het ministerie dat verbetering een kwestie is van lange adem.
IT-beheer Financieel Dienstencentrum
In 2023 heeft de Auditdienst Rijk (ADR) een audit uitgevoerd naar het IT-beheer van het financieel systeem van het Financieel Dienstencentrum (FDC). Geconstateerd is dat niet in alle gevallen opzet, bestaan en werking van het wijzigingenbeheer, wachtwoordbeheer, gebruikersbeheer, beveiliging van componenten, rechtstreekse database mutaties en het 4-ogen principe crediteurenstamgegevens op orde zijn. Het FDC is na oplevering van het rapport, gestart met het oplossen van de bevindingen.
De verwachting is dat met de implementatie van het nieuwe testsysteem in 2024 veel bevindingen ten aanzien van het wijzigingsbeheer zullen worden opgelost. De werkprocessen bij database mutaties en het gebruikersbeheer worden herschreven. Alle overige bevindingen zijn direct opgelost.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
SZW hecht veel waarde aan het onderkennen en beheersen van risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) met betrekking tot regelingen die we (laten) uitvoeren. Voor de beheersing van de M&O-risico’s bij regelingen is een standaardproces ingericht. Indien er sprake is van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving maakt SZW, in overleg met de relevante uitvoerder(s), een inschatting van de M&O-risico’s. Het monitoren en mitigeren van M&O-risico’s is een continu proces. Elke regeling kent in meer of mindere mate restrisico’s. Dit zijn de risico’s die overblijven ondanks de getroffen beheersmaatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sancties en evaluatie. Voorlichting over rechten, plichten en sancties door SZW en/of de uitvoerder(s) aan de aanvragers van een voorziening is een manier om de M&O-risico’s te beheersen. Verder zijn de uitvoerders gemachtigd om de rechtmatigheid van de aanvragen vast te stellen.
Ondanks het standaard proces zijn er over 2023 tekortkomingen geconstateerd in de opzet en/of werking van het gevoerde beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van wet- en regelgeving. Dit was het geval bij een oudere versie van de loondervingsapplicatie van de RCN-unit en de tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening COVID-19 (voor beide regelingen wordt verwezen naar het kopje «rechtmatigheid» in deze paragraaf). De tekortkomingen in de volgende drie regelingen Stimulering Arbeidsmarktpositie (STAP), de ontwikkeladviezen STAP en de tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland worden verder toegelicht in deze subparagraaf.
In het SZW-brede M&O-beleid is onder andere vastgelegd dat bij regelingen met een verhoogd M&O-risico een multidisciplinair team verantwoordelijk is voor het maken van de M&O-risicoanalyse. De stand van zaken omtrent het M&O-risico komt expliciet aan bod bij de periodieke besprekingen van de departementale risicoanalyse in de Bestuursraad.
Stimulering Arbeidsmarktpositie
Vanwege diverse signalen in 2022 via het Meldpunt M&O van de Toetsingskamer, UWV en de media over M&O van de subsidieregeling STAP-budget, zijn er diverse wijzigingen doorgevoerd in 2023. In 2023 zijn 5.500 opleidingen geschrapt uit het scholingsregister en per 6 februari 2023 is een wijziging doorgevoerd op onderdelen van de regeling gericht op het terugdringen van het M&O. Deze wijziging ziet op het maximeren van subsidie voor bepaalde scholing, een aanscherping van het definitieve lesmateriaal en de scholingsdefinitie. De laatste aanscherping is op 4 september 2023 ingevoerd en betreft het beperken van subsidiabele scholing tot alleen door OCW-erkende scholing en delen daarvan. Met het STAP-budget kon tot en met 31 december 2023 subsidie worden aangevraagd om scholing te financieren.
De Toetsingskamer bereidt momenteel een controle-onderzoek voor naar de feitelijke bewijzen van deelname, zoals een diploma, certificaat of verklaring van voldoende aanwezigheid. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden in 2024, omdat de gegevens dan compleet zullen zijn. Als blijkt dat opleiders onterecht middelen hebben ontvangen, zullen deze worden teruggevorderd bij de opleiders.
Ontwikkeladviezen STAP
De Tijdelijke subsidieregeling ontwikkeladvies STAP 2022 (OA STAP) maakte het mogelijk om in de periode van 1 mei 2022 tot en met 15 december 2022 kosteloos een ontwikkeladviestraject te ontvangen. Naar aanleiding van een melding en een steekproef op de projecten is in november 2023 gebleken dat er mogelijk sprake is van M&O bij meerdere trajecten, ter waarde van circa € 400.000 (op een totaal verleend subsidiebedrag van € 1.713.600).
Er is melding gedaan bij de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA). Samen met het Functioneel Parket kijkt de NLA of een strafrechtelijk onderzoek opportuun is. Door het ministerie zijn direct acties ondernomen, onder meer door het uitbreiden van de steekproef naar alle aanvragen van OA STAP en een aanvullende beoordeling bij aanvragen van de opvolger in 2023, het Ontwikkeladvies Praktisch Opgeleiden.
Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland In de jaren 2020 tot en met 2024 worden tijdelijke financiële middelen beschikbaar gesteld voor het verlagen van de kosten van kinderopvang voor ouders van kinderen in Caribisch Nederland. Het doel hiervan is om de financiële toegankelijkheid en de kwaliteit van de opvang te verbeteren. SZW heeft een onderzoek uitgevoerd naar de financiële verantwoording over de periode juli 2020 t/m december 2023. Uit dit onderzoek is gebleken dat het niet in alle gevallen mogelijk is gebleken om aan de hand van administratieve onderbouwingen vast te stellen dat er kinderopvang heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat SZW de subsidie lager zou moeten vaststellen en de te veel ontvangen subsidie dient terug te vorderen.
Het lager vaststellen van de subsidie én daarmee terug laten betalen van de bevoorschotte subsidie heeft echter grote financiële gevolgen voor de kinderopvangorganisaties. Vanwege de financiële afhankelijkheid van de kinderopvangorganisaties zou het terugvorderen van de subsidie ertoe leiden dat deze organisaties ophouden te bestaan. Om die reden is besloten om voor de genoemde periode niet over te gaan tot terugvordering. De Kamer wordt voor het zomerreces hierover geïnformeerd. In 2024 wordt er vooral ingezet op extra ondersteuning van de kinderopvangorganisaties om de administratie te verbeteren.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Het informatiebeveiligingsbeeld over 2023 aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken is opgeleverd. Er hebben zich geen incidenten met grote impact voorgedaan en de externe onderzoeken van de Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer hebben geen nieuwe risico’s vermeld. De personele uitdaging blijft onveranderd met het oog op de voorbereiding op de nieuwe Network and Information Security Directive (NIS2-richtlijn) en de update van de Baseline Informatiebeveiliging.
Fraude- en corruptierisico’s
Als onderdeel van de risicoanalyses in het kader van de interne planning- & controlcyclus wordt gevraagd om in te gaan op eventuele frauderisico’s. Dit geeft het volgende beeld, namelijk dat er in het algemeen een verhoogd (intern) frauderisico (bruto) aanwezig is bij het Financieel Dienstencentrum. Dit heeft te maken met de financiële aard van de processen die er voor meerdere ministeries worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor het verlenen van subsidies via Uitvoering van Beleid (UVB) en de verantwoording van opbrengsten bij de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO). Deze frauderisico’s hebben zich in 2023 niet gemanifesteerd. SZW ziet vooralsnog geen belangrijke materiële corruptierisico’s binnen het departement. SZW is hier alert op.
Er zijn beheersmaatregelen getroffen om frauderisico’s te beperken, zoals: de informatievoorziening over integer gedrag via de Gedragscode Integriteit Rijk, de toepassing van functiescheiding, het vier-ogen principe en het leren van incidenten die binnen en buiten de organisatie plaatsvinden.
Het structurele proces rond het creëren van inzicht in de interne fraude- en corruptierisico’s en de beheersing van deze risico’s vraagt nog de nodige aandacht. Er wordt aan een plan van aanpak gewerkt om dit inzicht te verbeteren.
