4 Vragenuur

Vragen van het lid Bisschop aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht "Miljard euro voor bouw op de plank".

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Iedere week loopt de werkloosheid op, gaan bouwbedrijven failliet en dalen de overlevingskansen van nu nog min of meer gezonde bedrijven. Tegelijkertijd is duidelijk dat er nog geld op de plank ligt voor bouwprojecten. Volgens het Economisch Instituut voor de Bouw is er nog een bedrag van ongeveer 1 miljard beschikbaar. Dat is een onverteerbare situatie. Welke actie zal de minister ondernemen om ervoor te zorgen dat het beschikbare geld, dat bij verschillende overheden aanwezig is, werkelijk wordt besteed?

De minister kaatst de bal een beetje terug naar de bouwsector door te stellen dat die snel met goede plannen moet komen. Akkoord, maar dat is volgens mijn fractie hoogstens de helft van de werkelijkheid. Er zijn ook te veel signalen dat bouwprojecten ernstig vertraging oplopen of vastlopen door gebrek aan doorpakken bij overheden. Herkent de minister deze signalen en is hij bereid hierover aan de bel te trekken bij provincies en gemeenten?

Minister Blok:

Voorzitter. Net als de heer Bisschop heb ik zorgen over de werkgelegenheid in de bouwsector. Wij proberen met een pakket maatregelen daar weer een gezond fundament onder te leggen. De optelsom van 1 miljard waarmee Bouwend Nederland is gekomen, klopt rekenkundig maar de gebruikte bedragen vragen wel een toelichting. Daarbij is ook van invloed wie welke rol speelt.

Er wordt gewezen op een bedrag van 50 miljoen dat beschikbaar is voor het onderhoud van monumenten. Dat klopt. Dit bedrag is voor dit jaar voor ongeveer de helft uitgeput. Dit ligt dus op koers. Het geld wordt verstrekt op basis van concrete aanvragen van de eigenaren van monumenten.

Bouwend Nederland wijst op een bedrag van 400 miljoen dat beschikbaar is voor maatregelen voor energiebesparing. Dat is de uitkomst van een optelling van 150 miljoen die wij gezamenlijk in het kader van het woonakkoord beschikbaar hebben gesteld en 250 miljoen die zij uit de SDE-regeling willen overhevelen. Daarvoor is op dit moment nog geen regeling gemaakt. Het is wel mijn stellige ambitie om het bedrag van 150 miljoen te verhogen met private bijdragen. Dat is één van de dingen waarover ik met leden van Bouwend Nederland in gesprek ben. En dat is ook de reden waarom ik niet zozeer de bal terugkaatste, maar opriep om die ambitie, die ik deel, om te zetten in daden aan de tafel waar wij daarover spreken.

Vervolgens is opgeteld 256 miljoen beschikbaar voor verbouw en onderhoud van scholen. Dit bedrag wordt door het ministerie van Onderwijs uitgekeerd in de lumpsum. Dit geld kan vrijelijk worden besteed door de scholen; zij gaan daar zelf over.

Tot slot is in de optelsom een bedrag opgenomen van 300 miljoen voor infrastructuur van het ministerie van I&M. Dit zal onderdeel uitmaken van de besluitvorming over de begroting voor 2014.

Kortom, waar het in mijn macht ligt, heb ik dezelfde haast als Bouwend Nederland. Ik vind het ook terecht dat ik hen vraag op het onderdeel energiebesparing met mij haast te maken. Waar het niet in mijn macht ligt, is het aan scholen, de eigenaren van monumenten en ons bij het opstellen van de begroting.

De heer Bisschop (SGP):

Dit is een beetje waarvoor ik beducht was. Als de minister voor Wonen en het ministerie geen krachtige, stimulerende rol spelen, zit iedereen op iedereen te wachten. Ik ben overtuigd van de bijzondere inzet van de minister, maar ik ben van mening dat er nog wel een extra stap kan worden gezet. Op welke termijn mogen wij van de minister een plan van aanpak verwachten om de hobbels weg te strijken die wij hier niet kunnen gladstrijken, maar waarbij wij wel politiek en bestuurlijk kunnen acteren? Wij moeten niet wachten tot mensen hun verantwoordelijkheid nemen. Natuurlijk is dat belangrijk, maar het gaat om meer. Het gaat ook om een krachtige stimulerende rol. Dat is leiderschap. Ik vraag de minister om hierin een actieve houding aan te nemen en op de bok te gaan zitten om de kar te trekken.

