33 Buitenonderhoud primair onderwijs

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een schriftelijk overleg over de inwerkingtreding wetsvoorstel overhevelen buitenonderhoud primair onderwijs ( 31293, nr. 163 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van OCW van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Al in oktober of november van 2012 wisten we dat we de doordecentralisatie van de middelen voor buitenonderhoud in het primair onderwijs naar de scholen wilden overbrengen. Het is nu juni 2013. Zojuist kregen we een brief van de staatssecretaris waarin hij schrijft dat dit niet meer gaat lukken vóór 1 januari 2014. Ik vraag hem waardoor al die tijd tot nu toe verloren is gegaan. Bovendien roep ik hem op om alles in het werk te stellen om alsnog deze doordecentralisatie mogelijk te maken. Nu al worden gemeenten – die hiervoor tot nu toe verantwoordelijk zijn – namelijk terughoudend bij het onderhouden van de scholen, in afwachting van deze doordecentralisatie. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Overhevelen buitenonderhoud primair onderwijs door te schuiven van 1 januari 2014 naar 1 januari 2015;

overwegende dat scholen gebaat zijn bij een snelle inwerkingtreding van dit wetsvoorstel;

verzoekt de regering, het wetsvoorstel voor de overheveling van het buitenonderhoud zo snel mogelijk in te dienen bij de Tweede Kamer, zodat het nog mogelijk is dit per 1 januari 2014 in werking te laten treden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 164 (31293).

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Aansluitend bij de motie van D66 over het buitenonderhoud, wil ik graag een motie indienen over de huisvestingsgelden als geheel. In 2011 werd een motie van de PVV aangenomen waarin werd gevraagd om het hele budget voor huisvesting direct en zonder tussenkomst van de gemeenten aan de scholen ter beschikking te stellen. Het probleem van onderbesteding zou daarmee worden opgelost. Die onderbesteding bedraagt op dit moment ruim 200 miljoen euro op jaarbasis. Dat geld houden de gemeenten dus op de plank of gebruiken zij om de eigen tekorten aan te vullen. Men gebruikt het geld soms zelfs voor lantaarnpalen. Het gaat dus om 200 miljoen tot 300 miljoen euro die bestemd zijn voor het onderwijs, maar niet worden uitgegeven aan onderwijs. Deze in de Kamer breed gedragen motie van de PVV is nog altijd niet uitgevoerd. Ik vraag daarom om uitvoering van die motie, ook per 1 januari 2014, dus samen met de overheveling van het buitenonderhoud. Het gaat om 200 miljoen tot 300 miljoen euro, geld dat extra wordt ingezet voor huisvesting, en ook nog een groot bedrag voor buitenonderhoud. Dat leidt tot een enorme stimulans voor kleine en middelgrote aannemers. In deze crisistijd, waarin juist die aannemers het hoofd nauwelijks boven water kunnen houden, kan dit heel veel betekenen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat scholen in Nederland in staat gesteld moeten worden om alle middelen die beschikbaar zijn ook daadwerkelijk in te zetten;

constaterende dat dit ten aanzien van de huisvestingsmiddelen niet voldoende gebeurt, getuige het feit dat gemeenten jaarlijks honderden miljoenen euro's voor onderwijshuisvesting uit het Gemeentefonds onbenut laten of voor andere doelen inzetten;

verzoekt de regering, per 1 januari 2014 het onderwijshuisvestingsbudget naar het primair onderwijs over te hevelen, rechtstreeks en geoormerkt aan die schoolbesturen die dat willen en die de competenties hebben om die middelen adequaat te beheren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 165 (31293).

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. De overheveling van de gelden voor buitenonderhoud steunt het CDA van harte. Dat blijkt ook uit de motie-Van Haersma Buma. Echter, wij constateren dat er scholen zijn die ernaar snakken dat dit geld naar hen wordt overgeheveld, maar dat er ook scholen zijn die moeilijk in staat zijn om deze taak over te nemen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord wordt gesteld dat met de plannen van dit kabinet de motie-Van Haersma Buma (33000, nr. 12) wordt uitgevoerd;

overwegende dat overheveling van de middelen voor buitenonderhoud op vrijwillige basis dient te gebeuren omdat het ene schoolbestuur beter in staat zal zijn deze taak over te nemen dan het andere bestuur;

verzoekt de regering, aan scholen de keuze te laten of zij de middelen voor buitenonderhoud zelf in beheer nemen of het bij de gemeente laten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166 (31293).

De heer Van Meenen (D66):

Misschien gaat de staatssecretaris er ook nog op in en wellicht zie ik het verkeerd, maar volgens mij hebben wij het hier over twee verschillende dingen. De Buma-gelden, om ze zo te noemen, gaan volgens mij zonder enige verplichting naar de scholen. Dat betreft een andere som dan die waarover wij het nu hebben. Met deze som, betrekking hebbend op het buitenonderhoud, komt er daadwerkelijk een verantwoordelijkheid op de scholen af. Dat geldt mijns inziens niet voor de Buma-gelden. Ik vraag de heer Rog of hij zich dit realiseert, of zie ik dit verkeerd?

De heer Rog (CDA):

Ik ga met de heer Van Meenen luisteren naar de reactie van de staatssecretaris. Daarna handelen wat mij betreft naar bevind van zaken.

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Het is een bijzondere situatie, want wij bediscussiëren nu een wetsvoorstel dat nog niet in de Tweede Kamer ligt. Uiteraard komt dat wel zo spoedig mogelijk naar de Kamer toe, want er is de afgelopen maanden hard aan gewerkt. Toch hebben sommige dingen wat meer tijd in beslag genomen. We hebben een kabinetswisseling gehad in november 2012. Er is uitvoerig overlegd met de VNG en met BZK over het precieze bedrag dat is gemoeid met de uitname uit het Gemeentefonds ten behoeve van het buitenonderhoud. We hebben ook advies gekregen van de Raad van State. De Raad van State vroeg in het advies om enige aanpassingen op onderdelen. Dat leidt ertoe dat de Kamer het wetsvoorstel in de loop van deze maand krijgt.

Daardoor is het praktisch haast onmogelijk geworden om het wetsvoorstel per 1 januari 2014 in te laten gaan. Volgens mij zou deze Kamer zichzelf er ook geen plezier mee doen, want het zou betekenen dat zij haar eigen procedures dusdanig moet versnellen dat een goed debat in de Kamer niet mogelijk is. Ik weet ook niet hoe de Eerste Kamer erin staat, want die gaat over haar eigen procedures. We zetten alles op die manier wel onder enorme druk. Uiteindelijk doen wij het onderwijs en de gemeenten daarmee geen plezier. Er lopen nu al aanvragen voor buitenonderhoud voor 2014. Die worden beoordeeld. Al die procedures lopen. Als de heer Van Meenen signalen heeft waaruit blijkt dat gemeenten hun buitenonderhoud terugschroeven, iets wat mij niet bekend is, ben ik heel benieuwd welke gemeenten dat zijn. In dat geval moeten wij de oproep laten uitgaan naar de respectievelijke gemeenteraden en lokale politici dat zij hun verantwoordelijkheid nemen en hun wethouders en colleges van B&W daarop aanspreken.

De heer Van Meenen (D66):

Het laatste zal ik uiteraard graag doen. Om maar meteen een gemeente te noemen: Amsterdam, toch niet de eerste de beste. De staatssecretaris zegt terecht dat er nu aanvragen lopen. Als mijn veronderstelling juist is, zal daarmee, voor zover ik weet, op heel veel plekken in dit land – daarover informeer ik de staatssecretaris nog – terughoudend worden omgegaan, juist in het licht van de naderende doordecentralisatie. Als 1 januari niet haalbaar is, vraag ik mij af of het mogelijk is om het zo snel mogelijk te doen. Je zou voor een deel van het budget voor 2014, stel dat je het wetsvoorstel op 1 februari of op 1 maart laat ingaan, al kunnen kiezen voor overheveling. De verplichtingen gaan natuurlijk pas over op het moment dat het budget daadwerkelijk wordt overgedragen.

Staatssecretaris Dekker:

De decentralisatie van de middelen voor het buitenonderhoud staat natuurlijk al wat langer op de rol. Het is dus niet zo dat er ineens, in een jaar, strategisch gedrag van gemeenten optreedt. En als zich dat wel dreigt voor te doen, is dat een verantwoordelijkheid van de lokale gemeenteraden. Zij moeten daar kritisch op zijn. Er ligt immers een wettelijke taak bij gemeenten en gemeenteraden zijn prima in staat om hun wethouders hierop aan te spreken, ook de gemeenteraad van Amsterdam. Daarnaast moeten wij zorgvuldig handelen. Wij hebben vaste kalenderjaren, in tegenstelling tot een aantal jaren terug, toen de bekostiging gebaseerd was op schooljaren. Dit gaat in op 1 januari. Dat is de veranderdatum waaraan wij het beste kunnen vasthouden om het hele proces van gemeenten – ze werken ook met jaarlijkse huisvestingsprogramma's – niet helemaal te doorkruisen. Ik wil de motie van de heer Van Meenen dan ook ontraden.

