Tweede Kamer der Staten-Generaal

35 470 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2019

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT (XIII) 2019

Ontvangen 20 mei 2020

Vergaderjaar 2019–2020

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 5.337,1

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln). Totaal € 3.454,6

A. ALGEMEEN

1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) over het jaar 2019 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Economische Zaken en Klimaat decharge te verlenen over het in het jaar 2019 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2019;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2019 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2019, alsmede over de saldibalans over 2019 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,E. D. Wiebes

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Opbouw jaarverslag;

  • 2. Ondergrenzen toelichtingen;

  • 3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens;

  • 4. Groeiparagraaf;

  • 5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering;

  • 6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s..

1. Opbouw jaarverslag

Dit jaarverslag bevat het beleidsverslag, een jaarrekening, en diverse bijlagen. Deze bevatten informatie over de in 2019 gerealiseerde beleidsresultaten en de budgettaire realisatiegegevens van EZK.

Het onderdeel beleidsprioriteiten van het beleidsverslag betreft de verantwoording over de beleidsagenda uit de EZK-begroting 2019. Naast een macro-economisch beeld worden in het beleidsverslag de prioriteiten van EZK voor 2019 toegelicht. Dit gebeurt via de volgende blokken:

  • 1. Economisch beeld en uitdagingen voor EZK;

  • 2. Ondernemend Nederland (o.a. Innovatie, MKB, Regionale ontwikkeling en

    Europese en internationale samenwerking, Economische veiligheid, Digitalisering);

  • 3. Duurzaam Nederland (o.a. Klimaatakkoord en Gaswinning).

De beleidsartikelen in dit jaarverslag hebben dezelfde opzet als de begroting 2019 (Kamerstuk 35 000 XIII, nrs. 1 en 2) en zijn conform de Rijksbegrotingsvoorschriften opgesteld (https://rbv.minfin.nl/2020). Elk beleidsartikel bevat een paragraaf beleidsconclusies waarin voor de belangrijkste instrumenten een oordeel wordt gegeven over de uitvoering van het beleid in het afgelopen jaar. In beleidsartikel 4 (Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering) is net als in de begroting 2019 een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord. De bedrijfsvoeringparagraaf doet verslag van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van het Ministerie van EZK.

De jaarrekening bestaat uit de departementale verantwoordingsstaten, de samenvattende verantwoordingsstaten inzake de agentschappen, de jaarverantwoordingen van de agentschappen, de saldibalans en de WNT-verantwoording.

De volgende bijlagen zijn opgenomen: Toezichtrelaties en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s), Afgerond evaluatie- en overig onderzoek, Externe inhuur, Europese geldstromen, Rapportage burgerbrieven en een lijst van afkortingen.

2. Ondergrenzen toelichtingen

Voor wat betreft het toelichten van significante verschillen in de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen in de realisatie versus de vastgestelde begroting 2019 zijn de ondergrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de onderstaande tabel.

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.

De beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam onder-nemen) is in de huidige vorm voor het eerst verschenen in de begroting 2017 (zie ook de toelichting in de leeswijzer van de begroting 2017). Er zijn daarom alleen realisatiegegevens opgenomen met ingang van 2017.

3. Controlenormen financiële en niet-financiële gegevens

Het jaarverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens (kengetallen en indicatoren). Deze gegevens zijn aan verschillende controlenormen onderhevig. De controle van financiële informatie is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de Comptabiliteitswet 2016 en de Rijksbegrotingsvoorschriften 2020 (RBV). De controle van beleidsinformatie en informatie over de bedrijfsvoering is gebaseerd op normen zoals deze voortvloeien uit de RBV. Van een aantal indicatoren zijn de realisatiegegevens over 2019 nog niet bekend. In die gevallen is de meest recente realisatie opgenomen.

4. Groeiparagraaf

Tijdens het wetgevingsoverleg van 12 juni 2019 over het Jaarverslag 2018 van het Ministerie van EZK heeft de Minister van EZK toegezegd om zich in de begroting van 2020 in te spannen voor een betere toelichting op de bijdragen van de ODE aan de uitgaven voor duurzame energie. Hiertoe wordt in de begroting 2020 onder andere in een meerjarig overzicht aangegeven wat de relatie is tussen de SDE+-uitgaven en de ODE-ontvangsten op de EZK-begroting. In het Jaarverslag 2019 wordt daarnaast een overzichtstabel gepresenteerd van de realisatie van alle instrumenten die betrekking hebben op duurzame energieproductie en wordt inzicht verstrekt in de bedragen die als flankerend beleid vanuit het SDE+-budget zijn overgeheveld naar andere departementen of overheden of naar uitvoerende diensten ten behoeve van het toezicht op of de uitvoering of monitoring van duurzame energieregelingen. Tenslotte wordt in een apart overzicht de ontwikkeling van de begrotingsreserve Duurzame Energie weergegeven.

De Tweede Kamer heeft onderuitputting aangemerkt als focusonderwerp. In het jaarverslag is extra aandacht gegeven aan de onderuitputting door een verbetering van de toelichting op de instrumenten bij de budgettaire tabel in de artikelen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is met ingang van 16 oktober 2019 beleidsverantwoordelijk voor het versterken van gebouwen in Groningen en het bieden van een toekomstperspectief voor de regio. Tot 16 oktober 2019 betrof dit de beleidsverantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK). Met nota van wijziging bij de begroting 2020 worden met ingang van 1 januari 2020 de budgetten ten behoeve van de versterkingsoperatie van gebouwen in Groningen evenals de budgetten voor het Nationaal Programma Groningen van het Ministerie van EZK (XIII) toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van BZK (VII).

Voor 2019 vindt de uitvoering van dit beleid nog plaats via de EZK-begroting. Om die reden wordt de nu voorliggende jaarverslag van EZK ondertekend mede namens de Minister van BZK.

5. Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

6. Motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZK is één specifieke aanbeveling gedaan omtrent investeringen in onderzoek en innovatie. De Europese Commissie stelt in de budgettaire aanbeveling voor om met budgettair en structureel beleid de publieke en private investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie te verhogen, met inachtneming van de budgettaire middellange-termijndoelstelling. Het kabinet onderschrijft het belang van publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie voor toekomstige economische groei, de aanpak van maatschappelijke uitdagingen en het bewerkstelligen van wetenschappelijke doorbraken. Het kabinet wil daarom zicht houden op de doelstelling voor R&D- investeringen in Nederland van 2,5% bbp en heeft daarom reeds beleid ingezet in lijn met deze voorgestelde aanbeveling. Het kabinet investeert vanaf 2020 structureel € 400 mln extra in fundamenteel en toegepast onderzoek, plus een incidentele investering in de onderzoeksinfrastructuur. Ook bevat het Regeerakkoord een aantal meer structuurgeoriënteerde beleidsveranderingen die nog worden uitgewerkt, onder andere door de sterkere focus van de topsectoren op de economische kansen van maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën, en de voortzetting van het Techniekpact. De sterkere focus van de topsectoren op maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën is in 2019 uitgewerkt in het Kennis- en Innovatiecontract. Voorts zorgt de Nationale Wetenschapsagenda voor structurele aandacht voor maatschappelijke uitdagingen en wetenschappelijke doorbraken. Tezamen verhoogt dit de publieke investeringen in R&D en draagt het bij aan excellente wetenschap, waarbij een deel van de publieke investe-ringen ook een hefboomwerking zal hebben op private R&D-investeringen. Het kabinet investeert ook aanvullend in sleuteltechnologie en ruimtevaart (€ 5 mln in 2019 tot oplopend € 10 mln vanaf 2021).

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Voor het opnemen van deze uitgaven in de budgettaire tabellen geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven (realisatie) van EZK voor Caribisch Nederland in 2019 bedroegen € 8,9 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1 (€ 0,7 mln), 2 (€ 1,4 mln) en 4 (€ 6,8 mln).

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Een duurzaam en ondernemend Nederland. Dat is waar het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) voor staat. Samen met zijn partners faciliteert, bevordert en stuurt EZK de duurzame welvaart van alle Nederlanders, nu en later. Daarom werkt EZK structureel aan het versterken van ons verdienvermogen op de lange termijn, aan innovatie en aan een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening. Dat is nodig om ook in de toekomst onze collectieve arrangementen veilig te stellen en bestedingsruimte voor huishoudens te creëren. En om dat ook op de lange termijn te kunnen blijven doen staat EZK voor de opgave om Nederland door transities te leiden op het gebied van klimaat, energie en digitalisering.

EZK werkt aan een Nederland waarbij duurzaam en ondernemend samen gaan en elkaar versterken. Dat betekent niet dat verduurzaming geen kosten met zich meebrengt voor burgers en ondernemers. Maar op lange termijn kan de economie alleen groeien als dat niet ten koste gaat van onze leefomgeving en van toekomstige generaties. Bovendien liggen er steeds vaker economische kansen in een voorlopersrol bij transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering. Door opgebouwde expertise of technologie te exporteren naar landen die vroeg of laat zullen verduurzamen en digitaliseren. Hieraan werkt EZK niet alleen, maar samen met alle betrokken partijen.

Met een groeicijfer van 1,7% bbp in 2019 liet de Nederlandse economie vooralsnog robuuste groeicijfers zien. Het groeicijfer was minder sterk dan voorgaande jaren, maar is passend bij de stand van de conjunctuur. Met dit groeicijfer groeit de Nederlandse economie nog steeds sterker dan het eurogebied (1,2%). In 2019 bereikt de werkloosheid haar laagste punt en deze zal ook in 2020 uitzonderlijk laag blijven. Op Verantwoordingsdag is ook de tweede Monitor Brede Welvaart gepubliceerd, waarin de welvaart in de volle breedte in kaart wordt gebracht. Sinds dit jaar is de rapportage over de Sustainable Development Goals geïntegreerd in de Monitor.1 

Tegelijk hebben veel mensen te weinig van de economische groei geprofiteerd in hun portemonnee. Groei in de afgelopen decennia ging voornamelijk op aan stijgende oudedagsvoorzieningen, zorg en het aflossen van de staatsschuld. Als we niets doen is dit ook voor de komende jaren de verwachting. Daarom heeft EZK in 2019 gewerkt aan de groeistrategie voor Nederland op de lange termijn, waarin het kabinet aangeeft waar kansen liggen om het duurzame verdienvermogen van Nederland te versterken.2 Op hoofdlijnen kan dit door verder te komen op zes gebieden: ontwikkeling en doorontwikkeling van talent, iedereen mee laten doen, versterking van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen, verbeteren van de bereikbaarheid en benutten van transities. In dit kader is ook gewerkt aan de opzet van een investeringsfonds dat zich zal richten op investeringen die bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland op de lange termijn.

Ondernemend Nederland

EZK staat voor een ondernemend Nederland. Dat is een Nederland vol vernieuwers en toekomstbouwers, een vestigingsplaats voor het mkb, innovatieve starters en grote, internationale bedrijven. Dat is een dynamisch Nederland waarin we met innovatieve oplossingen komen, door nieuwe technologieën toe te passen, door effectief op te schalen, en door het onbekende aan te gaan. Al langer heeft EZK de ambitie dat Nederland tot de top-5 van innovatieve economieën ter wereld blijft behoren. In 2019 stond Nederland op plek vier in de Global Innovation Index. Daar bovenop heeft het nu de ambitie om op digitaal vlak internationaal een koploperspositie in te nemen en op het gebied van duurzaamheid nieuwe technologieën te ontwikkelen en wereldwijd te vermarkten. Aan deze ambities heeft EZK ook in 2019 gewerkt.

Innovatie

Innovatie draagt bij aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, is een belangrijke driver voor productiviteitsgroei en levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van onze concurrentiekracht. Het kabinet stimuleert innovatie in eerste plaats generiek, bijvoorbeeld via de WBSO. In 2019 is de evaluatie van de WBSO voor de periode 2011 tot 2017 opgeleverd en aan de Tweede Kamer gestuurd.3 De hoofdconclusie is dat de WBSO een aantoonbaar positief effect heeft op de speur- en ontwikkelingswerk-inspanningen van bedrijven. Rekening houdend met spillovereffecten concludeert het rapport dat het aannemelijk is dat de baten van de WBSO groter zijn dan de kosten.

In de tweede plaats stimuleert het kabinet innovatie door het aanbod van risicodragende financiering voor innovatieve bedrijven en projecten. In aanvulling op het bestaande instrumentarium is in 2019 de machtigingswet oprichting Invest-NL in werking getreden.4 Dit is een zelfstandige ontwikkelings- en financieringsinstelling van het Rijk. Invest-NL maakt investeringen in bedrijven en projecten mogelijk die vanwege hun onzekere risico-rendementsverhouding of lange onzekere terugverdientijden onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken. Daartoe krijgt Invest-NL in eerste instantie een kapitaalstorting van in totaal € 1,7 mld, naast een jaarlijkse subsidie van € 10 mln. van EZK voor de ontwikkelactiviteiten. In de voorbereiding op de start heeft Invest-NL de energietransitie en financiering van scale-ups als prioriteiten geïdentificeerd.

In de derde plaats stimuleert het kabinet innovatie door publiek-private samenwerking tussen bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen te bevorderen, bijvoorbeeld via het missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Daarin staan de economische kansen van maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën centraal. Het kabinet heeft in 2019 met de topsectoren, kennisinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en regionale overheden 25 maatschappelijke missies vastgesteld binnen de vier thema’s Energietransitie & duurzaamheid, Landbouw/water/voedsel, Gezondheid & zorg en Veiligheid.5 De gezamenlijke inzet van verschillende partners is cruciaal om deze missies te realiseren.

De missies zijn de basis voor de Kennis- en Innovatieagenda’s die de Topsectoren vervolgens voor elk van de vier thema’s hebben opgesteld.6 Voor sleuteltechnologieën (zoals fotonica, kunstmatige intelligentie, nano-, quantum- en biotechnologie) en overige onderwerpen die bijdragen aan het verdienvermogen van Nederland zijn twee aparte agenda’s opgesteld. De partners hebben hun voorgenomen financiële inzet hiervoor bekrachtigd in het kennis- en innovatieconvenant, waarin circa € 4,9 mld aan jaarlijkse publieke en private investeringen bijeen is gebracht.7 Omdat een goed opgeleide beroepsbevolking bij dit alles cruciaal is, is hierbij ook een gezamenlijke Roadmap Human Capital Topsectoren 2020 ‒ 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd.8

De Toegepast Onderzoek organisaties (TO2) hebben eind 2019 de eerste editie van de jaarlijkse TO2-impactrapportage gepubliceerd.9 Hierin laten ze zien hoe ze met de extra middelen uit het Regeerakkoord (75 mln. euro) een bijdrage leveren aan maatschappelijke uitdagingen. Ook wil EZK in haar eigen instrumentarium een bijdrage leveren aan (Internationaal) Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.10 En in verband met de introductie van het Europees octrooi met eenheidswerking en de komst van het Eengemaakt Octrooigerecht is de Rijksoctrooiwet 1995 gewijzigd.11 Daarmee wordt de Nederlandse octrooiwetgeving in overeenstemming gebracht met de regels die zullen gaan gelden voor het unitair octrooi.

Ook heeft EZK in 2019 binnen specifieke sectoren verschillende resultaten te melden. In navolging op de Defensie Industrie Strategie is in 2019 een ex-ante analyse naar de defensie-industrie uitgevoerd.12 Ook zijn bijvoorbeeld specifieke handelsmissies uitgevoerd, en heeft EZK zich met DEF ingespannen voor de Industriële Participatie van de F-35.13 De gerealiseerde industriële participatie stijgt in omvang naar inmiddels meer dan € 300 mln per jaar.14 Ook heeft EZK, binnen het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA), € 283,5 mln geïnvesteerd in met name in Aardobservatie, satellietcommunicatie en het draagrakettenprogramma voor toegang tot de ruimte.15 Voor ESA in totaal is het grootste budget ooit, € 12,5 mld, vrijgemaakt. En om te zorgen dat postbezorging betaalbaar, beschikbaar en betrouwbaar blijft in een sterk krimpende markt is onder strenge voorwaarden toestemming verleend aan de overname van Sandd door PostNL.16

MKB

In 2019 verscheen de eerste voortgangsrapportage van het MKB-actieplan.17 De uitvoering van de acties ligt op koers. Zo is EZK gestart met MKB!dee waarmee mkb-ondernemers worden gestimuleerd om meer te investeren in de scholing en ontwikkeling van werkenden.18 In 2019 is de tender uitgebreid naar het brede mkb, waarvoor € 7,8 mln beschikbaar is gesteld. Van de 190 aanvragen zijn er 47 toegekend. En per 1 mei 2019 is de MKB-toets van toepassing op nieuwe wet- en regelgeving die substantiële regeldrukgevolgen heeft voor het mkb.19

In het kader van het aanvullend actieplan mkb financiering uit 2014 is in 2019 de garantieovereenkomst voor het Nesec Shipping Debt Fund getekend.20 Dit is een sectorspecifiek fonds van € 250 mln gericht op hypothecaire financiering van schepen. In 2019 is na een brede evaluatie van financieringsregelingen een beleidsvisie mkb financiering aan de Tweede Kamer gestuurd, met aanvullende acties om toegang tot financiering voor mkb-bedrijven te verbeteren.21

EZK heeft in 2019 een impuls van € 65 mln gegeven aan de inspanningen om de positie van startups en scale-ups internationaal te versterken. Dit is cruciaal voor de aanwas en doorgroei van technologiebedrijven. De ambitie is om het Nederlandse startup en scale-up ecosysteem te ontwikkelen tot één van de vijf sterkste ecosystemen ter wereld en het sterkste binnen Europa. EZK spant zich hier in samenwerking met TechLeap.NL (als opvolger van StartupDelta) bijvoorbeeld voor in door middel van maatregelen op het gebied van financiering, internationalisering, talent en markten.

In 2019 heeft EZK met verschillende partners een gezamenlijke sectorvisie Perspectief 2030 en een hierop volgende actieagenda vastgesteld voor de toerismesector.22 Het toerisme groeit, ook in Nederland, waardoor ook de druk op de leefbaarheid en het milieu op bepaalde plekken toeneemt. Samen met partners wil EZK de gastvrijheidseconomie duurzaam verder ontwikkelen. Ook is gewerkt aan de uitvoering van de Retailagenda, waarbij overheden, betrokken organisaties en marktpartijen, samen werken aan gezonde, toekomstbestendige en aantrekkelijke winkelgebieden in kernen en steden.23 En het Actieprogramma Maatwerkaanpak Winkelambacht 2.0 is gestart en nagenoeg afgerond om samen met ondernemers knelpunten in wet- en regelgeving te identificeren waar zij in hun dagelijkse praktijk regeldruk van ervaren.24

Regionale ontwikkeling

Regionale partijen zijn belangrijk voor het realiseren van onze economische doelen. De regioambassadeurs van EZK spelen in de verbinding van EZK-beleid met de regio een belangrijke rol. Denk aan samenwerking met de regio aan het MKB-actieplan en het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. We geven uitwerking aan de mainportstatus van de regio Eindhoven met de meerjarige Brainport Nationale Actieagenda, waarvan in 2019 de eerste voortgangsrapportage is gepubliceerd.25 De uitvoering van deze agenda is goed van start gegaan, met bijvoorbeeld de aanpak van het achterblijvend voorzieningenniveau en het tekort aan talent. EZK is ook betrokken bij de Regio deals voor bijvoorbeeld de Windtunnel uit de Regio Deal Noordelijk Flevoland.

Europese en internationale samenwerking

EZK werkt ook op Europees en internationaal niveau aan duurzaamheid en ondernemerschap. Zo zijn crisisvoorbereidingen getroffen voor het geval van een no deal Brexit. Met initiatieven als het Brexitloket.nl, de Brexit Impact Scan en stakeholderbijeenkomsten heeft EZK, in samenwerking met o.m. BZ, in 2019 sterk ingezet op voorlichting en ondersteuning van bedrijven, in het bijzonder het mkb.26 Ook zijn contingency maatregelen gereed gemaakt, zoals via de (interdepartementale) Brexit Verzamelwet en daarbij horende AMvBs op energiedomein.

Ook is gewerkt aan het beïnvloeden van Europese besluitvorming, bijvoorbeeld ten aanzien van de toekomst van de interne markt. Ook is de Nederlandse zienswijze op het versterken van de Europese concurrentiekracht verwoord en uitgedragen ter beïnvloeding van de nieuwe Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad.27 Voor de Europese concurrentiekracht blijft openheid belangrijk, maar moet de EU niet langer naïef acteren. De EU moet de randvoorwaarden scheppen voor groei, inzetten op een missiegedreven innovatiebeleid en zorgen voor een gelijk speelveld. Om dit gelijke speelveld te creëren heeft EZK gewerkt aan een Level Playing Field Instrument, dat in Brussel en bij de andere lidstaten is uitgedragen. Dit instrument moet zorgen voor een gelijk speelveld op het gebied van staatssteun op de Interne Markt tussen Europese bedrijven en bedrijven uit derde landen. En EZK heeft in 2019 meegewerkt aan de interdepartementale China-notitie, waarin het kabinet een eenduidige strategie voor de omgang met China voert.28

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat is een belangrijke randvoorwaarde voor het Nederlandse bedrijfsleven om internationaal te concurreren en voor het aantrekken van buitenlandse bedrijven. Uit verschillende internationale ranglijsten, waaronder de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum, komt het beeld dat Nederland een aantrekkelijk vestigingsklimaat heeft. Via de ondersteuning van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) hebben in 2019 268 buitenlandse bedrijven gekozen om in Nederland te gaan investeren. Met deze projecten zijn naar verwachting bijna 11.000 banen en een investeringsbedrag van € 4,1 mld gemoeid. Bij ruim 10% van deze werkgelegenheid gaat het om behoud van banen. Zo hebben het Amerikaanse Discovery en het van oorsprong Zuid-Afrikaanse Prosus besloten internationale hoofdkantoren in Nederland te vestigen en heeft het Japanse Fujifilm een uitbreiding aangekondigd voor het produceren van celkweekmedia voor de biofarmaceutische industrie. EZK werkt internationaal ook aan het bouwen van netwerken en de positie van Nederland als ‘poort tot Europa’. Denk aan de Global Entrepreneurship Summit, die in 2019 door de Nederlandse en Amerikaanse overheid in Den Haag is georganiseerd, gericht op het wereldwijd bevorderen van ondernemerschap. Of aan de India-NL Tech Summit, waar de Staatssecretaris van EZK aan heeft deelgenomen, die plaats vond in het kader van het Nederlandse Staatsbezoek aan India, met aansluitend een handelsmissie. Hier is voor € 650 mln aan contracten getekend.

Tot slot stelt EZK jaarlijks via de Global Stars regeling middelen ter beschikking om internationale innovatie samenwerking met landen waarvoor geen ander Europees of Eureka innovatie-instrumentarium beschikbaar is. In 2019 heeft deze regeling in totaal tien samenwerkingsprojecten met Brazilië en met Singapore mogelijk gemaakt. € 1,5 mln subsidiegeld van deze regeling is aangevuld met € 2,7 mln aan private R&D investeringen van Nederlandse deelnemers.

Economische veiligheid

De verwevenheid van economieën draagt enerzijds bij aan vreedzame samenwerking, simpelweg omdat we elkaar nodig hebben, anderzijds brengt het ook risico’s voor onze economische veiligheid met zich mee. Daardoor is er een sterke roep om beschermende maatregelen in het kader van veiligheid en langere termijn concurrentiekracht. Een zorgvuldige, integrale afweging tussen economische, veiligheids- en politieke belangen is daarvoor van belang. Het is geen nieuw thema, maar genoot in 2019 veel aandacht. Binnen EZK is economische veiligheid als onderwerp verder geïnstitutionaliseerd en is gewerkt aan het opbouwen van een team Economische Veiligheid in termen van menskracht, expertise en procedures.

Sinds 2019 werkt EZK samen met de NCTV aan de uitwerking van een brede investeringstoets op risico’s voor de nationale veiligheid en de coherentie tussen de bestaande sectorale investeringstoetsen.29 Hiermee samenhangend is gewerkt aan de uitwerking van de EU-verordening voor investeringstoetsing. Deze verordening verplicht tot het realiseren van een samenwerkingsmechanisme tussen lidstaten en heeft mede aanleiding gegeven om vanuit EZK te starten met de oprichting van een contact-, informatiepunt en screeningsunit. Aan deze maatregelen zal in 2020 verder gewerkt worden.

Digitalisering

Nieuwe digitale technologieën veranderen onze maatschappij, economie en ons dagelijks leven razendsnel. In 2019 is de eerste herijking van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) gepresenteerd, om de kabinetsbrede aanpak op het gebied van digitalisering actueel te houden. Over deze herijking is gesproken met wetenschappers en ondernemers tijdens de Conferentie Nederland Digitaal. Dit heeft geresulteerd in een aantal speerpunten: artificiële intelligentie (AI); het benutten van data voor maatschappelijke opgaven en economische groei; digitale inclusie en vaardigheden; de digitale overheid; digitale connectiviteit en weerbaarheid. Deze speerpunten zijn verder uitgewerkt in de NDS 2.0, die de Staatssecretaris van EZK, met de Staatssecretaris van BZK en de Minister van JenV in 2019 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.30 

In 2019 heeft EZK in de Nederlandse visie op datadeling tussen bedrijven uitgesproken dat datadeling meer dan nu gebruikelijk moet worden.31 De ambitie is om als Nederland voorop te lopen met verantwoorde verzilvering van de maatschappelijke en economische kansen van datadeling tussen bedrijven. Hierbij laat het kabinet zich leiden door drie principes: 1) datadeling komt bij voorkeur vrijwillig tot stand, 2) datadeling komt zo nodig verplicht tot stand en 3) mensen en bedrijven houden grip op gegevens. Deze visie draagt EZK uit in Europa, waar de nieuwe Europese Commissie de ambitie heeft om verder te komen op dit thema. Ook heeft EZK in navolging hierop het initiatief genomen om een datadeelcoalitie te vormen, om tot concrete afspraken te komen waarmee partijen uit verschillende sectoren gemakkelijker data kunnen delen.

In 2019 heeft EZK ook het Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie (SAPAI) vastgesteld.32 Dit actieplan bevat de overkoepelende aanpak van AI van dit kabinet en bevat maatregelen om de maatschappelijke en economische kansen van AI te benutten en hierbij de publieke belangen te borgen. De verwachting is dat AI stevig zal bijdragen aan de toekomstige economische groei, welvaart en welzijn van Nederland, fors zal helpen bij maatschappelijke vraagstukken op het gebied van bijvoorbeeld de vergrijzing. Tegelijkertijd zijn er uitdagingen, zoals de bescherming van fundamentele rechten als privacy, non-discriminatie en autonomie. Hierop gaat het kabinet dieper in in de beleidsbrief AI, publieke waarden en mensenrechten en de brief Waarborgen tegen risico’s van data-analyses door de overheid, die samen met SAPAI aan de Tweede Kamer zijn gestuurd.33

EZK zet zich in voor het competitief houden van platformmarkten. In dat verband heeft EZK in mei 2019 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met een voorstel om de mededingingsregels aan te laten sluiten bij de ontwikkelingen in de digitale economie, met name door de introductie van een ex ante toezichtsinstrument voor platforms met een poortwachtersfunctie.34 Dit voorstel is door de Europese Commissie met interesse ontvangen.

Gekoppeld aan de opkomst van online platforms is het belangrijk dat consumenten geïnformeerde beslissingen kunnen nemen over de producten of diensten die ze afnemen en weten onder welke voorwaarden ze dit doen. In november 2019 heeft EZK een update van de Consumentenagenda uit oktober 2018 gepresenteerd.35 De update vermeldt de start van een bewustwordingscampagne voor consumenten over hun rechten en hoe ze die kunnen verwezenlijken. EZK werkt daarnaast samen met Nederlandse online platforms aan een overzicht met succesvolle praktijkvoorbeelden voor consumentenvertrouwen.

In 2019 is de voortgangsrapportage Actieplan Digitale Connectiviteit verschenen.36 Het sterk toegenomen gebruik van informatietechnologieën vereist hoogwaardige digitale verbindingen. Inmiddels heeft 97% van de huishoudens toegang tot vaste verbinding van ten minste 100 Mb per seconde. Ook zijn de voorbereidingen voor frequentieveilingen, waaronder voor 5G, in volle gang. Zo is de consultatie gestart van de conceptregelgeving inzake de veiling van frequenties voor snelle mobiele communicatie zoals 5G.37 Ook is het wetsvoorstel toegangsregulering replicatiebelemmeringen, overstappen en geografisch netwerkonderzoek, als onderdeel van de implementatie van de richtlijn Telecomcode, bij de Tweede Kamer ingediend.38 Met dit wetsvoorstel krijgt de ACM een aanvullend instrument om toegangsverplichtingen voor telecomnetwerken op te leggen en worden overstapdrempels om te wisselen van telecomaanbieders verder verlaagd. Kleine ondernemers krijgen dezelfde bescherming als consumenten tegen ongewenste overstap door de invoering van een schriftelijkheidsvereiste voor telefonische verkoop.

Om ondernemers te helpen de kansen van digitalisering goed te benutten brengt EZK binnen ‘MKB-Werkplaatsen Digitalisering’ onderwijs en bedrijfsleven samen. Een MKW-Werkplaats brengt onderwijs en bedrijfsleven samen om het kleine, reguliere mkb te helpen innoveren op het gebied van online sales & marketing, data en automatisering. Het mkb kan hier terecht voor praktische ondersteuning en advies in hun bedrijf, waarbij ze hulp krijgen van het (beroeps)onderwijs. In 2019 heeft EZK geholpen zes MKB-Werkplaatsen op te zetten. Er zijn onder andere werkplaatsen gestart in Groningen, ’s-Hertogenbosch en Heerlen.

Ook stimuleert EZK, onder de noemer van ‘Smart Industry’, de ontwikkeling en toepassing van digitalisering en robotisering in de Nederlandse industrie. Het gaat met name om slim combineren van nieuwe en bestaand (digitale) productieprocessen. Dit is nodig om internationaal concurrerend te blijven en is cruciaal voor werkgelegenheid, toekomstige economische groei en een duurzame industrie. In 2019 zijn zes nieuwe Smart Industry Fieldlabs opgericht, is het Smart Industry Jaarevent georganiseerd en zijn een data value center en een cyberweerbaarheidscentrum opgericht.

Duurzaam Nederland

De aarde warmt op, en de gevolgen hiervan zijn steeds groter en beter merkbaar. EZK staat voor een duurzaam Nederland, waarin volgende generaties tenminste dezelfde mogelijkheden hebben als de huidige. De houdbaarheid van ons klimaat en milieu is hierin erg belangrijk. Een transitie naar een klimaatneutrale economie is van groot belang om klimaatverandering en de impact ervan te beperken. Daarom scharen we ons achter de afspraken uit het Akkoord van Parijs. En daarom leggen we de lat ook hoger met een kabinetsambitie om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren tot 49 procent in 2030 en 95 procent in 2050 ten opzichte van het uitstootniveau in 1990. En in de EU pleiten we voor een CO2-reductiedoelstelling van 55% in 2030 en voor maatregelen als een CO2-minimumprijs.

Klimaat

In juni 2019 is het Klimaatakkoord, dat met inbreng van ruim 100 partijen tot stand is gebracht, aan de Tweede Kamer gestuurd.39 De CO2-reductiedoelstellingen zijn in 2019 ook vastgelegd in de Klimaatwet, waarin ook de borgingssystematiek is opgenomen.40 Invulling en uitvoering van de afspraken van de doelstelling blijft zoveel mogelijk in handen van deelnemende partijen, waaronder het Rijk. Als onderdeel van deze borgingssystematiek is in 2019 ook voor het eerst de jaarlijkse Klimaat- en Energieverkenning van het PBL verschenen.41 Dit rapport geeft jaarlijks inzicht in de totale CO2-uitstoot in Nederland.

Het jaar 2019 stond ook in het teken van de start van de uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord, die zoveel mogelijk wordt overgelaten aan de partijen die ook meegewerkt hebben aan de totstandkoming van het Klimaatakkoord.

In het Klimaatakkoord is de ambitie uitgesproken om de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen op te schalen tot 84 TWh in 2030. In dit kader is in 2019 de tweede subsidievrije tender voor windenergie op zee afgerond voor de kavels III en IV van het windenergiegebied Hollandse kust (zuid).42 Dit windpark ter grootte van 700 megawatt zal vanaf 2022/23 in ruim 2,5% van het totale Nederlandse elektriciteitsgebruik voorzien en een half procentpunt bijdragen aan het aandeel hernieuwbare energie van Nederland. De SDE+ heeft in 2019 € 10 mld subsidie beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energieprojecten.43 De voorjaarsronde heeft geresulteerd in een beschikking van € 3,9 mld aan projecten die bij volledige realisatie goed zijn voor een productie van 17,6 PJ aan hernieuwbare energie per jaar. Voor de najaarsronde zijn deze cijfers nog niet bekend.

In het Klimaatakkoord en daaraan verbonden integrale kennis- en innovatieagenda zijn zes missies voor innovatie vastgesteld, die zijn uitgewerkt in dertien Meerjarige Missiegedreven InnovatieProgramma’s (MMIP’s).44 Tevens zijn de kennis- en innovatieagenda, onder meer voor het thema Energietransitie & Duurzaamheid vastgesteld.45 Ook is de demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI) in 2019 verbreed naar CO2-reducerende technieken in lijn met het Klimaatakkoord en omgedoopt tot de DEI+.46 

Enkele afspraken uit het Klimaatakkoord waren ook al in het Regeerakkoord aangekondigd. In dit kader is in 2019 het wetsvoorstel Verbod op kolen bij elektriciteitsproductie aangenomen.47 Op grond van deze wet is het verboden om elektriciteit te produceren met behulp van kolen. Vier kolencentrales ontvangen nadeelcompensatie in de vorm van een overgangsperiode tot respectievelijk 2024 en 2029. Voor de Hemwegcentrale heeft het verbod al per 1 januari 2020 effect. Ook is het concept wetsvoorstel voor de omvorming van de salderingsregeling voor kleinverbruikers uitgewerkt en ter consultatie aangeboden.48 Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat voor kleinverbruikers vanaf 2023 de invoeding van elektriciteit op het net voor een steeds kleiner deel tegen hun afname van elektriciteit van het net wordt gesaldeerd. In 2031 is de salderingsregeling in zijn geheel afgeschaft.

EZK is ook het verantwoordelijk ministerie voor de uitvoering van de afspraken aan de industrietafel. Het betreft hier afspraken over het bevorderen van innovatie, pilots en demo’s gericht op kostenreductie, verbreding van de SDE+ naar CO2-reducerende technieken, regionale koplopersprogramma’s, Waterstofprogramma, Taskforce Infrastructuur en een CO2-heffing als borgingsinstrument. Met deze brede set aan maatregelen wordt de industrie gestimuleerd te investeren in de transitie in Nederland en wordt tegelijkertijd zoveel mogelijk voorkomen dat banen en productie worden verplaatst naar het buitenland.

In het kader van de uitvoering van het Urgenda-vonnis worden een aantal maatregelen uitgevoerd om in 2020 CO2 te reduceren bij de industrie.49 Via het uitvoeringsprogramma circulaire maakindustrie werkt EZK met de industrie, kennisinstellingen en medeoverheden samen aan het realiseren van projecten (o.a. grootschalige herwinning zink) en aan het inzetten van instrumenten (o.a. circulaire productpaspoorten) om CO2 te reduceren, leveringszekerheidsrisico’s te verkleinen en economische kansen te pakken. Hiermee versnellen we de transitie naar een circulaire maakindustrie.

Ook in Europa wordt gewerkt aan de transitie naar een duurzame economie. Op 11 december presenteerde de nieuwe Europese Commissie de European Green Deal, een plan dat Europa naar een duurzame leefomgeving en klimaatneutraliteit in 2050 moet gaan leiden.50 Tijdens de Europese Raad van december 2019 bereikten de regeringsleiders een akkoord over het doel van een klimaatneutrale Unie in 2050, waarbij één lidstaat extra tijd krijgt om zich aan dit doel te committeren.

Gaswinning

Het kabinet wil de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te beëindigen. In 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over aanvullende maatregelen waarmee de gaswinning in gasjaar 2019/2020 onder het door Staatstoezicht op de Mijnen geadviseerde niveau van 12 miljard kuub komt.51 Hiermee kan de gaswinning in 2022 nihil zijn, uitgaande van een qua temperatuur gemiddeld jaar.

Ook in 2019 is gewerkt aan de afhandeling van schades, het versterken van de huizen in Groningen, en het publiekrechtelijk organiseren hiervan op afstand van de NAM. De publieke schadeafhandeling door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen is versneld, bijvoorbeeld met de Stuwmeerregeling.52 Ook is de Tijdelijke Wet Groningen aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee onder andere het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt opgericht.53 Ten behoeve van de voorbereiding van het IMG op haar toekomstige taken heeft de Minister van EZK twee adviezen uitgevraagd over immateriële schade en waardedaling.54 De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsoperatie is in oktober 2019 overgeheveld naar BZK. Voor het onderdeel veiligheid blijft de Minister van EZK verantwoordelijk, die daarin wordt geadviseerd door het eind 2019 ingestelde Adviescollege Veiligheid Groningen. Tot slot is gewerkt aan het definitief op afstand plaatsen van de NAM. Zo is onder andere een overeenkomst met de NAM gesloten waardoor de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) vanaf mei 2019 de operationele aansturing van het Centrum Veilig Wonen (CVW) verricht.55 De NCG is ingericht als uitvoeringsorganisatie voor de versterking en per 1 januari 2020 heeft het CVW daar geen rol meer in. Daarmee is de NAM verder op afstand geplaatst van de versterkingsoperatie.

In het kader van de EU-verordening leveringszekerheid aardgas zijn het Preventief Actieplan Gas en het Bescherm- en Herstelplan Gas opgesteld.56 Ook is er overeenstemming bereikt over een wijziging van de EU-gasrichtlijn waardoor gaspijpleidingen met derde landen voortaan ook onder het EU-energierecht vallen. Een wetsvoorstel waarmee deze wijziging wordt geïmplementeerd in de Gaswet is ingediend bij de Tweede Kamer.57

Tot slot

De Nederlandse economie presteert robuust. EZK zet zich met medeoverheden, bedrijven en kennisinstellingen in voor verduurzaming en vernieuwing. Transities op het gebied van klimaat, energie en digitalisering hebben impact, en dus is het belangrijk dat alle Nederlanders zich betrokken en gehoord voelen. Hieraan werkt EZK in grote, complexe trajecten zoals het Klimaatakkoord. En met heel concrete initiatieven, zoals bij de oprichting van MKB-werkplaatsen in diverse regio’s. Dit alles doen we om onze welvaart en welzijn nu, en van onze toekomstige generaties, veilig te stellen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel 1 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Geheel artikel?

1

Goed functionerende economie en markten

   

x

   

ja

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

  

x

    

ja

3

Toekomstfonds

       

ja

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

 

x

   

x1

 

ja

5

Een veilig Groningen met perspectief

       

ja

X Noot
1

Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).

In 2019 stond voor EZK geen beleidsdoorlichting ingepland.

Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is in april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 31).

Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 23). Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19) en is in 2015 aan de begroting toegevoegd. Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Artikel 4: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 14 is in december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 17). De beleidsdoorlichting Klimaat is in december 2018 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk 30 991, nr. 34).

Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de begroting toegevoegd en zal voor het eerst in 2021 worden doorgelicht. Dit onder voorbehoud in verband met het mogelijk samenvallen met de parlementaire enquête gaswinning Groningen.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link.Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie bijlage 2 «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

Overzicht van risicoregelingen

Tabel 2 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2018

Verleend 2019

Vervallen 2019

Uitstaande garanties 2019

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

BMKB

1.858.920

537.515

528.104

1.868.331

765.000

 

108.333

 

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

597.902

40.925

317.915

320.912

400.000

 

71.210

 

Groeifaciliteit

103.684

11.308

23.799

91.193

135.000

 

24.546

 

Garantie MKB-financiering

68.200

200.000

 

268.200

 

268.200

9.696

 

Microkredieten

99.980

25.000

 

124.980

 

130.000

 

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Garantieregeling Aardwarmte

58.906

 

13.431

45.475

66.600

 

21.974

Totaal

 

2.787.592

814.748

883.249

2.719.091

1.366.600

398.200

235.759

Tabel 3 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Saldo 2018

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Saldo 2019

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2019 en (2018)

Artikel 1 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

BMKB

22.176

35.017

12.841

23.682

37.196

13.514

16.877 (21.676)

 

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

109

7.764

7.655

3.245

7.763

4.518

4.098 (2.060)

 

Groeifaciliteit

483

4.099

3.616

2.017

3.012

995

1.767 (4.466)

 

Garantie MKB-financiering

 

220

220

 

253

253

435 (220)

 

Microkredieten

  

0

 

182

182

 

Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Garantieregeling Aardwarmte

1.019

 

‒ 1.019

 

420

420

420 (-1.019)

Totaal

 

23.787

47.100

23.313

28.944

48.826

19.882

 

Een risicovoorziening is een begrotingsreserve die altijd gekoppeld is aan een risicoregeling en wordt door de verantwoordelijke ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën aangehouden. In de tabel ‘Overzicht verstrekte garanties’ wordt met ‘totaalstand risicovoorziening’ het saldo van de betreffende begrotingsreserve ultimo 2018 bedoeld. In de tabel ‘Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties’ wordt met ‘mutatie risicovoorziening’ de storting (+) dan wel de onttrekking (-) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

BMKB

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Op grond van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies kunnen financiers kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers onder de werking van de regeling brengen. Hierdoor stelt de Staat zich voor 90% borg ten behoeve van de financier voor de terugbetaling van deze kredieten (de zogenaamde bedrijfsborgstellingskredieten). Eén van de voorwaarden die de regeling hieraan stelt, is dat de financier gelijktijdig met het verstrekken van een bedrijfsborgstellingskrediet, aan de MKB-ondernemer een ander krediet verstrekt, waarvoor deze borgstelling van de Staat niet geldt. Als hoofdregel geldt dat het bedrijfsborgstellingskrediet ten minste even groot moet zijn als het daarmee gelijktijdig afgesloten andere krediet. Het laatstgenoemde krediet bedraagt daarmee ten minste 100% van het bedrijfsborgstellingskrediet (verhouding 1:1). Voor starters en het innovatieve MKB gelden andere verhoudingen. Om de kredietverlening te stimuleren is per 1 november 2013 het maximum van het borgstellingskrediet verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en geldt voor bestaande bedrijven met een borgstellingskrediet tot maximaal € 200.000 de ruimere startersfaciliteit.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

Met het instrument GO kunnen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op (middel)grote leningen vanaf € 1,5 mln. Door de verstrekking van een Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op de ondernemingsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. In 2013 is de GO, naast de al bestaande mogelijkheid om bankgaranties onder de GO te brengen, ook opengesteld voor alternatieve aanbieders van garanties aan bedrijven.

