20 361 Suriname

32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 221 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2023

Op 29 juni 2023 heb ik met uw Kamer gesproken over het gebaar van erkenning voor ouderen van Surinaamse herkomst (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 8). Naar aanleiding van de bespreking zijn verschillende moties ingediend, die hebben geleid tot wijzigingen van het ontwerpbesluit. Zo is naar aanleiding van de motie van het lid Van Weyenberg (D66) de wooneis van 25 naar 20 jaar verlaagd en naar aanleiding van de motie van het lid Van Baarle (DENK) is de mogelijkheid om een aanvraag te doen verlengd naar twee jaar1. Vervolgens heb ik de Raad van State op 11 juli 2023 gevraagd om te adviseren over het aangepaste besluit. Dit advies heb ik op 6 september 2023 ontvangen van de Raad van State2.

De Raad van State geeft in zijn advies aan de gekozen uitwerking in het besluit te begrijpen, gegeven de keuze van de regering om als gebaar van erkenning een eenmalig bedrag te verstrekken. Met het voorgesteld gebaar van erkenning wordt nadrukkelijk afstand gehouden tot het stelsel van de AOW. Wel adviseert de Afdeling om de doelomschrijving van het besluit te verduidelijken. In verband daarmee is het besluit en de toelichting op dit punt aangepast en verduidelijkt. Het besluit kan nu worden vastgesteld en wordt binnenkort gepubliceerd in het Staatsblad. Door middel van een nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2024 wordt de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgehoogd om te voorzien in middelen voor uitvoering van het besluit (Kamerstukken 20 361 en 32 043, nr. 220).

In aanmerking voor het gebaar van erkenning komen ouderen van Surinaamse herkomst die in verband met het onafhankelijk worden van Suriname bewust gekozen hebben om op uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland te gaan wonen, voorafgaand in Suriname woonden, destijds 18 jaar of ouder waren en op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland hebben gewoond.

Ik begrijp dat de Surinaamse ouderen die dit betreft nu graag geïnformeerd worden over de vervolgstappen. Eerder heb ik uw Kamer al bericht dat ik de SVB gevraagd heb om alvast te starten met de nodige voorbereidingen om deze regeling zo snel mogelijk uit te voeren, mede gezien de soms hoge leeftijd van deze groep Surinaamse ouderen. De SVB is met de voorbereidingen gestart en heeft mij medegedeeld dat zij in juni 2024 de betrokkenen kan informeren over het voornemen om het eenmalige bedrag ambtshalve toe te kennen. Hierdoor kan de SVB vanaf 1 juli 2024 starten met toekennen van het bedrag en het behandelen van aanvragen. Dit kan dus een maand eerder dan voorzien.

Omdat bijna de gehele doelgroep van de regeling bij de SVB bekend is, heeft het kabinet ervoor gekozen om het eenmalige bedrag waar mogelijk ambtshalve toe te kennen. De SVB informeert betrokkenen in juni 2024 over het voornemen om vanaf 1 juli 2024 het eenmalige bedrag toe te kennen en stort dit vervolgens binnen zes weken na de toekenning op het bij de SVB bekende bankrekeningnummer. Betrokkenen die niet in aanmerking willen komen voor het eenmalige bedrag krijgen de mogelijkheid om hiervan af te zien. Mensen die in juni 2024 geen brief hebben ontvangen en denken recht te hebben, kunnen vanaf 1 juli 2024 contact op nemen met de SVB voor een aanvraag.

Het verheugt mij dat we nu met een eenmalig bedrag een gebaar van erkenning kunnen maken naar deze groep ouderen van Surinaamse herkomst die een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid met zich meedraagt.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 20 361, nrs. 212 en 215

X Noot
2

Afdeling advisering Raad van State, No. W12.23.00174/III, ’s-Gravenhage, 6 september 2023

Naar boven