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Grote lopende ICT-projecten
SZW kende in 2023 drie lopende en/of afgeronde projecten als onderdeel van de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten: Aansluiting van UWV op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI-UWV), Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens en Vaardig met Vaardigheden.
UWV en SVB leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over grote en/of risicovolle ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard opgenomen en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. UWV kende dertien lopende en/of afgeronde projecten. SVB had in 2023 geen grote lopende of afgeronde projecten op het Rijks ICT-dashboard. SZW rapporteert ook in de Stand van de uitvoering sociale zekerheid (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 693) over de ICT-ontwikkelingen.
Betaalgedrag
SZW betaalde in 2023 90,7% van de facturen tijdig en voldeed daarmee niet aan de Rijksbrede norm om 95% van de facturen binnen 30 dagen te betalen. De oorzaak hiervan is het niet goed functioneren van het inkoopsysteem van BZK, waar de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) gebruik van maakt. Als bijsturingsactie heeft de RSO voorschotten verstrekt aan leveranciers, zodat zij niet de dupe zouden worden van te late uitbetaling van facturen. RSO zet samen met BZK, als eigenaar van het inkoopsysteem, in op verbetering van het functioneren van het inkoopsysteem en daarmee op het sneller kunnen verwerken van inkoopfacturen in 2024. Los van het probleem bij de RSO scoorden de andere onderdelen van SZW in 2023 ruim boven de betaalnorm van 95%, namelijk op 97,7%.
Departementale checks and balances subsidieregelingen
Ter bewaking en verbetering van de kwaliteit van het subsidie-instrument toetst SZW op juridische en financiële gevolgen, doelmatigheid en doeltreffendheid en op de uitvoering van het proces. Bij deze toetsing wordt onder andere gebruik gemaakt van de Kaderwet SZW-subsidies, het Uniform Subsidie Kader (USK), het Raamwerk Uitvoering Subsidies (RUS), de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, interne (subsidie)werkprocessen, de financiële ondersteuning door de beleidsdirecties, periodiek overleg over (incidentele) subsidies en de adviserende en toetsende rol van FEZ.
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Sociaal Medisch Beoordelen
In 2023 is, net zoals in voorgaande jaren, sprake geweest van een mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van Sociaal Medisch Beoordelen (SMB). Mensen moeten langer wachten op hun (WIA) (her)beoordeling. Dit geeft onzekerheid over het recht op een uitkering. SZW en UWV werken samen hard aan een oplossing. UWV verbetert de effectieve inzet van de beschikbare verzekeringsartsencapaciteit: onder meer door vorming van Sociaal Medische Centra (SMC’s) waar gewerkt wordt met taakdelegatie en multidisciplinaire teams. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen getroffen, zoals de tijdelijke vereenvoudiging van de claimbeoordeling voor 60-plussers die loopt tot 2024.
Bij de vereenvoudigde beoordeling is er voor 60-plussers geen beoordeling door een verzekeringsarts (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 685). SZW vindt het van groot belang om de lange wachttijden voor een (her-) beoordeling en de onzekerheid voor mensen te verkorten. Om die reden is de correcte uitvoering van de wet afgewogen tegen het belang om zo veel mogelijk mensen tijdig een beoordeling te kunnen bieden en daarmee duidelijkheid te geven over hun toekomstige situatie.
Als een WIA-claimbeoordeling niet tijdig kan plaatsvinden, wijst UWV mensen op de mogelijkheid om een voorschot te ontvangen om in het levensonderhoud te voorzien. UWV biedt deze mensen ook re-integratiedienstverlening aan. Sinds 2021 kan een voorschot worden kwijtgescholden wanneer er achteraf geen WIA-recht blijkt te zijn en verrekening met een andere uitkering niet mogelijk is. Dankzij inspanningen van UWV en de getroffen maatregelen is er in 2023 een voorzichtige kentering in de omvang van de achterstanden zichtbaar. De vereenvoudigde claimbeoordeling voor 60-plussers levert hieraan een belangrijke bijdrage en is daarom verlengd tot 2024. Om de mismatchproblematiek verder terug te dringen is meer nodig. Een voorbeeld hiervan is de tijdelijke maatregel Praktisch Beoordelen met een looptijd van 3 jaar (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 712). Dit biedt de ruimte om de SMC’s verder te ontwikkelen en op basis van de adviezen van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS), te beoordelen of nieuwe fundamentelere beleidsmaatregelen nodig zijn.
Relatie met zelfstandige bestuursorganen
Over 2023 is tweemaal een Stand van de uitvoering sociale zekerheid aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717 en Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 742).
Deze standen van de uitvoering geven op een actieve manier openheid over ontwikkelingen en dilemma’s in de uitvoering van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s). Maatschappelijke opgaven hebben een centrale plek in de sturing van uitvoeringsorganisaties. Om die reden hebben UWV en de SVB, net als voorgaande jaren, een knelpuntenbrief wet- en regelgeving aangeboden aan de Tweede Kamer als bijlagen bij de Stand van uitvoering van juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717).
In 2023 hebben UWV en de SVB hun prestatie-indicatoren verder ontwikkeld zodat er gestuurd kan worden op publieke waarden. De traditionele prestatie-indicatoren als tijdigheid, rechtmatigheid en doelmatigheid zijn verrijkt met kwalitatieve indicatoren om een betere duiding aan de cijfers te geven. Om hieraan invulling te geven wordt bij UWV onder andere een menselijke maat monitor uitgevoerd onder hun cliënten. Bij de SVB is een sturingskader opgesteld waarbij vier opgaven zijn geformuleerd. In 2023 zijn de werkzaamheden van het organisatiegerichte toezicht voortgezet en is het toezicht verder doorontwikkeld.
In 2023 is besloten om op andere wijze, dan door middel van een review, inzicht te verkrijgen in de werkzaamheden van de auditdiensten van UWV en de SVB. Dit gezien de beperkte aanvullende informatie uit de eerdere reviews, de beschikbaarheid van andere (vanuit de beroepsgroep voorgeschreven) kwaliteitstoetsen en de huidige gevorderde reguliere informatie-uitwisseling met de auditdiensten. Het toezichtbeleid is geüpdatet in lijn met deze werkwijze.
UWV en de SVB hebben van de accountant een oordeel met beperking gekregen in het accountantsverslag bij het jaarverslag 2022. De accountant van de SVB constateert dat meerdere jaren geen verbetering zichtbaar is op een aantal cruciale interne processen zoals bepaalde financiële- en IT-(beveiligings)processen. In de reactie van SZW op het jaarverslag 2022 is de SVB gevraagd om in 2023 op deze bevindingen tastbare verbeteringen te implementeren. De SVB is een programma digitale veiligheid gestart. UWV verwacht de informatiebeveiliging de komende jaren stapsgewijs op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat de processen en systemen per 1 januari 2026 geheel aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid voldoen. De andere beperking betreft de constatering dat een significant deel van de NOW-subsidies nog niet is vastgesteld. UWV is naar verwachting de komende jaren nog bezig met de definitieve vaststelling van de NOW-subsidies.
Herstel- en Veerkrachtplan
Het Herstel-en Veerkrachtplan (HVP) is een EU-herstelfonds dat na de coronapandemie is opgezet en diverse beleidsambities van het kabinet ondersteunt (Het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (overheid.nl)). Nederland heeft ervoor gekozen om naast de landspecifieke aanbevelingen voor hervormingen ook bestaande regelingen op te nemen in het HVP. Om aanspraak te kunnen maken op de middelen uit het EU-herstelfonds dient SZW aan te tonen dat de mijlpalen en doelstellingen uit het HVP behaald zijn.
In 2023 is SZW gestart met de implementatie van de prioriteiten die betrekking hebben op het ‘versterken van de arbeidsmarkt, het pensioen en toekomstgericht onderwijs’. Medio 2023 werd duidelijk dat het een uitdaging is voor SZW om te voldoen aan de strikte Europese eisen voor reeds afgeronde en geadministreerde regelingen, opgesteld op basis van het Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) en het Uniform Subsidiekader (USK).