Datzelfde geldt voor de motie van de heer Rog op stuk nr. 166. Overigens denk ik dat dit een thema is dat prima nog ter sprake kan komen als wij het wetsvoorstel behandelen. Destijds is echter gekozen voor een volledig doordecentralisatie. Buitenonderhoud is ook iets wat voor schoolbesturen veel beter te doen is dan volledige bouwprogramma's, vandaar dat dit laatste bij de gemeenten blijft. Scholen kunnen bovendien altijd onderling afspraken maken over de expertise die ze inhuren om in hun buitenonderhoud te voorzien. Via slimme samenwerking kan het buitenonderhoud goed worden vormgegeven. Het heeft grote voordelen om het naar scholen te verplaatsen. Stel dat een school investeert in dubbel glas in plaats van enkel glas of in isolatie van spouwmuren, dan liggen in de huidige situatie de kosten bij de gemeente en de opbrengsten bij de school. Dat is ook de reden dat dit soort dingen onvoldoende gebeurt. Als je het in één hand legt, verloopt het mijns inziens beter. Om die reden wil ik ook de motie van de heer Rog ontraden.

Ik kom op de motie van de heer Beertema op stuk nr. 165. Deze motie gaat over het budget in het Gemeentefonds. Ook in de motie-Buma wordt hiernaar verwezen. Het gaat om een bedrag van 256 miljoen dat weliswaar in het Gemeentefonds zit, maar niet door gemeenten wordt uitgegeven aan onderwijs. In het regeerakkoord hebben wij afgesproken – dat is een andere route dan de route die de heer Beertema kiest – dat wij deze middelen uit het Gemeentefonds zullen halen en zullen overhevelen naar de scholen zelf. Daarmee veranderen wij niets in de wettelijke taken van de gemeenten; gemeenten blijven verantwoordelijk voor de huisvestingsprogramma's. Wel komt daarmee het bedrag, dat nu aan andere dingen wordt besteed, weer ten goede aan het onderwijs. Ik wil dus ook de motie-Beertema ontraden.

De heer Beertema (PVV):

Dat zou betekenen dat mijn motie overbodig is. Er is dus al een traject ingezet om de onderbesteding ongedaan te maken. Begrijp ik de staatssecretaris goed?

Staatssecretaris Dekker:

Ik lees de motie zo dat u voorstander bent van volledige doordecentralisatie, namelijk alle huisvestingsmiddelen van gemeenten uit het Gemeentefonds halen en toekennen aan scholen. Dat vind ik een veel ingewikkelder verhaal. Daarmee maak je immers ook het primair en het voortgezet onderwijs verantwoordelijk voor het volledige huisvestingsprogramma. Dat is echt ingewikkelder. Je moet je serieus afvragen – ik moet de heer Rog hierin gelijk geven – of je die verantwoordelijkheid wilt neerleggen bij bijvoorbeeld het bestuur van een kleine school. Ik zou daar geen voorstander van zijn. Het bedrag dat gemeenten nu niet uitgeven maar dat wel voor onderwijs bestemd is, gaan wij eruit halen en via de lumpsum uitkeren aan scholen.

De heer Beertema (PVV):

Net als destijds is deze motie ingegeven door de wens om de onderbesteding ongedaan te maken. De staatssecretaris noemt een bedrag van 256 miljoen. Dat is een prachtig bedrag dat beschikbaar kan komen. Als de staatssecretaris kan garanderen dat dit inderdaad gaat gebeuren, maakt het mij niet zo veel uit hoe het gebeurt; als het maar gebeurt. Dan kan ik de motie ook eventueel intrekken.

Staatssecretaris Dekker:

Die garantie hebt u. Dat is volgens mij dan ook aanleiding om uw motie in te trekken.

De heer Beertema (PVV):

Dan trek ik mijn motie graag in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Beertema (31293, nr. 165) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal volgende week dinsdag worden gestemd.

Ik zie dat bijna alle woordvoerders van het volgende VAO aanwezig zijn. Wij wachten even tot mevrouw Van der Burg er is.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven