Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 26 juni 2008 over jeugdzorg.

De voorzitter:

Wij hebben een kerstregime, wat betekent dat ik van de leden verlang dat zij alleen hun motie oplezen. Van de bewindslieden verwacht ik dat zij kort reageren en een oordeel geven over de motie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week was er een AO over de jeugdzorg zonder tweede termijn. Dat was erg onbevredigend; vandaar de volgende moties. Ik heb nog nooit zoveel moties ingediend bij een VAO, maar het moet maar even.

De voorzitter:

Het klinkt zo dreigend. Hoeveel zijn het er?

De heer Dibi (GroenLinks):

Het zijn er vijf. Ik zal ze snel oplezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg prioriteit heeft;

constaterende dat een grote groep kinderen op een wachtlijst staat voor de jeugd-ggz, de AMK's en de jeugd-LVG;

verzoekt de regering, een concrete doelstelling te formuleren voor het wegwerken van de wachtlijsten voor de jeugd-ggz, de AMK's en de jeugd-LVG en de Kamer daarover te informeren voor Prinsjesdag 2008,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Dezentjé Hamming-Bluemink, Verdonk, Agema, Langkamp en Koşer Kaya.

Zij krijgt nr. 146(29815).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering zich tot doel heeft gesteld dat de wachtlijsten in de jeugdzorg zijn weggewerkt binnen deze kabinetsperiode;

verzoekt de regering, concrete tussentijdse doelstellingen te formuleren voor de jaren 2009 en 2010;

verzoekt de regering voorts, ervoor te zorgen dat de wachtlijsten een dalende trend laten zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Verdonk, Agema, Langkamp en Koşer Kaya.

Zij krijgt nr. 147(29815).

De heer Dibi (GroenLinks):

In een bijzin zei de minister vorige week iets choquerends over de financieringssystematiek. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er per 1 januari 2009 een nieuwe financieringssystematiek in de jeugdzorg zou worden ingevoerd waarmee het benodigde budget adequater kan worden vastgesteld;

overwegende dat de huidige financieringssystematiek onvoldoende rekening houdt met de verwachte vraag naar jeugdzorg en er dus elke keer opnieuw discussie ontstaat over het budget;

overwegende dat de regering van plan is de invoering van de nieuwe financieringssystematiek met een jaar uit te stellen;

verzoekt de regering, vast te houden aan haar toezegging dat de nieuwe financieringssystematiek per 1 januari 2009 ingaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Dezentjé Hamming-Bluemink, Langkamp en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 148(29815).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de begroting een voorgenomen efficiencytaakstelling is opgenomen bij de jeugdbescherming en jeugdreclassering voor 2008, 2009 en 2010 die oploopt tot ruim 13 mln.;

overwegende dat deze bezuinigingen een goede uitvoer van de noodzakelijke verbeteringsplannen als "Deltaplan Gezinsvoogdij" en "Aanpak Jeugdcriminaliteit" in de weg staan;

verzoekt de regering, de voorgenomen efficiencytaakstelling in de begroting ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Verdonk en Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149(29815).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorkomt dat beloningen van interim-managers en extern personeel in de jeugdzorg boven de Balkenendenorm uitkomen;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat beloningen van interim-managers en extern personeel in de jeugdzorg niet hoger zijn dan de Balkenendenorm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Langkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150(29815).

Mevrouw Langkamp (SP):

Voorzitter. Met dank aan de heer Dibi rest mij slechts één motie om in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er bij diverse Bureaus Jeugdzorg de afgelopen tijd wegens mismanagement bestuurders zijn weggestuurd en gebruik is gemaakt van dure interim-bestuurders;

overwegende dat de Nationale ombudsman in de zaak Pascal Keijzer heeft geconcludeerd dat Bureau Jeugdzorg Noord-Holland onvoldoende voortvarend en daadkrachtig is opgetreden;

overwegende dat er bij Bureau Jeugdzorg Amsterdam wachtlijstgeld op de plank is blijven liggen terwijl voortdurend om extra geld werd gevraagd;

verzoekt de regering, de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten doen naar het functioneren van de vijftien Bureaus Jeugdzorg en de geldstromen van de Bureaus Jeugdzorg in kaart te laten brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Langkamp, Dibi en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151(29815).