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
De tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) is in 2020 ingevoerd om werkgevers tegemoet te komen in de loonkosten tijdens de coronapandemie. In 2023 zijn de laatste vaststellingsloketten gesloten (NOW-5 en ‒ 6). Daarmee is de NOW in de laatste fase terechtgekomen. Werkgevers die een vaststelling van UWV hebben ontvangen, zullen indien van toepassing nog een nabetaling krijgen of een verzoek tot terugbetaling. Een terugbetaling is meestal het gevolg van een hogere omzet dan verwacht op het moment van aanvraag van de NOW of van een gedaalde loonsom. Indien nodig biedt UWV deze werkgevers coulante terugbetalingsregelingen van maximaal 5 jaar inclusief een betaalpauze van een jaar.
Net als in 2022 hebben in 2023 ADR-reviews plaatsgevonden op door accountants uitgevoerde werkzaamheden bij vaststellingsaanvragen. Accountantsverklaringen zijn onder meer verplicht bij de vaststelling van NOW-subsidies boven de € 125.000. Zodra de uitkomsten van de reviews beschikbaar zijn, zal hier net als in 2022 opvolging aan worden gegeven. Daarnaast is de evaluatie van doelmatigheid en doeltreffendheid van het NOW-beleid gestart. De uitkomsten worden in de eerste helft van 2024 gedeeld met de Kamer.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers
In 2023 zijn de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo) vergoedingen over 2021 aan de gemeenten, te weten € 961 miljoen definitief vastgesteld. De vergoedingen zijn verrekend met de eerder verstrekte voorschotten. In de toelichting onder artikel 2 worden de verrekeningen verantwoord. Als gevolg van een verhoogd M&O-risico, dat wij in 2021 hebben geaccepteerd en dat betrekking heeft op het niet aanwenden van voorliggende voorzieningen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213), is de rechtmatige besteding van naar schatting € 1 miljoen van het totaalbedrag in 2023 onzeker.
Een aantal gemeenten is in beroep gegaan tegen de vaststelling van de Tozo-vergoeding over 2020. Het maximale effect van deze lopende procedures voor de SZW-begroting wordt geschat op € 2,3 miljoen. Tot op heden zijn er geen bezwaren ingediend tegen de vaststelling van de Tozo-vergoeding over 2021.
Art. | Omschrijving | (1) Vastgestelde begroting | (2) Realisatie | (3)= (2) - (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
TOTAAL | 50.808.854 | 50.611.204 | 2.300.813 | 48.390.891* | 48.323.431 | 3.344.597 | ‒ 2.417.963 | ‒ 2.287.773 | 1.043.784 | |
1 | Arbeidsmarkt | 1.929.614 | 1.716.632 | 206.505 | 1.259.891 | 1.248.083 | 974.391 | ‒ 669.723 | ‒ 468.549 | 767.886 |
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 6.901.279 | 6.905.805 | 18.232 | 7.718.054 | 7.663.162 | 109.361 | 816.775 | 757.357 | 91.129 |
3 | Arbeidsongeschiktheid | 9.893 | 9.893 | 0 | 5.900 | 5.900 | 2 | ‒ 3.993 | ‒ 3.993 | 2 |
4 | Jonggehandicapten | 3.763.461 | 3.763.461 | 0 | 4.139.039 | 4.139.039 | 41.861 | 375.578 | 375.578 | 41.861 |
5 | Werkloosheid | 234.511 | 237.578 | 0 | 177.990 | 179.081 | 4.798 | ‒ 56.521 | ‒ 58.497 | 4.798 |
6 | Ziekte en verlofregelingen | 57.606 | 57.606 | 0 | 44.003 | 44.003 | 291 | ‒ 13.603 | ‒ 13.603 | 291 |
7 | Kinderopvang | 4.314.657 | 4.317.157 | 1.765.766 | 4.436.342 | 4.440.566 | 1.792.216 | 121.685 | 123.409 | 26.450 |
8 | Oudedagsvoorziening | 36.835 | 36.835 | 0 | 41.304 | 41.573 | 0 | 4.469 | 4.738 | 0 |
9 | Nabestaanden | 1.714 | 1.714 | 0 | 2.078 | 2.078 | 0 | 364 | 364 | 0 |
10 | Tegemoetkoming ouders | 7.662.279 | 7.662.279 | 225.743 | 8.202.440 | 8.202.440 | 231.470 | 540.161 | 540.161 | 5.727 |
11 | Uitvoeringskosten | 657.751 | 657.751 | 0 | 741.755 | 741.196 | 54.288 | 84.004 | 83.445 | 54.288 |
12 | Rijksbijdragen | 24.100.898 | 24.100.898 | 0 | 20.635.874 | 20.635.874 | 21 | ‒ 3.465.024 | ‒ 3.465.024 | 21 |
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | 391.946 | 393.946 | 1.000 | 428.776 | 425.275 | 43.030 | 36.830 | 31.329 | 42.030 |
96 | Apparaatsuitgaven kerndepartement | 498.365 | 501.604 | 83.567 | 557.445 | 555.161 | 92.868 | 59.080 | 53.557 | 9.301 |
99 | Nog onverdeeld | 248.045 | 248.045 | 0 | 0 | 0 | 0 | ‒ 248.045 | ‒ 248.045 | 0 |
*In de verplichtingenrealisatie zijn inbegrepen negatieve bijstellingen op verplichtingen uit oude jaren voor een totaal van € 64,95 miljoen.
Activa | 31-12-2023 | 31-12-2022 | Passiva | 31-12-2023 | 31-12-2022 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Intra-comptabele posten | Intra-comptabele posten | |||||||||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting | 48.323.431 | 46.013.332 | 2 | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 3.344.597 | 6.244.471 | |||
3 | Liquide middelen | 1 | 0 | |||||||
4 | Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB) | 0 | 0 | 4a | Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB) | 45.135.755 | 39.802.361 | |||
5 | Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 0 | 0 | 5a | Begrotingsreserves | 0 | 0 | |||
6 | Vorderingen buiten begrotingsverband | 158.441 | 46.118 | 7 | Schulden buiten begrotingsverband | 1.521 | 12.618 | |||
8 | Kas-transverschillen | 0 | 0 | |||||||
Subtotaal intra-comptabel | 48.481.873 | 46.059.450 | Subtotaal intra-comptabel | 48.481.873 | 46.059.450 | |||||
Extra-comptabele posten | Extra-comptabele posten | 0 | 0 | |||||||
9 | Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 | |||
10 | Vorderingen | 921.005 | 877.663 | 10a | Tegenrekening vorderingen | 921.005 | 877.663 | |||
11a | Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 11 | Schulden | 0 | 0 | |||
12 | Voorschotten | 21.207.675 | 20.837.561 | 12a | Tegenrekening voorschotten | 21.207.675 | 20.837.561 | |||
13a | Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 0 | 13 | Garantieverplichtingen | 0 | 0 | |||
14a | Tegenrekening andere verplichtingen | 746.294 | 810.001 | 14 | Andere verplichtingen | 746.294 | 810.001 | |||
15 | Deelnemingen | 0 | 0 | 15a | Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 | |||
Subtotaal extra-comptabel | 22.874.974 | 22.525.225 | Subtotaal extra-comptabel | 22.874.974 | 22.525.225 | |||||
Totaal | 71.356.847 | 68.584.675 | Totaal | 71.356.847 | 68.584.675 |
Toelichting bij de saldibalans
Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via het kas/bankboek (inclusief de rekening-courant met het Ministerie van Financiën/RHB) bijgehouden.
Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met tegenrekeningen in evenwicht worden gehouden.
De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.
Ad 1 en 2) Begrotingsuitgaven en -ontvangsten
Onder de post Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting worden de gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten van het jaar opgenomen. De bedragen komen overeen met de bedragen uit de verantwoordingsstaat. Door een verschillende afrondingssystematiek kunnen kleine afrondingsverschillen ontstaan (maximaal aantal begrotingsartikelen * 1 (in duizenden)) tussen de posten ‘Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting’ en de bedragen in de Verantwoordingsstaat.
