Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 3 juli 2008 over de aanbesteding van het nieuwe Rijksmuseum.

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Wonen, Wijken en Integratie en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het budget voor de renovatie van het Rijksmuseum gegroeid is van 202 mln. gulden naar 333 mln. euro;

constaterende dat de opening uitgesteld is van 2005 naar 2013;

overwegende dat een groot deel van de collectie door de renovatie niet beschikbaar is voor het publiek;

verzoekt de regering, maatregelen te treffen waardoor de kosten van het project beperkt blijven tot het huidige budget en waardoor de opleveringsdatum niet verder uitgesteld wordt;

en verzoekt de regering om de Kamer regelmatig te informeren over de voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vietsch en Anker. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82(28989).

De heer Van Leeuwen (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de restauratie van het Rijksmuseum niet zo vlot verloopt als verwacht;

constaterende dat vanwege de uitgestelde heropening van het Rijksmuseum in 2012/2013 een groot deel van de collectie gedurende de restauratiewerkzaamheden niet getoond kan worden;

van mening dat kunstschatten die titel recht doen als ze gezien kunnen worden;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het Paleis op de Dam dienst kan doen als tijdelijke dependance voor het Rijksmuseum,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Leeuwen, Van der Ham, Peters en Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83(28989).

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Rijksgebouwendienst bij de aanbesteding van de renovatie van het Rijksmuseum een preselectie van twee aanbieders heeft gemaakt, waarvan uiteindelijk slechts één aanbieder overbleef die een te hoge prijs vroeg;Ten Broeke

overwegende dat zonder preselectie meer aanbieders de kans hadden gekregen om een offerte in te dienen, hetgeen tot meer concurrentie en lagere vraagprijzen had geleid;

verzoekt de regering, in het kader van de nieuwe actieve marktbenadering van de Rijksgebouwendienst bij de nieuwe aanbesteding van de renovatie van het Rijksmuseum een meer open aanbestedingsprocedure te volgen waarbij elke gegadigde die aan de minimale eisen voldoet, wordt uitgenodigd voor inschrijving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84(28989).

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik zal over de eerste twee moties het advies van de regering geven.

In de eerste motie, van mevrouw Vietsch, wordt de regering verzocht maatregelen te nemen om de kosten beperkt te houden en de voorgenomen termijn te handhaven. Ik beschouw dat als ondersteuning van het beleid. In principe geldt bij elk traject dat binnen de termijn en binnen het budget moet worden gebleven. Ik neem aan dat de Kamer, als zij deze motie aanneemt, daarmee niet wil zeggen dat bij de projecten waarover geen motie is aangenomen, niet binnen het budget en de termijn gebleven moet worden. Ik teken hierbij aan dat ik het verzoek in het dictum, namelijk om de kosten beperkt te houden tot het huidige budget, zo lees dat voor het project geen nieuwe middelen ter beschikking worden gesteld. Ten slotte merk ik op dat ik er goede nota van neem dat de Kamer geen garantie vraagt, maar vraagt om maatregelen te nemen. Het blijft altijd een markt en de regering kan daarvoor geen garantie geven. Dat kan wel voor het budget. Ik laat het oordeel over deze motie graag aan de Kamer.

In de tweede motie, van de heer Van Leeuwen, wordt de regering verzocht te onderzoeken of het Paleis op de Dam dienst kan doen als tijdelijke dependance voor het Rijksmuseum. Dat verzoek is al in het algemeen overleg gedaan door de heer Ten Broeke en anderen. Ik heb toen toegezegd dit te onderzoeken. Daarbij heb ik overigens aangetekend dat ik grote aarzelingen had over het antwoord op de vraag of dat een kansrijke optie was. Inmiddels hebben het Rijksmuseum, de Rijksgebouwendienst en het ministerie van OCW bekeken of dit werkelijk een begaanbare weg zou zijn. De conclusie is dat dit niet het geval is. Daardoor zou voor een zeer korte periode een bilocatie ontstaan waarvoor behoorlijke kosten gemaakt moeten worden. Bovendien doen zich vragen voor over klimaatbeheersing, beveiliging en collectiebeheer. Voorts zouden daardoor de bouwprocessen in het Paleis op de Dam worden vermengd met het toch al complexe bouwproces in het Rijksmuseum. In feite hebben wij dus gedaan wat ik had toegezegd, namelijk onderzocht of dit een begaanbare weg zou zijn. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat dit niet het geval is. Daarom heb ik geen behoefte aan een nieuw onderzoek en ontraad ik aannemen van deze motie.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Ik ga eerst in op de constatering die in de motie van de heer Ten Broeke wordt gedaan. Er is geen preselectie toegepast op grond waarvan twee aanbieders overbleven bij de aanbesteding van de renovatie van het Rijksmuseum. Er is wel een preselectie geweest. Daarbij zijn zeven bedrijven overgebleven. De informatie in deze motie is dus niet juist.

Ik heb toegezegd dat ik na de zomer, maar voor Prinsjesdag een brief naar de Kamer zal sturen over de aanbestedingsstrategie van de Rijksgebouwendienst in den brede om uitvoering te geven aan de motie-Van der Staaij. Daarin zal ik ook specifiek ingaan op de situatie van het Rijksmuseum. Ik stel voor, daar in het bredere verband op terug te komen. Tegen deze achtergrond ontraad ik aannemen van deze motie.

De heer Van Leeuwen (SP):

Mijn fractie is bereid haar motie in te trekken, onder de voorwaarde dat wij het door de minister gedane onderzoek krijgen.

Minister Plasterk:

Ik kan u in een brief verslag doen van onze overwegingen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Leeuwen c.s. (28989, nr. 83) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn vanavond.

Naar boven