Groeifaciliteit

Met de Groeifaciliteit worden bedrijven geholpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen door een 50% Staatsgarantie te verstrekken op achtergestelde leningen van banken (ten hoogste € 5 mln) en op aandelen van participatiemaatschappijen (ten hoogste € 25 mln). De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. In de brief van 15 februari 2018 (Kamerstuk 28 165, nr. 281) is aangekondigd dat de Groeifaciliteit per 1 juli 2020 zal worden uitgefaseerd en afgeschaft, omdat verwacht wordt dat de doelen van deze faciliteit ook via de Investeringstak van Invest-NL bereikt kunnen worden. Om marktpartijen genoeg tijd te geven om in te spelen op het uitfaseren en afschaffen van de Groeifaciliteit en om een goed alternatief op te zetten bij Invest-NL, zal de regeling van kracht blijven tot de huidige termijn van uiterlijk 1 juli 2020, of zoveel eerder als de doelen via Invest-NL bereikt kunnen worden. 

Garantie MKB-financiering

In het kader van het Actieplan MKB-financiering uit 2014 is inmiddels in totaal € 68,2 mln aan garanties verstrekt aan alternatieve financiers van het MKB.

Microkredieten

In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering uit 2014 is € 100 mln beschikbaar gesteld voor Microkredieten. Hierop is een garantie van € 86,7 mln verstrekt aan de Europese Investeringsbank voor de funding van de Stichting Qredits van € 100 mln voor de verdere groei van de dienstverlening van Qredits (micro- en MKB-krediet tot € 150.000) als de nieuwe dienstverlening van Qredits (werkkapitaal en de hogere MKB kredieten tot € 250.000). In 2017 is in dit kader een garantie van € 13,3 mln verstrekt aan de Council of Europe Bank (CEB) voor de funding van Qredits. In 2019 is daarnaast een garantie verstrekt van € 25 mln aan de Bank Nederlandse Gemeenten voor de funding van Qredits.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Garantieregeling Aardwarmte

De garantieregeling Aardwarmte heeft als doel het afdekken van het financiële risico indien een boring van een put voor de toepassing van aardwarmte voor de borende partij minder oplevert dan verwacht. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Er wordt een premie van 7% gevraagd. De regeling richt zich zowel op gewone als diepe aardwarmte-projecten (dieper dan 3.500 meter).

Tabel 4 Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

Totaalstand risicovoorziening 2018

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2019 en 2018

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Microkrediet Nederland

46.296

tot 1 april 2045

  

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Energieonderzoek Centrum Nederland

78.154

tot en met 2026

  

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Pallas

41.702

tot 1 juli 2020

  

4. Beleidsartikelen

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten

A. Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs – kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatienetwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.

B. Rol en Verantwoordelijkheid

De Minister van EZK is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZK het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

• Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.

Financieren

• Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

• Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

• Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

(Doen) uitvoeren

• Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet, mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie.

• Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009, waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

• Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

• Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

• Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

• Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet 2012, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

• Het op basis van de middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en internet verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

C. Beleidsconclusies

Uitvoering Actieplan Digitale Connectiviteit ligt op schema

In 2019 zijn de meeste acties uit het Actieplan Digitale Connectiviteit uitgevoerd. Zo is de Nota Mobiele Communicatie (Kamerstuk 24 095, nr. 478) gepubliceerd en zijn gesprekken gevoerd met meer dan 200 gemeenteambtenaren om het lokale beleid ten aanzien van mobiele en vaste internetverbindingen te stroomlijnen. Ten behoeve van dit laatste is tevens de website overalsnelinternet.nl gelanceerd. Ook is in de Nota Mobiele Communicatie nadere invulling gegeven aan het uitgifteleid van de 3,5 GHz-band. De Kamer is in december 2019 over de voortgang van het Actieplan geïnformeerd (Kamerstuk 26 643, nr. 654). De nog openstaande acties uit het Actieplan zullen in 2020 worden uitgevoerd. Zo vindt de multibandveiling in het tweede kwartaal van 2020 plaats. De Kamer wordt voor de zomer 2020 weer over de voortgang van het Actieplan Digitale Connectiviteit geïnformeerd als onderdeel van de voortgangsrapportage van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS).

Omzetting nieuwe Europese regels voor elektronische communicatie

Na publicatie van de herziening van het Europese telecomkader (Telecomcode) eind december 2018 is het wetsvoorstel ter implementatie van de Telecomcode volgens planning medio 2019 geconsulteerd. Het wetsvoorstel zal naar verwachting in de tweede helft van 2020 worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Evaluatie Digital Trust Center

Het Digital Trust Center (DTC) is in januari 2018 gestart en kent als hoofdtaken informatie en advies geven aan niet-vitale bedrijven op het gebied van veilig digitaal ondernemen en het aanjagen van samenwerkingsverbanden. Eind 2019 heeft er een evaluatie plaats gevonden van het DTC. Deze evaluatie geeft een positief beeld van de resultaten van het DTC. De voor 2019 gestelde doelstellingen zijn gerealiseerd en de stakeholders en partners zien duidelijk de toegevoegde waarde van het DTC. In (Kamerstuk 26 643, nr. 616) zijn de resultaten gemeld incl. het besluit de activiteiten van het DTC te continueren en de organisatie structureel in te bedden binnen het Ministerie van EZK.

Voortgangsrapportage Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software naar de Tweede Kamer

In het kader van de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software wordt gewerkt aan het bevorderen van het algehele niveau van digitale veiligheid van ICT-producten en diensten waaronder het Internet of Things. De roadmap geeft mede invulling aan de Nederlandse Cyber Security Agenda. Een voortgangsrapportage van de maatregelen in de Roadmap Digitaal Veilige Hard- en Software is op 20 juni 2019 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 26 643, nr. 618).

Europese Cyber Seurity Act van kracht geworden

In 2019 is de Europese Cyber Security Act van kracht geworden. Deze verordening creëert een Europees stelsel van cybersecurity-certificering voor ICT-producten, -diensten en -processen.

Publiekscampagne digitale veiligheid van slimme apparaten gestart

Om de weerbaarheid van consumenten te bevorderen, is in het najaar van 2019 een publiekscampagne gestart over de digitale veiligheid van slimme apparaten, ‘Doe je updates’. Informatie en handelingsperspectief wordt via sociale media de campagnesite doejeupdates.nl aan consumenten geboden. Deze campagne krijgt begin 2020 een vervolg.

Computer Security Incident Response Team van start gegaan. Op basis van de Wbni geldt er met betrekking tot EZK-sectoren een meldplicht van ict-incidenten en zorgplicht voor de vitale aanbieders uit de sectoren digitale infrastructuur en energie en voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners. Voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners is per 1 januari 2019 een Computer Security Incident Response Team (CSIRT) van start gegaan. De Kamer is hierover op 17 juni 2019 geïnformeerd (Kamerstuk 26 643, nr. 616).

Parlement debatteert over het Wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft op 4 maart 2019 het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 35 153, nr. 2). Met dit wetsvoorstel krijgt de overheid de bevoegdheid om overnames in de Nederlandse telecommunicatiesector te verbieden dan wel terug te draaien indien deze overname een bedreiging vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid. In de loop van 2019 is het Besluit veiligheid en integriteit van netwerken opgesteld en gepubliceerd (5 december 2019), alsmede het Besluit ongewenste zeggenschap telecommunicatie geconsulteerd (19 december 2019). Dit heeft geleid tot aanpassing en nadere inkleuring van het wetsvoorstel, waarna de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer kon worden gestuurd. De Tweede Kamer heeft plenaire behandeling van het wetsvoorstel geagendeerd voor het voorjaar 2020.

Kengetal digitale economie

Tabel 5 Kengetal digitale economie

Kengetal1

Referentiewaarde 2013

Waarde 2016

Realisatie 2019

Streefwaarde

Planning

Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

3%

6%

15%

35%

2022

X Noot
1

Bron: CBS

Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord door het CBS. Belangrijke graadmeter voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt (in huis en/of in de auto) en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Het percentage draagt bij aan het bepalen van een afschakeldatum voor de analoge FM.

EZK presenteert visie op toekomstig mededingingsinstrumentarium in relatie tot online platforms

We zien wereldwijd steeds meer grote online platforms ontstaan. EZK zet zich in voor het competitief houden van markten en voor eerlijke onderlinge verhoudingen tussen digitale platforms en ondernemers die daarvan gebruik maken. In 2019 is de Europese «platform-to-business» verordening (Verordening 2019/1150) gepubliceerd, die zorgt voor transparantie en effectieve geschilbeslechting in de relatie tussen platforms en ondernemers. Daarnaast heeft EZK in mei 2019 een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met een voorstel om de mededingingsregels aan te laten sluiten bij deze ontwikkeling, met name door de introductie van een ex ante toezichtsinstrument voor platforms met een poortwachtersfunctie (Kamerstuk 27 879, nr. 71). Dit voorstel is ook door de Europese Commissie met interesse ontvangen. In de digitale strategie die de Europese Commissie op 19 februari 2020 heeft gepubliceerd, kondigt ze aan opties voor ex ante regelgeving voor poortwachtersplatforms te gaan verkennen en in het vierde kwartaal van 2020 met een voorstel te komen.58

Vooruitgang geboekt met uitvoering Consumentenagenda

Gekoppeld aan de opkomst van online platforms is het belangrijk dat consumenten geïnformeerde beslissingen kunnen nemen over de producten of diensten die ze afnemen en weten onder welke voorwaarden ze dit doen. In november 2019 heeft EZK een update van de Consumentenagenda uit oktober 2018 gepresenteerd (Kamerstuk 27 879, nr. 73). De update vermeldt de start van een bewustwordingscampagne voor consumenten over hun rechten en hoe ze die kunnen verwezenlijken. EZK werkt daarnaast samen met Nederlandse online platforms aan een overzicht met succesvolle praktijkvoorbeelden voor consumentenvertrouwen. In EU verband werkt EZK aan de introductie van minimale veiligheidseisen voor apparaten die draadloos met het internet verbonden zijn.

Publiekscampagne directe import gelanceerd

Om aandacht te vragen voor de risico’s die zijn verbonden aan directe import uit derde landen, is eind november een online campagne gelanceerd. De campagne probeert met name de jonge, kwetsbare consument bewust te maken van problemen die kunnen optreden met productveiligheid en consumentenbescherming indien zij direct uit derde landen bestellen.

Wet ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven ingediend bij de Tweede Kamer

Als onderdeel van het stimuleren van een duurzame economie is de Wet Ruimte voor duurzaamheid naar de Kamer gestuurd zodat duurzaamheidsinitiatieven die anders op mededingingsbezwaren zouden zijn gestuit toch op een snelle en transparante manier in regelgeving kunnen worden omgezet (Kamerstuk 35 247, nr. 2). Hierdoor wordt bedrijven en maatschappelijke organisaties meer ruimte geboden om initiatieven op het gebied van duurzame economie en bedrijfsvoering te ontplooien.

EZK staat fusie PostNL/Sandd toe in belang van de postmarkt

Post heeft lange tijd een essentiële rol gespeeld, zowel in het sociaal-maatschappelijke verkeer als bij de ontwikkeling van de economie en het (inter)nationale handelsverkeer. Veranderende communicatiebehoeften en technologische ontwikkelingen zorgen echter al jaren voor een sterk dalende vraag naar brievenpost. De krimpende postmarkt zet de houdbaarheid van de postvoorziening in toenemende mate onder druk. Tegelijkertijd ontstaan, gedreven door e-commerce, parallelle netwerken waarmee goederen van A naar B worden vervoerd. Er is sprake van groeiende stromen van pakket- en levensmiddelenbezorging. Onderzoek van EZK wijst uit dat poststromen op termijn waarschijnlijk opgaan in een bredere bezorgmarkt, waar logistieke netwerken steeds verder verknoopt raken.

Totdat zich een brede bezorgmarkt heeft ontwikkeld, is er sprake van een transitiefase. Overheidsregulering en beleidskeuzes die in 2019 zijn gemaakt zijn er op gericht om de belangen van gebruikers en bedrijven in deze fase afdoende te beschermen, zodat iedereen de transitie naar een brede bezorgmarkt kan maken. Het verzoek van de twee landelijke spelers (PostNL en Sandd) om te fuseren en de goedkeuring daarvan door de Staatssecretaris van EZK past in deze toekomstvisie.

EZK kijkt naar rechtsbescherming bij aanbesteden

Op 12 juli 2019 zijn het onderzoek rechtsbescherming bij aanbesteden, inclusief de evaluatie van de Commissie van aanbestedingsexperts (verder: CvAE), en de voorgenomen beleidsmaatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 252, nr. 13) Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers aangeven dat de meerderheid van de aanbestedende diensten zich professioneel opstelt. Hier staat tegenover dat er ook een groep aanbestedende diensten is waarbij het functioneren van klachtenafhandeling en de rechtsbescherming als onvoldoende ervaren wordt. De ervaren problemen zien op (i) wij/zij denken tussen ondernemers en aanbestedende diensten, (ii) geringe impact van klachtafhandeling, (iii) rechtsverwerkingsclausules en (iv) beperkte mogelijkheden hoger beroep. De beleidsmaatregelen -aangevuld in de beantwoording van de Kamervragen van 29 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen 2019-2020, nr. 582) zien op verdere professionalisering van de aanbestedingspraktijk en klachtafhandeling op lokaal niveau, het inperken van het extreme gebruik van rechtsverwerkingsclausules en de functie van de CvAE. Daarnaast is een wetswijziging van de Aanbestedingswet 2012 voorzien waardoor er meer ruimte is voor rechterlijke toetsing, het hebben van een klachtenloket verplicht wordt en een nieuwe rol van de CvAE wordt vastgelegd. Voor de uitwerking van de maatregelen wordt ook gebruik gemaakt van de klankbordgroep rechtsbescherming.

Aangewezen instanties Metrologiewet voeren taken doeltreffend uit

Op basis van de Metrologiewet aangewezen instanties stellen vast of een meetinstrument voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt en geven dan een certificaat af waarmee de fabrikant toegang krijgt tot de markt. In Nederland zijn NMi-Certin B.V., Kalibra International B.V., SGS Nederland B.V., Kiwa B.V. en KEMA B.V. aangewezen. Het evaluatierapport van KWINK laat zien dat de aangewezen instanties in Nederland hun taken over het algemeen doeltreffend uitvoeren. KWINK geeft geen overkoepelend oordeel over de doelmatigheid van de aangewezen instanties, hetgeen vanwege de private status van deze instanties ook niet tot de opdracht behoorde. KWINK geeft wel aan dat er indicaties zijn dat de prijs-kwaliteitsverhouding voor conformiteitsbeoordelingen naar behoren is.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

197.904

193.012

212.076

200.563

265.347

197.060

68.287

Waarvan garantieverplichtingen

       

Waarvan overige verplichtingen

197.904

193.012

212.076

200.563

265.347

197.060

68.287

Uitgaven

200.072

194.204

208.677

201.785

251.492

196.389

55.103

        

Subsidies

900

600

488

236

517

400

117

Digitalisering regionale radio

900

600

488

   

0

Cyber security

   

236

517

400

117

        

Opdrachten

8.575

6.825

6.400

6.156

54.511

11.545

42.966

Onderzoek en Opdrachten

2.961

2.244

1.366

2.197

1.710

2.543

‒ 833

PIANOo/TenderNed

1.040

477

69

   

0

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

4.574

4.104

4.965

3.795

6.204

6.347

‒ 143

Digital trust centre

   

164

125

1.122

‒ 997

Cyber security

    

901

1.533

‒ 632

Terugbetaling boetes ACM

    

45.571

 

45.571

        

Bijdragen aan agentschappen

20.074

23.260

29.523

39.124

34.814

26.846

7.968

Agentschap Telecom

12.021

14.571

17.747

27.195

23.576

18.090

5.486

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

996

1.145

11.746

11.929

11.238

8.756

2.482

DICTU

7.057

7.544

30

   

0

        

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

166.532

159.720

168.613

152.738

157.720

153.794

3.926

Metrologie

14.268

10.182

9.615

9.335

9.480

9.338

142

Raad voor Accreditatie

190

231

210

209

235

195

40

ACM

645

637

641

737

614

714

‒ 100

CBS

151.429

148.670

158.147

142.457

147.391

143.547

3.844

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.991

3.799

3.653

3.531

3.931

3.804

127

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1.234

1.144

1.172

1.124

1.157

1.130

27

Internationale organisaties

2.757

2.655

2.481

2.407

2.774

2.674

100

        

Ontvangsten

52.224

103.840

90.318

16.599

19.559

31.062

‒ 11.503

Ontvangsten ACM

   

162

162

162

0

High Trust

31.880

30.568

71.143

15.194

17.486

30.200

‒ 12.714

Diverse ontvangsten

20.344

73.272

19.175

1.243

1.910

700

1.210

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Agentschap Telecom

De hogere bijdrage aan het Agentschap Telecom € 5,4 mln betreft onder andere de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2019 van € 2,7 mln voor de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap en vanwege de centralisatie van de budgetten voor de toezichts- en inspectietaken van het agentschap is € 1,4 mln structureel overgeboekt van artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen naar artikel 1 Goed functionerende economie en markten.

Bij de 2e suppletoire begroting 2019 is de bijdrage met € 1,3 mln verhoogd voor onder andere een bijdrage voor de Algemene Verordening Gegevensvoorziening, loon en prijsbijstelling en een aanvullende opdracht voor 2019.

Uitgaven

Opdrachten

Terugbetaling boetes ACM

In 2017 heeft de ACM de NS een boete van € 41 mln opgelegd. In 2019 heeft de rechter in de beroepsprocedure die de NS hiertegen was gestart, de opgelegde boete vernietigd. De ACM heeft hierdoor in 2019 de NS inclusief rente € 42,5 mln moeten terugbetalen. Dit zou hebben geleid tot een negatieve stand van de boete-ontvangsten. In afstemming met het Ministerie van Financiën worden werkelijke boete-ontvangsten en terugbetalingen van boetes door de ACM apart verantwoord.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

De hogere bijdrage aan het Agentschap Telecom € 5,4 mln betreft o.a de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2019 van € 2,7 mln voor de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap en vanwege de centralisatie van de budgetten voor de toezichts- en inspectietaken van het agentschap is € 1,4 mln structureel overgeboekt van artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen naar artikel 1 Goed functionerende economie en markten.

Bij de 2e suppletoire begroting 2019 is de bijdrage met € 1,3 mln verhoogd voor onder andere een bijdrage voor de Algemene Verordening Gegevensvoorziening, loon en prijsbijstelling en een aanvullende opdracht voor 2019.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De hogere bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland betreft de verhoging bij de 1e suppletoire begroting 2019 van € 2,5 mln voor de jaarlijkse opdrachten aan het agentschap

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

CBS

Het verschil tussen de ontwerpbegroting en realisatie van het CBS betreft loon- en prijsbijstelling.

Ontvangsten

High Trust

De High Trust-ontvangsten bestaan voornamelijk uit door de ACM ontvangen boetes. Die fluctueren door de jaren heen. Dit komt onder andere door het aantal en de hoogte van door de ACM opgelegde boetes. De ACM is hierin volledig onafhankelijk.

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

A. Algemene doelstelling

Met het bedrijvenbeleid werkt EZK aan een uitmuntend concurrerend ondernemings- en vestigingsklimaat dat bedrijven stimuleert om duurzaam en innovatief te ondernemen. Nederland behoort tot de mondiale top 5 van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is tevens ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken in een wereld waarin digitalisering, verduurzaming en internationalisering nieuwe economische kansen bieden. Innovatie en duurzaam en succesvol ondernemerschap, zowel in het grootbedrijf als bij de verschillende type MKB-ondernemers in ons land, zijn cruciaal voor ons toekomstig verdienvermogen.

Om deze toppositie te handhaven en te versterken zet het kabinet in op het realiseren van de volgende vier strategische doelen:

1. Stimuleren van (duurzame) innovatie;

2. Versterken van het groei- en aanpassingsvermogen van bedrijven en in het bijzonder het Midden- en Kleinbedrijf (MKB);

3. Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private programma’s voor onderzoek, innovatie en menselijk kapitaal;

4. Waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie, onder meer in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en met een adequate overheidsdienstverlening voor ondernemers.

1) Stimuleren van (duurzame) innovatie

Innovatie is één van de belangrijkste bronnen voor economische groei en welvaart. Succesvolle innovaties creëren niet alleen economische toegevoegde waarde, maar bieden ook (deel)oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd, bijvoorbeeld op het gebied van medische zorg, watermanagement en duurzaam energie- en materiaalgebruik. Om bedrijven aan te zetten tot innovatie, stimuleert en financiert de overheid onderzoek en ontwikkeling (R&D) bij publieke kennisinstellingen en bedrijven. Het kabinet houdt vast aan de in Europees verband vastgelegde Nederlandse ambitie om een R&D-intensiteit van 2,5% van het BBP te realiseren (Kamerstuk 33 009, nr. 63). Investeren in R&D is echter geen doel in zichzelf, maar vormt één van de fundamenten voor het innovatief vermogen van een land, naast een goed ondernemingsklimaat, een goede kennisinfrastructuur, kennissamenwerking, een goed werkende financieringsmarkt en het beschikbaar zijn van bekwaam personeel. Succesvol innoveren vereist bovendien niet alleen technologische vernieuwing, maar ook investeringen in software en databases, nieuwe verdienmodellen, organisatorisch en menselijk kapitaal en nieuwe logistieke concepten. Met de klimaatambities van het kabinet zal innovatie zich ook nadrukkelijk gaan richten op het realiseren van een CO2-arme en innovatieve industrie in 2050.

2) Versterken van groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

Marktdynamiek en concurrentievermogen zijn gebaat bij een grote verscheidenheid aan bedrijvigheid in zowel grootbedrijf als MKB. Het MKB kent ook deze grote verscheidenheid. Zo behoren tot het MKB ondermeer grote, kennisintensieve en multinationaal opererende ondernemingen, maar ook kleine bedrijven, startende bedrijven, éénpitters die vooral (flexibel) hun arbeidsinzet leveren, en ook het «brede» reguliere MKB zoals in de detailhandel.

Het Nederlandse MKB staat er, naar internationale maatstaven gemeten, goed voor, maar er komt veel op deze bedrijven af. De economie is in transitie door de voortgaande digitalisering, internationalisering en verduurzaming van productie en consumptie. Dat stelt nieuwe en extra eisen aan de wendbaarheid en het aanpassingsvermogen van het MKB. Door hun beperkte schaalgrootte worden zij voor extra uitdagingen gesteld, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van financiering, of het toepassen van (nieuwe) regelgeving en technologie.

In het MKB-actieplan (Kamerstuk 32 637, nr. 316) heeft het kabinet voor het MKB een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het MKB. Het doel daarvan is om de aanpassing van de verschillende soorten MBK-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen, onder meer bij de digitale transitie van de economie. In de Nationale Digitaliseringsstrategie (Kamerstuk 26 643, nr. 541) streeft het kabinet er naar om digitale koploper van Europa te worden. Nederland moet zich ontwikkelen als proeftuin op het gebied van digitale innovatie.

3) Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

Voor innovatie en vernieuwend ondernemerschap is de benutting en toepassing van wetenschappelijke kennis en nieuwe technologie één van de belangrijkste voorwaarden. Het maatschappelijk rendement van publiek gefinancierde onderzoeksinstellingen kan worden vergroot door bedrijven en kennisinstellingen meer te laten samenwerken bij de uitvoering van onderzoek; in het bijzonder op het terrein van de maatschappelijke thema’s en sleuteltechnologieën. Niet alleen de ondernemer en zijn omgeving staat daarom centraal in het bedrijvenbeleid, maar ook het stelsel van toegepast onderzoek en de interactie en publiek-private onderzoeksamenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden (nationaal, regionaal en Europees) in het relevante innovatienetwerk. Daartoe faciliteert EZK met het bedrijvenbeleid ook een responsief stelsel van (toegepast) onderzoek.

In de brief «Naar missiegedreven innovatie met impact» (Kamerstuk 33 009, nr. 63) heeft het kabinet de vernieuwde aanpak van de topsectorenaanpak uiteengezet. De publiek-private R&D-samenwerking in de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) hebben er de afgelopen jaren toe geleid dat met publieke kennisinvesteringen additionele private kennisinvesteringen en cofinanciering zijn gerealiseerd. Door deze PPS-werkwijze zijn de beschikbare publieke en private investeringen voor onderzoek en ontwikkeling toegenomen. Met de nieuwe aanpak geeft het kabinet aan die hefboom een nieuwe impuls.

4) Het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie, onder meer in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en een adequate overheidsdienstverlening voor ondernemers.

Om ondernemers de ruimte te geven om succesvol te kunnen ondernemen en hun positie zowel regionaal, nationaal als internationaal te versterken biedt EZK (veelal samen met andere departementen) verschillende publieke diensten aan. De geboden informatie en dienstverlening is veelzijdig: van informatie over wetgeving, belastingregels en maatschappelijk verantwoord ondernemen tot subsidies en directe (financiële) ondersteuning bij regionale en (inter)nationale activiteiten van ondernemers uit binnen- en buitenland. Toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige publieke diensten verhogen de kwaliteit van het ondernemerschap en bespaart ondernemers kostbare tijd. Om de (hoge) kwaliteit van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat op peil te houden werkt EZK nauw samen met haar internationale, Europese en regionale partners en andere vakdepartementen. Hierbij besteedt het kabinet aandacht voor het vergroten van experimenteerruimte in wet- en regelgeving, betere regelgeving en het wegnemen van belemmeringen voor innovatie (Kamerstuk 32 637, nr. 314).

B. Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de vier hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

In dit begrotingsartikel ligt de nadruk, zoals aangegeven, op overheidsinterventies met financiële gevolgen voor de begroting. Naast financiële interventies spelen in het Bedrijvenbeleid echter ook niet-financiële interventies een belangrijke rol bij het realiseren van de strategische doelen, bijvoorbeeld op het terrein van wet- en regelgeving, maar ook en vooral bij het organiseren van publiek-private samenwerking (bijvoorbeeld binnen de vernieuwde topsectoren aanpak en op regionaal niveau). Niet alleen de ondernemer en zijn omgeving staat centraal in het beleid, maar ook de interactie en publiek-private samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden in het relevante innovatienetwerk (innovatiesysteem- en systeemperspectief).

Tabel 7 Rol en verantwoordelijkheid
 

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Stimuleren van (duurzame) innovatie

   

Versterken van groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

   

Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

 

Het waarborgen van goede randvoorwaarden voor ondernemerschap en innovatie, onder meer in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en een adequate overheidsdienstverlening voor ondernemers.

 

Stimuleren van (duurzame) innovatie

De Minister stimuleert een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven door:

  • private investeringen in R&D onder meer te bevorderen via de WBSO en het inrichten van een effectief en efficiënt werkend stelsel van intellectueel eigendom;

  • samen met de provincies de R&D-samenwerking in het midden- en kleinbedrijf binnen de Topsectoren te stimuleren via de regeling MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT);

  • internationale samenwerking op het terrein van R&D te faciliteren, onder meer via Internationaal Innoveren en Eurostars;

  • cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;

  • het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;

  • samen met de (regionale) partners van het «Techniekpact» te zorgen voor voldoende technisch personeel;

  • in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waardeketens van het Nederlands bedrijfsleven.

Daarnaast heeft de Minister ook een uitvoerende rol bij het verlenen van Nederlandse octrooien volgens de in de Rijksoctrooiwet 1995 geformuleerde voorwaarden. Naast stimulering van private investeringen in R&D richt deze zich ook op valorisatie van publiek gefinancierde kennis.

Versterken van groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

De Minister stimuleert het groei- en aanpassingsvermogen van bedrijven en in het bijzonder het MKB door:

  • het versnellen van de toepassing van digitalisering door het MKB via de programma’s «versnelling digitalisering MKB», «smart industry» de verlenging van de «retailagenda» en het identificeren en helpen opschalen van (regionale of sectorale) best practices op het gebied van digitalisering;

  • het versterken van de samenwerking tussen het MKB en HBO/MBO-instellingen, zodat de toegang tot personeel verbetert en het toezien op belangrijke hervormingen van de arbeidsmarkt als het gaat om de in het Regeerakkoord aangekondigde aanpassing van de verplichting tot loondoorbetaling bij ziekte;

  • de toegang tot financiering te verbeteren door nieuwe financieringsinitiatieven (formules) als overheid actief te stimuleren zoals «financieringstafels» en «fintech», door garant te staan voor in de kern gezonde bedrijven en door het verbeteren van toegang tot (risico)kapitaal in cruciale fases in de levenscyclus van bedrijven;

  • het aanbieden van een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast wordt gewerkt aan de oprichting van Invest-NL. Dit om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken;

  • eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken, gedragscodes of regelgeving (corporate governance, franchise, betaalme.nu);

  • MKB-ondernemers beter bij wet- en regelgeving betrekken via MKB-toets waarvoor in de zomer van 2018 een platform wordt ingesteld en het toegankelijker maken van aanbestedingen voor het MKB via de actieagenda «beter aanbesteden»;

  • het inschakelen van de Nederlandse industrie en instituten bij de productie en ontwikkeling van militair materieel (industriële participatie).

Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

De Minister van EZK en de bewindspersonen van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast, praktijkgericht en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door:

  • de TO2-instituten TNO (inclusief ECN per 1 april 2018), Deltares, Marin en NLR te financieren.

  • gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZK specifiek NWO-TTW (voorheen STW) subsidieert.

Sinds de oprichting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de Minister van LNV verantwoordelijk voor de aansturing van het onderzoek van Wageningen Research. De Minister van LNV verleent de subsidie aan dit instituut in overleg met de Minister van EZK vanuit diens systeemverantwoordelijkheid voor toegepast onderzoek.

Daarnaast heeft de Minister een stimulerende rol met:

  • de PPS-toeslag, voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s);

  • de financiële bijdrage aan het ruimtevaartbeleid, met name in Europees verband.

Tot slot heeft de Minister een regisserende rol bij het tot stand komen van publiek-private samenwerking binnen het bedrijvenbeleid.

Waarborgen van goede randvoorwaarden in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en excellente overheidsdienstverlening voor ondernemers.

De Minister biedt overheids- en informatiediensten aan ter ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door:

  • toegang tot overheidsdiensten (financieel en/of door middel van kennis) via:

    (a) de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

    (b) het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; en

    (c) het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van topsectoren, ondernemers en kennisinstellingen uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D en innovatie-ambities;

  • samenwerking met de relevante regionale netwerken en partners.

  • informeren en ondersteunen van ondernemers (van het starten van een bedrijf tot het vinden van een opvolger) via de Kamer van Koophandel (KvK).

  • het regisseren en uitvoeren van het Programma «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening 2018–2019».

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidsconclusies

Nederland behoort tot de mondiale top van de meest dynamische en concurrerende kenniseconomieën in de wereld en is ook één van de landen met de hoogste arbeidsproductiviteit ter wereld. Het kabinet zet er met het bedrijvenbeleid op in deze toppositie te behouden en verder te versterken en onze welvaart duurzaam veilig te stellen voor de toekomstige generaties in een wereld die sterk in beweging is. Dat blijkt ook uit de voortgang op de hieronder verder toegelichte positie op ranglijsten en beleidsinitiatieven.

Nederland voor het eerst meest concurrerende economie in Europa

Nederland staat in 2019 op de vierde plaats op de ranglijst van meest concurrerende economieën. Dit blijkt uit de jaarlijkse ranglijst van het Global Competitiveness Report die is opgesteld door het World Economic Forum (WEF). Nederland is hiermee de meest concurrerende economie in Europa en is Zwitserland voorbijgestreefd. De Nederlandse economie is volgens de WEF veel wendbaarder geworden door een ondernemende cultuur, platte organisaties en groei van innovatieve bedrijven.

Omvang middelen publiek-private samenwerkingsprojecten neemt verder toe

Voor innovatie en daarmee economische groei is de ontwikkeling, kwaliteit, en benutting van wetenschappelijke en toegepaste kennis een van de belangrijkste voedingsbronnen. Het draait hierbij om kenniscreatie en kennisdiffusie. Het verspreiden en delen van kennis vindt onder meer plaats als publieke kennisinstellingen samenwerken met bedrijven bij het programmeren en uitvoeren van onderzoek en innovatie. De omvang van de publiek-private R&D-samenwerking (PPS) die plaatsvindt binnen het kader van Topconsortia voor Kennis & Innovatie (TKI’s) blijft zich positief ontwikkelen. De omvang van de middelen voor PPS-projecten bedroeg in 2018 ongeveer € 1.282 mln, ruim € 700 mln meer dan in 2013 en ongeveer € 75 mln hoger dan in 2017. Voorlopige resultaten over 2019 komen later dit jaar beschikbaar en worden gepresenteerd in de begroting van EZK voor 2021.

Gunstiger beeld Nederlandse R&D-positie door revisie R&D-statistiek

Een doelstelling van het kabinet is om de R&D-inspanningen in Nederland op 2,5 % van het bbp te brengen. Volgens voorlopige cijfers van het CBS bedroegen de totale R&D-uitgaven in Nederland in 2018 2,16 % van het bbp. Door een revisie van de R&D-statistiek door het CBS, ingegeven door wijzigingen in de internationale richtlijnen voor het samenstellen van de R&D-statistiek (OECD, Frascati Manual 2015), scoort Nederland nu aanzienlijk hoger bij de R&D-uitgaven. Eerder werd nog uitgegaan van een niveau van 1,99 % van het bbp in 2017 voor de totale R&D-uitgaven. Een belangrijk instrument dat zich direct richt op R&D-bevordering is de WBSO. Dit instrument is in 2018-2019 geëvalueerd59. De evaluatie duidt op doeltreffendheid en op kostenefficiëntie wat betreft de uitvoeringskosten van het instrument. De onderzoekers schatten in dat de economische baten van de WBSO groter zijn dan de economische kosten, mede vanwege de spillovereffecten die aan R&D verbonden zijn.

Invulling instrumentarium voor verduurzaming industrie

In het Regeerakkoord heeft het kabinet in navolging van het internationale Klimaatakkoord van Parijs in 2015 een ambitieus klimaatdoel gesteld: een reductie van 49 % broeikasgasemissies in 2030 ten opzichte van 1990. Voor de industrie geldt het indicatieve doel van 59 % reductie. Volgens het CBS is in 2018 een reductie van 30 Mton CO2-equivalanten (34%) gerealiseerd ten opzichte van 1990. In het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 is afgesproken dat de industrie de uitstoot richting 2030 met indicatief 19,4 Mton CO2-equivalenten verder moet reduceren. Daarvan volgt 5,1 Mton uit het Energieakkoord 2013 en 14,3 Mton uit het Klimaatakkoord. Om deze opgave te realiseren zet het kabinet complementaire instrumenten in die het aanbod van schone technologie voortstuwen (o.a. met missiegedreven innovatieprogramma’s). Het kabinet zorgt ook voor bevordering van de vraag ernaar, onder meer door de introductie van een nationale CO2-heffing in 2021. Voor demonstratie, uitrol en opschaling van emissiereducerende technologie in de industrie verbreedt het kabinet de DEI- en de SDE+-regelingen (zie beleidsartikel 4). De bijdrage die EZK levert aan de circulaire maakindustrie in het kader van het interdepartementale programma Circulaire Economie draagt hier mede aan bij.

Eerste resultaten MKB-actieplan

In het MKB-actieplan heeft het kabinet in 2018 voor het mkb een samenhangende beleidsaanpak gepresenteerd op de terreinen van menselijk kapitaal, financiering, de toepassing van innovatie, internationaal ondernemen, regelgeving, fiscaliteit, economische samenwerking tussen Rijk en regio en digitalisering in het mkb. Het doel van het MKB-actieplan is om de aanpassing van de verschillende soorten mkb-bedrijven aan de nieuwe marktcondities te versnellen en te ondersteunen, onder meer bij de digitale transitie van de economie. Op 11 juli 2019 is de eerste voortgangsrapportage van het MKB-actieplan gepresenteerd (Kamerstuk nr. 32 637, nr. 379). In deze rapportage is de voortgang weergegeven op alle acties en maatregelen uit het MKB-actieplan, zoals bijvoorbeeld de start van MKB!dee, de regionale Smart Industry Hubs en de MKB-werkplaatsen voor de digitalisering van het brede mkb. De conclusie is dat er reeds veel resultaat geboekt is en er ook nog veel op de rol staat voor de komende jaren. Er wordt gewerkt aan een verdere monitoring van het MKB-actieplan, waarvan dit jaar de eerste uitkomsten worden verwacht.

Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid: missies en meerjarenprogramma’s sleuteltechnologieën vastgesteld

Het kabinet heeft in april 2019 (Kamerstuk nr. 33 009, nr. 70) 25 missies binnen vier maatschappelijke thema’s (Energietransitie en duurzaamheid; Landbouw/water/voedsel; Gezondheid en zorg; Veiligheid) geformuleerd om richting te geven aan de gezamenlijke innovatieprogrammering van bedrijven en kennisinstellingen in de negen Topsectoren. De missies richten zich op meer gezonde levensjaren, voldoende schoon water en veilig voedsel, minder uitstoot van broeikasgassen, betaalbare duurzame energie en een veilig Nederland om in te wonen en te werken. Daarnaast is er een plan van aanpak uitgewerkt om voor sleuteltechnologieën meerjarenprogramma’s op te stellen, zoals in 2018 is aangekondigd. In 2019 is vervolgens een porfolio van Meerjarenprogramma’s sleuteltechnologieën uitgewerkt door de industrie en kennisinstellingen en deze vormt de basis voor de Kennis- en innovatieagenda sleuteltechnologieën. Nieuwe innovatieve toepassingen en ook sleuteltechnologieën vormen de technologische (kennis)basis voor de vernieuwing op al deze maatschappelijke terreinen. De toepassing van deze nieuwe technologieën maken oplossingen mogelijk die nu niet voor handen zijn. De komende tijd zal verder gewerkt worden aan het in beeld brengen van de voortgang van dit beleid rond missies en sleuteltechnologieën.

Acties in het kader van de Nederlandse digitaliseringsstrategie zijn gestart

In 2019 heeft het kabinet de ‘NDS 2.0’ naar de Kamer gestuurd. Hierin is de voortgang van de Nederlandse digitaliseringstrategie opgenomen. Ook zijn er een zestal prioriteiten benoemd, waaraan een extra impuls wordt gegeven: kunstmatige intelligentie, digitale overheid, data, digitale vaardigheden & inclusie, digitale connectiviteit en digitale weerbaarheid. Eén van de gerealiseerde acties in 2019 is de lancering van het strategisch actieplan AI (SAPAI) en de AI coalitie. In het actieplan zijn acties opgenomen om de kansen van AI op verantwoorde wijze te benutten. Inmiddels zijn ruim 200 organisaties lid van de AI-coalitie.

