Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 26448 nr. 718 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 26448 nr. 718 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2023
De overheid biedt een vangnet voor werknemers die onvrijwillig werkloos worden. Door middel van de werkloosheidswet (WW) ondersteunen we mensen om de tijdelijke inkomensdaling als gevolg van werkloosheid op te kunnen vangen. Daarnaast bieden we ondersteuning in de zoektocht naar een nieuwe baan. Hiermee bieden we de helpende hand aan degenen die het nodig hebben.
Met deze brief bied ik u de periodieke rapportage aan voor het thema «Werkloosheid werknemers». In deze rapportage is het werkloosheidsbeleid voor werknemers beoordeeld op doeltreffendheid en doelmatigheid. Tevens bied ik u het schriftelijk oordeel over de rapportage van twee onafhankelijke deskundigen aan.
Inzicht in de kwaliteit van beleid is een groot goed. Om het inzicht in de kwaliteit van beleid te vergroten hanteert de overheid een evaluatiestelsel waarbij een beleidsterrein iedere vier tot zeven jaar wordt doorgelicht. Via een synthese-onderzoek worden dan conclusies getrokken over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het betreffende beleidsterrein. De vorige evaluatie van het werkloosheidsbeleid voor werknemers dateert uit 2016.1 Deze nieuwe rapportage bouwt daarop voort.
In deze brief neem ik u allereerst mee in de context en opzet van de rapportage. Vervolgens licht ik de belangrijkste conclusies van de rapportage toe. Daarna presenteer ik de zienswijze van het kabinet met betrekking tot de bevindingen.
Deze periodieke rapportage kent als thema «Werkloosheid werknemers».
Hieronder vallen alle uitgaven van artikel 5 van de SZW-begroting, met uitzondering van de uitgaven voor Caribisch Nederland.2 De afbakening van deze rapportage sluit daarmee grotendeels aan bij de afbakening van de beleidsdoorlichting van artikel 5 uit 2016.3 Het grootste deel van de uitgaven van artikel 5 volgt uit de WW. De WW staat dan ook centraal in deze rapportage.
De werkloosheidsbescherming van zelfstandigen is geen onderdeel van deze rapportage. Deze keuze is gemaakt omdat de verschillen tussen werknemerschap en zelfstandigheid beter in zijn totaliteit kunnen worden onderzocht dan per deelgebied. Voor dergelijk onderzoek verwijs ik u naar het IBO zzp4 en het eindrapport van de Commissie Regulering van Werk.5
Een belangrijke toevoeging ten opzichte van de evaluatie van 2016 is dat nu ook de uitvoering en de doenbaarheid van het WW-beleid expliciet zijn onderzocht. Het beleid is pas doeltreffend als dat ook in de praktijk zo uitpakt. Het geheel van de UWV-uitvoering is in 2021 ook eigenstandig doorgelicht.6 Hierbij is de wisselwerking tussen de inhoud van iedere wet (zoals de WW) met de uitvoering nog niet meegenomen.
Middels het WW-vereenvoudigingstraject dat ik eerder heb aangekondigd7 doe ik momenteel nog aanvullend onderzoek naar de werking van de WW. De uitkomsten hiervan verwacht ik op korte termijn. Op dit traject ga ik nader in onder het kopje Kabinetsreactie op de bevindingen.
De WW biedt een tijdelijke uitkering aan verzekerde werknemers bij werkloosheid. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voert de WW uit. Het aantal WW-uitkeringen bedroeg eind 2022 150 duizend. De totale WW-uitgaven (de som van uitkeringslasten en uitvoeringskosten) bedroegen in 2022 € 3,3 miljard. De totale WW-uitgaven fluctueren sterk onder invloed van de conjunctuur. Zo waren deze uitgaven de afgelopen tien jaar op zijn hoogst € 8,0 miljard in 2014.
Het beleid binnen het thema «Werkloosheid werknemers» kent twee hoofddoelstellingen. Dat zijn het bieden van bescherming tegen de financiële gevolgen van werkloosheid (inkomensbescherming) en het stimuleren om het werk te hervatten (activering). Het beleid dat binnen het thema valt is in de rapportage onderverdeeld naar deze twee doelstellingen. Onder het onderdeel «inkomensbescherming» valt uitsluitend de WW.
Dit is namelijk het enige structurele inkomensbeschermingsinstrument binnen dit thema. Onder het onderdeel «activering» valt onder meer de dienstverlening van UWV gericht op terugkeer naar werk vanuit de WW, maar bijvoorbeeld ook de uitgaven aan scholing voor WW-gerechtigden.
In deze paragraaf presenteer ik de belangrijkste bevindingen van de rapportage. Hierbij maak ik, net als in de rapportage zelf, onderscheid tussen de inkomensverzekering enerzijds en de activerende instrumenten anderzijds. Ik begin ieder onderdeel met de overkoepelende conclusie, waarbij de onderbouwing erna volgt.
Harde conclusies over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de WW zijn niet eenvoudig te trekken. Voor de doelstelling van inkomensbescherming is namelijk geen criterium vastgelegd over wat voldoende bescherming is. Desalniettemin is de conclusie van het rapport dat de WW een behoorlijke mate van inkomensbescherming biedt, zeker in internationaal perspectief. Voor de meeste mensen is de WW toereikend om de periode tot een nieuwe baan te overbruggen. Daarnaast volgen uit de rapportage geen evidente doelmatigheidsverbeteringen.
Ondanks het ontbreken van een criterium voor voldoende inkomensbescherming, kan de werking van het werkloosheidsbeleid op verschillende manieren inzichtelijk worden gemaakt. De rapportage doet dit langs vier hoofdlijnen.
1. Allereerst zijn de beleidsuitkomsten voor WW-gerechtigden onderzocht. Daarbij gaat het om indicatoren over bijvoorbeeld de snelheid en kwaliteit van werkhervatting. De conclusie is dat de beleidsuitkomsten voor WW-gerechtigden gedurende de onderzoeksperiode zijn verbeterd. Juist groepen met een achterstand tot de arbeidsmarkt hebben relatief een inhaalslag gemaakt (bijvoorbeeld ouderen). Het is aannemelijk dat de arbeidsmarktkrapte een belangrijke rol speelt in deze ontwikkelingen.
2. Daarnaast zijn de effecten van de WW-beleidswijzigingen van 2006 en 2015 onderzocht. Een belangrijk onderdeel van beide wijzigingen was een verkorting van de wettelijke maximale WW-duur. In 2006 is middels de Wet wijziging WW-stelsel en ontslagrecht de maximale WW-duur verkort van 5 jaar naar 38 maanden. In 2015 is middels de Wet werk en zekerheid (Wwz) de maximale WW-duur verder verkort, van 38 naar 24 maanden.8 Daarnaast is met de Wwz de opbouw van WW-rechten gewijzigd, waardoor werknemers minder snel WW-rechten opbouwen. Bij zowel de beleidswijzigingen van 2006 als 2015 is gewerkt met een overgangsperiode. Hierdoor duurt het een aantal jaren voordat de wijzigingen volledig zijn gerealiseerd en kunnen worden onderzocht. Beide wijzigingen zijn inmiddels (gedeeltelijk) onderzocht. Het effect van de wijziging van 2006 is gemiddeld genomen positief. Ondanks dat mensen hierdoor gemiddeld minder WW-rechten hadden, verbeterde hun gemiddelde inkomenspositie. Deze wijziging was daarmee zowel doeltreffend als doelmatig. De wijziging van 2015 is nog niet volledig onderzocht, omdat de verkorting van de maximale duur tot voor kort nog niet volledig was gerealiseerd. Het onderzoek dat er is laat enig positief effect op de werkhervatting zien. Op het totale inkomen is nog geen positief of negatief effect waarneembaar.
3. Verder heeft het Centraal Plan Bureau (hierna: CPB) ten behoeve van de periodieke rapportage de impact van de WW op de financiële stabiliteit van huishoudens onderzocht. Daarbij is middels een modelsimulatie gekeken naar hoelang huishoudens hun vaste en noodzakelijke uitgaven kunnen blijven doen bij een scenario van werkloosheid van de hoofdkostwinner zonder werkhervatting. In zo’n situatie teren veel huishoudens in op hun financiële buffers en niet iedereen houdt dat even lang vol. De uitkomst van de simulatie is dat 5 procent van de huishoudens in de uitgangssituatie (dat wil zeggen zonder werkloosheid) al onvoldoende middelen heeft om de vaste uitgaven twee jaar te betalen. In het geval van blijvende werkloosheid van de hoofdkostwinnaar neemt deze groep onder het huidige beleid toe met 10 procentpunt. Zonder WW zou de toename bij blijvende werkloosheid 30 procentpunt zijn. In het geval van blijvende werkloosheid en geen WW-uitkering is de inschatting op basis van het model dus dat 35 procent van de huishoudens binnen twee jaar door hun reserves heen is. Dit onderstreept de belangrijke mate waarin de WW inkomensbescherming biedt. Tegelijkertijd laat het zien dat een groot deel van de huishoudens een flinke inkomensschok kan opvangen. De inschatting is dat 65 procent van de huishoudens ook zonder WW-uitkering een periode van ten minste twee jaar kan overbruggen, zij het met een beperkt uitgavenniveau.
4. Als laatste is in de rapportage gekeken naar de neveneffecten van de WW, zoals welzijns- en gezondheidseffecten. De meeste studies vinden een duidelijk negatief effect van werkloos zijn op het welzijn en de gezondheid van mensen. Zo komen psychische problemen gemiddeld ruim twee keer zo vaak voor onder werklozen. Een werkloosheidsverzekering perkt deze effecten tot op zekere hoogte in. Op deze wijze draagt de WW bij aan een beter welzijn van werklozen.
Naast de doeltreffendheid en doelmatigheid van de WW-uitkering zelf, is ook de doeltreffendheid en doelmatigheid van het proces van uitkeringsverstrekking onderzocht. Hieronder vallen de kosten die UWV maakt voor bijvoorbeeld het vaststellen van het recht op uitkering en de maandelijkse uitbetaling van de uitkering.
De WW-uitvoering scoort goed op de elementen klantgerichtheid en tijdigheid. Daarnaast is de doelmatigheidsontwikkeling van de WW-uitvoering over de afgelopen jaren positief. Deze conclusie volgt uit een analyse van de kostenontwikkeling in relatie tot de kwaliteitsontwikkeling. Daarentegen scoort de foutgevoeligheid van de WW-uitkeringsverstrekking minder goed. Met behulp van steekproefonderzoek onderzoekt UWV regulier de rechtmatigheid van de uitkeringsverstrekking. Het rechtmatigheidspercentage van de WW ligt vanaf 2016 met gemiddeld 98 procent iets onder de rijksbrede norm van 99 procent rechtmatigheid. Ten slotte zijn op de aspecten doenbaarheid en wendbaarheid geen harde conclusies getrokken.
Door een gebrek aan effectiviteitsonderzoek concludeerde de doorlichting uit 2016 dat het moeilijk was om harde conclusies te trekken over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de meeste activerende WW-instrumenten. Sindsdien is er veel onderzoek verricht. Hierdoor is het nu beter mogelijk om conclusies te trekken over de effectiviteit van het activeringsbeleid.
De rapportage concludeert dat de meeste activerende instrumenten doeltreffend zijn. Daarnaast komen uit de analyse geen duidelijke doelmatigheidsverbeteringen naar voren. Kanttekening hierbij is dat er voor sommige instrumenten aanvullend onderzoek nodig is om de doeltreffendheid en doelmatigheid goed te kunnen beoordelen.
De persoonlijke dienstverlening door het UWV is qua uitgaven verreweg het grootste activerende instrument. Na een eerdere afschaling is de persoonlijke dienstverlening vanaf 2016 opnieuw geïntensiveerd. In navolging hierop is het gehele dienstverleningsconcept de afgelopen jaren experimenteel onderzocht.9
Uit het onderzoek volgt dat de inzet van persoonlijke dienstverlening leidt tot een grotere baankans en een lager beroep op de WW binnen 24 maanden na instroom. Gemiddeld genomen leidt de inzet van persoonlijke dienstverlening tot een hogere baankans van 1,7 procentpunt en een afname van het beroep op de WW van 1,9 procentpunt. De positieve effecten zijn weliswaar redelijk beperkt in omvang, maar door de relatief lage kosten ruim voldoende om zichzelf terug te verdienen. 24 maanden na instroom worden de maatschappelijke baten in totaal ingeschat op € 201 miljoen, tegenover kosten van ongeveer € 97 miljoen. De persoonlijke dienstverlening van UWV is daarmee kosteneffectief.
