Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 mei 2008 en 25 mei 2008 over Functioneren van het CBR/Verkeersveiligheid.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom. Hij kan even uitrusten terwijl de leden hun moties glansrijk indienen.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er veel klachten zijn over het CBR en zijn beleid, bijvoorbeeld over de lange wachttijden, onjuiste bejegening, tekort aan keuringsartsen en onduidelijke gezondheidsregels;

constaterende dat het CBR zich niet altijd aan de wettelijke termijnen bij klachten weet te houden;

overwegende dat door goede klachtenafhandeling niet alleen klanten geholpen worden maar ook het beleid kan verbeteren;

verzoekt de regering, met een voorstel te komen voor een onafhankelijke klachtencommissie voor het CBR,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 101(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Roemer

overwegende dat het CBR streeft naar maximale wachttijden voor een rijexamen van zes tot acht weken;

constaterende dat de wachttijden voor een rijexamen soms veel te lang zijn;

overwegende dat hierdoor examenkandidaten onnodig lang rijlessen volgen, voordat zij examen kunnen gaan doen;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 oktober de wachttijden terug te brengen tot een maximum van acht weken en, ingeval er dan nog een overschrijding van deze wachttijd is, de examenkandidaat hiervoor financieel schadeloos te stellen uit de middelen van het CBR,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102(29398).

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties. Ik zal ze heel snel indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het maximaal toelaatbaar gewicht van het totale voertuig of van de voertuigcombinatie onder het B-rijbewijs 3500 kg is;

overwegende dat de 3500 kg-grens in de praktijk tot problemen leidt onder kampeerders in het bezit van een caravan of camper;

verzoekt de regering om het maximaal toelaatbaar gewicht onder het B-rijbewijs te verhogen van 3500 kg naar 4250 kg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering terecht heeft besloten tot het verhogen van de maximumsnelheid voor voertuigen met caravans tot 90 km/u;

overwegende dat veel mensen in de veronderstelling verkeren dat de snelheid al tot 90 km/u is verhoogd, maar dat het twee jaar duurt voordat de bonnenmachines c.q. flitspalen zijn aangepast;

verzoekt de regering, vooruitlopend op de verhoging van de maximumsnelheid, geen boetes uit te delen aan bestuurders van voertuigen met caravans die zich keurig aan de nieuwe, maar nog niet in werking getreden maximumsnelheid houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 104(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel burgers die een vorderingsprocedure moeten doorlopen, onbekend zijn met hun rechten, plichten en het verloop van deze procedure;

verzoekt de regering om het CBR opdracht te geven om aan eenieder die in de vorderingsprocedure terechtkomt, verplicht informatie te geven over rechten, plichten, verloop en wettelijke termijnen die voor deze procedure staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 105(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het CBR een contra-expertise in sommige gevallen weigert en in sommige gevallen toestaat, waardoor er veel onduidelijkheid ontstaat;

overwegende dat het CBR iedereen gelijk moet behandelen;

verzoekt de regering om het recht op een contra-expertise in de vorderingsprocedure juridisch vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 106(29398).

De De KromKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het CBR de wettelijke termijnen voor rijbewijsverlenging vaak overschrijdt;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de wettelijke termijnen voor rijbewijsverlenging door het CBR worden nageleefd en dat op naleving wordt toegezien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 107(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat post mortem alcohol- en/of drugsonderzoek na een dodelijk verkeersongeval wel gebeurt in het kader van opsporing maar niet in het kader van waarheidsvinding;

overwegende dat automobilisten strafbaar kunnen worden gesteld in het geval een kwetsbare verkeersdeelnemer – zoals een fietser – onder invloed van alcohol of drugs verkeerde en juist die omstandigheid heeft geleid tot onverantwoord verkeersgedrag en tot een ongeval met dodelijke afloop;

overwegende dat automobilisten in zo'n geval geen middel openstaat, zich in rechte te verweren;

overwegende dat dit tot onrechtvaardige situaties kan leiden, zeker in aanmerking genomen de geldende omgekeerde bewijslast;

verzoekt de regering om de mogelijkheden, condities en pro's en contra's van post mortem lichamelijk onderzoek in dergelijke gevallen te onderzoeken en af te wegen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Krom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 108(29398).

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik heb niet zo veel moties, maar wel één motie met een nadere onderbouwing.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rouwstoet in Nederland geen voorrang op de weg kent en ook onderbroken kan worden door andere verkeersdeelnemers;

constaterende dat hierdoor verwarring en onrust op de weg kan ontstaan, waarbij de stoet uiteen kan vallen met verkeersonprettige situaties tot gevolg;

van mening dat de rouwstoet zo veel als mogelijk bijeen dient te blijven uit respect voor de overledene en de nabestaanden en om een betere doorstroming te bevorderen;

verzoekt de regering om de regeling omtrent onderbreken van een zichtbare rouwstoet in ere te herstellen en te bezien in hoeverre hierbij tevens voorrang gegeven kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, Van der Staaij en Cramer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 109(29398).