Kennis- en innovatieagenda Cybersecurity uitgewerkt en van start gegaan

Het jaar 2019 heeft voornamelijk in het teken gestaan van het proces rond de uitwerking van een Kennis- en innovatieagenda voor het onderwerp Cybersecurity, binnen de missie gedreven aanpak Topsectoren. Er zijn prioritaire thema’s vastgesteld die in de publiek private aanpak zullen worden uitgewerkt. Vervolgens zijn er drie analyses uitgevoerd. Het betrof een analyse naar de sterktes en zwaktes van het kennisveld rond cybersecurity in Nederland, een analyses rond de werking van de valorisatieketen van cybersecurity en er is een behoefteanalyse gemaakt door het cybersecurity bedrijfsleven. Tot slot hebben de deelnemende ministeries, onder leiding van EZK, een besluit genomen over de ontwikkeling van een nieuw samenwerkingsplatform waarbinnen de concrete uitwerking van de KIA thema’s, vanuit een keten georiënteerde en thematische aanpak worden uitgewerkt. Uit het beschikbare budget hebben er diverse impulsen ter versterking van de nationale kennisbasis plaatsgevonden middels onderzoekscalls in samenwerking met NWO, TNO, bedrijfsleven en andere departementen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 8 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 2 (bedragen x € 1.000)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

1.654.654

1.555.400

1.745.131

2.135.414

‒ 390.283

Waarvan garantieverplichtingen

805.621

714.964

814.748

1.300.000

‒ 485.252

Waarvan overige verplichtingen

849.033

840.436

930.383

835.414

94.969

Uitgaven

843.401

875.705

913.165

937.668

‒ 24.504

      

Subsidies

97.343

91.402

102.042

146.319

‒ 44.277

Lucht- en Ruimtevaart

1.587

107

 

0

0

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

15.818

14.036

15.496

34.747

‒ 19.251

Eurostars

13.325

15.432

16.530

17.958

‒ 1.428

Bevorderen Ondernemerschap

7.465

12.058

18.367

14.301

4.066

Groene Groei en Biobased Economy

1.147

131

8

0

8

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

37.356

31.016

24.709

27.464

‒ 2.755

Bijdrage aan ROM's

5.375

4.956

5.661

5.507

154

Verduurzaming industrie

 

8.216

12.588

43.900

‒ 31.312

Startup-beleid

  

3.637

 

3.637

Urgendamaatregelen industrie

  

386

 

386

Invest-NL

  

1.010

 

1.010

Overige subsidies

15.270

5.450

3.650

2.442

1.208

      

Garanties

58.916

51.190

52.121

56.892

‒ 4.771

BMKB

34.818

22.176

23.682

36.375

‒ 12.693

Storting reserve BMKB

11.147

21.676

16.877

 

16.877

Groeifaciliteit

4.216

483

2.017

8.772

‒ 6.755

Storting reserve Groeifaciliteit

2.144

4.466

1.767

 

1.767

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

1.610

109

3.245

11.745

‒ 8.500

Storting reserve GO

4.940

2.060

4.098

 

4.098

Storting reserve MKB Financiering

41

220

435

 

435

      

Opdrachten

29.971

17.708

13.989

19.578

‒ 5.589

Onderzoek en opdrachten

4.255

4.245

3.655

3.898

‒ 243

Caribisch Nederland

190

2.725

976

1.237

‒ 261

ICT beleid

16.834

7.488

4.863

5.871

‒ 1.008

Regeldruk

735

901

1.380

2.206

‒ 826

Mainport Rotterdam

7.537

  

0

0

Regiekosten regionale functie

263

261

94

650

‒ 556

Invest-NL

157

1.009

381

0

381

Cyber security

  

2.209

3.216

‒ 1.007

Small Business Innovation Research

 

1.079

431

2.500

‒ 2.069

      

Bijdragen aan agentschappen

107.074

97.132

100.232

94.099

6.133

Bijdrage RVO.nl

98.351

89.754

91.771

78.499

13.272

Bijdrage Agentschap Telecom

3.240

1.880

474

1.949

‒ 1.475

Bijdrage Logius

2.672

706

700

887

‒ 187

Invest-NL

2.811

4.792

7.287

12.764

‒ 5.477

      

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

268.831

314.877

321.274

296.809

24.465

Bijdrage aan TNO

138.926

160.517

171.636

152.551

19.085

Kamer van Koophandel

109.969

128.721

124.494

120.821

3.673

NWO TTW

19.936

25.639

25.144

23.437

1.707

      

Bijdragen aan medeoverheden

2.045

0

5.000

0

5.000

Sterke Regio's en Nota Ruimte

2.045

 

5.000

0

5.000

      

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

279.221

303.396

318.506

323.971

‒ 5.465

Internationaal Innoveren

36.499

40.990

35.978

46.336

‒ 10.358

PPS-toeslag

100.804

123.069

144.922

142.950

1.972

TO2 (exclusief TNO)

32.348

42.181

48.914

45.355

3.559

Topsectoren overig

31.193

13.393

1.897

6.285

‒ 4.388

Ruimtevaart (ESA)

66.599

70.480

73.878

68.610

5.268

Bijdrage NBTC

8.694

8.860

9.036

8.860

176

Bijdragen organisaties

3.084

4.423

3.881

5.575

‒ 1.694

      

Ontvangsten

134.101

119.980

121.961

113.157

8.804

BMKB

37.316

35.017

37.196

33.000

4.196

Groeifaciliteit

5.510

4.099

3.012

8.000

‒ 4.988

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

9.132

7.764

7.762

13.000

‒ 5.238

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

178

   

0

Onttrekking reserve GSF

10.136

   

0

MKB Financiering

41

220

435

 

435

Luchtvaartkredietregeling

13.507

7.052

2.879

9.906

‒ 7.027

Rijksoctrooiwet

40.260

40.839

46.811

36.312

10.499

Eurostars

1.629

586

7.724

5.094

2.630

F-35

2.009

2.289

2.755

5.000

‒ 2.245

Diverse ontvangsten

14.383

22.114

13.384

2.845

10.539

X Noot
1

Artikel 2 in deze vorm is voor het eerst verschenen in de begroting 2017.

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

De garantieverplichtingen zijn voor ca. € 462 mln niet benut. Dit is het saldo van een onderbenutting van € 485 mln op de garantieverplichtingen en stortingen in de begrotingsreserves van € 23,2 mln.

De onderbenutting van ca. € 485 mln betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB ‒ € 227,5 mln; Groeifaciliteit ‒ € 93,7 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering ‒ € 359,1 mln en hogere garantieverplichtingen voor MKB-financiering € 195 mln. In het kader van MKB-financiering is namelijk een garantie verstrekt van € 200 mln ten behoeve van het NESEC Shipping Debt Fund. Een garantie van € 5 mln aan de Council of Europe Bank ten behoeve van de funding van Qredits, was voor 2019 geraamd, maar zal in 2020 worden afgerond.

Daarnaast werden enkele stortingen verricht in de begrotingsreserves van de garantieregelingen voor in totaal een bedrag van € 23,2 mln. Dit betrof de volgende bedragen: BMKB (€ 16,9 mln), Groeifaciliteit (€ 1,8 mln), Garantie Ondernemingsfinanciering (€ 4,1 mln); MKB-financiering (€ 0,4 mln).

Naast de onderuitputting op de garantieverplichtingen zijn de belangrijkste mutaties ten opzichte van het geraamde verplichtingenbudget:

Overige verplichtingen

Naast de garantieverplichtingen is per saldo voor ca. € 72 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan de oorspronkelijke begroting. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn:

  • In 2019 werd de subsidie van in totaal € 35 mln voor een periode van vier jaar aan Techleap.NL verstrekt voor het nieuwe programma dat bestaat uit een expertisecentrum voor het ecosysteem en een groeiprogramma om de groei van potentiële scale-ups te bevorderen.

  • Na oprichting van Invest-NL in december 2019 is de subsidie voor de ontwikkeltaak in 2020 van € 10 mln aan Invest-NL gecommitteerd.

  • Ophoging van het verplichtingenbudget van TNO met € 24,2 mln. Dit komt met name door een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van SZW voor het Kennisontwikkelingsprogramma Werkgeversinterventies Arbeidsintegratie, kennisontwikkeling van de Inspectie SZW door TNO en het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden, een bijdrage van € 2,4 mln van het Ministerie van J&V voor de programmalijnen crisisbeheersing en intelligence en werkzaamheden op het beleidsterrein van J&V, € 1 mln voor de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13), een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van BZK als aanvulling op het GIP programma 2019, € 4,2 mln aan loon- en prijsbijstelling en een verhoging van € 4,4 mln ten behoeve van de opdrachtverlening voor 2020.

  • Een verhoging van het budget voor de PPS-toeslag met € 23,1 mln. Dit betrof een ophoging met € 11,1 mln ten behoeve van een project uit 2018 dat niet meer in 2018 verleend kon worden. Dit budget uit 2018 ad € 11,1 mln is daarom opnieuw toegevoegd aan de begroting 2019. Daarnaast is een verhoging van het verplichtingenbudget doorgevoerd van € 8,3 mln omdat hogere verplichtingen werden verwacht op basis van het private commitment in 2018. Tot slot is € 2,9 mln prijsbijstelling uitgekeerd.

Uitgaven

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds ten behoeve van de decentrale uitvoering van de MIT van in totaal € 20,5 mln. Daarnaast droeg het Ministerie van LNV van € 0,4 mln bij ten behoeve van MIT-haalbaarheidsprojecten voor visserij.

Verduurzaming Industrie

De lagere realisatie dan begroot wordt grotendeels verklaard door een overheveling van budget naar RVO voor ondersteuning en uitvoeringskosten van diverse subsidieregelingen (€ 3,8 mln), een budgetoverheveling naar beleidsartikel 4 voor de Programmatische aanpak waterstof (€ 10 mln), een overheveling naar beleidsartikel 4 ten behoeve van een specifieke maatregel voor de Industrie in het kader van Urgenda (€ 11 mln) en onderuitputting als gevolg van een tegenvallend beroep op de subsidieregeling DEI+ voor de Industrie en de Topsector Energiestudies regeling voor pre-engineering en haalbaarheidsonderzoek ter bevordering van CCS- projecten. Dit heeft onder andere te maken met de éénjarige bestedingseis die voor deze regelingen in 2019 nog gold en projecten die vertraging opliepen vanwege de stikstofproblematiek.

Garanties

De schadedeclaraties voor de BMKB vielen fors lager uit dan de raming in de begroting vanwege het lage aantal faillissementen. Hierdoor was het mogelijk om € 16,9 mln als saldo van ontvangsten, schadedeclaraties en beschikbare begrotingsmiddelen af te storten in de begrotingsreserve BMKB. Ook voor de Groeifaciliteit (GF) en de Garantieondernemingsfinanciering (GO) werden nauwelijks schades gedeclareerd, respectievelijk € 6,8 mln en € 8,5 mln lager dan geraamd. Hierdoor kon voor de GF € 1,8 mln en voor de GO € 4,1 mln worden gestort in de begrotingsreserves. Voor de garanties MKB-financiering werd € 0,4 mln gestort in de begrotingsreserve.

Opdrachten

Caribisch Nederland

Dit budget is ingezet voor de beleidondersteunende unit bij het Rijkskantoor Caribisch Nederland (RCN) op Bonaire. Daarnaast is een opdracht verstrekt aan CBS voor het verrichten van de zogenaamde additionele statistieken op het gebied van BBP, werk en inkomen. Deze statistieken zijn een belangrijke input voor het economisch en sociale beleid op de eilanden. Tenslotte verricht CBS in opdracht van EZK een zogenaamde exit survey onder vertrekkende toeristen.

Naast deze uitgaven is in het kader van Bevorderen Ondernemerschap (in de categorie subsidies) een subsidie verstrekt aan de Kamer van Koophandel van Sint Eustatius en Saba die een belangrijke rol speelt in het stimuleren van ondernemerschap op Caribisch Nederland. Omdat de Kamer door de kleine schaal van de eilandeconomie niet over voldoende financiële middelen beschikt om een goed functioneren te waarborgen, verstrekt EZK een jaarlijkse subsidie ter grootte van ca. € 0,1 mln. Daarnaast verstrekte EZK eenmalig een subsidie van circa € 0,4 mln aan de Kamer van Koophandel Bonaire voor de aanschaf van een nieuw Handelsregister IT-systeem voor Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De noodzaak hiertoe hangt samen met een op handen zijnde wijziging van de Wet op de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES en de Handelsregisterwet 2009 BES, en het feit dat het huidige Handelsregister IT-systeem sterk verouderd is. Een goed functionerend Handelsregister IT-systeem is voor beide KvK’s nodig om de wettelijke taken te kunnen uitvoeren.

Bijdragen baten lasten diensten

RVO

Dit betreft de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling van € 2,2 mln. Ook werd in de suppletoire begrotingen voor € 13,5 mln budget beschikbaar gesteld voor een uitvoeringsopdracht aan RVO in 2019 voor onder meer de uitvoeringskosten voor: de transitieagenda en uitvoeringsprogramma circulaire economie in de maakindustrie, Green Deals, Maatschappelijk verantwoord Inkopen (MVI), Eureka, Programma verduurzaming industrie, MKB!dee, Nationaal Landingspunt, Startup Delta, Ideas from Europe, Fast Lane, Hannover Messe, Holland Lounge en Ruimte in regels. Daarnaast werd € 2,5 mln overgeheveld naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken ten behoeve van de kosten van lokaal personeel van het Innovatie Attaché Netwerk.

Invest-NL

In 2019 werd € 5,5 mln minder uitgegeven aan Invest-NL in opbouw. Dit betrof een lagere bijdrage van € 3,7 mln voor de ontwikkel- en financieringstaak omdat de organisatie van Invest-NL nog in opbouw was. Daarnaast is € 1,7 mln minder ter beschikking gesteld voor de transitiekosten samenhangend met Invest-NL en de instelling voor internationale financieringsactiviteiten omdat het zwaartepunt van de transitiekosten ligt bij de overgang van medewerkers en regelingen van RVO naar de internationale investeringsinstelling die op een later moment zal plaatsvinden.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO

Dit komt met name door een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van SZW voor het Kennisontwikkelingsprogramma Werkgeversinterventies Arbeidsintegratie, kennisontwikkeling van de Inspectie SZW door TNO en het Maatschappelijk Programma Arbeidsomstandigheden, een bijdrage van € 2,4 mln van het Ministerie van J&V voor de programmalijnen crisisbeheersing en intelligence en werkzaamheden op het beleidsterrein van J&V, € 1 mln voor de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13), een bijdrage van € 4,7 mln van het Ministerie van BZK als aanvulling op het GIP programma 2019 en € 4,2 mln aan loon- en prijsbijstelling.

Bijdrage aan medeoverheden

Sterke Regio’s

In het kader van de Regionale Investeringssteun Groningen is een specifieke uitkering verstrekt aan de provincie Groningen van € 5 mln.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Internationaal Innoveren

Dit betreft een verlaging van het budget vanwege een lagere uitfinanciering op de reeds aangegane verplichtingen (€ 8,4 mln) en een overboeking naar de bijdrage aan TNO en NLR van elk € 1 mln ten behoeve van de uitvoering van het amendement Amhaouch/Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 13).

Ruimtevaart

Overeenkomstig de motie Amhaouch (Kamerstuk 24 446, nr. 68) is de € 5 mln voor economische ontwikkeling en technologie ingezet voor een verhoging van de Nederlandse inschrijving in ESA-programma’s tijdens de ministeriële ESA-conferentie in november 2019.

Kengetallen

Strategisch doel 1 Stimuleren van (duurzame) innovatie

Tabel 9 Kengetallen behorend bij strategisch doel 1

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bron

MIT

       

RVO.nl

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

707

662

1.206

1.287

1.434

1.407

1.6921

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

26

61

86

83

96

102

112

 

Eurostars

       

RVO.nl

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

49

20

69

75

72

72

68

 

waarvan bedrijven

37

13

50

52

49

55

43

 

waarvan hightech MKB (%)

81%

100%

96%

90%

98%

93%

88%

 

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln)

13

7

32

28

30

36

30

 

Horizon2020

       

RVO.nl/EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020

1.544

449

712

984

1.388

1.576

1.8532

 

waarvan bedrijven

1.185

298

500

713

1.003

1.148

1.378

 

Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)

3.403

538

1.016

1.644

2.272

3.026

4.001

 

waarvan bedrijven (%)

21%

31%

28%

25%

27%

26%

25%

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

7,5%

8,1%

7,7%

7,5%

7,6%

7,6%

7,7%

 

WBSO

       

RVO.nl

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

22.640

22.974

22.980

22.330

21.265

20.279

20.046

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

3.917

3.997

3.868

3.930

4.008

4.042

4.291

 

Verduurzaming industrie

       

Emissie-registratie

Broeikasgasemissies voor industrie inclusief afval (Mton CO2-eq)

56,9

55,8

56,4

56,5

57,5

56,8

n.n.b.

 
X Noot
1

De realisatiecijfers van de MIT over 2019 betreffen voorlopige cijfers. In de ontwerpbegroting 2021 zullen de definitieve cijfers over 2019 worden opgenomen.

X Noot
2

De realisatiecijfers zijn cumultief en gebaseerd op peilmoment december 2019.

Strategisch doel 2 Versterken groei- en aanpassingsvermogen bedrijven en in het bijzonder het MKB

Tabel 10 Kengetallen behorend bij strategisch doel 2

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bron

BMKB

       

RVO.nl

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln1

309

335

401

591

502

527

538

 

Totaal aantal verstrekte garanties

1.983

1.949

2.545

3.688

3.299

3.094

2.751

 

Groeifaciliteit

       

RVO.nl

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln

8

32

19

37

21

19

10

 

Totaal aantal verstrekte garanties

16

20

14

17

8

10

9

 

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

       

RVO.nl

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

103

82

137

58

91

56

45

 

Totaal aantal verstrekte garanties

51

39

76

36

80

54

31

 

Qredits

       

Qredits

Aantal verstrekte kredieten

1.020

1.192

1.373

1.750

2.238

3.557

4.245

 
X Noot
1

Deze cijfers wijken af van de realisatiecijfers die de afgelopen jaren zijn gepresenteerd. De afgelopen jaren werd 100% van het gerealiseerde borgstellingskrediet gerapporteerd, terwijl de borgstelling van de Staat 90% van het borgstellingskrediet afdekt. Vanaf heden wordt daarom 90% van het borgstellingskrediet als realisatie gerapporteerd. Dit is met terugwerkende kracht ook voor de voorgaande jaren gecorrigeerd.

Strategisch doel 3 Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

Tabel 11 Kengetallen behorend bij strategisch doel 3

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bron

TKI's

       

RVO.nl/TKI’s

Omvang middelen PPS-programma’s TKI (x € 1 mln)

571

814

970

1.060

1.207

1.282

n.n.b.1

 

waarvan private middelen (%)

35%

44%

49%

48%

46%

45%

n.n.b.

 

TO2

        

Klanttevredenheid Deltares

8

7,9

8,7

8,6

8,2

8,7

9,2

Deltares

Klanttevredenheid Marin

8,8

9

8,8

8,9

8,6

8,8

8,6

Marin

Klanttevredenheid NLR

8,5

8,7

8,8

8,7

8,7

8,7

8,7

NLR

Klanttevredenheid TNO

8,2

8,3

8,4

8,6

8,6

8,8

8,7

TNO

Kennisbenutting Deltares

  

96%

97%

93%

95%

88%

Deltares

Kennisbenutting Marin

  

97%

100%

100%

100%

97%

Marin

Kennisbenutting NLR

  

99%

99,5%

99%

96%

97%

NLR

Kennisbenutting TNO

  

98%

98%

98%

99%

96%

TNO

Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)

        

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA

 

552

121

121

136

160

n.n.b.

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,1

1,14

1,02

1,18

1,16

1,11

n.n.b.

ESA

X Noot
1

De voorlopige realisatie voor 2019 is beschikbaar in de zomer 2020 en wordt opgenomen in de begroting 2021.

Strategisch doel 4 Waarborgen van goede randvoorwaarden in de vorm van lastenluwe en innovatievriendelijke regelgeving en excellente overheidsdienstverlening voor ondernemers

Tabel 12 Kengetallen behorend bij strategisch doel 4

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bron

Innovatie Attaché Netwerk

       

IAN/RVO.nl

Geformaliseerde samenwerkingsverbanden

67

115

78

97

60

57

37

 

Klanttevredenheid

8,6

8,8

8,6

8,1

8,2

8

8,6

 

Netherlands Foreign Investment Agency

       

NFIA/RVO.nl

Projecten

193

187

207

227

224

248

268

 

Investeringsomvang (€ mln)

1.658

3.185

1.765

1.467

1.227

2.760

4.105

 

Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen)

8.435

6.304

7.779

7.570

8.158

8.475

10.866

 

KvK/Ondernemerspleinen

       

KvK

Waardering Kamer van Koophandel1

 

7,1

7,1

7,2

‒ 10

‒ 10

‒ 5

 

Bereik Kamer van Koophandel

 

51%

52%

55%

55%

54%

n.b.2

 
X Noot
1

Vanaf 2017 wordt een net promotor score berekend: het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer van 9 of hoger geeft minus het percentage van de ondervraagden dat een rapportcijfer 6 of minder geeft.

X Noot
2

Het bereik Kamer van Koophandel wordt vanaf 2019 niet meer als percentage gemeten, waardoor geen realisatiewaarde kon worden opgenomen.

Ontvangsten

Voor de GO en de GF is minder ontvangen dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt doordat de afgelopen jaren de benutting voor beide regelingen onder het maximaal beschikbare garantieplafond lag, waardoor de ontvangsten ook lager uitvallen.

Luchtvaartkrediet

De ontvangsten in het kader van de luchtvaartkredieten vielen in 2019 lager uit omdat enkele projecten niet succesvol zijn beëindigd waardoor er ook geen aflossing meer zal plaatsvinden op het verstrekte krediet.

Octrooiontvangsten

De octrooiontvangsten in Nederland berusten voor het overgrote deel op de in Nederland gevalideerde Europese octrooien die zijn verleend door het Europees Octrooibureau (EOB). Deze octrooiontvangsten op basis van Europees verleende octrooien bestaan voor 90-95% uit de jaarlijks te betalen (per jaar oplopende) instandhoudingstaksen. Het EOB heeft zijn octrooiverleningsprocessen efficiënter gemaakt en heeft de afgelopen jaren aanzienlijk méér octrooien verleend, met als gevolg ook méér Europese octrooien die hier gevalideerd zijn en in stand worden gehouden (met meer ontvangsten). Sinds 2013 is een trend waarneembaar dat octrooien via betaling van (jaarlijks hogere) instandhoudingstaksen bovendien langer (ook tussen het 15e en 20e levensjaar) in stand worden gehouden, met als gevolg méér en hogere ontvangsten (voortvloeiend uit zowel gevalideerde Europese octrooien alsook Nederlandse Rijksoctrooien).

Diverse ontvangsten

Dit betrof onder andere een ontvangst van € 3 mln in het kader van de uitvoeringsopdracht aan RVO over 2017. Er werd een bijdrage ontvangen van het Ministerie van Defensie en de provincie Noord-Brabant (samen € 3,3 mln) in het kader van een lening voor het realiseren van een logistieke oplossing voor de Europese distributie van reserve-onderdelen voor de F-35 in Woensdrecht. Door LIOF werd een lening afgelost van € 2 mln. Daarnaast is in het kader van de vaststelling van subsidies voor innovatie en ondernemerschap € 2,2 mln aan te veel uitgekeerde voorschotten terugontvangen.

Toelichting op de begrotingsreserves

De begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. De reserve wordt aangehouden om als buffer te dienen voor uitgaven door EZK indien bedrijven niet aan hun terugbetalingsverplichtingen kunnen voldoen inzake leningen bij financieringsinstellingen waarop EZK een borgstelling heeft afgegeven. Gegeven het huidige, gunstige, economisch klimaat wordt de komende jaren een groei van de buffers verwacht, als saldo van enerzijds stortingen (uit inkomsten premies en/of bijdragen uit de EZK-begroting) en anderzijds onttrekkingen (schades uit borgstellingen). Daarmee ontstaat een buffer voor jaren waarin het economisch klimaat minder gunstig is.

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), de Groeifaciliteit (GF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. Ultimo begrotingsjaar wordt op basis van de gerealiseerde ontvangsten en uitgaven vastgesteld of een onttrekking of storting dient plaats te vinden.

Tabel 13 Begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

91,5

+ Storting

16,9

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2019

108,3

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 16,9 mln gestort in de begrotingsreserve BMKB.

Tabel 14 Begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

67,1

+ Storting

4,1

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2019

71,2

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 4,1 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering.

Tabel 15 Begrotingsreserve Groeifaciliteit (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

22,8

+ Storting

1,8

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2019

24,6

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 1,8 mln gestort in de begrotingsreserve Groeifaciliteit.

Tabel 16 Begrotingsreserve Garantie MKB-financiering (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

9,3

+ Storting

0,4

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2019

9,7

Op basis van de gerealiseerde schade-uitgaven, de beschikbare middelen op de begroting en de gerealiseerde ontvangsten is € 0,4 mln gestort in de begrotingsreserve Garantie MKB-financiering.

Tabel 17 Budgetflexibiliteit begrotingsreserves (bedragen x € 1.000)

Stand begrotingsreserves per 31 december 2019

 

Waarvan juridisch verplicht

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

108.333

100%

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

71.210

100%

Groeifaciliteit

24.546

100%

Garantie MKB-financiering

9.696

100%

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds

A. Algemene doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken en Klimaat is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZK en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie;

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven;

  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Om – aanvullend op de begroting – de Kamer te informeren over voortgang en effecten van beleid treft u op de website https://www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl informatie aan over de indicatoren en kengetallen. Deze website is te zien als een digitale bijlage van de EZK-begroting.

C. Beleidsconclusies

Start-ups en mkb-financiering

Het deel start-ups en mkb-financiering van het Toekomstfonds is erop gericht om de beschikbaarheid van risicokapitaal voor startups en snelgroeiende en innovatieve bedrijfsleven in Nederland te vergroten. Een goede toegang tot financiering ondersteunt ondernemingen in hun groeistrategie en daarmee het economische groeivermogen.

Na de evaluaties van de individuele risicokapitaalinstrumenten in 2018 heeft Onderzoeksbureau Dialogic in 2019 een uitgebreide analyse van de financieringsmarkt verricht om te bezien in hoeverre de beleidsmix van EZK nog passend en effectief is. Daaruit komt een positief beeld naar voren dat het instrumentarium van EZK goed heeft bijgedragen aan de mkb-financieringsmarkt in Nederland. De hoofdconclusie van de analyse van Dialogic is dat het financieringsinstrumentarium (noodzakelijkerwijs) divers is, maar niet alle knelpunten afdekt. Zo blijkt dat met name ondernemers die relatief kleine bedragen risicodragend vermogen zoeken, moeite hebben om dit kapitaal te vinden en te verkrijgen. Dit terwijl de vraag naar dit soort kapitaal alsmaar toeneemt, gezien o.a. de transitieopgaven en digitalisering van bedrijven. De toegang tot risicokapitaal voor startups, scale-ups en innovatieve ondernemingen vraagt om een goed ontwikkelde risicokapitaalmarkt (Kamerstukken II 2019/20, 32 637, nr. 386).

Het kabinetsbeleid daartoe, gericht op het beschikbaar komen van risicokapitaal voor kleine, startende en vaak innovatieve mkb (zoals de Vroegefasefinanciering, Seed Capital Regeling, Seed Business Angel-faciliteit, ROM’s, Invest-NL, Dutch Venture Initiative), is de afgelopen jaren geïntensiveerd. Blijvende inzet op het beschikbaar stellen van risicokapitaal in de verschillende fasen van nieuwe (innovatieve) ondernemingen blijft zeer van belang.

Investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek

De regelingen in het kader van investeren in fundamenteel en toegepast onderzoek zijn gericht op ondersteuning van kennisproductie, -verspreiding en -toepassing. In 2019 is hierin een nieuwe revolverende regeling opengesteld, de Thematische Technology Transferregeling. Deze regeling was reeds aangekondigd (Kamerstukken II 2014/15, 34 000 XIII, nr. 150). De regeling bevordert de (thematische) samenwerking tussen kennisinstellingen en stelt startkapitaal ter beschikking voor kennisstarters die actief zijn op het thema waarop de kennisinstellingen samenwerken. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan economische én maatschappelijk relevante thema’s (regeneratieve geneeskunde, smart systems, circulaire toepassingen) in aansluiting op het missiegedreven innovatiebeleid. Gezien de kwaliteit en het aantal aanvragen voor deze regeling die de verwachtingen overtroffen, is besloten hiervoor een tweede tender open te stellen en de tot en met 2020 nog resterende middelen in dit deel van het Toekomstfonds hiervoor ter beschikking te stellen (Kamerstukken II 2019/20, 32637, nr. 389).

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 18 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

194.439

166.591

198.306

117.494

132.206

145.275

‒ 13.069

Waarvan garantieverplichtingen

       

Waarvan overige verplichtingen

194.439

166.591

198.306

117.494

132.206

145.275

‒ 13.069

Uitgaven

78.451

125.418

130.371

124.189

124.308

177.977

‒ 53.669

        

Subsidies

0

0

224

1.860

1.050

1.081

‒ 31

Smart Industry

  

168

324

254

281

‒ 27

Haalbaaarheidsstudies STW

  

56

1.536

796

800

‒ 4

Thematische Technology Transfer

      

0

        

Leningen

72.401

118.571

122.593

114.442

114.532

170.284

‒ 55.752

Startups / MKB financiering

       

Volledig revolverend

       

Fund to Fund

3.000

26.000

13.500

28.500

28.000

25.851

2.149

ROM's

 

15.144

15.001

8.835

  

0

Co-investment venture capital instrument / EIF

  

10.000

 

5.000

10.154

‒ 5.154

Smart Industry

  

337

   

0

Deels revolverend

       

Innovatiekrediet

45.178

39.910

44.802

41.208

40.954

52.997

‒ 12.043

Risicokapitaal Seed Capital

14.856

16.538

18.461

21.535

27.617

32.971

‒ 5.354

Vroegefasefinanciering / informal investors

9.367

10.555

11.676

10.303

10.736

15.335

‒ 4.599

Startups / MKB

     

10.928

‒ 10.928

NL-Califonië Duurzaam E-mobility fund

     

2.539

‒ 2.539

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

       

Met vermogensbehoud

       

Fundamenteel en toegepast onderzoek

 

10.424

8.816

2.802

1.732

16.500

‒ 14.768

Onco research

   

615

 

2.500

‒ 2.500

Smart Industry

   

644

493

509

‒ 16

Thematische Technology Transfer

      

0

        

Bijdrage aan agentschappen

6.050

6.847

7.554

7.887

8.724

6.612

2.112

Bijdrage RVO.nl

6.050

6.847

7.554

7.887

8.724

6.612

2.112

        

Ontvangsten

49.428

138.847

52.632

31.440

33.448

28.500

4.948

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

10.000

114.567

10.500

5.835

  

0

Fund to Fund

     

2.900

‒ 2.900

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

  

2.840

1.846

5.981

0

5.981

Innovatiekrediet

24.920

13.806

26.812

10.639

10.585

17.000

‒ 6.415

Seed Capital

14.508

10.467

12.413

13.028

14.156

8.600

5.556

Vroege fase financiering

 

7

67

92

2.725

0

2.725

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

De verplichtingenrealisatie in 2019 was € 13 mln lager dan de raming. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn:

  • In 2019 is een leningovereenkomst aangegaan ten behoeve van het investeringsfonds Oncode Oncology Bridge Fund van Oncode B.V. Dit fonds behoort bij de valorisatieactiviteiten van het Oncode Institute. Oncode Institute richt zich op de omzetting van wetenschappelijk oncologisch onderzoek naar betaalbare oplossingen voor de patiënt .

  • In 2019 werd de niet benutte ruimte van het Innovatiekrediet uit 2018 toegevoegd aan de begroting 2019 (€ 9,3 mln). Hiervan werd € 5,5 mln doorgeschoven naar 2020. De benutting van regeling lag in 2019 echter ca. € 22,5 mln onder het beschikbare verplichtingenbudget.

  • De realisatie van de Seed Capital lag hoger dan de oorspronkelijke raming omdat onder meer de onderbenutting 2018 aan het budget is toegevoegd (€ 32,5 mln) en het verplichtingenbudget meerjarig in de tijd is verschoven (- € 17,3 mln) en het budget voor de Seed Business Angels niet volledig werd benut (- € 8,3 mln).

  • Vanuit het budget voor Startups/MKB is in 2019 € 5,1 mln overgeheveld naar beleidsartikel 2 voor de openstelling en de uitvoering van de regeling MKB!dee. Het resterend gereserveerde budget voor onder meer de digitalisering van het MKB en de MKB-deals (in totaal € 5,8 mln) zal naar verwachting in 2020 worden besteed.

  • De bijdrage aan RVO lag € 2,1 mln hoger dan de raming voor onder meer de opdracht ten behoeve van de uitvoering van de Seed Capital regelinig, de regeling Vroegefasefinanciering, Oncode Institute en de regeling Thematische Technology transfer.

Uitgaven

Leningen

Startups/MKB financiering

Volledig revolverend

Fund of fund (Dutch Venture Initiative)

De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen.

Co-investment venture capital instrument/EIF

Voor het Co-investeringsfonds met het EIF werd € 5,2 mln minder uitgegeven op basis van de liquiditeitsbehoefte van de onderliggende ondernemingen waarin wordt deelgenomen.

Gedeeltelijk revolverend

Innovatiekrediet

Voor het Innovatiekrediet is € 12 mln minder uitgegeven dan geraamd. De kasuitgaven op het Innovatiekrediet fluctueren jaarlijks door individuele uitbetalingsafspraken met bedrijven op basis van afgesproken mijlpalen. Daarnaast werden in 2018 en 2019 minder verplichtingen aangegaan dan de in totaal opengestelde € 70 mln. Dit heeft ook doorwerking gehad in de kasuitgaven.

Seed Capital Regeling

Voor de Seed Capital regeling werd € 5,4 mln minder uitgegeven dan geraamd. Deze onderbenutting van het kasbudget werd onder andere veroorzaakt doordat er een lager dan begroot aantal toekenningen is gedaan voor de Seed Business Angels waardoor de kasrealisatie lager was dan oorspronkelijk geraamd. Daarnaast vindt de uitfinanciering van de verplichtingen plaats op basis van liquiditeitsbehoefte van de Seedfondsen. Dit kan van jaar op jaar fluctueren.

Vroegefasefinanciering

Voor de Vroegefasefinanciering werd € 4,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit wordt onder meer veroorzaakt doordat in 2019 op de regeling die door RVO.nl wordt uitgevoerd minder verplichtingen zijn aangegaan dan conform de openstelling mogelijk was.

Startups MKB

Zie toelichting onder de verplichtingen.

NL-Californië Duurzaam E-mobility fund

Het budget is in de 1e suppletoire begroting 2019 aan de Seed Capital regeling toegevoegd voor de in 2019 gehouden duurzaamheidstender.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Fundamenteel en toegepast onderzoek

Voor Fundamenteel en toegepast onderzoek werd € 14,8 mln minder uitgegeven dan geraamd. De oorzaak hiervoor is dat voor de TOF-regeling op de projecten € 9,3 mln minder aan voorschot werd verstrekt dan oorspronkelijk geraamd, onder meer op basis van de liquiditeitsbehoefte van de projecten. Daarnaast is het resterende beschikbare budget gereserveerd voor de regeling Thematische Technology Transfer waarvoor in 2020 de verplichtingen worden aangegaan en de uitfinanciering zal starten.

Oncode

Voor Oncode Institute is € 2,5 mln minder uitgegeven dan geraamd. De belangrijkste reden hiervan is dat het in 2019 vanwege de kaders van de Rijksbegroting niet mogelijk was het kasbudget meerjarig in het juiste kasritme te spreiden.

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage RVO

Zie toelichting onder de verplichtingen.

Tabel 19 Kengetallen

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Bron

Innovatiekrediet

       

RVO.nl

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

39

40

33

32

29

31

29

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

156

123

119

136

159

173

139

 

Seed Capital en Fund of funds

       

RVO.nl/EIF

Aantal participaties via Seed Capital en Fund of Funds

44

32

50

81

95

125

1461

 

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door Seed Capital en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)

390

257

553

744

182

1.606

351

 

Vroegefasefinanciering

       

RVO.nl/ NWO-TTW

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

  

40

37

41

40

33

 
X Noot
1

De cijfers van het Dutch Venture Initiative betreffen de periode tot en met 30 september 2019. De realisatiecijfers van de Seed over 2019 betreffen voorlopige cijfers. De definitieve cijfers worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2021.

Ontvangsten

Er is per saldo € 4,9 mln meer ontvangen dan bij ontwerpbegroting geraamd. Dit komt met name door de volgende oorzaken:

Dutch Venture Initiative

De ontvangsten voor het Dutch Venture Initiative van € 2,9 mln konden in 2019 niet worden gerealiseerd. Naar verwachting zullen in 2020 de eerste ontvangsten op de EZK-begroting worden gerealiseerd.

Fundamenteel en toegepast onderzoek

In het kader van fundamenteel en toegepast onderzoek is € 5,9 mln ontvangen omdat een project is beëindigd en het reeds verstrekte voorschot is terugbetaald (€ 5,6 mln). Daarnaast zijn enkele aflossingen ontvangen (€ 0,3 mln).

Innovatiekrediet

Voor het Innovatiekrediet is € 6,4 mln minder ontvangen dan geraamd. De ontvangsten van het Innovatiekrediet kunnen fluctueren. Het is moeilijk vooraf in te schatten wanneer de terugontvangsten precies plaats zullen vinden.

Seed Capital regeling

In het kader van de Seed Capital regeling werd € 5,6 mln meer ontvangen dan de raming. De geraamde terugontvangsten Seed Capital regeling zijn gebaseerd op een inschatting. Het is moeilijk vooraf in te schatten wanneer de terugontvangsten precies plaats zullen vinden. Dit hangt af van het tijdstip dat participaties van het startersfonds worden verkocht.

Vroegefasefinanciering

Voor de Vroegefasefinanciering werd € 2,7 mln ontvangen. Dit betrof met name een terugontvangst van NWO-TTW met betrekking tot de afwikkeling van het teveel betaalde voorschot voor de openstellingen van de regeling Vroegefasefinanciering in 2014 en 2015.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

A. Algemene doelstelling

De doelstelling bij artikel 4 is om in het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bij te dragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; klimaatneutraliteit in 2050 in de EU en daarvan afgeleid een reductiedoel van 55% voor 2030.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd:

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen van 49% in 2030 ten opzichte van 1990

  • een reductie van de emissies van broeikasgassen met 95% in 2050 ten opzichte van 1990

  • een volledige CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdaging waarop gefocust wordt is de klimaat- en energietransitie.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen. De inzet voor 2030 en verder is gericht op de totstandkoming en uitvoering van de afspraken uit het Klimaatakkoord en het Klimaatplan, in lijn met de doelen uit de Klimaatwet. In het Klimaatplan worden de maatregelen benoemd om de doelstellingen uit de Klimaatwet te bereiken. Een belangrijk deel van deze maatregelen komt voort uit het Klimaatakkoord. De maatregelen vormen een samenhangend pakket dat door verschillende partijen in verschillende sectoren wordt uitgevoerd. De maatregelen zijn er onder andere op gericht om CO2-reducerende technieken verder uit te rollen en rendabel te maken, knelpunten die een transitie naar een CO2-arme economie in de weg staan op te lossen en regionale en lokale samenwerking en participatie rond de transitie te versterken.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

In de kamerbrief met betrekking tot het Lentepakket Europees Semester 2019 heeft het kabinet gereageerd op de landspecifieke aanbevelingen 2019 van de Europese Commissie (Kamerstuk, 21 501-20, nr. 1467). Als onderdeel van de investeringsaanbeveling beveelt de Commissie aan om het investeringsbeleid meer te focussen op investeringen in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het terugdringen van de emissie van broeikasgassen. De Commissie constateert daarbij dat Nederland op koers ligt om het doel voor broeikasgasreductie in de non-ETS sectoren in 2020 te halen. Ook stelt de Commissie dat het doel voor hernieuwbare energie in 2020 waarschijnlijk niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Het kabinet staat voor een ambitieus klimaat- en energiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op het realiseren van de doelen uit het Energieakkoord. Daarnaast worden maatregelen genomen om in 2030 49% broeikasgasreductie te realiseren ten opzichte van 1990. Hiervoor heeft het kabinet in het Regeerakkoord en het Klimaatakkoord aanvullende middelen beschikbaar gesteld, onder andere via de SDE+ en de Klimaatenvelop. Daarnaast heeft het kabinet bij Najaarsnota 2018 nog € 500 mln beschikbaar gesteld om de klimaatdoelen voor 2020 te halen. Voor een totaaloverzicht van alle middelen die vanuit het Energieakkoord, het Klimaatakkooord en de reserve maatregelen CO2-reductie beschikbaar zijn gesteld wordt verwezen naar de overzichtstabel aan het einde van dit artikel.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van het klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK, op basis van de Klimaatwet, het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2 en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen;

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED));

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord resp. Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED)).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

Tabel 20 Indicator Duurzame energieproductie

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Streefwaarde

Planning

Duurzame energieproductie1

4,50%

2013

5,80%

6,00%

6,60%

7,40%

16,00%

2023

X Noot
1

Bron: CBS

Tabel 21 Uitstoot broeikasgassen (mld CO2-equivalenten)

1

1990

2004

2018

Doel 2030

Industrie

87,0

68,9

57,2

35,7

Energiebedrijven

39,6

54,9

45,2

12,4

Verkeer en vervoer

32,3

39,6

35,6

25,0

Landbouw

32,9

26,0

26,9

22,2

Gebouwde omgeving

29,9

31,1

24,4

15,3

Totaal2

221,7

220,5

189,3

110,6

X Noot
1

De definitieve uitstootcijfers over 2019 komen in januari 2021 via de emissieregistratie beschikbaar.

X Noot
2

Bron: CBS, RIVM/Emissieregistratie

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Tabel 22 Kengetal HHI en C3

Kengetal1

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

20192

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

        

- HHI

2.338

2.276

2.230

2.152

1.992

1.822

1.951

2.021

- C3

83%

81%

81%

79%

75%

72%

74%

75%

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

        

- HHI

2.258

2.204

2.171

2.052

1.895

1.821

1.949

2.046

- C3

81%

79%

79%

77%

74%

72%

74%

75%

X Noot
1

Bron: ACM

X Noot
2

De concentratiegraad in zowel de elektriciteits- als de gassector neemt sinds 2018 weer licht toe door enkele fusies en overnames.

Figuur 3 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

C. Beleidsconclusies

Klimaatakkoord goed ontvangen

Het kabinet heeft op 28 juni 2019 het Klimaatakkoord gepresenteerd (Kamerstuk 32 813, nr. 342). In het Klimaatakkoord zijn maatregelen in alle sectoren opgenomen die gericht zijn op het behalen van het doel van 49% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Na de zomer van 2019 is de uitvoering van start gegaan, waarvoor ook een nieuwe uitvoeringsstructuur is ingericht. Uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEv) 2019 en de bijbehorende analyse over het Klimaatakkoord van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) (kamerstuk 32 813, nr. 400) blijkt dat de verschillende sectoren hun indicatieve opgaves kunnen halen met de afgesproken maatregelen, maar dat door veranderde externe omstandigheden het doel van 49% nog niet binnen bereik is. In reactie op de KEv heeft het kabinet toegelicht dat komende jaren via de monitorings- en borgingscyclus uit de Klimaatwet gestuurd zal worden op het behalen van het reductiedoel voor 2030.

Salderingsregeling

Het kabinet heeft besloten om de omvorming van de salderingsregeling, zoals in het Regeerakkoord is afgesproken, niet vorm te geven als een terugleversubsidie maar door de huidige regeling fiscaal af te bouwen (Kamerstuk 239, nr. 299). Een terugleversubsidie bleek bij nadere uitwerking niet uitvoerbaar te zijn (Kamerstuk 31 239, nr. 296). Ook heeft het kabinet besloten de huidige regeling tot en met 2022 ongewijzigd te laten en vanaf 2023 te gaan afbouwen. Daartoe wordt een wetsvoorstel voorbereid dat eind 2019 ter consultatie is aangeboden (Kamerstuk 31 239, nr. 305) en in de zomer van 2020 in de Tweede Kamer zal worden behandeld.

Beleidsdoorlichting artikel Klimaat leidt tot pilot

De kabinetsreactie is op december 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd. De monitoring en evaluatie van het Klimaatbeleid is in 2019 tot één van de pilots benoemd onder de kabinetsbrede operatie Inzicht in Kwaliteit.

Goede voortgang op gebied aardwarmte

In 2019 is goede voortgang gemaakt met de uitvoering van de beleidsbrief geothermie (Kamerstuk 31 239, nr. 282). De aanpassing van de Mijnbouwwet en -regelgeving specifiek voor aardwarmte zal naar verwachting conform planning 1 januari 2021 in werking treden. Daarin zal ook de deelname van EBN in aardwarmteprojecten wettelijk worden geregeld (Kamerstuk 32 239, nr. 298). In 2019 is de seismische campagne gestart om de kennis van de ondergrond te vergroten met als doel de kansen te verhogen op een succesvol aardwarmteeproject.

Wetsvoorstel en uitrol wind op zee op schema

Het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet windenergie op zee is op 4 april 2019 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 35 092, nr. 6). De Kamer heeft na twee rondes van schriftelijke vragen (Kamerstuk 35 092, nr. 7 en nr. 8) de wetswijziging aangemeld voor plenaire behandeling. Vooralsnog is de behandeling in de Kamer nog niet ingepland.

De uitrol van windenergie op zee ligt geheel op schema en was ook dit jaar vrij van subsidie. In het gebied Borssele is de bouw begonnen van de eerste twee windparken op zee uit de routekaart 2023. De tender voor windkavel Hollandse Kust (zuid) III&IV is met succes uitgevoerd en heeft geleid tot vergunningverlening voor het windpark zonder subsidie (Kamerstuk 33 561, nr. 49). Daarnaast is het kavelbesluit voor windkavel Hollandse Kust (noord) V op 9 mei 2019 vastgesteld (Stcrt., 2019, 24545) en is de Regeling voor de vergunningverlening van het windpark op dit kavel gepubliceerd (Kamerstuk 33 561, nr. 50, Stcrt., 2019, 68472).

Uitvoering Energieakkoord onverkort voortgezet, nog niet alle doelen binnen bereik

Het Energieakkoord heeft de afgelopen jaren een grote versnelling in de energietransitie in Nederland teweeg gebracht. Uit de Klimaat- en Energieverkenning 2019 die op 1 november 2019 is gepubliceerd (Kamerstuk 32 813, nr. 400) blijkt dat twee doelen van het Energieakkoord ondanks alle inspanningen nog niet binnen bereik zijn: het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020 en het realiseren van 100 PJ extra energiebesparing in 2020. Het kabinet heeft extra maatregelen aangekondigd rond hernieuwbare energie. Ook de maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd voor de uitvoering van het Urgenda-vonnis dragen bij aan verhoging van het aandeel hernieuwbare energie en extra energiebesparing. De uitvoering van deze maatregelen en de bestaande Energieakkoord-maatregelen wordt onverkort voortgezet, maar vanaf 2020 binnen de context van het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 443). De Borgingscommissie Energieakkoord is daarmee eind 2019 opgeheven.

Randvoorwaarden CCS geformuleerd, Porthos-project kent goede voortgang

In het Klimaatakkoord is de rol voor CCS verduidelijkt, maar is tegelijkertijd ook de inzet van CCS met een aantal maatregelen begrensd. Zo zal er enkel SDE++-subsidie worden verleend indien er geen kosteneffectief alternatief is, zal circa maximaal 10 Mton CO2-opslag worden gesubsidieerd en is aangegeven dat na 2035 geen nieuwe SDE++-beschikkingen meer voor (fossiele) CCS worden afgegeven. Met deze maatregelen wordt enerzijds de ruimte geboden om de CO2-emissies op een kosteneffectieve wijze te reduceren in de industrie, terwijl anderzijds een duidelijk signaal wordt afgegeven dat de inzet van CCS tijdelijk is en er alternatieven ontwikkeld moeten worden. In 2019 heeft het CCS-project Porthos goede voortgang gemaakt.

Verbreding van de SDE+ gerealiseerd, Wet ODE in werking getreden

In 2019 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de verbreding van de SDE+ en het ontwerp van de SDE++ (Kamerstuk 31 239, nr. 300) die volgt uit het Regeerakkoord. PBL heeft voor zowel hernieuwbare energie als CO2-reducerende technieken een marktconsultatie gehouden en een eindadvies opgesteld. Verder is de Wet Opslag Duurzame Energie (ODE) volgens planning aangepast, zodat ook CO2-reducerende opties met ODE-middelen kunnen worden gestimuleerd. Deze Wet Opslag Duurzame Energie en Klimaattransitie (ODEK) is zowel door de Tweede als Eerste Kamer behandeld en per 1 januari 2020 in werking getreden. De wijziging van het Besluit SDE en de implementatie en uitvoering van de SDE++, waarbij de eerste openstellingsronde voor het najaar van 2020 is voorzien, ligt op schema. Tot slot is een extra openstellingsronde van de SDE+ aangekondigd voor het voorjaar van 2020, dit met het oog op de stimulering van hernieuwbare energie en het doel van 14% hernieuwbare energie in 2020.

Follow up evaluatie energie-innovatieregelingen

In 2019 is het energie-innovatie instrumentarium voor 2020 in lijn met het Klimaatakkoord succesvol missiegedreven ingericht (Kamerstuk 33 009, nr. 70 en nr. 81 en nr. 82). Concreet is de DEI-regeling verbreed naar CO2-reducerende technieken en is bij wijze van pilot een missiegedreven tender binnen de Tenderregeling Energie-innovatie (TSE) vorm gegeven en succesvol afgerond. In deze pilot werden partijen in de gebouwde omgeving uitgedaagd om in een breed samenwerkingsverband tot concrete aardgasvrije oplossingen te komen en zo een aanzienlijke versnelling te creëren (Kamerstuk 32 813, nr. 286). Deze pilot vormt de basis voor een nieuw ontwikkeld instrument binnen de TSE, de Missiegedreven Onderzoek en Ontwikkeling Innovatie-regeling. Deze regeling zal begin februari 2020 worden gepubliceerd. Daarnaast is in 2019 de verbrede DEI+ gedeeltelijk meerjarig opengesteld (Kamerstuk 32 813, nr. 336). Dit om vooruitlopend op het definitieve Klimaatakkoord snel invulling te geven aan ambities van het kabinet op het gebied van klimaat en energie en aan te sluiten bij de behoefte van uit het bedrijfsleven.

Evaluatie subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS: huidige regeling gehandhaafd

In het Energieakkoord (2013) is afgesproken dat het kabinet aan bedrijven die gevoelig zijn voor carbon leakage en die deelnemen aan een convenant ter bevordering van de energie-efficiëntie voor de periode 2013 tot en met 2020 compensatie biedt voor de indirecte emissiekosten als gevolg van het EU emissiehandelssysteem (ETS). Hiermee is het internationale gelijke speelveld gewaarborgd. Met de subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS wordt invulling gegeven aan deze afspraak. De regeling is in 2017 geëvalueerd. Mede naar aanleiding van deze evaluatie is besloten de regeling in de huidige vorm te handhaven. Gedurende 2019 is de regeling voor € 45 mln opengesteld en is er voor ruim € 40 mln compensatie uitgekeerd.

De eventuele voortzetting van de regeling na 2021 is niet in de onderhandelingen van het Klimaatakkoord aan de orde gekomen. Hiervoor is het belangrijk om te kijken naar de Europese regelgeving en het internationale speelveld waar de bedrijven op opereren en in hoeverre concurrenten een tegemoetkoming krijgen als compensatie van de ETS-kosten. Dit wordt de komende maanden nader bepaald.

Wijzigingen EIA succesvol doorgevoerd

In 2019 is de Energielijst van de EIA conform de eerdere planning succesvol aangepast. Naast stimulering van energiebesparing is ruimte gecreëerd voor verdere verbreding van de regeling in de richting van broeikasgasreducerende technieken. Het gaat daarbij onder andere om de productie en het bijmengen van waterstof in bestaande installaties, CO2-afvang voor permanente opslag van CO2 en conversie van elektrische energie naar waterstof (Power to gas). Daarnaast worden meerdere typen Lithium-accu’s vanaf 2019 ondersteund.

Het aantal aanvragen in 2019 bedraagt naar verwachting ongeveer 18.000 ‒ 20.000. Dat is iets meer dan in 2018. Een definitief beeld is bekend na afloop van het eerste kwartaal van 2020. De uitvoering van de regeling valt onder RVO en verloopt volgens plan.

Belangrijke stappen gezet op voortgang Europese dossiers

De Tweede Kamer is geïnformeerd over de voortgang in de onderhandelingen tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie (trilogen). Dit betreft het voorstel van de Commissie voor de ACER-verordening en de positie van Nederland daarbij (Kamerstuk 21501-33, nr. 741). Nederland heeft het akkoord gesteund. Bij brief van 25 november 2019 (Kamerstuk 32 813, nr. 406), is het Integrale Nationale Energie- en Klimaatplan (INEK) inclusief bijlagen, de Langetermijnstrategie en het concept-Klimaatplan aan de Kamer verzonden. Het INEK volgt, net als de Langetermijnstrategie, uit de Europese Verordening inzake de governance van de energie-unie en de klimaatactie, en is een strategisch planningsinstrument. Het INEK is gebaseerd op de doelstellingen en onderliggende afspraken en maatregelen uit het nationale Klimaatakkoord.

De Europese Raad heeft in december 2019 een akkoord bereikt over het doel van een klimaatneutrale Unie in 2050 in lijn met de doelstellingen van het akkoord van Parijs. Polen kon zich als enige lidstaat nog niet committeren aan de uitvoering van deze doelstelling. De ER zal daarom in juni 2020 op klimaat terugkomen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1508). Met het akkoord is een belangrijke stap gezet, waarmee de EU het eerste klimaatneutrale continent ter wereld kan worden. Dit is in lijn met de inzet die Nederland heeft geformuleerd.

De Europese Commissie heeft via haar Green Deal aangekondigd dat zij het doel voor 2030 wil ophogen naar 50 ‒ 55%. De plannen van de Europese Commissie sluiten daarbij nauw aan bij de Nederlandse inzet van 55% in 2030. Daarbij werkt Nederland nauw samen met een kopgroep van klimaatambitieuze landen.

Na het vaststellen van klimaatneutraliteit voor 2050 is nu ook het aantal landen dat pleit voor een dergelijk hoger getal voor 2030 gegroeid naar acht (Kamerstuk 21 501-08, nr. 186, Kamerstuk 31 793, nr. 189, Kamerstuk 35 377, nr. 2). De Nederlandse inzet voor ophoging van het 2030-doel naar 55% wint duidelijk aan terrein in de EU.

Maatregelen uitbreiding netcapaciteit in gang gezet

In de brief van 28 juni 2019 (Kamerstuk 20 196, nr. 669) van de Minister van EZK aan de Tweede Kamer is aangekondigd welke maatregelen zijn voorzien om de problematiek rond het gebrek aan capaciteit op het elektriciteitsnet aan te pakken. Inmiddels is een aantal van deze maatregelen in gang gezet. Zo is er de AMvB n-1 ter consultatie aangeboden en toegestuurd aan de Staten-Generaal. Ook is voor het verkrijgen van een SDE+-beschikking sinds het najaar van 2019 een transportindicatie van de netbeheerders vereist.

Extra maatregelen genomen voor de uitvoering van het Urgenda-vonnis

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet een uitgebreid pakket aan maatregelen aangekondigd om uitvoering te geven aan het vonnis in de zaak van Urgenda tegen de Staat (Kamerstuk 32 813, nr. 341). In alle sectoren zijn maatregelen aangekondigd: in de industrie wordt versneld lachgasuitstoot gereduceerd en wordt energiebesparing extra gestimuleerd, in de landbouw wordt de regeling voor de warme sanering van de varkenshouderij versneld en verhoogd en wordt extra energie-efficiëntie in de glastuinbouw ondersteund, in de gebouwde omgeving worden extra maatregelen genomen om energiebesparing door huiseigenaren te stimuleren, en in de mobiliteit worden enkele gedragsmaatregelen extra onder de aandacht gebracht. Ook is de oudste kolencentrale van Nederland vervroegd gesloten. Naast dit pakket aan maatregelen dragen ook de maatregelen die genomen zijn voor stikstofreductie (Kamerstuk 35 334, nr. 1) bij aan uitvoering van het vonnis. Op 20 december 2019 heeft de Hoge Raad de Staat in het ongelijk gesteld in de cassatie die het kabinet tegen het vonnis van het gerechtshof had ingesteld, waarmee het vonnis onherroepelijk is. Het kabinet heeft in reactie hierop aangekondigd begin 2020 met aanvullende maatregelen te zullen komen (Kamerstuk 32 913, nr. 442).

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 23 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

6.494.697

17.514.501

8.618.677

11.778.791

10.752.857

10.686.729

66.128

Waarvan garantieverplichtingen

31.873

28.900

11.050

0

0

71.300

‒ 71.300

Waarvan overige verplichtingen

6.462.824

17.485.601

8.607.627

11.778.791

10.752.857

10.615.429

137.428

Uitgaven

1.557.919

1.824.624

1.887.248

2.875.719

2.925.027

2.878.275

46.752

        

Subsidies

1.347.519

1.621.186

1.635.472

2.450.444

2.669.323

2.637.199

32.124

Tenderregeling Energie-Innovatie

36.543

38.935

38.791

63.400

57.589

71.490

‒ 13.901

SDE+ projecten (hernieuwbare energie)

21.138

31.497

30.934

30.665

26.535

50.000

‒ 23.465

Energie-efficiency

17.300

16.190

7.098

7.092

3.281

2.368

913

Green Deals

1.809

2.660

4.997

3.903

118

500

‒ 382

Demonstratie regeling Energie-Innovatie (DEI)

10.153

19.329

21.931

28.193

42.139

41.000

1.139

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

   

860

1.392

3.300

‒ 1.908

Projecten Klimaat en Energieakkoord

478

562

733

3.628

1.708

6.400

‒ 4.692

MEP

362.995

288.426

149.960

25.492

1.515

47.025

‒ 45.510

SDE

207.832

443.837

552.127

615.295

559.025

652.451

‒ 93.426

SDE+

115.227

187.446

321.514

486.646

706.742

1.550.434

‒ 843.692

Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie

503.423

473.061

377.819

537.740

993.682

 

993.682

Bijdrage aan ECN

 

40.000

    

0

Aardwarmte

   

21.000

20.000

15.000

5.000

ISDE-regeling

 

18.018

50.927

69.864

84.368

100.000

‒ 15.632

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

31.765

45.008

53.477

36.895

40.313

61.000

‒ 20.687

Carbon Capture and Storage (CCS)

2.500

171

865

1.438

6.586

3.080

3.506

Subidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

 

5.822

6.170

7.809

36

 

36

Hoge Flux Reactor

7.250

 

14.500

7.250

7.250

7.651

‒ 401

Elektrisch rijden

1.541

844

538

232

42

 

42

Caribisch Nederland

17.108

8.472

574

3.042

6.791

3.000

3.791

Overige subsidies

10.457

908

2.517

0

16.711

22.500

‒ 5.789

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

   

500.000

11.000

0

11.000

Maatregelen voor CO2-reductie

    

82.500

0

82.500

        

Leningen

0

0

9.000

19.840

3.000

0

3.000

Lening Pallas

  

9.000

19.840

  

0

Lening EBN

    

3.000

 

3.000

        

Garanties

1.922

2.242

833

1.019

420

4.700

‒ 4.280

Verliesdeclaratie aardwarmte

 

1.230

 

1.019

0

 

0

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

1.922

1.012

833

 

420

4.700

‒ 4.280

        

Opdrachten

19.813

13.029

9.188

9.053

6.718

12.357

‒ 5.639

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

12.651

2.614

2.123

2.410

1.937

1.816

121

Joint Implementation

252

5

434

 

1.368

 

1.368

Straling

50

     

0

SodM onderzoek

   

879

 

2.500

‒ 2.500

Uitvoeringsagenda Klimaat

   

373

288

823

‒ 535

Klimaat mondiaal

   

92

120

359

‒ 239

Onderzoek en opdrachten

6.860

10.410

6.631

5.299

3.005

6.859

‒ 3.854

        

Bijdrage aan agentschappen

41.805

46.026

52.877

65.341

75.957

53.069

22.888

Bijdrage aan RVO.nl

40.168

44.400

51.050

56.675

66.634

40.621

26.013

Bijdrage aan KNMI

956

950

1.114

1.147

1.419

1.193

226

Bijdrage aan NEA

   

5.594

5.962

7.875

‒ 1.913

Bijdrage aan NVWA

681

676

713

721

703

720

‒ 17

Bijdrage aan RIVM

   

0

0

1.467

‒ 1.467

Bijdrage aan RWS

   

1.204

1.239

1.193

46

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

107.423

113.356

116.403

150.348

142.831

130.010

12.821

Doorsluis COVA-heffing

106.074

108.179

110.263

110.760

110.088

111.000

‒ 912

TNO kerndepartement

   

37.809

31.637

17.269

14.368

TNO-SodM

1.349

5.177

6.140

1.779

1.106

1.741

‒ 635

        

Bijdrage aan medeoverheden

0

0

24.380

20.988

15.978

24.356

‒ 8.378

Uitkoopregeling

  

24.380

20.988

15.978

24.356

‒ 8.378

        

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

39.437

28.785

39.095

158.686

10.800

16.584

‒ 5.784

Bijdrage aan ECN

38.819

27.982

38.519

158.040

9.008

15.135

‒ 6.127

Internationale contributies

618

803

576

646

1.792

1.449

343

        

Ontvangsten

6.851.765

2.546.908

3.202.936

3.201.275

2.390.399

2.232.211

158.188

Ontvangsten COVA

106.074

108.179

110.264

110.760

110.088

111.000

‒ 912

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

278.861

421.036

626.953

1.033.046

1.631.970

1.730.000

‒ 98.030

Aardgasbaten

6.424.910

1.926.754

2.373.989

1.461.955

  

0

Ontvangsten zoutwinning

2.342

2.510

2.525

2.599

2.399

2.511

‒ 112

Onttrekking reserve Duurzame Energie

20.000

77.000

77.000

73.000

78.000

78.000

0

ETS-ontvangsten

   

504.215

440.136

300.000

140.136

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

    

115.790

 

115.790

Diverse ontvangsten

19.578

11.429

12.205

15.700

12.016

10.700

1.316

E. Toelichting op de instrumenten

Verplichtingen

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2019 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het garantieplafond in zijn geheel niet is benut

Overige verplichtingen

Het hogere bedrag aan verplichtingen (+ € 137 mln) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn:

  • Bij Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) zijn Urgenda-middelen uit de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie toegevoegd aan het budget op artikel 4. Hierop is uiteindelijk € 82,5 mln aan verplichtingen aangegaan.

  • Daarnaast is € 11 mln aan ongebruikte begrotingsmiddelen op artikel 2 die samenhingen met Urgenda-uitgaven in de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie gestort. Omdat elke storting in een reserve leidt tot een verplichting, heeft dit tot een hogere verplichtingenrealisatie geleid.

  • Het plafond voor de ISDE is gedurende 2019 opgehoogd: uiteindelijk is € 36,3 mln meer aan verplichtingen aangegaan dan bij Ontwerpbegroting geraamd.

  • Om EBN in staat te stellen deel te nemen aan aardwarmteprojecten is aan EBN een lening verstrekt, die uit het budget van de DEI+ gedekt is. Om de lening in één keer te kunnen verstrekken is een verplichtingenschuif van € 45 mln van 2020 e.v. naar 2019 doorgevoerd.

  • Zowel voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI+) als voor de Tenderregeling Energie-innovatie (TSE) zijn zowel door het Ministerie van BZK als vanuit artikel 2 van de EZK-begroting Klimaatenveloppe-middelen overgeheveld. Dit heeft uiteindelijk tot zo'n € 34 mln aan extra verplichtingen geleid.

  • Om EBN in staat te stellen deel te nemen aan de voorbereidende fase van het Porthos-project in de Rotterdamse haven is € 9,8 mln verplichtingenbudget aan het artikel toegevoegd.

  • Tegenover deze ophogingen van het verplichtingenbudget staat dat er voor ruim € 87 mln minder aan verplichtingen is aangegaan voor de SDE+ dan oorspronkelijk was voorzien.

Uitgaven

Subsidies

Tenderregeling Energie-innovatie (TSE)

Vanuit het budget voor de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE), waar de Klimaatenveloppemiddelen aan zijn toegevoegd, is per saldo € 12,1 mln overgeheveld naar het budget voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI). Daarnaast is uit de Klimaatenveloppemiddelen € 1 mln overgeheveld naar artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen voor de pilot en demoregeling CO2-reductie Industrie.

SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling, HER)

Door vertraging en uitval van projecten zijn de kasuitgaven op de Hernieuwbare Energie Regeling (HER) lager uitgevallen. Op de openstelling van de HER zijn daarnaast in 2019 minder verplichtingen aangegaan dan geraamd, dit heeft eveneens tot lagere kasrealisatie geleid. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)

Het budget voor uitfinanciering van de MEP is bij het afsluiten van het Energieakkoord meerjarig vastgesteld en is tussentijds niet meer gewijzigd. Uiteindelijk bleken de laatste betalingen in 2019 veel lager uit te vallen dan in 2013 geraamd, waardoor het grootste deel van het budget niet is gerealiseerd. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

SDE/ SDE+

Bij de SDE en SDE+ zijn de uitgaven lager dan de in de begroting beschikbare middelen. Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een tragere realisatie van de subsidiabele productie dan was voorzien bij het opstellen van de ramingen in 2013. De bij de SDE+ uitgevallen productie zal voor een groot deel in latere jaren alsnog worden gerealiseerd en gesubsidieerd via dezelfde of vervangende projecten. De niet-gebruikte middelen zijn in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort.

Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie

De hierboven genoemde onderuitputting op de HER (- € 23,5 mln), de MEP (- € 45,5 mln) en de SDE/SDE+ (- € 937,1 mln) en de hieronder genoemde onderuitputting op de ISDE (€ 15,6 mln) is in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort. Het verschil met de storting wordt verklaard doordat gedurende 2019 zo’n € 27,5 mln aan SDE+-budget is overgeheveld naar andere overheidsdiensten en departementen als flankerend beleid voor de SDE+, zoals uitvoerings-, monitorings- en toezichtskosten en bijdragen om obstakels voor SDE+-projecten weg te nemen. Voor een specificatie van deze uitgaven wordt verwezen naar tabel 24. Zie ook de toelichting bij de reserves.

Tabel 24 Begroting/realisatie instrumenten begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1.000)
 

Ontwerpbegroting

Najaarsnota

Realisatie

Verschil

MEP

47.025

1.236

1.515

279

Waarvan Overgangsregeling MEP

0

1.137

1.416

279

Waarvan MEP

47.025

99

99

0

SDE

652.451

650.051

559.025

‒ 91.026

SDE+

1.550.434

688.817

706.742

17.925

Waarvan SDE+-regeling

1.487.434

603.873

616.945

13.072

Waarvan flankerend beleid SDE+

0

24.625

29.478

4.853

Waarvan TenneT aanleg net op zee

63.000

60.319

60.319

0

HER

50.000

29.259

26.535

‒ 2.724

ISDE

100.000

100.000

84.368

‒ 15.632

Projecten Energieakkoord

0

500

628

128

Storting in reserve DE

0

902.632

993.682

91.050

Totaal

2.399.910

2.372.495

2.372.495

0

De realisatie op de instrumenten die gelinkt zijn aan de begrotingsreserve Duurzame Energie was in 2019 € 27,4 mln lager dan oorspronkelijk begroot. Dit verschil is te verklaren doordat diverse uitgaven voor het flankerende beleid SDE+ vanuit het SDE+-budget zijn overgeheveld naar andere departementen of naar uitvoerende diensten.

In onderstaande tabel is weergegeven welke uitgaven aan flankerend beleid in 2019 tot een budgetoverheveling en daarmee tot een lagere realisatie op het artikel hebben geleid.

Tabel 25 Verschil tussen Ontwerpbegroting en Najaarsnota is € 27.415 (bedragen x € 1.000)

Overgeheveld naar Provinciefonds: bijdrage gebiedfonds De Drentse Monden en Oostermoer (DDOM)

‒ 2.100

Overgeheveld naar Defensie: bijdrage kantelen schietinrichting Petten

‒ 3.146

Overgeheveld naar I&W: kosten RWS voor Wind op zee

‒ 1.931

Overgeheveld naar Provinciefonds: bijdrage garantiefonds geothermie Provincie Noord-Holland

‒ 1.500

Overgeheveld naar I&W: kosten 2019 RWS voor MIVSP

‒ 12.423

Overgeheveld naar I&W: kosten RWS aanpassing radar Wemeldinge

‒ 1.825

Overgeheveld naar NEa: dekking kosten toezicht bijstook biomassa

‒ 320

Overgeheveld naar I&W: kosten SDE+-review PBL

‒ 10

Overgeheveld naar RVO.nl: extra uitvoeringskosten SDE+, ISDE, RED

‒ 4.660

Overgeheveld vanuit Klimaatenveloppemiddelen: kosten projecten Energieakkoord 2019

500

Totaal per saldo overgeheveld vanuit SDE+-domein

‒ 27.415

Aardwarmte

Door een hogere meewerkvergoeding voor agrariërs voor het gebruik van hun land voor proefboringen om de potentie van de ondergrond voor aardwarmte in kaart te brengen vallen de uitgaven voor het SCAN-programma (Seismische Campagne Aardwarmte Nederland) € 5 mln hoger uit dan geraamd.

Regeling Investerings Subsidie Duurzame Energie (ISDE)

Bij de in 2019 afgegeven beschikkingen voor de ISDE is sprake van vertraging in de uitbetaling van voorschotten, waardoor de realisatie zo’n € 15,6 mln lager is uitgevallen dan bij Ontwerpbegroting geraamd. Het overgebleven budget is in de begrotingsreserve Duurzame Energie gestort. Het niet-uitgekeerde bedrag zal naar verwachting in 2020 alsnog uitbetaald worden.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Voor de compensatie van de indirecte kosten bij elektriciteitsgrootgebruikers in het kader van het Europees emissiehandelssysteem (ETS) zijn er minder goedgekeurde aanvragen geweest dan dat er bij het openstellen van de regeling was geraamd.

Caribisch Nederland

De overschrijding van het budget voor Caribisch Nederland heeft verschillende oorzaken:

  • Het verzoek tot vaststelling van de subsidie aan de Statia Utility Company (Stuco) voor de 2e fase van de zonneweide op Sint-Eustatius is al in 2019 ingediend, terwijl verwacht werd dat dat pas in 2020 zou gebeuren.

  • Aan de energiebedrijven van Saba, Bonaire en Sint-Eustatius zijn fors hogere netbeheersubsidies uitgekeerd, nadat de bezwaren die de energiebedrijven van Bonaire en Sint-Eustatius hadden ingediend tegen de afgegeven netbeheersubsidies deels zijn gehonoreerd.

Overige subsidies

De lagere realisatie bij de overige subsidies is vooral ontstaan doordat € 6 mln is overgeheveld naar het RVO-uitvoeringsbudget voor de uitvoering van het Expertisecentrum Warmte (ECW).

Storting in begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

In 2019 is € 11 mln aan ongebruikte begrotingsmiddelen op artikel 2 die samenhingen met Urgenda-uitgaven in de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie gestort. Deze middelen zijn gedurende 2019 van artikel 2 naar artikel 4 overgeheveld en waren dus niet bij Ontwerpbegroting voorzien. Zie verder de toelichting bij de reserves.

Maatregelen voor CO2-reductie

Voor de sluiting van de Hemweg-kolencentrale in Amsterdam en CO2-reducerende maatregelen op het Chemelot-terrein in Geleen is in 2019 door middel van een Incidentele Supplotoire Begroting (ISB) in totaal € 94,4 mln aan Urgenda-middelen uit de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie toegevoegd aan artikel 4 van de EZK-begroting. De onderhandelingen over de nadeelcompensatie door de sluiting van de Hemwegcentrale zijn in november 2019 afgerond: de nadeelcompensatie is € 11,9 mln lager uitgevallen dan waar bij het opstellen van de ISB op was gerekend.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan RVO.nl is hoger uitgevallen doordat budget is toegevoegd voor de uitvoeringskosten die gemoeid zijn met de besteding van de Klimaatenveloppemiddelen, de Renewable Energy Directive (RED) en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI). Daarnaast is budget toegevoegd voor de hogere uitvoeringskosten van de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE), de Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS), de Hernieuwbare Energie Regeling (HER), de SDE+-regeling en de ondersteuning van RCR-projecten. Daarnaast is de loon- en prijsbijstelling 2019 aan het budget toegevoegd.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

TNO Kerndepartement

De bijdrage aan ECN-TNO is met een bedrag van € 7,1 mln opgehoogd om een investeringssubsidie ter verbetering van de kennisinfrastructuur te kunnen verstrekken. Daarnaast is de bijdrage aan ECN-TNO met € 3,5 mln verhoogd, omdat door de toevoeging van ECN aan TNO ECN-TNO BTW-plichtig werd. De opdracht aan TNO-AGE is, vooral door meer werkzaamheden voor advisering vergunningverlening en aardwarmte, € 2,7 mln hoger uitgevallen dan bij Ontwerpbegroting geraamd. Tenslotte is er zowel aan ECN-TNO als TNO-AGE loon- en prijsbijstelling uitgekeerd.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

In 2019 zijn minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding staan.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energieonderzoek Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Group (ECN/NRG)

De bijdrage aan ECN-NRG is in 2019 lager uitgevallen dan bij Ontwerpbegroting was geraamd. Uit het vrijgevallen budget is onder andere een aanvullende opdracht aan ACM voor het jaar 2019 van € 1,1 mln gefinancierd: dit bedrag is overgeheveld naar artikel 1 van de EZK-begroting. In 2019 is er ook geen uitbetaling gedaan op de aan ECN-NRG verstrekte lening, waardoor het hiervoor gereserveerde budget van € 2,6 mln niet is besteed. Tenslotte heeft een kasschuif van € 1,4 mln van 2019 naar 2020 plaatsgevonden ter financiering van de bijdrage aan ECN-NRG in dat jaar.

Ontvangsten

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

De inkomsten uit de Opslag Duurzame Energie (ODE) zijn € 98 mln achtergebleven bij de in de begroting geraamde inkomsten. Dit is 5,7% lager dan geraamd. Bij de bepaling van de ODE-tarieven dienen vooraf inschattingen te worden gemaakt voor onder andere het elektriciteits- en gasverbruik. Aangezien het gerealiseerde verbruik daarvan kan afwijken, zullen de daadwerkelijke opbrengsten in het algemeen afwijken van de geraamde opbrengsten.

ETS-Ontvangsten

Ten opzichte van eerdere ramingen is de verwachte gemiddelde prijs van ETS-rechten in 2019 sterk gestegen, waardoor de ETS-ontvangsten € 140 mln hoger zijn uitgevallen dan geraamd. De ontvangsten zijn echter lager dan in 2018, ondanks een hogere prijs. Dat komt omdat in 2019 een deel van de emissierechten niet geveild is, maar in marktstabiliteitsreserve (MSR) is geplaatst. De relatieve stijging van de prijs was minder dan de relatieve daling van het aantal geveilde rechten.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 26 Stand begrotingsreserves per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve Aardwarmte

21.974

100%

Begrotingsreserve Duurzame Energie

3.155.088

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

395.210

51%

Tabel 27 Begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

21,6

+ Storting

0,4

– Onttrekking

 

Stand per 31/12/2019

22,0

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2019 zijn geen nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling door RVO.nl ingediend. Wel is voor een bedrag van € 420.000 aan provisies ontvangen, dit bedrag is in de begrotingsreserve gestort.

Uit het toetsingskader van de garantieregeling Aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Tabel 28 Begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

2.239,4

+ Storting

993,7

– Onttrekking

‒ 78,0

Stand per 31/12/2019

3.155,1

De begrotingsreserve Duurzame Energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, ISDE en de HER. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2019 is € 993,7 mln in de reserve gestort en € 78 mln aan de reserve onttrokken (Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4, antwoord op vraag 5).

Tabel 29 Specificatie stortingen/onttrekkingen begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal

Juridisch verplicht

MEP (algemene middelen)

23

16

2

 

34

‒ 2

0

73

100%

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

16

91

1.021

100%

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

  

‒ 20

‒ 77

‒ 77

‒ 73

‒ 78

‒ 325

 

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

523

903

2.386

100%

Totaal

225

370

483

396

301

464

916

3.155

100%

Eind 2019 bedraagt de stand van de reserve € 3.155,1 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten zal de begrotingsreserve Duurzame Energie in 2020 nog toenemen, zij het in mindere mate dan in 2019 (indicatief: + € 780 mln).

Tabel 30 Ontwikkeling begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2020

3.155,1

– Geplande onttrekking 2020 (tijdelijke onttrekking)

‒ 73,0

– Geplande onttrekking 2020 (financiering uitbreiding ISDE t.b.v. MKB)

‒ 100,0

– Geplande onttrekking 2023-2028 (toevoeging aan SDE+-budget)

‒ 1.700,0

+ Geplande storting 2021-2026 (terugboeken tijdelijke onttrekking 2015-2020)

398,0

Resterend voor SDE/SDE+-beschikkingen

1.680,1

Tabel 31 Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

6,6

+ Storting

0

– Onttrekking

0

Stand per 31/12/2019

6,6

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023.

Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 32 Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2019

500,0

+ Storting

11,0

– Onttrekking

‒ 115,8

Stand per 31/12/2019

395,2

Om tegemoet te komen aan het Urgenda-vonnis heeft het kabinet additionele maatregelen genomen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard, omvang en timing van de aanvullende maatregelen in 2018 nog onzeker waren, heeft het kabinet besloten deze maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken. Ook LNV, IenW en BZK kunnen een beroep doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen. De in de begrotingsreserve beschikbare middelen zijn in 2019 met Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB’s) aan de begrotingen van de vier betrokken departementen toegevoegd. Uiteindelijk is van de voor 2019 beschikbare middelen € 115,8 mln door de vier departementen besteed. Daarnaast heeft EZK € 11 mln aan begrotingsmiddelen die gekoppeld waren aan de Urgenda-middelen in de reserve gestort, omdat het project dat met deze gezamenlijke middelen gefinancierd zou worden vertraagd is.

Van het nog resterende bedrag in de reserve van € 395,2 mln is 51% juridisch verplicht.

Omdat de Urgenda-middelen via vier begrotingen lopen en er dus ook van vier departementen budget in de reserve zit, is uitvraag gedaan bij de betrokken departementen wat van hun aandeel van de reserve juridisch verplicht is. 

Tabel 33 Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Begroting 2019

Verschil

ENERGIEBESPARING

       

MJA3 / MEE (EZK, art. 4)

3.061

4.242

3.053

3.799

3.281

2.368

913

EIA (FIN, fiscaal)

106.000

147.000

124.000

157.000

130.0001

147.000

‒ 17.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

31.765

45.008

53.477

36.895

40.313

61.000

‒ 20.687

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

 

5.822

6.170

7.809

36

0

36

Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4)

   

21.000

20.000

15.000

5.000

Overige subsidies (Warmterotonde, Expertisecentrum Warmte) (EZK, ar.t 4)

262

  

0

16.711

22.500

‒ 5.789

Demo Schoon en Zuinig (LNV, art. 11)

911

1

 

0

0

0

0

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 11)

640

1.096

1.102

3.010

5.956

541

5.415

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 11)

4.768

3.537

3.290

4.471

3.131

5.539

‒ 2.408

Energie-efficieency glastuinbouw (LNV, art. 11)

3.275

6.124

3.984

4.233

8.4212

1.400

7.021

Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19)

3.913

1.066

2.141

0

 

0

0

Openbare verlichting decentrale overheden (IenW, art. 19)

17

  

0

 

0

0

Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4)

 

35.000

 

25.000

0

0

0

Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) (BZK, art. 4)

   

0

18.000

35.000

‒ 17.000

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

11.745

6.132

3.847

3.761

5.813

6.000

‒ 187

Energiebesparing huursector (BZK, art.4)

  

816

105.676

134.309

130.477

3.832

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

5.000

4.000

6.500

6.923

0

5.000

‒ 5.000

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

   

3.935

8.090

3.512

4.578

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4)

  

0

2.640

0

0

0

Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4)

 

7.383

39.900

3.348

3.664

13.000

‒ 9.336

Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4)

  

20.000

0

0

0

0

        

HERNIEUWBARE ENERGIE

       

MEP (EZK, art. 4)

362.995

288.426

149.960

25.492

1.515

47.025

‒ 45.510

SDE/SDE+, incl. flankerend beleid en Net op zee (EZK, art.4)

323.059

614.493

873.641

1.101.941

1.265.767

2.202.885

‒ 937.118

Storting in begrotingsreserve Duurzame Energie (EZK, art. 4)

503.423

473.061

377.819

537.740

993.682

0

993.682

Storting in begrotingsreserve Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

1.922

1.012

833

0

420

4.700

‒ 4.280

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

 

18.018

50.927

69.864

84.368

100.000

‒ 15.632

        

ENERGIE-INNOVATIE

       

Verduurzaming industrie (EZK, art. 2)

    

12.588

43.900

‒ 31.312

Tenderregeling Energie-innovatie (EZK, art. 4)

36.516

38.915

38.791

63.400

57.589

71.490

‒ 13.901

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZK, art. 4)

10.153

19.330

21.931

28.193

42.139

41.200

939

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

   

860

1.392

3.300

‒ 1.908

Innovatiemiddelen SDE+ (EZK, art. 4)

21.138

31.497

30.934

27.957

26.535

50.000

‒ 23.465

        

MOBILITEIT

       

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

1.541

844

538

232

42

0

42

Elektrisch rijden (IenW, art. 19)

   

800

0

800

‒ 800

Elektrisch rijden (IenW, art. 21)

   

1.861

0

0

0

Elektrisch rijden (IenW, art. 14)

    

1.498

0

1.498

Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14)

540

216

 

0

0

0

0

Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14)

50

  

35

0

0

0

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

60

54

20

67

30

50

‒ 20

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19)

172

98

13

2.000

0

0

0

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

   

42

42

25

17

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

   

50

50

50

0

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

 

36

 

50

54

100

‒ 46

Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

    

16.823

0

16.823

        

URGENDA-MAATREGELEN

       

Urgenda en industrie (EZK, art. 2)

    

386

0

386

Maatregelen CO2-reductie (EZK, art. 4)

    

82.500

0

82.500

Storting begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie (EZK, art. 4)

    

11.000

0

11.000

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)

    

3.285

0

3.285

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 11)

    

0

0

0

Stimulering van Recycling en biobased kunststoffen en textile (IenW, art. 21, via DEI+)

    

219

0

219

Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie (IenW, art. 21 via DEI+)

    

1.190

0

1.190

Maatregelen in de Grond-Weg- en Waterbouw (IenW, art. 21)

    

1.000

0

1.000

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)

    

836

0

836

Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14)

    

0

0

0

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14)

    

54

0

54

        

OVERIGE

       

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4)

5.200

5.200

6.263

5.434

4.987

5.000

‒ 13

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/ISDE/HER (EZK, art. 4)

7.551

13.118

19.178

19.840

20.971

18.528

2.443

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4)

353

88

61

8

0

0

0

X Noot
1

Voorlopige cijfers van Financiën.

X Noot
2

Hiervan is € 1.500 uit de Urgenda-maatregelen gefinancierd.

Beleidsartikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

A. Algemene doelstelling

De inwoners van Groningen hebben dagelijks te maken met de gevolgen van de gaswinning. Dit brengt gevoelens van angst, frustratie en onzekerheid met zich mee. Voor het kabinet staan de veiligheid, het goed afhandelen van schade en het creëren van perspectief voor de inwoners voorop.

Het kabinet werkt hieraan langs drie sporen:

1. Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

In 2018 heeft het kabinet besloten de gaswinning uit het Groningenveld op zo kort mogelijke termijn volledig te beëindigen (Kamerstuk 33 529, nr. 457). In navolging van adviezen van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) is afgelopen jaar besloten de sluiting van het Groningenveld te versnellen (brief van 28 mei 2019, van SodM aan Minister van EZK). Om deze versnelling mogelijk te maken werd afgelopen jaar een Interim Akkoord gesloten met Shell en Exxon.

2. Goede afhandeling van de negatieve gevolgen van de gaswinning

Vanaf 19 maart 2018 tot eind 2019 zijn in totaal 27.800 schademeldingen afgehandeld. Daarnaast werd onder meer het Groninger Zorgakkoord gesloten, waarbij versterking en toekomstbestendig maken van de zorggebouwen wordt gecombineerd, en het Convenant 1588, waardoor gestart kan worden met de versterking van de gebouwen in batch 1588.

3. Een Nationaal Programma om Groningen perspectief te bieden

In maart 2019 is het Nationaal Programma Groningen officieel van start gegaan. In totaal is op dit moment € 200 mln toegekend aan verschillende programma’s en projecten.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Het Rijk werkt samen met provincie en gemeenten voor een veilig Groningen met perspectief.

In lijn met de aanpassing van de Mijnbouwwet (artikel 52g, derde lid, in werking getreden op 1 januari 2019) heeft de Minister van EZK de verantwoordelijkheid om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om te voorkomen dat als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld de veiligheid wordt geschaad. De Minister van EZK wordt daarin geadviseerd door het Adviescollege Veiligheid Groningen, dat in 2019 is ingesteld.

Sinds 1 januari 2019 ligt de regie voor de uitvoering van de versterkingsopgave bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Over de publieke aansturing van de versterkingsoperatie hebben de regionale bestuurders, kabinet en maatschappelijke organisaties in maart 2019 afspraken gemaakt. Deze zijn vastgelegd in het Besluit Versterken Gebouwen Groningen. In navolging van dit besluit is op 16 oktober jl. de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterking overgedragen aan de Minister van BZK (Kamerstuk 33 529, nr. 695). In november is het wetsvoorstel versterken in consultatie gebracht.

Op 5 oktober 2018 is het Nationaal Programma Groningen (NPG) gestart, een samenwerkingsverband van Rijk, provincie en gemeenten. Het NPG is gericht op het realiseren van projecten in Groningen, zoals projecten die bijdragen aan de leefbaarheid in diverse gemeenten of aan de verduurzaming van de industrie in de Eemsdelta. Op 11 maart 2019 is de bestuursovereenkomst Een programma dat groeit gesloten. Hierin zijn vervolgafspraken gemaakt over de structuur van het programma en de start van de eerste projecten in 2019. De coördinerende verantwoordelijkheid voor het NPG is in oktober 2019 ook overgedragen van het Ministerie van EZK naar het Ministerie van BZK.

C. Beleidsconclusies

Beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

Het kabinet blijft zoeken naar maatregelen om de gaswinning in Groningen zo snel als mogelijk te reduceren. Op 10 september 2019 heeft het kabinet besloten de sluiting van het Groningenveld te versnellen (Kamerstuk 33 529, nr. 678). Door verschillende maatregelen (extra stikstofinkoop, hogere stikstofinzet, belevering exportpunt Oude Statenzijl met pseudo-Groningengas en Norg vullen met pseudo-Groningengas) is het gaswinningniveau in gasjaar 2019-2020 vastgesteld op 11,8 miljard kuub. Bovendien kan door de genoemde maatregelen de gaswinning in Groningen vanaf medio 2022 in een gemiddeld jaar nihil zijn. Het kabinet onderzoekt hoe het Groningenveld zo snel mogelijk definitief kan worden gesloten. Met Shell en ExxonMobil is op 9 september 2019 een Interim-akkoord gesloten voor het gebruik van Norg en herstel van de balans uit het Akkoord op Hoofdlijnen, het betreft een voorlopig bedrag (zie toelichting budgettaire tabel). Het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers is ingediend bij de Tweede Kamer.

Goede afhandeling van de negatieve gevolgen van de gaswinning

Ook in 2019 is gewerkt aan de afhandeling van schades, het versterken van de huizen in Groningen, en het publiekrechtelijk organiseren hiervan op afstand van de NAM. De aardbevingen van 22 mei bij Westerwijtwerd en 9 juni bij Garrelsweer met een kracht van 3,4 respectievelijk 2,5 op de schaal van Richter onderstrepen het blijvende belang hier van.

De publieke schadeafhandeling door de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen is versneld, door onder meer de Stuwmeerregeling (Kamerstuk 33 529, nr. 668). Ook is de Tijdelijke Wet Groningen aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee onder andere het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt opgericht (Kamerstuk 25 250, nr. 2). Deze wet is begin 2020 met algemene stemmen door beide Kamers aangenomen. Ten behoeve van de voorbereiding van het IMG op haar toekomstige taken heeft de Minister van EZK twee adviezen aan hoogleraren uitgevraagd over immateriële schade en waardedaling (bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 696).

Het opnemen, beoordelen en versterken van gebouwen is doorgegaan. In mei is overeenstemming met de regio bereikt over het Besluit Versterking Gebouwen Groningen, waarmee een belangrijke stap werd gezet naar uitvoering die volledig in publieke handen is met daarbij een formele rol voor gemeenten. Eerder dat voorjaar werd het Groninger Zorgakkoord gesloten, waarbij versterking en toekomstbestendig maken van de zorggebouwen wordt gecombineerd. Ook werd het Convenant 1588 gesloten tussen Rijk, gemeenten en de betrokken woningcorporaties, waardoor gestart kan worden met de uitvoering van de gebouwen in batch 1588. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de versterkingsoperatie is in oktober 2019 overgeheveld naar de Minister van BZK. Voor het onderdeel veiligheid blijft de Minister van EZK verantwoordelijk, die daarin wordt geadviseerd door het eind 2019 ingestelde Adviescollege Veiligheid Groningen. In november is het wetsvoorstel versterken in consultatie gebracht.

Tot slot is gewerkt aan het definitief op afstand plaatsen van de NAM. Zo is onder andere een overeenkomst met de NAM gesloten waardoor de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vanaf mei 2019 de operationele aansturing van het Centrum Veilig Wonen (CVW) kreeg (Kamerstuk 33 529, nr. 609). De NCG is ingericht als uitvoeringsorganisatie voor de versterking en per 1 januari 2020 heeft het CVW daar geen enkele rol meer in. Daarmee is de NAM verder op afstand geplaatst van de versterkingsoperatie.

Een Nationaal Programma om Groningen perspectief te bieden

In 2019 zijn de kaders van het NPG vastgelegd. De governance is vastgesteld, er liggen programmakaders en er is een financiële verdeling op hoofdlijnen. In een structuur met een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur besluiten Rijk, provincie, gemeenten en maatschappelijke partijen over de investeringen die uit het NPG gedaan worden. Het gaat om investeringen in economische structuurversterking, energietransitie en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid in de regio. Hiervoor is in totaal € 1,15 mld beschikbaar. De provincie en gemeenten werken op dit moment een samenhangend programma uit, waarbij zij in nauw overleg staan met allerlei maatschappelijke partijen.

In totaal is op dit moment € 200 mln toegekend aan verschillende programma’s en projecten waarvan € 50 mln in 2018 en € 150 mln in 2019. Denk aan de programma’s voor erfgoed, zorg, emotionele en sociale ondersteuning en inwonersinitiatieven. Aan 100 projecten is budget toegekend, waaronder verschillende dorpscentrumplannen, vergroening van de chemie en waterstof. Ook is in 2019 het programma ‘Toukomst’ gestart. Hierbinnen kunnen de inwoners van de provincie Groningen zelf aangeven welke grote projecten zij gerealiseerd zouden willen zien. Het budget hiervoor bedraagt € 100 mln.

De coördinerende verantwoordelijkheid voor het NPG is op 16 oktober 2019 overgedragen van het Ministerie van EZK naar het Ministerie van BZK. EZK blijft vanzelfsprekend wel samenwerken met het NPG op onderwerpen die het beleid van EZK aangaan.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 34 Budgettaire gevolgen van beleidsartikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

0

23.005

58.215

93.427

834.537

140.111

694.426

Waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen

0

23.005

58.215

93.427

834.537

140.111

694.426

Uitgaven

0

8.470

47.098

80.908

825.005

140.471

684.534

        

Subsidies

0

0

33.918

5.536

121.826

25.790

96.036

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

  

33.916

150

314

10.273

‒ 9.959

Verduurzamingsopgave (plafond relevante uitgaven)

   

4.036

111

10.517

‒ 10.406

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

    

108.385

 

108.385

Instrumentarium Woningmarkt

  

2

1.350

13.016

5.000

8.016

        

Inkomensoverdrachten

0

0

0

7.710

136.572

57.500

79.072

Schadevergoedingen

   

7.710

136.572

57.500

79.072

        

Opdrachten

0

8.320

13.132

18.540

468.679

13.105

455.574

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie

 

2.404

5.450

4.002

2.841

7.111

‒ 4.270

Werkbudget

 

5.916

7.682

14.538

18.783

5.994

12.789

Versterken

    

84.055

0

84.055

Interim Akkoord met Shell en Exxon

    

363.000

0

363.000

        

Bijdrage aan agentschappen

0

150

48

49.122

97.927

44.076

53.851

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

 

150

48

47.493

96.400

41.991

54.409

Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen

   

1.629

1.527

2.085

‒ 558

        

Ontvangsten

0

0

0

34.185

862.757

1.749.491

‒ 886.734

Schadevergoedingen

   

2.397

55.527

57.500

‒ 1.973

Uitvoeringskosten Schade

   

21.568

79.360

41.991

37.369

Aardgasbaten

    

577.867

1.650.000

‒ 1.072.133

Ontvangsten NCG

   

10.220

2

 

2

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

    

150.000

 

150.000

E. Toelichting op de instrumenten

Algemeen

De instrumenten verduurzamingsopgave uit aardgasbaten, instrumentarium woningmarkt, onderzoek en werkbudget beschikken over een 100% eindejaarsmarge. Dit houdt in dat budget dat in een bepaald jaar niet wordt benut, kan worden meegenomen naar volgende jaren en derhalve beschikbaar blijft om in te zetten voor Groningen. Op deze wijze heeft het kabinet rekening gehouden met de complexe en deels onvoorspelbare opgave waar wij in Groningen voor staan en wordt de nodige flexibiliteit geboden zodat het budget meerjarig optimaal kan worden aangewend (Kamerstuk 33 529, nr. 256).

Het instrument verduurzamingsopgave overig kent geen 100% eindejaarsmarge. Het budget blijft binnen de BZK-begroting voor toekomstige jaren beschikbaar voor de uitvoering van de subsidieregeling energiebesparing bij versterking.

Verplichting en uitgaven

Subsidies

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

De verduurzamingsopgave uit aardgasbaten financiert de waardevermeerderingsregeling waarbij bij een schade van € 1.000 of meer een subsidie beschikbaar is tot maximaal € 4.000 voor het verduurzamen van de woning. Het Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) voert deze regeling uit. Deze regeling is gekoppeld aan de schadeafhandelingen.Vanaf 2017 tot en met eind 2019 is er voor de waardevermeerderingsregeling in totaal € 25,8 mln aan subsidie uitgekeerd aan 6.904 aanvragers. Er zijn nog voldoende middelen beschikbaar bij SNN voor de uitvoering van deze regeling. Overigens kunnen gedupeerden maar één keer een subsidie ontvangen uit de waardevermeerderingsregeling, ook al hebben zij meerdere toegekende schades.

Verduurzamingsopgave (plafond relevante uitgaven)

Omdat de versterking in 2019 niet goed op gang is gekomen, zijn er nauwelijks subsidies uitgekeerd voor duurzaamheid in combinatie met versterking. Deze middelen blijven meerjarig beschikbaar voor duurzaamheid in combinatie met versterking.

Bijdrage aan Nationaal Programma Groningen

Het Nationaal Programma Groningen (NPG) is een gezamenlijk plan van Rijk en regio met daarbij passende meerjarige financiering van € 1,15 mld. Het NPG wordt gefinancierd door Rijk en NAM. In het Akkoord op Hoofdlijnen met Shell en Exxon is afgesproken dat de NAM in totaal € 500 mln bijdraagt aan het NPG. In 2019 heeft de NAM een bijdrage van € 150 mln gestort. Dit bedrag was doorgeschoven van 2018 naar 2019. Vanuit het NPG is dit jaar voor circa € 150 mln aan projecten toegekend. Hiervan is € 42 mln verantwoord onder het kopje versterken met als toelichting de batch 1588 en € 108 mln is voor goedgekeurde projecten overgemaakt aan provincie en gemeenten via een drietal specifieke uitkeringen.

Op 12 juli 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat houdende een specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 40228) voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Groningen, Hogeland, Loppersum, Midden-Groningen en de provincie Groningen in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen gepubliceerd in de Staatscourant.

Op 3 september 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, houdende een wijziging van de specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 49943) voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Groningen, Hogeland, Loppersum, Midden-Groningen en de provincie Groningen in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen gepubliceerd in de Staatscourant.

Op 6 december 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, houdende een specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 66468) voor de gemeenten Appingedam, Hogeland, Midden-Groningen en de provincie Groningen in verband met de uitvoering van het Nationaal Programma Groningen gepubliceerd in de Staatscourant.

Instrumentarium Woningmarkt

In 2019 is het woonbedrijf opgericht om woningen in het gebied te kopen. De NAM heeft voor de opkoop maximaal € 30 mln beschikbaar gesteld. Dit budget loopt rechtsreeks via het woonbedrijf. Voor de operationele kosten van het woonbedrijf is vanuit de rijksbegroting circa € 10 mln cumulatief beschikbaar. In 2019 is een bedrag van € 2,9 mln overgemaakt aan het woonbedrijf voor de operationele kosten. Daarnaast is op 5 juni 2019 in het Bestuurlijk overleg afgesproken dat de opkoopregeling wordt doorgezet tot 2024 en dat hiervoor € 20 mln vanuit de rijksbegroting extra wordt vrijgemaakt voor opkoop van woningen. Van de Aanvullende Post is in 2019 hiervoor de eerste € 10 mln overgemaakt aan het woonbedrijf.

Inkomensoverdrachten

Schadevergoedingen

De stijging van de uitgaven aan schadevergoedingen komt voornamelijk door de stuwmeerregeling en de versnellingen van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) waardoor uiteindelijk meer schades zijn afgehandeld dan oorspronkelijk gepland. Tussen 19 maart 2018 en 31 december 2019 zijn nu 22.371 schades toegekend voor een totaalbedrag van € 148,7 mln waarvan € 136,6 mln in 2019. De schadevergoedingen worden gedeclareerd aan de NAM.

Opdrachten

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincies

De jaarlijkse compensatie aan gemeenten is betaald uit het werkbudget van de NCG waardoor op dit budget € 4,3 mln minder is uitgegeven dan gepland.

Werkbudget

In de ontwerpbegroting was de stand van het werkbudget € 5,9 mln, na toevoeging uit de 100% eindejaarsmarge was de Voorjaarsnota stand € 9,3 mln. Uit de Aanvullende Post is aan het werkbudget € 6 mln toegevoegd voor compensatie provincie en gemeenten, € 4 mln voor organisatiekosten NCG, € 0,8 mln voor het gasloos maken van extra woningen en € 4 mln voor het werk en onderzoeksbudget van de directie Groningen bovengrond van EZK. Daarmee kwam de stand van het werkbudget op circa € 24,5 mln. De € 6 mln compensatie is overgemaakt naar de gemeenten en provincie waardoor de gemeenten en provincie in 2019 € 10 mln aan compensatie voor hun werkzaamheden hebben ontvangen. Bij Najaarsnota zijn de € 4 mln organisatiekosten overgeheveld naar het apparaatsartikel 40.

Versterken

Voor de batch 1588 hebben de Ministers van EZK en BZK, namens het kabinet met de regiobestuurders en woningcorporaties, afspraken gemaakt om de versterking van de 1588 adressen in deze batch door te laten gaan op basis van de versterkingsadviezen. Dit project bestaat uit een gezamenlijke financiering door de NAM, regio (het NPG), woningcorporaties en Rijk met een totaalbedrag van € 420 mln. In 2019 is er respectievelijk € 42 mln vanuit het Nationaal Programma Groningen en € 42 mln vanuit de Aanvullende Post, in totaal dus € 84 mln, overgemaakt aan vier gemeenten via een specifieke uitkering. Op 19 juni 2019 is de regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat, houdende een specifieke uitkering (Stcrt. 2019, 34667) voor de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Midden-Groningen en Groningen in verband met de versterking van de gebouwen in batch 1588, gepubliceerd in de Staatscourant. Het restant van de middelen wordt naar gelang van de voortgang van de werkzaamheden in de komende jaren aan de vier gemeenten overgemaakt. Dit loopt vanuit de begroting van BZK.

Interim Akkoord met Shell en Exxon

In mei 2019 adviseerde SodM om de gaswinning uit het Groningenveld voor het gasjaar 2019/2020 te verminderen tot minder dan 12 bcm. Om dit mogelijk te maken heeft de Minister van EZK een Interim Akkoord gesloten met Shell en Exxon. De Kamer is op 10 september geïnformeerd over het sluiten van het Interim Akkoord. Onderdeel van dit akkoord was de betaling van een voorlopig bedrag aan NAM van netto € 90 mln. Belastingen en winstafdrachten aan de Staat waren van toepassing op deze betaling, waardoor het brutototaal € 363 mln bedroeg (Kamerbrief over een aantal onderwerpen van de begrotingsbehandeling, 14 november 2019). Over de totstandkoming van het Interim Akkoord met Shell en Exxon heeft een vertrouwelijke technische briefing plaatsgevonden (op 20 februari 2020).

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De hogere bijdrage aan RVO.nl is veroorzaakt door hogere uitvoeringskosten van de schadeafhandeling, als gevolg van het grote aantal schadeafhandelingen in 2019. Deze uitvoeringskosten worden gedeclareerd bij de NAM. Aan de andere kant is het teveel aan RVO betaalde voorschot voor de afhandeling van het schadeproces Groningen in 2018 in mindering gebracht op de opdracht van 2019.

Ontvangsten

Uitvoeringskosten Schade

De bijdrage van de NAM voor uitvoeringskosten van de schadeafhandeling is in 2019 met € 66 mln toegenomen. RVO.nl voert voor de TCMG de schadeafhandeling uit. EZK is opdrachtgever voor RVO.nl en declareert de hogere uitvoeringskosten van € 53 mln bij de NAM. Daarnaast heeft de NAM in 2019 nog € 13 mln betaald voor de uitvoeringskosten over het 4e kwartaal 2018.

Aardgasbaten

In de raming van de gasbaten zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: bijstelling op basis van de meest recente prijsverwachting en de versnelling van de afbouw van de gaswinning in Groningen conform Kamerbrief van 8 februari 2019 (Kamerstuk 33 529, nr. 580). In totaal was de bijstelling hiervoor ‒ € 570 mln en zijn de aardgasbaten tegen het einde van het jaar circa € 200 mln extra lager uitgevallen. Verder werd het eigen vermogen van EBN met € 450 mln versterkt in 2019. Dit gebeurde via een lagere dividend-afdracht aan EZK. Deze versterking geeft EBN een robuustere buffer voor de afnemende inkomsten door de afbouw van de Groningen gaswinning en hoge verplichtingen voor aardbevingsschade- en opruimkosten. Daarnaast zijn de aardgasbaten opgehoogd met € 150 mln als gevolg van de bruto-vergoeding van € 363 mln aan de NAM naar aanleiding van het Interim Akkoord met Shell en Exxon ter snellere beëindiging van de Groninger gaswinning.

Tabel 35 Kengetallen aardgasbaten

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)1

26 mld Nm3

26 mld Nm3

24 mld Nm3

22 mld Nm3

20 mld Nm3

18 mld Nm3

16 mld Nm3

14 mld Nm3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore1

16

9

21

16

4

6

5

4

3. Aantal boringen productie onshore en offshore1

19

18

32

17

16

8

7

7

4. Productie aardgas totaal (in Nm3)1

74 mld Nm3

80 mld Nm3

66 mld Nm3

50 mld Nm3

48 mld Nm3

42 mld Nm3

35 mld Nm3

29 mld Nm3

5. Euro/dollarkoers2

1,28

1,33

1,33

1,11

1,11

1,13

1,18

1,12

6. Olieprijs (dollar/vat)2

111,7

108,7

101,4

52,5

43,3

54,0

70,9

61,0

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)3

24,0

26,0

21,3

19,8

13,6

16,6

21,5

14,9

X Noot
1

Bron: TNO

X Noot
2

Bron: CPB

X Noot
3

Bron: Gasterra

5. Niet-beleidsartikelen

Artikel 40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van EZK geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (directoraten-generaal en stafdirecties) en de diensten van EZK (ACM60, CPB en SodM). De uitgaven externe inhuur, de uitgaven aan ICT en bijdragen aan shared service organisaties (SSO's) zijn apart inzichtelijk gemaakt. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU de realisatiegegevens voor de bijdrage aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZK.

Tabel 36 Apparaatsuitgaven Kerndepartement Budgettaire gevolgen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

374.245

423.578

403.194

297.577

298.069

278.382

19.687

Uitgaven

374.245

423.578

403.194

297.577

298.069

278.382

19.687

Personele uitgaven

248.694

265.798

258.940

203.759

214.956

190.251

24.705

waarvan eigen personeel

199.484

215.140

225.316

165.163

179.851

165.146

14.705

waarvan inhuur externen

8.364

10.205

11.127

20.279

19.505

7.607

11.898

waarvan overige personele uitgaven

40.846

40.453

22.497

18.317

15.600

17.498

‒ 1.898

Materiele uitgaven

125.551

157.780

144.254

93.818

83.112

88.131

‒ 5.019

waarvan ICT1

6.255

9.137

7.451

3.200

8.284

20.278

‒ 11.994

waarvan bijdrage aan SSO's (exclusief DICTU)

38.878

36.899

32.257

13.914

14.794

15.738

‒ 944

waarvan DICTU

53.500

55.228

60.949

55.491

32.148

26.285

5.863

waarvan overige materiële uitgaven

26.918

56.516

43.597

21.213

27.886

25.830

2.056

        

Ontvangsten

42.425

27.742

25.893

28.284

26.426

25.426

1.000

X Noot
1

Het totaal van de ICT-uitgaven van het kerndepartement en de buitendiensten bestaat uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan SSO DICTU.

Toelichting op de verplichtingen en uitgaven

Personeel

Eigen personeel

Bij de eerste suppletoire begroting is extra personeelsbudget toegekend voor het eigen personeel van het Ministerie van EZK. Dit is met name voor de voorlichting over de Brexit (€ 1,1 mln) en personeelsgerelateerde uitgaven. Daarnaast is in de tweede suppletoire begroting het p-budget van de NCG verhoogd met (€ 5 mln). Bij eerste en tweede suppletoire begroting is verspreid over de directies van het kerndepartement personeelsbudget toegevoegd (€ 3,5 mln). Ook zijn er extra personeelsuitgaven die gedekt worden door IenW voor de kosten van het toezicht dat de ACM uitoefent op de vervoerssectoren spoor, loodsen, luchtvaart en personen (€ 2,3 mln). Tevens is er een verhoging van de personele budgetten van de directie Bedrijfsvoering vanwege aan de herinrichting gerelateerde aanpassingen (€ 2,5 mln).

Externe inhuur

De uitgaven voor externe inhuur zijn in 2019 hoger dan verwacht. Dit komt voornamelijk door extra inhuur voor ICT en organisatieadvies. Daarnaast is er meer ingehuurd dan in eerdere jaren doordat vacatures niet direct konden worden ingevuld vanwege de krapte op de arbeidsmarkt.

Materieel

ICT

Budget voor AVG (€ 5,6 mln) is verspreid over de andere materiële uitgaven gerealiseerd. Zo zijn deze middelen onder andere gebruikt voor een opdracht aan DICTU.

Toelichting op de ontvangsten

De realisatie op de ontvangsten van het apparaat van EZK in 2019 is € 26,4 mln. Dit is € 1 mln hoger ten opzichte van de Ontwerpbegroting. Belangrijkste oorzaak is dat SodM hogere ontvangsten heeft gerealiseerd (€ 0,6 mln). Dit is een inhaalslag geweest op de kosten die zijn doorberekend aan de markt voor vergunningverlening/retributies.

Tabel 37 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en Zelfstandige Bestuursorganen/Rechtspersonen met een wettelijke taak (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

374.244

423.578

403.194

297.577

298.069

278.382

19.687

Kerndepartement (beleid en staf)

291.083

327.705

308.055

202.092

192.549

186.685

5.864

Apparaatsuitgaven diensten:

       

Centraal Planbureau (CPB)

14.877

17.668

15.963

16.467

17.271

14.575

2.696

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

57.950

65.479

69.392

65.405

73.092

63.013

10.079

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

7.811

9.021

9.784

13.613

15.157

14.109

1.048

PIANOo (exclusief Programma)

2.523

3.705

     
        

Totaal apparaatskosten agentschappen

727.611

777.510

852.895

880.425

1.019.206

811.898

207.308

Agentschap Telecom (AT)

32.081

40.578

47.271

43.843

48.703

46.184

2.519

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

227.332

235.923

258.790

256.227

271.254

253.450

17.804

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

  

5.349

7.5611

8.480

9.663

‒ 1.183

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

468.198

501.009

541.485

574.143

690.769

502.601

188.168

        

Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's

819.569

792.514

813.071

845.606

861.037

850.499

10.538

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

180.159

181.329

185.596

187.362

187.3622

185.185

2.177

Stichting COVA

1.448

1.402

1.314

1.375

1.410

1.640

‒ 230

Raad voor de Accreditatie

13.968

13.856

13.572

14.415

14.374

9.707

4.667

Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

375

637

641

737

614

736

‒ 122

TNO

432.819

418.787

426.367

426.367

426.3673

421.683

4.684

Kamer van Koophandel (KvK)

190.800

176.503

185.581

215.350

230.910

231.548

‒ 638

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel en herrubricering.

X Noot
2

Realisatie 2019 van CBS is nog niet beschikbaar. Hierdoor is het bedrag van een jaar eerder opgenomen.

X Noot
3

Realisatie 2019 van TNO is nog niet beschikbaar. Hierdoor is het bedrag van een jaar eerder opgenomen.

Tabel 38 Extracomptabele tabel invulling taakstelling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

41.025

69.565

91.089

91.089

     

Totaal kerndepartement en diensten1

17.206

24.631

35.089

35.089

     

Agentschappen

    

DICTU

3.193

5.506

7.422

7.422

AT

289

552

845

845

RVO.nl

9.823

15.665

19.551

19.551

NEa

 

180

269

269

Totaal agentschappen

13.305

21.903

28.087

28.087

     

ZBO's en RWT's

    

CBS

4.627

10.556

12.869

12.869

Verispect/VSL

555

1.113

1.330

1.330

TNO

3.026

6.903

8.416

8.416

KvK

1.618

3.691

4.500

4.500

overig

688

768

798

798

Totaal ZBO's en RWT's

10.514

23.031

27.913

27.913

X Noot
1

De departementale taakstelling van het kerndepartement en diensten zijn zowel van toepassing op EZK als LNV. Deze taakstelling is verder niet uitgesplitst en ook zo opgenomen in het jaarverslag van LNV.

Artikel 41 Nog onverdeeld

Dit niet-beleidsartikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Tabel 39 Nominaal en onvoorzien: opbouw verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de vastgestelde begroting 2019, realisatie en het verschil (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2015

2016

2017

2018

2019

2019

2019

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

        

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Op dit artikel is geen sprake van realisatie. Bij de 1e suppletoire begroting 2019 is de loon- en prijsbijstellingstranche 2019 uitgekeerd. Deze bijstellingen zijn bij 2e suppletoire begrotingswet 2019 toebedeeld naar de relevante onderdelen.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf (BVP) wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering. De informatie opgenomen in de BVP is tot stand gekomen vanuit het departementale management control systeem en informatie uit audits van de Auditdienst Rijk (ADR). Deze bedrijfsvoeringparagraaf omvat drie paragrafen:

  • 1. uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen: (a) rechtmatigheid, (b) totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie, (c) financieel en materieel beheer en (d) overige aspecten van de bedrijfsvoering;

  • 2. rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen en

  • 3. belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

1. Uitzonderingsrapportage voor vier onderdelen

a. Rechtmatigheid

Vanuit de bij EZK bekende informatie zijn er fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

Uit de statistische steekproef van de ADR blijkt een bedrag aan waarschijnlijke fouten en onzekerheden in afgerekende voorschotten van € 51.940.205,- (kolom 6 tabel). Deze fouten bestaan uit onrechtmatigheden omdat niet aan alle subsidievoorwaarden is voldaan en onzekerheden bij de afwikkeling van voorschotten uit voorgaande jaren waarbij niet alle benodigde stukken konden worden achterhaald. Afgezet tegen het bedrag aan afgerekende voorschotten van € 1.124.398.000,- (kolom 2 tabel) blijft dit bedrag aan waarschijnlijke fouten beneden de norm van 5% (kolom 3 tabel). De ADR hanteert een statistische berekening die op basis van deze constateringen resulteert in een bedrag aan maximale (theoretische) fouten en onzekerheden dat wel de tolerantiegrens van € 56.220.000,- (=5%, kolom 3 tabel) overschrijdt. Om die reden moet de meest waarschijnlijke fout hier worden toegelicht.

1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(7)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

Saldibalans

      

Afgerekende voorschotten

1.124.398.000

56.220.000

30.312.000

21.628.205

51.940.205

4,6%

b. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Vanuit de bij EZK bekende informatie zijn er geen tekortkomingen in de totstandkoming van niet-financiële verantwoordingsinformatie die gerapporteerd moeten worden.

c. Financieel en materieel beheer

Opvolging aanbevelingen Algemene Rekenkamer 

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in haar rapport bij het jaarverslag 2018 het subsidiebeheer bij het kerndepartement en RVO.nl als onvolkomenheden aangemerkt. Hierop zijn verbeteracties uitgezet onder andere door dossier-vorming te verbeteren, controlebevindingen beter vast te leggen, het controle-protocol voor externe accountants te verduidelijken en meer reviews uitvoeren.

Nationale verklaring

Met de Nationale Verklaring geeft de Minister van Financiën, namens het kabinet, jaarlijks aan de Europese Commissie en de Tweede Kamer een verklaring af over het financieel beheer van middelen uit de Europese fondsen en de rechtmatigheid van financiële transacties en openstaande vorderingen (tot op het niveau van begunstigden). De onderliggende deelverklaring van EZK voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is op 11 maart 2020 afgegeven aan de Minister van Financiën en bevat geen beperkingen.

d. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Informatiebeveiliging

EZK heeft, conform de richtlijnen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties, op 14 februari 2020 een «Informatiebeveiligingsbeeld» afgegeven waar de status van de informatiebeveiliging in 2019 is omschreven. Zo zijn alle kritieke informatiesystemen van EZK beoordeeld op conformiteit met de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO). Uit die beoordeling blijkt dat er geen sprake is van zeer hoge risico's. Voor de als hoog gekwalificeerde risico's, zoals het actualiseren van risicoanalyses voor kritieke informatiesystemen en incidentmanagement, zijn maatregelen benoemd.

2. Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies

Uit actuele risicoanalyses blijkt dat voor alle subsidieregelingen opgenomen in de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies het (rest)risico van misbruik- of oneigenlijk gebruik door begunstigden als laag/aanvaardbaar is gekwalifi-ceerd. Bestaande maatregelen om subsidiefraude te bestrijden zijn onder andere: de tijdige opstelling van risicoanalyses ter bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies door begunstigden, het in voorkomende gevallen opvragen van controleverklaringen bij subsidieverantwoordingen, het bijhouden van een register van ernstige onregelmatigheden en het via de fraudecoördinator van RVO.nl melden van vermoedens van fraude bij het OM.

In 2019 is het departementale beleid ter voorkoming van misbruik en oneigelijk gebruik (M&O) van subsidies door subsidieontvangers in lijn gebracht met de kabinetsafspraken over het inrichten van een centraal M&O-register met een interdepartementale verwijsindex bij RVO.nl en de AVG.

Grote ICT projecten

Het Ministerie van BZK informeert de Tweede Kamer periodiek over departementale grote ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard openbaargemaakt en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Deze rapportageplicht geldt voor alle ICT-projecten waarvan de kosten tenminste € 5 mln bedragen. Lopende ICT-projecten zijn:

  • AMRI (vernieuwing bancair systeem ten behoeve van garantstellingen RVO.nl);

  • Kern Gezond (KvK);

  • MIVSP (Maritiem informatievoorzieningsplatform bij DG K&E);

  • DigiAT (Zaakgerichtwerken bij AT);

  • Phoenix+ (CBS);

  • Nieuw rekencentrum (CBS).

Externe inhuur

Het kabinet heeft de norm voor externe inhuur gesteld op maximaal 10% van de personele uitgaven. Voor EZK is het inhuurpercentage 24,2% (2018 EZK en LNV samen: 19,8%). De overschrijding wordt veroorzaakt door inhuur bij DICTU en RVO.nl. Het inhuurpercentage voor EZK over 2019 zonder DICTU en RVO.nl komt uit op: 9,5%. Bij DICTU is de aanleiding met name de behoefte aan specifieke ICT-expertise, vooral bij ontwikkeling van nieuwe applicaties. In geval van RVO.nl is de aanleiding een flexibele schil, om in spelen op fluctuaties in het opdrachtenpakket van diverse ministeries en de afhandeling van de schadeloosstellingsdossiers Groningen. Maatregelen zijn onder meer verscherpt toezicht op de duur van inhuur, interne trainingen, Rijkstrainee-programma’s en samenwerking met hogescholen en universiteiten.

Activiteiten Audit Committee

Het Audit Committee (AC) adviseert het departementaal management over de bedrijfsvoering waaronder het auditbeleid. Het AC is in 2019 viermaal bijeengekomen. Het AC bestond in 2019 uit de secretaris-generaal (voorzitter), de plaatsvervangend SG, twee directeuren-generaal, de Chief Economist, de algemeen directeur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en twee (vanaf 1 november 2019: drie) externe leden, de directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) en de ADR ondersteunen het AC. De Algemene Rekenkamer is agenda lid. Onderwerpen van overleg in 2019 waren: de auditplanning en controle-aanpak 2019 door de ADR, toezichtrapportages van FEZ over het financieel en materieel beheer, uitkomsten van ADR- en AR-controles en 4 strategische onderwerpen.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Schadeloosstellingen Groningen

Per 1 juli 2020 neemt het bij ministerieel besluit in te stellen Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) als zelfstandig bestuursorgaan het afhandelen van aardbevings-schadedossiers over van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG). De uitvoering blijft bij RVO.nl.

Versterkingsoperatie Groningen

Vanaf 16 oktober 2019 is de uitvoering van de versterkingsoperatie een verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 40 Departementale verantwoordingsstaat 2019 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) = (2) - (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

13.582.971

4.609.162

4.179.847

14.028.147

5.337.066

3.454.550

445.176

727.904

‒ 725.297

           
 

Beleidsartikelen

13.304.589

4.330.780

4.154.421

13.730.078

5.038.997

3.428.124

425.489

708.217

‒ 726.297

1

Goed functionerende economie en markten

197.060

196.389

31.062

265.347

251.492

19.559

68.287

55.103

‒ 11.503

2

Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

2.135.414

937.668

113.157

1.745.131

913.165

121.961

‒ 390.283

‒ 24.503

8.804

3

Toekomstfonds

145.275

177.977

28.500

132.206

124.308

33.448

‒ 13.069

‒ 53.669

4.948

4

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

10.686.729

2.878.275

2.232.211

10.752.857

2.925.027

2.390.399

66.128

46.752

158.188

5

Een veilig Groningen met perspectief

140.111

140.471

1.749.491

834.537

825.005

862.757

694.426

684.534

‒ 886.734

           
 

Niet-beleidsartikelen

278.382

278.382

25.426

298.069

298.069

26.426

19.687

19.687

1.000

40

Apparaat

278.382

278.382

25.426

298.069

298.069

26.426

19.687

19.687

1.000

41

Nog onverdeeld

0

0

0

0

0

0

0

0

0

8. Samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen

Tabel 41 Samenvattende verantwoordingsstaat 2019 inzake de baten-lastenagentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Agentschap Telecom

    

Totale baten

48.713

49.480

767

46.696

Totale lasten

48.713

50.700

1.987

46.578

Saldo van baten en lasten

0

‒ 1.220

‒ 1.220

118

     

Totale kapitaaluitgaven

7.113

6.043

‒ 1.070

3.675

Totale kapitaalontvangsten

6.000

3.535

‒ 2.465

6.653

     

Dienst ICT Uitvoering

    

Totale baten

284.200

309.923

25.723

285.894

Totale lasten

284.200

304.591

20.391

283.718

Saldo van baten en lasten

0

5.332

5.332

2.176

     

Totale kapitaaluitgaven

52.200

43.386

‒ 8.814

55.023

Totale kapitaalontvangsten

23.000

15.955

‒ 7.045

25.457

     

Nederlandse Emissieautoriteit

    

Totale baten

10.116

9.506

‒ 610

8.5831

Totale lasten

10.116

9.101

‒ 1.015

8.003

Saldo van baten en lasten

0

405

405

5801

     

Totale kapitaaluitgaven

1.700

140

‒ 1.560

140

Totale kapitaalontvangsten

1.300

31

‒ 1.269

0

     

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

    

Totale baten

514.005

703.664

189.659

596.381

Totale lasten

514.005

703.243

189.238

588.361

Saldo van baten en lasten

0

421

421

8.020

     

Totale kapitaaluitgaven

20.499

13.247

‒ 7.252

12.800

Totale kapitaalontvangsten

12.500

8.239

‒ 4.261

8.526

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel en herrubricering.

De Regeling agentschappen en de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2020 laten enige ruimte voor interpretatie ten aanzien van de vraag wat als omzet van een baten-lastenagentschap kan of dient te worden aangemerkt. In bepaalde gevallen is hieraan daarom via de begrotingswet nadere invulling gegeven. Bij de herziening van de regelgeving in 2020 e.v. zullen verduidelijkingen worden aangebracht, zodat voortaan alleen bijdragen die een directe relatie hebben met geleverde producten/diensten als omzet kunnen worden verantwoord en het niet meer nodig is in de begrotingswet nadere duiding te geven aan het begrip omzet. Om dit over 2020 mogelijk te maken, zullen door de regering voorstellen worden ingediend om de inmiddels door de Staten-Generaal goedgekeurde begrotingen bij suppletoire wet aan te passen in lijn met deze voorgenomen herziening. Om ook over 2019 een transparant beeld te geven, is in de toelichting bij de jaarrekening van elk agentschap een nadere specificatie opgenomen van de gerealiseerde omzet, waaruit aard en omvang duidelijk blijken.

9. Jaarverantwoording baten-lastenagentschappen per 31 december 2019

Aansluiting realisatie agentschappen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met financiering door moederdepartement

Door een vergelijking van de «bijdrage moederdepartement (EZK)» uit tabel A met de bijdragen die vermeld zijn in de tabel B is de aansluiting te maken tussen de realisaties in de agentschapsparagraaf en de bijdragen die op de beleidsartikelen zijn gerealiseerd.

Tabel 42 A - Realisatie agentschappen 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Bijdrage moederdepartement (EZK)

Bijdrage overige departementen

Bijdrage derden

Overige baten

Totale baten

Agentschap Telecom

23.378

1.455

23.121

1.526

49.480

Dienst ICT Uitvoering

218.515

89.925

1.483

0

309.923

Nederlandse Emissieautoriteit

5.927

3.401

0

178

9.506

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

300.815

365.040

34.508

3.301

703.664

Totaal

548.635

459.821

59.112

5.005

1.072.573

Tabel 43 B - Bijdragen aan agentschappen per beleidsartikel (realisatie 2019) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Agentschap Telecom

24.050

art. 1 Goed functionerende economie en markten

23.576

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

474

Dienst ICT Uitvoering

218.515

art. 40 Apparaat

29.361

Bijdrage agentschappen en diensten

189.154

Nederlandse Emissieautoriteit

5.962

art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

5.962

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

283.328

art. 1 Goed functionerende economie en markten

11.238

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

91.771

art. 3 Toekomstfonds

8.724

art. 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

66.634

art. 5 Een veilig Groningen met perspectief

96.400

art. 40 Apparaat

8.561

Subtotaal

531.855

af: doorbelasting aan agentschappen door DICTU

‒ 189.154

Totale bijdrage EZ-begroting

342.701

Opmerkingen bij verschillen tussen realisatiestanden in tabel A en tabel B

Agentschap Telecom

Het verschil van € 0,7 mln wordt veroorzaakt doordat voor enkele projecten waarvoor bevoorschotting heeft plaatsgevonden de werkzaamheden later in de tijd worden uitgevoerd.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Het verschil bij RVO wordt voornamelijk veroorzaakt door het volgende:

  • DG Groningen Bovengronds financiert een meerwerkopdracht van € 8,0 mln door het restant van de bevoorschotting 2018.

  • Een deel van de bijdrage aan RVO voor Inkoop Uitvoering Centrum wordt gefinancierd vanuit beleidsartikel LNV (€ 7,2 mln).

Agentschap Telecom (AT)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap AT per 31 december 2019

Agentschap Telecom staat voor de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de IT- en telecommunicatienetwerken, zodat Nederland veilig verbonden is. De economische en maatschappelijke afhankelijkheid van en verwevenheid met deze infrastructuren groeit. Het agentschap signaleert dat de doorontwikkeling van 4G mobiele netwerken en de komst van 5G leidt tot een telecomtransitie. Het agentschap draagt met haar kernactiviteiten bij aan de doelstellingen van het kabinet, zoals onder andere benoemd in het Actieplan digitale connectiviteit, door te zorgen voor randvoorwaarden voor goede continuïteit van telecommunicatie in Nederland.

In deze jaarverantwoording voor u het inzicht in de financiële staat van het agentschap.

Tabel 44 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap AT (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

48.713

47.954

‒ 759

43.522

waarvan omzet moederdepartement

24.526

23.378

‒ 1.148

18.866

waarvan omzet overige departementen

1.232

1.455

223

1.423

waarvan omzet derden

22.955

23.121

166

23.233

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

1.524

1.524

3.174

Rentebaten

0

2

2

0

Totaal baten

48.713

49.480

767

46.696

     

Lasten

    

Apparaatskosten

46.184

48.703

2.519

43.843

Personele kosten

28.801

31.270

2.469

28.812

waarvan eigen personeel

23.872

25.543

1.671

24.039

waarvan inhuur externen

2.652

3.280

628

2.971

waarvan overige personele kosten

2.277

2.447

170

1.802

Materiële kosten

17.383

17.433

50

15.031

waarvan apparaat ICT

0

225

225

0

waarvan bijdrage aan SSO's

9.532

13.338

3.806

9.969

waarvan overige materiële kosten

7.851

3.870

‒ 3.981

5.062

Afschrijvingskosten

2.404

1.935

‒ 469

2.293

Materieel

1.775

1.586

‒ 189

2.153

waarvan apparaat ICT

0

435

435

0

Immaterieel

629

348

‒ 281

140

Dotaties voorzieningen

75

236

161

62

Overige kosten

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

‒ 220

‒ 220

358

Rentelasten

50

46

‒ 4

22

Totaal lasten

48.713

50.700

1.987

46.578

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

‒ 1.220

‒ 1.220

118

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

‒ 1.220

‒ 1.220

118

Toelichting op het saldo van baten en lasten

Het boekjaar 2019 is afgesloten met een verlies van € 1,2 mln. Dit bedrag komt voor € 0,7 mln op rekening van Caribisch Nederland en maakt onderdeel uit van de afbouw van de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’. Deze post op de balans van het agentschap geeft, in overeenstemming met de gehanteerde werkwijze in voorgaande jaren, het bedrag weer dat met de tarieven voor Caribisch Nederland moet worden verrekend.

Het resultaat AT bedraagt, na aftrek van het resultaat Caribisch Nederland, ‒ € 0,5 mln.

Toelichting op de baten

Tabel 45 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Structurele bijdragen moederdepartement

    

Beleidsopdrachten

6.310

6.120

‒ 190

7.050

Toezichttaken

12.490

14.143

1.653

10.077

Subtotaal structurele bijdragen

18.800

20.263

1.463

17.127

     

Incidentele bijdragen

0

0

0

0

Projecten

5.726

3.115

‒ 2.612

1.739

Subtotaal projecten

5.726

3.115

‒ 2.612

1.739

     

Totaal omzet moederdepartement

24.526

23.378

‒ 1.148

18.866

De omzet moederdepartement bestaat uit de structurele vergoedingen die worden ontvangen van EZK voor de uitvoering van beleidsopdrachten en toezichtstaken. De toename ten opzichte van de begroting wordt verklaard door de nominale stijging van het uurtarief in 2019 met 9,33%.

De incidentele bijdragen bestaan uit projecten die worden uitgevoerd voor beleidsdirecties. In 2019 zijn de materiele kosten voor de uitvoering van deze projecten lager dan begroot.

Voorbeelden van beleidsprojecten zijn: Uitgifte radiovergunningen, Multibandveiling, Onderzoek Windturbines en Structurele implementatie LSA.

Tabel 46 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Vergunninghouders en overige

18.996

18.930

‒ 66

18.757

- vaste verbindingen

2.388

2.084

‒ 304

2.541

- mobiele communicatie

4.714

4.988

274

4.356

- (openbare) (mobiele) elektronische communicatie

1.954

2.056

102

2.013

- radiodeterminatie

44

4

‒ 40

33

- radiozendamateurs

5

5

0

6

- omroep

5.689

5.044

‒ 645

5.410

- overige/verlengingen

1

0

‒ 1

0

- examens

147

169

22

147

- verklaringen, keuringen en erkenningen

0

6

6

2

- randapparatuur

1.901

1.791

‒ 110

1.769

- registratie RZAM en Maritiem

2.156

2.783

627

2.480

Satellietoperators

485

489

4

380

Ministerie van Defensie

1.314

1.411

97

1.314

Ministerie van V&J

305

335

30

305

Ministerie van I&M

507

558

51

507

Caribisch Nederland (CN)

1.200

1.325

125

1.927

WELMEC secretariaat

0

0

0

0

Hercontrole meetinstrumenten

50

59

9

44

Subsidie 5G

98

14

‒ 84

0

     

Totaal omzet derden

22.955

23.121

166

23.233

De gerealiseerde omzet derden is in het algemeen in overeenstemming met de vastgestelde begroting. Er is overall sprake van een afwijking kleiner dan 1%. Het toepassen van tariefdifferentiatie per vergunningscategorie (variantie + of ‒ 10%) bij het opstellen van de Regeling vergoedingen 2019 heeft tot gevolg dat er een aantal verschillen is ontstaan ten opzichte van de agentschapsbegroting.

Bijzondere baten

De realisatie in 2019 bestaat uit de vrijval van vooruit ontvangen gelden voor de financiering van de kosten voor Digi-AT. Daarnaast is besloten om, in het kader van het kostendekkend werken op Caribisch Nederland, de frequentievergoedingen 2017 en 2018 voor een bedrag van € 1,1 mln niet meer in rekening te brengen bij de houders van een mobiele concessie.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten zijn € 2,5 mln hoger dan de vastgestelde begroting. In hoeveelheid (q) wordt dit vooral veroorzaakt door de uitvoering van een bovengemiddeld aantal incidentele projecten (in uren) voor de opdrachtgevers. De gerealiseerde gemiddelde bezetting in fte inclusief externe inhuur bedraagt 335,0 fte (begroot: 327,6 fte). De gerealiseerde gemiddelde loonsom (intern- en extern personeel) is 6,0% hoger dan de begroting, ten gevolge van CAO-loonbijstellingen en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch personeel (hogere schalen) vergen. Het percentage externe inhuur bedraagt 11%.

Materiële kosten

In het kader van uniformiteit binnen de verantwoording van EZK heeft het agentschap een aantal wijzigingen aangebracht in de presentatie. Dit is onder meer terug te zien in de post ‘waarvan bijdrage aan SSO’s’ die om die reden afwijkt van de agentschapsbegroting. De materiële kosten zijn op hoofdlijnen in overeenstemming met de agentschapsbegroting. Meer in detail is er sprake van een duidelijke toename van de reguliere beheerskosten ICT. De materiele kosten voor de uitvoering van projecten voor opdrachtgevers, m.n. Multibandveiling, zijn lager.

Rentelasten

De rentelasten zijn in overeenstemming met de begroting.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot doordat de in 2018 voorgenomen investeringen voor een deel niet zijn gerealiseerd. Ook de gerealiseerde investeringen in 2019 liggen 25% onder de begroting. Een aantal investeringen is door diverse omstandigheden niet meer in 2019 gerealiseerd (o.a. inbouw 12 peilauto’s, PAN6000).

Overige lasten

De overige lasten bestaan uit dotaties op de voorzieningen ambtsjubileum, dubieuze debiteuren en de subsidieverlening voor Caribisch Nederland. Daarnaast is er een correctie geboekt op de inkoopfacturen 2018.

Tabel 47 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

11.051

8.629

Immateriële vaste activa

5.474

3.133

Materiële vaste activa

5.577

5.496

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

4.750

74

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

827

5.422

Vlottende activa

19.412

22.805

Voorraden en onderhanden projecten

0

7

Debiteuren

4.270

2.893

Overige vorderingen en overlopende activa

1.851

1.345

Liquide middelen

13.291

18.560

Totaal activa

30.463

31.434

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

‒ 496

1.035

Exploitatiereserve

724

916

Onverdeeld resultaat

‒ 1.220

119

Voorzieningen

567

596

Langlopende schulden

10.053

9.933

Leningen bij het Ministerie van Financiën

10.053

9.933

Kortlopende schulden

20.339

19.870

Crediteuren

2.605

4.031

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

1.720

6.603

Overige schulden en overlopende passiva

16.014

9.236

Totaal passiva

30.463

31.434

Activa

Immateriële vaste activa

De toename in immateriële vaste activa wordt verklaard door de investeringen van het agentschap in het kader van ICT-projecten (o.a. Digi-AT).

Materiele vaste activa

In het kader van uniformiteit binnen de verantwoording van EZK heeft het agentschap een aantal wijzigingen aangebracht in de presentatie. Dit verklaart de verschuiving van overige materiele vaste activa naar installaties en inventarissen.

Liquide middelen

De afname in liquide middelen wordt veroorzaakt door vrijval van vooruit ontvangen gelden voor projecten die in 2018 zijn gefinancierd waarvan de uitvoering in 2019 is gerealiseerd.

Passiva

Tabel 48 Ontwikkeling eigen vermogen (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

Omzet, excl. rente- en bijzondere baten

40.671

43.522

47.954

Gemiddelde omzet over 3 jaar

37.914

40.759

44.049

    

Stand eigen vermogen na resultaatsbestemming

 

‒ 187

289

Eenmalige storting moederdepartement

 

1.103

435

Exploitatiereserve

958

916

724

Resultaat

‒ 2.409

119

‒ 1.220

Eigen vermogen

‒ 1.451

1.035

‒ 496

Het eigen vermogen van het agentschap na resultaatsbestemming 2018 bedraagt € 0,3 mln. Voor de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ is dat een bedrag van € 2,7 mln (op de balans onderdeel van Overige schulden en overlopende passiva). In 2019 heeft AT een eenmalige storting ontvangen van het moederdepartement voor de kosten AVG. De exploitatiereserve heeft daarmee een omvang van € 0,7 mln.

Het resultaat 2019 van ‒ € 1,2 mln bestaat uit een verlies op Caribisch Nederland van € 0,7 mln en een verlies van € 0,5 mln bij het agentschap. Het voornemen is om het verlies Caribisch Nederland te verrekenen met de post ‘te verrekenen met Caribisch Nederland’ en het verlies van het agentschap af te boeken op het eigen vermogen.

Tabel 49 Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2019

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2019

Dubieuze debiteuren

274

264

0

0

539

Ambtsjubilea

596

‒ 28

0

0

567

Totaal

870

236

0

0

1.106

Leningen bij het Ministerie van Financiën

Voor de investeringen in vaste activa leent het agentschap bij het Ministerie van Financiën. De toename in de omvang van de leningen is vooral ontstaan door de financiering van de ICT-projecten van het agentschap.

Kortlopende schulden

De post kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën bestaat uit de aflossingen op de lopende leningen bij het Ministerie van Financiën voor het boekjaar 2020.

Tabel 50 Aandeel moederdepartement, overige departementen en derden in vorderingen en schulden (bedragen x € 1.000)
 

Moeder-departement

Overige departementen/ agentschappen

Derden

Debiteuren

0

0

4.270

Overige vorderingen en overlopende activa

0

0

1.851

Liquide middelen

13.291

0

0

Totaal vorderingen

13.291

0

6.121

Crediteuren

0

0

2.605

Overige schulden en overlopende passiva

5.721

1.306

8.987

Totaal schulden

5.721

1.306

11.592

Tabel 51 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

5.815

18.559

12.744

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

48.713

47.284

‒ 1.429

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 46.309

‒ 50.044

‒ 3.735

2.

Totaal operationele kasstroom

2.404

‒ 2.760

‒ 5.164

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 6.000

‒ 4.439

1.561

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 6.000

‒ 4.439

1.561

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

‒ 344

‒ 344

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

435

435

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 1.113

‒ 1.260

‒ 147

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

6.000

3.100

‒ 2.900

4.

Totaal financieringskasstroom

4.887

1.931

‒ 2.956

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

7.106

13.291

6.185

Toelichting kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2019 heeft het agentschap voor een bedrag van € 4,4 mln geïnvesteerd in materiële vaste activa, zoals elektronische apparatuur en antennes en in immateriële vaste activa voor onder meer het project Digi-AT.

Financieringsstroom

AT heeft in 2019 van het moederdepartement een eenmalige storting ontvangen voor de financiering van de kosten AVG. Voor de financiering van de begrote investeringen is een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de investeringen en het beroep op de leenfaciliteit wordt verklaard doordat voor het project Digi-AT al in 2018 is geleend.

Tabel 52 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

Kostprijzen per product (wijziging tarieven Regeling Vergoedingen)

‒ 3,68%

‒ 2,33%

0,64%

1,30%

5,00%

Tarieven/uur

‒ 1,22%

‒ 1,86%

‒ 2,45%

6,91%

7,45%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

296,2

294,3

299,2

303,8

294,9

Saldo van baten en lasten (%)

7%

‒ 6%

0%

‒ 2%

0%

Personeelskosten per fte

€ 73.048

€ 77.102

€ 79.506

€ 85.912

€ 80.960

Percentage declarabiliteit

73,0%

73,5%

74,6%

75,2%

70,7%

Percentage afgehandelde vergunningaanvragen binnen 8 weken

96%

97%

98%

98%

95%

Percentage eerste contact met melder storingsklachten van levensbelang < 4 uur

100%

100%

100%

100%

100%

Percentage eerste contact met melder storingsklachten van maatschappelijk belang < 12 uur

100%

95%

100%

93%

98%

Percentage eerste contact met melder storingsklachten van individueel belang < 3 werkdagen

100%

98%

97%

97%

90%

Percentage gegrond verklaarde bezwaarschriften

5%

4%

2%

8%

5%

Aantal klachten

7

9

7

8

7

Verzuimpercentage

4,7%

5,8%

3,3%

3,4%

4,1%

Toelichting

Personeelskosten per FTE

De gerealiseerde gemiddelde personeelskosten per FTE zijn circa € 5.000 hoger dan de begroting. Dit is vanwege CAO-loonbijstellingen en doordat de nieuwe taken van het agentschap zeer specialistisch (extern) personeel vergen (hogere schalen en uurtarieven).

Vitaliteit en verzuim: blijvende aandacht

Het agentschap heeft blijvend aandacht voor vitaliteit en verzuim. In 2017 is een aanpak gekozen die geleid heeft tot een dalende trend in het verzuimpercentage. Om deze dalende lijn vast te houden en verzuim in de toekomst te voorkomen zijn verschillende afspraken gemaakt of gecontinueerd. Zo worden de verzuimcijfers maandelijks besproken in het directieoverleg en met een vertegenwoordiger van de OR en HRM.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap DICTU per 31 december 2019
Tabel 53 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap DICTU (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

284.200

309.923

25.723

285.062

waarvan omzet moederdepartement

202.700

218.515

15.815

240.425

waarvan omzet overige departementen

81.200

89.925

8.725

44.349

waarvan omzet derden

300

1.483

1.183

288

Vrijval voorzieningen

0

0

0

832

Bijzondere baten

0

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

0

Totaal baten

284.200

309.923

25.723

285.894

     

Lasten

    

Apparaatskosten

253.450

271.254

17.804

256.227

Personele kosten

148.550

174.194

25.644

158.572

waarvan eigen personeel

71.000

69.174

‒ 1.826

61.018

waarvan inhuur externen

77.550

104.451

26.901

97.254

waarvan overige personele kosten

0

569

569

300

Materiële kosten

104.900

97.060

‒ 7.840

97.655

waarvan apparaat ICT

23.200

22.965

‒ 235

36.484

waarvan bijdrage aan SSO's

17.500

19.105

1.605

13.561

waarvan overige materiële kosten

64.200

54.990

‒ 9.210

47.610

Afschrijvingskosten

29.200

30.481

1.281

25.737

Materieel

11.700

15.618

3.918

11.302

waarvan apparaat ICT

11.700

15.618

3.918

0

Immaterieel

17.500

14.863

‒ 2.637

14.435

Dotaties voorzieningen

1.500

2.847

1.347

1.746

Overige kosten

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

0

0

0

Rentelasten

50

9

‒ 41

8

Totaal lasten

284.200

304.591

20.391

283.718

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

5.332

5.332

2.176

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

5.332

5.332

2.176

Toelichting op de baten

De omzet op totaalniveau komt € 25,7 mln hoger uit dan begroot, waarbij vooral de omzet moederdepartement met € 15,8 mln boven de vastgestelde begroting uitkomt. Ten opzichte van 2018 is een verschuiving zichtbaar tussen de posten waarvan omzet moederdepartement en waarvan omzet overige departementen. Deze verschuiving wordt veroorzaakt door de splitsing tussen de departementen Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Hierbij wordt de omzet van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) niet langer onder waarvan omzet moederdepartement maar onder waarvan omzet overige departementen verantwoord.

De verdeling per productgroep wordt in de onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 54 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Applicatiebeheer

35.800

27.492

‒ 8.308

36.325

Ontwikkelopdrachten

40.500

49.386

8.886

47.630

Infrabeheer

41.000

40.793

‒ 207

46.919

Werkplekservices

35.100

38.323

3.223

38.480

Overige omzet

8.300

17.596

9.296

22.225

Generieke eBS

6.500

4.933

‒ 1.567

6.788

Indirect

35.500

39.992

4.492

42.058

Totaal

202.700

218.515

15.815

240.425

De verschuiving ten opzichte van 2018 van de omzet van de producten applicatiebeheer, infrabeheer en werkplekservices moederdepartement en overige departementen is het gevolg van de splitsing van de departementen Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De hogere omzet dan begroot bij het product ontwikkelopdrachten komt door de aanschaf van licenties voor een nieuw documentatiesysteem voor het kerndepartement, ontvlechting EZK-LNV fase 2 en een hogere omzet voor de dienst ToegangsVerleningsService bij RVO.nl. De hogere omzet dan begroot bij het product overige omzet (€ 9,3 mln) wordt met name veroorzaakt door de ontwikkeling van de dienst Rijkszaak bij Agentschap Telecom en het Kerndepartement.

Tabel 55 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Applicatiebeheer

6.400

16.985

10.585

10.355

Ontwikkelopdrachten

8.800

11.763

2.963

5.261

Infrabeheer

24.200

13.288

‒ 10.912

4.245

Werkplekservices

14.600

13.825

‒ 775

154

Overige omzet

11.200

16.002

4.802

16.576

Generieke eBS

1.800

1.608

‒ 192

0

Indirect

14.200

16.454

2.254

7.758

Totaal

81.200

89.925

8.725

44.349

De hogere omzet dan begroot bij overige departementen van € 8,7 mln komt met name door een hogere omzet bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van LNV voor het programma Procesvernieuwing, Informatie en ICT (PI&I). Daarnaast is een hogere omzet gerealiseerd bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de implementatie van Rijkszaak bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het CIBG. DICTU verantwoordt in deze tabel Zaak Gericht Werken op de regel Overige omzet.

Omzet derden

De omzet derden is € 1,2 mln hoger dan begroot. Dit betreft een opdracht voor de uitrol van Rijkszaak bij de Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO).

Toelichting op de lasten

Personele Kosten

De personele kosten zijn € 25,6 mln hoger dan begroot. De lagere realisatie dan begroot bij de post eigen personeel wordt veroorzaakt doordat het lastig is gebleken om vacatures voor specialistische ICT-functies te vervullen. DICTU is er wel in geslaagd om het eigen personeelsbestand ten opzichte van 2018 netto met 58 fte te laten groeien, waarmee de doelstelling om meer kennis binnen het ambtenarenbestand te borgen is gehaald. De stijging van externe inhuur komt door een grotere behoefte dan voorzien aan tijdelijke capaciteit om te voldoen aan de gestegen vraag van klanten van DICTU voor de uitrol van Rijkszaak en beheer Cloudwerkplek. De hogere kosten van externe inhuur zijn met name gemaakt in de eerste helft van 2019. In de tweede helft van 2019 zijn deze kosten gedaald.

Materiele kosten

De materiële kosten vallen lager uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een daling van de post waarvan overige materiële kosten. Dit komt doordat licenties goedkoper zijn aangeschaft dan verwacht en onderhoudskosten CloudWerkplek lager zijn uitgevallen.

Dotaties voorzieningen

Dotaties aan voorzieningen valt hoger uit doordat een nieuwe voorziening is getroffen van € 2,5 mln voor de afwikkeling van enkele verlieslatende contracten.

Het resultaat van DICTU over het jaar 2019 is € 5,3 mln positief.

Tabel 56 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

67.758

81.626

Immateriële vaste activa

33.362

37.778

Materiële vaste activa

34.396

43.848

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

29.496

36.183

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

4.900

7.665

Vlottende activa

70.218

73.136

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

17.984

33.757

Overige vorderingen en overlopende activa

33.358

19.953

Liquide middelen

18.876

19.426

Totaal activa

137.976

154.762

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

13.310

7.978

Exploitatiereserve

7.978

5.802

Onverdeeld resultaat

5.332

2.176

Voorzieningen

3.383

1.000

Langlopende schulden

43.716

56.272

Leningen bij het Ministerie van Financiën

43.716

56.272

Kortlopende schulden

77.567

89.512

Crediteuren

3.431

12.141

Belastingen en premies sociale lasten

0

0

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

27.877

26.138

Overige schulden en overlopende passiva

46.259

51.233

Totaal passiva

137.976

154.762

Tabel 57 Specificatie Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Debiteuren

19.239

35.566

Voorziening debiteuren

‒ 1.255

‒ 1.800

Nog te verwerken ontvangsten

0

‒ 9

Totaal

17.984

33.757

De doelstelling voor 2019 om de debiteurenstand ten opzichte van 2018 te verlagen is behaald. DICTU heeft het afgelopen jaar veel geïnvesteerd in het aanmanen van opdrachtgevers waardoor het saldo openstaande facturen na vervaldatum aanmerkelijk lager is.

Tabel 58 Specificatie Debiteurenrekening naar klantgroepen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Moederdepartement

11.379

26.590

Overige departementen

7.714

8.901

Derden

146

75

Totaal

19.239

35.566

Tabel 59 Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Moederdepartement

2.045

2.334

Overige departementen

2852

325

Derden

28.461

17.294

Totaal

33.358

19.953

Onder de balanspost Overige vorderingen en overlopende activa worden de nog te factureren omzet en de vooruitbetaalde kosten verantwoord. De hogere post Overige departementen wordt veroorzaakt door de eerdergenoemde splitsing van de departementen EZK en LNV. De hogere post Derden in 2019 betreft vooral meerjarige contracten met softwareleveranciers, waarvan eind 2019 diverse zijn vernieuwd.

Tabel 60 Voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2019

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2019

Voorziening reorganisatiekosten

1.000

182

‒ 343

0

839

Overige Voorzieningen

0

2.544

0

0

2.544

Er is een nieuwe voorziening getroffen voor de afwikkeling van enkele verlieslatende contracten.

Tabel 61 Tabel vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

1. Eigen vermogen per 1/1

259

1.392

5.802

7.978

2. Saldo baten en lasten

1.133

4.410

2.176

5.332

3. Directe mutaties in het eigen vermogen

0

0

0

0

‒ 3a Uitkering aan moederdepartement

    

‒ 3b Bijdrage door moederdepartement ter versterking eigen vermogen

    

‒ 3c Overige mutaties

    

4. Eigen vermogen per 31/12

1.392

5.802

7.978

13.310

Omzet

253.844

283.343

285.061

309.923

Vermogensplafond (5%)

11.559

12.957

13.704

14.639

Het eigen vermogen van DICTU bedraagt ultimo 2019 € 13,3 mln, zijnde 4,5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar. De omvang van het eigen vermogen blijft daarmee binnen de kaders die de Regeling Agentschappen hieraan stelt (maximaal 5%).

Tabel 62 Specificatie Crediteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Moederdepartement

806

1.170

Overige departementen

32

578

Derden

2.593

10.393

Totaal

3.431

12.141

De post crediteuren is aanzienlijk lager dan eind 2018, vooral ten gevolg van de verbeterde betaaldiscipline van DICTU. Over heel 2019 is 98,4% van de facturen binnen 30 dagen betaald, ruim boven de norm van 95%. Daarnaast zijn lang openstaande facturen opgeschoond.

Tabel 63 Specificatie Overige verplichtingen en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Moederdepartement

17.317

33.522

Overige departementen

31.219

27.582

Derden

25.600

16.267

Totaal

74.136

77.371

Tabel 64 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

19.158

19.426

268

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

284.200

302.679

18.479

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 255.000

‒ 275.801

‒ 20.801

2.

Totaal operationele kasstroom

29.200

26.594

‒ 2.606

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 23.000

‒ 17.248

5.752

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

635

635

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 23.000

‒ 16.329

6.671

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 29.200

‒ 26.138

3.062

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

23.000

15.320

‒ 7.680

4.

Totaal financieringskasstroom

‒ 6.200

‒ 10.818

‒ 4.618

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

19.158

18.873

‒ 285

Toelichting kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie van DICTU is eind 2019 € 0,3 mln lager dan begroot. Dit is het resultaat van de volgende kasstromen:

Operationele kasstroom

Het saldo van de ontvangsten en uitgaven is € 2,6 mln lager dan begroot.

Investeringskasstroom

Het investeringsniveau is € 6,7 mln lager dan begroot doordat er minder investeringen zijn gedaan dan voorzien. Daarnaast zijn enkele activa versneld afgeschreven.

Financieringskasstroom

In 2019 is er voor € 26,1 mln aan leningen afgelost. Daarnaast is er voor € 15,3 mln aan nieuwe leningen afgesloten. Per saldo is de financieringskasstroom € 4,6 mln lager dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er een kleiner beroep op de leenfaciliteit is gedaan dan begroot.

Tabel 65 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

Kostprijzen per product (groep)

     

a. Basistarief werkplek VKA

2.520

2.520

2.602

  

b. Basistarief werkplek CW

  

3.637

3.746

3.061

Tarieven/uur

     

a. Senior medew. (ontwikkeling)

92

96

100

101

101

b. Medior medew. (bouw)

72

76

78

80

80

c. Junior medew. (test en Beheer)

62

65

67

69

68

Indicatoren

     

FTE-totaal (excl. externe inhuur)1

562

643

710

775

768

Saldo van baten en lasten (%)2

0,40%

1,60%

0,80%

1,75%

0,00%

Aantal werkplekken VKA

13.178

11.552

6.599

  

Aantal werkplekken CW3

  

6.868

13.343

13.000

Verambtelijking4

44,70%

49,80%

52,30%

54%

 
X Noot
1

Gemiddeld aantal fte gedurende het jaar.

X Noot
2

Saldo als percentage van de baten.

X Noot
3

Aantal ultimo het jaar.

X Noot
4

Betreft het aantal fte ambtelijk personeel gedeeld door het totaal aantal fte, ultimo het jaar.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap NEa per 31 december 2019
Tabel 66 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap NEa ( bedragen x € 1.000)
 

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

10.116

9.328

‒ 788

8.0191

waarvan omzet moederdepartement

7.760

5.927

‒ 1.833

4.9011

waarvan omzet overige departementen

2.356

3.401

1.045

3.1181

waarvan omzet derden

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

178

178

564

Rentebaten

0

0

0

0

Totaal baten

10.116

9.506

‒ 610

8.5831

     

Lasten

    

Apparaatskosten

9.663

8.480

‒ 1.183

7.5611

Personele kosten

6.819

6.265

‒ 554

5.5351

waarvan eigen personeel

5.974

5.177

‒ 797

5.0261

waarvan inhuur externen

565

461

‒ 104

329

waarvan overige personele kosten

280

627

347

180

Materiële kosten

2.844

2.215

‒ 629

2.0261

huur gebouwen RVB

0

0

0

263

waarvan apparaat ICT

825

477

‒ 348

221

waarvan bijdrage aan SSO's

990

865

‒ 125

9771

waarvan overige materiële kosten

1.029

873

‒ 156

565

Afschrijvingskosten

453

618

165

441

Materieel

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

Immaterieel

453

618

165

441

Dotaties voorzieningen

0

0

0

0

Overige kosten

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

3

3

0

Rentelasten

0

0

0

1

Totaal lasten

10.116

9.101

‒ 1.015

8.003

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

405

405

5801

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

405

405

5801

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel en herrubricering.

Foutherstel en herrubricering 2018

In 2019 heeft de NEa geconstateerd dat reeds ultimo 2017 het eigen vermogen hoger was dan het toegestane percentage van 5% over de gemiddelde omzet over de laatste drie jaar. Het surplus bedraagt € 0,587 mln en moet aan de voormalige eigenaar van de NEa, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), worden uitgekeerd. Deze door de Regeling agentschappen voorgeschreven uitkering was echter niet als schuld in de jaarrekening 2018 opgenomen. Hiervoor is in de jaarrekening 2019 foutherstel toegepast. Dit foutherstel is retrospectief verwerkt waarbij de vergelijkende cijfers 2018 zijn aangepast. Het effect op het eigen vermogen per 31 december 2018 is € 0,587 mln negatief (directe vermogensmutatie). Daartegenover staat een hoger bedrag ultimo 2018 voor «Overige schulden en overlopende passiva» van € 0,587 mln voor de uitkering van het surplus eigen vermogen 2017 aan de voormalige eigenaar IenW. De daadwerkelijke uitbetaling hiervan heeft niet in 2019 plaatsgevonden, maar vindt plaats in 2020.

Daarnaast is ook in 2019 vastgesteld dat het niet-gerealiseerde deel van de opdrachten van 2017 van IenW en EZK, dat alsnog met toestemming van de opdrachtgevers ingezet mocht worden in 2018, niet bij de omzet 2018 in ogenschouw was genomen. Tevens was de afrekening van de geleverde prestaties over 2018 met deze opdrachtgevers abusievelijk niet verwerkt in de jaarrekening 2018 van de NEa. Ook hiervoor is in de jaarrekening 2019 foutherstel toegepast en retrospectief verwerkt waarbij de vergelijkende cijfers 2018 zijn aangepast. Per saldo leidt deze correctie tot een hogere omzet 2018, hoger resultaat 2018 en hoger eigen vermogen ultimo 2018 van € 0,284 mln (€ 0,343 mln heeft betrekking op IenW en -/- € 0,059 mln op EZK). Daartegenover staat een lager bedrag ultimo 2018 voor «Overige schulden en overlopende passiva» van € 0,284 mln.

Het cumulatieve effect op het eigen vermogen van het bovenstaande foutherstel bedraagt € 0,303 mln (negatief).

Om vergelijking met de cijfers van 2019 mogelijk te maken zijn de cijfers voor 2018 als volgt aangepast.

Tabel 67 Ontwikkeling eigen vermogen (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Eigen vermogen op 1 januari

973

973

0

Saldo van baten en lasten

580

296

284

Directe mutaties in het eigen vermogen:

   

- uitkering aan moederdepartement

‒ 587

0

‒ 587

Stand op 31 december

966

1.269

‒ 303

Tabel 68 Onverdeeld resultaat (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Stand op 1 januari

592

592

0

Toevoeging aan exploitatiereserve

‒ 592

‒ 592

0

Toevoeging uit resultaat

580

296

284

Stand 31 op december

580

296

284

Tabel 69 Exploitatiereserve (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Stand op 1 januari

973

973

0

Toevoeging onverdeeld resultaat

580

296

284

Directe vermogensmutaties

‒ 587

0

‒ 587

Stand op 31 december

966

1.269

‒ 303

Tabel 70 Overige schulden en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Te betalen BTW verlegd 21%

0

0

0

Reservering vakantiegeld

160

160

0

Reservering verlofdagen

129

129

0

Reservering eindejaarsuitkering

23

23

0

Te betalen interest Min. van Financiën

0

0

0

Vooruit ontvangen bedragen (foutherstel)

1.895

2.179

‒ 284

Nog te betalen bedragen

1.102

1.102

0

Nog te ontvangen facturen

48

48

0

Af te dragen surplus eigen vermogen aan IenW (foutherstel)

587

0

587

Af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden

1.811

1.811

0

Kortlopend deel leenfaciliteit

140

140

0

Saldo per 31 december

5.895

5.592

303

Tabel 71 Baten (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Omzet moederdepartement (EZK)

4.901

4.960

‒ 59

Omzet overige departementen (IenW)

3.118

2.775

343

Omzet derden

0

0

0

Rentebaten

0

0

0

Bijzondere baten

564

564

0

Totaal baten

8.583

8.299

284

Tabel 72 Saldo van baten en lasten (bedragen x €1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Saldo baten en lasten

580

296

284

Tabel 73 Personele kosten (bedragen x €1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Eigen personeel

5.026

5.703

‒ 677

Externe inhuur

329

329

0

Overige personele kosten

180

180

0

Totaal personele kosten

5.535

6.212

‒ 677

In 2018 waren onder de personele kosten de kosten van SSO DICTU geschaard (€ 0,07 mln) en daarnaast ook de kosten die de NEa betaald had aan SSO IBI (€ 0,60 mln) voor de administratieve ondersteuning.

Tabel 74 Specificatie personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Lonen en salarissen

3.561

4.004

‒ 443

Pensioenlasten

627

627

0

Overige sociale lasten

438

438

0

Opleidings- en scholingskosten

75

75

0

Inhuur

329

329

0

Overige personele kosten

505

739

‒ 234

Totaal personele kosten

5.535

6.212

‒ 677

Vanwege vergelijkingsdoeleinden zijn de personele kosten van 2018 aangepast voor de bedragen aan IBI voor de administratieve verwerking ad € 0,60 mln en de kosten van SSO DICTU ad € 0,07 mln. Daarnaast heeft er een verschuiving van de opbrengst van de detacheringskosten plaatsgevonden. Dit bedrag ad € 0,44 mln is in mindering gebracht op de lonen en salarissen. De kosten van SSO IBI en DICTU zijn naar materieel SSO verschoven.

Tabel 75 Materiële kosten (bedragen x € 1.000)
 

2018 gecorrigeerd

2018 eerder vastgesteld

mutatie

Huur gebouwen RVB

263

263

0

Apparaat ICT

221

221

0

Bijdrage SSO’s

977

300

677

Overige materiële kosten

565

565

0

Totaal materiële kosten

2.026

1.349

677

Door herrubricering zijn de kosten voor SSO DICTU (€ 0,07 mln) en voor SSO IBI (€ 0,60 mln) uit de personele kosten gehaald en toegevoegd aan de materiële kosten.

Toelichting op de baten

Omzet

De gerealiseerde omzet komt lager uit dan begroot: € 9,3 mln ten opzichte van € 10,1 mln begroot. Het verschil van € 0,8 mln wordt grotendeels veroorzaakt door een lagere opdrachtwaarde voor de werkzaamheden in het kader van de opdracht CO2-minimumprijs, omzet moederdepartement. Daartegenover staan nieuwe opdrachten in het kader van de vierde handelsperiode en CO2-heffing, en daarnaast een aanvulling van de opdrachtbudgetten voor de reguliere taken ETS en EV (omzet overige departementen).

Tabel 76 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2019

2018

Opdracht CO2- emissiehandel

4.718

4.528

Vierde handelsperiode

641

91

Opdracht beleidsadvies minimum CO2-prijs

39

88

CO2-heffing

209

0

Opdracht bijstook biomassa

320

194

Totaal omzet moederdepartement EZK

5.927

4.9011

X Noot
1

Aangepast voor vegelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.

Tabel 77 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2019

2018

Opdrachten Energie voor Vervoer (EV)

3.191

2.775

Advies, ontwikkeling en implementatie (EV)

210

343

Totaal omzet overige departementen

3.401

3.1181

X Noot
1

Aaangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.

Tabel 78 Bijzondere baten (bedragen x € 1.000)
 

2019

2018

Bijdrage moederdepartement inzake AVG

0

33

Bijdrage moederdepartement inzake huisvestings- en facilitaire kosten

0

531

Bijzondere baten als gevolg van correcties voorgaande boekjaren

178

0

Totaal bijzondere baten

178

564

Bijzondere baten

De bijzondere baten zijn de baten die voortvloeien uit correcties van voorgaande boekjaren. Dit zijn baten (€ 0,17 mln) vanuit het opschonen van een aantal balansrekeningen van de afgelopen jaren.

Toelichting op de lasten

De totale lasten zijn € 1,0 mln lager uitgekomen dan in de oorspronkelijke begroting over 2019 is opgenomen. Hieronder staan per categorie de belangrijkste verschillen.

Personele kosten

De personele kosten zijn € 0,55 mln lager dan begroot en de salariskosten van eigen medewerkers zijn € 0,79 mln lager dan begroot. Bij de vaststelling van de begroting is gerekend met hogere personele kosten in het kader van nieuwe opdrachten.

In 2019 heeft de NEa € 0,1 mln minder uitgegeven aan externe inhuur ten opzichte van de begroting. De overige personele kosten zijn in 2019 € 0,34 mln hoger dan de begroting, vanwege een herrubricering in 2019. Verder heeft de NEa in 2019 minder kosten gehad aan opleidingen en cursussen dan was begroot.

Personeelsbestand

Bij de NEa waren in 2019 gemiddeld 59,3 fte’s in dienst (2018: 56,6 fte’s). De begroting ging uit van 64 fte.

Materiële kosten

De totale materiële kosten zijn € 0,6 mln lager dan begroot. Dit komt voort uit het feit dat er vanuit de begroting meer materiële kosten waren voorzien in het kader van nieuwe opdrachten.

Apparaat ICT

De ICT kosten in 2019 zijn € 0,35 mln lager dan begroot. In de begroting voorziene projectkosten en overdrachtskosten naar een nieuwe ICT-leverancier hebben uiteindelijk niet in 2019 plaatsgevonden.

Bijdrage aan SSO’s

De kosten aan SSO IBI onder het Ministerie van IenW voor het voeren van de financiële administratie, inkoopadvies en archiefdiensten zijn € 0,12 mln lager dan begroot. Daarnaast zijn de kosten van FMH ten opzichte van de begroting wel gestegen.

Overige materiële kosten

In de begroting waren kosten voorzien voor een onderzoek naar de positionering van de financiële administratie van de NEa. Deze kosten zijn in 2019 niet gemaakt. Daarnaast heeft de NEa een lagere realisatie op de kosten van abonnementen en contracten.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingen zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt doordat het in gebruik nemen van het Register Energie voor Vervoer fase 2 niet was opgenomen. Het in gebruik nemen was afhankelijk van de beslissing van de Eerste Kamer, waarvan niet bekend was wanneer deze genomen zou worden. Dit zorgt voor € 0,16 mln aan hogere afschrijvingskosten.

Het resultaat van de NEa over het jaar 2019 is € 0,4 mln positief.

Tabel 79 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

1.217

1.835

Immateriële vaste activa

1.217

1.835

Materiële vaste activa

0

0

waarvan grond en gebouwen

0

0

waarvan installaties en inventarissen

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

0

0

Vlottende activa

5.816

5.178

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

73

113

Overige vorderingen en overlopende activa

530

4

Liquide middelen

5.213

5.061

Totaal activa

7.033

7.013

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

1.402

9661

Exploitatiereserve

966

3861

Vermogensmutatie

31

0

Onverdeeld resultaat

405

5801

Voorzieningen

0

0

Langlopende schulden

0

140

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

140

Kortlopende schulden

5.631

5.9071

Crediteuren

16

12

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

140

140

Overige schulden en overlopende passiva

5.475

5.7551

Totaal passiva

7.033

7.013

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.

Tabel 80 Specificatie Debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Debiteuren

73

113

Totaal

73

113

Tabel 81 Specificatie Debiteurenrekening naar klantgroepen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Overige departementen

35

8

Derden

37

105

Totaal

72

113

De post Debiteuren 2019 bestaat uit een factuur van € 0,035 mln voor een gedetacheerde medewerker bij I-Interim Rijk en een vooruit gefactureerde fee 2020 van € 0,038 mln.

Tabel 82 Specificatie Overige vorderingen en overlopende activa (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Moederdepartement EZK

341

0

Overige departementen

139

0

Derden

17

0

Vooruitbetaalde posten

33

4

Totaal

530

4

De vordering moederdepartement is het gevolg van een onjuiste afboeking door EZK in het kader van huisvestingskosten.

De vordering overige departementen bestaat uit bedragen die nog dienen te worden ontvangen in het kader van detacheringsovereenkomsten vanuit NEa.

Tabel 83 Tabel vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

20181

2019

1.Eigen Vermogen per 1/1

299

1.020

973

966

2. Saldo Baten en Lasten

721

592

580

405

3. Directe mutaties in het Eigen Vermogen

0

‒ 639

‒ 587

31

‒ 3a Uitkering aan moederdepartement

0

‒ 639

0

0

‒ 3b Additionele bijdrage van moederdepartement

0

0

0

31

‒ 3c Overige Mutaties

0

0

‒ 587

0

4. Eigen vermogen per 31/12

1.020

973

966

1.402

Omzet

8.079

7.412

8.019

9.328

Vermogensplafond (5%)

380

386

392

413

X Noot
1

Saldo van baten en lasten (€ 0,580 mln) en overige mutaties (€ 0,587 mln) zijn vanwege foutherstel aangepast.

Het eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat (zijnde het exploitatieresultaat) over het boekjaar.

Het eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 1,402 mln. Dit is 17% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, terwijl maximaal 5% is toegestaan. Het eigen vermogen is derhalve € 0,99 mln te hoog. Dit bedrag zal in 2020 worden terugbetaald aan het moederdepartement.

Tabel 84 Specificatie Crediteuren (bedragen x €1.000)
 

Realisatie 2019

Realisatie 2018

Overige departementen

0

5

Derden

16

7

Totaal

16

12

De post crediteuren 2019 bestaat uit een drietal facturen die nog niet betaald waren ultimo december. De facturen zijn meegegaan in een betaalronde in januari 2020.

Tabel 85 Overige schulden en overlopende passiva (bedragen x € 1.000)
 

2019

2018

Moederdepartement EZK

1.704

4.668

Voormalig moederdepartement IenW

2.879

5871

Overige departementen

112

140

Derden

780

360

Totaal

5.475

5.7551

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.

Tabel 86 Specificatie overige schulden en overlopende passiva (bedsragen x € 1.000)
 

2019

2018

Reservering vakantiegeld

225

160

Reservering verlofdagen

226

129

Reservering eindejaarsuitkering

33

23

Te betalen interest ministerie van Financiën

0

0

Vooruit ontvangen bedragen

0

1.8951

Af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden

0

1.811

Af te dragen moederdepartement EZK:

  

-af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden

1.507

0

-afrekening opdrachtgelden 2018

59

0

-overig

138

0

Af te dragen overige departementen:

  

-af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden IenW

1.921

0

-afrekening opdrachtgelden IenW

371

0

-gepresenteerde afrekening 2017 +522

  

-foutherstel 2018 ‒ 343

  

-daadwerkelijke afrekening 2018 +179

  

-vrijval naar 2019 ‒ 110

  

-afdracht opdrachtgelden 2019 +302

  

-af te dragen surplus eigen vermogen aan IenW (foutherstel)

587

5871

Overig departement BZK

112

0

Nog te betalen bedragen

296

1.102

Nog te ontvangen facturen

0

48

Totaal overige schulden en overlopende passiva

5.475

5.7551

X Noot
1

Aangepast voor vergelijkingsdoeleinden vanwege foutherstel.

De NEa valt met ingang van 2018 onder het Ministerie van EZK. De schuld aan het moederdepartment bestaat onder andere uit nog af te dragen bestuurlijke boetes en inleggelden. Daarnaast is een bedrag opgenomen dat aan het voomalig moederdepartement moet worden betaald. In 2019 is een nadere uitsplitsing gemaakt van vooruit ontvangen bedragen van moederdepartement en overige departementen. 

Tabel 87 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

1.086

5.060

3.974

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

6.978

9.020

2.042

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 6.678

‒ 8.759

‒ 2.081

2.

Totaal operationele kasstroom

300

261

‒ 39

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 1.300

0

1.300

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 1.300

0

1.300

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

31

31

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 400

‒ 140

260

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

1.300

0

‒ 1.300

4.

Totaal financieringskasstroom

900

‒ 109

‒ 1.009

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is € 0,5 miljoen.

986

5.212

4.226

Toelichting kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten kortlopende activa en passiva.

InvesteringskasstroomI

In 2018 is het Register Energie voor Vervoer fase 2 (€ 1,5 mln) overgeboekt van immateriële vaste activa in ontwikkeling naar de immateriële vaste activa. Voor de kasstroom levert dit in 2019 geen mutatie op.

Financieringskasstroom

Op de leenfaciliteit is in 2019 € 0,14 mln afgelost. Dit is conform het saldobiljet 2019 van de Rijkshoofdboekhouding. Daarnaast heeft er een eenmalige storting van € 0,03 mln plaatsgevonden in het kader van de AVG.

Tabel 88 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

  

Realisatie

 

Vastgestelde begroting

Doelmatigheidsindicatoren

2016

2017

2018

2019

2019

Kostprijzen per product (groep)

     

Naleving ETS (per BKG installatie)

10.311

10.439

10.436

14.281

9.516

Naleving EV (per deelnemersrol)

12.537

11.294

14.529

39.547

10.704

Tarieven/uur

     

Laag

74

69

69

68

68

Midden

94

90

90

92

90

Hoog

120

106

109

116

106

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

49

56,9

56,6

59,3

64

Saldo van baten en lasten (%)

8,80%

8,46%

3,56%

4,26%

0,00%

Omzet per productgroep (PxQ)

     

Naleving ETS

4.743

4.614

4.493

5.568

4.320

CO2 -minimumprijs

   

39

3.000

Bijstook Biomassa

   

320

320

Nationale verplichtingen onder EU en VN

123

119

115

1

120

Naleving EV

2.207

2.361

2.479

3.191

2.210

Advies, ontwikkeling en implementatie EV

329

248

296

210

139

Projecten

  

501

0

0

Overige

747

 

415

0

7

Totaal

8.149

7.342

8.299

9.328

10.116

Kwaliteitsindicatoren

     

Naleving ETS

     

% Vergunningsaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

100%

100%

100%

90%

% BKG's waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

0,12

    

% Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

0,93

0,93

0,77

0,92

0,8

% Jaarlijks uitgevoerd toezicht programma

 

74%

80%

93%

100%

% Tijdig ingeleverde rechten Emissie ETS stationair

     

% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

92%

91%

92%

89%

80%

Naleving EV

     

Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting 2019 EV en brandstoffen luchtverontreiniging

 

20-jun

4-7-2018

6-7-2019

< 15 juli

% Jaarlijks toezichtprogramma is uitgevoerd

 

142%

120%

144%

100%

% Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

 

86%

85%

83%

80%

Algemeen

     

Aantal formele klachten

0

0

0

1

0

% Gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist gehandeld heeft

0

0

0

0

0

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

48%

64%

68%

58%

>70%

X Noot
1

Is in 2019 opgenomen in de reguliere opdracht naleving ETS.

Kostprijs en tarieven

Bij de naleving van ETS is de opdracht in 2019 ongeveer € 1,2 mln (+27%) boven de begroting uitgekomen. Dit is voornamelijk het gevolg van extra beslag op de capaciteit voor het opstarten van nieuwe opdrachten en advisering van beleid.

Bij de naleving van EV is sprake van een grote overschrijding (+44%). Dit wordt vooral veroorzaakt door een aanvullende opdracht die gedurende 2019 is verleend. Hierdoor steeg de omzet overige departementen met € 0,9 mln.

Kwaliteitsindicatoren

Bij de naleving ETS is de uitkomst van de indicatoren nagenoeg gelijk aan de beoogde doelstelling. Twee van de drie doelstellingen zijn ruimschoots behaald.

Bij de naleving EV zijn de gestelde doelstellingen voor 2019 ruimschoots behaald. De kosten EV per deelnemersrol zijn gestegen. De NEa heeft in 2019 minder deelnemersrollen, maar de werkzaamheden per deelnemersrol zijn toegenomen en daarmee ook de kosten.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Jaarverantwoording van het baten-lastenagentschap RVO.nl per 31 december 2019
Tabel 89 Staat van baten en lasten van het baten-lastenagentschap RVO.nl (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

(4) Realisatie 2018

Baten

    

Omzet

514.005

700.363

186.358

593.269

waarvan omzet moederdepartement

197.997

300.815

102.818

213.815

waarvan omzet overige departementen

288.298

365.040

76.742

341.277

waarvan omzet derden

27.710

34.508

6.798

38.177

Vrijval voorzieningen

0

1.344

1.344

12

Bijzondere baten

0

1.901

1.901

3.095

Rentebaten

0

56

56

5

Totaal baten

514.005

703.664

189.659

596.381

     

Lasten

    

Apparaatskosten

502.601

690.769

188.168

574.143

Personele kosten

296.800

392.597

95.797

345.457

waarvan eigen personeel

243.456

302.058

58.602

266.950

waarvan inhuur externen

41.012

68.847

27.835

58.526

waarvan overige personele kosten

12.332

21.692

9.360

19.981

Materiële kosten

205.801

298.172

92.371

228.686

waarvan apparaat ICT

0

3.187

3.187

3.773

waarvan bijdrage aan SSO's

112.500

161.294

48.794

134.473

waarvan overige materiële kosten

93.301

133.691

40.390

90.440

Afschrijvingskosten

11.379

11.220

‒ 159

12.888

Materieel

2.121

934

‒ 1.187

1.021

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

Immaterieel

9.528

10.286

1.028

11.867

Dotaties voorzieningen

0

26

26

871

Overige kosten

0

0

0

0

Bijzondere lasten

0

1.045

1.045

310

Rentelasten

25

183

158

149

Totaal lasten

514.005

703.243

189.238

588.361

     

Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening

0

421

421

8.020

Agentschapsdeel Vpb-lasten

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten

0

421

421

8.020

Toelichting op de baten

Algemeen

De baten zijn ten opzichte van de begroting met 36,9% gestegen. Hieronder worden de baten toegelicht.

Omzet moederdepartement

De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 51,9% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Groningen Bovengronds. Het DG Energie, Telecom en Mededinging is voor een groot gedeelte opgegaan in het nieuwe DG Klimaat en Energie. Een gedeelte van het DG Energie, Telecom en Mededinging op het gebied van mededinging is overgegaan in Dienst Chief Economist, wat nog niet bekend was ten tijde van het opstellen van de begroting.

Tabel 90 Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

DG Bedrijfsleven en Innovatie

95.487

103.010

7.523

91.694

DG Energie, Telecom en Mededinging

49.371

0

‒ 49.371

61.737

DG Klimaat en Energie

0

58.973

58.973

0

DG Groningen Bovengronds

41.991

106.485

64.494

40.733

DG Groningen Bovengronds kosten commissie

2.084

1.416

‒ 668

0

Dienst Chief Economist

0

10.829

10.829

0

Overig

9.064

20.102

11.038

19.651

Totaal

197.997

300.815

102.818

213.815

De omzet voor het DG Bedrijfsleven & Innovatie is hoger dan de ontwerpbegroting. Gedurende het jaar is er sprake geweest van meerwerk en aanvullende opdrachten, wat in totaal een effect heeft gehad van € 7,5 mln. De grootste aanvullende opdracht betreft de oprichting van Invest-NL (€ 6,2 mln).

De omzet voor het DG Klimaat en Energie is gestegen omdat de definitieve opdracht 2019 hoger is uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. Bij het opstellen van de begroting was de omvang van de opdracht DG Klimaat en Energie nog niet volledig bekend. Meerwerk gedurende het jaar was er met name voor het Expertise Centrum Warmte (€ 5,0 mln) en de Klimaatenveloppe (€ 3,0 mln).

De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen Bovengronds (€ 106,5 mln) is hoger dan begroot (€ 42,0 mln). De begroting is gebaseerd op de uitvoeringskosten van 2018. Onder andere door twee aardbevingen in Groningen in 2019, zijn er significant meer schademeldingen afgehandeld dan in 2018. Hierdoor zijn in het jaar 2019 ook aanzienlijk meer kosten gemaakt voor onder andere de schade-experts. De omzet voor de Tijdelijke Commissie in 2019 was € 1,4 mln.

Op 1 januari 2019 is Dienst Chief Economist opgericht. Hiervoor voert RVO.nl opdrachten uit die voorheen uitgevoerd werden voor het DG Energie, Telecom en Mededinging, maar niet gelieerd zijn aan het DG Klimaat en Energie. Dit betreft onder andere de CE-markering, Raad van Deskundigen voor de nationale meetstandaarden, PIANOo en TenderNed. De omzet op dit pakket bedraagt € 10,8 mln.

De hogere omzet onder Overig is grotendeels te verklaren door aanvullende bijdragen voor het Inkoop Uitvoering Centrum (€ 7,2 mln) en DB-Unit omgevingskennis (€ 1,0 mln). Daarnaast is er meerwerk verricht op de opdracht Tijdelijk Instituut Versterking (€ 1,5 mln).

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 55,8% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Tabel 91 Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

155.148

203.537

48.389

203.931

Ministerie van Buitenlandse Zaken

96.670

104.397

7.727

94.093

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

19.500

26.556

7.056

21.934

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

12.000

17.986

5.986

13.863

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

3.600

4.256

656

3.698

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

229

206

‒ 23

232

Ministerie van Justitie en Veiligheid

730

604

‒ 126

557

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

420

6.565

6.145

1.801

Overig

0

933

933

1.168

Totaal

288.298

365.040

76.742

341.277

De omzet vanuit het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit valt € 48,4 mln hoger uit dan begroot, onder andere doordat de definitieve opdracht van 2019 hoger is dan oorspronkelijk geraamd. Gedurende het jaar is er meerwerk verstrekt voor een bedrag van € 21,4 mln. Dit betrof onder andere opdrachten voor het Meststoffen 6e Actieprogramma, Fosfaatstelsel, Uitspraak CBb Fosfaatrechtstelsel, Implementatie BGT Check en Saneringsregeling Varkenshouderij. Ook werd een aanvang gemaakt met de voorbereiding van het vernieuwde Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2021-2027.

De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken valt € 7,7 mln hoger uit dan begroot, onder andere doordat de definitieve opdracht van 2019 hoger is uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. Ook is er gedurende het jaar meerwerk verricht op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld in het Land-at-Scale programma.

De opdracht vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stijgt met € 7,1 mln ten opzichte van de begroting. De toename is te verklaren doordat de definitieve opdracht hoger is dan geraamd en door de aanvullende opdrachten voor onder andere de Subsidie Energie Besparing Huis 2 (€ 1,1 mln), Aardgasvrij (€ 1,0 mln), Regeling Vermindering Verhuurderheffing Verduurzaming (€ 0,9 mln) en overige opdrachten (€ 1,7 mln).

De opdracht vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat stijgt met € 6,0 mln doordat de definitieve opdracht hoger is dan geraamd en door aanvullende opdrachten met betrekking tot de uitvoering van het Urgenda-vonnis en de Klimaatenveloppe. Het betreft onder andere aanvullende opdrachten voor Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (€ 1,1 mln), Duurzame Mobiliteit (€ 0,7 mln) en Circulaire Economie (€ 0,6 mln).

De omzet vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is € 0,7 mln hoger dan begroot. Deze omzet heeft betrekking op de regeling Praktijkleren.

De omzet vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid is € 0,1 mln lager dan begroot. Dit is te verklaren door een lagere inzet op de opdracht Wet Tegemoetkoming Schade Rampen en Zware Ongevallen.

De hogere omzet vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt grotendeels veroorzaakt door een hogere bijdrage aan het programma e-Overheid voor Bedrijven (€ 4,4 mln).

De omzet Overig is hoger dan verwacht ten tijde van de oorspronkelijke begroting. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door aanvullende bijdragen voor de Concordaten en opdrachten voor de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit.

Tabel 92 Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Vastgestelde begroting 2019

Realisatie 2019

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

Realisatie 2018

Europese Unie

2.610

2.385

‒ 225

2.225

Leges dierregistraties

0

0

0

0

Leges grondkamers

2.300

0

‒ 2.300

2.302

Leges mest

0

0

0

777

Provincies

21.710

29.111

7.401

28.132

Overig

1.090

3.012

1.922

4.741

Totaal

27.710

34.508

6.798

38.177

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Europese Unie en de provincies. Van de totale omzet derden heeft 84,4% betrekking op de opdrachten van provincies. De leges mest en grondkamers zijn in 2019 niet langer door RVO.nl geïnd, deze worden rechtstreeks afgedragen aan het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De omzet provincies is € 7,4 mln hoger dan begroot. Er zijn aanvullende opdrachten voor het Subsidiestelsel Natuur en Landbouw en vanuit het Plattelands Ontwikkelingsprogramma 3 verstrekt.

De omzet Overig betreft met name de inzet op de opdracht Dier Gezondheidsfonds (€ 1,9 mln).

Vrijval voorzieningen

De vrijval van voorzieningen van € 1,3 mln heeft betrekking op de voorziening dubieuze debiteuren en een reorganisatievoorziening.

Bijzondere baten

In 2019 zijn bijzondere baten ontvangen voor een bedrag van € 1,9 mln. Dit betreft een vrijval van beleidsgelden (€ 1,3 mln) en een tegemoetkoming voor de herinrichting EZK/LNV (€ 0,6 mln).

Toelichting op de lasten

Algemeen

De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 36,8% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.

Personele kosten

De personele kosten vallen, vooral door een hoger werkpakket, in totaal 32,3% (€ 95,8 mln) hoger uit dan begroot.

De begrote bezetting voor 2019 was 3.686 fte, waarvan 3.170 fte ambtelijk personeel en 516 fte externe inhuur. Gemiddeld in 2019 was er 3.670 fte in ambtelijke dienst, per ultimo december 2019 was dit 3.906 fte. De gemiddelde bezetting externe inhuur bedroeg 572 fte in 2019, per ultimo december was dit 578 fte.

De kosten voor eigen personeel zijn € 58,6 mln hoger dan geraamd, als gevolg van een groter opdrachtenpakket. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk bedragen in 2019 € 82.300. De stijging van de loonkosten is vooral te verklaren door een loonsverhoging ten gevolge van nieuwe CAO afspraken.

De kosten van externe inhuur zijn € 27,8 mln hoger dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door een stijging van het opdrachtenpakket. Daarnaast zijn ook de gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen naar € 120.400 per jaar.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn in totaal 44,9% (€ 92,4 mln) hoger uitgevallen dan begroot. De stijging wordt onder meer veroorzaakt door de hogere bijdragen aan Shared Service Organisaties van € 48,8 mln. Daarnaast zijn op basis van voortschrijdend inzicht automatiseringskosten (niet zijnde DICTU kosten) die voorheen onder bijdrage aan SSO’s vielen, nu gepresenteerd onder apparaat ICT. Hiermee komt het totaal van de hoger gerealiseerde automatiseringskosten op € 52,0 mln.

Ook zijn er hogere overige materiële kosten (€ 40,4 mln) als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Zo heeft de extra opdracht vanuit de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen kosten meegebracht die ten tijde van de begroting nog niet bekend waren.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële vaste activa zijn € 1,2 mln lager uitgevallen dan begroot. Verder zijn de afschrijvingskosten voor de immateriële vaste activa € 1,0 mln hoger uitgevallen dan begroot.

Dotaties voorzieningen

In 2019 is € 0,03 mln gedoteerd aan de voorziening debiteuren.

Bijzondere lasten

In 2019 hebben zich voor € 1,0 mln aan bijzondere lasten voorgedaan. Dit betreft met name gedeeltelijke buiten werking stelling van de software Carmen.

Saldo van baten en lasten

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland sluit het jaar met een positief resultaat van € 0,4 mln. In dit resultaat zijn éénmalige bijzondere baten en lasten verwerkt, met per saldo € 0,9 mln aan baten.

Tabel 93 Balans per 31 december 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Balans 2019

Balans 2018

Activa

  

Vaste activa

23.626

30.403

Immateriële vaste activa

21.339

27.292

Materiële vaste activa

2.287

3.111

waarvan grond en gebouwen

1.013

1.478

waarvan installaties en inventarissen

1.256

1.612

waarvan projecten in uitvoering

0

0

waarvan overige materiële vaste activa

18

21

Vlottende activa

145.697

152.465

Voorraden en onderhanden projecten

0

0

Debiteuren

1.796

3.924

Overige vorderingen en overlopende activa

34.816

22.635

Liquide middelen

109.085

125.906

Totaal activa

169.323

182.868

   

Passiva

  

Eigen Vermogen

28.299

26.367

Exploitatiereserve

27.878

18.347

Onverdeeld resultaat

421

8.020

Voorzieningen

400

925

Langlopende schulden

14.326

17.492

Leningen bij het Ministerie van Financiën

14.326

17.492

Kortlopende schulden

126.298

138.084

Crediteuren

7.600

6.795

Belastingen en premies sociale lasten

706

546

Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën

8.766

7.676

Overige schulden en overlopende passiva

109.226

123.067

Totaal passiva

169.323

182.868

Toelichting op de balans

Debiteuren en nog te ontvangen bedragen

Onder de debiteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement, overige departementen en derden (exclusief voorziening dubieuze debiteuren van € 0,5 mln):

Tabel 94 Debiteuren en nog te ontvangen bedragen (bedragen x € 1.000)
 

2019

2018

Moederdepartement

4.046

341

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

12.134

561

Agentschap DICTU

0

0

Agentschap NVWA

19

547

Agentschap Telecom

0

6

Agentschap RVO.nl (beleidsadministratie)

1.355

543

Belastingdienst Centrum Facilitaire Dienstverlening

0

55

Belastingdienst Centrale Administratie

0

10

Bureau Inspectieraad

79

79

Centraal Planbureau

6

4

Logius

0

179

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

63

216

Ministerie van Buitenlandse Zaken

1.714

1.601

Ministerie van Defensie

71

68

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

34

20

Ministerie van Financiën

0

14

Ministerie van Justitie en Veiligheid

141

392

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

30

72

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

30

111

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

810

384

Immigratie en Naturalisatie Dienst

0

0

Rijksvastgoedbedrijf

1.767

108

Dienst Publiek en Communicatie

0

89

Rijkswaterstaat

38

63

Derden

14.787

22.338

Totaal

37.124

27.801

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bedraagt ultimo 2019 € 28,3 mln. De maximale toegestane omvang van het eigen vermogen bedraagt € 30,9 mln, zijnde 5% van € 618,2 mln, de gemiddelde omzet over 2017, 2018 en 2019. Het eigen vermogen ultimo jaar 2019 is € 2,6 mln lager dan het toegestane maximum.

Onder de Directe mutaties in het eigen vermogen is de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van € 1,5 mln voor de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) opgenomen. Voorgaand jaar is deze bijdrage ook ontvangen en in overeenstemming met de verslaggevingsvoorschriften verwerkt als bijzondere bate.

Tabel 95 Vermogensontwikkeling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

1. Eigen vermogen per 1/1

18.305

18.008

18.347

26.367

2. Saldo van baten en lasten

‒ 297

339

8.020

421

3. Directie mutaties in het eigen vermogen

0

0

0

1.511

‒ 3a uitkering aan moederdepartement

0

0

0

0

‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen

0

0

0

1.511

‒ 3c overige mutaties

0

0

0

0

4. Eigen vermogen per 31/12

18.008

18.347

26.367

28.299

Tabel 96 Verloop en stand van de voorzieningen (bedragen x € 1.000)
 

Boekwaarde 1-1-2019

Dotaties

Onttrekkingen

Vrijval

Boekwaarde 31-12-2019

Stand voorziening Herbeleggen Facilitaire Dienst (HFD)

925

0

0

525

400

Totaal voorziening HFD

925

0

0

525

400

Crediteuren en nog te betalen bedragen

Onder de crediteuren en de nog te betalen bedragen zijn de volgende bedragen begrepen voor schulden aan het moederdepartement EZK, overige departementen en derden:

Tabel 97 Crediteuren en nog te betalen bedragen (bedragen x 1.000)
 

2019

2018

Moederdepartement EZK

28.730

30.354

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

0

13.604

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

607

0

Agentschap DICTU

4.431

6.826

Agentschap NVWA

924

568

Ministerie van Buitenlandse Zaken

6.450

13.762

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

10.145

8.972

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

1.599

1.260

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

487

489

Ministerie van Financiën

9.255

8.110

Ministerie van Justitie en Veiligheid

246

165

Belastingdienst

1.347

2.195

Rijkswaterstaat

194

220

Rijksdienst voor Wegverkeer

0

5

Dienst Publiek en Communicatie

460

5

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI)

0

49

Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR)

344

32

Rijksvastgoedbedrijf

1.698

128

Ministerie van Defensie

130

30

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

33

20

De Autoriteit Consument & Markt

0

0

Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Dienst Geest. Verz. (DGV) en BBA

18

0

Centraal Justitieel Incasso Bureau

2

0

Dienst  Uitvoering Onderwijs

21

0

Interdepartementale Post- en Koer.dienst IPKD

30

10

Derden

59.147

51.280

Totaal

126.298

138.084

Tabel 98 Kasstroomoverzicht over 2019 (bedragen x € 1.000)
  

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2019 + stand depositorekeningen

60.086

125.906

65.820

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

511.005

692.268

181.263

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

‒ 502.626

‒ 704.081

‒ 201.455

2.

Totaal operationele kasstroom

8.379

‒ 11.813

‒ 20.192

 

Totaal investeringen (-/-)

‒ 12.500

‒ 5.570

6.930

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

1.128

1.128

3.

Totaal investeringskasstroom

‒ 12.500

‒ 4.442

8.058

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

1.511

1.511

 

Aflossingen op leningen (-/-)

‒ 7.999

‒ 7.677

322

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

12.500

5.600

‒ 6.900

4.

Totaal financieringskasstroom

4.501

‒ 566

‒ 5.067

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2019 + stand depositorekeningen  (=1+2+3+4), de maximale roodstand is 0,5 miljoen €.

60.466

109.085

48.619

Toelichting kasstroomoverzicht

De gerealiseerde operationele kasstroom is € 20,2 mln lager dan begroot. De gerealiseerde investeringskasstroom is € 8,1 mln lager dan verwacht. In 2019 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 9,9 mln) en activa in aanbouw (€ 5,5 mln). In materiële activa is geïnvesteerd in installaties en inventarissen (€ 0,1 mln) en in overige materiële vaste activa is niet geïnvesteerd.

Het beroep op de leenfaciliteit is € 6,9 mln lager geweest dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.

Tabel 99 Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2019

Omschrijving generiek deel

Realisatie

Vastgestelde begroting

 

2016

2017

2018

2019

2019

Verhouding direct/indirect personeel

87%

88%

89%

83%

84%

Tariefindex in reëele termen

99,8%

99,9%

101,3%

100,0%

100,0%

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

3.055

3.229

3.556

3.906

3.170

Saldo van baten en lasten als percentage van totale lasten

‒ 0,1%

0,1%

1,3%

0,0%

 

Klanttevredenheid

7,2

7,2

7,3

7,4

7,3

Gehonoreerde bezwaarschriften

36%

34%

36%

36%

25%

Toelichting

Inputindicatoren

De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (83%/17%) wijkt 1% af ten opzichte van de begroting (84%/16%).

Outputindicatoren

Het aantal ambtelijke fte ultimo 2019 is 3.906 fte, dit is hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO.nl. Daarnaast is in de begroting van 2019 de inzet voor de opdracht van het DG Groningen Bovengronds, circa 230 ambtelijke fte, niet meegenomen.

Kwaliteitsindicatoren

De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten en is met een score van 7,4 hoger dan de begroting 2019.

Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften (36%) is hoger dan de begroting 2019 (25%). In totaal zijn in 2019 10.793 bezwaren afgehandeld, waarvan 3.910 bezwaren gegrond zijn verklaard. Van de afgehandelde bezwaren hadden er 4.726 betrekking op de fosfaatregelingen (32,1% gegrond) en 1.451 betrekking op de basisbetalingsregeling (46,5% gegrond). Beide regelingen vertegenwoordigen een groot aandeel in het totaalbeeld.

10. Saldibalans

Tabel 100 Saldibalans per 31 december 2019 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2019

 

01-01-2019

 

Passiva

31-12-2019

 

01-01-2019

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

5.337.063

 

5.355.124

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

3.454.547

 

3.560.360

3

Liquide middelen

15.127

 

17.491

  

0

 

0

4

Rekening-courant RHB1

0

 

0

4a

Rekening-courant RHB

1.835.405

 

2.392.724

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

3.792.656

 

2.958.167

5a

Begrotingsreserves

3.792.656

 

2.958.167

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

37.413

 

667.172

7

Schulden buiten begrotingsverband

99.651

 

86.702

8

Kas-transverschillen

        

Subtotaal intra-comptabel

9.182.259

 

8.997.954

Subtotaal intra-comptabel

9.182.259

 

8.997.954

          

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

0

 

0

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

0

10

Vorderingen

2.263.455

 

1.854.498

10a

Tegenrekening vorderingen

2.263.455

 

1.854.498

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

7.845.293

 

6.285.363

12a

Tegenrekening voorschotten

7.845.293

 

6.285.363

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

3.467.092

 

3.657.592

13

Garantieverplichtingen

3.467.092

 

3.657.592

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

55.741.495

 

50.209.460

14

Andere verplichtingen

55.741.495

 

50.209.460

15

Deelnemingen

1.411.921

 

1.411.921

15a

Tegenrekening deelnemingen

1.411.921

 

1.411.921

Subtotaal extra-comptabel

70.729.256

 

63.418.834

Subtotaal extra-comptabel

70.729.256

 

63.418.834

          

Totaal

79.911.515

 

72.416.788

Totaal

79.911.515

 

72.416.788

X Noot
1

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften is afgeweken is dit nader toegelicht.

Alle bedragen zijn opgenomen in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabel van de saldibalans zijn de bedragen overeenkomstig de voorschriften naar boven afgerond. In de tabellen van de toelichting zijn de bedragen op de standaard wijze afgerond en opgeteld. Door de verschillende wijze van afronden kan de som van de overige tabellen afwijken van de bedragen van de tabel van de saldibalans.

De vergelijkende cijfers in de saldibalans zijn anders gepresenteerd dan de rijksbegrotingsvoorschriften voorschrijven. In plaats van de standen per 31 december voorgaand jaar toont de saldibalans de standen per 1 januari van het lopende jaar. Dit komt voort uit de besluiten genomen in oktober 2017 met betrekking tot het instellen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de naamswijziging van het Ministerie van Economische Zaken in het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het verslagjaar 2019 is het eerste jaar dat beide departementen een eigen begrotingsadministratie voeren met de daarbij behorende saldibalans- posten. Met betrekking tot de vergelijkende cijfers is er voor gekozen om de beginbalansen van beide departementen te presenteren zodat de informatiewaarde van de saldibalans per departement beter is. De beginbalansen van beide departementen sluiten aan op de eindbalans 2018 van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Bij het samenstellen van de beginbalansen van beide departementen ontstaat er een financiële verhouding. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verkrijgt immers balansposten uit de balans van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De hierdoor ontstane schuld van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is in de loop van 2019 verrekend en bedroeg € 635,5 mln. In de saldibalans is dit bedrag bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgenomen onder de schulden buiten begrotingsverband en bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat onder de vorderingen buiten begrotingsverband.

Saldibalanspost 8, kas-transverschillen, is niet van toepassing voor het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Balanspost 1

Uitgaven ten laste van de begroting 2019

5.337.063

De uitgaven over 2019 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel uitgaven, artikelen 1 t/m 5, en 40.

Balanspost 2

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2019

3.454.547

De ontvangsten over 2019 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van EZK (hoofdstuk XIII), onderdeel ontvangsten, artikelen 1 t/m 5, en 40.

Balanspost 3

Liquide Middelen

15.127

De post liquide middelen is opgebouwd uit de saldi van banken en contante gelden.

 

De post liquide middelen bestaat uit de aanwezige banksaldi bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voor de uitvoering van de regeling Borgstelling Midden en Klein Bedrijf Kredieten.

Balanspost 4

Rekening-Courant Rijkshoofdboekhouding

1.835.405

Op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding tussen EZK en de Rijksschatkist van het Ministerie van Financiën geadministreerd.

Het bedrag op de saldibalans is overeenkomstig de saldo opgave per 31 december 2019 van het Ministerie van Financiën.

Balanspost 5

Begrotingsreserves

3.792.656

Een begrotingsreserve is een meerjarige budgettaire voorziening binnen de begroting die EZK aanhoudt op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren.

 

EZK maakt gebruik van de mogelijkheid om begrotingsreserves aan te houden. In het jaarverslag is bij de betreffende begrotingsartikelen informatie over deze reserves opgenomen eventueel aangevuld met relevante ontwikkelingen. De toevoegingen en onttrekkingen die respectievelijk ten laste of ten gunste van de begroting hebben plaatsgevonden worden in het jaarverslag toegelicht.

Tabel 101 Begrotingsreserves

Specificatie begrotingsreserves:

Saldo 01-01-2019

Toevoegingen

Onttrekkingen

Saldo 31-12-2019

Artikel

Garantie Ondernemersfinanciering

67.112

4.098

 

71.210

2

Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB)

91.456

16.877

 

108.333

2

Groeifaciliteit

22.779

1.767

 

24.546

2

Garantie MKB-financiering

9.261

435

 

9.696

2

ECN verstrekte leningen

6.600

  

6.600

4

Aardwarmte

21.554

420

 

21.974

4

Duurzame Energie

2.239.406

993.682

78.000

3.155.088

4

Maatregelen CO2 reductie

500.000

11.000

115.790

395.210

4

      

Totaal

2.958.168

1.028.279

193.790

3.792.657

 
Balanspost 6

Vorderingen buiten begrotingsverband

37.413

Onder de vorderingen buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die nog van derden moeten worden ontvangen.

 
Tabel 102 Vorderingen buiten begrotingsverband

De vorderingen buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Opdracht derden

31.795

Nog te ontvangen van LNV

3.118

Salarisvorderingen

748

Vorderingen in verband met detacheringen

607

Overige vorderingen

1.144

  

Totaal

37.412

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. Het openstaande bedrag zal RVO.nl in rekening brengen bij de betreffende opdrachtgevers.

Nog te ontvangen van LNV

In de loop van 2019 zijn diverse uitgaven en ontvangsten van EZK en LNV niet op de juiste Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding afgewikkeld. Het saldo van deze bedragen tussen beide ministeries is verrekend in 2020.

Salarisvorderingen

Dit betreft betalingen aan personeel inzake salarissen en diverse vergoedingen in afwachting van definitieve verrekening.

Vorderingen in verband met detacheringen

Diverse EZK medewerkers zijn gedetacheerd bij andere ministeries of gemeenten. De door EZK aan deze medewerkers betaalde salariskosten worden periodiek verrekend met de inlenende organisaties.

Balanspost 7

Schulden buiten begrotingsverband

99.651

Onder de schulden buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die nog ten gunste van derden moeten worden gebracht.

 
Tabel 103 Schulden Buiten Begrotingsverband

De schulden buiten begrotingsverband zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Opdrachten derden

61.584

Te betalen loonheffingen, pensioenpremies en IPAP premies

23.877

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

13.009

Overige schulden

1.180

  
  

Totaal

99.650

Opdrachten derden

RVO.nl voert opdrachten uit voor derden. De opdrachten worden verstrekt door publieke, particuliere en Europese organisaties. RVO.nl zal de betreffende gelden overeenkomstig opdracht of overeenkomst aan begunstigden verstrekken.

Te betalen loonheffingen, pensioenpremies en IPAP premies

De verschuldigde loonheffing aan de Belastingdienst en de pensioenpremies en IPAP premies aan het ABP over de maand december 2019 zijn in 2020 betaald.

RVO.nl af te dragen gelden aan derden

Door RVO.nl geinde bedragen voor derden. Deze dienen nog verrekend te worden, het betreft onder andere het Europees Octrooibureau (EOB).

Balanspost 9

Rechten

0

Rechten onstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden.

 
Balanspost 10

Vorderingen

2.263.455

De vorderingen hebben betrekking op te ontvangen bedragen voor de begroting van EZK.

 
Tabel 104 Vorderingen

De vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Direct opeisbare vorderingen

69.983

Op termijn opeisbare vorderingen

993.177

Geconditioneerde vorderingen

1.200.294

  

Totaal

2.263.454

Tabel 105 Direct opeisbare vorderingen

De direct opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Vorderingen inzake beleid

66.595

Opgelegde boetes ACM

838

Diversen

2.550

  

Totaal

69.983

Vorderingen inzake uitvoering beleid

EZK heeft vorderingen opgelegd voortkomend uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en het verstrekken van vergunningen en het opleggen van heffingen voor diverse economische activiteiten.

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd.

Tabel 106 Op termijn opeisbare vorderingen

De op termijn opeisbare vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Kredietregelingen RVO.nl

386.432

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (perspectief voor de regio)

350.000

Leningen

233.414

Opgelegde boetes ACM

22.080

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

911

Overige vorderingen

340

  

Totaal

993.177

Kredietregelingen RVO.nl

RVO.nl voert regelingen uit waarbij kredieten beschikbaar worden gesteld voor ontwikkelingen en innovatie op het gebied van technologie, nieuwe producten etc. Voor het terugbetalen van deze kredieten zijn betalingsregelingen getroffen. Dit geldt ook voor een aantal vorderingen die voortkomen uit subsidie vaststellingen van diverse regelingen en verstrekte vergunningen en heffingen.

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Dit betreft de nog door de NAM te betalen bijdragen ten behoeve van perspectief voor de regio.

Tabel 107 Leningen

De leningen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Energieonderzoek Centrum Nederland

78.154

Microkrediet Nederland

46.296

Pallas

41.702

Fibrant

30.000

Biopartner

13.524

Stg. Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen

10.000

One Logistics

5.000

Ambigo

4.080

Energie Beheer Nederland B.V.

3.000

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

1.400

NESEC

258

  

Totaal

233.414

Opgelegde boetes ACM

Voor de uitvoering van de mededingingswet heeft ACM boetes opgelegd. Voor deze vorderingen zijn door ACM betalingsregelingen getroffen.

Wettelijke rente opgelegde boetes ACM

Dit betreft de per 31 december 2019 verschuldigde wettelijke rente over de door ACM opgelegde boetes.

Tabel 108 Geconditioneerde vorderingen

De geconditioneerde vorderingen zijn als volgt te specificeren:

Bedrag

Nederlandse Defensie Industrie

435.031

Kredietregelingen

255.816

Borgstelling MKB-kredieten

183.798

Participatie Maatschappij Oost Nederland bv

128.073

Garantieregelingen

64.648

Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN)

40.000

Provincie Limburg

15.882

European Investment Fund (EIF)

15.000

Stichting voor Technische Wetenschappen (STW)

13.008

NV NOM

10.000

Nedermaas

8.542

Overige vorderingen

30.496

  

Totaal

1.200.294

Nederlandse Defensie Industrie

Deze vordering geeft weer welke bedragen de Nederlandse overheid tegoed heeft van de industrie voor deelname in de ontwikkelingsfase van de JSF.

Kredietregelingen

RVO.nl voert een aantal regelingen uit waarbij kredieten voor diverse beleidsdoelstellingen beschikbaar worden gesteld. Het gaat hier onder andere om kredieten voor technische ontwikkeling, elektronische diensten ontwikkeling, milieugerichte productontwikkeling, technische ontwikkelingsprojecten, startende ondernemingen en vroege fase financiering. De aanvragers kunnen een vooraf overeengekomen tijd over deze kredieten beschikken en betalen de kredieten terug als bepaalde verwachte ontwikkelingen en of condities zich hebben voorgedaan zoals het behalen bepaalde omzet, winst, rendementen, aandelenverkoop, etc.

Borgstelling MKB-kredieten

Op basis van het besluit Borgstelling Midden Kleinbedrijf (BBMKB) verstrekken deelnemende banken krediet aan een ondernemer onder garantie (borgstelling) van de Staat. Op het moment dat de bank de garantie aanspreekt betaalt RVO.nl de claim uit aan de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. De bank heeft conform de regeling een volgplicht. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Garantieregelingen

Met deze regelingen worden ondernemers in staat gesteld om bankleningen te verkrijgen zodat ondernemen mogelijk blijft. EZK staat garant voor de leningen waardoor het risico voor de bank op de bedrijfsfinanciering kleiner wordt. Bij aanspraak van de bank op de garantie betaalt RVO.nl de bank. Hierdoor ontstaat er voor RVO.nl een vordering op de onderneming die wordt opgenomen in de debiteurenadministratie. Wanneer een ondernemer een voorstel tot afkoop bij de bank indient legt de bank dit ter beoordeling voor aan RVO.nl. Na instemming van RVO.nl zorgt de bank voor afwikkeling van de overeengekomen regeling en maakt het aan RVO.nl toekomende bedrag over.

Balanspost 11

Schulden

0

De schulden hebben betrekking op bedragen die ten gunste van de begroting van EZK zijn ontvangen.

 
Balanspost 12

Voorschotten

7.845.293

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

 
Tabel 109 Voorschotten ouderdomsoverzicht

Beleidsartikelen

2015 en eerder

2016

2017

2018

2019

Totaal

01. Goed functionerende economie en markten

0

147

530

9.497

167.261

177.434

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

369.431

122.326

196.846

244.716

662.219

1.595.537

03. Toekomstfonds

32.073

28.400

28.524

35.490

39.183

163.671

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

1.026.166

671.696

977.396

1.401.354

1.507.882

5.584.493

05. Een veilig Groningen met perspectief

0

363

35.279

9.084

211.823

256.549

       

Buiten begrotingsverband

525

390

4.848

5.763

56.082

67.608

       

Totaal

1.428.195

823.322

1.243.423

1.705.903

2.644.450

7.845.293

Tabel 110 Verloopstaat voorschotten

Verloop van voorschotten gedurende het dienstjaar 2019

Bedrag

Beginstand 1 januari 2019

6.285.363

Verstrekte voorschotten

2.684.328

Eindafgerekende voorschotten

‒ 1.124.398

Eindstand 31 december 2019

7.845.293

De mutaties buiten begrotingsverband hebben betrekking op voorschotten die namens EZK zijn verstrekt maar waarvan financiering door derden plaatsvindt. De voorschotten die EZK heeft verstrekt namens de volgende opdrachtgevers zijn niet in de openstaande voorschotten buiten begrotingsverband meegenomen:

• Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningkrijksrelaties;

• Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

• Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

• Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

• Ministerie van Buitenlandse Zaken;

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

• Ministerie van Justitie en Veiligheid;

• De provincies.

Balanspost 13

Garantieverplichtingen

3.467.092

De garantieverplichtingen zijn voorwaardelijke financiële verplichtingen. Deze verplichtingen komen op een later moment tot uitbetaling als bij de werderpartij die de garantie heeft ontvangen zich bepaalde omstandigheden voordoen, bijvoorbeeld een bepaald risico of een onzekere gebeurtenis.

 
Tabel 111 Verloop van de garantieverplichtingen

Beleidsartikelen

Stand per 01-01-2019

In 2019 aangegaan +

Bijstellingen -/-

Uitgaven -/-

Stand per 31-12-2019

01. Goed functionerende economie en markten

50.000

0

50.000

0

0

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

2.728.686

814.747

840.872

28.945

2.673.616

03. Toekomstfonds

0

0

0

0

0

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

878.906

0

85.431

0

793.475

05. Een veilig Groningen met perspectief

0

0

0

0

0

      

Totaal

3.657.592

814.747

976.303

28.945

3.467.091

Onder de post garantieverplichtingen zijn ook opgenomen de garantieverplichtingen die vallen onder het domein van het schatkistbankieren van het Ministerie van Financiën. Dit is aan de orde bij de artikelen 1 en 4 (COVA).

Balanspost 14

Andere verplichtingen

55.741.495

Het gaat hier om financiële verplichtingen ten opzichte van een wederpartij die op een later moment tot betaling zal leiden. Indien de wederpartij alle gestelde voorwaarden nakomt zal de verplichting volledig tot betaling komen.

 
Tabel 112 Verloop van de andere verplichtingen

Beleidsartikelen

Stand per 01-01-2019

In 2019 aangegaan +

Bijstellingen -/-

Uitgaven -/-

Stand per 31-12-2019

01. Goed functionerende economie en markten

8.012

265.346

1.424

251.492

20.443

02. Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

1.058.065

930.383

13.271

884.220

1.090.957

03. Toekomstfonds

439.617

132.205

8.233

124.307

439.281

04. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

48.417.442

10.752.856

2.349.070

2.925.026

53.896.202

05. Een veilig Groningen met perspectief

34.554

834.536

520

825.004

43.565

40. Apparaat EZK

0

298.068

0

298.068

0

Buiten begrotingsverband

251.770

52.965

1.156

52.533

251.046

      

Totaal

50.209.460

13.266.360

2.373.675

5.360.650

55.741.494

Voor het verantwoorden van de verplichtingen van apparaatsuitgaven op artikel 40 in bovenstaande tabel wordt het principe verplichtingen is gelijk aan kas toegepast. Het verplichtingensaldo wordt gelijk gesteld aan het uitgavensaldo waardoor er per saldo op 31 december geen openstaande verplichtingen worden verantwoord.

Voor de andere verplichtingen is voor wat betreft het onderdeel buiten begrotingsverband dezelfde verantwoordingswijze toegepast als bij de openstaande voorschotten.

Niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingent zijn onder meer bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten die afgesloten worden tussen het Rijk en derden, bijvoorbeeld decentrale overheden, functionele overheden of belangenorganisaties. Dergelijke bestuurlijke verplichtingen worden alleen voor het deel waarvoor een juridische verplichting is aangegaan opgenomen in de saldibalans. Tot het moment waarop een juridische verplichting wordt aangegaan, zijn deze bestuurlijke verplichtingen nog niet administratief vastgelegd. Interne procedurese borgen dat de financiële gevolgen bekend zijn voordat een bestuurlijke overeenkomst wordt ondertekend. De uitgaven die het gevolg zijn van deze bestuurlijke verplichtingen kunnen op dat moment worden geraamd, en afhankelijk van het bedrag, toegelicht bij het betreffende begrotingsartikel en in kamerbrieven over het betreffende onderwerp. Op deze wijze wordt geborgd dat de financiële gevolgen van bestuurlijke afspraken niet alleen beleidsmatig, maar ook budgettair, door de Tweede Kamer kunnen worden geautoriseerd, ook al vindt de vastlegging van de verplichting pas op een later moment plaats. 

Regio Deals

In 2018 en 2019 zijn onder regie van LNV diverse Regio Deals gesloten. Investeringen in de Regio Deal voor ESTEC en de Windtunnel uit de Regio Deal Noordelijk Flevoland zullen in de komende jaren, waar relevant, in door EZK in de financiële administratie vast te leggen verplichtingen worden omgezet. Eind 2019 zijn nieuwe voorstellen voor de derde tranche Regio Deals ingediend. EZK is één van vakdepartementen die betrokken is bij de beoordeling.

Ruimtevaart

Tijdens de ESA-raad in Sevilla van 27 en 28 november 2019 is voor € 283,5 mln ingeschreven op verplichte en optionele ESA-programma’s. Het EZK-deel hiervan bedraagt € 67 mln voor verplichte programma’s en € 139,5 mln voor optionele programma’s. Zie Kamerstuk 24 446, nr. 70. Deze verplichtingen worden in de komende jaren in de financiële administratie vastgelegd.

MIT

Het instrument MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) kent naast het landelijk deel dat door RVO.nl wordt uitgevoerd ook een decentraal deel dat wordt uitgevoerd samen met de provincies. De cofinanciering die EZK hiervoor nog aan de provincies ter beschikking zal stellen ten laste van 2020 en 2021 bedraagt € 13,4 mln.

Balanspost 15

Deelnemingen

1.411.921

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten-, naamloze-, commanditaire vennootschappen en internationale instellingen opgenomen.

 
Tabel 113 Deelnemingen

Naam deelneming

Nominaal

Betaald

 
 

Ultimo 2018

Ultimo 2019

Ultimo 2018

Ultimo 2019

Deelnemings percentage

NV. NOM

25.950

25.950

25.950

25.950

50,0

N.V. BOM

16.587

16.587

20.501

20.501

49,9

ROM Innovation Quarter B.V.

25.000

25.000

25.000

25.000

40,2

N.V. LIOF

26.625

26.625

26.625

26.625

50,0

GasTerra B.V.

18.000

18.000

18.000

18.000

10,0

EBN N.V.

128.138

128.138

1.242.281

1.242.281

100,0

Oost N.V.

32.751

32.751

45.716

45.716

54,6

NPEX B.V.

14

14

1.347

1.347

20,4

Investeringsfonds Zeeland B.V.

2

2

6.500

6.500

47,3

      

Totaal

273.067

273.067

1.411.920

1.411.920

 

11. WNT-verantwoording 2019 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen - al dan niet fictieve - dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk bezoldigingsmaximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstverband vallen echter buiten de reikwijdte van de wet.

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het algemeen bezoldigings­maximum bedraagt in 2019 € 194.000.

Nieuw in 2019 is, dat een topfunctionaris die stopt met zijn werkzaamheden als topfunctionaris, maar een dienstverband behoudt bij dezelfde WNT-instelling toch nog vier jaar aangemerkt blijft als topfunctionaris.

Naast de hieronder vermelde functionarissen, zijn er geen andere functionarissen die in 2019 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2019 geen ontslaguitkeringen betaald, die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd. Er zijn in 2019 geen leidinggevende topfunctionarissen die op grond van de WNT in verband met de cumulatie van dienstbetrekkingen dienen te worden gerapporteerd. Er zijn geen uitkeringen geweest wegens beëindiging dienstverband aan topfunctionarissen met of zonder dienstbetrekking alsmede degenen die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar als topfunctionaris worden aangemerkt.

Tabel 114 Bezoldiging van topfunctionarissen

Naam instelling

Naam topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Dienstverband in fte (+ tussen haakjes omvang in 2018)

Op externe inhuurbasis (nee; <= 12 kalender-mnd;> 12 kalender-mnd)

Beloning plus onkostenvergoedingen (belast) (+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Voorzieningen t.b.v. beloningen betaalbaar op termijn (+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Totale bezoldiging in 2019 (+ tussen haakjes bedrag in 2018)

Individueel toepasselijk bezoldigingsmaximum1

Motivering (indien overschrijding)

ACM Bestuur

T.M. Snoep

Voorziter RVB

  

1,00 (1,00)

nee

166.668 (51.371)

20.934 (6.463)

187.601 (57.834)

194.000

 

ACM Bestuur

F.J.H. Don

Bestuurslid

  

0,87 (0,92)

nee

155.398 (156.234)

18.443 (18.012)

173.841 (174.246)

168.780

2

ACM Bestuur

C.M.L. Hijmans van den Berg

Bestuurslid

  

1,00 (1,00)

nee

170.251 (166.113)

20.957 (19.338)

191.208 (185.451)

194.000

 

Nea Bestuur

D. Corbey

Voorzitter

  

0,33 (0,38)3

nee

58.120 (47.973)

 

58.120 (47.973)

64.020

 

Nea Bestuur

A.B.M. Hoff

Bestuurslid

  

0,09 (0,09)

nee

15.688 (14.956)

 

15.688 (14.956)

17.460

 

Nea Bestuur

E.F. van Galen

Bestuurslid

  

0,09 (0,09)

nee

15.688 (14.956)

 

15.688 (14.956)

17.460

 
X Noot
1

WNT-grens van € 194.000 geldt voor mensen die vanaf 1-1-2015 in dienst zijn getreden. Voor wie vóór 2013 al in dienst was dan wel met wie voor vóór 2013 afspraken zijn gemaakt, geldt overgangsrecht.

X Noot
2

Dhr. F.J.H. Don valt onder het overgangsrecht (vóór 2013 afspraken gemaakt).

X Noot
3

Mevr. D. Corbey heeft het eerste kwartaal van 2019 een dienstverband van 0,4 fte en daarna 0,30 fte gedurende 2019. Voor 2019 is een gewogen gemiddelde genomen.

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT's) en Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO's)

Tabel 115 Overzichtstabel inzake RWT’s en ZBO’s van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (bedragen x € 1.000).
 

Begrote bijdrage moederdepartement aan RWT/ZBO

Gerealiseerde bijdrage moederdepartement aan RWT/ZBO

Begrote bijdrage overige departementen

Gerealiseerde bijdrage overige departementen

Bijzonderheden

Centraal Bureau voor de Statistiek

143.547

147.391

2.212

3.629

Nee

Edelmetaal Waarborg Nederland

    

Nee

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

    

Nee

Kamer van Koophandel

115.585

118.709

10.518

10.483

Nee

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet

    

Nee

Nederlandse Emissieautoriteit

    

Nee

Raad voor de Accreditatie

195

235

  

Nee

Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

714

614

  

Nee

Stichting COVA

111.000

110.088

  

Nee

TNO

150.095

171.636

  

Nee

VSL

9.338

9.480

  

Nee

De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen instanties en erkende keurders

    

Nee

WaarborgHolland

    

Nee

Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Tabel 116 Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Goed functionerende economie en markten

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Commissie van Aanbestedingsexperts

2019

Kamerstuk 34 252, nr. 13

 

Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet

2019

Kamerstuk 33 159, nr. 3

 

Evaluatie van de instellingen onder de waarborgwet

2022

Evaluatie is uitgesteld tot de nieuwe Waarborgwet 2019 twee jaar in werking is. (verwachte inwerkingtreding op 1 juli 2020).

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
 

Agentschap Telecom

2020

De doorlichting is gestart. Verwachte oplevering in 2020.

 

Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied

2018

Kamerstuk 32 768, nr. 11

    

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 1

Commissie van Aanbestedingsexperts / Rechtsbescherming bij aanbesteden

Op 12 juli 2019 zijn het onderzoek rechtsbescherming bij aanbesteden, inclusief de evaluatie van de Commissie van aanbestedingsexperts (verder: CvAE), en de voorgenomen beleidsmaatregelen naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 34 252, nr. 13). Uit het onderzoek blijkt dat ondernemers aangeven dat de meerderheid van de aanbestedende diensten zich professioneel opstelt. Hier staat tegenover dat er ook een groep aanbestedende diensten is waarbij het functioneren van klachtenafhandeling en de rechtsbescherming als onvoldoende ervaren wordt. De ervaren problemen zien op (i) wij/zij denken tussen ondernemers en aanbestedende diensten, (ii) geringe impact van klachtafhandeling, (iii) rechtsverwerkingsclausules en (iv) beperkte mogelijkheden hoger beroep. De beleidsmaatregelen -aangevuld in de beantwoording van de Kamervragen van 29 oktober 2019 (Aanhangsel Handelingen 2019-2020, nr. 582)- zien op verdere professionalisering van de aanbestedingspraktijk en klachtafhandeling op lokaal niveau, het inperken van het extreme gebruik van rechtsverwerkingsclausules en de functie van de CvAE. Daarnaast is een wetswijziging van de Aanbestedingswet 2012 voorzien waardoor er meer ruimte is voor rechterlijke toetsing, het hebben van een klachtenloket verplicht wordt en een nieuwe rol van de CvAE wordt vastgelegd. Voor de uitwerking van de maatregelen wordt ook gebruik gemaakt van de klankbordgroep rechtsbescherming.

Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet

Op basis van de Metrologiewet aangewezen instanties stellen vast of een meetinstrument voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt en geven dan een certificaat af waarmee de fabrikant toegang krijgt tot de markt. In Nederland zijn NMi-Certin B.V., Kalibra International B.V., SGS Nederland B.V., Kiwa B.V. en KEMA B.V. aangewezen. Het evaluatierapport van KWINK laat zien dat de aangewezen instanties in Nederland hun taken over het algemeen doeltreffend uitvoeren. KWINK geeft geen overkoepelend oordeel over de doelmatigheid van de aangewezen instanties, hetgeen vanwege de private status van deze instanties ook niet tot de opdracht behoorde. KWINK geeft wel aan dat er indicaties zijn dat de prijs-kwaliteitsverhouding voor conformiteitsbeoordelingen naar behoren is.

Tabel 117 Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 21

  

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Eureka / Eurostars / JTI’s

2020

Is uitgesteld naar 2020.

 

Ruimtevaart

2018

Kamerstuk 24 446, nr. 62

 

Intellectueel Eigendomsbeleid

2018

Kamerstuk 30 635, nr. 5

 

Groeifaciliteit

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering

2020

Is uitgesteld naar 2020.

 

Groene Groei

2020

Is uitgesteld naar begin 2020. De evaluatie door RVO.nl is vrijwel afgerond.

 

Toerisme / NBTC

2019

Kamerstuk 26 419, nr. 75

 

Valorisatieprogramma

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 317

 

WBSO/RDA

2019

Kamerstuk 32 637, nr. 358

 

Evaluatie NFIA

2020

Is uitgesteld naar begin 2020.

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

   
    
X Noot
1

Omdat het beleid onder artikel 2 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 2

Toerisme / NBTCHet Ministerie van EZK verstrekt jaarlijks subsidie aan NBTC, voor het bevorderen van inkomend toerisme en zakelijk bezoek. Dialogic heeft onderzocht wat de legitimiteit, doeltreffendheid en doelmatigheid is van de activiteiten die NBTC in het kader van deze subsidie heeft uitgevoerd in de periode 2016-2019. In de evaluatie wordt geconcludeerd dat overheidsingrijpen en de taken die NBTC momenteel uitvoert zijn te legitimeren vanuit diverse soorten marktfalen. Het gaat hierbij onder andere om activiteiten op het gebied van de promotie van de bestemming Nederland, maar ook om nieuwe activiteiten gelieerd aan de kennis- en datafunctie en de bovenregionale en –sectorale rol op het gebied van aanbodontwikkeling. Er wordt geconstateerd dat het publiek-private samenwerkings- en financieringsmodel er mede toe leidt dat NBTC haar middelen op een efficiënte wijze inzet en zij hierbij zowel publieke als private partijen een rol geeft in de invulling van activiteiten. Tot slot geven de onderzoekers aan dat NBTC op koers ligt om tenminste vier van de vijf afgesproken streefwaarden te halen. Er wordt echter ook geconstateerd dat de wijze waarop de effectmeting op dit moment wordt uitgevoerd het niet (goed) mogelijk maakt om de additionaliteit van de activiteiten van NBTC goed te meten. Komende maanden zal EZK samen met NBTC afspraken maken voor de nieuwe subsidie periode (2020-2023). Belangrijke verbeterpunten, zoals een meer kwalitatieve toepassing van de effectmeting zullen hierbij worden mee genomen.

WBSO/RDAOp 11 april 2019 is de evaluatie van de WBSO, in combinatie met de voormalige RDA (2012-2015), naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierbij is een beleidsreactie gegeven door de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. De evaluatie is uitgevoerd door een consortium bestaande uit Dialogic, APE en UNU-MERIT. Er is gebruikgemaakt van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Het zwaartepunt van de evaluatie lag bij het onderzoeken in welke mate de WBSO van invloed is op de uitgaven aan speur- en ontwikkelingswerk (S&O) door bedrijven. Econometrische schattingen hebben als resultaat opgeleverd dat een euro WBSO gemiddeld genomen 0,90 euro extra S&O-loonuitgaven oplevert bij bedrijven. Door onvoldoende beschikbaarheid van data over overige S&O-uitgaven (materiële uitgaven en uitgaven aan kapitaalgoederen) kon het effect op de totale S&O-uitgaven niet worden gekwantificeerd. De onderzoekers merken op dat het effect op de totale S&O-uitgaven aanzienlijk hoger kan zijn dan het effect op de S&O-loonuitgaven door complementariteit tussen S&O-loonuitgaven en overige S&O-uitgaven. De onderzoekers beoordelen de WBSO verder als een kostenefficiënte regeling qua uitvoeringskosten en schatten in dat de economische baten van de WBSO groter zijn dan de economische kosten, mede vanwege de spillovereffecten die aan S&O verbonden zijn. Het kwantificeren van de effecten van de RDA (afzonderlijk van de WBSO) bleek niet goed mogelijk door beperkingen in de data.

Tabel 118 Artikel 3 Toekomstfonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 31

  

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Innovatiekrediet

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Seed-regeling

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Dutch Venture Initiative

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Business Angels / Informal investors

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Vroege fase financiering

2018

Kamerstuk 32 637, nr. 344

 

Meta-evaluatie financieringsinstrumenten

2019

Kamerstuk 32 637, nr. 386

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
X Noot
1

Omdat het beleid onder artikel 3 met de taakopdracht «Innovatieve Samenleving» meeloopt in de «Brede Maatschappelijke Heroverwegingen», waarin de RPE-vragen 11 t/m 14 ook worden beantwoord, komt de geplande beleidsdoorlichting in 2020 te vervallen.

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 3

Meta-evaluatie financieringsinstrumentenHet mkb-financieringsbeleid heeft tot doel het wegnemen van knelpunten op de mkb-financieringsmarkt voor ondernemers met goede ondernemersplannen, maar die in de markt geen financiering daarvoor kunnen verkrijgen. EZK heeft door Dialogic, Rotterdam School of Management (RSM) en het Erasmus Centre for Entrepreneurship (ECE) een onderzoek laten uitvoeren naar de mate waarin de mix aan financieringsinstrumenten en de beleidsaanpak van het ministerie nog past bij de huidige ontwikkelingen en werking van de MKB-financieringsmarkt. De meeste recente evaluaties van de financieringsinstrumenten zijn in het onderzoek meegenomen. Het onderzoek laat zien dat de markt voor mkb-financiering met name voor de doelgroep klein mkb (het hoogste risicosegment) diverse knelpunten kent waar het huidige mkb-financieringsbeleid goed op aangrijpt, maar waar nog aanvullende inzet op mogelijk is. Specifiek voor kredietverlening geldt dat het mkb in Nederland minder financiering verkrijgt dan het Europees gemiddelde, mogelijk als gevolg van een lagere financieringsbehoefte van bedrijven en de markconcentratie op de mkb-financieringsmarkt. Het instrumentarium is noodzakelijkerwijs gevarieerd om aan te sluiten op een ingewikkelde markt. De instrumenten grijpen aan op reële knelpunten in de markt waarvoor overheidsingrijpen gerechtvaardigd lijkt. Het overkoepelende beeld dat hierbij ontstaat, is dat het beleid voor spill-overs relatief rijk is. Alleen in de proof-of-concept en preseed-fase kent de beleidsmix weinig interventie (wel regionale initiatieven). Minder rijk is het beleid voor coördinatie en ontwikkeling van vaardigheden. Tot slot kan de invloed van verdere digitalisering in de toekomst grote gevolgen hebben, zowel voor aanbieders van financiering als de mkb’ers, maar vooralsnog is de impact hiervan onduidelijk.

Tabel 119 Artikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Klimaat1

2018

Kamerstuk 30 991, nr. 34

 

Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering2

  

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

 

Proeftuinen Smart Grids

2019

Kamerstuk 31 530, nr. 2

 

Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012)

2018

Kamerstuk 32 849, nr. 131

 

Energie Investeringsaftrek (EIA)

2018

Kamerstuk 34 785, nr. 91

 

Pallas

2019

De beleidsverantwoordelijkheid is overgegaan naar VWS.

 

Postcoderoosregeling

2018

Kamerstuk 31 239, nr. 287

 

Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)

2019

Kamerstuk 31 239, nr. 306

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

 

IBO Grondvergoedingen

2019

Kamerstuk 32 813, nr. 403

 

Tussenevaluatie energie-audits (o.b.v. Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED))

2018

Kamerstuk 31 209, nr. 220

 

Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

2019

De evaluatie is inmiddels gereed en zal in het voorjaar van 2020 met de startnotitie Programma energiehoofdstructuur aan de Kamer worden aangeboden.

 

Tussenevaluatie Regeling Duurzame Scheepsbouw

2019

Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83

    
X Noot
1

Betreft de beleidsdoorlichting Klimaat die van IenW is overgegaan naar EZK (dit omvat slechts een deel van het oude artikel 19 van voormalig IenM).

X Noot
2

De opzet van een evaluatiestructuur voor het (nationaal) klimaatbeleid in het kader van de Operatie Inzicht in Kwaliteit komt in de plaats van de geplande beleidsdoorlichting van artikel 4 in 2021 (zie: Kamerstuk 31 865, nr. 126).

Samenvatting afgeronde evaluaties 2019 artikel 4

Proeftuinen Smart GridsDeze regeling was onderdeel van het Innovatie Agenda Energie die in 2016 door RVO is geëvalueerd en door SEO is beoordeeld. Het programma Intelligente netten wilde ondernemers samen met andere partijen in staat stellen om in een realistische gebruiksomgeving te leren over de mogelijkheden van intelligente toepassingen die optimaal kunnen bijdragen aan de realisatie van belangrijke maatschappelijke baten. Het gaat om projecten met een technisch, economisch en/of maatschappelijk risico. Daartoe werd in 2011 de tender Intelligente netten gepubliceerd. Samenwerkingsprojecten met bedrijven als penvoerder konden via deze regeling 40 procent van de meerkosten tegen een maximum van € 4 mln per project subsidie ontvangen. Met de regeling was in totaal € 16 mln gemoeid. Er zijn 12 projecten uitgevoerd. Daarin deden mee: MKB (18 actoren), Grootbedrijf (97 actoren), Kennis-instellingen (15 actoren), Overig (17 actoren). In de evaluatie is gekeken naar de criteria:

  • Potentieel: Heeft het innovatieprogramma potentie? Is er een duidelijke beschrijving van doel, doelgroep en aanpak? Zijn de randvoorwaarden voor uitvoering bekend? Is er sprake van een goed uitgewerkte maatschappelijke relevante, en vooral specifieke op de looptijd van het programma gerichte doelstelling waardoor de effectiviteit op voorhand goed is in te schatten.

  • Veelbelovend: Is het programma in theorie effectief? Hiervoor wordt vanuit de theorie de legitimiteit van het programma onderzocht. In hoeverre verkleinen de gekozen interventies het markt-, transformatief- en systeemfalen?

  • Doelbereiking: Welke resultaten zijn met het programma bereikt? Welke doelgroep is bereikt? Wat is de omvang van het ingezette budget (publiek en privaat)? Wat is de mate van diversiteit van de gefinancierde projecten en komt dit overeen met de focus van het programma?

Op alle drie de criteria scoorde het programma ‘redelijk'. De leerervaringen van de projecten waren input voor het vormgeven (speerpunten) van het innovatieprogramma van de TKI Urban Energy (programmalijnen ‘flexibele energie-infrastructuur’ en ‘energieregelsystemen en -diensten’) en het Meerjarig Missiegedreven Innovatie Programma 5 (Het nieuwe energiesysteem in de gebouwde omgeving in evenwicht) van de Integrale Kennis- en Innovatieagenda (IKIA).

Evaluatie ISDEIn 2016 is de Investeringssubsidie Duurzame Energie (ISDE) geïntroduceerd als middel om ook voor particulieren en kleine bedrijven kleinschalige hernieuwbare energie-opties te stimuleren. SEO Economisch Onderzoek (SEO) heeft de beleidsevaluatie uitgevoerd. Belangrijkste resultaten: De ISDE beoogt een grootschalige uitrol van bewezen technieken op een eenvoudige wijze. Uit de evaluatie blijkt dat er vanaf de openstelling in 2016 in toenemende mate gebruik is gemaakt van de ISDE. In de periode 2016 tot en met 2018 is € 215 mln subsidie verstrekt, waarmee een bijdrage is geleverd aan de aanschaf van 114 duizend apparaten. Deze apparaten produceren in totaal circa 5,3 PJ hernieuwbare energie per jaar en daarmee wordt een jaarlijkse CO₂-reductie van ongeveer 0,3 megaton bereikt. De evaluatie is positief over de beperkte administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de relatief lage uitvoeringskosten van de ISDE.

IBO GrondvergoedingenHet IBO Grondvergoeding Energievoorzieningen had ten doel om meer inzicht te verschaffen in hoe de grondmarkt voor hernieuwbare energie werkt en het effect dat de SDE+-regeling op deze markt heeft. Het onderzoek concludeert dat de bestaande systemen voldoende naar wens werken maar dat de ruimte in Nederland voor wind- en zonne-energie schaars is. Deze bevinding vormt voor het kabinet de aanleiding om het programma «Hernieuwbare Energieopwekking op Rijksvastgoed» uit te werken die nu in oprichting is. In het programma zullen Rijksvastgoedbeheerders circa 80 locaties in kaart brengen waar hernieuwbare energieopwekking realistisch en kansrijk wordt geacht. Binnen de kaders van de Regionale Energiestrategieën (RES) zullen lokale overheden een deel van de voorgestelde locaties kiezen om ontwikkeld te worden. Deze locaties worden opengesteld via een tendersystematiek voor geïnteresseerde marktpartijen. Hiermee draagt het Rijk concreet bij aan duurzaam opgewekte energie op land.

Tussenevaluatie Subsidieregeling Duurzame innovatieve ScheepsbouwBij de behandeling van de EZK-begroting 2019 is naar aanleiding van het amendement Bruins/Veldman aangegeven dat de Subsidieregeling Duurzame innovatieve Scheepsbouw (SDS) in 2019 tussentijds wordt geëvalueerd alvorens een besluit te nemen over het perspectief van de SDS na 2019. De SDS geeft ondersteuning aan scheepswerven die een scheepsbouwinnovatieproject willen uitvoeren dat een bijdrage levert aan duurzame ontwikkeling. In de evaluatie is onderzocht in hoeverre de SDS legitiem, doeltreffend en doelmatig is. Omdat is voortgebouwd op de uitkomsten van de externe evaluatie van de vergelijkbare SIS-regeling, de voorloper van de SDS, en vanwege de beperkte omvang van het projectenportfolio van de SDS is gekozen voor een interne evaluatie in samenspraak met branchevereniging Netherlands Maritime Technology (NMT). Om de kwaliteit te borgen zijn de opzet en uitkomsten van de evaluatie extern gevalideerd door prof. dr. C. Koopmans van de Vrije Universiteit (VU). De belangrijkste bevindingen uit de SDS evaluatie zijn:

  • De SDS is als regeling doeltreffend in de zin dat de beoogde doelgroep wordt bereikt en dat er in 2017 en 2018 in totaal zestien uiteenlopende duurzame schepen worden ontwikkeld die op termijn in gebruik zullen worden genomen. Alle SDS-projecten dragen in potentie bij aan emissiereductie.

  • Over de doeltreffendheid kunnen vooralsnog geen harde conclusies worden getrokken. De analyse van het projectenportfolio maakt goed inzichtelijk tot welke duurzame innovaties de sector in staat is en welke ontwikkelrisico’s die met zich mee brengen. De risico’s die de scheepswerven bij de ontwikkeling van deze schepen lopen, wijken niet af van de gebruikelijke ondernemingsrisico’s van dit type bedrijven (system integrator) in dit soort markten (kapitaalintensieve projecten in kleine series) en vormen op zichzelf dan ook geen legitimering voor overheidsingrijpen.

  • De verkenning van het Europese speelveld laat zien dat alleen Duitsland een vergelijkbare regeling als de SDS heeft waarbij directe ordersteun aan scheepswerven wordt verleend.

  • Omdat er in deze fase van de SDS nog geen harde conclusies getrokken kunnen worden met betrekking tot de doeltreffendheid, is er geen uitspraak mogelijk over de doelmatigheid van de regeling.

Tabel 120 Artikel 5 Een veilig Groningen met perspectief

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Jaar van afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

   
 

Doorlichting artikel 51

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

2. Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

2a. MKBA's

   
    

2b. Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

    

3. Overig onderzoek

    
X Noot
1

Onder voorbehoud in verband met het mogelijk samenvallen met de parlementaire enquête gaswinning Groningen.

Bijlage 3: Inhuur externen

Tabel 121 Ministerie van Economische Zaken en Klimaat verslagjaar 2019 (bedragen x € 1.000)

Programma- en apparaatskosten

 

1. Interim-management

6.795

2. Organisatie- en Formatieadvies

38

3. Beleidsadvies

1.134

4. Communicatieadvisering

1.963

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

9.930

5. Juridisch Advies

2.312

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

96.098

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

6.817

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

105.227

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

84.200

Ondersteuning bedrijfsvoering

84.200

Totaal uitgaven inhuur externen

199.357

Toelichting op het inhuurpercentage 2019

Het kabinet hanteert, naar aanleiding van de motie Roemer, een norm voor externe inhuur van 10% van de totale personeelskosten. Evenals over voorgaande jaren wordt ook dit jaar deze norm overschreden. Het inhuurpercentage voor EZK komt over de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 uit op 24,2%. De overschrijding van de norm voor inhuur van extern personeel is vooral veroorzaakt door DICTU en RVO.nl. Het inhuurpercentage voor EZK over de periode 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 zonder DICTU en RVO.nl komt uit op: 9,5 %.

Bij DICTU wordt de overschrijding van de norm veroorzaakt door de behoefte aan specifieke (ICT-)expertise. Zelf alle kennis in huis hebben dikwijls niet mogelijk en ook lang niet altijd zinvol is, mede gezien de snelle ontwikkelingen op ICT-gebied en de wisselende expertise die dit vraagt. Daarnaast bemoeilijkt de krappe arbeidsmarkt voor ICT-ers de werving van eigen ICT-personeel.

Bij RVO.nl is de aanleiding met name de «flexibele schil», waarmee ingespeeld wordt op fluctuaties in het gevarieerde opdrachtenpakket en waarvoor gespecialiseerde kennis nodig is zoals voor het dossier Groningen en opdrachten van diverse ministeries gericht op ondernemend Nederland bij duurzaam, agrarisch, innovatief, internationaal ondernemen en de afhandeling van de schadeloos-stellingsdossiers Groningen.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2019 door het ministerie buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumtarief van € 225 (exclusief BTW).

Tabel 122 Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

2019

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting

n.v.t.

Bijlage 4: Rapportage burgerbrieven

1 Inleiding

Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) rapporteert hierbij over de correspondentie van het kerndepartement, Agentschap Telecom (AT) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland61(RVO.nl) met burgers voor het kalenderjaar 2019. In deze rapportage wordt een beeld geschetst van de omvang van de correspondentie tussen burgers en EZK en binnen welke termijn deze correspondentie wordt afgehandeld.

Onder de term "burgerbrief» wordt volgens de definitie van de Nationale ombudsman verstaan: elk schriftelijk stuk dat een overheidsinstantie van een burger ontvangt. Het medium (brief, fax of e-mail) maakt daarbij niet uit. Ook het begrip burger is breed. Hieronder worden niet alleen individuele burgers begrepen, maar ook groepen en organisaties.

2. Aantallen62

Tabel 123 Aantal burgerbrieven

Categorie

2018

2019

a. Bezwaarschriften (als bedoeld in de AwB)

1.646

2.298

b. Klaagschriften

76

61

c. Overige brieven en e-mails

2.9521

2.470

d. Wob-verzoeken

177

359

X Noot
1

In voorgaande jaren waren ook de aantallen van de NVWA opgenomen.

a. Bezwaarschriften

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal bezwaarschriften:

Tabel 124 Aantal bezwaarschriften
 

Aantal bezwaarschriften

Afgehandeld binnen verdaagde (wettelijke) termijn

 

2018

2019

2018

2019

Kerndepartement EZK

81

141

87%

85%

RVO.nl

1.325

1.908

93,80%

90,60%

AT

240

249

96%

94%

b. Klaagschriften

Het kendepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal klaagschriften:

Tabel 125 Aantal klaagschriften
 

Aantal klaagschriften

Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn

 

2018

2019

2018

2019

Kerndepartement EZK

23

15

76%

80%

RVO.nl

46

38

96%

93%

AT

7

8

100%

100%

c. Overige brieven en e-mails

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal overige brieven en e-mails:

Tabel 126 Aantal «overige brieven» en e-mails
 

Aantal «overige brieven» en e-mails

Tijdig afgehandeld

 

2018

2019

2018

2019

Kerndepartement EZK

2.946

2.470

77%

83%

AT

6

n.v.t.1

100%

n.v.t.

X Noot
1

Overige brieven en e-mails worden bij RVO.nl niet apart geregistreerd.

d. Wob-verzoeken

Het kerndepartement, Agentschap Telecom en RVO.nl ontvingen in 2019 het volgende aantal Wob-verzoeken:

Tabel 127 Aantal Wob-verzoeken
 

Aantal Wob-verzoeken

Afgehandeld binnen de (verdaagde) wettelijke termijn

Ingebrekestellingen

 

2018

2019

2018

2019

2018

2019

Kerndepartement EZK

94

106

89%

66%

5

8

RVO.nl

55

81

94%

100%

3

0

AT

28

172

94%

9%

n.v.t.

2

Lijst van afkortingen

Tabel 128 Lijst van afkortingen
  

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AMvBs

Algemene maatregel van bestuur

AVG

Algemene Verordening Gegevensbescherming

BBP

Bruto Binnenlands Product

BEE

Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BMKB

Borgstellingsregeling Midden- en Kleinbedrijf

BNP

Bruto Nationaal Product

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCS

Carbon Capture Storage

CEPT

Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CIP

Concurrentiekracht en Innovatieprogramma

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Plan Bureau

CVaE

Commissie van Aanbestedingsexperts

DAB

Digital Audio Broadcasting+B20

DGB&I

Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EIA

Energie- Investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

ESA

European Space Agency

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emission Trading Scheme

EU

Europese Unie

EZK

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

I&W

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

IAEA

International Atomic Energy Agency

ICT

Informatie Communicatie Technologie

IEA

International Energy Agency

IPC

Innovatieprestatiecontract

IPO

Interprovinciaal Overleg

ISB

Incidentele Suppletoire Begroting

JSF

Joint Strike Fighter

JTI

Joint Technology Initiatives

J&V

Ministerie van Justitie & Veiligheid

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KvK

Kamer van Koophandel

LNV

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIP

Meerjaren Investerings Programma

MIT

MKB innovatiestimulering Topsectoren

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MVO

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

NAM

Nederlandse Aardolie Maatschappij

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NCG

Nationaal Coördinator Groningen

NEN

Nederlands Normalisatieinstituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratoruim

NRG

Nuclear Research Group

NSO

Netherlands Space Office

NSFO

Nederlandse Schapen- en geitenfokkers Organisatie

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NWO-TTW

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek-Toegepaste en Technische Wetenschappen

O&O

Onderzoek en Ontwikkeling

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OPTA

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBL

Plan Bureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

Petajoule

PPS

Publiek-Private Samenwerking

R&D

Research and Development

RDA

Research & Development Aftrek

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROAD

Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject

ROM

Regionale Ontwikkelingsmaatschappij

RVB

Rijksvastgoedbedrijf

RVO.nl

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RWT

Rechtspersoon met Wettelijke Taak

SBB

Staatsbosbeheer

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal-Economisch Raad

SNN

Samenwerkingsverband Noord Nederland

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TCMG

Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen

TIVO

Tijdelijk Instituut Versterkingsopgave

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek

TOP

Technische Ontwikkelprojecten

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTF

Title Transfer Facility

TTI

Technologisch Topinstituut

TWh

Terawattuur

UNWTO

United Nations World Tourism Organization

UPD

Universele Postdienst

VMBO

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WBSO

Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk

Wbni

Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZZP

Zelfstandige Zonder personeel


X Noot
1

Kamerstuk 34 298, nr. 27

X Noot
2

Kamerstuk 29 696, nr. 7

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstuk 32 637, nr. 358

X Noot
4

Kamerstuk 35 123, nr. 34

X Noot
5

Kamerstuk 33 009, nr. 70

X Noot
6

Kamerstuk 33 009, nr. 81

X Noot
7

Bijlage bij Kamerstuk 33 009, nr. 82

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstuk 33 009, nr. 82

X Noot
10

Kamerstuk 26 485, nr. 313 en 26 485, nr. 320

X Noot
12

Kamerstuk 31 125, nr. 108

X Noot
13

Kamerstuk 26 448, nr. 451

X Noot
14

Kamerstuk 26 231, nr. 31

X Noot
15

Kamerstuk 24 446, nr. 64 en 24 446, nr. 65

X Noot
16

Kamerstuk 29 502, nr. 173

X Noot
17

Kamerstuk 32 637, nr. 379

X Noot
18

Kamerstuk 32 637, nr. 357

X Noot
19

Kamerstuk 32 637, nr. 360

X Noot
20

Kamerstuk 32 637, nr. 399

X Noot
21

Kamerstuk 32 637, nr. 386

X Noot
22

Kamerstuk 26 419, nr. 75, Kamerstuk 26 419, nr. 81

X Noot
23

Kamerstuk 27 838, nr. 27

X Noot
25

Kamerstuk 29 697, nr. 59

X Noot
26

Kamerstuk 23 987, nr. 362

X Noot
27

Kamerstuk 30 821, nr. 73

X Noot
28

Kamerstuk 35 207, nr. 1

X Noot
29

Kamerstuk 30 821, nr. 97

X Noot
30

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 623

X Noot
31

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 594

X Noot
32

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 640

X Noot
33

Bijlage bij Kamerstuk 26 643, nr. 640

X Noot
34

Kamerstuk 27 879, nr. 71

X Noot
35

Kamerstuk 27 879, nr. 73

X Noot
36

Kamerstuk 26 643, nr. 654

X Noot
37

Kamerstuk 24 095, nr. 492

X Noot
38

Kamerstuk 35 368, nr. 2

X Noot
41

Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 400

X Noot
42

Kamerstuk 33 561, nr. 49

X Noot
43

Kamerstuk 31 239, nr. 307 en 31 239, nr. 308

X Noot
44

Bijlage bij Kamerstuk 33 009, nr. 82

X Noot
45

Kamerstuk 33 009, nr. 81 en 33 009, nr. 82

X Noot
46

Kamerstuk 32 813, nr. 286

X Noot
48

Kamerstuk 31 239, nr. 305

X Noot
49

Kamerstuk 32 813, nr. 341

X Noot
51

Kamerstuk 33 529, nr. 678

X Noot
52

Kamerstuk 33 529, nr. 668

X Noot
53

Kamerstuk 25 250, nr. 2

X Noot
54

Bijlage bij Kamerstuk 33 529, nr. 696

X Noot
55

Kamerstuk 33 529, nr. 609

X Noot
56

Kamerstuk 29 023, nr. 252 en 29 023, nr. 253

X Noot
57

Kamerstuk 35 283, nr. 1

X Noot
59

Kamerstuk 32 637, nr. 358

X Noot
60

De leden van het bestuur van ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 1.

X Noot
61

Het aantal hebben alleen betrekking op EZK.

X Noot
62

De cijfers van 2018 waren gezamenlijke cijfers van EZK & LNV omdat het toen nog niet mogelijk was deze te scheiden. De cijfers van EZK betreffen, naast alle EZK-directies, ook de onderdelen van KD die als ‘gedeelde dienst’ voor zowel EZK en LNV werken.

Naar boven