Ad 3) Liquide middelen
De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden.
Ad 4 en 4a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding
Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) wordt de financiële verhouding met de schatkist van het Rijk geadministreerd. Het bedrag per 31 december 2023 is in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.
Ad 5 en 5a) Begrotingsreserves
Een begrotingsreserve op basis van artikel 2.21 van de Comptabiliteitswet 2016 is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Het Ministerie van SZW heeft geen begrotingsreserves.
Ad 6) Vorderingen buiten begrotingsverband
Bij de vorderingen onder de post vorderingen buiten begrotingsverband worden de saldi van de betreffende grootboekrekeningen uitgaven buiten begrotingsverband uit de begrotingsboekhouding van het Ministerie van SZW opgenomen. Een uitgavensaldo op 31 december zal nog van derden ontvangen moeten worden (is dus een saldo van openstaande vorderingen). De RSO doorbelasting betreft bedragen die niet in het uurtarief zitten en die door RSO 1 op 1 zijn doorbelast aan haar opdrachtgevers.
Type vorderingen | Openstaand ultimo 2023 |
---|---|
Europese gelden | 155.390 |
RSO doorbelasting | 2.966 |
Derden | 79 |
Omzetbelasting | 6 |
Totaal | 158.441 |
Ad 7) Schulden buiten begrotingsverband
Bij de schulden onder de post schulden buiten begrotingsverband worden de saldi van de betreffende grootboekrekeningen ontvangsten buiten begrotingsverband uit de begrotingsboekhouding van het Ministerie van SZW opgenomen. Een ontvangstensaldo op 31 december zal nog aan derden afgedragen moeten worden (is dus een saldo van openstaande schulden).
Openstaand ultimo 2023 | |
---|---|
Frictiekosten RWI | 728 |
Europese gelden | 703 |
Derdenrekeningen | 24 |
Diversen | 66 |
Totaal | 1.521 |
Ad 8) Kas-transverschillen
Op deze post worden bedragen opgenomen die zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk in de kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van SZW heeft geen kas-transverschillen.
Ad 9 en 9a) Openstaande rechten
Openstaande rechten zijn vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar die op andere wijze zijn ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden). Het Ministerie van SZW heeft geen openstaande rechten.
Ad 10 en 10a) Vorderingen
Het saldo per 31 december 2023 kan als volgt worden gespecificeerd:
Ministerie | UVB | NLA | S&I | RSO | Openstaand | |
---|---|---|---|---|---|---|
Ultimo 2023 | ||||||
Vorderingen | 609.553 | 8.393 | 34.589 | 267.964 | 507 | 921.005 |
Ministerie | UVB | NLA | S&I | RSO | Openstaand | |
---|---|---|---|---|---|---|
Ultimo 2023 | ||||||
Direct opeisbaar | 609.553 | 8.393 | 34.589 | 1.813 | 507 | 654.854 |
Op termijn opeisbaar | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Geconditioneerde vorderingen | 0 | 0 | 0 | 266.151 | 0 | 266.151 |
609.553 | 8.393 | 34.589 | 267.964 | 507 | 921.005 |
Van de opeisbare vorderingen worden onderstaand de specificaties gegeven naar ouderdom.
Insteljaar | Ministerie | UVB | NLA | S&I | RSO | Openstaand |
---|---|---|---|---|---|---|
exclusief toeslagen | Ultimo 2023 | |||||
t/m 2020 | 357 | 4.403 | 14.264 | 271.788 | 0 | 293.936 |
2021 | 0 | 0 | 3.124 | ‒ 25.788 | 1 | ‒ 21.183 |
2022 | 0 | 73 | 4.604 | 4.212 | ‒ 40 | 16.842 |
2023 | 932 | 3.917 | 12.597 | 17.752 | 546 | 23.147 |
1.289 | 8.393 | 34.589 | 267.964 | 507 | 312.741 |
Toeslagjaar | Openstaand | Bijstelling | Ingestelde | Ontvangsten | Afboekingen | Openstaand |
---|---|---|---|---|---|---|
1-jan-23 | vorderingen | Ultimo 2023 | ||||
t/m 2020 | 409.247 | ‒ | 35.338 | ‒ 90.845 | ‒ 85.946 | 267.794 |
2021 | 108.608 | ‒ | 116.250 | ‒ 4.358 | ‒ 103.068 | 117.431 |
2022 | 66.080 | ‒ | 260.518 | ‒ 5.977 | ‒ 183.205 | 137.416 |
2023 | ‒ 40 | ‒ | 144.549 | ‒ 1.814 | ‒ 57.068 | 85.627 |
2024 | 0 | ‒ | ‒ 6 | 0 | 0 | ‒ 6 |
583.896 | ‒ | 556.648 | ‒ 102.994 | ‒ 429.287 | 608.263 |
Deze toeslagen hebben betrekking op kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget.
Onderstaand wordt per onderdeel een toelichting gegeven.
Ministerie
In de vordering van het Ministerie is een vordering opgenomen van TOZO van € 56 miljoen.
Kwijtschelding vorderingen toeslagen
Begin 2021 deelde de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen dat zij nader ingaat op de plannen om gedupeerden in de toeslagenaffaire met een schone lei te laten beginnen. De toeslag- en belastingschulden van de gedupeerde ouders en eventuele partner over berekeningsjaren 2020 en eerder worden kwijtgescholden. Deze kwijtschelding raakt de stand op de saldibalans SZW voor de toeslagen kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag.
In 2021 is een aanvang genomen met beoordeling en kwijtschelding van schulden. Op basis van cijfers van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt dat er in 2023 in totaal € 5,8 miljoen aan vorderingen kindgebonden budget is kwijtgescholden en € 44,5 miljoen aan vorderingen kinderopvangtoeslag. Het betreft in totaal circa 4,3 duizend vorderingen kindgebonden budget en 8,9 duizend vorderingen kinderopvangtoeslag.
Per 31 december 2023 zijn bijna 65 duizend openstaande vorderingen (aanslagen) in beeld van mogelijk gedupeerden, die kwijtgescholden kunnen worden voor in totaal € 122 miljoen. Het aantal ouders dat in aanmerking komt en de totale openstaande vorderingen die het betreft staan nog niet definitief vast. Nog tot eind 2023 konden burgers zich melden bij Toeslagen voor een aanvraag in de hersteloperatie toeslagen.
Vanaf 1 juli 2021 zijn gemeenten gestart met het kwijtschelden van gemeentelijke schulden aan KOT-gedupeerden. Hierover is de Kamer op 17 juni 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 848). In november 2021 is een specifieke uitkering gerealiseerd om gemeenten te compenseren voor de kwijtscheldingen en uitvoeringskosten (Stcrt. 2021, nr. 47169). Naast volledige compensatie van de kwijtscheldingen, ontvangen gemeenten € 275 per erkend gedupeerde die woonachtig is in de betreffende gemeente. Gemeenten ontvangen deze compensatie met een vertraging. In 2023 is via de gemeenten (SPUK) € 31,5 miljoen kwijtgescholden in verband met de Kinderopvangtoeslagaffaire.
Het totaal aan openstaande vorderingen per 31 december 2023 bedraagt voor KOT € 382,1 miljoen en voor WKB € 226,1 miljoen.
UVB
Alle openstaande vorderingen bij UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.
Nederlandse Arbeidsinspectie
Deze vorderingen bestaan uit de door de Nederlandse Arbeidsinspectie opgelegde boetes vanaf 2007.
S&I
DUO voert de administratie uit voor de directie Samenleving en Integratie ten behoeve van de Wet Inburgering. Het openstaande bedrag van € 268,0 miljoen bestaat voor € 266,2 miljoen uit leningen en € 1,8 miljoen uit openstaande aflossingstermijnen. De vorderingen bij DUO betreffen de openstaande aflossingstermijnen welke aan de leningen onttrokken zijn.
Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)
Vanaf 2016 valt de RSO onder budgettaire verantwoordelijkheid van SZW. De administratie is uitbesteed aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR). De RSO is verantwoordelijk voor de schoonmaak van de Rijkspanden van de aangesloten departementen. Het totaalbedrag van de openstaande vorderingen ad € 0,5 miljoen bestaat uit in rekening gebrachte bedragen voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden.
Ad 11 en 11a) Schulden
Onder de post Schulden wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende grootboekrekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande schulden. Het Ministerie van SZW heeft geen schulden.
Ad 12 en 12a) Voorschotten
Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen. Onder de post Voorschotten wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende (grootboek)rekeningen uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande voorschotten.
Ministerie | UVB | Openstaand ultimo 2023 | |
---|---|---|---|
Voorschotten | 20.841.182 | 366.492 | 21.207.675 |
Ministerie
In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel. Hiervan is een totaalbedrag van € 9.511,8 miljoen toe te wijzen aan voorschotten toeslagregelingen. De uitgaven die hiermee samenhangen zijn verantwoord onder de post uitgaven van artikel 7 en 10. In totaal gaat het om respectievelijk KOT ad € 5.486,5 miljoen en WKB € 4.025,3 miljoen.
Ontstaansjaar | Saldo 1-1-2023 | Verstrekt | Afgerekend | Openstaand ultimo 2023 |
---|---|---|---|---|
t/m 2020 | 92.652 | 0 | 29.659 | 62.993 |
2021 | 955.037 | 0 | 720.861 | 234.176 |
2022 | 11.346.951 | 0 | 11.395.725 | ‒ 48.774 |
2023 | 11.138.975 | 58.012 | 11.080.962 | |
Totaal | 12.394.640 | 11.138.975 | 12.204.257 | 11.329.358 |
De openstaande voorschotten (exclusief toeslagen en exclusief UVB) waren ultimo 2022 € 12,4 miljard. Ultimo 2023 zijn de openstaande voorschotten € 11,3 miljard. Het verschil wordt nagenoeg verklaard door de bevoorschotting NOW. Ultimo 2022 stond er een voorschot van € 1,2 miljard open, ultimo 2023 waren alle voorschotten NOW (van SZW aan UWV) afgerekend.
Toeslagjaar | Saldo 1-1-2023 | Verstrekt | Afgerekend | Openstaand ultimo 2023 |
---|---|---|---|---|
t/m 2020 | 185.587 | 0 | 165.192 | 20.394 |
2021 | 1.126.609 | 0 | 997.114 | 129.495 |
2022 | 6.264.839 | 23.058 | 5.041.013 | 1.246.884 |
2023 | 594.045 | 6.781.539 | 0 | 7.375.583 |
2024 | 739.468 | 739.468 | ||
Totaal | 8.171.080 | 7.544.064 | 6.203.319 | 9.511.825 |
De voorschotten van het toeslagjaar 2024 betreffen de eerste maandelijkse voorschottermijn, die in december 2023 is uitbetaald.
Art | Omschrijving | Openstaand ultimo 2023 |
---|---|---|
1 | Arbeidsmarkt | 125.381 |
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 998.562 |
3 | Arbeidsongeschiktheid | 4.800 |
4 | Jonggehandicapten | 4.136.400 |
5 | Werkloosheid | 184.968 |
6 | Ziekte en verlofregelingen | 34.928 |
7 | Kinderopvang | 5.511.735 |
8 | Oudedagsvoorziening | 1.134 |
9 | Nabestaanden | 0 |
10 | Tegemoetkoming ouders | 8.404.066 |
11 | Uitvoering | 698.135 |
12 | Rijksbijdragen | 289.300 |
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | 416.566 |
96 | Apparaatsuitgaven kerndepartement | 35.207 |
Totaal | 20.841.183 |
De voorschotten UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.
EFMB/EUSF/ESFP | Subsidies departement | Totaal 2023 | |
---|---|---|---|
Saldo 1 januari | 146.272 | 125.569 | 271.841 |
Verstrekt | 233.185 | 55.345 | 288.530 |
Subtotaal | 379.458 | 180.914 | 560.371 |
Afgerekend | 134.987 | 58.892 | 193.879 |
Saldo 31 december | 244.470 | 122.022 | 366.492 |
Ontstaansjaar | Saldo 1-1 | Verstrekt | Afgerekend | Openstaand |
---|---|---|---|---|
2023 | ultimo 2023 | |||
t/m 2020 | 53.940 | 0 | 28.722 | 25.218 |
2021 | 108.855 | 0 | 79.434 | 29.421 |
2022 | 109.046 | 0 | 48.365 | 60.681 |
2023 | 0 | 288.530 | 37.357 | 251.173 |
Totaal | 271.841 | 288.530 | 193.879 | 366.492 |
Ad 13 en 13a) Garantieverplichtingen
Een garantieverplichting is een voorwaardelijke financiële verplichting, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieverplichtingen worden administratief volledig verwerkt als verplichting. Er is dus geen verschil in de vastlegging van garantieverplichtingen en «gewone» verplichtingen. In het algemeen leiden garantieverplichtingen niet of slechts voor een bepaald (meestal klein) percentage tot betaling. Het Ministerie van SZW heeft geen garantieverplichtingen.
Ad 14 en 14a) Andere verplichtingen
Met andere verplichtingen worden alle verplichtingen exclusief de garantieverplichtingen, bedoeld. Financiële verplichtingen zijn (toekomstige) betalingsverplichtingen en hebben veelal een voorwaardelijk karakter. De financiële verplichting ontstaat wanneer met een derde of andere partij is overeengekomen tot het voldoen van een (contra)verplichting (bijvoorbeeld levering of subsidievoorwaarde). Nadat de andere partij, ten gunste waarvan de (betalings)verplichting is aangegaan, aan de afgesproken voorwaarden heeft voldaan, leidt dit tot een kasuitgave.
Ministerie | UVB | Totaal 2023 | |
---|---|---|---|
Saldo 1 januari | 562.723 | 247.339 | 810.062 |
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar | 48.455.835 | 125.321 | 48.581.156 |
Negatieve bijstellingen | 64.950 | 18.153 | 83.103 |
Subtotaal (A) | 48.953.608 | 354.507 | 49.308.115 |
Tot betaling gekomen in het verslagjaar | 48.323.425 | 238.396 | 48.561.821 |
Subtotaal (B) | 48.323.425 | 238.396 | 48.561.821 |
Saldo 31 december (A - B) | 630.183 | 116.111 | 746.294 |
ESFp | EGF | EFMB | EUSF | Totaal 2023 | |
---|---|---|---|---|---|
Saldo 1 januari | 15.000 | 0 | 0 | 232.339 | 247.339 |
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar | 108.488 | 0 | 0 | 16.833 | 125.321 |
Negatieve bijstellingen | 69 | 0 | 0 | 18.084 | 18.153 |
Subtotaal (A) | 123.419 | 0 | 0 | 231.088 | 354.507 |
Tot betaling gekomen in verslagjaar | 9.641 | 0 | 0 | 228.755 | 238.396 |
Subtotaal (B) | 9.641 | 0 | 0 | 228.755 | 238.396 |
Saldo 31 december (A - B) | 113.779 | 0 | 0 | 2.333 | 116.111 |
Art | Omschrijving | Openstaand | Aangegaan 2023 (incl. negatieve bijstelling) | Betaald 2023 | Openstaand ultimo 2023 |
---|---|---|---|---|---|
1-jan-23 | |||||
1 | Arbeidsmarkt | 364.022 | 1.259.890 | 1.248.082 | 375.830 |
2 | Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet | 62.385 | 7.718.053 | 7.663.162 | 117.276 |
3 | Arbeidsongeschiktheid | 0 | 5.899 | 5.899 | 0 |
4 | Jonggehandicapten | 0 | 4.139.039 | 4.139.039 | 0 |
5 | Werkloosheid | 6.214 | 177.989 | 179.080 | 5.123 |
6 | Ziekte en verlofregelingen | 0 | 44.002 | 44.002 | 0 |
7 | Kinderopvang | 24.915 | 4.436.342 | 4.440.565 | 20.691 |
8 | Oudedagsvoorziening | 401 | 41.304 | 41.572 | 133 |
9 | Nabestaanden | 0 | 2.077 | 2.077 | 0 |
10 | Tegemoetkoming ouders | 0 | 8.202.440 | 8.202.440 | 0 |
11 | Uitvoering | 525 | 741.755 | 741.195 | 1.084 |
12 | Rijksbijdragen | 0 | 20.635.873 | 20.635.873 | 0 |
13 | Integratie en maatschappelijke samenhang | 26.583 | 428.776 | 425.275 | 30.084 |
96 | Apparaatsuitgaven kerndepartement | 77.678 | 557.444 | 555.162 | 79.960 |
99 | Nog onverdeeld | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 562.723 | 48.390.885 | 48.323.425 | 630.183 |
De beginstand van de verplichtingen ‘Ministerie’ wijkt af van de eindstand jaarrekening 2022. Het verschil van € 62.000 heeft betrekking op administratieve correcties die nog moeten worden uitgevoerd in eerdere jaren.
Omvangrijke negatieve bijstellingen
In 2023 hebben geen omvangrijke negatieve bijstellingen plaatsgevonden op een eerder aangegane verplichting. Substantiële omvangswijzigingen die hierdoor ontstaan, moeten worden toegelicht. Substantieel is het algemeen bedrag van € 25 miljoen of meer. Een kleiner bedrag is substantieel als het 10% of meer van het (totaal)bedrag van de openstaande verplichtingen betreft. Omvangrijke negatieve bijstellingen op eerder aangegane verplichtingen komen in 2023 niet voor bij SZW.
De bedragen van € 65,0 miljoen voor het departement en € 18,1 miljoen UVB bestaan uit diverse verplichtingen kleiner dan € 25 miljoen.
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Soms is er sprake van niet uit de saldibalans blijkende financiële verplichtingen, bijvoorbeeld in geval van door het Rijk gesloten bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten met decentrale overheden of met functionele overheden (ZBO's/RWT’s, bijvoorbeeld scholen).
Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de SVB en UWV, gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen is ervoor gekozen de per 1 januari 2012 door SZW op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan de SVB en UWV uit te betalen. Deze permanente schulden bedragen ultimo 2023 € 848,3 miljoen aan de SVB en € 162,6 miljoen aan UWV. Deze schulden worden niet eerder door SZW voldaan dan dat het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd. Daarnaast is er in dit verband sprake van een permanente vordering op de SVB ter grootte van € 1,3 miljoen. De genoemde bedragen hebben in 2023 geen wijziging ondergaan.
Verplichting Kwijtschelden gemeentelijke schulden KOT-gedupeerden
Vanaf 1 juli 2021 zijn gemeenten gestart met het kwijtschelden van gemeentelijke schulden aan KOT-gedupeerden. Hierover is de Kamer op 17 juni 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 848). In november 2021 is een specifieke uitkering gerealiseerd om gemeenten te compenseren voor de kwijtscheldingen en uitvoeringskosten (Stcrt. 2021, nr. 47169). Naast volledige compensatie van de kwijtscheldingen, ontvangen gemeenten € 275 per erkend gedupeerde die woonachtig is in de betreffende gemeente. Gemeenten ontvangen deze compensatie met een vertraging, in 2023 is het jaar 2021 vastgesteld en zijn deze middelen aan gemeenten betaald. In 2023 is via de gemeenten (SPUK) € 31,5 miljoen kwijtgescholden in verband met de Kinderopvangtoeslagaffaire.
Niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures
In het geval van juridische procedures waarbij de Staat betrokken is en die een significante impact kunnen hebben op de financiële positie van een ministerie of de Staat, kan sprake zijn van niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures. Het gaat om openbaar bekende, bij een gerecht aanhangig gemaakte procedures waarin geldelijke claims worden neergelegd. De financiële verplichting van deze procedures ontstaat vaak pas later doordat op het moment van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak een afdwingbare en controleerbare verplichting ontstaat. De niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures voor SZW zijn HVP en de juridische procedure met gemeente Den Haag.
Nederlands Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)
Het HVP richt zich op thema's die voor het kabinet van zwaarwegend belang zijn, zoals klimaatverandering, volkshuisvesting en de arbeidsmarkt. Ook wordt via het HVP verder geïnvesteerd in digitalisering, onderwijs en zorg.
SZW en het Rijk lopen financiële risico’s (op bijvoorbeeld boetes) als mijlpalen en doelstellingen van het Herstel- en Veerkrachtplan niet worden gehaald.
Financieel risico juridische procedure met gemeente Den Haag
Beroep van de gemeente Den Haag tegen bijstandsbudgetten 2017 ‒ 2022 De gemeente Den Haag gaat ieder jaar in bezwaar tegen de vaststelling van het budget bijstand en loonkostensubsidie (LKS). De gemeente is van mening dat hun budgetaandeel in de verdeling van het macrobudget bijstand en LKS onvoldoende is, waardoor ze meerjarige tekorten hebben op hun bijstandsuitgaven.
Eind januari 2024 dient de zaak over de bijstandsbudgetten voor de jaren 2017 tot en met 2022 bij de rechtbank in Den Haag. Na een uitspraak van de rechtbank bestaat nog de mogelijkheid voor partijen om naar de Centrale Raad van Beroep te stappen. Het totale tekort van Den Haag over die periode bedraagt circa € 130 miljoen, waarbij opgemerkt moet worden dat Den Haag met name in 2017 en 2018 een substantieel tekort had. In die jaren kwam de gemeente ook in aanmerking voor het vangnet. Hierdoor is het feitelijke tekort van Den Haag circa € 25 miljoen lager.
SZW is van mening dat het verdeelmodel bijstand goed functioneert. Volgens SZW bevat het verdeelmodel niet zodanige tekortkomingen dat Den Haag daar onevenredig door getroffen wordt. De rechtszaak brengt echter wel een financieel risico voor het Rijk met zich mee.
Ad 15 en 15a) Deelnemingen
Onder de post Deelnemingen worden alle deelnemingen inclusief deelnemingspercentage opgenomen, zoals in een Besloten of Naamloze Vennootschap, internationale instellingen of C.V. Het Ministerie van SZW heeft geen deelnemingen.
De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het individueel toepasselijk drempelbedrag te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.
De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigingsmaximum bedraagt in 2023 € 223.000.
Er zijn geen functionarissen die in 2023 een bezoldiging boven het toepasselijke bezoldigingsmaximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2023 geen functionarissen die hun werkzaamheden als topfunctionaris hebben neergelegd en die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar aangemerkt worden als topfunctionaris. Er zijn in 2023 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.
Deze paragraaf presenteert de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. De informatie is bedoeld als achtergrondinformatie bij het jaarverslag. De daadwerkelijke verantwoording van uitgaven en inkomsten van de fondsen vindt plaats via de jaarverslagen van de SVB en UWV en via de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven in de beleidsartikelen van dit jaarverslag. In deze paragraaf zijn de cijfers voor 2023 gebaseerd op de jaarverslagen van UWV en de SVB.
Exploitatiesaldi
Een groot deel van de uitgaven aan sociale zekerheid loopt via de sociale fondsen. In tabel 116 en tabel 117 zijn de exploitatierekeningen van de fondsen weergegeven. De arbeidsongeschiktheidsfondsen (Aof en Whk) en de WW-fondsen (Awf en Ufo) worden geïntegreerd weergegeven. Zowel de begrote bedragen als de gerealiseerde bedragen zijn weergegeven in prijzen 2023. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan voornamelijk uit de uitkeringslasten en eventueel daarover te betalen werkgeverslasten. Daarnaast betalen de SVB fondsen een bijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds.
