Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 maart 2010 over het mestbeleid.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het spijt mij wel. Het was een AO met een ontzettend lange agenda. Het ging over het varkensbesluit, het mestbeleid, Natura 2000, ammoniak, noem maar op, dus ik heb een flink setje moties. Ik zal ze zo snel mogelijk voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 1998 middels het Varkensbesluit vastgesteld is dat er hogere welzijnsnormen voor varkens worden ingevoerd, waaronder de bepaling dat een varken minimaal 1 m2 leefruimte zou moeten krijgen;

constaterende dat voor de inwerkingtreding van het besluit een overgangstermijn van tien jaar was afgesproken en dat deze termijn in 2005 met nog eens vijf jaar is verlengd, waarmee de varkenshouders in totaal vijftien jaar de tijd hebben gekregen om aan de normen te voldoen;

verzoekt de regering, af te zien van haar voornemen om het Varkensbesluit te wijzigen en de afgesproken normen en overgangstermijnen uit het besluit gewoon te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 166(28385).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van LNV de Technische Commissie Bodem (TCB) opdracht heeft gegeven, advies uit te brengen over nieuwe verontreinigingen in de bodem van het landelijk gebied;

constaterende dat de TCB concludeert dat het huidige toelatingsbeleid voor biociden, geneesmiddelen en chemicaliën onvoldoende garantie geeft om nieuwe verontreinigingen in het milieu en in de bodem te voorkomen en dat zij adviseert, extra maatregelen op te nemen in het beleid;

verzoekt de regering, het advies van de Technische Commissie Bodem inzake het toelatings- en emissiebeleid op te volgen en voorstellen hiervoor binnen zes maanden aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 167(28385).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks 23 jaar ammoniakbeleid tot op heden 61% van de Nederlandse natuur, waaronder de waardevolle Natura 2000-gebieden, nog steeds ernstig te lijden heeft onder overmatige ammoniakdeposities;

overwegende dat een krimp van de veestapel een van de meest voor de hand liggende maatregelen vormt voor de bescherming van de natuur tegen ammoniak, omdat daarmee de problemen effectief en bij de bron kunnen worden aangepakt;

constaterende dat desondanks de omvang van de veestapel nog altijd geen deel uitmaakt van het instrumentarium van het ammoniakbeleid;

verzoekt de regering, een krimp van de veestapel als instrument op te nemen in het ammoniakbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 168(28385).

De heer Koopmans (CDA):

Ik vraag mij af of mevrouw Ouwehand bij de voorbereiding van deze motie heeft nagedacht over twee zaken. Ten eerste betreft dat het punt dat de Nederlandse veehouderij de enige sector is die, met het strenge beleid dat we in Nederland voeren, het NEC-plafond haalt. Ten tweede betreft dat de vraag of ze het recente rapport van het RIVM heeft meegenomen in haar overdenkingen. Daaruit blijkt dat de invloed van de veehouderij op verzuring en vermesting veel kleiner is dan tot nu toe werd gedacht. Beide punten zijn signalen waardoor je zou denken: het kan wel een beetje minder zuur van de kant van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het zou mooi zijn als Ouwehandonze natuurgebieden wat minder verzuren. Daarvoor is deze motie bedoeld. Ik heb wel degelijk de meest recente cijfers meegenomen. Dan vind ik 61% van de Nederlandse natuur nog een behoorlijk hoog percentage. Daarbij komt – ik leg het de heer Koopmans nog maar een keer uit - dat een NEC-plafond niets zegt over de bescherming van de natuur. Het is een emissiemaatregel. Daar moeten we op sturen, maar we moeten zeker ook direct sturen op de deposities op de natuur. Daarom denk ik dat een krimp van de veestapel onvermijdelijk is.

De volgende motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ondanks de invoering van dierrechten Nederland nog steeds kampt met een groot mestoverschot, met ernstige gevolgen voor milieu en natuur;

concluderende dat het huidige beleid ten aanzien van dierrechten niet effectief is;

verzoekt de regering, het plafond van dierrechten te koppelen aan de mogelijkheden voor verantwoorde mestafzet binnen Nederland;

verzoekt de regering, de overtollige dierrechten uit de markt te halen en hiervoor dekking te zoeken binnen de Reconstructiegelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 169(28385).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoorde de minister al afkeurend mompelen. Ik doe even alsof ik dat niet heb gehoord!

De volgende motie gaat over de compartimentering. Er komt ook nog een motie aan van de heer Waalkens die ik ook ondersteun, maar ik wil het volgende signaal hier ook neerleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende provincies beperkingen wensen op te leggen aan de intensieve veehouderij en daarbij wijzen op de noodzaak van provinciale dierrechtenplafonds;

verzoekt de regering, een provinciale compartimentering van dierrechten in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 170(28385).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de definitieve aanwijzing van Natura 2000-gebieden mogelijk vertraging oploopt;

van mening dat Nederland de in Europa afgesproken deadlines voor Natura 2000 dient te halen;

spreekt uit dat de Natura 2000-gebieden in december 2010, volgens afspraak, definitief aangewezen moeten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 171(28385).

De heer Koopmans (CDA):

De laatste motie van mevrouw Ouwehand horend, ben ik benieuwd of zij met mij blij is dat door uitspraken van de Raad van State na inwerkingtreding van de Crisis- en herstelwet, duidelijk is dat bijna 5000, 6000 bedrijven in de buurt van die natuurgebieden uitdrukkelijk géén Nb-wetvergunning nodig hebben, zoals eerder door mevrouw Ouwehand beweerd is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het is de vraag of de Raad van State de Europese richtlijnen goed genoeg naast de Crisis- en herstelwet heeft gehouden. Ik ben daar niet van overtuigd. Ik verwacht een uitspraak van het Europese Hof. Maar ik begrijp dat de heer Koopmans dit punt even wilde maken: we zitten vlak voor de verkiezingen.

Voorzitter, ik kan u geruststellen, want de laatste motie komt eraan.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stikstof een van de grootste knelpunten vormt in het Natura 2000-beleid;

constaterende dat de regering dit knelpunt wil oplossen middels de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS), waarbij het uitgangspunt wordt gehanteerd dat (bedrijfs)ontwikkeling mogelijk is;

overwegende dat dit uitgangspunt in potentie op gespannen voet staat met het centrale doel van Natura 2000, te weten het behalen van een gunstige staat Ouwehandvan de aangewezen natuurdoelen;

van mening dat nevendoelstellingen als (bedrijfs)ontwikkeling in het Natura 2000-beleid het behalen van de natuurdoelstellingen niet in de weg mogen zitten;

spreekt uit dat in het Natura 2000-beleid op geen enkele wijze afbreuk mag worden gedaan aan het behalen van de natuurdoelen als centraal uitgangspunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 172(28385).

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik zal het kort houden na de motiediarree van de Partij voor de Dieren.

Ik dien één motie in. Ik doe dat samen met mijn gewaardeerde collega uit Limburg, de heer Koopmans van het CDA.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om het "mestoverschot" positief te benutten door onnodige belemmeringen welke mestbewerking en -verwerking in de weg staan, op te heffen ter verkrijging van bouw-, brand-, grondstoffen en/of eventuele eindproducten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Graus en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 173(28385).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter, op de sprekerslijst staat geen tijd achter mijn naam vermeld, dus ik denk dat ik ongelimiteerd de tijd heb. Ik zal u dat echter niet aandoen. Ik heb zelfs geen motie. De heer Graus heeft namelijk gelijk: we moeten zeker in dit mestdebat niet meedoen aan de motiediarree. Ik maak wel twee opmerkingen.

Met graagte steun ik de motie over de compartimentering. Die discussie is buitengewoon heftig gevoerd. Eigenlijk is iedereen het er zo langzamerhand over eens dat de beslissing om de compartimentering destijds af te schaffen, heel dom was. Ik ben blij dat er nu geluiden zijn om die opnieuw in te voeren. De heer Waalkens dient straks een motie in die wij graag hebben meeondertekend.

Ik vraag de minister van VROM of het verstandig is om opnieuw een gedoogbeleid in te voeren voor de huisvesting van varkens. Zij voert een nieuw gedoogbeleid in voor toekomstige stoppers. Ik vraag mij af of deze minister van deze politieke partij het voor haar verantwoording kan nemen dat op deze manier de zaak wordt opgerekt. Het verbaast mij namelijk buitengewoon dat juist de minister van deze partij dat zo gaat doen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Wij hebben in het debat bij zeer diverse onderwerpen stilgestaan. Ik dien twee moties in, waaraan ik later nog een opmerking toevoeg. Ik begin direct met het indienen van de moties, want die zijn helder genoeg.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit recent en meerjarig onderzoek van Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (WUR) blijkt dat zaaiuien een bemestingsadvies hebben van 175 kg N;

overwegende dat ook een second opinion van de commissie Deskundigen Meststoffenwet tot een beoordeling komt die uitgaat van 170 kg N als bemestingsadvies;

overwegende dat over de gehele lijn de normen van akkerbouwgewassen op klei de laatste jaren naar beneden zijn gegaan en dat daarmee ook op bouwplanniveau geen ruimte meer voor uitmiddeling tussen gewassen bestaat;

overwegende dat een akkerbouwer voor zijn inkomen volledig afhankelijk is van de opbrengst en productkwaliteit van zijn/haar gewassen;

verzoekt de regering, de norm voor stikstof op klei voor zaaiuien in het lopende bemestingsjaar naar 170 kg N te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174(28385).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Mijn volgende motie gaat over fosfaatfixerende gronden. Fosfaatfixatie is wel opgenomen in de wet, maar voor de handhaving daarvan is geen goed handvat. Ik hoop daar met de volgende motie meer helderheid over te geven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er fosfaat in de bodem aanwezig is Snijder-Hazelhoffdat wordt uitgedrukt in PAL (grasland) en Pw (bouwland);

overwegende dat bij fosfaatfixerende gronden niet alle fosfaat dat in de grond zit beschikbaar is voor de plant;

overwegende dat P-PAE (dit is een nieuw beschikbaar kengetal) voor fosfaatfixerende gronden aangeeft hoeveel direct beschikbaar fosfaat er voor het gewas aanwezig is;

overwegende dat er dus ondanks een hoge PAL- en/of Pw-waarde op sommige bodemsoorten een fosfaattekort voor het gewas is en P-PAE daar duidelijkheid geeft;

verzoekt de regering, voor fosfaatfixerende gronden, naast PAL en Pw, zich rekenschap te geven van de P-PAE als extra meetinstrument,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Snijder-Hazelhoff, Koopmans en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175(28385).

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Tot slot nog een opmerking. Na een zeer strenge winter hebben wij nu prachtig weer. Door de zon, wind en droogte stuift het verschrikkelijk in de Drentse en de Groningse veenkoloniën. Vroeger hadden de agrariërs de mogelijkheid om een dun laagje mest over die gronden uit te rijden. Die mogelijkheid is er echter nu niet meer. Door het late groeiseizoen is er geen antistuifdek van gerst en is er geen houvast voor de groei van bieten. De papiercellulose is op. Gerst staat er niet en het probleem is groot. Ik verzoek beide ministers om in overweging te nemen, toe te staan dat de komende twee weken een dun laagje mest mag worden uitgereden, zodat de bieten het groeiseizoen in kunnen.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Allereerst dank ik beide bewindslieden voor de wijze waarop zij de motie-Koopmans/Oplaat, waarin de investeringsplannen van boeren op het gebied van dierenwelzijn en op het gebied van ammoniak aan elkaar gekoppeld worden, hebben uitgevoerd. Dat is een zeer verstandige weg en die sluit geweldig goed aan bij het investeringsritme dat de boeren zelf kunnen kiezen en bij ondernemers die met hun bedrijf wensen te stoppen.

Het was een goed en verstandig besluit om de compartimentering uit de wet te halen. Namens mijn fractie vind ik dat nog steeds. Destijds maakten prijsverschillen het mogelijk dat boeren in Brabant hun dierrechten verkochten en in het oosten van het land veel omvangrijker dierrechten aankochten. Daardoor gebeurde toch wat wij destijds nu juist niet wilden. Nu er in provincies op diverse plaatsen forse discussies worden gevoerd, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister nog in gesprek is met gedeputeerde(n) over compartimentering en dierrechten, en aan de slag gaat met eventueel hieruit voortvloeiende beleidsvoorstellen;

verzoekt de regering om in de beleidsvoorstellen ter uitwerking van de compartimentering en dierrechten met een uitwerking te komen van een prikkel voor mestbe- en verwerking, onder andere met afzet buiten de Nederlandse landbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 176(28385).

De heer Koopmans (CDA):

Graag zouden wij dan ook zien dat de minister niet klakkeloos kiest voor één model, maar dat zij onderzoek doet naar welke wijze van compartimentering de verstandigste is en geen onbedoelde neveneffecten heeft.

Tot slot sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Snijder-Hazelhoff over de stuifzandproblematiek. Als wij de bodemverbetering in dit land niet serieuzer gaan oppakken, zullen wij dat nog veel meer gaan meemaken. Ik wil de regering vragen om daar diepgaand onderzoek naar te verrichten om te voorkomen dat wij daar veel meer problemen mee krijgen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb een korte vraag. Schaamt u zich er niet voor dat wij varkens in Nederland niet eens 1 m2 leefruimte gunnen?

De heer Koopmans (CDA):

Nee, daar schaam ik mij totaal niet voor. De norm die wij in Nederland kiezen, is heel verantwoord. Daar komt bij dat die norm in het buitenland bij lange na niet wordt gehaald. Als je in Europa op de meeste plekken de varkens loslaat, dan rennen ze in rijen van vier naar Nederland, klimmen ze hier de hokjes in en zeggen ze tegen elkaar: zo goed hebben wij het nog nergens gehad.

De heer Waalkens (PvdA):

U hebt in uw motie de link gelegd naar de compartimentering. Hebt u er nou spijt van dat u de aanstichter bent geweest van de decompartimentering?

De heer Koopmans (CDA):

De Kamer heeft destijds in meerderheid mijn voorstel overgenomen om de compartimentering af te schaffen. Ik heb daar geen spijt van. Ik vind nog steeds dat de prikkel, het verschil in prijs dat destijds tussen de zuidelijke en oostelijke dierrechten zat, niet verstandig was. Daarom is het goed dat de regering bij de herintroductie van een vorm van compartimentering goed onderzoek doet, daar het LEI bij betrekt en goed bekijkt welk model niet tot een perverse prijsprikkel leidt die juist weer tot grootschalige opschaling van bedrijven zal leiden. Dat was destijds van niemand de bedoeling en zal ook nu van niemand de bedoeling zijn, zeker niet van de CDA-fractie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Cramer, maar die zie ik niet. Dan is het woord aan de heer Waalkens.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over het Varkensbesluit en de consequenties van de aanpassingen die de demissionaire minister van VROM heeft ingezet.

De WaalkensKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aan het Varkensbesluit en het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij per 1 januari 2010 moest zijn voldaan, maar dat er gedoogd wordt;

overwegende dat degenen die de gewenste milieu- en dierwelzijnsaanpassingen aan stalsystemen hebben toegepast, steun verdienen, maar op achterstand komen als andere bedrijven deze niet hoeven uit te voeren;

constaterende dat de eerste actie van de demissionaire minister van VROM is geweest, dispensatie te verlenen aan de bedrijven die aangeven voor 1 januari 2020 te zullen staken met het bedrijf waardoor de achterlopers nog tot 31 december 2019 door kunnen gaan met stalsystemen die geen recht doen aan dierwelzijn en milieu;

constaterende dat van de niet IPPC-bedrijven 30% van deze uitwijkmogelijkheid gebruik lijkt te willen maken;

verzoekt de regering, het besluit van de minister van VROM om dispensatie te verlenen tot 1 januari 2020 terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Polderman en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 177(28385).

De heer Waalkens (PvdA):

Mijn volgende motie gaat over de compartimentering.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onwenselijk is als een verdere concentratie van varkens plaatsvindt in gebieden die gevoelig zijn voor ammoniak;

constaterende dat zich na de afschaffing van de compartimentering een nettotoename heeft voorgedaan van varkens in Noord-Brabant;

verzoekt de regering, de eerder afgeschafte compartimentering van dierrechten opnieuw in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Ouwehand, Polderman en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 178(28385).

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen van mevrouw Snijder over het stuiven en het bestrijden ervan.

Ik heb een motie over een punt dat in het AO Mestbeleid aan de orde kwam. De minister heeft daar overigens over gezegd dat zij een paar weken nodig heeft om haar visie daarover tot een conclusie te brengen. Misschien dat de motie, die ik mede namens een paar collega's indien, haar daarbij kan helpen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat reparatiebemesting voor fosfaat op bouwland alleen plaats mag vinden in de vorm van anorganische meststoffen;

overwegende dat op grasland en op bouwland in gebruik door een biologisch landbouwbedrijf reparatiebemesting voor fosfaat ook in de vorm van organische meststoffen mag plaatsvinden;

van mening dat de afzet van bewerkte meststoffen en het op peil houden van de bodemvruchtbaarheid gestimuleerd moeten worden;

verzoekt de regering, de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zo aan te passen dat ruimte wordt geboden voor reparatiebemesting voor fosfaat met bewerkte organische meststoffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Snijder-Hazelhoff, Koopmans en Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 179(28385).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Dank voor de in tweede termijn gemaakte opmerkingen. Er zaten hier en daar wel wat herhalingen in, althans opmerkingen die ik herkende uit het algemeen overleg en zaken waarover wij uitvoerig hebben gesproken. Kortheidshalve zal ik overgaan tot de beoordeling van de moties die op mijn terrein liggen, waarna de minister van VROM de rest van de moties zal behandelen.

Allereerst de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 166, waarin zij de regering verzoekt, af te zien van haar voornemen het Varkensbesluit te wijzigen en de afgesproken normen en overgangstermijnen uit het Varkensbesluit gewoon te handhaven. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik mijn ogen niet kan, mag en wil sluiten voor de sociale en economische gevolgen van de ammoniak- en de welzijnsmaatregelen. Bij een verdere verhoging per 2013 van de leefoppervlaktenorm wordt het gat met de Europese norm groter. Ik heb daarom al in het algemeen overleg gezegd dat ik Europa achter de vodden zal zitten, zodat daar belangrijke en verantwoorde stappen worden gezet, maar op dit moment ga ik niet het gat en daarmee de effecten voor de Nederlandse varkenshouders vergroten, dus ik ontraad deze motie.

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Ouwehand op stuk nr. 167, waarin zij de regering verzoekt het advies van de Technische Commissie Bodembescherming inzake het toelatings- en emissiebeleid op te volgen en voorstellen hiervoor binnen zes maanden aan de Kamer te doen toekomen. Ik heb dit toegezegd in het algemeen overleg en daarmee is deze motie overbodig.

Dan de motie-Ouwehand op stuk nr. 168 waarin zij de regering verzoekt een krimp van de veestapel als instrument op te nemen in het ammoniakbeleid. Mevrouw Ouwehand ontkent in haar toelichting volstrekt dat er sprake is van een nog te begane weg en dat wij de nodige resultaten boeken in het herstel en behoud van de natuur en in het terugdringen van de ammoniakuitstoot. In het kader van Natura 2000 en alle andere maatregelen zijn we voluit bezig met de invulling en invoering van de Programmatische Aanpak Stikstof. We zijn dus ambitieus. Tegelijkertijd doet de hele agrarische sector mee in het programma Schoon en Zuinig. Hij is een van de sectoren die bovengemiddeld presteren en waarvoor geen aanvullende wetgeving nodig is. En dan gaat mevrouw Ouwehand deze sector extra straffen in plaats van hem te complimenteren met de behaalde resultaten en aan te moedigen om nog een aantal stappen te zetten. Om die reden ontraad ik deze motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik laat deze pittige woorden van de minister maar even voor wat ze zijn. Mijn vraag gaat over de tweede motie. De minister beweert dat zij in het algemeen overleg heeft toegezegd, het advies van de Technische Commissie Bodembescherming op te volgen, zoals ik in deze motie vraag. Dat zou mooi zijn, maar dat heb ik haar niet horen zeggen in het AO. Het zou prachtig zijn als ik de motie kan intrekken, maar dan wil ik wel dat de minister deze overneemt. Dat betekent even een aanscherping van wat zij in het AO heeft gezegd.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik ga geen overbodige moties overnemen. Ik heb in het algemeen overleg gezegd dat we het advies van de TCB overnemen en dat we bezig zijn om dat uit te werken. Ik neem daar niets van terug en ik blijf erbij dat de motie overbodig is.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Mevrouw de minister zei net dat het met de PAS de goede kant op gaat, maar die is er nog niet. Was zij net zo verrast als ik over de kritische opmerkingen hierover van gedeputeerde Keereweer, die aan haar adres gericht waren?

Minister Verburg:

Toen ik de kop van dat interview zag, dacht ik: er gaat iets komen, maar toen ik het hele artikel las, dacht ik: hij zegt eigenlijk tegen zichzelf dat hij zich eens wat meer bij elkaar moet pakken. Als hij inderdaad doet wat ik al jaren zeg, namelijk ervoor zorgen dat je met partijen om de tafel komt te zitten in plaats van met de hakken in het zand tegenover elkaar, is er veel mogelijk. Vervolgens stapte hij met zijn mooie schoenen uit de auto en ging praten met de mensen in het gebied, aldus het artikel. Toen bleek dat de mensen in het gebied zeiden dat zij de problemen met elkaar oplossen. Ik was inderdaad wat verbaasd en verrast, maar uiteindelijk denk ik dat de heer Keereweer ook ziet dat je, door elkaar op te zoeken, met elkaar zaken te willen oplossen en te willen samenwerken, heel effectieve oplossingen kunt vinden waar iedereen enthousiast over kan worden, misschien zelfs wel de heer Keereweer. Dat hoop ik dan.

Dan ga ik in op de motie-Ouwehand op stuk nr. 169. Daarin wordt de regering verzocht het plafond van de dierrechten te koppelen aan de mogelijkheden voor verantwoorde mestafzet binnen Nederland. Verder wordt de regering verzocht om de overtollige dierrechten uit de markt te halen en daarvoor dekking te zoeken binnen de reconstructiegelden. In deze motie staat een conclusie die ik niet deel, namelijk dat het huidige beleid ten aanzien van de dierrechten niet effectief is. Mij dunkt dat dit wel effectief is. Het is niet voor niks dat door verschillende partijen wordt verzocht om na te denken over een voortzetting van enige vorm van dierrechten. Het is bekend dat wij bezig zijn met een onderzoek en dat op enig moment voorstellen worden gedaan waarbij de milieusturing van groot belang is. Ik vind het onzorgvuldig om daarop vooruit te lopen. Om die reden ontraad ik het aannemen van deze motie.

Dan ga ik op drie moties tegelijkertijd in. Dat zijn de motie-Ouwehand op stuk nr. 170 over compartimentering, de motie-Waalkens op stuk nr. 178 met een gelijke strekking en de motie van de heer Koopmans en mevrouw Snijder-Hazelhoff op stuk nr. 176. In het algemeen overleg heb ik gezegd dat ik over dit onderwerp in gesprek zou gaan met de provincies. Ik denk dat het belangrijk is om te kijken wat nodig en gewenst is en welke vorm van compartimentering de meest verstandige vorm is. Dat is precies waar ik nu mee bezig ben. Ik wil op die uitkomsten niet vooruitlopen. Om die reden ontraad ik het aannemen van de moties op stukken nrs. 170 en 178. De motie op stuk nr. 176 wil ik graag "meenemen", dat wil zeggen dat wij zullen bekijken hoe een prikkel kan worden gegeven voor mestbewerking en mestverwerking met afzet buiten de Nederlandse landbouw. Dat sluit precies aan bij de pilots mestverwerking waar wij voluit mee bezig zijn. Ik heb al eerder gezegd dat men daarvan hoge verwachtingen heeft. De motie op stuk nr. 176 zie ik dan ook als een ondersteuning van het beleid.

De heer Waalkens (PvdA):

Is het de minister bekend dat het IPO, maar ook individuele provincies zoals Brabant, Gelderland en Overijssel, het uitdrukkelijke verzoek zullen doen om de oude compartimentering weer in te stellen? Als de minister daarvan op de hoogte is, hoe kan het dan dat zij nu zegt dat zij het allemaal meeneemt? Het verzoek om de oude compartimentering te herstellen is een uitdrukkelijk verzoek dat ook aan de Kamer is gericht. Laten wij nu maar hom of kuit daarover geven.

Minister Verburg:

Dat indringende verzoek van het IPO is mij eerlijk gezegd op dit moment niet bekend. Mij is wel bekend dat hier in de verschillende provincies over wordt gesproken. In het algemeen overleg heb ik gezegd dat ik hierover met de verantwoordelijk gedeputeerden wil spreken omdat wij deze wens uitermate serieus nemen. Als wij echter tot een nieuwe vorm van compartimentering overgaan, laten wij dat dan zorgvuldig doen. Laten wij dan niet automatisch teruggrijpen op wat er eerder was, maar laten wij bekijken of wij een compartimentering kunnen vormgeven die nieuwe elementen in zich draagt die stimuleren en vooruitzien op een verdere verduurzaming. Ik heb dat ook gevraagd in het algemeen overleg. Geef mij de ruimte om dat met de gedeputeerden te bespreken en dat af te ronden, zodat vervolgens een breed gedragen voorstel aan de Kamer kan worden voorgelegd.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat klinkt prachtig. Ik wil de minister best even wat ruimte geven, maar de vraag is welke ruimte de minister vraagt. Dit verhaal ligt er natuurlijk al even. Het debat daarover hebben wij al twee weken geleden gevoerd. Als dit weken duurt, maak ik mij zorgen. Daarom heb ik de motie van de heer Waalkens meeondertekend. Ik denk dat hier snel actie op moet komen. Ik vind dat wij daarbij geen tijd mogen verliezen. Als de minister om tijd vraagt, zeg ik daarop nee. Dan blijven wij gaan voor de genoemde motie.

Minister Verburg:

Ik zie een zekere strijdigheid met de motie die, mede namens mevrouw Snijder-Hazelhoff, is ingediend door de heer Koopmans. Ik heb gezegd dat ik deze zaak uitermate serieus neem, maar wanneer ik in de Kamer ben, kan ik niet overleggen met de provincies. Het heeft echter mijn nadrukkelijke aandacht en ik zal voortvarend optreden. Op de kortst mogelijke termijn zal ik met voorstellen naar de Kamer komen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De motie van de heer Koopmans heb ik van harte ondersteund omdat daarin een vervolgverzoek wordt gedaan. Ik heb de minister de mogelijkheid gegeven om te zeggen dat zij voortvarend te werk zal gaan, maar als ik die garantie niet krijg, blijf ik echt bij de motie.

Minister Verburg:

Er is geen enkele sprake van gebrek aan voortvarendheid. Ik heb dat in het algemeen overleg aangegeven en ik herhaal het nu. Mevrouw Snijder-Hazelhoff moet dat ook van mij aannemen. Als ik echter halve dagen – en soms langer – in de Kamer moet zijn, kan ik geen overleg voeren met de gedeputeerden, maar ik heb voortvarendheid – van harte – toegezegd.

In de motie op stuk nr. 171, ingediend door mevrouw Ouwehand, wordt uitgesproken "dat de Natura 2000-gebieden in december 2010, volgens afspraak, definitief aangewezen moeten zijn". Dat is niets nieuws, ik heb niet anders dan dat gezegd. Daarmee is deze motie overbodig. Wij werken er immers op allerlei manieren aan om dat te realiseren.

In de motie op stuk nr. 172 wordt uitgesproken "dat in het Natura 2000-gebied op geen enkele wijze afbreuk mag worden gedaan aan het behalen van de natuurdoelen als centraal uitgangspunt". Deze motie is evenzeer overbodig, omdat wij allemaal weten dat in de Natura 2000-richtlijnen, de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn de ecologie vooropstaat. Dat daarbij rekening moet en kan worden gehouden met de sociaaleconomische gevolgen of effecten, met de programmatische aanpak stikstof en met de wateropgave moge duidelijk zijn. Dat komt allemaal aan de orde in de beheerplannen. Als doel op zichzelf is deze motie echter overbodig.

In de motie op stuk nr. 173, ingediend door de heer Graus, mede namens de heer Koopmans, wordt de regering verzocht om "het 'mestoverschot' positief te benutten door onnodige belemmeringen welke mestbewerking en -verwerking in de weg staan op te heffen ter verkrijging van bouw-, brand-, grondstoffen en/of eventuele eindproducten". De Kamer weet hoe enthousiast ik ben over dat soort mogelijkheden. Wij doen ons uiterste best. Het allermooiste zou natuurlijk zijn om de mest zodanig te kunnen verwerken dat die door de Europese Commissie erkend zou worden als kunstmest. Dat zou geweldig zijn! Ik zie deze motie dan ook nadrukkelijk als ondersteuning van beleid.

In de motie op stuk nr. 174, ingediend door mevrouw Snijder-Hazelhoff, mede namens de heer Koopmans, wordt de regering verzocht om "de norm voor stikstof op klei voor zaaiuien in het lopende bemestingsjaar naar 170 kg te brengen". In deze casus, waarover wij ook in het algemeen overleg hebben gesproken, gaat het natuurlijk om de afweging van het ondernemersbelang die in balans moet zijn met het milieubelang. Het ondernemersbelang is een maximale opbrengst. Veldproeven laten zien dat een gift tot 170 kg per hectare nog rendabel kan zijn. Over het effect van een dergelijke mestgift voor de waterkwaliteit in de teeltgebieden hebben wij ons laten adviseren door de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet. Deze heeft erop gewezen dat bij die hoge mestgift aanzienlijk meer stikstof kan uitspoelen. Verder is het probleem dat de teelt van zaaiuien is geconcentreerd in gebieden waar de grondwaterkwaliteit op een aantal locaties niet voldoet aan de nagestreefde norm. In de afweging tussen milieubelangen en landbouwbelangen hebben de minister van VROM en ik besloten de huidige norm van 120 kg per hectare weliswaar te verhogen, maar slechts tot 145 kg per hectare. Onderzoek laat zien dat bij die mestgift nagenoeg dezelfde opbrengsten kunnen worden behaald als bij een mestgift van 170 kg per hectare. Op de bodemvruchtbaarheid heeft dat geen effect. Ik had de Kamer beloofd om nog eens uitvoerig te spreken met LTO. Ik heb dat gedaan, maar het heeft niet geleid tot nieuwe inzichten. Ik vind die 145 kg echt een heel redelijk compromis. Gelet op de genoemde bezwaren rondom de uitspoeling, ontraad ik aanvaarding van deze motie.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik vind dit een beetje vreemd, want daarom heb ik in de overweging opgenomen dat de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet zelfs 170 kg nitraat als bemestingsadvies hanteert. Ik ben heel benieuwd op welke onderzoeken naar de waterkwaliteit de minister doelt. Het is het compromis van de minister om te kiezen voor 145 kg. Dat is duidelijk. Ik kom graag in het bezit van deze adviezen inzake het lopen van risico's voor de waterkwaliteit als wij naar 170 kg gaan.

Minister Verburg:

Volgens mij is dit soort adviezen gewoon openbaar. Ik kan mij zo maar voorstellen dat mevrouw Snijder er zelf bij kan, maar ik ben best bereid om haar te laten weten waar zij ze kan vinden of, als ze behapbaar zijn, ze de Kamer toe te sturen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik denk dat deze adviezen mede zijn gebaseerd op onderzoek dat heeft plaatsgevonden in Zeeland. Wil de minister bekijken of daar aan de orde zou kunnen zijn dat vooral de verzilting tot te hoge waarden in het oppervlaktewater leidt? Mijn fractie heeft tal van signalen gekregen dat het niets te maken heeft met wat de agrarische sector doet, maar dat het vooral te maken heeft met de verziltingsproblematiek. Voor de boeren zou het dan onhaalbaar worden om ooit via verantwoord mestgebruik te voldoen aan de normen die wij stellen.

Minister Verburg:

Ik verzoek de heer Koopmans om mij de gegevens waarover hij beschikt, ter beschikking te stellen. Het lijkt mij fair om daarnaar te vragen, want voor enkel veronderstellingen kopen wij niet zo gek veel. Als ik de Kamer toezeg dat wij de adviezen van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet toezenden, beschik ik ook graag over de gegevens die de heer Koopmans op dat punt heeft. Dan kunnen wij ze netjes naast elkaar leggen. Desalniettemin is de norm nu 120 kg en gaan wij naar 145 kg. Dat lijkt mij een heel behoorlijk compromis.

De heer Koopmans (CDA):

Dat doe ik natuurlijk graag, maar het lijkt mij dan ook voor de hand liggen dat enerzijds mevrouw Snijder-Hazelhoff haar motie nog even aanhoudt en anderzijds de minister nog even wacht totdat de informatievergelijking kan worden gemaakt, zodat wij een verstandig, onderbouwd besluit kunnen nemen.

Minister Verburg:

Ik wil daar best nog even mee wachten. Ik heb daartegen geen bezwaar. Ik kan mij wel voorstellen dat er in de praktijk wat haast ontstaat, maar het tempo hebben wij zelf in de hand. Ik heb al gezegd hoe voortvarend ik graag op een aantal punten wil zijn. Als dat wederkerig kan zijn, hoeft het niet lang te duren.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Omdat ik ook nog een aantal zaken van de minister krijg, had ik net al voor mijzelf besloten om de motie aan te houden. Dat lijkt mij in dezen wel verstandig.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Snijder-Hazelhoff stel ik voor, haar motie (28385, nr. 174) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik kom bij de motie op stuk nr. 10 van mevrouw Snijder-Hazelhoff. Ik heb grote bewondering en waardering voor haar technische kennis en deskundigheid. Ik zou haar bijna willen vragen of zij de motie wat wil toelichten, maar dat zal ik niet doen omdat de voorzitter heeft laten weten dat wij uit de tijd lopen. Wat mevrouw Snijder vraagt, kan al. Zij heeft het gehad over fosfaatfixerende gronden, waar alle fosfaat die in de grond zit niet beschikbaar is voor de plant. Ik heb haar gevraagd om voorbeelden daarvan te geven, die mij echter nog niet zijn aangereikt. Als dat ook voortvarend kan, zou dat mooi zijn. Als er daadwerkelijk iets mis is met de fosfaatbemonstering, wil ik die voorbeelden graag bekijken. Ook nu mag er, naast de methode ter berekening van het PAL-getal en het Pw-getal, een methode met minimaal gelijkwaardige betrouwbaarheid en nauwkeurigheid gebruikt worden voor fosfaatbemonstering. Daarom is ook nu al de methode ter vaststelling van het P-PAE-getal toegestaan, mits de uitkomst wordt teruggerekend naar het Pw-getal. Dat kan ik zelf niet helemaal overzien, maar mevrouw Snijder begrijpt vast wat daarmee wordt bedoeld. Dat is beschreven in de toelichting bij de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Ik krijg daarom heel graag voorbeelden van fosfaatfixerende gronden, maar deze motie is overbodig.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik wil niet te diep de techniek induiken. Hetgeen in de wet staat is goed bedoeld, maar het gaat erom dat wordt uitgesproken dat je juist P-PAE als nieuw meetinstrument mag meerekenen. Het is namelijk niet voldoende om uit te gaan van PAL- en Pw-waarden et cetera. Er moet naar nieuwe technieken worden gekeken. Dit instrument is noodzakelijk om de herberekening van het fosfaat dat nodig is voor planten, te kunnen meewegen. Ik kan de minister allerlei voorbeelden geven, maar dan wordt het heel technisch. Haar ambtenaren zullen het ongetwijfeld begrijpen en die wil ik het echt nog een keer toelichten. Dit kan echter niet overbodig zijn, want hier struikelt men over. De wet is dus goed bedoeld, maar ik hoop dat de minister dit als een stukje ondersteuning van haar beleid wil zien.

Minister Verburg:

Ik zie het niet zitten om het zo te gaan spelen. Ik heb tijdens het algemeen overleg de Kamer gevraagd om met voorbeelden te komen en concreet te worden. In het actieprogramma zoeken wij steeds naar oplossingen. Wij gaan tot het gaatje, overal waar het kan. Wij komen met maatwerk allerlei groepen in de sector tegemoet. Wij gaan het echter niet zo doen. Als mevrouw Snijder concrete voorbeelden heeft, dan moet zij die geven. Dan leggen wij die voorbeelden naast hetgeen al in de wet is beschreven en dan bezien wij of het nodig is om daar nog iets aan te wijzigen. Mevrouw Snijder mag van mij niet vragen om haar daarvoor vanmiddag carte blanche te geven. Dat gaat niet gebeuren. Kom met voorstellen, dan bekijken wij of er een knelpunt of een probleem bestaat dat om een extra oplossing vraagt.

De voorzitter:

Ik wijs de minister en mevrouw Snijder erop dat dit een afsluiting is van een algemeen overleg. Graag een beetje sneller.

Minister Verburg:

Voorzitter. Met de indiening van veertien moties, waarvan sommige een hoog technisch gehalte hebben, wordt dit lastig.

De voorzitter:

Het is allemaal wetgeving.

Minister Verburg:

Ik ga verder met de laatste motie die op mijn terrein is ingediend. Dat is de motie van de heer Van der Vlies. Hij verzoekt de regering, de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet aan te passen, zodat ruimte wordt geboden voor reparatiebemesting voor fosfaat met bewerkte organische meststoffen.

Ik heb toegezegd te zullen kijken naar de toepassing van de dikke fractie uit de mestpilots. Feitelijk lopen die pilots dit najaar af. Een voorziening voor alleen dit jaar heeft weinig voordeel. Als er echter een vervolg komt op de pilots, dan ben ik bereid om daar ruimte voor te bieden. De heer Van der Vlies weet dat wij ons allebei inzetten voor een vervolg van de pilots, net als overigens de heer Koopmans en de heer Graus. Ik ben hierover in overleg met de Europese Commissie. Als de heer Van der Vlies dat bedoelt, dan koersen wij in dezelfde richting. In dat geval zie ik zijn motie graag als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Snijder vroeg om een onderzoek naar stuifzand en het uitrijden van een dun laagje mest op bieten. In het vierde actieprogramma is aangegeven dat er voldoende mogelijkheden zijn om stuifzand te bestrijden. Het bedrijfsleven moet en kan daarmee aan de slag. Ik zeg toe dat ik nog een keer met de sector zal overleggen of de alternatieven voldoende zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil nog even terugkomen op mijn motie op stuk nr. 167. Wij discussieerden over de vraag of de minister daarvoor een toezegging had gedaan. Ik heb de toezeggingen tijdens het algemeen overleg nog even gecontroleerd. De minister heeft niet toegezegd het advies van de Technische Commissie Bodembescherming over te nemen. Ik wil mijn motie met alle liefde intrekken, als de minister die toezegging alsnog doet.

Minister Verburg:

Het is gebruikelijk om zo'n advies met ons oordeel daarover naar de Kamer te sturen.

Ik krijg zojuist op papier aangereikt waar het om gaat. Mevrouw Ouwehand vraagt naar het TCB-advies. Ik heb daarover op 22 maart al een vrij uitvoerige brief geschreven. Ik heb ook aangegeven welke conclusies wij uit het TCB-advies trekken. In het TCB-advies staat dat niet is aan te geven wat de omvang is van mogelijke risico's en nieuwe verontreinigen. Voorts staat daarin dat nader onderzoek noodzakelijk is. Mevrouw Ouwehand weet dat wij permanent onderzoek doen. Me dunkt dat dit toch een heel behoorlijke toezegging is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij moeten het wel even scherp krijgen. Het gaat om een advies van de TCB. In mijn motie verzoek ik de regering, dat advies over te nemen. De minister zegt nu: wij doen al onderzoek, maar dat is iets anders. De minister neemt de motie over, en dan trek ik haar in, of er is iets anders aan de hand, en dan zal ik haar in stemming moeten brengen.

Minister Verburg:

Ik stel voor, dat u de motie in stemming brengt. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

De heer Koopmans (CDA):

Ik dank de minister voor haar toezegging aan mevrouw Snijder met betrekking tot de problematiek van de stuifgronden. Ik vraag haar wel of zij bereid is, meer fundamenteel onderzoek naar bodemvruchtbaarheid in relatie tot de verstuivingsproblematiek in gang te zetten, en daarbij samen met WUR te bezien of een en ander noodzakelijk is. De Kamer heeft al vaker uitgesproken dat zij van mening is dat het noodzakelijk is om op dit punt meer te doen, om te voorkomen dat meer gebieden met deze problematiek te maken krijgen.

Minister Verburg:

Ik zal dit overwegen en ik zal het de Kamer laten weten in het kader van de voorbereiding op het vijfde actieplan.

Minister Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Er is één motie ingediend en één vraag gesteld die alleen op mijn terrein ligt. De vraag viel eigenlijk samen met de motie, dus ik denk dat ik met het geven van mijn oordeel over de motie ook de vraag van de heer Polderman als vanzelf heb beantwoord. De motie van de heer Waalkens en anderen heeft als dictum: ... verzoekt de regering, het besluit, dispensatie te verlenen tot 1 januari 2020, terug te draaien. Dit besluit dat ik heb genomen als demissionair minister, als een van de eerste dingen, is bedoeld om milieuwinst te behalen en om agrariërs niet onnodig in de problemen te brengen. De "stoppersregeling" realiseert de beoogde reductie van ammoniak, maar dwingt tegelijkertijd geen grote investeringen af van boeren die weten dat zij gaan stoppen. Het zou natuurlijk buitengewoon jammer zijn als je heel veel investeert in een bedrijf, na een aantal jaren stopt en dan geen mogelijkheid meer hebt om die investeringen af te schrijven. Dat kan de pensioenen en de positie van deze boeren buitengewoon in gevaar brengen. Daar heb ik oog en oor voor, vandaar deze stoppersregeling.

In de overwegingen van de motie staat: "constaterende dat van de niet-IPPC bedrijven 30% van deze uitwijkmogelijkheid gebruik lijkt te willen maken". Bij die overweging wil ik wel een kanttekening maken. Inderdaad bestaat bij de sector de verwachting dat 30% van de bedrijven zal stoppen, maar het grootste deel daarvan zal dat wel voor 2013 doen. Uiteindelijk hebben wij het maar over een heel klein gedeelte van de bedrijven, die ik niet met hoge investeringen wil opzadelen. Dat is de reden waarom ik de aanneming van deze motie ontraad.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de beide bewindslieden voor hun antwoorden. De stemming over de moties vindt plaats bij de eindstemming vanavond.

Naar boven