Regeling van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 4 december 2023, nr. 2023-0000568719, tot wijziging van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland in verband met verlenging van de vervaltermijn, schrapping van de minimumouderbijdragen, versoepeling van informatieverplichtingen en enkele andere wijzigingen

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt ‘2023’ vervangen door ‘2024’.

B

In artikel 4 wordt ‘31 oktober 2023’ vervangen door ‘31 oktober 2024’.

C

Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Sint Eustatius voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 een bedrag van $ 2.100.000 beschikbaar.

D

Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Bonaire voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 een bedrag van $ 13.700.000 beschikbaar.

E

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor het verlenen van een kostprijs verlagende subsidie op grond van deze regeling is voor kinderopvang op Saba voor de periode van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 een bedrag van $ 1.050.000 beschikbaar.

F

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024: $ 13,40 op Bonaire, $ 13,40 op Sint Eustatius en $ 13,40 op Saba.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het tweede lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024: $ 24,10.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van het derde lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024: $ 13,40.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde lid, onderdeel e, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024: $ 24,10.

5. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:

a. ‘met $ 300 per half jaar per kind’ vervalt.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, wordt toegevoegd ‘en bedraagt voor de periode vanaf:

  • a. 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023: $ 300 per half jaar per kind;

  • b. 1 januari 2024: $ 720 per half jaar per kind.’

G

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde en zevende lid wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2024’.

2. Het negende lid komt te luiden:

  • 9. Indien de kinderopvangorganisatie een hogere ouderbijdrage in rekening heeft gebracht dan op grond van dit artikel is toegestaan, kan de subsidie worden gekort met het te veel in rekening gebrachte bedrag.

H

In artikel 15, negende lid, wordt ‘31 december 2023’ vervangen door ‘31 december 2024’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten

TOELICHTING

I Algemeen deel

1. Inleiding

De Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland (hierna: ‘tijdelijke subsidieregeling’) is op 1 juli 2020 van kracht geworden. Doel van de tijdelijke subsidieregeling is om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren en tegelijkertijd de kwaliteit van de opvang te verbeteren.

De tijdelijke subsidieregeling is met deze regeling op de volgende punten aangepast:

  • Verlenging van de looptijd van de subsidies, de subsidieplafonds tot en met 31 december 2024 en het aanvraagtijdvak voor subsidieaanvragen naar 31 oktober 2024. Dit valt binnen de bestaande vervaltermijn;

  • Verhoging van de subsidiebedragen over 2024 vanwege:

    • o De prijscorrectie als gevolg van inflatie;

    • o Het wettelijk minimumloon per 1 januari en 1 juli 2024;

    • o Verwerking van de uitkomsten van het onderzoek Bekostiging Kinderopvang Caribisch Nederland1 door:

      • Verhoging van de subsidie voor baby’s naar $ 720 per half jaar per kind;

      • Verhoging van de subsidie voor gastouders (op Bonaire);

      • De subsidiebedragen voor Sint Eustatius en Saba gelijk te trekken met de subsidiebedragen op Bonaire. Dat betekent een extra verhoging van de subsidies op Sint Eustatius en Saba met gemiddeld 35%;

  • Aanpassing van de subsidieplafonds voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba over 2024 en

  • Aanpassing van de bevoegdheid om de subsidie te korten indien de kinderopvangorganisatie een te hoge ouderbijdrage in rekening heeft gebracht, van een dwingende naar een discretionaire bevoegdheid (kan-bepaling).

2. Inhoud regeling

2.1 Verlenging van de looptijd van de subsidies, de subsidieplafonds en het aanvraagtijdvak voor subsidieaanvragen

Met deze regeling is de looptijd van de subsidies verlengd tot en met 31 december 2024, zodat kinderopvangorganisaties ook over 2024 in aanmerking kunnen komen voor een kostprijsverlagende subsidie. In lijn daarmee is geregeld dat kinderopvangorganisaties tot uiterlijk 31 oktober 2024 een aanvraag kunnen indienen voor een kostprijsverlagende subsidie. Ook zijn subsidieplafonds toegevoegd over het jaar 2024. Deze verlengingen vinden plaats binnen de bestaande vervaltermijn van de tijdelijke subsidieregeling.

2.2 Het verhogen van de subsidiebedragen over 2024

De kostprijsverlagende subsidie is met deze regeling om verschillende redenen aangepast. De eerste reden voor aanpassing van de kostprijsverlagende subsidie is de jaarlijkse correctie voor de inflatie. Voor Bonaire zijn de prijzen in het derde kwartaal van 2023 ten opzichte van het derde kwartaal 2022 gestegen met 1,9%, voor Sint Eustatius gedaald met 1,1% en voor Saba gestegen met 2,8%.

Een tweede reden om de kostprijsverlagende subsidie aan te passen is de stijgingen van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2024 en per 1 juli 2024 ($ 1.750 per maand in de drie openbare lichamen). Door de verhoging van het wettelijk minimumloon zullen de loonkosten voor kinderopvangorganisaties stijgen die niet via een tariefverhoging kunnen worden gecompenseerd omdat de ouderbijdrage vast ligt. Daarom zijn er middelen (€ 1 miljoen) aan de tijdelijke subsidieregeling toegevoegd om ruimte te creëren voor de gestegen loonkosten van medewerkers die minimumloon of net boven het minimumloon verdienen.

Verder is naar aanleiding van het kostprijsonderzoek besloten om binnen het bestaande budget de kostprijsverlagende subsidiebedragen extra te verhogen:

  • De kostprijsverlagende subsidie is voor alle openbare lichamen gelijkgetrokken. Uit het kostprijsonderzoek werd duidelijk dat de kosten op Sint Eustatius en Saba in verhouding hoger zijn dan op Bonaire terwijl de subsidiebedragen per dagdeel in 2023 lager zijn;

  • De opvang van baby’s is een grote kostenpost voor kinderopvangorganisaties. Voor baby’s geldt immers een lagere beroepskracht-kindratio (BKR): één pedagogisch medewerker mag maximaal vier baby’s opvangen. Er zijn signalen dat kinderopvangorganisaties geen kinderopvang voor baby’s willen verzorgen omdat de kosten te hoog zijn. Ook in het kostprijsonderzoek wordt geadviseerd om het subsidiebedrag daarvoor te verhogen. In lijn met het advies uit het kostprijsonderzoek is de subsidie voor baby’s (van 0 tot 2 jaar) verhoogd van $ 300 naar $ 720 per halfjaar per kind.

  • De subsidiebedragen voor gastouders zijn gelijkgetrokken met de subsidiebedragen die gelden voor kindcentra. Doordat gastouders een beperkt aantal kinderen kunnen opvangen (maximaal zes) is het voor gastouders lastig om kostendekkend te zijn. Dit blijkt ook uit het kostprijsonderzoek. Daarom is besloten om de subsidie voor gastouderopvang te verhogen.

Bovenstaande aanpassingen leiden per saldo tot een stijging van de subsidiebedragen op alle eilanden. Onderstaande tabel geeft de subsidiebedragen weer in $ per dagdeel per kind over de jaren 2023 en 2024:

Type kinderopvang per openbaar lichaam

2023

2024

Dagopvang Bonaire

11,03

13,40

Buitenschoolse opvang Bonaire

19,80

24,10

Gastouder dagopvang Bonaire

8,35

13,40

Gastouder buitenschoolse opvang Bonaire

16,90

24,10

Dagopvang Sint Eustatius

6,48

13,40

Buitenschoolse opvang Sint Eustatius

16,40

24,10

Dagopvang Saba

6,53

13,40

Buitenschoolse opvang Saba

16,50

24,10

2.3 Het verhogen van de subsidieplafonds over 2024

In de tijdelijke subsidieregeling zijn subsidieplafonds opgenomen met als doel dat de kosten van de tijdelijke subsidieregeling budgettair beheersbaar blijven. De subsidieplafonds zijn hoger (12%) dan het beschikbare subsidiebudget omdat de subsidie het karakter heeft van een openeinderegeling. Alle kinderopvangorganisaties kunnen immers aanspraak maken op de kostprijsverlagende subsidie, zonder dat hierbij een maximum geldt. De subsidieplafonds zijn met deze regeling verhoogd, in lijn met de verhoging van het subsidiebudget, zodat er voldoende ruimte is om een eventueel onvoorziene groei in de kinderopvang te kunnen bekostigen. De verwachting is dat de uitgaven op grond van de tijdelijke subsidieregeling in 2024 ruim onder het subsidieplafond blijven, namelijk ter hoogte van het beschikbare subsidiebudget.

2.4 Discretionaire bevoegdheid van de Minister bij te hoge ouderbijdrage

Voorheen stond in de tijdelijke subsidieregeling dat de Minister de subsidie kort indien de kinderopvangorganisatie een te hoge ouderbijdrage in rekening heeft gebracht (artikel 13, negende lid). Deze bepaling was dwingend en gaf geen ruimte om hiervan af te wijken. Het korten op de subsidie heeft (financiële) gevolgen voor de kinderopvangorganisatie en kan daarmee ingrijpende gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat de Minister de mogelijkheid heeft om per geval te beoordelen of de subsidie moet worden gekort in het geval de kinderopvangorganisatie een te hoge ouderbijdrage in rekening heeft gebracht. Daarin voorziet artikel I, onderdeel G, subonderdeel 2.

3. Gevolgen

3.1 Kinderopvangorganisaties

De voorgestelde wijzigingen geven kinderopvangorganisaties meer financiële ruimte om de kosten als gevolg van omstandigheden die zij niet kunnen beïnvloeden te kunnen opvangen en om de kostprijsverlagende subsidie meer in lijn te brengen met de kosten die kinderopvangorganisaties maken.

3.2 Uitvoeringsorganisatie

Met de uitvoeringsorganisatie (UVB) is overleg geweest over de wijzigingen van de tijdelijke subsidieregeling. UVB heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.

3.3 Financiële gevolgen

Voor de tijdelijke subsidieregeling is voor 2024 in totaal € 14,6 miljoen beschikbaar. Van dit bedrag is € 1 miljoen onlangs toegevoegd ter compensatie van de verhoging van het wettelijk minimumloon. Daarnaast zal begin 2024 extra budget worden toegevoegd ter compensatie van de inflatie.

De overige wijzigingen op basis van het kostprijsonderzoek passen binnen het bestaande budget. Dit kan omdat binnen het budget reeds ruimte beschikbaar was voor verdere subsidieverhogingen in 2024.

Omdat het budget op de begroting in euro luidt en de uitgaven voor de tijdelijke subsidieregeling in Amerikaanse dollar plaatsvinden, is er sprake van een wisselkoersrisico. Uitgangspunt in deze regeling is dat kinderopvangorganisaties de subsidiebedragen kunnen krijgen conform de hoogte in dollars die in de regeling is opgenomen (artikel 12). Indien er door wisselkoersschommelingen over het lopende jaar tegenvallers optreden op de regeling, heeft dit geen rechtstreekse gevolgen voor de uitbetalingen aan kinderopvangorganisaties.

3.4 Risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik

Er zijn als gevolg van deze wijzigingsregeling geen extra risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik.

4. Inwerkingtreding

Om kinderopvangorganisaties zo snel mogelijk financieel tegemoet te komen treedt deze wijzigingsregeling met ingang van 1 januari 2024 in werking. Daarmee wordt voldaan aan het kabinetsbeleid van vaste verandermomenten van regelgeving, zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Uit dat beleid volgt dat ministeriële regelingen op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treden. Van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden is afgeweken, gelet op de voornoemde spoed. De wijzigingen zijn begunstigend voor betrokkenen.

Er heeft geen formele internetconsultatie plaatsgevonden omdat de betrokkenen, zoals hierboven al beschreven, actief zijn betrokken bij de wijzigingen in deze regeling. Er zijn gesprekken gevoerd met de projectleiders van BES(t)4kids binnen de openbare lichamen om hen hierover te informeren en input op te halen. Verder zijn de kinderopvangorganisaties geïnformeerd over de aanpassingen.

II Artikelsgewijs deel

Artikel I, onderdelen A en H

De looptijd van de subsidies is binnen de bestaande vervaltermijn verlengd tot en met 31 december 2024. De wijzigingen in onderdelen A en H hangen hiermee samen. Onderdeel A wijzigt artikel 2, waarin het doel van de subsidie wordt benoemd. Onderdeel H wijzigt artikel 15, negende lid, waarin de maximale looptijd van de subsidie wordt bepaald. Voor een toelichting op de verlenging van de looptijd wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B wijzigt artikel 4 en verlengt het aanvraagtijdvak tot en met het derde kwartaal van 2024. Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 31 oktober 2024. Dit hangt samen met de verlenging van de looptijd van de subsidies over het jaar 2024.

Artikel I, onderdelen C, D en E

Voor de subsidies over het jaar 2024 worden bedragen voor het subsidieplafond bepaald. Deze plafondbedragen zijn toegevoegd met de onderdelen C, D en E. Voor een toelichting op de nieuwe plafondbedragen wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel F

Onderdeel F wijzigt artikel 12. Artikel 12 regelt de subsidiebedragen van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel per kind. Onderdeel F voegt voor 2024 de hoogte van de subsidiebedragen toe. De eerste en tweede subonderdelen bepalen de subsidiebedragen voor de dagopvang respectievelijk de bso op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De derde en vierde subonderdelen bepalen de subsidiebedragen voor de dagopvang respectievelijk de bso binnen de gastouderopvang op Bonaire. Hiertoe voegen subonderdelen 1 tot en met 4 voor 2024 een nieuw onderdeel f toe aan artikel 12, eerste tot en met vierde lid. Voor een toelichting op de nieuwe subsidiebedragen wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van het algemene deel van deze toelichting.

Onderdeel F, subonderdeel 5, wijzigt artikel 12, zevende lid. Dat lid regelt de aanvullende subsidie voor kinderen tot twee jaar. De wijziging betreft het toevoegen van het subsidiejaar 2024. Daartoe is de hoogte van de aanvullende subsidie per kind per halfjaar voor kinderen tot twee jaar opgenomen in nieuwe onderdelen a (van 1 juli 2022 tot en met 31 december 2023) en b (vanaf 1 januari 2024). Hiermee is geen andere wijziging beoogd dan het toevoegen van een hogere aanvullende subsidie per kind per halfjaar vanaf het jaar 2024.

Artikel I, onderdeel G

Onderdeel G wijzigt artikel 13. Artikel 13 regelt de hoogte van de ouderbijdragen die een kinderopvangorganisatie die subsidie ontvangt bij ouders in rekening mag brengen. Artikel 13 bevat vastgestelde ouderbijdragen (zonder marge) of minimale en maximale ouderbijdragen (met marge). Het eerste subonderdeel wijzigt artikel 13, zesde en zevende lid. Deze wijzigingen hangen samen met de verlenging van de looptijd van de subsidies over het jaar 2024. In het zesde lid is de hoogte van de ouderbijdrage geregeld voor Bonaire; in het zevende lid voor Sint Eustatius. Beide zijn met onderdeel G verlengd tot en met 31 december 2024. Met betrekking tot Saba is geen einddatum opgenomen voor de hoogte van de ouderbijdragen, dus het betreffende artikellid (artikel 13, vijfde lid) behoeft geen wijziging.

Subonderdeel 2 wijzigt het negende lid. Het negende lid regelt de gevolgen voor wanneer een kinderopvangorganisatie een hogere ouderbijdrage bij de ouder in rekening brengt dan welke is vastgesteld of gemaximeerd in artikel 13. De wijziging van dit artikellid is tweeledig. Ten eerste is de dwingende bevoegdheid van de Minister om de subsidie te korten gewijzigd in een discretionaire bevoegdheid (kan-bepaling). Voor een toelichting op de aanpassing naar een kan-bepaling wordt verwezen naar paragraaf 2.4 van het algemene deel van deze toelichting. Ten tweede is het artikellid aangepast om de leesbaarheid te verbeteren. Dit betreft een technische wijziging waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd.

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 514.

Naar boven