Ouderdomsfonds (Aow) | Anw-fonds | |||
---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | Begroting | Realisatie | |
Premies | 25.162 | 24.328 | 171 | 165 |
Bijdragen van het Rijk | 23.832 | 20.346 | 0 | 0 |
Overige ontvangsten | ‒ 40 | 109 | ‒ 4 | 89 |
Totaal Ontvangsten | 48.954 | 44.783 | 167 | 254 |
Uitkeringen / Verstrekkingen | 48.201 | 47.935 | 326 | 337 |
Uitvoeringskosten | 150 | 188 | 11 | 13 |
Bijdrage Zorgverzekeringsfonds | 603 | 599 | 21 | 20 |
Overige uitgaven | 0 | 1 | 0 | 0 |
Totaal Uitgaven | 48.954 | 48.722 | 358 | 369 |
Exploitatiesaldo | 0 | ‒ 3.940 | ‒ 191 | ‒ 115 |
Bron: SZW (financiële administratie) en SVB Jaarverslag 2023.
Tabel 116 laat zien dat het Ouderdomsfonds een negatief exploitatiesaldo had, terwijl in de begroting geen tekort werd geraamd. Dat komt deels doordat de premie-ontvangsten wat lager zijn uitgevallen dan in de begroting werd geraamd. De in de begroting geraamde premie-inkomsten waren gebaseerd op de CPB MEV raming uit september 2022. Ten opzichte van die raming zijn de heffingskortingen voor 2023 uiteindelijk hoger vastgesteld. Daardoor vallen de premie-inkomsten lager uit, zowel bij het Ouderdomsfonds als bij het Nabestaandenfonds. De bijdrage van het Rijk om het verwachte tekort van het Ouderdomsfonds te compenseren is ook lager uitgevallen dan geraamd. Dit komt doordat het Ouderdomsfonds het jaar 2022 heeft afgesloten met een positief vermogen. De bijdrage van het Rijk kon daardoor in 2023 lager zijn. Onder de post overige ontvangsten valt onder andere de rente die de SVB ontvangt over de positieve fondsvermogens. Deze is hoger uitgevallen dan geraamd, doordat de rente is gestegen en ook doordat het Ouderdomsfonds een groter positief vermogen had dan geraamd.
Arbeidsongeschiktheidsfondsen | WW-fondsen | |||
---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | Begroting | Realisatie | |
Premies | 23.806 | 24.457 | 9.663 | 10.003 |
Bijdragen van het Rijk | 261 | 283 | 83 | 208 |
Betaalde en ontvangen rente | 97 | 846 | 70 | ‒ 38 |
Overige ontvangsten | 0 | 76 | 0 | 81 |
Totaal Ontvangsten | 24.164 | 25.661 | 9.816 | 10.255 |
Uitkeringen / Verstrekkingen | 16.626 | 16.933 | 4.075 | 3.463 |
Uitvoeringskosten | 918 | 1.230 | 891 | 891 |
Sociale lasten | 2.666 | 2.955 | 686 | 632 |
Overige uitgaven | 0 | 647 | 0 | 254 |
Totaal Uitgaven | 20.210 | 21.766 | 5.653 | 5.240 |
Exploitatiesaldo | 3.954 | 3.895 | 4.164 | 5.015 |
Bron: SZW (financiële administratie) en UWV Jaarverslag 2023.
De fondsen beheerd door UWV hebben iets meer premies werknemersverzekeringen ontvangen dan was begroot. Dat hangt samen met een hogere loonsom, zowel doordat de lonen zijn gestegen en doordat er meer mensen aan het werk waren dan geraamd. Vanwege de gestegen rente hebben de arbeidsongeschiktheidsfondsen ook meer rente ontvangen. De WW-fondsen hebben in 2023 nog rente betaald omdat het grootste deel van het jaar het vermogen nog negatief was.
De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn iets hoger uitgevallen dan verwacht. De uitgaven aan WW-uitkeringen juist iets lager. Omdat voor de tabel in het jaarverslag is aangesloten bij het jaarverslag van UWV staan bij de realisaties ook de overige uitgaven en ontvangsten van de fondsen. In de begroting en het jaarverslag van SZW worden die toegerekend aan de verschillende uitkeringsregelingen en vallen ze onder de uitkeringslasten. De overige uitgaven bestaan bij de arbeidsongeschiktheidsfondsen voornamelijk aan de uitgaven aan de compensatieregeling transitievergoeding. Bij de WW-fondsen betreft het onder andere de STAP-subsidie en de bijdrage aan de SER.
Vermogenspositie
In tabel 118 worden de vermogensposities van de sociale fondsen vermeld. Ook hier zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd weergegeven. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo (zie tabellen 116 en 117). Net als het exploitatiesaldo is ook de vermogenspositie gebaseerd op de cijfers in het jaarverslag van SVB en UWV.
Feitelijk vermogen ultimo 2022 | Exploitatiesaldo 2023 | Feitelijk vermogen ultimo 2023 | |
---|---|---|---|
Ouderdomsfonds (Aow) | 3.472 | ‒ 3.940 | ‒ 466 |
Anw-fonds | 2.784 | ‒ 115 | 2.669 |
Arbeidsongeschiktheidsfondsen | 25.358 | 3.895 | 29.253 |
WW-fondsen | 59 | 5.015 | 5.074 |
Totaal sociale fondsen | 31.673 | 4.855 | 36.528 |
Bron: SVB Jaarverslag 2023 en UWV Jaarverslag 2023.
De sociale fondsen hebben eind 2023 naar verwachting een positief vermogen van iets minder dan € 37 miljard. De afgelopen jaren heeft met name het positieve exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen bijgedragen aan het opgebouwd vermogen. De werkloosheidsfondsen hadden tot 2022 nog een negatief vermogen. Door het positieve exploitatiesaldo is ook daar in 2023 een vermogen opgebouwd. Het in 2023 gerealiseerde vermogen van het Ouderdomsfonds wordt meegenomen in het vaststellen van de rijksbijdrage voor 2023, waardoor het vermogen van het Ouderdomsfonds bekeken over meerdere jaren altijd rond de nul schommelt.
De sociale fondsen (en de beheerders, UWV en SVB) zijn onderdeel van de collectieve sector. Een vermogenstekort of -overschot houden ze aan op een rekening-courant bij het Rijk. De sociale fondsen kunnen daardoor altijd over voldoende middelen beschikken. Dat is ook nodig, omdat het recht op een uitkering niet afhankelijk is van de geraamde uitgaven. Als iemand recht heeft op een uitkering, dan wordt deze dus betaald, ongeacht de vermogenspositie van het fonds. Omdat de sociale fondsen onderdeel van de collectieve sector zijn, zijn de uitgaven en ontvangsten van de fondsen (en dus het exploitatiesaldo) onderdeel van het EMU-saldo, en de EMU-schuld.
In de in dit hoofdstuk gepresenteerde koopkrachtcijfers (boxplot en voorbeeldhuishoudens) wordt de verandering van het besteedbaar inkomen tussen 2022 en 2023 weergegeven, gecorrigeerd voor inflatie.
In koopkrachtberekeningen wordt ervan uitgegaan dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van mensen. De berekeningen geven een inschatting van de effecten van economische ontwikkelingen en van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen huishoudens. De berekeningen zijn echter minder geschikt om de koopkracht voor individuele gevallen te voorspellen. Belangrijke gebeurtenissen zoals het vinden of verliezen van een baan of het maken van promotie kunnen immers niet meegenomen worden in de berekeningen en hebben doorgaans een groot effect op de persoonlijke koopkrachtsituatie. Dit moet altijd in ogenschouw gehouden worden bij het interpreteren van koopkrachtcijfers.
De oorlog in Oekraïne zorgde vanaf 2022 voor hogere energieprijzen. In 2023 begonnen de prijzen weer te dalen. Desondanks waren energieprijzen nog historisch hoog. Daarnaast verbreedde de inflatie: eerst stegen de voedselprijzen en de prijzen van andere goederen, en uiteindelijk ook de prijzen van diensten.