Mevrouw Roefs (PvdA):

Voorzitter. Ik dien één motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de justitiële aanpak vooral gericht is op het straffen van daders en minder op het beschermen van potentiële slachtoffers;

overwegende dat voor slachtoffers en nabestaanden de straf minder relevant is dan het voorkomen van hun leed;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat een grotere pakkans het verkeersgedrag positief beïnvloedt;

verzoekt de regering om de (on)mogelijkheden, voordelen en nadelen in kaart te brengen om de aanschaf en tenaamstelling van een auto alleen nog met een geldig rijbewijs mogelijk te maken, met als doel veroordeelde overtreders uit het verkeer te weren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roefs en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 110(29398).

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om het CBR te verbieden om examens in andere dan de Nederlandse taal af te nemen; ook de mogelijkheid tot het meenemen van een tolk naar examens dient te worden afgeschaft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 111(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een goede landelijke spreiding van examenplaatsen van het CBR gewaarborgd dient te zijn;

verzoekt de regering om ervoor zorg te dragen dat Spijkenisse als examenplaats gehandhaafd blijft en regels op te stellen over de dekking van examencentra door heel Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 112(29398).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wachttijden voor rijexamens en medische keuringen onacceptabel lang zijn;

verzoekt de regering om de maximale wachttijden bij het CBR te verkorten voor zowel rijexamens als herexamens tot vier weken en rijtesten en medische keuringen tot maximaal acht weken, en afdoende sancties op te leggen bij het niet halen van deze maximale wachttijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Madlener. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 113(29398).

Minister Eurlings:

Voorzitter. In de motie van de heer Roemer op stuk nr. 101 wordt de regering verzocht om te komen met een voorstel voor een onafhankelijke klachtencommissie voor het CBR. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat voor het CBR als zelfstandig bestuursorgaan de normale procedure van de Algemene wet bestuursrecht geldt. Dit betekent dat de klant een klacht kan indienen bij het bestuursorgaan. Daarnaast kan bezwaar en beroep worden aangetekend. De uitspraak van de beroepsprocedure is aan de onafhankelijke rechter. Ook kan de klant nog een klacht indienen bij de Nationale ombudsman. Daarbij zal het CBR, met het oog op de Instellingswet CBR, de verdere afstemming met de gebruiker bezien en mogelijk uitbreiden. Ook zal periodiek een klanttevredenheidsonderzoek worden uitgevoerd. Hiermee zijn de belangen van de klanten voldoende gewaarborgd naar de mening van de Nederlandse regering. Daarom dien ik, ook gezien de procedure die gebruikelijk is bij zbo's, aannemen van deze motie te ontraden.

In de motie van het lid Roemer op stuk nr. 102 wordt de regering verzocht om de wachttijden voor rijexamens terug te brengen tot een maximum van acht weken, en ingeval er dan nog een overschrijding is, de examenkandidaat hiervoor financieel schadeloos te stellen. Het eerste gedeelte is sympathiek, het tweede moeilijker. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat de wachttijden niet eens meer acht weken zouden moeten zijn. Het CBR is nu zelf erg zijn best aan het doen. Voor kandidaten die voor de eerste keer examen doen, streeft men naar zeven weken en voor vervolgkandidaten naar vijf weken. Dat is een aanscherping van de geldende normen door het CBR zelf. Ik ben er geen voorstander van om examenkandidaten financieel schadeloos te stellen als die norm nog overschreden wordt. Wij moeten gewoon voorkomen dat die wordt overschreden. Ik heb aangekondigd dat ik daar ook prestatieafspraken met het CBR over ga maken, maar iemand schadeloos stellen betekent dat de schadeloosstelling wordt verhaald op alle kandidaten. De kandidaten zullen het dus zelf moeten betalen, gelet op de financiële systematiek van het CBR. Dat lijkt mij niet de bedoeling. De motie is dan wel sympathiek, maar op basis van deze feitelijke constatering moet ik aanneming ervan ontraden.

Vervolgens ga ik in op de moties van de heer De Krom. De eerste strekt ertoe het toelaatbaar gewicht bij het B-rijbewijs te verhogen van 3500 kg naar 4250 kg. Een sympathiek streven, maar zoals ik al in het algemeen overleg heb gezegd, zijn er voor rijbewijscategorieën Europese afspraken gemaakt, waarbij de toegestane maximummassa voor het B-rijbewijs niet meer dan 3500 kg mag zijn. Personen die een motorrijtuig zwaarder dan 3500 kg willen gaan besturen, zullen daarom over een zwaarder rijbewijs moeten beschikken. Wel zal in het kader van de invoering van de derde rijbewijsrichtlijn een nieuwe, lichtere vrachtwagenrijbewijscategorie worden gecreëerd, de categorie C1. Met die categorie mogen voertuigen worden bestuurd met een toegestane maximummassa tot ten hoogste 7500 kg. Daar zet ik dus op in. Dat geeft een stukje verlichting. Ik voel met de heer De Krom mee dat het veel prettiger ware geweest, met name voor de bestuurder van de kampeerauto, als wij het zo konden regelen, maar helaas laat de Europese regelgeving ter zake mij dit niet toe. Derhalve moet ik aanneming van de motie ontraden.

De voorzitter:

Ik vraag de minister om zijn oordeel beknopter te formuleren.

Minister Eurlings:

Dat zal ik zeker doen.

Ook aanneming van de motie over de caravans moet ik ontraden. Binnen de afgesproken termijn gaan wij 90 km/u voor caravans realiseren. Dat gaat ons technisch lukken, zo heeft Koos Spee mij aangegeven. Het heeft natuurlijk geen zin om mensen overal ten onrechte te flitsen en dat dan weer te gaan herstellen. Wij zullen dus gewoon ordentelijk moeten wachten op volgend voorjaar, als de zaken zijn geregeld.

Verder heeft de heer De Krom een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht het CBR opdracht te geven om iedereen die in de vorderingsprocedure terechtkomt, verplicht informatie te geven over rechten, plichten, verloop en wettelijke termijnen. Ik weet niet in hoeverre ik in de positie ben om het CBR opdrachten te geven. Als ik de motie zo mag uitleggen dat als zij zou worden aangenomen, ik het CBR zal vragen, dit te bewerkstelligen of te bevorderen, laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer over.

In de motie op stuk nr. 106 wordt de regering gevraagd het recht op een contra-expertise in de vorderingsprocedure juridisch vast te leggen. Dat is niet nodig, gelet op de wettelijke regelingen die er al zijn. Men heeft al recht op een contra-expertise. Ik wil aanneming van deze motie dan ook ontraden.

In de motie van de heer De Krom op stuk nr. 107 wordt de regering verzocht, ervoor zorg te dragen dat de wettelijke termijn voor rijbewijsverlening door het CBR wordt nageleefd en dat op naleving wordt toegezien. Als ik deze motie zo mag lezen dat wij naar een nieuwe systematiek zullen gaan waarin wij met het CBR verplichte prestatieafspraken maken, kan ik haar zien als ondersteuning van het regeringsbeleid.

De motie van de heer De Krom op stuk nr. 108 spreekt over post mortem onderzoek. Wij hebben daar in het AO ook over gesproken. Dit is een discussie waarbij tal van plussen en minnen gelden. Ik heb aangegeven dat wij in elk geval het post mortem onderzoek van heel wat andere landen kunnen gebruiken bij onze inschatting van wat zich voor zal doen. Dit is echter een discussie die buiten de scope van het debat reikt. Het is een ethische afweging. Hoe ga je om met de integriteit van het menselijk lichaam, ook na de dood? Dat is niet primair een afweging die door de commissie voor Verkeer en Waterstaat moet worden gemaakt. In Nederland is het standpunt altijd geweest dat de integriteit van het menselijk lichaam gebiedt dat wij geen post mortem onderzoek doen. Gezien de discussie die elders is gevoerd, dien ik aanneming van deze motie ontraden.

De voorzitter:

Mijnheer De Krom, begrijpt u het antwoord niet?

De heer De Krom (VVD):

Het antwoord sluit niet aan op het dictum van de motie. In de motie wordt niet meer en niet minder gevraagd dan de pro's en contra's in beeld te brengen en de Kamer daarover te informeren. Het kabinet wordt niet gevraagd om een standpunt in te nemen.

Minister Eurlings:

Dat heeft het kabinet al gedaan en dat heeft tot een heldere conclusie geleid. Verder is dit debat niet de plek om te verzoeken zo'n discussie te heropenen en over te doen. Daarom wil ik aanneming van deze motie ontraden.

De heer De Rouwe heeft een motie ingediend (stuk nr. 109) die handelt over de rouwstoet. Ik vind het streven dat hierin wordt uitgesproken uitermate sympathiek. Het heeft iets te maken met verkeersveiligheid, maar ook met de waardigheid van onze samenleving. Ik vind het niet waardig als een rouwstoet met mensen die zoveel verdriet hebben, wordt doorsneden door andere weggebruikers. Ik vind het een teken van respect dat zo'n rouwstoet zich ononderbroken door het verkeer kan begeven. Ik vind het streven dus uitermate sympathiek. Ik wil mij daar zelf als minister met volle energie voor inzetten. Ik heb wel nog twee opmerkingen over de motie. Ik heb in het AO al aangegeven dat het niet zozeer gaat om het voorrang geven van de rouwstoet, want dat zou betekenen dat de rouwstoet bijvoorbeeld door rood licht zou kunnen rijden; dat leidt tot onveiligheid. Het gaat erom dat een rouwstoet niet doorsneden mag worden. Als de stoet dus eenmaal een kruispunt is opgereden, moet die niet door andere auto's onderbroken worden. Als ik de motie zo mag begrijpen – ik zie aan het knikken van de heer De Rouwe dat dat mag – en als wij tevens afspreken dat ik zal onderzoeken hoe duidelijk kan zijn dat een auto deel uitmaakt van een rouwstoet, wil ik haar van een krachtige ondersteuning voorzien.

De motie van de leden Roefs en De Rouwe op stuk nr. 110 vraagt om aanschaf en tenaamstelling van een auto alleen met een geldig rijbewijs mogelijk te maken; dit om veroordeelde overtreders uit het verkeer te weren. Dit is iets nieuws, waarvan ik de consequenties niet kan overzien. Ik zou het oordeel over deze motie aan de Kamer willen overlaten. Afhankelijk van de uitslag van de stemming over deze motie zal ik mijn oordeel vormen over deze "nieuwerwetsigheid".

De heer Madlener verzoekt in de motie op stuk nr. 111 de regering het CBR te verbieden om examens in een andere dan de Nederlandse taal af te nemen. Ik moet aannemen van deze motie ontraden. Ook in het buitenland is het gebruik dat Nederlanders daar in het Nederlands het rijbewijs kunnen halen. In dat geval zit er een tolk bij. Op dit moment gaat het op deze wijze over en weer. Het gaat hierbij om de verkeersveiligheid. Als een Nederlander op het moment dat hij 18 jaar wordt – in de toekomstige situatie van begeleid rijden, waar mevrouw Roefs voor gepleit heeft, wordt het 17 jaar – met zijn ouders in Zuid-Frankrijk woont, dan is het toch prima dat die Nederlander, ook al spreekt hij nog niet goed Frans, daar zijn rijbewijs kan halen? Ik vind het ook een goede zaak dat buitenlanders die tijdelijk of permanent in Nederland verblijven, hier hun rijbewijs kunnen halen. De discussie die wij hadden, ging erom of het examen al of niet klassikaal kon worden afgenomen. Dat is een puur pragmatische afweging van het CBR. Als er genoeg mensen zijn, doet men het klassikaal en als er niet genoeg mensen zijn, doet men het met behulp van een tolk. Ik moet aannemen van de motie op stuk nr. 111 dus ontraden.

De motie op stuk nr. 112, ingediend door de heer Madlener, betreft het handhaven van Spijkenisse als examenplaats. Ik heb aangegeven dat daarover intern bij het CBR een discussie wordt gevoerd. Op het moment dat wij overleg voerden over deze zaak, vond er ook overleg plaats met de burgemeester van Spijkenisse. Daar hoort deze zaak thuis. Landelijk gaan wij alleen over de dekking en de minimumeisen die gesteld worden aan een examencentrum. In het kader van de scheiding der verantwoordelijkheden moet ik aannemen van de motie op stuk nr. 112 ontraden. Wij gaan alleen over de dekking en niet over de exacte locaties.

In de laatste motie van de heer Madlener wordt uitgesproken dat de wachttijden voor rijexamens en medische keuringen onacceptabel lang zijn. Gevraagd wordt de wachttijden voor rijexamens en herexamens terug te brengen tot vier weken. Ik heb gezegd dat dit heel veel kosten met zich zal brengen. Wij zouden dan een overmaat aan instructeurs moeten hebben. Hetzelfde geldt voor de medische keuringen. Ik vind de door het CBR gekozen lijn goed. Ook mevrouw Roefs en anderen hebben die lijn als een goede gekenschetst. Het CBR gaat er nu voor. Een en ander zal nog in prestatieafspraken worden vastgelegd, maar de lijn die is ingezet, is goed. De 7-5 wekenbenadering vind ik een prima benadering. Op basis daarvan ontraad ik aannemen van deze motie.

De heer De Krom heeft een motie ingediend over de contra-expertise. Eenieder heeft nu al de mogelijkheid om een contra-expertise aan te vragen, zoals al naar voren kwam in het debat dat wij hadden tijdens het algemeen overleg. Daarom vind ik het extra wettelijk vastleggen daarvan niet nodig.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven