Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 oktober 2023
Op 29 juni 2023 heb ik met uw Kamer gesproken over het gebaar van erkenning voor ouderen
van Surinaamse herkomst (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 8). Naar aanleiding van de bespreking zijn verschillende moties ingediend, die hebben
geleid tot wijzigingen van het ontwerpbesluit. Zo is naar aanleiding van de motie
van het lid Van Weyenberg (D66) de wooneis van 25 naar 20 jaar verlaagd en naar aanleiding
van de motie van het lid Van Baarle (DENK) is de mogelijkheid om een aanvraag te doen
verlengd naar twee jaar1. Vervolgens heb ik de Raad van State op 11 juli 2023 gevraagd om te adviseren over
het aangepaste besluit. Dit advies heb ik op 6 september 2023 ontvangen van de Raad
van State2.
De Raad van State geeft in zijn advies aan de gekozen uitwerking in het besluit te
begrijpen, gegeven de keuze van de regering om als gebaar van erkenning een eenmalig
bedrag te verstrekken. Met het voorgesteld gebaar van erkenning wordt nadrukkelijk
afstand gehouden tot het stelsel van de AOW. Wel adviseert de Afdeling om de doelomschrijving
van het besluit te verduidelijken. In verband daarmee is het besluit en de toelichting
op dit punt aangepast en verduidelijkt. Het besluit kan nu worden vastgesteld en wordt
binnenkort gepubliceerd in het Staatsblad. Door middel van een nota van wijziging
op de ontwerpbegroting 2024 wordt de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid opgehoogd om te voorzien in middelen voor uitvoering van
het besluit (Kamerstukken 20 361 en 32 043, nr. 220).
In aanmerking voor het gebaar van erkenning komen ouderen van Surinaamse herkomst
die in verband met het onafhankelijk worden van Suriname bewust gekozen hebben om
op uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland te gaan wonen, voorafgaand in Suriname
woonden, destijds 18 jaar of ouder waren en op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland
hebben gewoond.
Ik begrijp dat de Surinaamse ouderen die dit betreft nu graag geïnformeerd worden
over de vervolgstappen. Eerder heb ik uw Kamer al bericht dat ik de SVB gevraagd heb
om alvast te starten met de nodige voorbereidingen om deze regeling zo snel mogelijk
uit te voeren, mede gezien de soms hoge leeftijd van deze groep Surinaamse ouderen.
De SVB is met de voorbereidingen gestart en heeft mij medegedeeld dat zij in juni
2024 de betrokkenen kan informeren over het voornemen om het eenmalige bedrag ambtshalve
toe te kennen. Hierdoor kan de SVB vanaf 1 juli 2024 starten met toekennen van het
bedrag en het behandelen van aanvragen. Dit kan dus een maand eerder dan voorzien.
Omdat bijna de gehele doelgroep van de regeling bij de SVB bekend is, heeft het kabinet
ervoor gekozen om het eenmalige bedrag waar mogelijk ambtshalve toe te kennen. De
SVB informeert betrokkenen in juni 2024 over het voornemen om vanaf 1 juli 2024 het
eenmalige bedrag toe te kennen en stort dit vervolgens binnen zes weken na de toekenning
op het bij de SVB bekende bankrekeningnummer. Betrokkenen die niet in aanmerking willen
komen voor het eenmalige bedrag krijgen de mogelijkheid om hiervan af te zien. Mensen
die in juni 2024 geen brief hebben ontvangen en denken recht te hebben, kunnen vanaf
1 juli 2024 contact op nemen met de SVB voor een aanvraag.
Het verheugt mij dat we nu met een eenmalig bedrag een gebaar van erkenning kunnen
maken naar deze groep ouderen van Surinaamse herkomst die een groot en langlopend
gevoel van onrechtvaardigheid met zich meedraagt.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten