Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 24 juni 2008 over de verdeling van extra wijkengeld.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op basis van criteria, in 18 gemeenten van de G31, 40 krachtwijken zijn geselecteerd uit een bredere groep van circa 140 wijken die met problemen kampen en dat in deze 40 wijken, mede met steun van woningcorporaties uit de rest van Nederland, extra wordt geïnvesteerd;

overwegende dat de overige gemeenten binnen deze groep van 31, wijken kennen met een risico om af te glijden naar het niveau van de 40 krachtwijken;Van Bochove

overwegende dat dit een zeer onwenselijke situatie zou zijn en er een preventief budget beschikbaar wordt gesteld om in samenhang met investeringen van gemeenten en corporaties dit afglijden te voorkomen;

overwegende dat de solidariteit binnen de groep van 31 gemeenten vergt dat de resterende 13 gemeenten zonder krachtwijken moeten worden gesteund om te voorkomen dat ook in deze gemeenten wijken afglijden en hiervoor een rijksbijdrage van 30 mln. beschikbaar wordt gesteld;

spreekt uit dat binnen de verdeling van de eerste tranche van het preventiebudget (à 30 mln.) de gemeenten binnen de G31 zonder een krachtwijk een voorrangspositie krijgen boven gemeenten met één krachtwijk;

spreekt uit dat binnen de verdeling van de tweede tranche van het preventiebudget (à 30 mln.) de gemeenten buiten de G31 een voorrangspositie krijgen boven de gemeenten van de G31,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Depla, Ortega-Martijn, Jansen en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 52(30995).

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Zoals eerder gezegd, gaat mijn voorkeur uit naar een inhoudelijke beoordeling door een door mij in te stellen commissie van de plannen die ingediend zullen worden voor het preventiebudget. Het preventiebudget is bedoeld om te voorkomen dat wijken afglijden. Dat kan ook betekenen dat binnen de 18 gemeenten waar al veertig wijken geselecteerd zijn, er nog wijken kunnen zijn die zich in die situatie bevinden. Mijn voorkeur blijft daar toch naar uitgaan. Voor ik een goed oordeel kan vellen over de ingediende motie, zou ik graag een toelichting willen op hoe ik deze precies moet opvatten. Spreekt deze uit dat er in de eerste tranche een voorrangspositie is voor gemeenten zonder een krachtwijk en dat in tweede instantie gemeenten met één krachtwijk aan de orde komen? Stel dat er in die selectie kwalitatief onvoldoende plannen zijn of onvoldoende aanvragen worden ingediend, kan dan in derde instantie de overblijvende categorie van 18 gemeenten met meerdere wijken alsnog meedingen? Het lijkt mij belangrijk om helderheid te krijgen wat daar precies mee bedoeld wordt. Ik wil ook graag helderheid over de vraag of het steeds gaat om het toekennen van budget voor één wijk binnen een gemeente, of dat het ook meerdere wijken kunnen zijn. Het lijkt mij belangrijk dat er geen verschil bestaat tussen de Kamer en mij in de communicatie met de betreffende gemeenten.

De heer Van Bochove (CDA):

Mijn antwoord op de eerste vraag is dat het gaat om een voorrangspositie, maar dat uiteraard wel voldaan moet worden aan de criteria. Dat lijkt mij volstrekt duidelijk. Als in de eerste twee categorieën wel wordt voldaan aan de criteria, maar in de andere niet, zal het duidelijk zijn waar de nadruk op ligt. Als wordt voldaan aan de criteria, is er voorrang voor degenen die niets hebben.

Het antwoord op de tweede vraag is dat het best één wijk kan zijn. Het gaat erom dat de gemeenten worden geholpen. Over het algemeen zal er sprake zijn van één wijk. Ik denk dat daar de nadruk op moet liggen. De criteria gelden voor alle gemeenten en zij zullen naar hun gewicht moeten worden behandeld.

Minister Vogelaar:

Dan lijkt het mij het verstandigst om het oordeel over deze motie aan de Kamer over te laten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de motie vindt vanavond plaats.

Naar boven