Bij de begroting 2023 werd de mediane koopkrachtontwikkeling, inclusief kabinetsbeleid, geraamd op 3,7%3. De mediane koopkracht is in 2023 (volgens het CEP 2024) uitgekomen op ‒ 0,8%. Dit is 4,5 procentpunt lager dan in de begroting werd verwacht. Een van de belangrijkste redenen voor de verschillen tussen de raming en de realisatie is dat het CBS een nieuwe meetmethode voor de inflatie heeft gehanteerd. In het Jaarverslag 2022 was daarom ook de raming voor 2023 opgenomen. Zo was te zien dat de aanpassing van de CBS-methode op papier leidde tot een hogere koopkrachtontwikkeling in 2022 en een lagere in 2023. Dit jaar tonen we weer beide jaren. In de oude meetmethode werd alleen naar de prijzen van nieuwe energiecontracten gekeken. Deze methode leidde in de Macro-Economische Verkenning (MEV) 2023 tot een raming van de cpi van 9,9% in 2022 en van 2,6% in 2023. In de begroting van 2023 is toegelicht (pagina 184) dat het inflatiecijfer voor 2022 vooruitliep op wat huishoudens daadwerkelijk ervaarden. Een aanzienlijk deel van de huishoudens werd immers pas geconfronteerd met de hogere energietarieven wanneer hun contract afliep. Ook rekenden veel energieleveranciers een lager tarief aan bestaande klanten met een variabel tarief, dan aan nieuwe klanten.
De nieuwe meetmethode van de inflatie doet recht aan het feit dat sommige huishoudens vaste tarieven hadden in hun energiecontract. Deze methode sluit daarom beter aan bij de door huishoudens ervaren inflatie, maar de overgang van de oude naar de nieuwe methode leidt tot een lagere inflatie in 2022 en een hogere inflatie in 2023. Met de nieuwe meetmethode voor de inflatie kwam deze alternatieve cpi uit op 6,8% in 2022 (dit was 10,0% volgens de oude methode) en 7,8% in 2023 (dit was 3,8% volgens de oude methode)4.
Figuur 8 presenteert de raming van de koopkracht in 2022 en 2023 uit de SZW-begroting 2023, op basis van de oude meetmethode van de inflatie. Figuur 9 toont de gerealiseerde koopkracht in 2022 en 2023, op basis van de nieuwe meetmethode van de inflatie. Het is duidelijk zichtbaar dat de nieuwe meetmethode zorgt voor een positiever beeld in 2022 en een negatiever beeld in 2023
Figuur 8 Boxplot raming koopkrachtontwikkeling 2022 en 2023. Linkerkolom: 2022, raming bij de Miljoenennota 2023 (MEV 2023). Rechterkolom: 2023, raming bij de Miljoenennota 2023 (MEV 2023).
Bron: SZW-berekeningen op basis van MEV 2023 en VWS-raming van zorgpremies.
Figuur 9 Boxplot realisatie koopkrachtontwikkeling 2022 en 2023. Linkerkolom: 2022, realisatie bij Jaarverslag 2023 (CEP 2024). Rechterkolom: 2023, realisatie bij Jaarverslag 2023 (CEP 2024).
Bron: SZW-berekeningen op basis van CEP 2024 en VWS-raming van zorgpremies.
De koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd in een boxplot waarin de koopkrachtontwikkeling van het 25e percentiel, het 50e percentiel (i.e. de mediaan, het middelste huishouden in een naar koopkrachtontwikkeling gerangschikte verdeling) en het 75e percentiel van de verschillende huishoudens is weergegeven. In de boxplot is de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling zichtbaar.
Naast het lagere niveau van de koopkrachtontwikkeling door de hogere inflatie (als gevolg van de nieuwe CBS-methode), zijn er een aantal groepen die specifiek opvallen doordat de raming sterk afwijkt van de realisatie. Zo is in 2023 de realisatie voor de eerste inkomensgroep 7,6 procentpunt lager dan de raming en voor uitkeringsgerechtigden is de realisatie 8,7 procentpunt lager. Dit komt onder andere doordat in de begroting de energietoeslag voor 2023 geraamd werd op € 1.300. Later is besloten dat gemeenten € 500 van de energietoeslag in 2022 konden uitkeren. Dit leidt tot een positief effect op de koopkracht in 2022, maar een negatief effect 2023. Tussen 2022 en 2023 daalt de energietoeslag dan immers van € 1.800 in 2022 naar € 800 in 2023. In het CEP is de energietoeslag op deze manier verwerkt.
Om gevolgen van de hoge inflatie in 2023 voor huishoudens te beperken, en de koopkracht van huishoudens te beschermen, heeft het kabinet een groot pakket samengesteld dat bestond uit een incidenteel en structureel deel. Het incidentele pakket zorgde ervoor dat de kwetsbare groepen werden beschermd en de middengroep perspectief werd geboden. Het structurele deel van het pakket had als uitgangspunt dat werken moest lonen. De beleidsmatige maatregelen die het totale koopkrachtbeeld van 2023 hebben beïnvloed, worden hieronder uitgelicht. Een aantal maatregelen van het koopkrachtpakket hebben de inkomens van huishoudens ondersteund. Een ander deel van de maatregelen drukte de kosten van huishoudens. Deze maatregelen landden in de koopkracht via de inflatie.
Incidenteel maatregelen gericht op inkomen:
– In 2023 was er een nieuwe energietoeslag voor huishoudens tot 120% van het sociaal minimum. Van de € 1.300 mocht € 500 euro in 2022 worden uitgekeerd door gemeenten, zodat in 2023 € 800 resteerde.
– De maximale zorgtoeslag werd in 2023 verhoogd met € 432 voor alleenstaanden en € 463 voor paren tot respectievelijk € 1.850 en € 3.165.
Incidentele maatregelen gericht op uitgaven (via inflatie):
– Om huishoudens te ondersteunen via hun energierekening en brandstofkosten, werd in 2023 het tijdelijke prijsplafond voor energie ingesteld en werd de accijns op brandstof tijdelijk verlaagd.
– In juli 2023 was er een inkomensafhankelijke huurverlaging. Hiermee werden de huren verlaagd voor huurders met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum en een sociale huurwoning van een woningcorporatie.
Structurele maatregelen:
– Het bruto wettelijk minimumloon is per 1 januari 2023 verhoogd met 8,05%. Inclusief de reguliere indexatie voor de gemiddelde cao-loonstijging nam het minimumloon in 2023 toe met 10,15%. Doordat uitkeringen gekoppeld zijn aan het minimumloon stegen deze mee.
– De IOAOW werd per 1 januari 2023 verlaagd naar € 5 bruto per maand en wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.
– De huurtoeslag is structureel verhoogd met € 16,94 per maand.
– Het kindgebonden budget is verhoogd met € 356 tot € 468 per kind (afhankelijk van hoeveelheid kinderen in een huishouden)5. Het extra bedrag voor een alleenstaande ouder is verhoogd met € 356. Deze verhogingen worden na 2023 afgebouwd, totdat een verhoging van € 39 (eerste kind, tweede kind en alleenstaande ouderkop) en € 151 (vanaf het derde kind) resteert vanaf 2028.
– De arbeidskorting is conform het coalitieakkoord verhoogd met € 384 op knikpunten 1 en 2, en met € 434 op knikpunt 3. Aanvullend is besloten om in 2023 een extra verhoging van € 89 toe te voegen aan knikpunten 2 en 3. Hiermee bedroeg de maximale arbeidskorting in 2023 € 5.052. Het afbouwpercentage werd verhoogd naar 6,51%.
– In 2023 werd het inkomensbelastingtarief in de eerste schijf met 0,14%-punt verlaagd naar 36,93%.
– In 2023 werd de zelfstandigenaftrek met € 1.280 verlaagd naar € 5.030, om het verschil in de fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen.
Koopkrachtcijfers | Raming 2023 | Realisatie 2023 |
---|---|---|
Werkenden | ||
Alleenverdiener met kinderen | ||
modaal | 7,3% | 1,9% |
2 x modaal | 3,5% | ‒ 1,1% |
Tweeverdieners | ||
modaal + ½ x modaal met kinderen | 4,2% | ‒ 0,2% |
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen | 1,6% | ‒ 2,3% |
2½ x modaal + modaal met kinderen | 2,1% | ‒ 1,9% |
modaal + modaal zonder kinderen | 3,2% |