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een goed lokaal jeugdbeleid van groot belang is bij het voorkomen van problemen bij kinderen en ouders;

overwegende dat heldere, goed toegankelijke lokale jeugdzorg voorkomt dat kleine problemen niet tijdig verholpen kunnen worden, waardoor kinderen en ouders in de praktijk aangewezen zijn op zwaardere en langere vormen van jeugdzorg;

overwegende dat de verschillende geld- en subsidiestromen, afkomstig van de diverse ministeries waarmee het lokale jeugdbeleid gefinancierd wordt, de financiering van het lokale jeugdbeleid erg onoverzichtelijk maken;

overwegende dat de Kamer bij diverse gelegenheden heeft gepleit voor minder financieringsstromen;

overwegende dat de vele verschillende geld- en subsidiestromen ook allemaal hun eigen verantwoordingsprocedures kennen, waardoor een helder overzicht ontbreekt;

constaterende dat door de verschillende financieringsstromen en door de verschillende verantwoordingsplichten het lokale jeugdbeleid vaak ondoorzichtig en versnipperd is, waardoor bureaucratie, overlapping van projecten en veel te veel verantwoordingsdrift op te kleine onderdelen plaatsvinden;

verzoekt de regering om in het najaar van 2008 te komen met een voorstel tot een bundeling van geld- en subsidiestromen in een jeugdzorgfonds, zodat een helder en samenhangend lokaal jeugdbeleid tot stand kan komen en gemeenten in staat worden gesteld om een sluitend stelsel van lokale jeugdzorgvoorzieningen op te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchibti en Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156(29815).

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Koşer KayaKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er de afgelopen jaren veel extra investeringen gedaan zijn ter bestrijding van de wachtlijsten in de jeugdzorg;

constaterende dat geen van deze investeringen geleid heeft tot het duurzaam wegwerken van de wachtlijsten;

verzoekt de regering, de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten verrichten naar de manier waarop de extra middelen in de jeugdzorg de afgelopen jaren ingezet zijn en met name ook naar hoe toekomstige investeringen effectiever kunnen worden ingezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya, Dibi, Langkamp en Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152(29815).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer hard geoordeeld heeft over het functioneren van het programmaministerie Jeugd en Gezin;

verzoekt de regering, zoals de Algemene Rekenkamer geadviseerd heeft, meetbare doelen te formuleren teneinde de maatschappelijke meerwaarde van het programmaministerie aan te tonen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153(29815).

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er € 825.000 betaald is aan afkoopsommen voor incompetente managers in de jeugdzorg;

overwegende dat interim-managers in de jeugdzorg soms wel € 20.000 à € 30.000 per maand verdienen;

constaterende dat daardoor een onacceptabel groot deel van de voor jeugdzorg bestemde financiële middelen niet bij de zorg voor kinderen terechtkomt;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de salarissen in de jeugdzorgsector worden afgetopt op een halve Balkenendenorm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154(29815).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de jeugdzorgsector falende managers vaak tonnen aan afkoopsommen en vertrekpremies meekrijgen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat dergelijke incompetente managers nooit meer in de toekomst elders in de zorgsector een soortgelijke functie kunnen bekleden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155(29815).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil twee moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het onderzoek "De familie aan zet" van de Vrije Universiteit blijkt dat het aantal zorgpunten in een gezin snel afneemt na een Eigen Kracht Conferentie en vervolgens stabiel blijft;

van mening dat de Eigen Kracht Conferentie een goede methode is om op doelmatige en doeltreffende wijze de kracht van het familie- en vriendennetwerk te benutten voor het welzijn en de veiligheid van jeugdigen en de Bureaus Jeugdzorg te ontlasten;

overwegende dat de eigen Kracht Conferentie juist ook vroegtijdig ingezet moet worden om zwaardere gezinsproblematiek te voorkomen;Voordewind

van mening dat er nu onvoldoende op gemeentelijk niveau via de Eigen Kracht Conferentie gezinsproblematiek wordt voorkomen of verholpen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat gemeenten de Eigen Kracht Conferentie opnemen als onderdeel van het hulpaanbod in het kader van de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157(29815).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de jeugdzorg in sommige gevallen exorbitante beloningen worden betaald aan managers en extern ingehuurde krachten;

voorts constaterende dat deze hoge vergoedingen ten koste kunnen gaan van de directe hulp aan jeugdigen;

constaterende dat de minister in zijn brief van 3 juli 2008 aangeeft een gesprek te willen aangaan met het IPO over de hoge salarissen bij de Bureaus Jeugdzorg;

overwegende dat de hoge beloningen niet alleen voorkomen bij de Bureaus Jeugdzorg, maar ook bij de jeugdzorgaanbieders;

overwegende dat de commissie-Dijkstal beloningen in de (semi)publieke sector heeft onderzocht en met bevindingen is gekomen;

verzoekt de regering, het beloningssysteem in de "Jeugdzorg breed" in haar gesprekken met het IPO in het licht te plaatsen van de adviezen van de commissie-Dijkstal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Çörüz, Bouchibti en Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158(29815).

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. De minister heeft al toegezegd dat de Bureaus Jeugdzorg gaan vallen onder die richtlijnen van de commissie-Dijkstal. Vallen dan ook de interim-managers hieronder of vraagt de heer Voordewind gewoon naar de bekende weg?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik bedoel ook de interim-managers en de ingehuurde deskundigen.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik wil de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dossiers in de provinciale en gemeentelijke jeugd(gezondheids)zorg en op scholen niet op elkaar aansluiten door verschillende nummering en dat gegevensuitwisseling hierdoor vertraging oploopt;

constaterende dat hierdoor belangrijke informatie over kinderen en jongeren de betreffende instelling(en) niet of niet tijdig bereikt en dat dit ertoe kan leiden dat probleemjongeren en/of problemen in gezinnen pas (te) laat worden opgemerkt;

overwegende dat een goed nummersysteem bij kan dragen aan het efficiënt en adequaat laten verlopen van zowel de provinciale jeugdzorg als het lokaal preventief jeugdbeleid en dat dit tevens de doorloopsnelheid en wachttijden ten goede zal komen;

verzoekt de regering, het koppelen van jeugdzorgdossiers aan het BurgerServiceNummer te onderzoeken en, indien nodig, de Wet op de jeugdzorg hiervoor aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz, Bouchibti en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159(29815).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Er zijn veertien moties ingediend. Daarmee staat deze groep wat het aantal ingediende moties betreft op dit moment op nummer 1. Dat is toch wel iets om een moment bij stil te staan.

Het woord is aan de minister voor Jeugd en Gezin.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik denk dat ik de hele stapel moties nu compleet heb. Ik zal mijn best doen om adequaat te reageren op de ingediende moties. Vooraf wil ik opmerken dat de heer Dibi terecht opmerkte dat het algemeen overleg geen tweede termijn heeft gehad. Ik had begrepen dat er een vervolg zou komen. Ik wil het debat met de Kamer graag voortzetten op een nader te bepalen moment. Dit zal medebepalend zijn voor het oordeel over een aantal van de nu ingediende moties. Ik vraag daarvoor op voorhand begrip.