Minister Blok:

De heer Bisschop vraagt mij terecht om een actieve houding. Ik kan met recht en rede zeggen dat er geen sector in Nederland is waar zo veel gemeenschapsgeld naartoe is gegaan, op korte termijn, dan de bouwsector. Boven op de lijst van 1 miljard hebben wij een btw-verlaging op verbouw gerealiseerd van meer dan 200 miljoen, hebben wij 50 miljoen uitgetrokken voor starterleningen, hebben wij in de Tweede Kamer de leegstandswet behandeld die het mogelijk maakt om op een makkelijke manier kantoren te transformeren naar woningen – ik hoop die ook snel te kunnen behandelen in de Eerste Kamer – en hoop ik met Bouwend Nederland mijn schouders te kunnen zetten onder een energiebesparingplan. Dat is allemaal wezenlijker dan elkaar bestoken met actieplannen. Laten wij concreet, met wetgeving of met concrete maatregelen, de spade in de grond steken. Daarbij is de bouwsector en alle mensen die daarin graag een baan willen behouden pas echt gebaat.

De heer Bisschop (SGP):

Inderdaad. Aan plannen ontbreekt het niet. Soms is er echter een extra duwtje nodig om een vliegwiel in beweging te brengen. De SGP-fractie komt binnenkort met een soort actieplan waarin een aantal hobbels wordt gesignaleerd en concrete voorstellen voor maatregelen worden gedaan. Mijn fractie voelt zich echter een beetje Klein Duimpje met drie Kamerleden. Zij vreest dat het haar niet gaat lukken om die hele bouwsector in haar eentje in beweging te krijgen. Mijn fractie nodigt daarom de minister van harte uit om niet alleen de beleidsmatige plannen neer te zetten maar ook daadwerkelijk de stappen te zetten om dat vliegwiel in beweging te zetten. Ik hoor dat helaas nog een beetje te weinig in de reactie van de minister.

Minister Blok:

Ik juich het natuurlijk toe als Kamerfracties, ook kleine, met eigen voorstellen komen. Ik zal die ook met veel belangstelling bekijken. Ik hoop ook echt dat ik daarin nieuwe aangrijpingspunten vind. De vergelijking met Klein Duimpje komt van de heer Bisschop zelf. Uit zijn hoek had ik natuurlijk eerder een vergelijking met David en Goliath verwacht. Ik reken dan ook op grootse daden.

De heer Bisschop (SGP):

Ik probeer aan te sluiten bij wat in deze Kamer leeft.

Minister Blok:

Dan hebt u mij onderschat.

De heer Bisschop (SGP):

Een vergelijking met David stel ik wel zeer op prijs.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voordat deze minister aantrad, vlogen er per dag 50 bouwvakkers de straat op. Sinds hij er zit, zijn dat er 70 per dag. Tot mijn verbazing las ik afgelopen zondag in de Cobouw dat deze minister het eigenlijk helemaal geen probleem vindt dat de woningbouwcorporaties drie keer zo weinig nieuwbouwwoningen gaan bouwen als voorheen door de maatregel van deze minister, de verhuurderheffing. Woningbouwcorporaties waren de laatste kurk waar de bouwsector nog op dreef. Vandaar de volgende vraag aan deze minister: hoe krijgt u het voor elkaar om de belangrijkste financier van woningbouwprojecten op dit moment in Nederland op die manier weg te zetten?

Minister Blok:

Ik heb gereageerd op de vraag of er in de sociale sector een probleem was omdat de bouwproductie in die sector in vergelijking met afgelopen jaren is teruggelopen. Mijn reactie daarop was en is: omdat wij weten dat het aantal sociale huurwoningen in Nederland groter is dan de doelgroep, de inkomensgroep onder € 34.000, is het op zich geen probleem dat in die sector minder wordt bijgebouwd dan op andere plaatsen. Tegelijkertijd is het van belang dat met name in het middenhuursegment, dat in Nederland relatief klein is, een groter aanbod komt. Daarop zijn de maatregelen van de regering ook gericht. Het feit dat het middensegment in Nederland veel kleiner is dan in vergelijkbare landen heeft te maken met het feit dat woningbouwcorporaties dat terrein zijn gaan opzoeken, waardoor andere investeerders geconfronteerd werden met oneerlijke concurrentie.

De heer Knops (CDA):

Deze minister heeft een- en andermaal aangegeven dat wat hem betreft de rol van de overheid kleiner moet worden en die van de markt groter. Nu vraagt iedereen om actie omdat er een probleem is in de sector. Er zijn veel ontslagen. Dat probleem is net al genoemd. De vraag is nu even welke rol deze minister voor zichzelf weggelegd ziet in relatie tot die kleiner wordende overheid. Heeft de minister daadwerkelijk de ambitie om een smeermiddelrol te vervullen om andere partijen, zoals gemeenten en andere overheden, aan te jagen om hun verantwoordelijkheid te nemen? Kan de minister reflecteren op de kritiek die coalitiepartner PvdA heeft gegeven op zijn uitspraken dat het aan de markt is om al dan niet te bouwen en de regie feitelijk bij de markt neer te leggen in plaats van bij de minister?

Minister Blok:

De heer Knops vraagt naar mijn rol als minister, ook in verhouding tot andere overheden. Volgens mij kan ik met recht en rede zeggen dat er op het gebied van wonen de afgelopen decennia niet een zo ingrijpend pakket aan maatregelen in wetgeving is geweest als wij in dit regeerakkoord hebben afgesproken, maatregelen die ik mag uitvoeren en die voor een deel inmiddels ook zijn uitgevoerd. Dat is vanuit de realisatie dat inderdaad in de afgelopen jaren de woningproductie is afgenomen terwijl de werkloosheid en de wachtlijsten toenamen, dus dat er echt moest worden ingegrepen.

Daarbij hoort ook een heldere rolverdeling, bijvoorbeeld tussen woningcorporaties en de markt en bijvoorbeeld tussen lokale overheden en woningcorporaties. Het is niet voor niets dat wij ook in het regeerakkoord hebben afgesproken dat de invloed van gemeenten bij het lokale woonbeleid, dus ook richting woningcorporaties, moet toenemen. Dus volgens mij is de rolverdeling niet alleen een onderwerp van aandacht maar wordt ook daar concreet handen en voeten aan gegeven, middels wetgeving die binnenkort in deze Kamer komt.

De heer Monasch (PvdA):

De PvdA-fractie heeft ook met verbazing kennis genomen van een aantal uitspraken van deze minister, want waar behoefte aan is, leid je af uit de vraag. Bij sociale huurwoningen zijn er enorme wachtlijsten. Daarover kunnen wij op een ander moment nog praten. Wij delen de visie van de minister niet. Wat moet vanuit die visie dan toch zijn opstelling zijn? Waar op dit moment een teveel aan is, zijn koopwoningen. Gaat de minister nu dan ook zeggen dat de bouw maar geen koopwoningen moet produceren omdat ze op dit moment niet aan de straatstenen te slijten zijn?

Minister Blok:

Het is niet aan de minister om te plannen hoeveel woningen er worden gebouwd. De vraag was of het specifiek voor de sociale huursector een probleem is dat daar de productie lager is dan in de afgelopen jaren. U hebt de cijfers ook ter beschikking, waarover we deze week nog gaan spreken bij het woononderzoek. Wij weten dat er ongeveer 600.000 sociale huurwoningen die zijn gebouwd voor lage inkomens worden bewoond door mensen met inmiddels een hoog inkomen. Dat is goed nieuws voor de mensen die inmiddels een hoger inkomen hebbe,n maar het is wel de keerzijde van de wachtlijst waarop de heer Monasch terecht wijst. Er zijn inmiddels een hoop mensen die nu in aanmerking zouden willen komen, en die qua inkomen ook in aanmerking zouden moeten komen, voor een huurwoning, maar die die huurwoning niet vinden omdat die wordt bewoond door mensen met een hoger inkomen. Dat is ook de reden dat wij elkaar hebben gevonden op de inkomensafhankelijke huurverhoging, die in ieder geval betekent dat mensen met een hoger inkomen een huur gaan betalen die past bij de kwaliteit van de woning waarin zij wonen, maar die voor een deel van de mensen ook zal leiden tot de keuze om een vrijesectorhuurwoning of een koopwoning te betrekken.

De voorzitter:

Dank voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven