Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 juli 2008 over financiële tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voorgestelde compensatie via de financiële tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, ter vervanging van de huidige buitengewone uitgavenregeling (BU), leidt tot forse achteruitgang in de koopkracht voor de meeste groepen, zonder dat hierbij sprake is van het beëindigen van mogelijke overcompensatie;

van mening dat het alternatief voor de BU daardoor op dit moment ver onder de maat is en heroverweging verdient;

voorts van mening dat de extra bezuiniging van 250 mln. bij de motie-Van Geel de complicerende factor is om tot een fatsoenlijke regeling te komen;

verzoekt de regering, de huidige BU in 2009 te behouden om in alle rust en op ordentelijke wijze met het veld en de Kamer tot een alternatief systeem te komen dat de toets der kritiek kan doorstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Weekers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 206(29689).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dien enkele moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterend dat de invoering en uitbetaling van een nieuw forfait voor chronisch zieken en gehandicapten een ingewikkelde operatie is, waarbij zorgverzekeraars, het CAK en andere instanties betrokken zijn;

overwegende dat een integrale ketenuitvoerbaarheidstoets wenselijk is, waarbij de hele keten van verantwoordelijkheden (aanlevering gegevens over FKG's, zorggebruik en rekeningnummers, beschikkingen over wie recht heeft op welk forfait, bezwaar en beroepsprocedures en de uiteindelijke uitbetaling) integraal en onafhankelijk beoordeeld wordt;

verzoekt de regering, de indiening van het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming mensen met een beperking vergezeld te doen gaan van een onafhankelijke ketenuitvoerbaarheidstoets,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Tang, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Vlies, Weekers, Koşer Kaya, Thieme, Vendrik, Verdonk en Agema.

Zij krijgt nr. 207(29689).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor mensen in een AWBZ-instelling, die verder geen inkomsten hebben, de zak- en kleedgeldregeling het inkomen voorziet om in de noodzakelijk kosten van levensonderhoud te voorzien, inclusief bijvoorbeeld de verplichte bijdrage in de instelling;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de normbedragen die mensen in een intramurale AWBZ-instelling nodig hebben voor hun levensonderhoud en die bedragen zo nodig te herijken, rekening houdend met de specifieke behoeften, noodzakelijk uitgaven en beperkingen van deze groep;

en de Kamer voor het eind van 2008 te berichten over de uitkomst van het onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Tang, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Vlies, Weekers, Koşer Kaya, Thieme, Vendrik, Verdonk, Agema en Leijten.

Zij krijgt nr. 208(29689).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Wiegman-van Meppelen Scheppink

constaterende dat de regering in overleg met het Nibud zal aangeven waarop de verschillende inschattingen van de koopkrachtgevolgen van de voorgenomen nieuwe regelingen ter vervanging van de BU en de TBU gebaseerd zijn;

constaterende dat de regering in het debat aangegeven heeft, het voorstel verder te verfijnen en het voor Prinsjesdag in te dienen bij de Kamer;

verzoekt de regering, samen met het Nibud bij indiening van het wetsvoorstel Wet tegemoetkoming mensen met een beperking, een overzicht te geven van de koopkrachteffecten voor representatieve groepen chronisch zieken en gehandicapten, die met aantoonbare meerkosten geconfronteerd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Omtzigt, Tang, Van der Vlies, Weekers, Koşer Kaya, Thieme, Vendrik, Verdonk en Agema.

Zij krijgt nr. 209(29689).

De heer Tang (PvdA):

Voorzitter. Ik dien een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nieuwe compensatieregeling voor chronisch zieken en gehandicapten voor veel mensen een inkomensvoordeel zal opleveren maar er ook mensen zijn met een inkomensnadeel;

constaterende dat met name mensen die jonger zijn dan 65 jaar met (intra- en extramurale) AWBZ- of Wmo-zorg gebruik maken van de huidige buitengewone uitgavenregeling onder de nieuwe regeling te maken krijgen met negatieve inkomenseffecten;

draagt het kabinet op, bij de definitieve uitwerking van het beleid nadere maatregelen te nemen ten einde de inkomenspositie van de meest kwetsbare mensen te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tang, Omtzigt, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Van der Vlies, Weekers, Koşer Kaya, Thieme, Vendrik en Agema.

Zij krijgt nr. 210(29689).

Staatssecretaris Bussemaker:

Voorzitter. In de motie van de leden Leijten en Weekers wordt de regering verzocht de huidige BU in 2009 te behouden. Ik moet aanvaarding van die motie ontraden, niet alleen omdat wij de uitgangspunten voor goede nieuwe wetgeving hebben neergelegd, maar ook omdat met instemming van uw Kamer de huidige BU is afgeschaft. Dus ik ontraad aanvaarding van deze motie.

Dan de motie van de heer Omtzigt c.s. waarin de regering wordt verzocht bij indiening van het wetsvoorstel een onafhankelijke ketenuitvoerbaarheidstoets te doen. Ik ben bereid om een uitvoerbaarheidstoets te doen als deze motie wordt aangenomen, ook onafhankelijk. Ik kan echter niet garanderen dat die tegelijk met de andere stukken voor Prinsjesdag verschijnt. Het kost namelijk tijd en het moet zorgvuldig, maar als ik de motie zo mag begrijpen dat er wel een onafhankelijke uitvoerbaarheidstoets c.q. een audit wordt gedaan en dat de Kamer ermee akkoord gaat dat deze haar voor het herfstreces bereikt, laat ik het oordeel verder aan de Kamer.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal op de andere moties ingaan.

Minister Donner:

Voorzitter. In de eerste motie van de heer Omtzigt wordt de regering verzocht, onderzoek te doen naar normbedragen die mensen in een intramurale AWBZ-instelling nodig hebben voor hun levensonderhoud. Zoals bekend, is over een dergelijk onderzoek al bericht aan de Kamer. Verder vindt er onderzoek plaats naar een vergelijking tussen intramuraal en extramuraal. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik aan de hand van die informatie een vergelijking kan geven met wat redelijke normen zouden kunnen zijn. Ik kan niet objectief aangeven wat nodig is voor levensonderhoud, maar ik kan de Kamer wel inlichten over wat op basis van het onderzoek intramuraal en extramuraal vergelijkbaar zou moeten zijn. Als de Kamer het daarmee eens is, kan ik uitvoering geven aan deze motie.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. In mijn visie moet de motie als volgt worden geïnterpreteerd, namelijk dat de minister niet nogmaals aan de Kamer schrijft dat mensen die intramuraal zitten, € 12 voor fietsen en een strippenkaart nodig hebben. Er moet rekening worden gehouden met de speciale behoeften en dat moet worden meegenomen in het onderzoek waar de minister naar verwijst. Ik ben heel blij als hij daarin meeneemt dat de behoeften centraal staan, zowel voor de mensen die intramuraal als voor de mensen die extramuraal AWBZ-zorg krijgen.

Minister Donner:

De heer Omtzigt zal het met mij eens zijn, dat ik dat niet kan doen voor alle individuele personen die intramuraal AWBZ-zorg krijgen. Derhalve zal ik moeten aangeven wat standaard is voor intramuraal en extramuraal. Ik heb gezegd dat het om die vergelijking gaat. Ik kan niet voor 4800 mensen aangeven wat hun behoeften zijn.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Omtzigt nog iets wil zeggen, maar het is niet de bedoeling opnieuw in debat te gaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Mag ik nog een aanvullende vraag stellen, voorzitter?

De voorzitter:

Nog één vraag.

De heer Omtzigt (CDA):

Voor de bijstandsuitkering wordt uitgegaan van een gemiddelde persoon, dus niet van 200.000 individuen. Kan dat ook worden vastgesteld voor een gemiddelde persoon in een instelling?

Minister Donner:

Ik kan u niet zeggen wat ik nu kan vaststellen. Ik heb aangegeven wat er wordt onderzocht, op basis van welke informatie ik de Kamer naar beste vermogen zal inlichten over wat mogelijk is.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik had precies dezelfde motie willen indienen, maar ik heb de eer aan het CDA gelaten. Zo genereus ben ik wel. Het gaat om een onderzoek of het besteedbare bedrag aan zak- en kleedgeld dat nu wordt gehanteerd, wel van deze tijd is. Dat willen wij namelijk weten. En deze minister heeft al meerdere onderzoeken toegezegd waarin hij dat niet onderzoekt. Dit is een vraag van de hele Kamer. Dus ik zou gewoon zeggen: uitvoeren, minister!

De voorzitter:

De minister kan lezen.

Mevrouw Leijten (SP):

Maar hij geeft er een eigen interpretatie aan.

Minister Donner:

Ik heb aangegeven onder welke voorwaarden ik de motie kan uitvoeren.

In de tweede motie van de heer Omtzigt wordt de regering verzocht om samen met het Nibud bij de indiening van het wetsvoorstel een overzicht te geven van de koopkrachteffecten voor een representatieve groep. In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat ik voor de verschillende representatieve groepen zal aangeven hoe zich dat verhoudt tot de bevindingen van het Nibud. Met die interpretatie kan ik uitvoering geven aan de motie. Als de motie zo begrepen moet worden dat ik mijn berekeningen ter controle aan het Nibud moet voorleggen, beschouw ik dat als een motie van wantrouwen en zal ik de motie niet uitvoeren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De motie beoogt dat de minister samen met het Nibud de cijfers vergelijkt. Dit betekent dat er enige vorm van overleg met het Nibud zal moeten plaatsvinden.

Minister Donner:

Dat heb ik de Kamer al toegezegd.

De laatste motie van de heer Tang draagt het kabinet op om bij de definitieve uitwerking van het beleid nadere maatregelen te nemen teneinde de inkomenspositie van de meest kwetsbare mensen te beschermen. Aannemen van die motie moet ik ontraden. De inzet van het kabinet is om de middelen die er zijn, zo goed mogelijk te krijgen bij de groep die de kosten heeft en die middelen ook zo gelijkmatig te verdelen. De vraag welke inkomenseffecten dat heeft voor kwetsbare groepen, is een afzonderlijk punt. Primair is het vanuit de optiek van het kabinet en vanuit de optiek van de Kamer de bedoeling om zo goed mogelijk de middelen daar te krijgen waar de kosten betaald moeten worden. Vanuit die optiek is het kabinet er ook op gericht om uitvoering te geven aan de moties die in deze Kamer zijn aangenomen en die ook in het coalitieakkoord zijn opgenomen met betrekking tot de bezuiniging op dit terrein. Nogmaals merk ik op dat het enkele aspect van de inkomenspositie een punt van algemeen beleid is en niet specifiek ten aanzien van deze maatregelen geldt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Naar aanleiding van het oordeel van de minister over de laatste motie heb ik een punt van orde. Mijn voorstel is om zo snel mogelijk te stemmen over deze motie. Als de Kamer de motie van de heer Tang heeft aangenomen – gelet op de brede ondertekening mag worden aangenomen dat de motie wordt aangenomen – vraag ik een spoeddebat aan, hedenavond te houden, over de uitvoering van de motie.

De voorzitter:

Ik denk niet dat er steun is voor uw voorstel om op dit moment te stemmen over de motie. Volgens mij moeten wij over de motie gewoon ordelijk stemmen aan het eind van de avond. Ik kijk even rond en stel vast dat het ordevoorstel van de heer Vendrik alleen gesteund wordt door de fracties van SP en VVD en niet gesteund wordt door de fracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, hetgeen betekent dat het ordevoorstel niet gesteund wordt door de meerderheid van de Kamer. Het is leuk geprobeerd, mijnheer Vendrik, maar de Kamer zal gewoon aan het eind van de avond over de motie van de heer Tang stemmen.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. De minister heeft gesteld dat als de motie op een bepaalde manier bedoeld wordt, hij de motie ziet als een motie van wantrouwen. Graag zou ik de reactie daarop van de indiener van de motie willen horen.

De voorzitter:

Nee. Ik snap wel dat u dat wilt weten, maar dat kunt u ook straks even aan de indiener vragen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties zal plaatsvinden aan het eind van de vergadering.

Naar boven