De heer Dibi verzoekt in zijn eerste motie om een concrete doelstelling te formuleren voor het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugd-ggz, de AMK's en de jeugd-LVG. In het algemeen overleg heb ik in mijn eerste termijn aangegeven dat voor de provinciale jeugdzorg, waaronder ik ook de AMK's reken, een heel concrete doelstelling voor deze kabinetsperiode is geformuleerd. Ik heb ook aangegeven waarom het minder zinvol is om deze doelstelling per datum te specificeren. Ik handhaaf dat oordeel graag. Waar de heer Dibi spreekt over de situatie van de jeugd-ggz en de jeugd-LVG, zeg ik hem dat ik wel begrijp waarom hij deze motie heeft ingediend. Bij de jeugd-ggz en de jeugd-LVG hebben wij natuurlijk te maken met een andere financieringssystematiek. Anders dan "begrotingsgefinancierd", gaat het hierbij om"premiegefinancierd". De AWBZ is een volksverzekering, en daar geldt een andere financieringssystematiek. Wij hebben bij de jeugd-ggz te maken met de overgang naar de Zorgverzekeringswet sinds 1 januari jongstleden. Ik begrijp dat de Kamer meer greep wil hebben op de wachtlijst voor de jeugd-ggz; ik deel die zorg. Daarom zal ik na de zomer zo spoedig mogelijk om een gesprek vragen met GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland over de aanpak van de wachtlijsten in de jeugd-ggz, zoals ik al eerder heb gedaan met GGZ Nederland in de oude situatie. De jeugd-LVG wil ik daar graag bij betrekken. Dit is iets ingewikkelder, omdat wij ons nog afvragen waar wij de jeugd-LVG uiteindelijk zullen positioneren. Ik ben graag bereid om met de betrokken partijen over de aanpak van wachtlijsten te spreken en de Kamer zo snel mogelijk daarover te informeren. Ik zou dat zo tijdig willen doen, dat daarover bij de begroting al kan worden gesproken. Waarschijnlijk lukt het niet voor Prinsjesdag. Als ik de motie zo mag verstaan, dan wil ik een en ander zo wel toezeggen. Ik ben duidelijk geweest over de AMK's. In dat licht wil ik de heer Dibi vragen of hij de motie op dit moment wil aanhouden. Begin september kunnen wij daarover dan doorspreken. Deze toezegging heeft de heer Dibi dan alvast.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik houd mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dibi stel ik voor, zijn motie (29815, nr. 146) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Dank daarvoor aan de heer Dibi. Wat zijn tweede motie betreft, op stuk nr. 147, zal ik minder soepel moeten zijn in mijn tegemoetkoming, maar dat vermoedde hij al. Wij hebben die discussie een aantal keren gevoerd met elkaar. Het gaat om het wegwerken van de wachtlijsten en om concrete tussentijdse doelstellingen. Ik heb ook in het algemeen overleg gezegd wat ik daarvan vind. Overigens kan ik hem wel melden dat wij er voor 2009 heel concreet over gaan spreken hoe wij dat jaar ingaan nu er nog geen advies ligt van de Commissie Financiering Jeugdzorg. Daar hoop ik afspraken over te maken met de provincies en over die concrete afspraken, de middelen en de te verwachten prestaties zal ik de Kamer uiteraard informeren. Voor 2009 kan ik op die manier wel tegemoetkomen aan zijn wens.

In 2010 willen wij voluit zoals voorzien met een advies van de CFJ erbij naar de nieuwe financieringssystematiek overgaan. Ook in dat opzicht weet de Kamer dan precies waar zij aan toe is. Voor zover de motie dat vraagt, heb ik dat al toegezegd. De motie vraagt echter meer. Zo moet ik er met name voor zorgen dat de wachtlijsten een dalende trend laten zien. De heer Dibi kent mijn inzet, hij weet waar alle inspanningen op gericht zijn, maar ik heb dat niet zelf in de hand. Ik verleen niet zelf de zorg. Ik maak wel stevige afspraken met de provincies.

De trend die zich ingezet heeft, stemt hoopvol. In dat licht heb ik toegezegd wat ik heb toegezegd. Aanneming van de motie moet ik, gelet op de bewoordingen, ontraden.

De voorzitter:

Minister, mag ik u vragen om nog beknopter antwoord te geven dan u nu al doet? Het moet lukken.

Minister Rouvoet:

U vraagt het heel vriendelijk. Ik zal proberen om nu echt beknopt te zijn.

De voorzitter:

Ja, dat is de strekking van het verzoek.

Minister Rouvoet:

In zijn derde motie op stuk nr. 148 overweegt de heer Dibi dat de regering van plan is om invoering van de nieuwe financieringssystematiek met een jaar uit te stellen en verzoekt hij om vast te houden aan 1 januari. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van staand beleid. Van een voornemen tot uitstel is geen sprake. Wij hebben geen CFJ-advies voor volgend jaar, maar wij gaan 1 januari aanstaande met de nieuwe financieringssystematiek van start. Deze motie beschouw ik als ondersteuning van staand beleid.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb een feitelijke correctie. U hebt letterlijk gezegd dat pas in 2010 het benodigde budget bepaald zal worden naar de systematiek van Keijzer.

Minister Rouvoet:

Dan hebben wij echt een volledig advies van de CFJ. Wij hebben nu nog geen CFJ-advies, omdat de CFJ nu pas van start is gegaan. Ik geef aan wat op dit moment de feitelijke stand van zaken is. Er is nu een CFJ die voor 2009 geen advies meer kan geven, maar de systematiek van Keijzer gaat op 1 januari 2009 van start. Ik ga in overleg met IPO om met een zo goed mogelijke raming...

De voorzitter:

Nee, nee.

Minister Rouvoet:

Ja, voorzitter. Oké.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter...

De voorzitter:

Mijnheer Dibi, u mag niets meer vragen.

Minister Rouvoet:

Ondersteuning van beleid lijkt mij een oordeel waar een indiener van een motie mee zou moeten kunnen leven, maar dat terzijde.

In de motie van de heer Dibi c.s. op stuk nr. 149 wordt overwogen dat de geplande efficiencytaakstelling de verbeteringsplannen binnen de jeugdbescherming in de weg staat en daarom wordt de regering verzocht, die taakstelling ongedaan te maken. Ik heb aangegeven dat dit onjuist is. De kwalitatieve verbeteringen worden aanvullend gefinancierd. De taakstelling ziet op de efficiency en kan niet worden afgewenteld op bijvoorbeeld het Deltaplan of de Aanpak Jeugdcriminaliteit. Dat dit wel zou kunnen, is een onjuiste vooronderstelling. Ik wil aanneming van deze motie dan ook ontraden.

De motie van de leden Dibi en Langkamp op stuk nr. 150 gaat over de interimsalarissen. Daar zijn verschillende moties over ingediend. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik het gesprek daarover aanga met het IPO, zie mijn brief die vandaag de Kamer heeft bereikt. Deze motie grijpt daarop vooruit en vraagt mij bovendien om iets te doen wat niet tot de semipublieke sector behoort. Aanneming van deze motie moet ik dan ook stellig ontraden.

Mevrouw Langkamp heeft een motie ingediend, stuk nr. 151, waarin de regering wordt verzocht om de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten doen naar het functioneren van de 15 Bureaus Jeugdzorg en de geldstroom van de Bureaus Jeugdzorg. Ik mag verwijzen naar het onderzoek van het OVB van de Kamer zelf, waarvan de conclusie was: wij weten voldoende. Daarnaast mag ik mevrouw Langkamp erop wijzen dat volgend jaar de Wet op de jeugdzorg wordt geëvalueerd en daar horen dus ook de Bureaus Jeugdzorg bij. Zij wordt dus op haar wenken bediend. Voor zover de motie meer zou vragen – en ik heb dat vermoeden, omdat er ook een aantal overwegingen in staan die op zijn minst op de zaken vooruitlopen – moet ik aanneming van deze motie ontraden.

Mevrouw Bouchibti heeft een motie ingediend over een voorstel om tot bundeling van geld- en subsidiestromen te komen in een jeugdzorgfonds. Ik zou mevrouw Bouchibti willen vragen om deze motie aan te houden. Uit de motie wordt mij namelijk niet helemaal duidelijk welke financieringsstromen betrekking hebbend op jeugdbeleid hierbij bedoeld worden. Zoals de Kamer weet, heb ik mijn financieringsstromen gebundeld tot een brede doeluitkering. Die zou ik nu niet in een jeugdzorgfonds terecht willen laten komen. Het is nu juist de bedoeling om dat geld in het Gemeentefonds terecht te laten komen. Ik denk dat mevrouw Bouchibti dat ook wil. Een jeugdzorgfonds zou daar strijdig mee kunnen zijn. Voor zover er mogelijkheden liggen om met bestaande middelen die betrekking hebben op jeugd voordien al aan de gang te gaan met bundeling, ben ik graag bereid die te onderzoeken. Ik wil dan graag wel weten waarop zij betrekking hebben. Mijn voorstel is om de motie aan te houden en die wellicht te betrekken bij het vervolg van het overleg dat wij begin september hopen te houden.

Mevrouw Bouchibti (PvdA):

Ik houd mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bouchibti stel ik voor, haar motie (29815, nr. 156) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rouvoet:

Ik dank u wel.

In de motie-Koşer Kaya c.s. op stuk nr. 152 wordt de regering verzocht de Algemene Rekenkamer onderzoek te laten verrichten naar de manier waarop de extra middelen in de jeugdzorg de afgelopen jaren zijn ingezet en met name naar hoe toekomstige investeringen effectiever kunnen worden ingezet. Ik ontraad het aanvaarden van deze motie. Ik heb daar een- en andermaal mijn motivatie voor gegeven. Ik verwijs opnieuw naar het onderzoek van het OVB van de Kamer zelf dat zegt dat het precies weet hoe het in elkaar zit. In de toekomst gaan wij naar een nieuwe financieringssystematiek. Het lijkt mij niet goed om opnieuw een onderzoek te doen.

In de motie-Koşer Kaya/Dezentjé Hamming-Bluemink wordt de regering gevraagd om meetbare doelen te formuleren teneinde de meerwaarde van het programmaministerie aan te tonen. Ik heb al gezegd dat ik de eerste ben die in deze kabinetsperiode de meerwaarde van het concept programmaministerie wil aantonen. Ik ben daar iedere dag van de week op aanspreekbaar. De meetbare doelen zijn te vinden in mijn begroting die met Prinsjesdag wordt ingediend. Dit lijkt mij een overbodige motie waar het gaat om het formuleren van concrete doelstellingen. Gelet op de overwegingen onraad ik het aanvaarden van deze motie.

In de motie-Agema op stuk nr. 154 wordt de regering verzocht om te bewerkstelligen dat de salarissen in de jeugdzorgsector worden afgetopt op een halve Balkenendenorm. Ik heb in het overleg en mijn brief al aangegeven dat ik voornemens ben om mij binnen de jeugdzorg te conformeren aan de lijn die de commissie-Dijkstal heeft voorgesteld, dus een salarismaximum van 130% van het gemiddelde ministersalaris. Deze motie vraagt veel meer dan dat. Derhalve ontraad ik het aanvaarden van deze motie.

Mevrouw Agema heeft een motie ingediend op stuk nr. 155 waarin de regering wordt gevraagd te bewerkstelligen dat dergelijke incompetente managers nooit meer elders in de zorgsector een soortgelijke functie kunnen bekleden. Dit betreft wat hier afkoopsommen en vertrekpremies wordt genoemd. In een aantal gevallen hebben wij te maken met de kantonrechterformule. Dat is een wettelijke regeling. Ik laat het oordeel over de hoogte van de bedragen graag aan mevrouw Agema zelf over, maar het aanvaarden van deze motie moet ik echt ontraden.

In de motie-Voordewind op stuk nr. 157 wordt de regering verzocht te bevorderen dat gemeenten de Eigen Kracht Conferentie kunnen opnemen als onderdeel van het hulpaanbod in het kader van de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin. Ik denk dat dit goed past bij de benadering van preventie waarbij juist het gemeentelijke domein is bedoeld om te voorkomen dat de druk op de geïndiceerde jeugdzorg toeneemt. Ik ben graag bereid dit in het implementatietraject voor de Centra voor Jeugd en Gezin mee te nemen. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik ben er positief over.

In de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 158 wordt de regering verzocht om het beloningssysteem in de "Jeugdzorg breed" in haar gesprekken met het IPO in het licht te plaatsen van de adviezen van de commissie-Dijkstal. Ik meen dat ik dit heb toegezegd en ook in mijn brief heb aangegeven. Ik neem dat graag op die manier mee en beschouw deze motie dus als ondersteuning van mijn beleid.

De laatste motie is die van de heer Çörüz, mevrouw Bouchibti en de heer Voordewind op stuk nr. 159. Hierin wordt de regering verzocht het koppelen van jeugdzorgdossiers aan het burgerservicenummer te onderzoeken en indien nodig de Wet op de jeugdzorg hiervoor aan te passen. Ook dit is ondersteuning van het beleid. Er is in voorzien dat in de jeugdzorg gewerkt gaat worden met het burgerservicenummer. De wetgeving daarvoor wordt op dit moment voorbereid. Dat is nog best een flink traject. In de tussentijd wordt er in lijn met de aanbevelingen van de commissie-Mosterd in Gelderland gewerkt met de technische oplossing, aangereikt door de MOgroep, van een uniek cliëntnummer in de jeugdzorg. Deze motie beschouw ik ook als ondersteuning van mijn beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt hedenavond gestemd.

Naar boven