Het positieve effect van dienstverlening op de baankans is terug te zien bij alle groepen in de WW, maar is niet voor alle groepen even groot. Het positieve effect is het meest merkbaar bij WW-gerechtigden met een relatief hoge werkhervattingskans bij instroom in de WW. Voor de groepen met een lage werkhervattingskans blijkt er meer nodig dan uitsluitend laagdrempelige interventies.
Een ander relatief groot activerend instrument is het WW-scholingsbudget. Het beschikbare onderzoek10 naar de doeltreffendheid van scholing laat zien dat gerichte scholing effectief is in het vergroten van de duurzame werkhervatting van mensen met een grotere afstand tot arbeidsmarkt. Verder toont onderzoek aan dat de werking van scholing afneemt bij een minder gerichte inzet.
Met betrekking tot de overige onderdelen van het activerend beleid is het oordeel over de doeltreffendheid en doelmatigheid overwegend positief.
Voor de instrumenten passend werkaanbod en de sollicitatieplicht is meer onderzoek nodig om duidelijke conclusies te kunnen trekken over de effectiviteit.
Het kabinet is van mening dat deze rapportage de belangrijke functie van de WW onderstreept. Voor de meeste mensen biedt de uitkering voldoende vangnet om de periode tussen twee banen te overbruggen. Zonder WW-uitkering zouden substantieel meer huishoudens in de financiële problemen komen bij baanverlies, zo blijkt uit het CPB-onderzoek. Daarnaast wenst het kabinet te benadrukken dat de functie van de WW-uitkering verder strekt dan uitsluitend het borgen van de financiële stabiliteit van huishoudens. De uitkering zorgt bijvoorbeeld ook voor positieve welzijnseffecten. Daarnaast vangt het voor de economie als geheel schokken op door in tijden van laagconjunctuur de bestedingen van huishoudens deels op peil te houden. Hoewel uit de rapportage geen grote concrete beleidsaanbevelingen volgen met betrekking tot de WW, ziet het kabinet nog voldoende ruimte voor verbetering. Het kabinet ziet deze verbetering langs de lijnen van de aanpak van armoede en schulden, het betrekken van het perspectief van de uitvoering en uitkeringsgerechtigden bij het beleid en het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van oudere werklozen.
Voor de meeste werknemers biedt de WW voldoende ondersteuning. Er is ook een groep die ondanks het ontvangen van een WW-uitkering nog steeds te maken kan krijgen met geldzorgen in het geval van werkloosheid. Geldzorgen kunnen stress, eenzaamheid en uitsluiting tot gevolg hebben. Om armoede en schulden terug te dringen is het kabinet in juli 2022 gestart met de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden.11 Het programma is opgebouwd uit vier programmalijnen: (1) bestaanszekerheid, (2) preventie en meedoen, (3) een overheid die werkt en (4) sneller perspectief. Het kabinet heeft in juni 2023 de eerste voortgangsrapportage hierover met uw Kamer gedeeld.12
In de rapportage is ook de uitvoering van de WW onderzocht. Hiermee onderstreept het kabinet het belang dat zij hecht aan de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de publieke dienstverlening. Uit het programma Werk aan Uitvoering13 en de publicatie Staat van de Uitvoering blijkt dat op dit gebied nog veel verbeterpotentieel is.14 Hier zet het kabinet zich dan ook voor in.
De wet- en regelgeving rondom de WW is complex en niet altijd makkelijk te doorgronden. Dit brengt uitdagingen met zich mee voor de uitvoering, hetgeen ook in de rapportage naar voren komt. Deze complexiteit vormt niet alleen een uitdaging voor de uitvoering, maar ook voor uitkeringsgerechtigden en werkgevers. Op dit moment is er geen compleet overzicht van de knelpunten die zij als gevolg van deze complexiteit ervaren.
Daarom heeft het kabinet een vereenvoudigingstraject opgestart.15 Doel van het traject is om de WW te optimaliseren en beter te laten aansluiten op de behoeftes van uitkeringsgerechtigden, werkgevers en de uitvoering. Binnen dit traject vindt op dit moment als eerste stap een onderzoek plaats naar de knelpunten in de WW zoals die door deze groepen worden ervaren. Op basis daarvan beoordeelt het kabinet vervolgens of en hoe de WW aangepast wordt.
Daarnaast zijn in juni 2023 de uitkomsten van het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid met uw Kamer gedeeld.16 Waar mogelijk wordt bij het vervolg van het vereenvoudigingstraject WW de inzichten en suggesties uit het IBO meegenomen.
In navolging van het WRR-rapport «weten is nog geen doen»17 heeft het kabinet ingezet op meer aandacht voor het doenvermogen van burgers. Werkloos worden is voor veel mensen een ingrijpende gebeurtenis is. Het heeft daardoor grote invloed op wat mensen kunnen en begrijpen. Daarom dienen we als overheid goed stil te staan bij wat we van mensen verwachten in deze situatie.
De rapportage concludeert dat een algemeen oordeel over de doenbaarheid van de WW op dit moment niet is te geven. Het IBO vereenvoudiging sociale zekerheid geeft al wel enig inzicht in de doenbaarheid van de WW. In combinatie met de resultaten van het onderzoek naar vereenvoudiging van de WW verwacht het kabinet een goed beeld te krijgen van de doenbaarheid van de WW. Met behulp van deze inzichten werkt het kabinet toe naar een sociaal zekerheidsstelsel dat beter werkt voor de doelgroep.
Uit de rapportage blijkt dat de arbeidsmarktpositie van oudere werklozen de afgelopen jaren is verbeterd maar dat nog steeds sprake is van een achterstand ten opzichte van andere groepen. De krappe arbeidsmarkt draagt bij aan deze inhaalslag, alsmede waarschijnlijk de verbeterde opvattingen van werkgevers over oudere werknemers. Ouderen worden niet vaker werkloos dan anderen, maar vinden na baanverlies wel nog steeds minder snel een nieuwe werkplek.
Met de seniorenkansenvisie (hierna: SKV) heeft het kabinet in 2022 zijn visie hierop uiteengezet.18 Het doel van deze visie is om de arbeidsmarktpositie van 55-plussers verder te verbeteren. Dit doet het kabinet aan de hand van 3 thema’s: (1) beeldvorming rondom oudere werknemers, (2) intensieve begeleiding & matching en (3) scholing, duurzame inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen. Het kabinet informeert uw Kamer over de voortgang van de SKV voor de begrotingsbehandeling SZW 2024.
Met betrekking tot de activerende instrumenten is het kabinet tevreden over de stappen die de afgelopen jaren zijn gezet.
Niet alleen werken we toe naar een steeds doelmatiger activeringsbeleid voor de WW. Ook weten we de effectiviteit van het beleid steeds beter te onderbouwen.
De effectmeting van de WW-dienstverlening is daarin een belangrijke stap geweest. Het is goed om te zien dat de inspanningen op het gebied van persoonlijke dienstverlening hebben geleid tot een doeltreffend instrument. Hoewel de uitkomsten van de effectmeting over het algemeen positief zijn, bleven de effecten voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt achter. Het positieve effect van persoonlijke dienstverlening is voor deze groep minder groot. Dit is een zorgpunt voor het kabinet. We blijven daarom met het UWV actief zoeken naar nieuwe manieren om deze mensen naar werk te helpen. Het dienstverleningsmodel heeft op dit punt blijvend doorontwikkeling nodig zodat juist de mensen met meer belemmeringen beter geholpen worden.
Het kabinet ziet ook mogelijkheden om de arbeidsmarktpositie van mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt te verbeteren middels de voorgenomen hervorming van de (regionale) arbeidsmarktinfrastructuur.19 Vanuit de verstevigde regionale samenwerking kan meer passende dienstverlening naar werk worden geboden voor deze groep. Ook voor mensen zonder WW-uitkering (bijvoorbeeld mensen die met ontslag worden bedreigd, mensen met een bijstandsuitkering of herintreders zonder uitkering) wenst het kabinet de arbeidsmarktpositie te verbeteren middels de voorgenomen hervormingen. Het kabinet werkt, samen met betrokken partijen waaronder UWV, aan uitwerking en concretisering van deze ambitie. Het kabinet is voornemens om uw Kamer rond de zomer van 2023 te informeren over de stand van zaken.
Verder concludeert de rapportage dat de effectiviteit van sommige onderdelen van het activeringsbeleid nog niet goed onderbouwd kan worden. Het grootste beleidsonderdeel waarvoor dit geldt is de sollicitatieplicht. Om die reden hebben UWV en SZW de afgelopen tijd gewerkt aan de opzet voor een grootschalig onderzoek om de effectiviteit van de sollicitatieplicht te meten. De verwachting is dat het onderzoek in het eerste kwartaal van 2024 start. In het onderzoek wordt de effectiviteit van de huidige sollicitatieplicht, als invulling van de wettelijke inspanningsplicht, bekeken ten opzichte van (a) een alternatieve invulling waarbij meer ruimte is voor individuele afspraken en (b) een alternatieve invulling waarbij er geen (harde) inspanningsverplichting aanwezig is. Over dit onderzoek is uw Kamer geïnformeerd in de Stand van de uitvoering.20
Vanuit de rapportage en de onafhankelijke deskundigen worden er een aantal mogelijkheden voor vervolgonderzoek geschetst. Deze zien onder meer op het verder onderzoeken van de effecten van de Wet werk en zekerheid, het verder onderzoeken van de welzijnseffecten van de WW en het verder onderzoek doen naar instrumenten die de baankansen voor kwetsbare groepen21 kunnen vergroten. Het kabinet neemt deze en de andere suggesties voor onderzoek ter harte en betrekt deze zo veel als mogelijk in de Strategische Evaluatieagenda voor het thema «Werkloosheid werknemers». Deze onderzoeksagenda is jaarlijks terug te vinden in de begroting van SZW.
Deze periodieke rapportage biedt een goed overzicht van waar we anno 2023 staan met betrekking tot het werkloosheidsbeleid voor werknemers. Het positieve oordeel van de onafhankelijke deskundigen bevestigt de kwaliteit van het rapport en ik dank de betrokken onderzoekers dan ook voor de oplevering van het rapport.
Ik concludeer dat het werkloosheidsbeleid voor werknemers doet wat het moet doen. Het biedt inkomenszekerheid na baanverlies en ondersteunt werkzoekenden in hun terugkeer naar werk. Dat laat onverlet dat ik nog voldoende ruimte voor verbetering zie, onder meer door middel van vereenvoudiging. De resultaten van het onderzoek naar de vereenvoudiging van de WW en eerste reactie daarop deel ik naar verwachting met u na het zomerreces van 2023.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Voorheen werd het beleid geëvalueerd per begrotingsartikel. Onder het nieuwe rapportagesysteem gebeurt dit per beleidsthema. Dit biedt meer ruimte voor een logische en coherente afbakening. Een uitgebreidere toelichting hierop vindt u in het plan aanpak van deze rapportage (Kamerstuk 31 865, nr. 193).
Het staat private partijen vrij om een werkloosheidsverzekering aan te bieden die uitkeert nadat de wettelijke termijn is verlopen. Een voorbeeld hiervan is de Private Aanvulling WW en WGA (PAWW). Hier zijn inmiddels de nodige cao’s bij aangesloten. In 2021 betrof het zo’n 2 miljoen werknemers.
De Stand van de uitvoering is kort voor deze brief verzonden aan uw Kamer. Daarom is nog geen verwijzing beschikbaar.
Op dit gebied lopen er reeds enkele initiatieven. Zo investeert het kabinet binnen de Nationale Wetenschapsagenda in onderzoek naar systeeminterventies om moeders met een uitkering duurzaam naar werk te begeleiden (https://www.nwo.nl/onderzoeksprogrammas/nationale-wetenschapsagenda/thematische-programmering/economische-veerkracht-van-vrouwen).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26448-718.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.